Begroting 2013
Vastgesteld door Provinciale Staten op 31 oktober 2012
Inhoudsopgave Leeswijzer ........................................................................................................................................................ 5 Bestuurlijke inleiding ........................................................................................................................................ 7 Budgettair kader ............................................................................................................................................ 11 Programma’s ................................................................................................................................................. 25 Programma 1 Groen en Water ...................................................................................................................... 27 Programma 2 Mobiliteit en Milieu .................................................................................................................. 47 Programma 3 Ruimte, Wonen en Economie ................................................................................................. 67 Programma 4 Bestuur en Samenleving ......................................................................................................... 85 Programma 5 Integrale Ruimtelijke Projecten ............................................................................................. 105 Programma 6 Middelen ............................................................................................................................... 113 Paragrafen ................................................................................................................................................... 119 Paragraaf Lokale heffingen ......................................................................................................................... 121 Paragraaf Weerstandsvermogen ................................................................................................................. 123 Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen ..................................................................................................... 145 Paragraaf Financiering ................................................................................................................................ 151 Paragraaf Bedrijfsvoering ............................................................................................................................ 155 Paragraaf Duurzaamheid ............................................................................................................................ 157 Paragraaf Verbonden partijen ..................................................................................................................... 159 Paragraaf Grondbeleid ................................................................................................................................ 195 Paragraaf Taakstellingen en reserveringen ................................................................................................. 201 Paragraaf Subsidies .................................................................................................................................... 203 Paragraaf EU-subsidies ............................................................................................................................... 209 Financiële Begroting .................................................................................................................................... 213 Bijlagen ........................................................................................................................................................ 255 Bijlage 1 Voordracht ................................................................................................................................... 257 Bijlage 2 Amendementen en moties ........................................................................................................... 273 Bijlage 3 MPI, projectenoverzicht ............................................................................................................... 281 Bijlage 4 Kerngegevens provincie Zuid-Holland ......................................................................................... 287 Bijlage 5 Afkortingenlijst ............................................................................................................................. 289
3
4
Leeswijzer Voor u ligt de Begroting 2013 van de provincie Zuid-Holland inclusief het meerjarenbeeld tot en met 2016. Hierin treft u de doelen en prestaties aan die de provincie nastreeft voor deze periode. Hierbij gaat in het bijzonder de aandacht uit naar begrotingsjaar 2013. De begroting geeft inzicht in de inhoudelijke kant van de doelen en prestaties en besteedt ook aandacht aan de financiën die daarbij horen. Zo ontstaat per doel een beeld van wat ermee beoogd wordt, wat ervoor wordt gedaan en wat het mag kosten. De doelen leiden tot taken die verder uitgewerkt zijn in de Productenraming 2013. De Begroting 2013 is opgebouwd uit zes onderdelen: 1. Bestuurlijke inleiding 2. 3. 4.
Budgettair kader Programmabegroting Paragrafen
5. 6.
Financiële Begroting Bijlagen
In de Bestuurlijke inleiding worden de belangrijkste doelstellingen per programma weergegeven. Daarnaast wordt op hoofdlijnen ingegaan op een aantal belangrijke ontwikkelingen voor de provincie en wijzigingen in de begroting. In het Budgettair kader geeft de provincie inzicht in het meerjarenbeeld 2013-2016 en worden de begrotingsvoorstellen toegelicht. Bovendien wordt aan een aantal bijzondere onderwerpen aandacht geschonken, namelijk behoedzaamheid, cofinanciering en reservepositie. Daarna volgt de uitwerking van de zes begrotingsprogramma’s. Elk programma begint met een inleiding rondom de aard van het programma, gevolgd door inzicht in de middeleninzet. Hierna volgt een uitwerking per doel. De doelen zijn afgeleid van het Hoofdlijnenakkoord 2011-2015 en de bestuurlijke aandachtspunten voor deze coalitieperiode. Per doel wordt aangegeven wat de provincie wil bereiken. Door middel van effectindicatoren wordt dit meetbaar gemaakt. Per doel zijn vervolgens taken geformuleerd. Deze geven aan wat Gedeputeerde Staten gaan doen om de doelen daadwerkelijk te realiseren. Aan deze taken zijn prestatie-indicatoren gekoppeld die door middel van een absoluut of verhoudingsgetal aangeven wat er gedaan gaat worden om de taak te realiseren. Aan zowel de doelen als aan de taken (taakraming) zijn financiële middelen gekoppeld. In het ambtelijke domein (jaarplannen) zijn de taken verder uitgewerkt in producten en activiteiten. De inzet van financiële middelen loopt in de pas met de begrotingscijfers 2012 waarin de besluitvorming tot en met de Voorjaarsnota verwerkt is. Na de programma’s zijn de verschillende paragrafen opgenomen, waaronder de paragrafen Weerstandsvermogen, Bedrijfsvoering en Duurzaamheid.
5
De Financiële Begroting bevat voor een belangrijk deel specifieke financiële overzichten over exploitatie en balansposten, waaronder de staat van baten en lasten, staat van reserves en voorzieningen, staat van activa en de investerings- en financieringsstaat. De toelichtingen hebben grotendeels betrekking op de balansposten. Ten slotte is nog een aantal bijlagen opgenomen waaronder de Statenvoordracht en een overzicht van de aangenomen moties en amendementen.
6
Bestuurlijke inleiding Met de begroting 2013 presenteren wij als bestuur van de provincie Zuid-Holland de uitwerking van onze ambities in concrete beleidsmatige en financiële keuzes voor 2013 met een doorkijk naar 2014, 2015 en 2016. De provincie Zuid-Holland richt zicht op de volgende vier opgaven: ruimte scheppen voor economische groei, verbetering van de mobiliteit, behoud en ontwikkeling van natuur en recreatie en een evenwichtige verdeling van de ruimte. Daarnaast blijven wij jeugdzorg uitvoeren zolang wij daarvoor wettelijk verantwoordelijk zijn, met oog voor een goede kwaliteit en toegankelijkheid. Met de Begroting 2013 en de meerjarenraming geven wij een robuust financieel kader waarmee we onze kerntaken krachtig kunnen blijven uitvoeren. Deze begroting staat in het teken van de onzekere economische vooruitzichten en de inspanningen die geleverd moeten worden om de internationale concurrentiepositie van Zuid-Holland te behouden en te versterken. Gewijzigde economische omstandigheden Met 3,5 miljoen Nederlanders is Zuid-Holland de meest dichtbevolkte provincie en de economische motor van ons land. Een gezonde economie is belangrijk voor de werkgelegenheid en de welvaart, maar deze economie staat echter al een tijd onder druk. De kredietcrisis uit 2008 en de schuldencrisis die daarop volgde hebben geleid tot minder consumptie, minder bedrijfsinvesteringen en een inzakkende wereldhandel. Hierdoor was er minder vraag naar producten en is de werkloosheid opgelopen. Doordat Nederland een open economie heeft is de Nederlandse economie en daarmee die van Zuid-Holland fors geraakt. De concurrentiepositie van Zuid-Holland ontwikkelt zich minder sterk dan die van de Noordvleugel en Brabant. Daarom blijven extra inspanningen nodig. De provincie concentreert haar middelen, instrumenten en bevoegdheden op de uitvoering van de kerntaken en daarbinnen maken we keuzes die zoveel mogelijk bijdragen aan de versterking van de economie. Drie pijlers hebben daarbinnen prioriteit: transitie Haven Industrieel Complex (mainport), greenports en kennisas. Daarnaast zijn de volgende randvoorwaarden van belang: een goede bereikbaarheid, een uitnodigend vestigingsklimaat en een aantrekkelijke leefomgeving. Een infrastructuur met snelle en veilige verbindingen voor auto, fiets, openbaar vervoer en schip is een belangrijke voorwaarde voor een economisch sterk Zuid-Holland. Daarom wordt het verkeer- en vervoersbeleid in nauwe samenhang met het ruimtelijke en economische beleid ontwikkeld en is, voor deze collegeperiode, € 335,0 mln extra investeringsruimte beschikbaar gesteld. In dit kader wordt onder meer uitvoering gegeven aan het besluit van Provinciale Staten voor het tracé ‘Zoeken naar Balans’ van de RijnlandRoute. Om de kwaliteit van de provinciale infrastructuur verder te verbeteren wordt daarnaast de nadruk gelegd op het beter benutten van het netwerk door inzet van netwerkmanagement en innovaties. Het openbaar vervoer in Zuid-Holland stimuleren we en de inzet is om zo veel mogelijk reizigers hiervan gebruik te laten maken. Om reizigers te verleiden vaker het openbaar vervoer te nemen, werken we aan een hoogwaardig openbaar vervoer netwerk. Er wordt uitvoering gegeven aan het besluit van Provinciale Staten om het Hoogwaardig openbaar vervoer netwerk Zuid-Holland Noord verder uit te werken als alternatieve uitvoeringsvariant voor de RijnGouweLijn. Voldoende werklocaties van de juiste kwaliteit dragen bij aan een uitnodigend vestigingsklimaat. Op dit moment is er echter een overschot aan kantoor- en winkelruimte in Zuid-Holland. De provincie gaat met gemeenten aan de slag om dit overschot aan te pakken. Het aantal winkellocaties wordt beperkt. Uitbreiding van het winkelareaal kan alleen nog onder strikte voorwaarden in een klein aantal grote en historische binnensteden plaatsvinden. Vestiging van detailhandel in de periferie wordt beperkt.
7
De leefomgeving bepaalt voor inwoners van Zuid-Holland een aanzienlijk deel van hun dagelijkse welbevinden. De leefomgeving en wonen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Op dit moment sluiten de vraag naar en het aanbod van woningen niet goed op elkaar aan. De crisis op de woningmarkt is niet alleen te wijten aan de economische recessie. Onderzoek toont aan dat de woningmarkt structureel is veranderd. Aan de vraagkant is kwaliteit belangrijker geworden en demografische ontwikkelingen dragen ook bij aan een veranderende vraag. Anticiperend beleid is nodig evenals een verbreding van de focus van alle woonpartners: van alleen woningen bouwen naar verbeteren van de leefomgeving. De voornaamste ambitie op het gebied van wonen is dat woningen passend zijn voor de huishoudens die ze bewonen. De provincie en de regio’s in het stedelijk gebied van Zuid-Holland willen de ontwikkelcapaciteit aan woningbouwplannen de komende 8 jaar faseren en doseren. De bouw van circa 70.000 woningen zal van het tijdvak 2010-2020 worden doorgeschoven naar 2020-2030. Naar aanleiding van incidenten, aanhoudende onrust en stillegging van het, onder het bevoegd gezag van de provincie vallende, tankopslagbedrijf Odfjell, is de Onderzoeksraad voor Veiligheid recentelijk een onderzoek gestart. Hierbij wordt onder andere gekeken naar vergunningverlening, toezicht en handhaving en de rol van het bevoegd gezag. Resultaten worden in het late voorjaar verwacht. Op de korte termijn herziet de provincie het toezicht en handhavingsdeel van de nota Vergunningen, Toezicht en Handhaving. Hier maakt ook de sanctiestrategie onderdeel van uit. Om een aantrekkelijke leefomgeving te creeëren zijn voldoende recreatiemogelijkheden en sterke landschappen nodig. Met de Beleidsvisie Groen en de daarmee verband houdende begrotings-wijzigingen geven wij invulling aan de kerntaak voor groen. Op de realisatie en het beheer van groengebieden is een forse rijksbezuiniging doorgevoerd. 2012 heeft vooral in het teken gestaan van onderhandelingen tussen de provincie en het Rijk over het afwikkelen van het Investeringsbudget Landelijk gebied. De verwachting is dat vanaf 2013 weer vooruitgekeken kan worden en de uitvoering weer ter hand kan worden genomen. Hiervoor wordt gewerkt aan een realistisch programma voor de afronding van een herijkte Ecologische Hoofdstructuur en recreatief groen in de stedelijke omgeving. Het accent ligt op groene verbindingen tussen stad en land en in plaats van nieuwe hectares wordt gewerkt aan het toevoegen van groen met een hoge inrichtingskwaliteit. Vanwege de beperkte beschikbare middelen voor beheer en onderhoud van groen wordt gestreefd naar meer financiële participatie van andere overheden, maatschappelijke en private partners. De bovenstaande ontwikkelingen hebben een grote impact op het ruimtelijke beleid. Daarom wordt in het najaar van 2012 beoordeeld of het niet noodzakelijk is om de provinciale structuurvisie integraal te herzien. Overheidsfinanciën onder druk Door de economische crisis zijn de overheidsfinanciën sinds 2008 sterk verslechterd. Ook in de komende jaren bezuinigt het Rijk om de overheidsfinanciën op orde te brengen. In het voorjaar van 2012 hebben de Tweede Kamer en het demissionaire kabinet een pakket van maatregelen afgesproken om het tekort op de rijksbegroting in 2013 terug te brengen naar 3 procent van het bruto binnenlands product. Bij de kadernota 2013-2016 zijn de financiële gevolgen van deze maatregelen voor Zuid-Holland in beeld gebracht. Hieruit is gebleken dat Zuid-Holland bezuinigingsmaatregelen moet treffen om meerjarig tot een sluitende begroting te komen. De maatregelen zijn verwerkt in de begroting 2013. Hierbij zijn de ambities uit het hoofdlijnenakkoord zoveel mogelijk overeind gebleven. Deze maatregelen komen bovenop de eerdere bezuinigingen die in de begroting 2012 zijn verwerkt.
8
Daarmee zijn we er echter nog niet. Het Rijk werkt ondertussen aan een het wetsvoorstel Houdbare Overheidsfinanciën om het zogeheten EMU-tekort verder te beperken. Ook werkt het Rijk aan een voorstel voor verplicht schatkistbankieren. Hierbij worden decentrale overheden verplicht hun liquide middelen onder te brengen bij het Rijk. We trekken samen met andere overheden op om te voorkomen dat de Wet Houdbare Overheidsfinanciën en het verplicht schatkistbankieren negatieve gevolgen hebben en een extra rem zetten op de economie, bovenop de eerder door het Rijk genomen bezuinigingsmaatregelen. In het Hoofdlijnenakkoord is ten aanzien van de opcenten opgenomen de inflatiecorrectie voor de helft achterwege te laten. Per jaar wordt bezien of de volledige correctie achterwege kan blijven, afhankelijk van het financieel perspectief. Om de lastenverhoging voor de burger te beperken, wordt voorgesteld om ook voor 2013 de verhoging met de helft van de inflatie achterwege te laten. Dekking tot en met 2015 vindt plaats door de inzet van de vrijval van kapitaallasten voor verkeer en vervoer. Decentralisaties Om tot een doelmatige taakverdeling tussen de overheidslagen en dus een compacte en slagvaardige overheid te komen is in de bestuursafspraken 2011-2015 vastgelegd een aantal taken te decentrali-seren van het Rijk naar de provincies: ruimte, natuur en economie. Daarnaast is vastgelegd dat taken ten aanzien van de jeugdzorg door de provincie worden overgedragen aan gemeenten. Ook water valt onder één van de deelakkoorden van de decentralisatieafspraken. De bestuurlijke dialoog met gemeenten over de efficiëntere inrichting van de huidige 11 natuur- en recreatieschappen, waaraan de provincie deelneemt, is in volle gang. De Vervolgnota Toekomstig Beheer Recreatiegebieden is hierbij het meest recente ijkpunt. Het eigenaarschap van de provinciale dienst Groenservice Zuid-Holland is onderdeel van deze dialoog. Voorstellen voor besluitvorming over de toekomst van zowel de schappen als de Groenservice Zuid-Holland worden in de loop van 2013 verwacht. Met de Wateragenda Zuid-Holland 2012-2015 wordt, samen met de waterschappen, ingezet op een doelmatige aanpak van de uiteenlopende wateropgaven in de provincie. In 2013 wordt gewerkt aan een strategische aanpak van de knelpunten in de zoetwatervoorziening in Zuid-Holland ten behoeve van besluitvorming in het kader van het nationaal Deltaprogramma. Het landelijke Bestuursakkoord Jeugd regelt dat alle jeugdzorgtaken van provincies, WGR+, zorgverzekeraar en ministerie worden gedecentraliseerd naar gemeenten. Hiermee wordt beoogd dat ondersteuning en zorg van jeugd dicht bij huis makkelijker tot stand komt. Tot het moment van overdracht voeren wij onze wettelijke taak op het huidige niveau uit. Evenals in 2012 legt de provincie in 2013 meer focus op de veiligheid van jeugdigen. Bij onveilige situaties moet snel worden ingegrepen en is een goede samenwerking in de veiligheidsketen van groot belang. Naast het werken aan de kwaliteit van de huidige provinciale jeugdzorg, wordt 2013 het jaar van de voorbereiding op de transitie van jeugdzorgtaken. De Wet Revitalisering generiek toezicht treedt naar verwachting per 1 oktober 2012 in werking. Dan wordt een aantal toezichtstaken van het Rijk overgeheveld naar de provincie. Vanaf dat moment wordt op een aantal relevante, risicovolle onderwerpen toezichtinformatie verzameld over alle gemeenten in de zogenaamde Staat van Gemeenten. Door de economische ontwikkelingen, in combinatie met taakoverdrachten, decentralisaties en bezuinigingen staat de financiële situatie van gemeenten onder druk. Om er zorg voor te dragen dat gemeenten niet in een financieel uitzichtloze situatie terecht komen wordt door de provincie op een proactieve wijze financieel toezicht uitgeoefend op gemeenten.
9
10
Budgettair kader Meerjarenperspectief In dit hoofdstuk wordt het begrotingssaldo 2013 met de meerjarenraming gepresenteerd. De basis voor de Begroting 2013 en het meerjarenperspectief is het financieel perspectief tot en met de Voorjaarsnota 2012. De voorstellen zijn onderverdeeld in beleidskeuzes, exogene en technische wijzigingen.
Financiële ruimte Mutaties financiële ruimte
2013
2014
2015
2016
7,6
14,5
6,3
20,3
Daling opbrengst opcenten motorrijtuigenbelasting
-8,0
-6,0
-6,0
-6,0
Exploitatiekosten gronden Zuidplaspolder
-1,8
-1,6
Ontwikkeling loonkosten
-3,2
-4,0
-3,8
-3,6
Inflatiecorrectie Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
-0,2
-0,2
-0,2
-0,2
Handhaving brandveiligheid (WABO)
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
Handhaving Koud/Warmte-opslag
-0,3
-0,3
-0,3
-0,3
-13,5
-12,2
-10,3
-10,1
Een betere bereikbaarheid en verkeersveiligheid
0,3
0,3
0,3
0,3
Een adequaat regionaal openbaar vervoersaanbod
0,9
4,4
4,4
4,4
Een beter leefmilieu met minder hinder
0,7
0,7
0,7
0,7
Een deskundig geordende ruimte
0,6
0,6
0,6
0,6
Vraag naar en aanbod van woningen in balans
0,1
0,1
0,1
0,1
Een schonere bodem en optimaal bodemgebruik in Zuid-Holland
0,2
0,2
0,2
0,2
Een sterke regionale economie
2,0
0,1
0,1
0,1
Een krachtige en slanke provincie
0,3
0,3
0,3
0,3
Slagvaardig en robuust lokaal en regionaal bestuur
0,3
0,5
0,5
0,5
Een beschermd, bekend en beleefbaar cultureel erfgoed
0,2
0,2
0,2
0,2
Efficiënte en uitvoeringsgerichte organisatie
0,5
0,5
0,9
0,9
Prijscompensatie
1,8
1,5
0,0
0,0
Vrijval kapitaallasten
3,1
3,3
3,3
0,0
Vrijval reserves en OVP's
0,6
0,0
0,0
0,0
Subtotaal Beleidskeuze
11,5
12,6
11,5
8,2
21 Opcenten Motorrijtuigenbelasting 22 Provinciefonds
-2,0
-2,0
0,0
2,0
-3,4
-3,4
-3,4
-3,5
23 Ontwikkeling loonkosten
-2,6
-2,6
-2,6
-2,6
Subtotaal Exogeen
-8,0
-8,0
-6,0
-4,1
Vrijval exploitatiebudget pensioenen GS
0,5
0,5
0,5
0,5
Budget Statengriffie (Griffieplan 2011-2015)
0,1
0,1
0,1
0,1
-0,2
-0,2
-0,2
-0,2
Wachtgeld PS
0,2
0,2
0,2
0,2
RUD motie 200
1,1
0,1
-1,9
-1,9
(bedragen x € 1 mln)
Begrotingspositie na Voorjaarsnota 2012 Kadernota 2013-2016
1 2 3 4 5 6
Subtotaal Kadernota Beleidskeuzes Bezuinigingen
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Exogeen
Technisch
24 25 26 27 28
Leasekosten printers
11
Mutaties financiële ruimte
2013
2014
2015
2016
IPO bijdrage voor de GBO
-0,3
-0,3
-0,3
-0,3
Wettelijke en Bovenwettelijke WW
-0,3
-0,3
-0,3
-0,3
Opheffen subsidie Hollandse IJssel
0,1
0,1
0,1
0,1
Kapitaallasten
0,4
6,8
19,6
34,4
Reservering kapitaallasten mobiliteit
0,0
-6,5
-18,0
-9,3
Rentetoevoeging overlopende passiva
0,7
0,8
0,8
0,8
Rente dividend
0,9
-0,7
-0,7
-0,7
Loon en prijscompensatie
0,7
0,3
0,0
0,0
-4,0
2,0
2,0
0,0
0,1
0,1
0,1
0,1
Indexatie bijdragen RUD's
-0,3
-0,3
-0,3
-0,3
Indexatie TV omroepen
-0,3
-0,3
-0,3
-0,3
Indexatie IODS
-0,8
-0,5
-0,2
-0,1
Indexatie MPI
0,0
0,0
0,0
-0,3
Muskusrattenbestrijding (loonkosten)
0,4
0,4
0,4
0,4
Reservering Verkeer & Vervoer
7,0
-7,0
0,0
0,0
Vrijval transitie subsidies
0,0
0,0
0,0
5,4
Stelpost beleidsontwikkeling nieuw college
0,0
0,0
0,0
-20,0
Overige (bedragen < € 0,1 mln)
0,2
0,1
0,1
0,1
Subtotaal Technisch
6,3
-4,7
1,6
8,4
2,3
3,1
22,8
(bedragen x € 1 mln)
29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47
Saneren glastuinbouw IPO secretariaat
Storting in algemene reserve
-3,9
Eindsaldo
0,0
(Positieve mutaties zijn voordelig voor het begrotingssaldo, negatieve mutaties zijn nadelig)
Bovenstaande mutaties worden hieronder toegelicht.
Algemeen De Begroting 2013 laat een positief meerjarig saldo zien. Dit is voor een groot deel te danken aan de voorgestelde bezuinigingen, waarmee de korting op het Provinciefonds (€ 3,4 mln) zoals aangekondigd in de Junicirculaire 2012 is opgevangen. Conform de richtlijnen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is de voorliggende Begroting is gebaseerd op de cijfers uit de Junicirculaire. Gezien dit uitgangspunt is het niet mogelijk de Begroting te baseren op de Septembercirculaire. Op hoofdlijnen heeft de Septembercirculaire voor het accres van het Provinciefonds tot gevolg een positieve ontwikkeling van circa € 1,5 mln voor 2012 en een extra negatieve ontwikkeling van circa € 0,5 mln voor 2013. Er kon ook geen rekening worden gehouden met mogelijk aanvullende effecten van het coalitieakkoord, dat tot stand zal komen na de landelijke verkiezingen van 12 september 2012. Voorgesteld wordt om, gezien de te verwachten ontwikkelingen, het voordelige saldo van 2013 te storten in de algemene reserve, waarmee de geraamde stand van de algemene reserve per ultimo 2013 komt op € 33,8 mln. De minimum stand van de algemene reserve conform de herziene beleidsnota weerstandsvermogen is € 30,0 mln.
