Reactienota zienswijzen Naar aanleiding van zienswijzen ingekomen op zes ontwerpverordeningen, vastgesteld bij GS-besluit van 18 september 2012, op grond van artikel 8.1a en 8.64 van de Wet luchtvaart
Vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 23 april 2013
1
Inleiding Gedeputeerde Staten stelden op 18 september 2012 bij verordening de zes hieronder genoemde ontwerp-luchthavenregelingen vast voor luchthavens voor Micro Light Aeroplanes en/of gemotoriseerde schermvliegers: A. de ontwerpverordening Luchthaventerrein Arum; B. de ontwerpverordening Luchthaventerrein Jirnsum; C. de ontwerpverordening Luchthaventerrein Ypecolsga; D. de ontwerpverordening Luchthaventerrein Akkrum; E. de ontwerpverordening Luchthaventerrein Kollumerzwaag; F. de ontwerpverordening Luchthaventerrein Nieuwehorne. De ontwerpverordeningen zijn gepubliceerd in de regionale kranten en op onze website. De stukken hebben van 24 september t/m 5 november 2012 ter inzage gelegen. Deze Reactienota geeft de ingekomen zienswijzen weer en de overwegingen daarbij. Samenvatting van de zienswijzen en reactie A.
De luchthavenregeling Arum;
Tegen deze luchthavenregeling zijn geen zienswijzen ingediend.
B.
De luchthavenregeling Jirnsum;
Zienswijze van J.H. Smittenberg en R.C. Postma, Rijksweg 59, 9011 VB Jirnsum, gedateerd 10 september 2012 en ontvangen op 11 oktober 2012. Deze zienswijze wordt ondersteund door A. Zwanenburg en S. Droogh, Rijksweg 112, 9011 VH Jirnsum, gedateerd en ontvangen op 1 november 2012: 1.
Met de MLA’s wordt gevlogen bij mooi, stil weer. Het gevolg hiervan is dat de vliegtuigen tot op enkele kilometers afstand hinderlijk hoorbaar zijn. Dit juist op tijden dat men buiten van rust en stilte kan genieten. Dit geldt zowel voor de vaste bewoners van het gebied als voor de (water)recreanten.
2.
Vogels en andere dieren in het open weidegebied buiten de formele natuurgebieden worden opgeschrikt.
3.
Ook wanneer de vliegers zich aan de voorschriften houden en niet boven de bebouwde kom vliegen, treedt naar ervaring van de heer Smittenberg behoorlijke overlast op in een groot gebied. Het gebruik van MLA’s in gebieden met hoge natuur- en landschapswaarden zoals het Sneekermeer en wijde omgeving had daarom eigenlijk helemaal niet toegestaan mogen worden.
4.
GS geven aan dat sprake is van voortzetting van bestaand gebruik omdat er eerder een ontheffing voor deze locatie is verleend. Deze ontheffing is echter verleend voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik. In de ontwerp-luchthavenregeling is deze beperking niet langer opgenomen en mogen er wel 100 starts en landingen per jaar worden uitgevoerd. Met andere woorden: het gaat niet langer om tijdelijk en uitzonderlijk gebruik, maar om regulier gebruik.
5.
Nabij Terherne/ Akkrum zijn al drie terreinen voor regulier gebruik beschikbaar. De noodzaak van een vierde terrein aan de overzijde van het Sneekermeer wordt op geen enkele manier aannemelijk gemaakt.
6.