12
Kadernota Op 27 juni 2012 hebben PS de Kadernota 2013-2016 vastgesteld. Hieronder volgt een samenvatting van de in de Kadernota opgenomen posten. 1. Daling opbrengsten opcenten motorrijtuigenbelasting Na het opstellen van de Kadernota 2013-2016 hebben zich nieuwe ontwikkelingen voorgedaan die van invloed zijn op de ontwikkeling van de verwachte opbrengsten uit opcenten motorrijtuigenbelasting. Deze ontwikkelingen zijn verwerkt in deze begroting en worden hieronder toegelicht. (bedragen x € 1 mln)
Opbrengst MRB Begroting 2012 A Mutaties Kadernota B Bijstelling raming Kadernota (zie punt 22)
2013
2014
2015
2016
320,0
328,0
328,0
328,0
-8,0
-6,0
-6,0
-6,0
-2,0
-2,0
0
2,0
Totaal mutaties
-10,0
-8.0
-6,0
-4,0
Opbrengst MRB Begroting 2013
310,0
320,0
322,0
324,0
A. Als gevolg van de “vergroening” van het wagenpark, is het aantal vrijgestelde auto’s sterk gegroeid. Hierdoor wordt het begrote inkomstenbedrag niet gehaald. Bij Kadernota is rekening gehouden met een daling van de inkomsten ten opzichte van de ramingen 2012 met € 8,0 mln in 2013 en € 6,0 mln in 2014 en verder. B. Uit de gegevens van de Belastingdienst van het wagenpark per 1 juli 2012 blijkt dat het aantal zeer zuinige auto’s wederom is toegenomen. Daarnaast is het totale wagenpark met 0,4 % gegroeid. Op basis van deze gegevens is de raming van de Kadernota bijgesteld (zie ook punt 21). Per 1 januari 2014 wordt de vrijstelling Motorrijtuigenbelasting voor de zeer zuinige auto’s afgeschaft, voor auto’s met een uitstoot tot 50 gr/km blijft de vrijstelling nog bestaan tot en met 2015. Berekeningen op basis van de prognose van de ontwikkeling van het wagenpark in Zuid-Holland (gegevens van de belastingdienst per 1-7-2012) geven aan dat dit een meeropbrengst op kan leveren van € 20,0 mln per jaar. Aangezien de afschaffing van de vrijstelling onderdeel uitmaakt van een totaalpakket aan maatregelen voor de autobelastingen, is het effect van de afschaffing op de inkomsten nog onzeker. Vanuit het oogpunt van behoedzaamheid wordt met ingang van 2014 rekening gehouden met een stijging van de inkomsten ten opzichte van 2013 met 50% (€ 10,0 mln) van het bedrag dat eind 2013 gemist wordt door de zeer zuinige auto’s. In het Hoofdlijnenakkoord is ten aanzien van de opcenten opgenomen de inflatiecorrectie voor de helft achterwege te laten. Per jaar wordt bezien of de volledige correctie achterwege kan blijven, afhankelijk van het financieel perspectief. Om de lastenverhoging voor de burger te beperken, wordt voorgesteld om ook voor 2013 de verhoging met de helft van de inflatie achterwege te laten. Dekking tot en met 2015 vindt plaats door de inzet van de vrijval van kapitaallasten voor verkeer en vervoer (zie ook punt 19). 2. Exploitatiekosten gronden Zuidplaspolder Bij Jaarrekening 2011 heeft de Gemeenschappelijke regeling Grondbank RZG Zuidplas een voorziening getroffen om mogelijke tekorten (het verschil tussen boekwaarde en marktwaarde) te dekken. Daartoe is door de provincie een voorziening getroffen. De deelnemers aan Gemeenschappelijke regeling Grondbank RZG Zuidplas hebben besloten dat toekomstige bijtellingen (rente) op het grondbezit naar rato voor ieders rekening zijn. Voor de provincie betekent dit voor 2013 en 2014 een bijdrage in de exploitatiekosten van respectievelijk € 1,8 mln en € 1,6 mln. In de begroting van de Grondbank is voorzien dat met ingang van 2015 de bijtellingen weer kunnen worden gedekt.
13
Nieuwe ontwikkelingen in de Zuidplas kunnen op termijn zowel een positief als een negatief effect hebben op de waardeontwikkeling van de gronden. Dit risico is opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen. 3. Ontwikkeling loonkosten Door middel van een notitie van 16 mei 2012 zijn de leden van Provinciale Staten door Gedeputeerde Staten geïnformeerd over de ontwikkeling van de loonkosten. De gevolgen van de ontwikkeling van de loonkosten zijn, conform deze notitie, opgenomen in de Kadernota 2013-2016. De dekking van de loonkosten laat de komende jaren een negatieve ontwikkeling zien. Dit is hoofdzakelijk het gevolg van: een veranderende externe arbeidsmarkt, afgenomen vacatureruimte, afspraken uit het Sociaal Convenant en het niet inpassen van de rekenregel voor de begrote loonkosten (zie verder onder punt 23). 4. Inflatiecorrectie Omgevingdienst Zuid-Holland Zuid
Bij het beschikbaar stellen van de budgetten voor de uitvoering van de taken van de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, is verzuimd om de inflatiecorrectie mee te nemen. Conform de overeenkomst heeft de omgevingsdienst hier recht op. 5. Handhaving brandveiligheid (WABO)
Sinds 2011 zijn de provincies bevoegd gezag voor brandveilig gebruik van bouwwerken. Dit is een wettelijke taak. 6. Handhaving Koud/Warmte-opslag
Dit betreft een aanvulling op de wettelijke taak Waterwet, Koude en Warmte Opslag. De beschikbare middelen voor uitvoering van wettelijke taken zijn al verdeeld naar omgevingsdiensten. Om de regietaak van het bevoegd gezag te kunnen uitvoeren zijn extra middelen benodigd. Bezuinigingen In maart 2012 hebben Gedeputeerde Staten aan het directieteam de opdracht gegeven tot het inventariseren in hoeverre budgetten beïnvloedbaar zijn en kunnen worden ingezet voor mogelijke toekomstige bezuinigingen. Inmiddels zijn het Lenteakkoord, de Junicirculaire en de overige exogene ontwikkelingen (MRB en CAO) bekend en zijn bezuinigingsvoorstellen gekozen, waarbij de ambities uit het Hoofdlijnenakkoord overeind zijn gebleven. Deze bezuinigingsmaatregelen komen bovenop de eerdere bezuinigingen die in de begroting 2012 reeds zijn verwerkt (bezuinigingen op de provinciale organisatie en externe inhuur en de afbouw van subsidies die niet tot de provinciale kerntaken behoren). De kans is aanwezig dat de druk op de provinciale financiën de komende jaren aan zal houden. Na de totstandkoming van een nieuw regeerakkoord zal hierover meer bekend zijn. De huidige bezuinigingsactie levert ca € 11,5 mln structureel op. Onderdeel van de bezuinigingen is dat wordt afgezien van indexatie van budgetten, met uitzondering van: maximaal te subsidiëren bedragen voor de regionale omroepen (1,31%); bijdrage aan Regionale Uitvoeringsdiensten (1,60% - 1,96%); subsidieregeling Landelijk Gebied (2,00%); investeringsbudget Integrale Ontwikkeling tussen Delft en Schiedam (IODS) (2,75%); investeringsbudgetten van het Meerjarenprogramma Investeringen Provinciale Infrastructuur (MPI) (2,75%).
14
Toelichting op posten die onderdeel uitmaken van de bezuinigingen: 7. Een betere bereikbaarheid en verkeersveiligheid Betreft een bezuiniging op de bijdrage aan het samenwerkingsverband Bereik, OV bureau Randstad en de uitvoering van verkenningen. 8. Een adequaat regionaal openbaar vervoersaanbod € 0,88 mln Betreft een vervallen investering voor personenvervoer over water. € 3,50 mln Impulsgeld uit het vorige college voor tariefacties. Met ingang van 2012 zijn deze acties gestopt. Voor 2013 zijn de betreffende middelen juridisch verplicht. De bezuiniging gaat daarom in vanaf 2014. 9. Een beter leefmilieu met minder hinder € 0,18 mln Stoppen adaptatie. € 0,12 mln € 0,12 mln € 0,10 mln
Vermindering bijdrage aan IPO-onderzoeken. Vermindering bijdrage aan programma luchtvaart. Minder monitoring en milieubelevingsonderzoeken en dergelijke.
€ 0,20 mln
Diverse kleine besparingen.
10. Een deskundig geordende ruimte € 0,15 mln
€ 0,30 mln € 0,10 mln
Opstellen van de Provinciale Structuurvisie (PSV). Dit betreft een wettelijke taak met een bovenwettelijk deel van circa 20%. Het bezuinigingsvoorstel leidt tot versobering bij aanpak van de communicatie, nauwelijks betrokkenheid van externe deskundigheid (conform de praktijk van afgelopen jaren). Vermindering van de inzet bij het realiseren van het Uitvoeringsprogramma van de PSV. Geen materiele inzet meer op Groene Hart, Delta en EU.
11. Vraag naar en aanbod van woningen in balans € 0,13 mln Deze bezuiniging leidt tot vermindering van het faciliteren bij het opstellen van regionale woonvisies. 12. Een schonere bodem en optimaal bodemgebruik in Zuid-Holland € 0,20 mln
Dit betreft een wettelijke taak met deels discretionaire bevoegdheid. Tot en met 2014 kunnen de lasten worden gedekt uit rijksmiddelen. Eigen middelen voor knelpunten blijken niet nodig.
13. Een sterke regionale economie € 0,10 mln Minder inzet op economisch onderzoek en bedrijvenregister. De economische visie is gevormd en nieuw onderzoek is aan het einde van deze collegeperiode weer aan de orde. € 1,90 mln
Dit betreft een reservering waar nog geen verplichtingen voor zijn aangegaan. Deze reservering was nog buiten de middelen ter dekking van de economische visie en uitvoeringsprogramma gehouden. Het incidenteel vrij laten vallen van dit bedrag in 2013 doet geen afbreuk aan de ambities uit het Hoofdlijnenakkoord.
14. Een krachtige slanke provincie € 0,28 mln
Betreft onderzoeksbudget Eenheid Audit en Advies, budgetten van Public Affairs, ondersteuning GS/DT, relatie provincie/regio's en bestuurlijke vernieuwing.
15
15. Slagvaardig en robuust lokaal en regionaal bestuur € 0,08 mln
Dit betreft materieel budget voor onder andere bestuurskrachtonderzoek en procesbegeleiding herindelingen. Naar verwachting zal hier minder budget voor nodig zijn dan gedurende de afgelopen periode.
€ 0,19 mln
Betreft materieel budget rijkstaak Commissaris van de Koningin (CdK) voor toezicht op veiligheidsregio’s. In verband met verandering van de rijkstaak is geen budget meer nodig voor bijvoorbeeld grootschalige oefeningen.
16. Een beschermd, bekend en beleefbaar cultureel erfgoed € 0,23 mln Betreft de resterende middelen in de reserve Cultuurbereik (1% regeling) waar geen € 0,20 mln
verplichtingen op rusten. Deze middelen vallen incidenteel vrij in 2013. Vanaf 2014 wordt gestopt met de subsidiëring van de Kastelenstichting.
17. Efficiënte en uitvoeringsgerichte organisatie € 0,49 mln Met ingang van 2013: minder huur van externe vergaderruimte; vermindering van de ondersteuning voor organisatieontwikkeling e.d.; besparing door aanbieden van minder topics in de digitale knipselkrant en geen inhuur van bestuursassistenten en secretaresses als gevolg van bijvoorbeeld € 0,43 mln
ziekteverzuim. Daarnaast met ingang van 2015: verminderen risico-inventarisatie en preventie in het kader van arbo-, verzuim- en reintegratiebeleid. De besparing kan worden gerealiseerd door de arbo zorg aan te laten sluiten aan de omvang van organisatie; dit betreft risico-inventarisatie en preventie in het kader van arbo-, verzuim- en re-integratiebeleid. De basis is op orde en verdere intensivering wordt achterwege gelaten; vermindering ruimte voor beleidsontwikkeling; stoppen met traject “samenwerken met ambitie” en verminderen van het niveau dienstverlening HR-adviseurs.
18. Prijscompensatie De bedragen voor de compensatie van de prijsontwikkeling zijn naar verwachting voor 2013 (€ 1,75 mln) en 2014 (€ 1,5 mln) niet geheel noodzakelijk vanwege de lagere kostenontwikkeling. Dit is het gevolg van de economische situatie. 19. Vrijval kapitaallasten Er wordt afgezien van een verhoging van het tarief motorrijtuigenbelasting met de helft van de inflatie (één opcent), omdat het meerjarenperspectief dit toelaat. Dekking vindt tot en met 2015 plaats door vrijval kapitaallasten. Zie ook bovenstaande toelichting bij het onderdeel Kadernota. 20. Vrijval overlopende passiva (OVP) Dit betreft door andere overheden verstrekte middelen voor het uitvoeren van taken door de provincie. De desbetreffende middelen zijn niet meer nodig voor het uitvoeren van de taken en er is geen sprake van een terugbetalingsregeling. De volgende middelen vallen daarom vrij: € 0,35 mln Bereikbaarbeids Offensief Randstad (BOR) - Fiets € 0,22 mln Bereikbaarbeids Offensief Randstad (BOR) - Openbaar Vervoer
16
Exogene wijzigingen 21. Opcenten Motorrijtuigenbelasting (MRB) Uit de gegevens van de Belastingdienst van het wagenpark per 1 juli 2012 blijkt dat het aantal zeer zuinige auto’s wederom is toegenomen. Daarnaast is het totale wagenpark met 0,4 % gegroeid. Op basis van deze gegevens is de raming bijgesteld. Zie ook bovenstaande uitgebreidere toelichting bij het onderdeel Kadernota. 22. Provinciefonds In de Kadernota 2013-2016 werd uitgegaan van een korting op het provinciefonds van € 10,0 mln. Als gevolg van doorwerking van het Lenteakkoord neemt de algemene uitkering uit het provinciefonds in 2013 af met € 3,4 mln. Op basis van de Septembercirculaire kan worden opgemaakt dat voor het jaar 2013
sprake zal zijn van een extra negatieve ontwikkeling van circa € 0,5 mln. Conform de richtlijnen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is de voorliggende Begroting is gebaseerd op de cijfers uit de Junicirculaire. Daarnaast is de verwachting dat het nieuwe kabinet aanvullende financiële maatregelen zal treffen. 23. Ontwikkeling loonkosten De loonkosten zijn door aanpassingen van de CAO en werkgeverslasten in 2012 structureel toegenomen. In de memo aan PS ‘Analyse van de loonkosten PZH’ d.d. 16 mei 2012 werd uitgegaan van een verwachte structurele toename van de werkgeverslasten met € 2,5 mln: Nullijn voor de CAO-lonen Stijging toelage levensloop Stijging Pensioenpremie Stijging overige lasten (zorgverzekering)
€ 0 mln € 0,6 mln € 1,3 mln € 0,6 mln € 2,5 mln
Voor 2013 wordt een extra toename van de loonkosten ad € 2,6 mln verwacht. Inclusief de stijging uit voorjaar 2012 dus totaal € 5,1 mln. De opbouw van deze € 5,1 mln. ziet er als volgt uit: Hogere loonkosten als gevolg van CAO 2011-2012 Stijging toelage levensloop Stijging Pensioenpremie
€ 1,4 mln € 0,8 mln € 2,3 mln
Stijging overige lasten (zorgverzekering)
€ 0,6 mln € 5,1 mln
Toelichting: Inmiddels is bekend geworden (juni 2012) dat de Cao-lonen met 1,2% zijn toegenomen: + € 1,4 mln. De pensioenpremie 2012 valt uiteindelijk hoger uit dan voorjaar 2012 kon worden verwacht (€ 1,6 mln in plaats van € 1,3 mln): + € 0,3 mln. Naar verwachting zal de pensioenpremie in 2013 verder stijgen: + € 0,7 mln. De stijging van de toelage levensloop valt eveneens hoger uit dan voorjaar 2012 kon worden verwacht: + € 0,2 mln. Voorgesteld wordt om het extra bedrag voor de exogene factoren 2013 (€ 2,6 mln) te dekken uit de financiële ruimte.
17
Ten aanzien van bovenstaande opstelling geldt nog wel een aantal aannames en onzekerheden die het uiteindelijke beeld in 2013 kunnen gaan beïnvloeden, zoals: Er wordt vanuit gegaan dat de lonen in 2013 niet zullen stijgen (0-lijn). De CAO-ontwikkeling is echter niet eenzijdig beïnvloedbaar voor de provincie. De werkelijke stijging van de pensioenpremie en overige werkgeverslasten wordt pas in het voorjaar van 2013 bekend. Een deel van de ‘dekking’ van de personele lasten wordt geleverd door het niet vervullen van vacatures (in bovengenoemd memo aan PS betrof dat 70 fte voor het reguliere personeelsbudget en aanvullend € 1,1 mln (ca. 15 fte) voor de structurele toename van de werkgeverslasten). Deze (extra) taakstellende vacatureruimte conflicteert echter wel met de doelstellingen uit Focus met Ambitie (een kleinere, maar flexibele en betere organisatie; inclusief een besparing van € 10,0 mln op de personele lasten). De verwachting is dat er medio 2013 meer inzicht zal zijn in de werkelijke ontwikkeling van de werkgeverslasten en het feitelijk budgettaire beslag. Hierover zal in de Najaarsnota 2013 worden gerapporteerd. Technische wijzigingen 24. Vrijval exploitatiebudget pensioenen GS In 2011 is de voorziening pensioenen GS opgehoogd voor de actuele betalingsverplichting. De betalingen vinden vanaf 2012 plaats ten laste van deze voorziening. Bij Voorjaarsnota is daarom het exploitatiebudget om de uitkeringen aan gepensioneerde GS-leden te kunnen doen vervallen. Dit is in deze begroting structureel in de budgetten verwerkt. 25. Budget Statengriffie (Griffieplan 2011-2015) De bij de Voorjaarsnota 2012 gemelde taakstelling voor de Statengriffie ad € 0,1 mln is in deze begroting structureel in de budgetten verwerkt. 26. Leasekosten printers De printers en kopieermachines werden voorheen aangeschaft. Nu worden multifunctionele printers bij één leverancier geleased. Voorgesteld wordt om ten behoeve van de leasekosten het exploitatiebudget met € 0,15 mln te verhogen. Bij Najaarsnota 2012 is het investeringsbudget al verlaagd met € 0,15 mln. 27. Wachtgeld PS Dit betreft een structurele doorwerking van bij de Najaarsnota 2012 gemelde verlaging van het benodigd budget. Het betreft de reguliere regeling wachtgeld PS. 28. RUD motie 200 Op 26 augustus 2012 zijn de leden van Provinciale Staten door middel van de notitie ‘Actualisatie financiële consequenties en terugverdienperiode RUD-vorming’ geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de financiële consequenties en de terugverdienperiode van de vorming van de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s). Conform deze notitie is bij Najaarsnota 2012 voorgesteld om een structurele stelpost in de begroting op te nemen om de dekking van de benodigde incidentele en structurele middelen voor de vorming van de RUD's administratief inzichtelijk te maken. In lijn met dit voorstel wordt bij Begroting 2013 vanuit de financiële ruime € 1,82 mln aan deze stelpost toegevoegd. Het betreft eerder vrijgevallen bedrijfsvoeringsmiddelen (totaal € 1,87 mln) die bedoeld waren voor de dekking van de RUD vorming (Motie 200). Het resterende bedrag van € 0,05 mln betreft VTO budget dat beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van formatie die aanvankelijk naar de RUD’s zou overgaan, maar nu nog deel uitmaakt van de formatie van de provinciale organisatie.
18
Conform de notitie ‘Actualisatie financiële consequenties en terugverdienperiode RUD-vorming’ vallen de bespaarde middelen ten behoeve van de dekking van de kosten voor de vorming van de RUD’s jaarlijks vrij. Voor 2013 kan € 3,0 mln vrijvallen voor dekking motie 200, wat na verrekening met de eerder vrijgevallen bedrijfsvoeringsbudgetten een resultaat geeft van € 1,1 mln. Om eventuele wijzigingen in het tempo waarmee de kosten worden terugverdiend op te vangen, wordt voorgesteld om een deel van het bedrag op de stelpost te laten staan (zie onderstaande tabel). Jaarlijks wordt bij begroting een nieuwe inschatting gemaakt van de bedragen die vrijvallen in de financiële ruimte, totdat binnen de daarvoor gestelde termijn (motie 200) alle kosten van de vorming van de RUD’s zijn terugverdiend. (bedragen x € 1 mln)
Jaar
Geraamde dekking (motie 200)
Begrote vrijval in de financiële ruimte
Restsaldo op stelpost dekking motie 200
2013
3.5
3,0
0,5
2014
3,0
2,0
1,0
2015
1,5
0
1,5
2016
1,7
0
1,7
29. IPO bijdrage voor de Gemeenschappelijke Beheerorganisatie ICT (GBO) De bijdrage aan het IPO voor de lasten van de GBO zijn ten opzichte van voorgaande jaren gestegen. De hogere lasten en onderbrengen van de aansturing bij I&A, maken het noodzakelijk hiervoor een budget te vormen. Conform Najaarsnota 2012 wordt voorgesteld om een structureel budget te vormen. 30. Wettelijke en Bovenwettelijke WW Dit betreft een structurele doorwerking van de Najaarsnota 2012. Voorgesteld wordt om het in 2012 gevormde budget voor uitkeringen aan voormalige medewerkers van de provincie structureel op te nemen in de begroting. 31. Opheffen subsidie Hollandse IJssel Als gevolg van het opheffen van de subsidieregeling Hollandse IJssel, valt er structureel € 0,13 mln vrij. 32. Kapitaallasten activa De kapitaallasten bestaan uit: A. Afschrijvingen en toegerekende rente en B. bespaarde rente. Ad A. Afschrijvingen en toegerekende rente Onderwerp (bedragen x € 1 mln)
Raming Begroting 2012 Mutaties toegerekende rente Mutaties afschrijvingen
2013
2014
2015
2016
113,09
129,31
147,17
147,17
10,53
16,83
20,80
15,12
8,17
10,90
14,00
9,13
Totaal daling kapitaallasten
18,70
27,83
34,80
24,25
Raming Begroting 2013
94,39
101,58
112,37
122,92
19
De kapitaallasten in 2013 worden geraamd op € 94,4 mln. De kapitaallasten bestaan uit afschrijvingen op de activa en de toegerekende rente op deze activa. De totale kapitaallasten voor 2013 zijn ten opzichte van eerdere ramingen met een bedrag van € 18,7 mln verlaagd. De twee voornaamste redenen voor deze daling zijn de verlaging van het investeringsvolume in 2012 en de verlaging van de toegerekende rente van 4,41% naar 3,41%, een daling van 1,00%. Deze daling is vooral veroorzaakt door de verwachte lagere marktrente. De kapitaallasten voor de jaren 2014, 2015 en 2016 zijn respectievelijk € 101,6 mln, € 112,4 mln en € 122,9 mln. Er is voor deze jaren ten opzichte van eerdere ramingen een daling in de kapitaallasten te zien, voornamelijk als gevolg van het bijgestelde Meerjarenprogramma Investeringen Provinciale Infrastructuur (MPI), de verlaging van de toegerekende rente als gevolg van de lagere marktrente en de opname van een negatieve stelpost in Begroting 2013. Door het opnemen van deze stelpost zijn de kasritmes voor investeringsprojecten mobiliteit voor het begrotingsjaar 2013 met 10 procent en voor de meerjarenraming met 20 procent verlaagd (voor een nadere toelichting zie de Financiële Begroting). Het verschil in begrote investeringen in Begroting 2012 in vergelijking met Begroting 2013 ziet er als volgt uit: Onderwerp
2012
2013
2014
2015
Begrote investeringen in Begroting 2012
220
278
281
558
Begrote investeringen in Begroting 2013
150
177
217
226
70
103
64
331
(bedragen x € 1 mln)
Verlaging investeringen
In het Hoofdlijnenakkoord 2011-2015 is rekening gehouden met een extra investeringsimpuls van € 300,0 mln waardoor de kapitaallasten fors stijgen in 2016. In het nieuwe MPI 2013-2027 zijn de voorgenomen investeringen zoveel als mogelijk in de tijd bijgesteld. Als gevolg van bijstelling van de plannen, zal deze stijging na 2016 zichtbaar worden in de meerjarenraming. Conform de afspraken in het Hoofdlijnenakkoord blijven middelen voor mobiliteit voor dit doel beschikbaar. De vrijvallende kapitaallasten die zijn toe te rekenen aan mobiliteit worden daarom toegevoegd aan programmareserve 2. (zie ook 33: Reservering kapitaallasten mobiliteit) Voorgesteld wordt om een deel van de vrijval kapitaallasten in te zetten ter dekking van het achterwege laten van de verhoging van het tarief motorrijtuigenbelasting. (zie ook 19: Vrijval kapitaallasten, bij het onderdeel bezuinigingen in het Budgettair kader.) Ad B. Bespaarde rente Onderwerp (bedragen x € 1 mln)
2013
2014
2015
2016
Stand bij Begroting 2012
30,25
37,27
34,78
34,78
-15,17
-17,59
-11,71
-13,66
15,08
19,68
23,07
21,12
Mutaties Stand bij Begroting 2013
De daling van de bespaarde rente in 2013 is voornamelijk het gevolg van de daling in de toegerekende rente aan de activa. Hierdoor daalt de bespaarde rente met € 15,2 mln naar € 15,1 mln. De bespaarde rente is het verschil tussen de betaalde rente op opgenomen geldleningen en de toegerekende rente aan de activa.
20
Vanaf 2014 nemen de langlopende leningen en daarmee de betaalde rente af. Hierdoor is er tot 2015 een stijging te zien in de stand van de bespaarde rente. In de loop van 2015 zal moeten worden bezien of er nieuwe langlopende financiering benodigd is om de geplande investeringen ten uitvoer te kunnen brengen, waardoor de bespaarde rente ten opzichte van 2015 weer zal dalen. 33. Reservering kapitaallasten mobiliteit Conform de uitgangspunten van het Hoofdlijnenakkoord 2011-2015 blijven vrijvallende middelen mobiliteit beschikbaar binnen programma 2 Mobiliteit. 34. Rentetoevoeging overlopende passiva Aan een aantal overlopende passiva wordt jaarlijks rente toegerekend. Als gevolg van lagere marktrentes is er sprake van een daling van de toegerekende rente. 35. Kortlopende rente In 2013 is sprake van een hoger financieringsoverschot dan aanvankelijk werd gecalculeerd. Als gevolg van lagere marktrentes dalen echter de begrote rentebaten. In het begrotingsjaar worden geen korte termijnleningen aangetrokken. Als gevolg hiervan zijn er in 2013 geen kortlopende rentelasten. Per saldo komt hierdoor een bedrag van € 0,91 mln ten gunste van de financiële ruimte. In de loop van 2014 is er nog steeds sprake van een financieringsoverschot. Omdat de marktrente vrijwel nihil is nemen de rentebaten af. Dit leidt tot een onttrekking uit de financiële ruimte van € 0,7 mln. In de loop van 2015 zal bezien worden of er nieuwe langlopende financiering nodig is om de geplande investeringen ten uitvoer te kunnen brengen. 36. Loon en prijscompensatie Dit betreft een verlaging van het budget voor Loon en Prijscompensatie 2013 en 2014 als gevolg van korting op het Provinciefonds (Lenteakkoord). 37. Saneren Glastuinbouw Omdat er veel belangstelling is gebleken voor de sanering van verspreid liggend glas, wordt het saneringsprogramma van 40 ha glas versneld uitgevoerd en zijn de financiële middelen eerder nodig dan gepland. Daartoe worden de vanuit het Hoofdlijnenakkoord 2012-2015 beschikbaar gestelde middelen voor de jaarschijven 2014 en 2015 (€ 2,0 mln per jaar) naar voren gehaald. 38. IPO secretariaat Conform de begroting van het IPO kan de jaarlijkse bijdrage aan het IPO secretariaat structureel worden verlaagd met € 0,1 mln. 39. Indexatie bijdragen RUD’s De bijdragen aan Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) zijn geïndexeerd. Het betreft de indexatie van de RUD’s Midden Holland, West Holland en Zuid-Holland Zuid ad € 0,3 mln. Op grond van het bedrijfsplan van de RUD is de financiële bijdrage van de provincie vastgelegd inclusief eventuele jaarlijkse indexering. 40. Indexatie TV omroepen De TV omroepen Rijnmond en West worden geïndexeerd met 1,31%. De provincie is volgens de Mediawet verplicht om de bekostiging van de regionale omroepen te indexeren.
21
41. Indexatie Integrale ontwikkeling tussen Delft en Schiedam (IODS) Op basis van het convenant en de bestuurlijke overeenkomst dient het project IODS jaarlijks geïndexeerd te worden. 42. Indexatie Meerjarenprogramma Provinciale Infrastructuur (MPI) Dit betreft de jaarlijkse indexering van het Meerjarenprogramma Provinciale Infrastructuur met het IBOI percentage (2,75 %) voor projecten met een omvang kleiner dan €1,0 mln. 43. Muskusrattenbestrijding (loonkosten) De Muskusrattenbestrijding is in 2011 overgedragen aan de Waterschappen. De resterende vrijval van loonbudgetten ad € 0,38 mln wordt nu structureel in de begroting verwerkt. 44. Reservering Verkeer en Vervoer Voorgesteld wordt om de storting van € 7,0 mln in de reserve Brede Doel Uitkering Verkeer en Vervoer (BDU) vanuit het Hoofdlijnenakkoord van 2013 naar 2014 door te schuiven. De middelen in de reserve BDU zijn ruim voldoende om de uitgaven in 2013 te dekken. 45. Vrijval transitie subsidies De beoogde bezuinigingen op subsidies zijn hoger dan de bezuinigingen Hoofdlijnenakkoord. Het surplus van deze bezuinigingen wordt gebruikt voor herallocaties en transitie subsidies. De transitiekosten zijn bedoeld om de mogelijke frictiekosten bij het realiseren van de subsidiebezuinigingen op te vangen. Vanaf 2016 gelden deze herallocaties en transitie subsidies niet meer. Dit betekent dat er vanaf 2016 € 5,4 mln vrijvalt. Inzet middelen bezuiniging subsidies (bedragen x € 1 mln) Inzet extra bezuinigde middelen Jaar
Beoogde bezuiniging
Bezuiniging Hoofdlijnenakkoord
2013
13,2
5,0
5,4
2,8
0
2014
16,4
8,0
6,7
1,7
0
2015
18,1
12,5
5,6
0
0
2016
18,1
12,5
0,2
0
5,4
Herallocaties
Transitie subsidie
Vrijval
46. Stelpost beleidsontwikkeling nieuw college Het is gebruikelijk om voor een nieuw college na de provinciale verkiezingen in 2015, een bedrag te reserveren voor beleidsontwikkeling. In 2011 was voor het huidige college ongeveer € 20 mln beschikbaar. Voorgesteld wordt om voor het nieuwe college eveneens € 20 mln te bestemmen.
EMU-saldo en wet HOF In de begroting en de jaarrekening wordt het zogeheten EMU-saldo weergegeven. Op basis van Europese afspraken mag Nederland als geheel een EMU-tekort hebben van 3% van het bruto binnenlands product (bbp). Het Rijk schrijft voor dat provincies, als onderdeel hiervan, een maximum EMU-tekort van 0,07% van het bbp mogen hebben. Op basis hiervan berekent het Rijk jaarlijks per provincie het maximum toegestane tekort (referentiewaarde). Bij het opstellen van deze begroting is rekening gehouden met de referentiewaarde voor 2012. In 2012 mocht Zuid-Holland een EMU-tekort hebben van € 53,0 mln.
22
Meerjarige ontwikkelingen In onderstaande tabel staan de meerjarige ontwikkelingen ten aanzien van het EMU-saldo weergegeven. De realisatie over 2011 is afkomstig uit de jaarrekening; de raming over 2012 is gebaseerd op de stand tot en met de Voorjaarsnota 2012; de overige cijfers zijn gebaseerd op de (meerjaren)begroting. In de begroting 2012 werd eerder nog uitgegaan van een EMU-tekort van - € 259,2 mln in 2012 en - € 235,9 mln in 2013. Oorzaak van deze ontwikkeling kan gevonden worden in een afname van de investeringsuitgaven in deze jaren en een toename van de bijdragen van derden aan investeringen. (bedragen x 1.000)
2011
2012
2013
2014
-13.534
- 254.623
- 160.990
- 185.324
Wet Hof Het Rijk werkt momenteel aan een wetsvoorstel voor Houdbare overheidsfinanciën (wet HOF). Kern van het wetsvoorstel is dat het Rijk individuele decentrale overheden een boete op kan leggen als zij hun individuele referentiewaarde overschrijden (ook als Nederland als geheel niet de 3%-norm overschrijdt en geen boete krijgt opgelegd van de Europese Commissie). Deze boete kan oplopen tot maximaal de omvang van de algemene uitkering uit het gemeente- of Provinciefonds. Voor Zuid-Holland gaat het hierbij om een bedrag van maximaal circa € 150,0 mln (zie ook Paragraaf Weerstandsvermogen). Het wetsvoorstel is een wijziging ten opzichte van de huidige situatie, waarbij geen individuele boetes kunnen worden opgelegd. Vooralsnog is niet duidelijk of de wet HOF er gaat komen, en zo ja, wanneer. Invoering met ingang van 2014 behoort tot de mogelijkheden maar invoering met ingang van 2013 dient niet bij voorbaat te worden uitgesloten. Zuid-Holland trekt samen met andere overheden op om de gevolgen van de wet zoveel mogelijk te beperken (onder meer door een lobby richting beleidsbepalers). Veruit de meeste provincies en gemeenten hebben op basis van het voorgeschreven baten- en lastenstelsel een sluitende begroting. Alleen omdat het EMU-tekort wordt berekend op basis van een ander boekhoudkundig stelsel (kas-verplichtingenstelsel) hebben veel decentrale overheden een (boekhoudkundig) EMU-tekort. Invoering van de wet HOF zal als (ongewenst) neveneffect hebben dat er een forse rem wordt gezet op het doen van uitgaven door decentrale overheden die juist als doel hebben om de economische groei in Nederland te stimuleren.
Omvang van de reservepositie Ontwikkeling reservepositie (bedragen x € 1 mln)
Saldo ultimo 20121
Saldo ultimo 2013
Saldo ultimo 2014
Saldo ultimo 2015
Saldo ultimo 2016
Algemene reserve
30,00
33,79
33,79
33,79
33,79
Programmareserves
278,65
235,56
207,49
193,32
182,39
Totaal reserves
308,65
269,35
241,28
227,11
216,18
1
Stand tot en met Voorjaarsnota 2012.
23
De stand van de algemene reserve in Begroting 2013 neemt met € 3,9 mln toe ten opzichte van Begroting 2012 tot en met Voorjaarsnota. De stand van de algemene reserve komt hiermee op € 33,8 mln. De geprognosticeerde stand van de programmareserves neemt in de periode 2013-2016 af met € 53,2 mln. Dit komt omdat projecten waarvoor middelen zijn gereserveerd tot uitvoering en afronding komen. De daling wordt vooral veroorzaakt door de mutaties in de reserves van de programma’s 1, 2 en 3. Programma 1, Groen en Water De programmareserve van programma 1 daalt van € 79,0 mln per begin 2013 naar € 49,0 mln aan het eind van 2016. De grootste onttrekkingen binnen programmareserve 1 vinden plaats binnen de bestemmingsreserve IODS en ILG/niet ILG-doelen. Programma 2, Mobiliteit en Milieu De programmareserve van programma 2 daalt van € 112,0 mln per begin 2013 naar € 90,9 mln aan het einde van 2016. Deze daling wordt met name veroorzaakt door de volgende onttrekkingen: € 25,0 mln Integrale bereikbaarheid; € 23,0 mln RijnGouweLijn; € 7,0 mln Impuls Openbaar Vervoer. Programma 3, Ruimte, Wonen en Economie De inzet van de programmareserve van programma 3 wordt met name veroorzaakt door de besteding van de middelen die in het kader van de subsidiëring van de ontwikkeling van bedrijventerreinen gealloceerd zijn. In de Financiële Begroting is een meer gedetailleerde toelichting op het verwachte verloop van de reserves opgenomen.
24
Programma’s
25
26
Programma 1 Groen en Water Inleiding De provincie Zuid-Holland werkt aan een aantrekkelijke leefomgeving in het dichtbevolkste deel van Nederland. Daarbij hoort de zorg voor water en groen, in al zijn facetten: Landschap, natuur en recreatie, landbouw, waterveiligheid en waterkwaliteit. De groen- en wateropgaven in Zuid-Holland zijn van belang voor het economisch vestigingsklimaat in de provincie en nauw verweven met andere provinciale beleidsopgaven op het gebied van de ruimtelijke ordening en kwaliteit van de leefomgeving. In deze collegeperiode krijgt groen in de stedelijke omgeving prioriteit. Ook wil de provincie het aandeel door particulieren beheerde natuur vergroten, het beheer van recreatiegebieden efficiënter organiseren en de waardevolle landschappen behouden. Het huidige beleid op het gebied van waterkwaliteit en waterveiligheid wordt voortgezet. Om de opgaven te realiseren werkt de provincie samen met haar partners: waterschappen, gemeenten, Rijk, aangrenzende provincies, recreatieschappen, terreinbeheerders, maatschappelijke organisaties, onderzoeksinstellingen en marktpartijen. Ten tijde van het opstellen van deze begroting is de Beleidsvisie Groen opgesteld en ter visie gelegd. Provinciale Staten stellen in oktober 2012 de Beleidsvisie en het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen 2012-2015 vast. Dit zal nog tot aanpassingen kunnen leiden bij de voorjaarsnota 2013. Met de Beleidsvisie Groen en de daarmee verband houdende begrotingswijzigingen geeft de provincie invulling aan de nieuwe kerntaak voor groen. De Beleidsvisie Groen geeft de nieuwe koers en uitvoeringsstrategie aan van de provincie Zuid-Holland in de groene ruimte. De veranderende maatschappelijke behoeften, de decentralisatie van rijkstaken voor groen richting provincie en de rijksbezuiniging op het lopende Investeringsbudget Landelijk Gebied vormen aanleidingen. Met het landelijke Bestuursakkoord Natuur is een forse rijksbezuiniging doorgevoerd op de realisatie en beheer van groengebieden en zijn rijkstaken naar de provincie gedecentraliseerd. Dit college wil eerst de herijking Recreatie om de Stad (RodS) en Ecologische Hoofdstructuur (EHS) afronden. Daarna wil dit college eigen
middelen inzetten voor groen in de stedelijke omgeving. En prioritair zijn de huidige opgaven van de bestaande groenstructuur. Ook op het beleidsveld Water spelen belangrijke ontwikkelingen, zoals het Bestuursakkoord Water (2011) en de daaraan gekoppelde bezuinigingen. Met de Wateragenda Zuid-Holland 2012-2015 zet dit college in op een doelmatige aanpak van de uiteenlopende wateropgaven in de provincie. De komende jaren zullen maatschappelijk verantwoorde keuzes moeten worden gemaakt om Zuid-Holland veilig te houden tegen overstromingen en een goede waterkwaliteit te realiseren. De Wateragenda omvat een pakket realistische en werkbare afspraken, die heldere kaders bieden voor de te maken keuzes en ruimte geven voor gebiedsgericht maatwerk. Waterschappen en provincie werken daarbij intensief samen, ieder vanuit de eigen kerntaak en verantwoordelijkheid.
27
Middeleninzet programma 1 Exploitatie
Begroot 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
Lasten
197.926
135.780
102.621
67.256
Baten
121.816
52.438
22.434
21.949
Resultaat voor bestemming
-76.110
-83.342
-80.186
-45.307
15.983
13.664
10.636
5.758
(bedragen x € 1.000)
Onttrekking reserves Storting reserves
840
481
250
55
Resultaat na bestemming
-60.966
-70.159
-69.800
-39.604
Incidentele lasten en baten
Begroot 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
Incidentele lasten
78.110
74.274
41.866
6.503
Incidentele baten
42.395
31.234
1.230
745
-35.715
-43.040
-40.636
-5.758
15.983
13.664
10.636
5.758
840
481
250
55
-20.571
-29.858
-30.250
-55
(bedragen x € 1.000)
Resultaat voor bestemming Onttrekking reserves Storting reserves Resultaat na bestemming
Doel 1.1
Zuid-Holland veilig tegen overstromingen
Wat willen we bereiken? Zuid-Holland dankt haar bestaan aan een goede en betrouwbare bescherming tegen overstromingen. De dichtbevolkte en laaggelegen provincie eist dat deze bescherming stand houdt. Daarnaast willen we waar mogelijk door innovatie meer mogelijkheden bieden voor ontwikkeling van nieuwe (beleids)concepten om de veiligheid tegen overstromingen te behouden. Een sterke en toekomstbestendige kust en keringen die voldoen aan de norm zijn de opgaven voor de korte en lange termijn. Naar aanleiding van het Bestuursakkoord Water (mei 2011) wordt het toezicht op de primaire keringen vanaf 2014 overgedragen aan het Rijk. Vóór die tijd werkt Zuid-Holland met andere overheden aan behoud van een versterkte én aantrekkelijke kustzone. De provincie Zuid-Holland is verantwoordelijk voor kaderstelling en toezicht op het gebied van waterveiligheid voor het regionale watersysteem. De waterschappen zorgen voor de realisatie van dit beleid. De effecten van klimaatverandering en de druk op de beschikbare ruimte nemen de komende decennia verder toe. Zuid-Holland zorgt voor een toekomstbestendig waterveiligheidsbeleid dat duurzame ruimtelijke en economische ontwikkelingen in haar regio versterkt. Provinciaal beleid en regelgeving op gebied van water en ruimtelijke ordening wordt de komende jaren in overleg met de partners geactualiseerd naar aanleiding van (landelijke) bestuurlijke afspraken en wetgeving. Effectindicatoren Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
1.1
Aantal inwoners dat getroffen wordt door overstromingen als gevolg van het falen van een waterkering.
0
0
0
0
0
1.2.
Percentage regionale keringen dat per 31/12 aan de normen voldoet.
75% (1400 km)
80%
85%
90%
95%
28
Toelichting effectindicator Zuid-Holland streeft ernaar slachtoffers en schade door overstromingen als gevolg van falen van het waterkeringsysteem van kust, rivierdijken, kunstwerken en regionale keringen te voorkomen. Rijk, waterschappen en provincie hebben daarin ieder een eigen taak. De provincie heeft de taak kaders te stellen (onder andere normen) voor de regionale keringen en (ruimtelijk) beleid te maken waarmee de gevolgen van eventuele overstromingen zoveel mogelijk worden beperkt. Waterschappen toetsen de waterkeringen aan de normen, maken versterkingsprogramma’s en voeren deze uit. De provincie ziet toe op de voortgang.
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 1.1.1
Kaders stellen en de provincie vertegenwoordigen ten behoeve van waterveiligheid
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 vormt het actuele beleid. In de Wateragenda Zuid-Holland 2012-2015 staan afspraken, die samen met de waterschappen zijn gemaakt. Bij provincie en waterschappen zijn accountmanagers aangesteld om te zorgen voor goede afstemming en verbinding tussen de partijen en beleidsvelden. De provincie beïnvloedt de langetermijnstrategie voor waterveiligheid en zoet water via deelname aan het Nationaal Deltaprogramma. Het Deltaprogramma resulteert in 2014 in vijf deltabeslissingen die gezamenlijk het lange termijn waterbeleid bepalen. Voor de provinciale inzet is een strategische agenda opgesteld, die jaarlijks wordt geactualiseerd. Het kustprogramma, voorheen Integraal Ruimtelijk Project in programma 5, heeft tot doel om de kust veilig te maken voor de huidige en komende generaties. De provincie is nog betrokken bij twee onderdelen. Als laatste van de versterking Zwakke Schakels wordt een integraal versterkingsplan opgesteld voor Katwijk, waarna de uitvoering van start kan gaan. Daarnaast is in 2011 de Zandmotor, als pilotproject voor innovatieve kustbescherming, aangelegd. De provincie is verantwoordelijk voor het beheer (natuur en zwemveiligheid) en monitoring van de ontwikkeling van de Zandmotor.
Taak 1.1.2
Zorg dragen voor veilige regionale keringen
De provincie actualiseert de afspraken met de waterbeheerders over het tempo waarin de regionale keringen op orde worden gebracht. In 2013 werkt Zuid-Holland aan het verder vaststellen van normen voor compartimenteringsdijken en voorlandkeringen. Tot en met 2012 is 1.879 kilometer kering onderzocht, aangewezen (opgenomen in Verordening) en van een veiligheidsnorm voorzien. In de komende jaren zal een aantal kilometers regionale kering worden onderzocht op nut en noodzaak van normering. Vervolgens worden veiligheidsnormen bij verordening vastgesteld, indien genoemd onderzoek daartoe aanleiding geeft. De nulmeting vermeldt het huidige aantal km regionale keringen dat is genormeerd; momenteel voldoet 75% daarvan aan die norm (zie ook effectindicator). Het aantal km genormeerde regionale keringen kan dus de komende jaren toenemen, indien uit genoemd onderzoek blijkt dat normering alsnog noodzakelijk is. Het betreft in 2013 de uitbreiding van het stelsel boezemkeringen in Rijnland en de keringen langs de Linge. In 2014 het stelsel aan voorlandkeringen. In 2015 en 2016 het stelsel aan compartimenteringkeringen.
29
Prestatie-indicatoren taak 1.1.2 Omschrijving 1.1.2.1
Aantal km regionale kering dat door de provincie is getoetst aan de criteria voor wel of niet normeren (onderzoek afgerond) 2
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
1879
2304
2323
2521
2671
In de geest van de Wateragenda is ten opzichte van het op 27 juni 2012 vastgestelde verbetervoorstel voor de begrotingsindicatoren de prestatie-indicator zodanig aangepast, dat deze meer recht doet aan de specifieke taak van de provincie (toerekenbaarheid), te weten normen vaststellen voor regionale keringen. De versterking (inclusief financiering) van de keringen is een taak van de waterschappen.
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie
Jaarrekening Begroting 2011 2012 na VJN
(bedragen x € 1.000)
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
110 - Zuid-Holland veilig tegen overstromingen Lasten
6.645
5.179
8.577
5.317
5.257
5.257
5
0
260
0
0
0
-6.640
-5.179
-8.317
-5.317
-5.257
-5.257
178
163
0
0
0
0
Zwakke schakels
0
0
2.000
0
0
0
Zandmotor
0
0
100
100
100
100
178
163
2.100
100
100
100
-6.463
-5.016
-6.217
-5.217
-5.157
-5.157
Baten Resultaat voor bestemming Reserves Ontwikkelingsplan Water
+ Bijdrage uit reserve Resultaat na bestemming
Toelichting Meerjarenraming Voor 2013 is € 3,1 mln beschikbaar voor de programmatische aanpak kust (Zandmotor en Zwakke schakels). Na 2013 is voor het kustprogramma jaarlijks alleen € 0,1 mln geraamd voor de Zandmotor.
Doel 1.2
Voldoende schoon en zoet water
Wat willen we bereiken? De provincie wil een goede kwaliteit van grond- en oppervlaktewater en voldoende zoet water bereiken en behouden. Oppervlaktewater In de Europese Kaderrichtlijn Water zijn normen opgenomen om een goede chemische en ecologische waterkwaliteit te bereiken. 126 wateren in Zuid-Holland zijn aangewezen als “oppervlaktewaterlichaam” . Doelstelling in de periode tot 2015 is gemiddeld voor alle oppervlaktewaterlichamen een verbetering van de waterkwaliteit te realiseren en in tien waterlichamen een zodanige verbetering dat volledig (100%) wordt voldaan aan de normen van de Europese Kaderrichtlijn Water.
2
Het onderzoek resulteert in aantallen km wel en niet te normeren regionale keringen (bij gebleken nut en noodzaak); de feitelijke vaststelling van veiligheidsnormen volgt daarna, indien nodig.
30
Grondwater Zuid-Holland heeft zes Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)-grondwaterlichamen. Daarvoor geldt de doelstelling dat deze in 2015 allemaal volledig voldoen aan de normen van de Europese Kaderrichtlijn Water. Zwemwater In 2015 hebben alle zwemwaterlocaties ten minste een aanvaardbare oppervlaktewaterkwaliteit en hebben zoveel mogelijk locaties een goede of uitstekende kwaliteit. Zoet water Doel is te komen tot een duurzame zoetwatervoorziening voor alle gebruikers, rekening houdend met de ontwikkelingen in aanbod (gevolgen van klimaatverandering, verzilting, ruimtelijke beleidskeuzes in met name de Zuidwestelijke Delta) en de ontwikkelingen in de vraag naar zoet water. Specifiek voor de sector glastuinbouw streeft de provincie naar een situatie waarin alleen gebruik wordt gemaakt van duurzame waterbronnen om in de waterbehoefte te voorzien en zo weinig mogelijk grondwater wordt gebruikt. Effectindicator Omschrijving 1.2.