Dhr Smittenberg, mw Postma, mw Zwanenburg en dhr Droogh pleiten er voor om voor Luchthaventerrein Jirnsum helemaal geen vergunning af te geven. In ieder geval dient een 2
nieuwe regeling beperkt te blijven tot de in de bestaande vergunning bedoelde uitzonderlijke gevallen. Commentaar: Ad 1. Wij zijn van mening dat deze zienswijze ongegrond is. Het aspect van geluidshinder in de lucht maakt geen onderdeel uit van een luchthavenregeling. De luchtzijdige kant van het vliegen valt onder het bevoegd gezag van de Minister van Infrastructuur en Milieu, onderdeel Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT). Ter verduidelijking merken we het volgende op. In Nederland dient een paramotor ingeschreven te staan in het Nederlands Burgerluchtvaartregister en om hiervoor in aanmerking te komen, dient de motor een strenge Duitse (DULV) keuring te ondergaan, waarbij naast constructie en klimgedrag ook de geproduceerde hoeveelheid geluid gemeten wordt. Conform de wet mag een paramotor die vol gas vliegt op 500 voet (ongeveer 150 meter hoogte), niet meer dan 60 dB op de grond waarneembaar geluid produceren, wat te vergelijken is met het geluidsniveau van een airconditioning of een normale conversatie. Overigens is de minimale vlieghoogte boven aaneengesloten bebouwing minimaal duizend voet (300 meter). Ad 2. Wij zijn van mening dat deze zienswijze ongegrond is. De Wet luchtvaart kent geen rechtstreekse bepalingen ten aanzien van de natuurwetgeving (Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet). De natuurwetgeving en de Wet luchtvaart staan los van elkaar. Daarom dient de toetsing vanuit de natuur ook plaats te vinden op basis van de geldende natuurwet- en regelgeving (specialiteitsbeginsel oftewel Lex specialis). Dit is in lijn met de uitspraak van de rechter in Utrecht van 30 maart 2011 (LJN: BP9847) en de rechtbank van ’s-Hertogenbosch van 11 april 2012 (LJN: BW3505). Ten aanzien van de verstoringen als gevolg van het overvliegen, zijn wij niet bevoegd. Zie ook Ad 1. Wij hebben de exploitant er ten tijde van de ontheffingverlening op basis van de Wet samenhangende besluiten (Wsb) overigens wel op gewezen dat er op het perceel of in de nabijheid van het perceel mogelijk ook diersoorten voorkomen, waardoor hij dient te beschikken over een ontheffing op grond van artikel 75, lid 3, van de Flora- en Faunawet. Het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is daarvoor de aangewezen instantie. Het is primair de verantwoordelijkheid van de exploitant om zich ervan te vergewissen of de vliegactiviteiten waarvoor deze luchthavenregeling gaat gelden, ook leiden tot strijdigheid met de Flora- en Faunawet en om zo nodig een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet aan te vragen. De Wsb is niet van toepassing op verordeningen. Desondanks hebben wij naar aanleiding van deze zienswijze besloten om deze verantwoordelijkheid van de exploitant expliciet op te nemen in de overwegingen van de luchthavenregeling. Ad 3. Wij zijn van mening dat deze zienswijze ongegrond is. Vermeende overlast als gevolg van een MLA op natuur- en landschapswaarden is geen toetsingskader bij het verlenen van een Luchthavenregeling. Zie ook Ad 2.
3
Ad 4. Wij zijn van mening dat deze zienswijze ongegrond is. Op 16 december 2011 hebben wij voor de genoemde locatie een zogenoemde TUG-ontheffing verleend. Deze ontheffing staat voor deze locatie het gebruik toe van maximaal 60 vliegbewegingen (30 starts en 30 landingen) per dag voor maximaal 12 dagen gedurende een jaar. Dit betekent dat op jaarbasis maximaal 720 vliegbewegingen mogen plaatsvinden. In de Luchthavenregeling wordt dit teruggebracht tot maximaal 200 vliegbewegingen (100 starts en 100 landingen) per jaar. Wel is het aantal dagen losgelaten. Hiermee kunnen de bewegingen - en daarmee de mogelijke overlast- beter over het jaar worden verspreid. Aangezien de exploitant het voornemen heeft deze locatie voor langere tijd te gebruiken, is inderdaad niet langer sprake van tijdelijk en uitzonderlijk gebruik. Dat is voor ons ook de aanleiding geweest deze Luchthavenregeling op te stellen. Ad 5. Wij zijn van mening dat deze zienswijze ongegrond is. Het terrein bij Jirnsum is juist bedoeld om de vliegactiviteiten meer te kunnen spreiden en de belasting op de omgeving van Akkrum te verminderen. De exploitant heeft de mogelijkheid om naar gelang de omstandigheden te kiezen uit de gunstigste locatie. Zie ook Ad 4. Ad 6. Wij zijn van mening dat deze zienswijze ongegrond is. Zoals onder Ad 4 al staat aangegeven, hebben wij het aantal vliegbewegingen per gebruiksjaar ten opzichte van de TUG-ontheffing gereduceerd. Daarnaast is er sprake van structureel gebruik, waardoor een TUG-ontheffing niet langer volstaat.