Aantal (en percentage van) KRWwaterlichamen dat aan de KRW-doelen voldoet
Nulmeting 4 (3%)
2013
2014
2015
2016
10 (8%)
Toelichting effectindicator De effectindicator is ten opzichte van het op 27 juni 2012 vastgestelde verbetervoorstel voor de begrotingsindicatoren conform afspraken in de Wateragenda Zuid-Holland 2012-2015 als volgt aangepast: op basis van de wateragenda is de omschrijving gewijzigd en zijn de waardes ingevuld. De effectindicator was aanvankelijk opgenomen als prestatie-indicator onder Taak 1.2.2. Afspraken maken met waterschappen over de kwaliteit van het oppervlaktewater.
De komende jaren worden veel maatregelen uitgevoerd om de waterkwaliteit te verbeteren. Het effect van die maatregelen op de waterkwaliteit wordt echter niet jaarlijks gemeten, maar eens in de drie jaar. Deze frequentie is landelijk vastgesteld, overeenkomstig de KRW. Dat heeft technische, financiële en procedurele redenen. Technisch kan het enige tijd duren voordat de waterkwaliteit daadwerkelijk verbetert na uitvoering van een bepaalde maatregel. De biologie heeft tijd nodig om zich te ontwikkelen. De eerste monitoringsrapportage is voorzien in de tweede helft van 2012. Van belang is daarbij dat een waterlichaam pas de score ‘goed’ krijgt als alle kwaliteitselementen (macrofauna, overige waterflora, fytoplankton en vis) voldoen aan de norm. Het kwaliteitselement met de laagste score bepaalt dus de eindscore. Maatregelen leiden tot een verbetering van de waterkwaliteit, maar die verbetering komt niet altijd tot uiting in de totaalscore. Het behalen van de volledige KRW-doelen is sterk afhankelijk van generiek beleid van Europa en het Rijk (milieu, stoffen, landbouw).
31
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 1.2.1
Kaders stellen en de provincie vertegenwoordigen ten behoeve van schoon en zoet water
De beleidskaders voor waterkwaliteit (provinciaal Waterplan, Actieprogramma Water) worden waar nodig aangepast naar aanleiding van het Bestuursakkoord Water en de Wateragenda. De provincie zoekt samen met de waterschappen en de gebruikers van zoet water uit welke maatregelen nodig zijn om een duurzame zoetwatervoorziening te garanderen. De maatregelen uit het Spoorboekje Zoetwater Zuidwestelijke Delta worden onverkort uitgevoerd. Tot slot beïnvloedt de provincie de langetermijnstrategie voor voldoende schoon en zoet water (en waterveiligheid) via deelname aan het Nationaal Deltaprogramma en door middel van het opstellen van een zoetwatervisie. Dit programma, aangestuurd door de Deltacommissaris, resulteert in 2014 in vijf deltabeslissingen, die gezamenlijk de contouren van het lange termijn waterbeleid bepalen. Na besluitvorming op nationaal niveau zal de provincie, waar nodig, de provinciale kaders aanpassen. Voor zoet water is geen separate indicator opgenomen. Metingen van het chloridegehalte (de indicator voor zoet water) zijn onderdeel van het KRW-monitoringsprogramma.
Taak 1.2.2
Afspraken maken met waterschappen over de kwaliteit van het oppervlaktewater
In de geest van de Wateragenda is ten opzichte van het op 27 juni 2012 vastgestelde verbetervoorstel voor de begrotingsindicatoren de prestatie-indicator zodanig aangepast, dat deze meer recht doet aan de specifieke taak van de provincie. De indicator betreft daarom alleen die KRW-maatregelen (aan oppervlaktewater), waaraan de provincie een bijdrage (financieel, organisatorisch) moet leveren en dus een verantwoordelijkheid heeft. Het gaat om fysieke maatregelen en beleidsmaatregelen. De
beleidsmaatregelen worden in 2012 geactualiseerd in lijn met de Wateragenda. Onderstaande tabel benoemt daarom vooralsnog alleen de fysieke maatregelen. De uitvoering en financiering van maatregelen in KRW-oppervlaktewaterlichamen is in de meeste gevallen een taak van de waterschappen. “Aantal (en percentage van) KRW-waterlichamen dat aan de KRW-doelen voldoet” is hier komen te vervallen als prestatie-indicator en is nu opgenomen als effectindicator bij het doel 1.2. Voldoende en schoon water. Zoet water heeft geen eigen prestatie-indicator, maar wordt integraal opgenomen in de strategische agenda Nationaal Deltaprogramma (NDP) die jaarlijks aan GS wordt voorgelegd en wordt aangeboden aan PS.
Prestatie-indicatoren taak 1.2.2 Omschrijving 1.2.2.1
Percentage provinciale Europese Kaderrichtlijn Water-maatregelen voor oppervlaktewater dat per 31/12 is uitgevoerd
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
0
25% (3)
50%
75%
100%
32
Taak 1.2.3
Uitvoeren maatregelen voor goede kwaliteit van het grondwater
Veel maatregelen uit het 1e Stroomgebiedbeheersplan Rijndelta (2009 -2015) zijn in voorbereiding of uitvoering. Een aantal onderzoeksmaatregelen is reeds uitgevoerd. In 2013 zijn voor alle drinkwateronttrekkingslocaties gebiedsdossiers opgesteld. De onderzoeksmaatregelen met betrekking tot
puntenbronnen en saneringen in de beschermde gebieden voor drinkwaterwinningen, oals vastgelegd e in het 1 Stroomgebiedbeheersplan Rijndelta, zullen volgens de huidige prognoses uiterlijk in 2016 zijn afgerond. Eventuele uitvoeringsmaatregelen naar aanleiding van deze onderzoeken zullen deels pas na 2016 worden gerealiseerd. Onderstaande tabel benoemt vooralsnog alleen de onderzoeksmaatregelen. Ten opzichte van het op 27 juni 2012 vastgestelde verbetervoorstel voor de begrotingsindicatoren zijn de streefwaarden aangepast. Prestatie-indicatoren taak 1.2.3 Omschrijving 1.2.3.1
Percentage van het (provinciale) Europese Kaderrichtlijn Water-maatregelenpakket voor grondwater dat per 31/12 is uitgevoerd
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
45% (12)
60%
70%
85%
100%
N.B. Zowel de trendanalyses en toestandbeoordeling van de grondwaterlichamen als de nieuwe karakterisering in 2013 bepalen of de geformuleerde maatregelen worden herzien of nieuwe maatregelen worden geformuleerd om de KRW doelstellingen te bereiken.
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie
Jaarrekening 2011
Begroting 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
Lasten
9.385
6.853
6.325
5.694
5.644
5.155
Baten
8.562
3.064
2.490
1.859
1.859
1.370
-823
-3.789
-3.835
-3.835
-3.785
-3.785
-12
548
0
0
0
0
(bedragen x € 1.000)
120 - Voldoende schoon en zoet water
Resultaat voor bestemming Reserves Hollandsche IJssel-Mooie oevers + Bijdrage uit reserve Resultaat na bestemming
-12
548
0
0
0
0
-835
-3.240
-3.835
-3.835
-3.785
-3.785
Toelichting Meerjarenraming Voor 2013 is € 1,2 mln geraamd voor de subsidies voor de synergieprojecten Kaderrichtlijn water (KRW), die betaald worden uit middelen die door het Rijk beschikbaar zijn gesteld. Voor 2014 en 2015 is jaarlijks € 0,5 mln geraamd voor de synergieprojecten KRW.
33
Doel 1.3
Toename recreatie in het groen binnen de provincie
Wat willen we bereiken? Voldoende mogelijkheden voor beleving van groen en ontspanning zijn belangrijk voor het leefklimaat van de inwoners van Zuid-Holland. Voor veel inwoners is een aantrekkelijk groengebied niet op korte afstand van de woning beschikbaar. De inzet is om naast de aanleg van nieuwe groengebieden te zorgen voor goed bereikbare en toegankelijke recreatie- en natuurgebieden. De kwaliteit van de gebieden wordt op voldoende niveau gebracht of gehouden, zodat de gebieden aantrekkelijk zijn. Naast de recreatie- en natuurgebieden gaat het om het recreatief gebruik van het landelijk gebied. De economie in het landelijk gebied rond de steden heeft daar baat bij. In deze collegeperiode geeft de provincie Zuid-Holland prioriteit aan: het groen direct om de stad; de verbindingen tussen de steden en het landelijke gebied en het beheer en onderhoud van de groengebieden. De provincie blijft zich hiervoor inzetten ondanks de rijksbezuinigingen en stelt voor de periode tot en met 2015 € 100,0 mln extra beschikbaar voor het groen in de stedelijke omgeving. De precieze besteding van deze gelden wordt bepaald in samenhang met de ontwikkelingen in de regio’s en de afronding van de bestuursovereenkomst Investeringsbudget Landelijk Gebied. Dit krijgt zijn beslag in de Beleidsvisie Groen en het Uitvoeringsprogramma Groen 2012-2015. Na vaststelling van de Beleidsvisie Groen worden wijzigingen, die eventueel daaruit volgen, verwerkt bij Voorjaarsnota 2013. Effectindicatoren 1.3.a
1.3.b
Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
Procentuele jaarlijkse groei van De bezoekersaantallen; De recreatieplaatsen in Zuid-Holland.
23.500.000 131.000
+2% +1,5%
+2% +1,5%
+2% +1,5%
PM PM
PM
PM
PM
PM
PM
Percentage van de inwoners in Zuid-Holland dat aangeeft dat zij tevreden zijn over groenvoorzieningen in de buurt.
Toelichting effectindicatoren
De indicatoren geven informatie over de toename van recreatiemogelijkheden, het gebruik van de ingerichte gebieden en de recreatieve netwerken. De provincie verwacht een groei van zowel de mogelijkheden als het gebruik. De opvangcapaciteit is onder andere afhankelijk van toegankelijkheid, soort inrichting en aantrekkelijkheid van de diverse typen gebieden. Dit wordt weergegeven door het aantal recreatieplaatsen. Met recreatieplaatsen wordt bedoeld de gemiddelde opvangcapaciteit, berekend op basis van het areaal recreatiegebieden en de gemiddelde opvangcapaciteit van elk ingericht recreatiegebied of recreatieve verbinding. Na vaststelling van de Beleidsvisie Groen, zal de prognose voor 2016 worden ingevuld en worden eventuele wijzigingen in de prognoses verwerkt bij Voorjaarsnota 2013. Indicator 1.3.b is toegevoegd op basis van een bij Voorjaarsnota 2012 door provinciale Staten aangenomen amendement. Hiervoor zijn nog geen cijfers beschikbaar. Voor de invulling van indicator 1.3.b zullen nog nadere voorstellen worden uitgewerkt.
34
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 1.3.1
Kaders stellen en de provincie vertegenwoordigen ten behoeve van groen
Het Uitvoeringsprogramma Groen 2012-2015 zet voor de korte termijn de afronding van het Investeringsbudget Landelijk Gebied-programma voort en geeft uitvoering aan nieuwe investeringen in het groen nabij de steden en de stad-landverbindingen met de bij het Hoofdlijnenakkoord voorgestelde extra € 100,0 mln. In 2012 is de nota Toekomstig beheer recreatiegebieden opgesteld om de organisatie van het recreatiebeheer te verbeteren en wordt het Uitvoeringsprogramma Landbouw opgesteld. Op het gebied van de watersport ondersteunt de provincie initiatieven, door de inzet van het ruimtelijk instrumentarium. Na vaststelling van de Beleidsvisie Groen, worden eventuele wijzigingen in deze taak verwerkt bij Voorjaarsnota 2013. In de Beleidsvisie Groen staan onder meer de volgende verkenningen geagendeerd, die bijdragen aan het stellen van kaders ten behoeve van groen: 0. Verkenning naar nieuwe groene verbindingen: hoe kan biodiversiteit van bestaand groen versterkt worden door nieuwe verbindingen en hoe kunnen nieuwe ontwikkelconcepten zoals groenblauwe 1.
dooradering bijdragen aan de doelstellingen uit de Beleidsvisie Groen. Strategie agrarisch natuurbeheer: de provincie spant zich in zodat de collectiviteit van beheer gewaarborgd blijft en dat het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) maximaal ondersteunend is
2.
voor de vitaliteit en behoud van het agrarisch landschap. Vraag-aanbodanalyse per provinciaal landschap, in aansluiting op het SmartAgents onderzoek naar leefstijlen.
3. 4.
Verkenning naar de meerwaarde van de provincie in het landelijk gebied. Uitwerking beheerstrategie, inclusief een gebiedsgerichte aanpak van onderhoud en herstel van landschapselementen: dit bestaat enerzijds uit het vereenvoudigen van bestaand beheerinstrumentarium en anderzijds uit het ontwikkelen van nieuwe beheermodellen, waarin ook private partijen een rol spelen.
Verder krijgen de pilots die in 2012 zijn gestart een vervolg, waarbij netwerksturing als andere manier van werken verder uitgewerkt wordt.
Met het verschijnen van de Wet Natuurbescherming zal het huidige Beleidsplan uitvoering Flora- en Faunawet worden geactualiseerd met het Beleidsplan uitvoering Wet Natuurbescherming. Dierenwelzijn zal daarbij worden uitgewerkt in de kaderstelling onder andere voor Flora en Fauna beheerplannen (2013).
Taak 1.3.2
Verwerven en inrichten van recreatiegebieden
De realisatie van nieuwe recreatiegebieden heeft prioriteit. Het gaat om de afronding van het Investeringsbudget Landelijk Gebied-programma (ILG) en nieuwe projectinvesteringen in groen in de stedelijke omgeving. De nadruk ligt hierbij op het verbinden van stad en land in plaats van het realiseren van hectares. Dit resulteert uiteindelijk in meer gebruik door de bewoners en bezoekers van de recreatiegebieden. Voorwaarde bij realisatie is dat het beheer van gebieden is gewaarborgd. Verder wordt buiten het voormalige ILG-programma gewerkt aan de ontwikkeling van 'Het Buijtenland van Rhoon', een 600 ha groot natuur- en recreatiegebied op Midden-IJsselmonde. Dit project maakt onderdeel uit van de realisatie van 750 ha natuur- en recreatiegebied in het kader van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam. Het Rijk heeft specifiek hiervoor rijksmiddelen aan de provincie overgedragen. Na vaststelling van de Beleidsvisie Groen, worden eventuele wijzigingen in de prestaties en de prognose voor 2016 verwerkt bij Voorjaarsnota 2013.
35
Prestatie-indicatoren taak 1.3.2. Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
1.3.2.1
Jaarlijkse groei van het aantal hectare verworven recreatiegebieden
1256 ha (gerealiseerd 2007-2012)
300
300
0
PM
1.3.2.2
Jaarlijkse groei van het aantal hectare ingericht recreatiegebied
1082 ha (gerealiseerd 2007-2012)
350
500
600
PM
Taak 1.3.3
Oplossen van knelpunten en vergroten van het aantal verbindingen (wandel- en fietspaden) en (vaar)routes
Het verbeteren van de stad-land verbindingen en de recreatieve routes en netwerken voor wandelen, fietsen en varen rond de steden is belangrijk voor de ontsluiting van recreatiegebieden. Het aantal verbindingen neemt toe door de aanleg van nieuwe verbindingen en paden en door de aanpak van recreatieve knelpunten. Het recreatieve fietsnetwerk wordt meegenomen bij de actualisatie van het fietsbeleid. De uitvoering van het provinciale wandelroutenetwerk wordt voortgezet. Met het verbeteren van recreatieve waterverbindingen kan de provincie nog aantrekkelijker worden gemaakt. De nieuwe verbindingen in kilometers betreffen volledig het Wandelrouteplan. De genoemde verbeterde verbindingen in 2013 die door derden zullen worden gerealiseerd, zijn alleen mogelijk als ingestemd wordt met de openstelling van de Subsidieregeling Landelijk Gebied voor Lange Afstands Wandelpaden (LAW) en Lange Afstands Fietsroutes (LF). Verbeteringen van de waterverbindingen krijgen in 2013 extra prioriteit in de recreatieve stadlandverbindingen. Eén van de verbeteringen bestaat eruit dat de provincie voldoet aan de eisen van de Beleidsvisie Recreatie Toervaart Nederland (BRTN) ten aanzien van de openingstijden van bruggen en sluizen, voor het recreatietoervaartnetwerk. Prestatie-indicatoren taak 1.3.3. Omschrijving 1.3.3.1
Jaarlijkse groei van het aantal kilometer recreatieve stad-landverbindingen: Nieuw Verbeterd
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
115 km 0 km
135 km 25 km
135 km 15 km
0 km 15 km
0 km 0 km
Toelichting De verbindingen zijn destijds geprogrammeerd op basis van het Investeringsbudget Landelijk Gebied. Dit stopt per 2015. Na het besluit over het Uitvoeringsprogramma Groen wordt een nieuwe programmering opgesteld die bij de Voorjaarsnota 2013 wordt verwerkt.
36
Taak 1.3.4
Ontwikkelen van bestaande groengebieden
Het aanbod van recreatieve voorzieningen bepaalt de aantrekkelijkheid en daarmee het gebruik van een recreatiegebied. Initiatieven om meer voorzieningen aan te leggen (mede afgestemd op de gevarieerde vraag naar recreatie, die in de Leefstijlatlas in kaart is gebracht) en om voorzieningen te verbeteren worden gestimuleerd en gefaciliteerd. Dat resulteert in een beter recreatief aanbod. Pas na de verkenning van vraag-aanbodanalyses in de provinciale landschappen (zie taak 1.3.1.) benoemt de provincie aanvullende ontwikkelingen van groengebieden en landschap, die leiden tot nieuwe bestuurlijke prioriteiten. Prestatie-indicatoren taak 1.3.4 Omschrijving 1.3.4.1
Aantal hectare recreatief gebied dat jaarlijks wordt heringericht
Taak 1.3.5
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
0 ha
40 ha
35 ha
0 ha
0 ha
Efficiënt organiseren van recreatiebeheer
Op basis van het Hoofdlijnenakkoord geeft de provincie invulling aan besluiten die in 2013 moeten leiden tot een bestuurlijke opschaling van de bestaande natuur- en recreatieschappen, een verzelfstandigde dienst Groenservice Zuid-Holland en het in eigendom en/of beheer overdragen van de provinciale recreatiegebieden. De provincie bevordert de samenwerking tussen beheerders van recreatiegebieden, van natuurgebieden en overige terreinbeheerders om kosten te besparen. Daarnaast onderzoekt de provincie de inverdienmogelijkheden voor het financieren van het beheer. Verder verkent Gedeputeerde Staten nieuwe beheermodellen op langere termijn waarin ook meer ruimte wordt geboden voor commerciële initiatieven. Zoals afgesproken in het Onderhandelingsakkoord Decentralisatie Natuur bereidt het college voorstellen voor tot het bieden van planologische ruimte om de toepassing van inverdienmogelijkheden in recreatiegebieden te vergroten. Prestatie-indicatoren taak 1.3.5 Omschrijving 1.3.5.1
Gemiddeld aandeel in de kosten van recreatiebeheer door andere partijen
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
67%
70%
72%
75%
75%
37
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie (bedragen x € 1.000)
Jaarrekening Begroting 2011 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
130 - Toename recreatie in het groen binnen de provincie Lasten
48.215
101.831
99.404
70.026
56.543
26.516
Baten
29.741
56.180
60.350
22.392
10.372
10.371
-18.474
-45.651
-39.054
-47.634
-46.171
-16.145
Resultaat voor bestemming Reserves 2011 DP G.Z-H wagenpark
0
300
0
0
0
0
2011 DP G.Z-H huisvesting Achterstallig onderhoud provinciale recreatiegebieden Groene ambities (ILG-niet ILG doelen) 2011 DP Onderhoud recreatiegebieden
0 261
300 389
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
16.900 150
2.300 0
1.500 0
0 0
0 0
Visiebeheer
114
700
0
0
0
0
Groene subsidies
193
145
624
0
0
0
+ Bijdrage uit reserve
568
18.884
2.924
1.500
0
0
Groene ambities (ILG-niet ILG doelen) 2011 DP G.Z-H wagenpark
0 300
20.000 0
0 0
0 0
0 0
0 0
Visiebeheer
700
0
0
0
0
0
2011 DP G.Z-H huisvesting
300
0
0
0
0
0
2011 DP Onderhoud recreatiegebieden
150
0
0
0
0
0
- Storting in reserve Resultaat na bestemming
1.450
20.000
0
0
0
0
-19.356
-46.767
-36.130
-46.134
-46.171
-16.145
Toelichting Meerjarenraming In de Begroting 2013 zijn de lasten begroot op basis van de reeds lopende verplichtingen. De voormalige bestuursovereenkomst ILG loopt tot en met 2013. Op basis van het Hoofdlijnenakkoord is voor groenprojecten € 100,0 mln extra beschikbaar gesteld. Voor 2013 is hiervan binnen dit doel € 20,0 mln beschikbaar. Voor 2014 en 2015 is hiervan binnen dit doel € 30,0 mln per jaar geraamd. Na vaststelling van de Beleidsvisie Groen inclusief het uitvoeringsprogramma zullen de financiële gevolgen hiervan en van de afwikkeling van de bestuursovereenkomst ILG in de begroting worden verwerkt. Daarnaast bestaan de lasten voor dit doel in 2013 voor € 30,1 mln aan uitgaven voor het project ‘Het Buijtenland van Rhoon’ in Midden IJsselmonde. In 2014 is € 12,0 mln geraamd voor uitgaven aan het project ‘Het Buijtenland van Rhoon’ in Midden IJsselmonde.
38
Doel 1.4
Behoud van biodiversiteit
Wat willen we bereiken? De inzet in deze coalitieperiode is de voortgang in de afronding van de (herijkte) Ecologische Hoofdstructuur (EHS), die gezamenlijk met het Rijk wordt opgesteld. In de Ecologische Hoofdstructuur ligt de prioriteit bij de instandhouding van de doelen van de Natura 2000-gebieden met specifieke aandacht voor de verdrogings- en vermestingsproblematiek. De provincie zet in op vergroting van het aandeel particulier natuurbeheer in Zuid-Holland. In de Beleidsvisie Groen en het Uitvoeringsprogramma Groen 2012-2015 is de opgave van Zuid-Holland verder uitgewerkt. Effectindicatoren Omschrijving 1.4.a
Ontwikkeling natuurkwaliteit Zuid-Holland op basis van Alterrasystematiek (index ten opzichte van 2010)
1.4.b
Percentage natuurgebieden dat voldoet aan instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000 (areaal binnen vastgestelde beheerplannen Natura 2000)
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
100
100
100
100
100
100% (15.164 ha)
45% (19.450)
45% (34.575)
45% (54.200)
45% (54.682)
Toelichting effectindicatoren 1.4.a Ontwikkeling natuurkwaliteit Zuid-Holland op basis van Alterrasystematiek (index ten opzichte van 2010) Het provinciaal natuurbeleid is gericht op het tegengaan van de achteruitgang van de biodiversiteit in de provincie. Een grote bijdrage wordt geleverd door aanleg van nieuwe natuur. De standstill situatie wordt bereikt voor de kenmerkende natuurgebiedstypen in de Ecologische Hoofdstructuur: (half) natuurlijk grasland, bos, duin en moeras en voor agrarisch gebied buiten de ecologische hoofdstructuur. Voor de
kenmerkende gebiedstypen in Zuid-Holland wordt jaarlijks een index opgesteld als indicator voor de natuurkwaliteit in de provincie. Aan de hand hiervan meet de provincie of de standstill situatie wordt bereikt voor de kenmerkende natuurgebiedstypen in de Ecologische Hoofdstructuur: (half) natuurlijk grasland, bos, duin en moeras en voor agrarisch gebied buiten de Ecologische Hoofdstructuur 1.4.b Percentage natuurgebieden dat voldoet aan instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000 (areaal binnen vastgestelde beheerplannen Natura 2000) De verwachting is dat het areaal Natura 2000 gebieden in Zuid-Holland waarvoor beheerplannen worden vastgesteld, voor 45% voldoet aan de instandhoudingsdoelstellingen, wat redelijk vergelijkbaar is met de landelijke situatie. In de nulmeting zitten 3 Natura 2000 gebieden waarvoor de beheerplannen zijn
vastgesteld vóór 2012. Het areaal van deze 3 gebieden voldoet aan de instandhoudingsdoelen. In de komende jaren worden de overige beheerplannen van in Zuid-Holland gelegen Natura 2000 gebieden vastgesteld. De verwachting is dat in deze gebieden de instandhoudingsdoelen nog niet meteen worden gehaald. De verwachte totale omvang van het areaal Natura 2000 gebieden in Zuid-Holland in 2016 bedraagt ca 54.682 hectare. De realisatie en planning van beheerplannen wordt bepaald door de definitieve aanwijzingsbesluiten door het Rijk en de afronding van de landelijke discussie over de Programmatische Aanpak Stikstofdepositie. Een globale inschatting is gemaakt van het totale areaal binnen de vast te stellen beheerplannen Natura 2000 tot en met 2016.
39
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 1.4.1
Verwerven en inrichten van de ecologische hoofdstructuur
In februari 2012 hebben de provincies met het Rijk het akkoord Decentralisatie Natuur gesloten. Voor de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) betekent het akkoord de financiering van de herijkte opgave door de verkoop en ruil van verworven gronden (principe van grond voor grond). Ter voorbereiding van de nieuwe opgave heeft elke provincie een nieuwe opgave aangeleverd aan de commissie Ontwikkelopgave Natuur (commissie Jansen). Deze commissie bepaalt in het najaar van 2012 welke opgave de provincie nog heeft. Daarnaast biedt het lenteakkoord en de Tweede Kamerverkiezingen ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. Binnen deze onzekerheden wordt in het kader van de Beleidsvisie Groen samen met de regiopartners een nieuwe opgave uitgewerkt en in het najaar aangeboden aan PS ter vaststelling. De herijkte EHS wordt in het voorjaar 2013 in de Provinciale Structuurvisie (PSV) verankerd. Vanwege de rijksbezuinigingen heeft de provincie in 2010 een beheersmaatregel ingesteld waarbij grote terughoudendheid wordt betracht met het aangaan van nieuwe verplichtingen. Deze beheersmaatregel geldt nog steeds. Pas na vaststelling van het nieuwe uitvoeringsprogramma over de EHS kan de provincie weer inzetten op verdere voortgang. De herijkte opgave wordt in het voorjaar 2013 vertaald in realistische cijfers voor verwerving en inrichting. De opgave in de Begroting 2013 zijn voorlopig en afgeleid van de Begroting 2012. Prestatie-indicatoren taak 1.4.1 Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
1.4.1.1
Jaarlijkse groei van het aantal hectare nieuw verworven natuurgebied
2211 ha (gerealiseerd 2007 t/m 2011)
150
150
150
150
1.4.1.2
Jaarlijkse groei van het aantal hectare nieuw ingericht natuurgebied
1939 ha (gerealiseerd 2007 t/m 2011)
150
150
150
150
1.4.1.3
Jaarlijkse groei van het aantal kilometer nieuwe provinciale ecologische verbindingen
29 km per 31-12-2011 (sinds 2007)
6 km
6 km
6 km
6 km
Taak 1.4.2
Op niveau houden van bestaande natuurkwaliteiten
In het Onderhandelingsakkoord Decentralisatie Natuur is afgesproken dat het agrarisch natuurbeheer buiten de Ecologische Hoofdstructuur per 2014 een rijksverantwoordelijkheid wordt. Voor Zuid-Holland geldt, dat nagenoeg alle agrarisch natuurbeheer buiten de EHS ligt. Wel is in de ontwerp Beleidsvisie Groen opgenomen dat er goede afstemming moet komen tussen natuur en agrarische natuur om zo voldoende robuuste natuureenheden te krijgen, die nodig zijn om aan internationale verplichtingen te voldoen. Prestatie-indicatoren taak 1.4.2 Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
1.4.2.1
Percentage bestaand natuurgebied dat per 31/12 voldoet aan vastgestelde beheerplannen
100% (13.000 ha)
100%
100%
100%
100%
1.4.2.2
Percentage agrarisch gebied dat per 31/12 voldoet aan het basisniveau in vastgestelde beheerplannen
100% (19.424)
100%
per 2014 rijksverantwoordelijkheid
-
-
40
Taak 1.4.3
Inzetten op particulier natuurbeheer
Deze taak heeft betrekking op natuurbeheer door particuliere beheerders (dit kunnen ook agrariërs zijn). De jaarlijkse groei is voor een belangrijk deel het resultaat van subsidieaanvragen (omvang 300 ha) die in 2011 zijn ingediend en die in de komende jaren tot realisering moeten leiden door functiewijziging van landbouwgrond naar natuurgrond en inrichting. Daarbij kan een deel van de herijkte ontwikkelopgave EHS (vast te stellen eind 2012) worden gerealiseerd met particulier natuurbeheer. Prestatie-indicatoren taak 1.4.3 Omschrijving 1.4.3.1
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
180 ha
55 ha
55 ha
55 ha
55 ha
Jaarlijkse groei van het aantal hectare in beheer door particulieren
Toelichting Vermeld is het particulier natuurbeheer dat ook door agrariërs kan worden uitgevoerd na functiewijziging. De omschrijving van de indicator is aangepast, omdat het geen betrekking heeft op het gesubsidieerd agrarisch natuurbeheer. Het agrarisch natuurbeheer buiten de EHS wordt per 1 januari 2014 een rijksverantwoordelijkheid conform het onderhandelingsakkoord Decentralisatie Natuur.
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie (bedragen x € 1.000)
Jaarrekening Begroting 2011 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
140 - Behoud van biodiversiteit Lasten
18.383
33.908
44.767
20.630
19.130
19.115
Baten
12.667
20.916
35.300
10.074
10.074
10.079
Resultaat voor bestemming
-5.716
-12.992
-9.467
-10.556
-9.056
-9.036
Groene ambities (ILG-niet ILG doelen) Groene subsidies
1.732
5.163
546
1.713
213
193
116
78
78
0
0
0
+ Bijdrage uit reserve
1.848
5.241
624
1.713
213
193
IODS
1.420
2.310
0
0
0
0
- Storting in reserve
1.420
2.310
0
0
0
0
-5.288
-10.060
-8.843
-8.843
-8.843
-8.843
Reserves
Resultaat na bestemming
Toelichting Meerjarenraming In de Begroting 2013 zijn de lasten begroot op basis van de reeds lopende verplichtingen. De voormalige bestuursovereenkomst ILG loopt tot en met 2013. Na vaststelling van de Beleidsvisie Groen inclusief het uitvoeringsprogramma zullen de financiële gevolgen hiervan en van de afwikkeling van de bestuursovereenkomst ILG in de begroting worden verwerkt.
41
Doel 1.5
Ontwikkeling en behoud van waardevolle en aantrekkelijke agrarische landschappen
Wat willen we bereiken? De provincie wil de diversiteit van de waardevolle en aantrekkelijke landschappen in Zuid-Holland, zoals de veenweidegebieden, de kleipolders en de droogmakerijen, ontwikkelen en behouden. De provincie richt zich specifiek op de nationale landschappen (Groene Hart en Hoeksche Waard) en de zes provinciale landschappen Midden-Delfland, Wijk en Wouden, Duin Horst en Weide, Hollands Plassengebied, Bentwoud-Rottemeren en IJsselmonde (onderdeel van de Zuidvleugelgroenstructuur). De verschillende kernkwaliteiten van de diverse landschappen staan daarbij voorop. Dit gebeurt door landschapselementen zoals (hak)houtwallen en -singels, grienden en kreken in stand te houden en te herstellen. Hierbij is de samenhang tussen de verschillende elementen in een landschap van belang. De mate waarin de kernkwaliteiten ongeschonden aanwezig zijn en de ruimtelijke samenhang tussen de diverse onderdelen zijn bepalend voor de ruimtelijke kwaliteit. Effectindicatoren Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
1.5.a
Aantal wijzigingen in diversiteit landschappen
0
0
0
0
0
1.5.b
Procentuele jaarlijkse groei multifunctionele landbouwbedrijven (op basis CBS-gegevens)
3% (405 van 7246 bedrijven)
3%
3%
3%
3%
Toelichting effectindicatoren 1.5.a Aantal wijzigingen in diversiteit landschappen Op de geactualiseerde kwaliteitskaart van de provinciale structuurvisie worden de diverse landschappen benoemd. Daarbij wordt gekeken naar de kernkwaliteiten van de verschillende landschappen. Om de diversiteiten van het landschap in stand te houden is het noodzakelijk de karakteristieke landschapselementen te behouden en te herstellen. Deze collegeperiode wordt ingezet op behoud van de landschapselementen. 1.5.b Procentuele jaarlijkse groei multifunctionele landbouwbedrijven Deze collegeperiode wordt ingezet op een jaarlijkse groei van het aantal multifunctionele landbouwbedrijven met 3% per jaar.
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 1.5.1
Verbeteren en behouden van de landschappelijke kenmerken en kwaliteiten
De Beleidsvisie Groen heeft als 4e prioriteit “Kwaliteitsimpuls in recreatiegebieden en landschap rond het stedelijk netwerk”. Hierbij is onder andere het doel het versterken van de gebiedseigen identiteit van de (provinciale) landschappen door de realisatie van meer landschapselementen, mede op basis van cultuurhistorische kwaliteit. De ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke kenmerken en kwaliteiten van het landschap worden verbeterd door ruimtelijke ontwikkelingen (poorten, toeristische overstap punten (TOP’s), wegen, dijkversterking, woningbouw en dergelijke) landschappelijk goed in te passen. De kwaliteitskaart uit de Provinciale Structuurvisie wordt daarvoor geactualiseerd. Met de regio’s samen worden Gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit opgesteld. Hiermee kan de provincie beter sturen op de ruimtelijke kwaliteit (verbeteren
42
kwaliteitstoetsing) van het landschap en kan ruimte worden gegeven aan het ondernemerschap (agrarisch, toeristisch/recreatief) in het landelijk gebied. Dit draagt bij aan een vitaal en aantrekkelijk platteland. Daarnaast zijn de gebiedsprofielen een belangrijk uitgangspunt bij advisering over een goede landschappelijke inpassing van ruimtelijke ontwikkelingen. De beleving en waardering voor het landschap wordt vergroot door het opruimen van verrommeling zoals verspreid glas en vrijkomende agrarische bebouwing. Daarbij wordt het ruimtelijk instrumentarium ingezet onder andere door de Ruimte-voor-Ruimteregeling. De landschapselementen, zoals bosjes, houtwallen en singels, grienden, kreken, knotbomen en dijken, zijn kenmerkend voor de Zuid-Hollandse landschappen en een aantrekkelijk landelijk gebied. Het is tevens de basis voor het beleven van het landschap door de inwoners van de provincie Zuid-Holland. Door subsidieverlening wordt de uitvoering geregeld. Naast de hiervoor genoemde projecten zullen ook de samenwerkingsprogramma’s Hof van Delfland en Integrale Ontwikkeling Delft-Schiedam (IODS) verder worden uitgevoerd. De ambitie van Hof van Delfland is: de realisatie van een mooi, vitaal en verbonden landschap voor 3 miljoen inwoners van de Zuidvleugel. Speerpunten zijn onder andere het platteland economisch vitaal maken en grote doorgaande recreatieve (fiets) routes aanleggen. Doelstelling van IODS is verbeteren bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid, versterking van de gebiedseconomie en versterking van de natuur en recreatie. Het Tracébesluit voor de A4 Midden-Delfland is onherroepelijk waardoor de IODS projecten parallel aan de aanleg van de weg uitgevoerd worden. Het gaat daarbij om Groenblauw Lint, sanering verspreid liggende glastuinbouw, stedelijke inpassing, recreatieve routestructuur en Groen ondernemen. Prestatie-indicatoren taak 1.5.1 Omschrijving 1.5.1.1
Aantal in stand gehouden landschappelijke eenheden in Zuid-Holland (bijv. veenweiden, duinen) per 31/12
1.5.1.2
Jaarlijkse groei van het aantal landschapselementen in percentage van het totaal oppervlakte landelijk gebied (volgens meetnet Agrarisch Cultuurlandschap)
Taak 1.5.2
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
17
17
17
17
17
1,3%
0,05%
0,05%
0,05%
0.05%
Verbeteren van de economische vitaliteit van het landelijke gebied
Voor de uitvoering van de Agenda Landbouw en de Beleidsvisie Groen zet de provincie in op innovatie van de keten klant-tot-producent. Die innovatie is kansrijk vanuit de vraag naar hoogwaardige voedselproducten. In korte ketens tussen consument en producent ontstaan de beste kansen voor regionale markten. Door het Veenweiden Innovatie Centrum wordt de kennisontwikkeling en de kennisdeling beter benut en kan mede vanuit het Centrum nieuwe praktijkpilots worden gestart gericht op de economische vitaliteit. Via de Provinciale Regeling Agrarische Structuurversterking krijgt de landbouwsector ook in deze periode de mogelijkheid om te werken aan versterking van de bedrijfsstructuur met name door het uitvoeren van kavelruilen. De verordening Ruimte is aangepast op het toestaan van agrarische bouwpercelen van maximaal twee hectares. Deze maatvoering verhindert de komst van extreem grote gebouwen zoals megastallen en is inpasbaar in het landschap.
43
Prestatie-indicatoren taak 1.5.2 Omschrijving 1.5.2.1
Jaarlijkse groei van het aantal door de Provinciale Regeling Agrarische Structuurversterking ondersteunde bedrijven met verbeterde structuur
Taak 1.5.3
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
1.232
2%
2%
2%
2%
Verduurzamen landbouw op basis van Europese regelgeving
De provincie zet zich in om in het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van Europa (GLB, 2014) de koppeling van inkomenssteun aan verduurzaming en maatschappelijke diensten te regelen. Dit moet leiden tot het duurzamer omgaan met bodem en water, door invoering van aangepaste agrarische bedrijfssystemen. Voor veenweide-innovaties ondersteunt de provincie de initiatieven van het Kennis- en Innovatieprogramma Westelijke Veenweiden voor verduurzaming van de landbouwfunctie. Deze verduurzaming is ook gekoppeld aan een robuuster kostenbesparend waterbeheersysteem. In 2013 wordt duidelijk of met het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid groenblauwe maatschappelijke diensten als natuurlijker oevers, perceelsranden én het weidevogelbeheer effectief zal worden ondersteund en wat daarbij de provinciale rol zal zijn voor de periode 2014-2020. Prestatie-indicatoren taak 1.5.3 Omschrijving 1.5.3.1
Aantal bedrijven met activiteiten op het gebied van natuur, water en (cultuur-) landschap per 31/12
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
1.300
1.300
1.300
1.300
1.300
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie (bedragen x € 1.000)
Jaarrekening Begroting 2011 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
16.046
11.212
150 - Ontwikkeling en behoud van waardevolle en aantrekkelijke agrarische landschappen Lasten Baten
75.167
41.591
38.853
34.113
53.250
27.201
23.416
18.113
129
129
-21.916
-14.390
-15.436
-16.000
-15.917
-11.083
Reservering IRP's
124
400
0
0
0
0
Groene subsidies
1.155
858
188
10
10
10
IODS
1.220
5.000
9.220
10.074
10.313
5.455
190
1.080
710
0
0
0
4.832
641
217
267
0
0
Resultaat voor bestemming Reserves
Groene ambities (ILG-niet ILG doelen) Sanering glastuinbouw Landschapsbeheer Hof van Delfland-Glastuinbouw + Bijdrage uit reserve IODS Groene subsidies - Storting in reserve Resultaat na bestemming
23
0
0
0
0
0
400
446
0
0
0
0
7.943
8.424
10.335
10.350
10.323
5.465
4.000 213
1.080 0
840 0
481 0
250 0
55 0
4.214 -18.187
1.080 -7.046
840 -5.941
481 -6.131
250 -5.844
55 -5.673
44
Toelichting Meerjarenraming In 2013 zijn € 19,2 mln aan FES Nota Ruimte middelen beschikbaar voor de Westelijke Veenweidegebieden. In 2014 zijn € 17,9 mln aan FES Nota Ruimte middelen beschikbaar voor de Westelijke Veenweidegebieden Voor de Integrale Ontwikkeling Delft –Schiedam (IODS) wordt in 2013 € 9,2 mln geraamd aan uitgaven voor de projecten ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en de provinciale bijdrage aan het traject A4 Delft-Schiedam. Voor de IODS wordt in de jaren 2014 tot en met 2016 totaal € 25,8 mln geraamd aan uitgaven aan de projecten ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en de provinciale bijdrage aan het traject A4 Delft-Schiedam.
45
46
Programma 2 Mobiliteit en Milieu Inleiding De provincie Zuid-Holland werkt aan een aantrekkelijke leefomgeving in het dichtstbevolkte deel van Nederland. Een leefomgeving waar ruimte voor wonen, werken, reizen en recreëren in balans is. De provincie weegt wensen en belangen, verbindt partijen en geeft ruimte. Voor de provincie hoort bij zo'n leefomgeving een optimale infrastructuur met snelle en veilige verbindingen voor auto, fiets, openbaar vervoer en schip. Dit programma beslaat de doelen en activiteiten die voortvloeien uit de wettelijke taak van de provincie als (vaar)wegbeheerder om haar infrastructuurnetwerken technisch en functioneel op orde te houden. Daarnaast wordt er kaderstellend beleid over de ontwikkeling hiervan vastgesteld en is er de bevoegdheid om aanpassingen aan de infrastructuur te realiseren (nieuwbouw en uitbreiding). Verder is er de wettelijke taak voor het verlenen en beheren van concessies voor het regionaal openbaar vervoer. De provincie stelt, daar waar nodig in aanvulling op de Europese en rijksregelgeving, kaders in het milieubeleid en geeft invulling aan uitvoeringsbeleid gericht op het bereiken van een beter milieu met minder hinder. De taken liggen op het gebied van algemeen milieubeleid en specifiek voor luchtkwaliteit, externe veiligheid en geluid, waarbij de inzet van de provincie gericht is op zowel saneren en beheren als op ontwikkelen. De uitvoerende taken van de provincie, zoals vergunningverlening en handhaving, zijn ondergebracht bij de regionale uitvoeringsdiensten. Onder verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten worden deze taken uitgevoerd, de provincie is hiervoor opdrachtgever. Het bestaande wegen- en vaarwegennet worden op een sobere doelmatige wijze onderhouden zodat het gebruik van de (vaar)weg vlot en veilig kan plaatsvinden. Het personen- en goederenvervoer zijn in de afgelopen 25 jaar gegroeid met 50%. De files zijn in tien jaar met 50% toegenomen. Deze trend gaat afvlakken door afname van de bevolkingsgroei, door verminderde economische ontwikkeling en door stabilisatie van het aantal autobezitters en de arbeidsparticipatie van vrouwen. De randvoorwaarden die leefbaarheid en veiligheid stellen aan (auto)mobiliteit blijven een belangrijk onderwerp. Het regeerakkoord van het kabinet Rutte zette in op een infrastructuur/vervoerautoriteit in (delen van) de Randstad en was voornemens de WGR+-regio’s af te schaffen. Onduidelijk is de positie van het volgende kabinet. Op het gebied van luchtvaart heeft de provincie een rol in de vergunningverlening voor regionale luchthavens voor schermvliegen, zweefvliegen, helikopters, traumahelikopters en voor Micro Light Aeroplanes. Voor wat betreft de luchthavens Rotterdam The Hague Airport en Schiphol kan de provincie alleen via advisering, lobby en bestuurlijke druk invloed uitoefenen.
47
Middeleninzet programma 2 Exploitatie
Begroot 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
(bedragen x € 1.000)
Lasten
413.556
393.767
399.061
398.296
Baten
139.957
104.634
103.385
105.860
-273.599
-289.132
-295.676
-292.436
Onttrekking reserves
29.913
42.743
38.580
24.552
Storting reserves
15.328
28.070
32.044
22.309
-259.014
-274.459
-289.141
-290.194
Resultaat voor bestemming
Resultaat na bestemming
Incidentele lasten en baten
Begroot 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
(bedragen x € 1.000)
Incidentele lasten
80.981
63.400
63.903
42.346
Incidentele baten
46.047
25.435
23.042
18.779
-34.935
-37.965
-40.861
-23.567
29.913
42.743
38.580
24.552
5.328
17.370
21.144
11.110
-10.349
-12.592
-23.426
-10.125
Resultaat voor bestemming Onttrekking reserves Storting reserves Resultaat na bestemming
Doel 2.1
Zorg voor de kwaliteit van provinciale infrastructuur
Wat willen we bereiken? De provincie is wettelijk verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de provinciale wegen en vaarwegen. Dit betekent de zorg voor het in bruikbare en veilige toestand houden van deze wegen en vaarwegen zodat een vlotte en veilige afwikkeling van het verkeer gewaarborgd is. De provincie realiseert dit door economisch rationeel beheer van de provinciale infrastructuur. Dit wordt vormgegeven door het planmatig beheer en onderhoud, waarbij de infrastructuur structureel, trajectgewijs en integraal wordt onderhouden waarbij functionaliteit centraal staat. Daarnaast wordt de komende periode de nadruk gelegd op meer en fundamenteler samenwerken met andere partijen in Zuid-Holland en het beter benutten van het netwerk door inzet van netwerkmanagement en innovaties. Effectindicatoren Omschrijving 2.1
Percentage van het areaal dat voldoet aan de vastgestelde kwaliteit: asfalt kunstwerken oevers
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
85% (730 ha) 40% (574) 65% (213 km)
87% 46% 69%
88% 49% 72%
90% 52% 75%
92% 55% 78%
Toelichting effectindicatoren Asfalt De nulmeting is gebaseerd op metingen conform de geldende normen. De ontwikkeling 2013-2016 is conform de meerjarenaanpak in trajectstudies (grootschalige en integrale projectaanpak).
48
Kunstwerken Vanaf 2012 gelden nieuwe normen voor de kunstwerken: de Eurocodes. Een deel van het areaal (60%) is nooit ontworpen op deze verplichte Eurocodes. In de Nota Budgetbehoefte 2012-2015 is aangegeven dat in de komende 20 jaar het hele areaal aan de Eurocodes voldoet. Het percentage van 40% van kunstwerken dat op dit moment voldoet aan de Eurocodes stijgt deze collegeperiode met de trajectmatige aanpak naar 52%. Uit de inventarisatie ‘Kunstwerken in control’ naar acute veiligheidsproblemen bij de kunstwerken, zijn negen kunstwerken naar voren gekomen. Deze kunstwerken worden in de eerste jaren van deze coalitieperiode aangepakt, in de jaren 2012 tot en met 2016 zijn dit er gemiddeld zestien. Oevers De nulmeting is gebaseerd op conditiemeting 2011, conform NEN2767, inclusief functionele achterstand van circa 10%. De ontwikkeling 2012-2015 is conform de meerjarenaanpak in trajectstudies (grootschalige en integrale projectaanpak). De komende jaren wordt de achterstand door middel van het uitvoeren van het programma ingelopen.
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 2.1.1
Kaders stellen en de provincie vertegenwoordigen voor beheer en onderhoud provinciale infrastructuur
In de Nota Kapitaalgoederen - onderdeel Infrastructuur is het beleidskader vastgelegd voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau van de provinciale wegen, kunstwerken en vaarwegen. Uitvoering van het beleidskader moet leiden tot een bestendige situatie waarin deze kapitaalgoederen worden onderhouden, conform vastgestelde functionaliteit en kwaliteitsniveaus, waarbij de totale kosten worden geoptimaliseerd. Het provinciale beleid is verder uitgewerkt in het Beheerplan Wegen en Vaarwegen 2012-2015, dat in 2011 is vastgesteld. De benodigde budgetbehoefte om uitvoering te geven aan het beleid in het Beheerplan Wegen en Vaarwegen is in 2010 vastgelegd in de nota Budgetbehoefte beheer en onderhoud 2012-2015, die in januari 2011 door Gedeputeerde Staten is vastgesteld. De drie genoemde nota’s worden vierjaarlijks geëvalueerd en geactualiseerd. De provincie is voor het onderdeel beheer en onderhoud vertegenwoordigd in diverse interprovinciale en nationale overleggen. Met de partners in de regio wordt overlegd op het gebied van (vaar)wegbeheer.
Taak 2.1.2
Uitvoeren van dagelijks beheer en onderhoud
De provincie heeft de provinciale wegen en vaarwegen in eigendom en is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud. Bij het wegbeheer uit zich dit onder meer in de zorg voor het in bruikbare toestand houden van het wegdek, de verkeersveiligheid, de afvoer van regenwater en bermbeheer. Bij de vaarwegen is het van belang om de openbaarheid van de vaarweg te waarborgen. Door middel van dynamisch verkeersmanagement wordt de doorstroming van het (vaar)wegverkeer verbeterd. Er wordt ingespeeld op de actuele verkeerssituatie en er is betrouwbare reistijdinformatie beschikbaar. Alle dynamische verkeersmanagementsystemen op de weg zijn werkend en onderling gekoppeld. Op het gebied van vaarwegen worden verdere afspraken gemaakt om de bruggen over cruciale vaarroutes in de afstandbediening over te nemen van andere beheerders. Hierdoor ontstaat meer zicht op de actuele verkeerssituatie rond bruggen en op de vaarweg. Verder worden ontheffingen, vergunningen en toestemmingen verleend op basis van de Wegenwet en de Wegenverordening Zuid-Holland, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement en de vaarwegenverordening. Hiervoor gelden wettelijke termijnen. Inzet is om de afdoening binnen de termijn te vergroten.