Aanvullende zienswijze van mevrouw A. Zwanenburg, Rijksweg 112, 9011 VH Jirnsum, gedateerd 23 oktober 2012 en ontvangen 14 november 2012: 7.
Mevrouw Zwanenburg geeft aan dat het schermvliegen zal leiden tot ernstige geluidshinder bij het prachtige en stille natuurgebied Potskar, ter vermaak van enkele toeristen. Dit zal leiden tot nadelige gevolgen voor de talrijk aanwezige vogels en voor de mens die hier nog rust en stilte kan ervaren.
Commentaar: Ad 7. Wij zijn van mening dat deze zienswijze ongegrond is. Het luchthaventerrein Jirnsum is gelegen op 700 meter afstand van het Natura 2000-gebied ‘Sneekermeergebied’ en een ganzengedooggebied. Wij zijn alleen bevoegd iets te vinden van het starten en landen. Op het moment dat de paramoteur los is van de grond, houdt onze bevoegdheid op. De luchtzijdige kant van het vliegen valt onder het bevoegd gezag van de Minister van Infrastructuur en Milieu, onderdeel IL&T. Zie ook Ad 1 en 2. Ter verduidelijking merken we het volgende op. Artikel 45 van het Luchtvaartverkeersreglement regelt de vlieghoogten. Kort gezegd komt dat erop neer dat, behoudens het starten en landen, boven 4
aaneengesloten bebouwing een minimale vlieghoogte geldt van 300 meter (1000 voet) en elders boven water of de grond 150 meter (500 voet). Vanuit deze wet is er dus geen extra bescherming voor natuurgebieden. De Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (KNVvL) heeft echter een gedragscode “verantwoord vliegen’’ opgesteld. Hierin is opgenomen dat bij de planning van een vlucht en tijdens de vluchtuitvoering, natuurbeschermingsgebieden (waaronder Natura 2000-gebieden) zoveel mogelijk worden vermeden. In die gevallen waarin het overvliegen van deze gebieden niet valt te vermijden, wordt een vlieghoogte van minimaal 1.000 voet aangehouden, behoudens wanneer sprake is van een beroepsmatige noodzaak om lager te vliegen. Zienswijze van R.A. Kleefstra, Westerein 4, 9014 CA Tersoal, gedateerd 2 november 2012 en ontvangen 5 november 2012: 8.
De heer Kleefstra geeft aan dat bij mooi en rustig (vlieg)weer er vele bootjes voor anker liggen in het noordoostelijke deel van het Sneekermeer. De heer Kleefstra zelf is daar één van. Daar is het rustig, het zwemwater is van goede kwaliteit en de bodem is hard. Juist die hoek ligt het dichtst bij het genoemde terrein op ongeveer 750 meter afstand. Niet alleen het motorlawaai is hinderlijk, maar ook de privacy wordt aangetast door de laagvliegende schermvliegtuigjes. Dat is nu al zo, maar zal vele malen erger worden.
9.
De Mardyk en Grienedyk zijn bijzonder populair om een wandelingetje te maken; ook vele recreatieve fietsers maken hiervan gebruik.
10.
In die hoek tegen het Sneekermeer liggen enkele natuurgebieden van Staatsbosbeheer (Potschar II). Dergelijke grote vliegers over en langs dit gebied brengen onrust in het veld met - wellicht tijdelijk- verlaten en dus onbeschermde jonge vogels en dieren.