49
Verspreid over het gehele areaal worden dagelijkse beheer- en onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd. Het betreft onder meer: toezicht, inspectie en handhaving, juridisch beheer, bediening van bruggen, verkeersvoorzieningen, gladheidbestrijding, kleinschalig civieltechnisch en groenonderhoud aan wegen, vaarwegen en kunstwerken, exploitatie van steunpunten en vaar- en voertuigen. Prestatie-indicatoren taak 2.1.2 Omschrijving 2.1.2.1
Percentage binnen de wettelijke termijn (conform Awb) verleende ontheffingen, vergunningen en toestemmingen
2.1.2.2
Percentage binnen de streeftermijn (conform vastgesteld werkproces) afgehandelde meldingen
Taak 2.1.3
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
85% (2.930 van 3.447)
87%
88%
90%
92%
85% (471 van 554)
87%
88%
90%
92%
Uitvoeren van planmatig beheer en onderhoud
In de periode 2012-2015 wordt het onderhoud aan de provinciale wegen en vaarwegen uitgevoerd volgens de systematiek van planmatig beheer en onderhoud, waarbij een integrale, trajectgewijze aanpak wordt toegepast op de tien vaarwegtrajecten en de 118 wegtrajecten. De extra impuls voor het budget van beheer en onderhoud wordt vooral ingezet om de aanwezige achterstanden in het onderhoud van wegen, vaarwegen en kunstwerken verder weg te werken. Uit het onderzoek ‘Kunstwerken in control’ zijn negen acute problemen bij kunstwerken naar voren gekomen. Deze kunstwerken worden in de periode 2011-2014 vervangen. Voor de planning van het planmatig beheer en onderhoud wordt de Meerjarenplanning Wegen en Vaarwegen 2012-2015 gehanteerd. De meerjarenplanning wordt jaarlijks geactualiseerd. Prestatie-indicatoren taak 2.1.3 Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
2.1.3.1
Aantal uitgevoerde trajecten per jaar voor vaarwegen (inclusief kunstwerken) en wegen (inclusief kunstwerken)
23
24
24
24
27
2.1.3.2
Aantal binnen het tijdvenster afgeronde trajecten
80% (18)
80%
80%
80%
80%
2.1.3.3
Percentage van de planningen en werkzaamheden dat beschikbaar is via de website
90% (21)
90%
90%
90%
90%
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie (bedragen x € 1.000)
Jaarrekening Begroting 2011 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016 115.547
210 - Zorg voor de kwaliteit van provinciale infrastructuur Lasten
110.847
104.797
109.991
111.470
114.942
4.173
7.429
4.171
637
637
637
-106.674
-97.368
-105.820
-110.833
-114.305
-114.910
Reservering Integrale bereikbaarheid
4.150
0
100
2.261
3.339
0
+ Bijdrage uit reserve
4.150
0
100
2.261
3.339
0
Reservering Integrale bereikbaarheid
3.285
0
0
0
0
0
Baten Resultaat voor bestemming Reserves
- Storting in reserve Resultaat na bestemming
3.285
0
0
0
0
0
-105.809
-97.368
-105.720
-108.572
-110.966
-114.910
50
Toelichting Meerjarenraming De stijging van de exploitatielasten wordt veroorzaakt door de kapitaallasten van de investeringen, conform de nota budgetbehoefte beheer en onderhoud 2012-2015. Het aandeel van de kapitaallasten stijgt van € 13,1 mln in 2013 tot € 24,2 mln in 2016. Verder zijn in het kader van Focus met Ambitie meerjarige bezuinigingen verwerkt in de meerjarenbegroting.
Doel 2.2
Een betere bereikbaarheid en verkeersveiligheid
Wat willen we bereiken? Bereikbaarheid is een belangrijke voorwaarde voor een economisch sterk Zuid-Holland. Zonder ingrijpen zal de toenemende mobiliteit zorgen voor groeiend fileleed, verkeersonveiligheid en leefbaarheidproblemen. In deze collegeperiode wordt daarom het verkeer- en vervoerbeleid in nauwe samenhang met het ruimtelijke en economische beleid ontwikkeld en is € 335,0 mln extra investeringsruimte beschikbaar gesteld. In deze collegeperiode wil de provincie een groot aantal van de knelpunten oplossen door vol in te zetten op de uitvoering van de projecten in het Meerjarenprogramma Investeringen Provinciale Infrastructuur (MPI). De financiële meevallers binnen het programma verkeer en vervoer blijven beschikbaar in het programma verkeer en vervoer en worden ingezet voor het oplossen van knelpunten. Effectindicatoren Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
47/52 (2010)
48/52,5
49/53
50/53,5
51/54
2.2.a
Gemiddelde snelheid autoverkeer (spits/dal) op belangrijke regionale trajecten (kilometer per uur)
2.2.b
Fietsgebruik in Zuid-Holland (gemiddeld aantal kilometer per inwoner per dag)
2,18 (’08-’10)
2,20
2,21
2,22
2,22
2.2.c
SCHOOL op SEEF: Totaal aantal gecertificeerde scholen in schooljaar Totally Traffic : Totaal aantal scholen op basis van meerjarenplannen 2011-2013
64
+ 20%
≥ 2013*
≥ 2013*
≥ 2013*
44
+ 20%
≥ 2013*
≥ 2013*
≥ 2013*
* De meerjarenplannen RPV’s 2014 – 2016 worden najaar 2013 vastgesteld.
Toelichting effectindicatoren 2.2.a Gemiddelde snelheid autoverkeer (spits/dal) op belangrijke regionale trajecten (kilometer per uur) De gemiddelde snelheid wordt bepaald op 17 trajecten via de belangrijkste provinciale wegen. De provincie kan hierop substantiële invloed uitoefenen door infrastructurele maatregelen, benutting- en mobiliteitsbeleid, maar is tegelijkertijd in belangrijke mate afhankelijk van de algemene mobiliteitsontwikkeling. Ten opzichte van de huidige doelstelling (snelheid niet lager dan de nulmeting) wordt voorgesteld om jaarlijks te streven naar een toename van de snelheid in de spits met 1km/uur en in de dalperiode met 0,5 km/uur. Dit onderscheid wordt gemaakt omdat maatregelen gericht zijn op het opheffen van congestie dat vooral in de spitsperioden optreedt. Aangenomen wordt dat een groter effect in deze perioden behaald kan worden dan in de congestievrije dalperiode. 2.2.b Fietsgebruik in Zuid-Holland (gemiddeld aantal kilometer per inwoner per dag) De gegevens over het fietsgebruik zijn afkomstig uit het Mobiliteit Onderzoek Nederland (MON). Het MON verzamelt deze gegevens met behulp van enquêtes waarin deelnemers de door hen gemaakte reizen opgeven (vervoerwijze, afstand, motief et cetera). Het MON kent forse jaarlijkse fluctuaties. Om het effect hiervan te verminderen wordt uitgegaan van een voortschrijdend gemiddelde over drie jaar.
51
Deze collegeperiode is de doelstelling om ongeveer 2% meer fietsgebruik te bereiken, gemeten in het gemiddelde aantal fietskilometers per inwoner per dag. Hiermee wordt dus zowel het effect van het vaker gebruiken van de fiets als het effect van het fietsen van langere afstanden gemeten. De provincie stimuleert dit onder meer door de aanleg en verbetering van fietspaden. 2.2.c SCHOOL op SEEF/Totally Traffic Op verzoek van de Statencommissie Verkeer en Milieu is de indicator verkeersveiligheid gewijzigd. De registratie van verkeersslachtoffers is te onbetrouwbaar om als indicator te hanteren. In de plaats daarvan is een indicator opgenomen gericht op verkeersveiligheidsgedrag. De provincie geeft subsidie voor het programma SCHOOL op SEEF, gericht op de structurele aanpak van verkeersveiligheid van en verkeerseducatie aan basisscholieren in Zuid-Holland. Er wordt gewerkt met een 3-jarig programma. Een school kan na 3 jaar certificering aanvragen (verkeersveiligheidslabel). In totaal zijn er 264 scholen actief met SCHOOL op SEEF. Totally Traffic is het meerjarig programma voor verkeersveiligheid en -educatie in het voortgezet onderwijs. Een school is Totally Traffic als zij alle leerlingen verkeersonderwijs geven gedurende hun gehele middelbareschooltijd. De Regionale Projectgroepen Verkeersveiligheids (RPV’s) zullen najaar 2013 hun prognoses 2014-2016 bepalen. Totally Traffic is een vrij nieuw programma dat in schooljaar 2010-2011 is gestart.
Scholen bepalen zelf of zij aan een verkeersveiligheidsprogramma deelnemen . Gemeenten (al dan niet via BDU) en provincie stimuleren beide programma's door middel van subsidies. De subsidieaanvragen lopen via de regio’s. NB: Er is een indicator in ontwikkeling die het areaal duurzaam veilig ingerichte provinciale weg volgt. Zodra deze indicator volledig is, zal hij worden toegevoegd.
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 2.2.1
Kaders stellen en de provincie vertegenwoordigen voor het verbeteren van de bereikbaarheid en verkeersveiligheid
De algemene kaders van het provinciale verkeer- en vervoersbeleid zijn weergegeven in het vastgestelde Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan 2002-2020 (PVVP) en ruimtelijk verankerd in de Provinciale Structuurvisie. In het licht van het Hoofdlijnenakkoord 2011-2015, nieuwe rijkskaders (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Omgevingswet), de aanhoudende economische crisis, andere inhoudelijke prioriteringen en de noodzakelijke verruiming van de planhorizon is besloten (GS, 17 april 2012) om het PVVP te actualiseren. Er wordt een Beleidsvisie Mobiliteit ontwikkeld; integraal benaderd en gericht op visie en uitvoeringsstrategie. Samen met de partners in de Zuidvleugel worden afspraken gemaakt in het jaarlijks Bestuurlijk Overleg over het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport met het Rijk. Daar wordt tot een gecoördineerde bereikbaarheidsaanpak gekomen en er worden afspraken gemaakt over uitvoeringsstrategie en investeringsstromen. Tussentijds worden per project ook bestuurlijke afspraken gemaakt. Voorbeelden van concretisering van beleid zijn de uitwerking van de Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT)- Verkenningen Haaglanden, het Zuidvleugelproject StedenbaanPlus en de infrastructuurprojecten RijnlandRoute, A13/16 en Nieuwe Westelijke Oeververbinding. Provinciale projecten worden geprogrammeerd in het Meerjarenprogramma Investeringen Provinciale Infrastructuur.
52
Taak 2.2.2
Uitvoeren van projecten/maatregelen voor bereikbaarheid en verkeersveiligheid (Meerjarenprogramma Infrastructuur)
Ingezet wordt op uitvoering van het Meerjarenprogramma Investeringen Provinciale Infrastructuur. Conform het Hoofdlijnenakkoord is € 100,0 mln extra voor inpassing van de RijnlandRoute en € 200,0 mln aan investeringsbudget extra beschikbaar gesteld voor nieuwe prioriteiten. Bij besluitvorming over de vrije ruimte MPI zijn onder andere de volgende projecten worden voorgedragen: MIRT Haaglanden capaciteitsmaatregelen N211 (gedeelte A4-N222); Ongelijkvloerse kruising Erasmusweg-LozerlaanWippolderlaan; Knoop Leiden West; Corridor N207; Noordelijke Ontsluiting Greenport Bollenstreek (verbinding N205-N208-N206 waar op relatief korte termijn de exacte investeringsbehoefte bekend wordt). Ook is de gedachte om een deel van het budget beschikbaar te houden voor ontwikkelingen: Logistieke verbindingen en bereikbaarheid havenindustrieel en maritiem complex; Netwerkintegratie HWN-OWN; Kwaliteitsverbetering OV-infrastructuur; kleine projecten; lopende projecten/onderhandelingen en nieuwe projecten. Voor de aanleg van fietspaden is van 2013 tot en met 2015 een extra investeringsbudget van € 35,0 mln beschikbaar. Daarbij ligt het accent op bovenregionale verbindingen, zoals snelfietsroutes voor woonwerkverkeer of schoolroutes en verbindingen tussen het stedelijk en landelijk gebied. Bestuurlijke besluitvorming over het Uitvoeringsprogramma Fiets 2012-2016 heeft in 2012 plaatsgevonden. De ambitie is deze collegeperiode 36 woon-werk (en woon-school)routes en 40 stad-landverbindingen te realiseren. Prestatie-indicatoren taak 2.2.2 2.2.2.1
2.2.2.2
Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
Percentage projecten MPI binnen planning: wegen vaarwegen openbaar vervoer fiets verkeersveiligheid
70% (2010) 75% 67% 80% 67%
70% 70% 70% 70% 70%
70% 70% 70% 70% 70%
70% 70% 70% 70% 70%
70% 70% 70% 70% 70%
Percentage projecten MPI binnen budget: wegen vaarwegen openbaar vervoer fiets verkeersveiligheid
89% (2010) 100% 83% 80% 89%
85% 85% 85% 85% 85%
85% 85% 85% 85% 85%
85% 85% 85% 85% 85%
85% 85% 85% 85% 85%
2.2.2.3
Aantal fietsverbindingen woon-werk gerealiseerd
8
8
10
12
12
2.2.2.4
Aantal fietsverbindingen stad-land gerealiseerd
10
10
12
14
14
Taak 2.2.3
Uitvoeren van projecten/maatregelen voor ketens en keuzes voor goederenvervoer en logistiek
Het goederenvervoer over water wordt gefaciliteerd, onder meer door investeringen in overslagterminals en voldoende afmeermogelijkheden voor de (kleine) binnenvaart. Tijdens spitsuren wordt prioriteit gegeven aan de doorstroming van het wegverkeer boven de pleziervaart. Hierbij wordt de beroepsvaart zoveel mogelijk ontzien. Voor het goederenvervoer over de weg worden, naast de algemene investeringen in het wegennet, een aantal specifieke maatregelen op het kwaliteitsnet goederenvervoer gerealiseerd.
53
Prestatie-indicatoren taak 2.2.3 Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
2.2.3.1
Aantal voorzieningen binnenvaart gerealiseerd (door middel van ontsluiting terminals)
13 (t/m 2011)
0*
0*
0*
0*
2.2.3.2
Hoeveelheid goederen die over water gaat, in verhouding tot hoeveelheid over wegen, zowel in aantallen als in procenten.
n.n.b. 3
PM
PM
PM
PM
* Voor deze indicatoren zijn de aantallen te realiseren projecten maatgevend, zoals vastgelegd in de besluiten van PS van 15 december 2010 over de programma's Kwaliteitsnet goederenvervoer en Ontsluiting terminals.
Projecten en voorzieningen worden toegelicht in productenraming.
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie (bedragen x € 1.000)
Jaarrekening 2011
Begroting 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
220 - Een betere bereikbaarheid en verkeersveiligheid Lasten
127.523
139.240
134.201
139.941
145.236
142.653
Baten
47.861
49.106
39.237
30.973
30.339
25.103
-79.662
-90.134
-94.964
-108.969
-114.897
-117.550
1.329 0
1.710 1.820
7.143 2.000
1.912 0
0 0
0 0
13.366 0
15.258 124
6.145 0
23.829 0
17.871 0
15.050 0
562
1.250
0
0
0
0
0
0
0
4.331
7.579
8.662
Spoortunnel Delft
1.000
6.000
6.000
0
0
0
Milieueisen openbaar vervoer
3.500
665
0
0
0
0
0
0
2.207
2.529
3.052
840
177
1.152
105
0
0
0
0
1.828
0
0
0
0
19.934
29.807
23.600
32.601
28.502
24.552
Resultaat voor bestemming Reserves Fietsprojecten Egalisatiereserve bereikbaarheid Reservering Integrale bereikbaarheid COA P&R knooppunten 1%-regeling Kunst RijnGouwelijn
Coolport middelen Dekking infra projecten < 1 mln DBI Dynamische reisinformatie + Bijdrage uit reserve Impuls openbaar vervoer Reservering Integrale bereikbaarheid Egalisatiereserve bereikbaarheid Coolport middelen RijnGouwelijn - Storting in reserve Resultaat na bestemming
0
1.820
0
7.000
0
985
27.100
27.587
12.012
11.911
10.900
11.200
5.077
11.082
0
6.547
18.029
9.285
0
0
1.513
1.429
1.933
840
5.950
0
0
0
0
0
38.127
40.489
13.525
26.887
30.862
22.309
-97.855
-100.816
-84.888
-103.255
-117.257
-115.308
3
De binnenvaartgegevens en de gegevens met betrekking tot het vervoer over de weg zijn via het CBS naar verwachting in oktober 2012 verkrijgbaar. Op het moment van opstellen van de begroting is het daarom nog niet mogelijk om deze cijfers op te nemen. Deze cijfers worden via de voorjaarsnota 2013 alsnog ingevoerd voor deze indicator conform amendement A369.
54
Toelichting Begroting 2013 Gefinancierd uit de Brede Doeluitkering (BDU) wordt voor € 30,2 mln aan bijdragen verstrekt voor regionale infrastructuurprojecten (inclusief duurzaam veilig) en provinciale infrastructurele projecten. Voor projecten < € 1,0 mln uit het Meerjarenprogramma Provinciale Infrastructuur (MPI) die niet worden geactiveerd is € 21,3 mln in de begroting opgenomen. Dit bedrag is inclusief de laatste tranche van € 6,0 mln voor de bijdrage aan de spoortunnel Delft. De lasten worden gedekt door bijdragen uit de programmareserve 2. Het merendeel van de projecten in het MPI betreft investeringen waarvan de uitgaven worden geactiveerd. De rente- en afschrijvingslasten (kapitaallasten) van de investeringen komen jaarlijks ten laste van de begroting op het betreffende project. Voor dit jaar bedragen de geraamde kapitaallasten € 64,3 mln. Het overzicht met de uitgaven en inkomsten voor de verschillende provinciale infrastructurele projecten is opgenomen in het MPI 2013-2027. Meerjarenraming Conform het verloop van de netto-uitgaven in het MPI stijgen de kapitaallasten de komende jaren zoals hieronder gepresenteerd. In deze ontwikkeling is het effect van de impulsen vanuit het Hoofdlijnenakkoord nog niet volledig zichtbaar, aangezien deze investeringsbudgetten na vooral 2015 zullen worden ingezet. De investeringsimpuls voor fietspaden is echter wel volledig verwerkt de Begroting 2013 en de Meerjarenraming 2014-2016. (bedragen x € 1 mln)
2013 basis
2013
2014
2015
2016
64,3
64,3
64,3
64,3
2014 stijging
0,0
1,4
1,4
1,4
2015 stijging
0,0
0,0
3,3
3,3
2016 stijging
0,0
0,0
0,0
2,2
64,3
65,7
69,0
71,2
Totaal
Gedurende de collegeperiode kunnen fluctuaties ontstaan door verschillen in de kasritmes zoals die zijn opgenomen in het MPI, als gevolg van vertragingen en versnellingen van projecten. Ook scopewijzigingen en het afvallen van bestaande en het opnemen van nieuwe projecten zijn van invloed op het kasritme. In de Begroting 2013 is een aantal concrete maatregelen ingevoerd om de financiële effecten van deze fluctuaties op de begroting zoveel mogelijk te voorkomen.
55
Doel 2.3
Een adequaat regionaal openbaar vervoersaanbod
Wat willen we bereiken? De provincie Zuid-Holland stimuleert het openbaar vervoer in Zuid-Holland door te investeren in duurzaamheid, veiligheid en toegankelijkheid. De inzet is om zo veel mogelijk reizigers gebruik te laten maken van het openbaar vervoer. Openbaar vervoer moet daarbij als goed alternatief worden ingezet voor het woon-werkverkeer. Dit betekent een hoge frequentie van veel gebruikte lijnen. De leefbaarheid van (kleine) kernen wordt bevorderd door maatwerk. De exploitatie van het openbaar vervoer wordt door de provincie gefinancierd uit de Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer. Naar aanleiding van de bezuiniging van het Rijk op de structurele component van de Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer, is er door de provincie 5% bezuinigd op de exploitatie van de busconcessies. Uitgangspunt hierbij is het verbeteren van de efficiency en effectiviteit van het vervoer. Enerzijds wordt het vervoer in het stedelijke gebied met een hoge frequentie en veel reizigers gehandhaafd en waar mogelijk verbeterd, anderzijds wordt bekeken hoe het vervoer in het landelijke gebied slimmer kan worden georganiseerd. Het is gelukt invulling te geven aan deze bezuiniging zonder buslijnen te laten vervallen. In Zuid-Holland Noord is de bezuiniging verwerkt in de nieuwe concessie zonder vermindering van het OV aanbod. Ook in de concessies Drechtsteden, Alblasserwaard, Vijfherenlanden (DAV) en Hoekse Waard/Goeree Overflakkee (HWGO) is het gelukt de bezuiniging door te voeren zonder dat lijnen zijn komen te vervallen. In de concessie HWGO vervallen wel enkele ritten, de zogenaamde ‘lege bussen’. Voor de reizigers blijft er echter altijd een alternatief beschikbaar. Ondanks de bezuiniging van het Rijk op de Brede Doeluitkering en de onzekere economische verwachtingen, is het streven van de provincie Zuid-Holland om de komende jaren reizigersgroei in het OV te realiseren, met name in het busvervoer en vervoer per trein. De concessie voor het busvervoer in ZuidHolland Noord is in 2012 opnieuw aanbesteed en gaat 9 december 2012 van start. De winnende vervoerder Arriva, heeft samen met de provincie grote plannen voor deze concessie. De provincie investeert in het HOV NET Zuid-Holland Noord. Arriva zet in op marketing, klanttevredenheid en productontwikkeling. Samen moet dit leiden tot een substantiële groei van het aantal reizigers in Zuid-Holland Noord de komende jaren. Doordat Arriva vanaf 2013 het busvervoer in de gehele provincie verzorgt, levert de aanbesteding van Zuid-Holland Noord ook schaalvoordelen op in de busconcessies in Zuid-Holland Zuid, hetgeen zich ook in deze concessies vertaalt in een lichte reizigersgroei. Voor geheel Zuid-Holland komt de verwachte reizigersgroei in de busconcessies in 2013 uit op 2%. In de MerwedeLingelijn (MLL) is de afgelopen periode fors geïnvesteerd door de provincie. Dit heeft geleid tot drie nieuwe treinstations en een frequentieverhoging naar een kwartierdienst. Deze investering heeft naar verwachting een reizigersgroei tot gevolg van 1.5% in 2013. Daarnaast is er door de provincie, in samenwerking met de regionale partners, een project opgestart met als doel het gebruik van het openbaar vervoer beter te benutten voor het doelgroepenvervoer. Het streven is een betere integratie van doelgroepenvervoer, inclusief WMO vervoer, met het openbaar vervoer. Vanwege de goede toegankelijkheid van het materieel en de bushaltes kan het openbaar vervoer een goed alternatief zijn voor het doelgroepen vervoer. Voor gemeenten kan dit leiden tot besparingen of efficiëntere inzet van de middelen en voor de provincie tot meer reizigers in het openbaar vervoer. Door de wijze waarop invulling is gegeven aan de bezuiniging en door de inzet met betrekking tot het doelgroepenvervoer, is het mogelijk gebleken om ondanks de bezuiniging de kwaliteit van het OV in de provincie Zuid-Holland te handhaven. Door de succesvolle aanbesteding van de concessie Zuid-Holland Noord en door de maatregelen die zijn genomen op de MLL is het streven om het aantal reizigers vanaf 2013 weer te laten stijgen.
56
Effectindicatoren Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
2.3.a
Procentuele jaarlijkse groei in aantal reizigerskilometers in provinciale busconcessies
465 mln km
2%
1%
1%
1%
2.3.b
Procentuele jaarlijkse groei in aantal reizigerskilometers in de provinciale spoorconcessie MerwedeLingelijn
51 mln km
1.5%
0.75%
0.5%
0%
2.3.c
Procentuele jaarlijkse groei in aantal reizigers in provinciale concessie personenvervoer over water
1,7 mln km
0%
0%
0%
0%
2.3.d
Klantwaardering OV op basis van de landelijke OV- barometer
provincie = 7.2 = landelijk gemiddelde =7.2 (2010)
≥ landelijk gemid. 2013
≥ landelijk gemid. 2014
≥ landelijk gemid. 2015
≥ landelijk gemid. 2015
Toelichting effectindicatoren 2.3.a tot en met c. Procentuele jaarlijkse groei in aantal reizigerskilometers en aantal reizigers in provinciale concessies Het gebruik van het openbaar vervoer wordt uitgedrukt in het aantal reizigerskilometers dat wordt afgelegd in bus- en spoorvervoer en het aantal reizigers dat gebruik maakt van het personenvervoer over water. De jaarlijkse ontwikkeling van het aantal reizigerskilometers dan wel reizigers is daarmee een goede indicator om het provinciale beleid te toetsen. De provincie heeft op dit moment drie busconcessies verleend. In deze drie busconcessies is sprake van 465 miljoen reizigerskilometers per jaar. De MerwedeLingelijn maakt onderdeel uit van een van deze concessies (concessie DAV). Desondanks is voor de MerwedeLingelijn een aparte indicator opgenomen (2.3.b). De provincie is naast de MerwedeLingelijn ook de concessieverlener voor de treindienst Gouda Alphen. Omdat de huidige concessiehouder (NS) geen cijfers behoeft aan te leveren voor het aantal reizigerskilometers, is voor deze treindienst vooralsnog geen indicator opgenomen. Deze treindienst wordt medio december 2012 opnieuw aanbesteed waarbij deze verplichting wel zal worden opgenomen. De provincie Zuid-Holland heeft één contract verleend voor het openbaar personenvervoer over water (Waterbus). De provincie heeft slechts indirect invloed op het behalen van de genoemde doelstellingen. Er worden voorwaarden gesteld aan de concessiehouders die het openbaar vervoer exploiteren. De vervoerder is verantwoordelijk voor het netwerk en het genereren van zoveel mogelijk reizigers, de provincie is verantwoordelijk voor flankerend beleid, zoals de totstandkoming van doorstromingsmaatregelen en het verbeteren van de toegankelijkheid van en sociale veiligheid in het openbaar vervoer. 2.3.d Klantwaardering openbaar vervoer Behalve het gebruik van openbaar vervoer wordt ook de kwaliteit gemeten. Centraal hierbij staat de klantwaardering die wordt gemeten door middel van de OV-klantenbarometer. De reizigers geven rapportcijfers aan verschillende aspecten die met hun reis te maken hebben. De doelstelling is om hetzelfde of een hoger rapportcijfer te krijgen dan het landelijk gemiddelde van het desbetreffende jaar.
57
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 2.3.1
Kaders stellen en de provincie vertegenwoordigen voor regionaal openbaar vervoer
De kaders voor het regionale openbaar vervoer worden in de eerste plaats gesteld tijdens de concessieverlening. Vervolgens vormen de verleende concessies de basis voor het concessiebeheer. Het concessiebeheer omvat het contact onderhouden met en monitoren van de vervoerders. Prestatieafspraken met de vervoerders worden bewaakt, dienstregelingen en vervoersplannen worden beoordeeld, tarieven worden geïndexeerd en vastgesteld en de klachtafhandeling door de vervoerder wordt bewaakt. Aan meer reizigersgroei en een hogere klanttevredenheid wordt bijvoorbeeld gewerkt door het verbeteren van de sociale veiligheid en het vergroten van de toegankelijkheid. Daarnaast wordt de vervoerder gestimuleerd om op eigen initiatief te werken aan meer reizigersgroei en hogere klanttevredenheid. Alle gegevens over de prestaties van het openbaar vervoer worden verzameld, bewerkt en geanalyseerd ten behoeve van evaluatie, bijsturing en beleidsinput. De betrokkenheid van gemeenten en regio's en consumentenorganisaties bij het regionale openbaar vervoer is verzekerd door ambtelijke en bestuurlijke concessieoverleggen, het Provinciale Verkeer- en Vervoers Beraad en de Reizigers Overleggen Consumentenbelangen Openbaar Vervoer. Kaderstellend voor de toekomst is met name de ontwikkeling van een hoogwaardig openbaar vervoernetwerk door de introductie van Randstadnet (R-net). Hieraan wordt met Randstedelijke partners gewerkt in het OV-bureau Randstad en door middel van het programma StedenbaanPlus. Ook in de provincie zal, na besluitvorming in PS en GS, fasegewijs het R-net worden ingevoerd, aansluitend op nieuwe of vervangingsinvesteringen.
Taak 2.3.2
Aanbesteden en sturen regionale OV- concessies en -contracten
De provincie Zuid-Holland is opdrachtgever voor het openbaar vervoer binnen de provincie. De reikwijdte van deze bevoegdheid omvat het vervoer per bus, trein en over water, exclusief het vervoer in de Stadsregio Rotterdam en het Stadsgewest Haaglanden. De provincie heeft gebruikgemaakt van deze bevoegdheid door het verlenen van concessies. In 2012 heeft de succesvolle aanbesteding van de concessie Zuid-Holland Noord plaatsgevonden. In de periode 2013-2016 wordt de busconcessie Hoekse Waard/Goeree-Overflakkee opnieuw aanbesteed. Daarnaast wordt gewerkt aan de aanbesteding van de treindienst Gouda-Alphen. Voor alle concessies verstrekt de provincie een exploitatiesubsidie, waarmee onder andere zogenaamde dienstregelinguren worden ingekocht. Dit betreft de omvang van het openbaar vervoer dat door de vervoerder wordt aangeboden. De doelstelling is dat dit aanbod op zijn minst gelijk blijft. Een andere indicator met betrekking tot het aanbod van het openbaar vervoer betreft de ontwikkeling van het aantal uitgevallen ritten. De vervoerders zijn verplicht alle ritten in de dienstregeling uit te voeren. Er kan echter niet worden uitgesloten dat er toch ritten uitvallen. De doelstelling is om het aantal uitgevallen ritten te verminderen. Prestatie-indicatoren taak 2.3.2 Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
-
1
1
-
-
2.3.2.1
Aantal aanbestede OV-concessies
2.3.2.2
Procentuele jaarlijkse ontwikkeling van het aantal gerealiseerde dienstregelinguren ten opzichte van afgesproken aanbod in contracten
1,54 mln
0%
0%
0%
0%
2.3.2.3
Procentuele jaarlijkse ontwikkeling van het aantal uitgevallen ritten
6.370
-2,5%
-1,5%
-1,5%
-1,5%
58
Taak 2.3.3
Uitvoeren van projecten/maatregelen voor ketens en keuzes voor personenvervoer
Op basis van de Algemene Wet Gelijke Behandeling, die ook van toepassing is op de vervoersector, moet het openbaar vervoer toegankelijk zijn voor mensen met een handicap. Daarom moeten haltes zo aangelegd of aangepast worden dat rolstoelgebruikers en blinden of slechtzienden gemakkelijk de bus in of uit kunnen stappen. Alle haltes langs provinciale wegen binnen de concessiegebieden van de provincie worden gefaseerd toegankelijk gemaakt. Andere wegbeheerders (gemeenten en waterschappen) worden gestimuleerd, onder andere door subsidies, om dit ook te doen voor hun eigen haltes. Nog meer dan in het verleden zal de Provincie de regierol met betrekking tot de toegankelijke haltes gaan vervullen. Deze rol wordt uitgewerkt in een actieplan. Prestatie-indicatoren taak 2.3.3 Omschrijving 2.3.3.1
Percentage haltes in provinciale concessiegebieden dat toegankelijk is voor mindervaliden
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
38% (1160 van de 3050)
44%
47%
51%
51%
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie
Jaarrekening 2011
(bedragen x € 1.000)
Begroting 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
230 - Een adequaat regionaal openbaar vervoersaanbod Lasten
84.447
90.031
91.342
86.103
85.976
85.980
Baten
72.920
71.758
72.253
67.985
69.128
76.852
-11.527
-18.273
-19.089
-18.118
-16.848
-9.128
Impuls openbaar vervoer
0
2.051
3.613
7.881
6.739
0
Egalisatiereserve bereikbaarheid
0
0
1.600
0
0
0
+ Bijdrage uit reserve
0
2.051
5.213
7.881
6.739
0
-11.527
-16.222
-13.876
-10.237
-10.109
-9.128
Resultaat voor bestemming Reserves
Resultaat na bestemming
Doel 2.4
Een beter leefmilieu met minder hinder
Wat willen we bereiken? De provincie richt zich op het verminderen van de hinder die kan worden veroorzaakt door (te) hoge niveaus van luchtverontreiniging, geluidbelasting en risicovolle activiteiten door verkeer, bedrijven en luchtvaart. Hierbij wordt ingezet op die kwaliteitsniveaus die ruimte creëren voor het versterken van de economie en die gekoppeld zijn aan een goed vestigingsklimaat. De provincie sluit aan bij de kwaliteit die vanuit de wetgeving verwacht mag worden en die nodig is om de economische en ruimtelijke ambities te verbinden met duurzame oplossingen. De provincie zet maatregelen in die binnen haar eigen beheer worden gerealiseerd. Op verschillende dossiers heeft de provincie een regiefunctie gericht op het bereiken van de doelen gezamenlijk met de partners.
59
Effectindicatoren Omschrijving 2.4.a
Procentuele jaarlijkse afname van het aantal blootgestelden boven de grenswaarden luchtkwaliteit in Zuid-Holland
2.4.b
Procentuele jaarlijkse daling van: Het aantal geluidgehinderden langs provinciale wegen (met ingang van 2012 leverbaar). Het maximaal aantal (berekende) geluidgehinderden binnen de 20 Ke rondom Rotterdam The Hague Airport. Aantal gehinderden (berekende) in Zuid-Holland binnen de 48 L-den rondom Schiphol.
2.4.c
Jaarlijkse ontwikkeling van het aantal blootgestelden aan risicovolle activiteiten
Nulmeting *
2013
2014
2015
2016
81.000 (2009)
10% (8.100)
10% (8.100)
70% (56.700)
0%
12.000 (2011)
10%
10%
0%
0%
9.246 (2010)
0%
0%
0%
0%
25.000 (2005)
0%
0%
0%
0%
478.000 (2011)
0
0
0
0
* Tussen haakjes is steeds het peiljaar van de nulmeting aangegeven, deze kan per indicator verschillen.
Toelichting effectindicatoren 2.4.a Procentuele jaarlijkse afname van het aantal blootgestelden boven de grenswaarden luchtkwaliteit in Zuid-Holland Zuid-Holland moet uiterlijk in 2015 voldoen aan de Europese eisen voor luchtkwaliteit. De indicator voor de inzet is gericht op het verlagen van het aantal blootgestelden aan te hoge niveaus van luchtverontreiniging. De uitvoering van het Nationale en Regionale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, waarin Rijk, provincie en gemeenten gezamenlijk participeren heeft tot doel om dit niveau te bereiken. Aangezien het meeste effect wordt verwacht van de maatregelen aan het einde van de programmaperiode is de verwachting dat de grootste stap in 2015 wordt gemaakt. 2.4.b Procentuele jaarlijkse daling van: Het aantal geluidgehinderden langs provinciale wegen. Aantal geluidgehinderden binnen de 35 Ke rondom Rotterdam The Hague Airport. Aantal gehinderden in Zuid-Holland binnen de 48 L-den rondom Schiphol. Gezien de rol van de provincie als beheerder van provinciale wegen is de indicator direct gekoppeld aan de geluidhinder langs provinciale wegen. De hinder als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten wordt door inzet van vergunning, verlening en handhaving beperkt via de regionale uitvoeringsdiensten. Gezien de prognoses van de groei van de luchtvaart is de kans dat er een toename op zal treden van het aantal ernstig gehinderden niet uitgesloten. Om die reden is de provinciale inzet gericht op stabilisatie van het aantal gehinderden als gevolg van luchtvaart. 2.4.c Aantal blootgestelden aan risicovolle activiteiten Het betreft hier het totaal aan inwoners van de provincie Zuid-Holland dat blootgesteld is aan de kans om dodelijk getroffen te worden door de gevolgen van een calamiteit bij bedrijven waar op- en overslag, productie, gebruik of verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of transportassen (weg, water, spoor en buis) waar vervoer van gevaarlijks stoffen plaatsvindt of een neerstortend vliegtuig nabij een luchthaven. Het provinciaal beleid is erop gericht om op termijn een grotere scheiding te hebben van risicovolle activiteiten en grote groepen aanwezigen in de nabijheid. Het betreft hier een lange termijn waarvan pas na 2015 de eerste resultaten zichtbaar zullen zijn.
60
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 2.4.1
Kaders stellen en de provincie vertegenwoordigen ten behoeve van alle milieuaspecten en het aansturen van milieudiensten
De beleidsvisie Duurzaamheid en Milieu 2013-2017 geeft de inzet van de provincie op het gebied van Duurzaamheid en Milieu weer. De inzet is gericht op oplossingen voor het versterken van de economie en een beter milieu. In 2012 is het beleidsplan voor inspraak voorgelegd, de besluitvormingsprocedure wordt begin 2013 verwacht. Door invulling van het beleidsmatig- en ambtelijk opdrachtgeverschap geeft de provincie sturing aan de regionale uitvoeringsdiensten. Voor de taken die de Regionale Uitvoeringsdiensten voor de provincie uitvoeren, stelt de provincie de kaders op. Prestatie-indicatoren taak 2.4.1 Omschrijving 2.4.1.1
Aantal opgerichte regionale uitvoerende diensten per 31/12
Taak 2.4.2
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
2 (2011)
5
5
5
5
Uitvoeren maatregelen voor beheersbaar houden, saneren en voorkomen van externe veiligheidknelpunten
De veiligheid van grote groepen mensen als gevolg van potentiële rampen met gevaarlijke stoffen is vastgelegd als provinciaal belang in de provinciale ruimtelijke structuurvisie. Tot 2015 ligt de beleidsregie voor externe veiligheid bij de provincie. Het Beleidsplan externe veiligheid en het Uitvoeringsprogramma externe veiligheid zijn hiervoor richtinggevend. Hierbij heeft de provincie naast haar inhoudelijke verantwoordelijkheid in het kader van provinciale wettelijke taken op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu ook de verantwoordelijkheid voor het bevorderen van de deskundigheid en capaciteit bij alle uitvoerende organisaties in Zuid-Holland; de gemeenten, de regionale uitvoeringsdiensten en de veiligheidsregio's. De duurzame integratie van externe veiligheid in aanpalende beleidsvelden, zoals milieu, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, economie en veiligheid blijft een belangrijke opgave. Nieuwe regelgeving voor buisleidingen en de komst van het Basisnet transport gevaarlijke stoffen moet geïmplementeerd worden en er is extra aandacht nodig voor de uitvoering van het groepsrisicobeleid en bedrijven die vallen onder de werking van het Besluit risico’s zware ongevallen (de zogenaamde BRZObedrijven). Een substantieel deel van het uitvoeringsprogramma wordt door regio’s en gemeenten uitgevoerd, dankzij de inzet van provinciale subsidies. Prestatie-indicatoren taak 2.4.2 Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
2.4.2.1
Aantal knelpunten door overschrijding plaatsgebonden risico en groepsrisico per 31/12
25 (2011)
20
15
10
10
2.4.2.2
Aantal blootgestelden per 31/12 waarover verantwoording is afgelegd via een adequate groepsrisicoverantwoording
174.000 (2011)
265.000
317.000
369.000
369.000
61
Taak 2.4.3
Uitvoeren maatregelen voor beheersbaar houden, saneren en voorkomen van knelpunten in de luchtkwaliteit
In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit zijn door Rijk, gemeenten, regio’s en de provincie maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit verbeteren. In 2015 dienen alle maatregelen uit het nationaal samenwerkingsprogramma te zijn uitgevoerd of te zijn vervangen door andere maatregelen met een vergelijkbaar effect. Deze maatregelen zijn bijvoorbeeld gericht op het verbeteren van de doorstroming van het verkeer en het verlagen van de emissies van de scheepvaart (waarbij ook Europese subsidies worden ingezet). In het Provinciaal Actieprogramma Luchtkwaliteit 2012-2015 zijn de maatregelen die de provincie inzet vastgelegd. Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit bevat ook ruimtelijke projecten. De opname van deze projecten in het programma leidt ertoe dat de projecten kunnen worden beschouwd in samenhang met de maatregelen, waardoor inzicht in de toe- en afnamen van de kwaliteit van de lucht wordt verbonden. De projecten worden veelal geïnitieerd door gemeenten en realisatie is uiteraard ook afhankelijk van de economische conjunctuur. Aan het einde van de programmaperiode verwachten we de afsluiting van het gros van de projecten. Jaarlijks wordt in een Voortgangsrapportage Luchtkwaliteit (NSL/RSL) gerapporteerd over de voortgang en realisatie. Prestatie-indicatoren taak 2.4.3 Nulmeting
2013
2014
2015
2016
2.4.3.1
Omschrijving Jaarlijks aantal projecten uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit in procedure
13 (2010)
10
10
50
50
2.4.3.2
Jaarlijks aantal gerealiseerde maatregelen uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
68 (2010)
20
20
73
73
2.4.3.3
Jaarlijks aantal maatregelen die in eigen beheer zijn gerealiseerd
11 (2010)
1
2
3
3
Taak 2.4.4
Uitvoeren maatregelen voor beheersbaar houden, saneren en voorkomen van geluidhinder
Het huidige Actieplan Geluid 2008-2013 wordt de komende jaren nog uitgevoerd. Daarbij worden knelpunten langs provinciale wegen gesaneerd door toepassing van stille wegdekken. De uitvoering van deze maatregelen vindt plaats in het kader van het reguliere beheer en onderhoud van de provinciale wegen. Ook de monitoring van de maatregelen vindt in dat kader plaats. In 2012 zijn de Geluidbelastingkaarten vastgesteld en op grond hiervan wordt het nieuwe Actieplan Geluid (2013-2018) opgesteld en vastgesteld. Beperken en beheersbaar houden van geluidhinder van bedrijven wordt via vergunningverlening ingezet. Daarnaast wordt als kaderstelling voor “de grotere industriegebieden met provinciale bedrijven” met gemeenten samengewerkt aan geluidruimte verdeelplannen. Het stiltebeleid richt zich met name op het monitoren van de vastgestelde stiltegebieden op basis van de provinciale milieuverordening. Prestatie-indicatoren taak 2.4.4 Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
2.4.4.1
Jaarlijks aantal opgeloste geluidshinderknelpunten langs provinciale wegen boven 65 dB
6 (2011)
6
5
5
5
2.4.4.2
Jaarlijks aantal kilometer gerealiseerd stil asfalt
15 (2011)
8
10
8
8
62
Taak 2.4.5
Kaders stellen, vergunningen verlenen en de provincie vertegenwoordigen ten behoeve van (regionale) luchtvaartterreinen
Het beleidsplan Regionale Luchtvaart 2008-2020 en de Beleidsregel Tijdelijk en Uitzonderlijk Gebruik die de kaders bieden voor het verlenen van vergunningen voor regionale luchthavens (waaronder helihavens) zijn geactualiseerd op grond van de eerste ervaringen bij het toepassen van dit kader. Deze onderdelen worden in de beleidsvisie Mobiliteit ondergebracht. Voor wat betreft de luchtvaart van de luchthavens Rotterdam The Hague Airport en Schiphol kan de provincie alleen via advisering, lobby en bestuurlijke druk invloed uitoefenen. Ook het beleidsplan Schiphol ‘Vleugels in Balans 2002’ is geactualiseerd. Inzet hierin is om de meest effectieve inzet van de provincie op het Schipholdossier uit te werken. Een van de vraagstukken in het Schipholdossier is de invloed van de geluidcontouren van Schiphol op de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden (onder andere (woning)bouw in Zuid-Holland). Prestatie-indicatoren taak 2.4.5 Omschrijving 2.4.5.1
Totaal aantal vergunbare luchthavens per 31/12
Taak 2.4.6
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
22 (2011)
22
22
22
22
Beschermen en bewaken van het milieu in alle regio’s van Zuid-Holland
In 2013 zijn alle vijf Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) operationeel. De RUD’s maken jaarlijks een werkplan waarin beschreven wordt welke werkzaamheden ze tegen welke prijs en kwaliteit gaan verrichten. Hierover wordt periodiek gerapporteerd. In 2013 zullen, conform de Beleidsvisie Duurzaamheid en Milieu 2012-2016, de RUD’s DCMR en OZHZ geëvalueerd worden. De gehanteerde prestatie-indicatoren zijn vastgelegd in het provinciaal beleidskader (i.c. Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving). Toezichtdichtheid is het aantal geplande uitgevoerde controles met daarbij de bepaalde te controleren aspecten. De te controleren aspecten worden jaarlijks bepaald na toepassing van de provinciale risicomethodiek. Het naleefgedrag geeft een beeld van de naleving van bedrijven op de gecontroleerde aspecten. Deze aspecten vloeien voort uit eisen uit de vergunning of andere wettelijke verplichtingen. Het naleefgedrag is gesteld op 90%. Dit percentage is gebaseerd op ervaringscijfers van de afgelopen 10 jaar. Prestatie-indicatoren taak 2.4.6 Omschrijving 2.4.6.1
2.4.6.2
Regio Rijnmond: percentage op tijd verleende vergunningen voor kortlopende procedures; percentage op tijd verleende vergunningen voor langlopende procedures; actualiteitstoets lopende vergunningen; percentage toezicht (dichtheid); percentage handhaving (naleving). Regio Zuid-Holland Zuid: percentage op tijd verleende vergunningen voor kortlopende procedures; percentage op tijd verleende vergunningen voor langlopende procedures; actualiteitstoets lopende vergunningen; percentage toezicht (dichtheid); percentage handhaving (naleving).
Nulmeting *
2013
2014
2015
2016
100%
100%
100%
100%
100%
85%
90%
90%
90%
90%
1x 100% > 90%
1x 100% > 90%
1x 100% > 90%
1x 100% > 90%
1x 100% > 90%
100%
100%
100%
100%
100%
85%
90%
90%
90%
90%
1x 100% > 90%
1x 100% > 90%
1x 100% > 90%
1x 100% > 90%
1x 100% > 90%
63
Omschrijving 2.4.6.3
2.4.6.4
2.4.6.5
Nulmeting *
2013
2014
2015
2016
100%
100%
100%
100%
100%
85%
90%
90%
90%
90%
1x 100% > 90%
1x 100% > 90%
1x 100% > 90%
1x 100% > 90%
1x 100% > 90%
100%
100%
100%
100%
100%
85%
90%
90%
90%
90%
1x 100% > 90%
1x 100% > 90%
1x 100% > 90%
1x 100% > 90%
1x 100% > 90%
100%
100%
100%
100%
100%
85%
90%
90%
90%
90%
1x 100% > 90%
1x 100% > 90%
1x 100% > 90%
1x 100% > 90%
1x 100% > 90%
Regio West-Holland: percentage op tijd verleende vergunningen voor kortlopende procedures; percentage op tijd verleende vergunningen voor langlopende procedures; actualiteitstoets lopende vergunningen; percentage toezicht (dichtheid); percentage handhaving (naleving). Regio Midden-Holland: percentage op tijd verleende vergunningen voor kortlopende procedures; percentage op tijd verleende vergunningen voor langlopende procedures; actualiteitstoets lopende vergunningen; percentage toezicht (dichtheid); percentage handhaving (naleving). Regio Haaglanden: percentage op tijd verleende vergunningen voor kortlopende procedures; percentage op tijd verleende vergunningen voor langlopende procedures; actualiteitstoets lopende vergunningen; percentage toezicht (dichtheid; percentage handhaving (naleving).
* De nulmeting van de prestatie-indicatoren in taak 2.4.6 zal plaatsvinden in 2012. Aan de hand van deze nulmeting zullen de doelstellingen voor de komende jaren heroverwogen worden.