Commentaar Ad 8 Wij zijn van mening dat deze zienswijze ongegrond is. Het aspect van geluidshinder in de lucht maakt geen deel uit van de Luchthavenregeling. De luchtzijdige kant van het vliegen valt onder het bevoegd gezag van de Minister van Infrastructuur en Milieu, onderdeel ILT. Wat betreft de geluidshinder vanuit het luchtruim verwijzen wij naar Ad 1. De waarborging van de privacy van burgers is ook niet een aspect dat in deze luchthavenregeling aan de orde komt of kan komen. Dit behoort niet tot bevoegdheden van de provincie. Ter verduidelijking merken we het volgende op. ILT geeft aan dat als er gestart of geland wordt, dit in een vast patroon en tegen de wind in gebeurt. Dit wordt een luchtverkeerscircuit genoemd. Voor het starten en landen mag in dit luchtverkeerscircuit lager dan de minimumvlieghoogte worden gevlogen. In het algemeen kan worden gesteld dat een gezagvoerder die bezig is met het starten of landen van een luchtvaartuig, zijn aandacht volledig heeft gericht op de handelingen die hij moet verrichten om te starten en te landen. Dit geldt des te meer bij lesvluchten. Met betrekking tot het overvliegen in relatie tot de privacy, kan worden gezegd dat de minimum vlieghoogte van een luchtvaartuig 150 meter buiten de bebouwde kom moet zijn en 300 meter boven de bebouwde kom. Vanaf een dergelijke hoogte en met een horizontale verplaatsing, is het zeer lastig om gericht specifieke woningen en de daarin of daarbuiten bevindende personen te observeren. Het overvliegen van een vliegtuig is voor het schenden van privacy dan ook niet veel anders dan van een bestuurder van een auto die met een normale snelheid langs een woning rijdt.
5
Ongeacht de beoogde luchthaven kunnen luchtruimgebruikers nu ook op de minimale hoogte over woningen vliegen. Als er een paramoteur over het Sneekermeer vliegt, hoeft deze niet noodzakelijkerwijs op het veld in Jirnsum te zijn gestart. Daarom is de ILT van mening dat de privacy van omwonenden niet wordt aangetast door overvliegende luchtvaartuigen. Ad 9. Wij zijn van mening dat deze zienswijze ongegrond is. Wij nemen deze opmerking voor kennisgeving aan. Het gebruik van de luchthaven staat het gebruik van de Mardyk en Grienedyk als wandel- en fietsroute niet in de weg. Ad 10. Wij zijn van mening dat deze zienswijze ongegrond is. De Wet luchtvaart kent geen rechtstreekse bepalingen ten aanzien van de natuurwetgeving. Zie ook Ad 2.
C.
De luchthavenregeling Ypecolsga;
Tegen deze luchthavenregeling zijn geen zienswijzen ingediend. D.
De luchthavenregeling Akkrum;
Zienswijze van J.J.L. Smit, Rietspinner 3, 3831 DP Leusden, gedateerd 25 september 2012 en ontvangen 26 september 2012: 11.
De familie Smit verblijft jaarlijks zes maanden in een woning aan de zuidoever van het Pikmeer bij Grou. De rust wordt regelmatig verstoord door rondvliegende en boven het huis stationair hangende zgn. MLA’s. Met name het aantal decibels die het aandrijfaggregaat produceert, is een bron van ergernis. Dit in weerwil dat ze kennelijk voldoen aan de voorschriften van de RLD.
12.
Een toename van het aantal MLA’s verhoogt het risico op calamiteiten.
13.
Het voornemen is in strijd met het bestemmingsplan.
14.
De heer Smit vraagt zich af of het voornemen van de provincie wel passend is in een overgangsperiode waarin de herindeling van de gemeente Boarnsterhim nog bekrachtigd moet worden door de Raad van State en waarbij Akkrum onder bestuur van de gemeente Heerenveen gaat vallen.
15.
De heer Smit vraagt zich af of het voornemen is getoetst bij de betreffende natuur- en milieuorganisaties.
Commentaar Ad 11 Wij zijn van mening dat deze zienswijze ongegrond is. Het aspect van geluidshinder in de lucht maakt geen onderdeel uit van een luchthavenregeling. De luchtzijdige kant van het vliegen valt onder het bevoegd gezag van de Minister van Infrastructuur en 6
Milieu, onderdeel IL&T. Zie hiervoor Ad. 1. Bovendien ligt de woning van de familie Smit op plm. drie kilometer afstand van luchthaventerrein Akkrum, perceel 3. Het is niet gezegd dat de eventueel overlast veroorzakende MLA’s afkomstig zijn van dit luchthaventerrein. Ad 12 Wij zijn van mening dat deze zienswijze ongegrond is. Van een toename van het aantal MLA’s of het aantal vergunde vluchten is geen sprake. Het betreft hier een locatie die reeds jaren gebruikt wordt. Bovendien is de bevoegdheid van de provincie beperkt tot het starten en landen. Over vliegveiligheid hebben wij niets te zeggen. Ook hier ziet de ILT op toe. Ter verduidelijking van aspect vliegveiligheid merken we het volgende op. Om een luchtvaarttuig te mogen besturen, moet men in het bezit zijn van een bewijs van bevoegdheid. Om dit bewijs van bevoegdheid te verkrijgen, moeten theoretische en praktische vaardigheden worden aangetoond. Een luchtvaartuig mag alleen in het luchtruim worden gebracht als deze is voorzien van een (speciaal) bewijs van luchtwaardigheid. Uiteraard moet een luchtvaartuig conform de aanwijzingen van de fabrikant worden onderhouden. Als aan deze voorwaarden is voldaan, kan een luchtvaartuig veilig in het luchtruim worden gebruikt. Ook dient iedere luchtruimgebruiker zich aan alle geldende luchtvaartregels te houden. In diverse regelingen, zoals bijvoorbeeld de Regeling MLA’s, kunnen specifieke eisen zijn opgenomen voor het luchtvaartuig en het gebruik ervan. Mocht sprake zijn van motoruitval of een motorstoring, dan zal het scherm van de paramoteur blijven functioneren waardoor de paramoteur, indien hij niet op landingsterrein kan terugkeren, gecontroleerd een landing kan maken op een andere locatie. In de omgeving rond Akkrum zijn er voldoende geschikte alternatieve Iandingslocaties beschikbaar. Daarmee behoort deze tak van luchtsport volgens de ILT tot de veiligste. Ad 13 Wij zijn van mening dat deze zienswijze ongegrond is. Eventuele strijdigheid met het bestemmingsplan is geen criterium op grond waarvan wij de luchthavenregeling kunnen weigeren. Het specialiteitsbeginsel brengt met zich mee dat strijdigheid met het bestemmingsplan niet behoort tot de door ons hier af te wegen belangen. Overigens heeft de gemeente Boarnsterhim ons laten weten dat het gebruik als luchthaven ondergeschikt is en blijft aan het gebruik als agrarische bestemming. Ad 14 Wij zijn van mening dat deze zienswijze ongegrond is. Het feit dat de gemeente Boarnsterhim onderwerp is van een herindeling, staat los van de bevoegdheid van Provinciale Staten om een luchthavenregeling op te stellen. Overigens gaan wij er vanuit dat de gemeente haar taken volwaardig zal uitvoeren tot het moment waarop zij zal worden opgeheven. Ad 15 Wij zijn van mening dat deze zienswijze ongegrond is. De Wet luchtvaart kent geen rechtstreekse bepalingen ten aanzien van de natuurwetgeving (Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet). Daarom dient de toetsing vanuit de natuur ook plaats te vinden op 7
basis van de geldende natuurwet- en -regelgeving. Dit is aan de exploitant om te regelen. Dit gelet op het al eerder genoemde specialiteitsbeginsel. Zie ook Ad 2.
E.
De luchthavenregeling Kollumerzwaag;
Tegen deze luchthavenregeling zijn geen zienswijzen ingediend.
F.
De luchthavenregeling Nieuwehorne.
Tegen deze luchthavenregeling zijn geen zienswijzen ingediend.
Conclusie Op grond van de zienswijzen zijn de luchthavenregelingen als volgt gewijzigd: B. De luchthavenregeling Jirnsum In de overweging is een zin toegevoegd waarin de exploitant gewezen wordt op zijn verantwoordelijkheid voor het regelen van de eventueel benodigde toestemming op grond van de natuurwet- en -regelgeving.
D. De luchthavenregeling Akkrum In de overweging is een zin toegevoegd waarin de exploitant gewezen wordt op zijn verantwoordelijkheid voor het regelen van de eventueel benodigde toestemming op grond van de natuurwet- en -regelgeving.
Tevens zijn bij alle verordeningen van onze kant tekstuele aanpassingen gedaan,enkel ter verduidelijking van de tekst, die echter geen gevolgen hebben voor de inhoud. Daarnaast is de lay-out aangepast zodat de Luchthavenregelingen beter in de Luchtvaartverordening kunnen worden opgenomen.
8