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie (bedragen x € 1.000)
Jaarrekening 2011
Begroting 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016 54.116
240 - Een beter leefmilieu met minder hinder Lasten
85.887
104.593
78.023
56.253
52.906
Baten
20.263
27.765
24.296
5.040
3.281
3.268
-65.624
-76.827
-53.727
-51.213
-49.625
-50.848
Resultaat voor bestemming Reserves Stimulering duurzame energie
1.213
1.358
0
0
0
0
Luchtkwaliteit (NSL)
0
700
1.000
0
0
0
Ontgrondingen Frictiekosten RUD
0 0
27 6.998
0 0
0 0
0 0
0 0
+ Bijdrage uit reserve
1.213
9.084
1.000
0
0
0
Frictiekosten RUD
8.698
758
0
0
0
0
Luchtkwaliteit (NSL) Stimulering duurzame energie
1.000 0
2.116 183
1.803 0
1.183 0
1.183 0
0 0
- Storting in reserve
9.698
3.057
1.803
1.183
1.183
0
-74.109
-70.800
-54.529
-52.396
-50.808
-50.848
Resultaat na bestemming
64
Toelichting Meerjarenraming In het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) wordt in 2013 het laatste voorschot voor de vierde tranche van € 19,6 mln ontvangen en aan de regio's en gemeenten verstrekt. De geraamde bijdrage aan de vijf Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD's) bedraagt € 44,9 mln. Vanuit het ministerie van I & M wordt voor de periode 2011-2014 € 4,96 mln beschikbaar gesteld voor externe veiligheid voor Zuid-Holland. De rijksbijdrage komt binnen middels een decentralisatie uitkering. Vanaf 2015 zijn de baten en lasten met dit bedrag verminderd.
65
66
Programma 3 Ruimte, Wonen en Economie Ruimte Doordat de provincie het met minder geld moet doen, is zij voor het ruimtelijk ordenen meer aangewezen op het ruimtelijke instrumentarium: de regels in de Verordening Ruimte. Om haar doelen op het gebied van programmering in het stedelijke gebied, wonen, groen, economie, cultureel erfgoed en energie te realiseren maakt de provincie voornamelijk gebruik van dit ruimtelijk instrumentarium. Provinciale Structuurvisie Het belangrijkste instrument is de Provinciale Structuurvisie. Het opstellen en uitvoeren van de provinciale structuurvisie is een wettelijke taak. In de Provinciale Structuurvisie zijn de provinciale belangen beschreven vanuit de sturingsfilosofie: provinciaal wat moet, lokaal wat kan. Daarmee stelt de Provinciale Structuurvisie kaders waarbinnen gemeenten beleidsvrijheid hebben. De provinciale Verordening Ruimte is gebaseerd op de Provinciale Structuurvisie en bestaat uit regels die gesteld worden aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Hierin is geen beleidsvrijheid voor de gemeenten. De provincie overlegt met gemeenten voordat zij het bestemmingsplan gaan beoordelen. Ze verlegt de aandacht naar de start van dit proces en zet minder in op het toetsen van gemeentelijke plannen achteraf. De wet verplicht de provincie om in een uitvoeringsprogramma aan te geven hoe de gewenste doelen tot stand moeten komen. Dit is het derde onderdeel van de ruimtelijke instrumenten. Omgevingswet Het Rijk heeft een aantal beleidsvoornemens, waaronder de invoering van een omgevingswet, die impact kunnen hebben op het provinciale ruimtelijke beleid. Deze beleidsvoornemens en de aangekondigde bezuinigingen hebben een inhoudelijk effect op de prioriteiten van de Provinciale Structuurvisie. Gedurende deze collegeperiode zullen de consequenties duidelijk worden. Wonen Woonmilieus Voor een goed woon- en leefklimaat is diversiteit in woonmilieus belangrijk. Bij het maken van verstedelijkingsafspraken met regio’s richt de provincie zich op een goede balans tussen vraag en aanbod van woonmilieus. De samenhang en samenwerking tussen overheden (onder andere Rijk, regio’s, IPO en VNG) en marktpartijen worden van steeds groter belang. Voor de bovenregionale afstemming van de kwalitatieve en kwantitatieve woningbouwprogrammering maakt de provincie ieder jaar een monitor Wonen en eens in de drie jaar een woningbehoefteraming. Vervolgens worden afspraken gemaakt met partners en stelt iedere regio in overleg met de provincie Zuid-Holland een eigen regionale woonvisie op. Visievorming Om zoveel mogelijk ruimte te geven aan een regionale en lokale invulling van het woningbouwprogramma, zorgt de provincie voor strategische visievorming (de Woonvisie tot 2020, de Zuidvleugelstrategie en de strategieën wonen Groene Hart en Delta en een langetermijnvisie na 2020). Overcapaciteit De provincie en haar bestuurlijke partners constateren dat als gevolg van de crisis in de woningbouw er grote overcapaciteit aan woningbouwplannen is ontstaan. Dit leidt er ondermeer toe dat de bouwproductie nagenoeg is stilgevallen in Zuid-Holland. Dit is zorgelijk omdat er in Zuid-Holland nog veel behoefte is aan nieuwe en/of ander type woningen, zowel in het huur- als koopsegment. Om de overcapaciteit uit de markt te nemen, hebben de provincie en de bestuurlijke partners in Zuidvleugelverband in mei van dit jaar
67
afgesproken om de plancapaciteit bij te stellen en 40 procent van de geplande productie voor de komende acht jaar door te schuiven naar het tijdvak 2020-2030. Dit betekent dat er in de Zuidvleugel van de Randstad de komende acht jaar 70.000 woningen minder worden gebouwd. In het najaar van 2012 moet samen met de regio’s duidelijk worden welke bouwplannen worden uitgesteld. Huisvesting verblijfsgerechtigden Naast het afstemmen van de programmering en planning van de woningbouw, houdt de provincie toezicht op de uitvoering van de Huisvestingswet. Dit betekent toezicht houden op de lokale en regionale huisvestingsregelgeving en op de huisvesting van statushouders (verblijfsgerechtigden). Economie Om het aantrekkelijke vestigingsklimaat te behouden werkt de provincie aan regionaal economisch beleid. Ondernemers maken de economie, en met het ruimtelijk instrumentarium en het beleid op verkeer en vervoer schept de provincie hiervoor de randvoorwaarden. In deze collegeperiode zijn voor regionaal economisch beleid, ondanks de intensivering die is afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord van € 20,0 mln, minder middelen beschikbaar dan in de afgelopen jaren. Dit betekent meer focus in de ambities. De provincie richt zich in de eerste plaats op herstructurering en intensiever gebruik van bedrijventerreinen om verrommeling van het landschap tegen te gaan. Daarnaast heeft de duurzame versterking van kansrijke regionaal-economische clusters (waaronder Greenports en Bioscience) prioriteit, omdat deze een aanjagende werking hebben voor de Zuid-Hollandse economie. Middeleninzet programma 3 Exploitatie
Begroot 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
(bedragen x € 1.000)
Lasten
93.546
74.236
47.924
42.445
Baten
1.525
1.277
899
899
-92.021
-72.959
-47.026
-41.546
13.605
5.169
0
2.853
0
5.149
4.037
0
-78.415
-72.939
-51.063
-38.693
Resultaat voor bestemming Onttrekking reserves Storting reserves Resultaat na bestemming Incidentele lasten en baten
Begroot 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
(bedragen x € 1.000)
Incidentele lasten
35.015
15.882
-8.872
2.318
Incidentele baten
627
379
0
0
-34.388
-15.503
8.872
-2.318
13.605
5.169
0
2.853
0
5.149
4.037
0
-20.783
-15.483
4.834
534
Resultaat voor bestemming Onttrekking reserves Storting reserves Resultaat na bestemming
68
Doel 3.1
Een deskundig geordende ruimte met kwaliteit
Wat willen we bereiken? In de Provinciale Structuurvisie presenteert de provincie de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van ZuidHolland. De structuurvisie is een integrale ruimtelijke visie tot 2020, met een doorkijk naar 2040. De provincie noemt in de structuurvisie vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven. Op basis van deze opgaven zijn veertien provinciale belangen benoemd. De provincie geeft voorrang aan ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan deze belangen. In deze collegeperiode ligt bestuurlijk de nadruk op de provinciale belangen binnen de volgende opgaven: Aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel Divers en samenhangend stedelijk netwerk Duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie Vitaal, divers en aantrekkelijk landschap Stad en land verbonden Effectindicatoren Barometer provinciale belangen Nulmeting
2012
2013
Goed
Goed
Goed
2.1 Verbeteren van de waterveiligheid
Onbekend
Slecht
Wisselend beeld
2.2 Robuust en veerkrachtig watersysteem
Goed
Wisselend beeld
Wisselend beeld
3.3 Duurzame energievoorziening
Goed
Slecht
Wisselend beeld
3.1 Versterken stedelijk netwerk
Wisselend beeld
Goed
Goed
3.2 Optimaal benutten van bestaande ruimte voor bedrijvigheid
Onbekend
Wisselend beeld
Slecht
3.3 Verbeteren interne en externe bereikbaarheid
Slecht
Slecht
Slecht
3.4 Voldoende aanbod in verschillende woonmilieus
Slecht
Slecht
Wisselend beeld
3.5 Voorzien in een gezonde leefomgeving
Onbekend
Onbekend
Wisselend beeld
4.1 Ontwikkelen en behouden van een vitaal en waardevol landelijk gebied
Wisselend beeld
Wisselend beeld
Wisselend beeld
4.2 Behouden van cultuurhistorische hoofdstructuur
Onbekend
Onbekend
Onbekend
4.3 Verbetering belevingswaarde en vermindering verrommeling
Slecht
Onbekend
Goed
4.4 Behouden en ontwikkelen ecologische hoofdstructuur
Onbekend
Onbekend
Slecht
Slecht
Slecht
Slecht
1. Aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel 1.1 Behouden en aantrekken van economische clusters
2. Duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie
3. Divers en samenhangend stedelijk gebied
4. Vitaal, divers en aantrekkelijk landschap
5. Stad en land verbonden 5.1 Versterken recreatieve functie en groenstructuur Bron: Monitor Structuurvisie 2012 (vastgesteld door GS op 10 juli 2012)
69
Toelichting effectindicatoren In de Begroting 2012 waren voor doel 3.1 “Een deskundig geordende ruimte met kwaliteit” de volgende effectindicatoren opgenomen: 3.1a Positie als Europese stedelijke regio (cijfer uit de Randstadmonitor) per 31/12 3.1b Ontwikkeling van een divers en samenhangend stedelijk netwerk 3.1c Ontwikkeling van een vitaal, divers en waardevol landschap Voor alle drie deze indicatoren geldt dat de effecten niet rechtstreeks zijn toe te rekenen aan activiteiten van de provincie. De bijdrage van de provincie hangt sterk samen met die van Rijk, regio’s en gemeenten. Effecten zullen bovendien pas over een langere periode zichtbaar worden. Daarnaast is het zo dat de bovengenoemde indicatoren onvoldoende aansluiten bij de vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven. Daarom is er voor gekozen ze te vervangen door de barometer provinciale belangen. In de barometer provinciale belangen wordt de voortgang van provinciale belangen uit de Structuurvisie per hoofdopgave weergegeven. Ieder belang is voorzien van één of meerdere indicatoren aan de hand waarvan de voortgang is bepaald. Een compleet overzicht van de onderliggende indicatoren en de wijze waarop de voortgang is bepaald is te vinden op de website Monitor Ruimte (http://www.zuidholland.nl/c_monitor). De nulmeting geeft de stand van zaken weer per 1 januari 2010. De meting 2012 laat de voortgang zien per 1 januari 2012. Voor 2013 is per provinciaal belang voor de onderliggende indicatoren ingeschat hoe deze zich naar verwachting zullen ontwikkelen.
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 3.1.1.
Ontwikkelen en uitvoeren van een ruimtelijke visie en strategie
De structuurvisie, de verordening en de uitvoeringsagenda worden ieder jaar geactualiseerd. Met de jaarlijkse actualiseringen begint zich een steeds duidelijker profiel en proces te ontwikkelen. Ook zijn er aanleidingen om te overwegen de structuurvisie, de uitvoeringsagenda en de verordening integraal te herzien. Sturen op ruimtelijke kwaliteit is daarbij een van de aanleidingen. De afstemming van de diverse producten uit de beleidscyclus verdient verbetering en verduidelijking. Het programma Continue Visievorming voorziet hierin. Naar verwachting wordt in het vierde kwartaal van 2012 een besluit genomen over het al dan niet integraal herzien van de PSV (inclusief verordening en uitvoeringsagenda). Als besloten wordt tot een integrale herziening, zal dit een (aanzienlijke) extra inspanning vragen. Inmiddels is het Rijk gestart met het vormgeven van de nieuwe “omgevingswet”. De recent ingevoerde Wro maakt onderdeel uit van deze hervorming van het omgevingsrecht. De provincie houdt in de gaten, en zal zonodig beïnvloeden, hoe de implementatie van deze wetgeving past bij de provinciale doelen, kaders en verantwoordelijkheden.
70
Activiteiten die hier (ook) onder vallen zijn: actualisatie structuurvisie, verordening en de uitvoeringsagenda; opstellen onderzoeks- en beleidsagenda; opstellen gebiedsprofielen en herzien van de kwaliteitskaart structuurvisie; monitoren van de effecten en prestaties. uitvoeren gebiedsontwikkeling Deltapoort.4 Prestatie-indicatoren taak 3.1.1. Nulmeting
2013
2014
2015
2016
3.1.1.1
Omschrijving Periodieke herziening van de provinciale ruimtelijke structuurvisie, de verordening Ruimte en de uitvoeringsagenda
1
1
1
1
1
3.1.1.2
Aantal gebiedsprofielen vastgesteld door GS5
0
5
10
17
0
Taak 3.1.2.
Faciliteren, uitwisselen en afstemmen tussen ruimtelijke plannen van gemeenten, regio’s, Rijk en provincies
Het vervullen van de regierol voor een toekomstbestendig ruimtegebruik in Zuid-Holland is één van de kerntaken van de provincie. Zeker na de decentralisatie vanuit het Rijk. De provincie stemt haar (bovenregionale) belangen uit de structuurvisie af met gemeenten, regio’s, Rijk en buurprovincies en faciliteert de uitwisseling van ruimtelijke plannen tussen deze partijen. De komende periode zijn met name de volgende ontwikkelingen van invloed op de ruimtelijke ordeningstaak: Maatschappelijke ontwikkelingen:
Externe ontwikkelingen:
Minder investeringsmiddelen Trek naar de stad, krimp in het landelijk gebied en woningvraag in het stedelijk gebied. Meer aandacht en sturing op (ruimtelijke) kwaliteit
Decentralisatie taken door het Rijk Omgevingswet Vorming metropoolregio
Om dit te bereiken, worden de volgende activiteiten ondernomen: Ambtelijke en bestuurlijke afstemming met gemeenten, regio’s en Rijk onder andere in het kader van regionale structuurvisies, Stedenbaan, Groene Hart, Zuidvleugel, MIRT en Randstad. Digitaliseren van de provinciale structuurvisie en faciliteren dat digitale plannen van derden gebruikt kunnen worden. Implementatie WRO werkwijze door digitale selectieve plantoetsing. Interne en externe ambtelijke en bestuurlijke afstemming. Afspraken met regio. Met de regio’s wordt aan de hand van de Uitvoeringsagenda via halfjaarlijkse Bestuurlijke Tafels gewerkt aan de uitvoering van de PSV. Periodieke herziening van de Uitvoeringsagenda. Marketing- en communicatieplan (om betrokkenheid en zichtbaarheid te vergroten).
4
Gebiedsontwikkeling Deltapoort samen met partners, in 2012 is een gebiedsvisie vastgesteld waarin verbetering ruimtelijke kwaliteit, investeren in verbeteren leefomgeving en vestigingsklimaat, versterking economische structuur, routenetwerken en vergroten toegankelijkheid en bruikbaarheid groen/landbouw en water centraal staan. In 2013 gaat het uitvoeringsprogramma van start. 5 De aantallen gebiedsprofielen zijn over de jaren cumulatief aangegeven; in de periode tot en met 2015 worden er in totaal 17 gebiedsprofielen vastgesteld. NB: In de begroting 2012 was geraamd dat in 2014 in totaal 17 gebiedsprofielen zijn vastgesteld. Als gevolg van een Europese aanbestedingsprocedure is een vertraging opgetreden en loopt de prestatie-indicator door in 2015.
71
Taak 3.1.3.
Bewaken van het provinciale belang
De provincie brengt in (voor)overleg de provinciale belangen uit de structuurvisie in in planvormingstrajecten van gemeenten en anderen. Met het ''e-formulier aanbieden ruimtelijke plannen Wro en ontheffingsverzoeken provinciale verordening ruimte'' krijgen gemeenten en regio’s zelf overzichtelijk en per planfase inzicht in hoe het plan zich verhoudt tot de provinciale belangen. De omslag van reactief toetsen naar proactief overleggen en ”selectief beoordelen” geeft vertrouwen en ruimte om de betrokkenheid van de provincie aan de voorkant van het planproces te vergroten. De provincie blijft de mogelijkheid hebben om zienswijzen, reactieve aanwijzingen en verordeningen in te dienen op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Als dat nodig is maakt de provincie een inpassingsplan. Activiteiten die hier (ook) onder vallen zijn: Vooroverleg met gemeenten. Monitoren ingediende plannen m.b.v. het e-formulier. Indienen van zienswijzen en indien nodig geven van reactieve aanwijzingen indien (gemeentelijke) plannen in strijd zijn met de verordening en provinciale belangen uit de structuurvisie. Opstellen en in procedure brengen van inpassingsplannen. Prestatie-indicatoren taak 3.1.3 Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
3.1.3.1
Percentage bestemmingsplannen waarop de provincie een zienswijze indient
9% (41 van de 447)
10%
10%
10%
7%
3.1.3.2
Percentage bestemmingsplannen waarop de provincie reactieve aanwijzingen geeft
0,3 % (1 van de 365)
1%
1%
1%
1%
3.1.3.3
Aantal provinciale inpassingsplannen in procedure per 31/12
9
6
6
6
6
Toelichting Door het e-formulier naar gemeenten te sturen zijn gemeenten op voorhand beter op de hoogte van de provinciale eisen bij bestemmingsplannen. Als gevolg hiervan hoeft de provincie in een latere fase minder zienswijzen in te dienen.
Taak 3.1.4
Voorwaarden scheppen en ondersteunen van gemeenten bij saneren van verspreid glas
De provincie maakt afspraken met gemeenten en regionale samenwerkingsverbanden voor het uitvoeren van saneringsplannen. De provincie heeft hier een aanjaagrol. Er is voor deze collegeperiode € 8,0 mln beschikbaar gesteld om bij te dragen in de kosten van sanering. De instrumenten die verder worden ingezet om sanering financieel mogelijk te maken, zijn de ‘Ruimte voor ruimte’ regeling en de ‘Glas voor glas’regeling. In 2012 worden alle afspraken gemaakt die nodig zijn voor het saneren van 40 hectare verspreide glastuinbouw. In 2013 zal de provincie de saneringsprojecten waaraan zij steun geeft, monitoren en daar waar nodig de betrokken gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden helpen bij te sturen. Prestatie-indicatoren taak 3.1.4 Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
3.1.4.1
Aantal ha per jaar te saneren verspreid glas waarover afspraken zijn gemaakt met gemeenten
40
0
0
0
0
3.1.4.2
Aantal malen dat gebruik is gemaakt van de glas-voor-glas regeling
0
3
5
7
7
72
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie
Jaarrekening 2011
Begroting 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
4.229
12.523
20.562
12.302
12.216
12.216
4
100
181
0
0
0
-4.225
-12.423
-20.382
-12.302
-12.216
-12.216
Sanering glastuinbouw
0
0
2.000
0
0
0
+ Bijdrage uit reserve
0
0
2.000
0
0
0
Sanering glastuinbouw
0
2.000
0
0
0
0
- Storting in reserve
0
2.000
0
0
0
0
-4.225
-14.423
-18.382
-12.302
-12.216
-12.216
(bedragen x € 1.000)
310 - Een deskundig geordende ruimte met kwaliteit Lasten Baten Resultaat voor bestemming Reserves
Resultaat na bestemming
Toelichting Begroting 2013 De nieuwe middelen uit het Hoofdlijnenakkoord voor de jaarschijven 2014 en 2015 (€ 4,0 mln) worden naar voren gehaald, vanwege de versnelde uitvoering van het verspreid glas zijn de middelen eerder benodigd dan gepland. Bij Voorjaarsnota 2012 is reeds € 2,0 mln gestort in de reserve glastuinbouw. Deze middelen wordt bij de Begroting 2013 ter begroting gebracht (zie toelichting mutatie Voorjaarsnota 2012). Meerjarenraming De nieuwe middelen uit het Hoofdlijnenakkoord voor de jaarschijven 2014 en 2015 (€ 4,0 mln) worden naar voren gehaald, vanwege de versnelde uitvoering van het verspreid glas zijn de middelen eerder benodigd dan gepland. Na 2015 loopt het Hoofdlijnenakkoord af en daarmee het bijbehorende budget voor saneren glas. In 2016 wordt het budget structureel verlaagd.
Doel 3.2
Vraag naar en aanbod van woningen in balans
Wat willen we bereiken? Het doel is om voldoende woningen voor elke doelgroep in het juiste woonmilieu te hebben. Het overgrote deel van de nieuwe woningen wordt in de bestaande steden en dorpen gebouwd, vooral rondom de belangrijke OV-knooppunten ‘Stedenbaanstations’. Daarmee versterken we de vitaliteit en de samenhang van het stedelijk netwerk en ontstaat een aantrekkelijk woonomgeving- en vestigingsklimaat voor bedrijven. Op plekken waar de bevolkingsomvang afneemt, is aandacht voor de bereikbaarheid van voorzieningen zodat de dorpen leefbaar blijven. Bij de planning van woningbouw wordt (steeds) meer aandacht besteed aan de afstemming van vraag en aanbod in kwalitatieve zin (woonmilieus). Om recht te doen aan de regionale verschillen worden afspraken gemaakt met de regio’s. De provincie stemt af en prioriteert vraag en aanbod, zowel kwalitatief als kwantitatief (woningbouwprogrammering). Voor de Zuidvleugel van de Randstad geldt dat het Rijk wordt geïnformeerd over de programmering. Voor de doelgroep van sociale woningbouw maakt de provincie met regio’s afspraken over het aandeel sociale woningen in het woningbouwprogramma. Het percentage sociale woningbouw in de voorraad en de omvang van het voorgenomen sloopprogramma is het uitgangspunt.
73
Effectindicatoren Omschrijving 3.2.a
3.2.b
3.2.c
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
Jaarlijkse woningproductie (ontwikkeling voorraad): netto toevoeging vervanging
13.000 3.500
8.000 3.500
8.000 3.500
8.000 3.500
8.000 3.500
Aantal gerealiseerde/getransformeerde woningen per 31/12 dat heeft bijgedragen aan een verbetering van de woonmilieubalans: centrumstedelijk landelijk
2.350 450
1.350 1.000
1.350 1.000
1.350 1.000
1.350 1.000
200
60%
60%
60%
60%
Netto percentage toegevoegde woningen bij StedenbaanPlus
Toelichting effectindicatoren De hier vermelde cijfers bij de effectindicatoren 3.2a, 3.2b en 3.2c wijken af van hetgeen onlangs in de statencommissie is voorgelegd. De verwachtingen zijn in het licht van de economische crisis bijgesteld, mede naar aanleiding van de in mei/juni jl. ontvangen cijfers van het CBS over de realisatie in 2011. 3.2.a Jaarlijkse woningproductie De provincie bouwt, net als gemeenten, geen woningen. De provincie maakt wel inzichtelijk wat de vraag is (woningbehoefteraming) en hoe het aanbod zich ontwikkelt (plancapaciteit gemeenten). Op basis daarvan maakt de provincie afspraken met de regio’s. Gemeenten uit de regio’s maken vervolgens afspraken met woningcorporaties en commerciële bouwondernemers over het te bouwen aantal en de daarbij horende woonmilieus. Onder "netto toevoeging" wordt verstaan het saldo van woningproductie en woningonttrekking. Bijzondere aandacht is er voor ‘vervanging’ (sloop en vervangende nieuwbouw). Als gevolg van de economische crisis wordt minder gesloopt en wordt in plaats daarvan geïnvesteerd in de verbetering van de betreffende woningen. 3.2.b Aantal gerealiseerde/getransformeerde woningen dat heeft bijgedragen aan een verbetering van de woonmilieubalans De woonmilieubalans geeft inzicht in de balans van vraag (behoefte) en aanbod (plancapaciteit) per woonmilieu. In de bouwplannen voor de Zuidvleugel van de Randstad is een tekort aan centrumstedelijke en landelijke woonmilieus. 3.2.c Netto percentage toegevoegde woningen bij StedenbaanPlus StedenbaanPlus is een programma waarbij hoogwaardig openbaar vervoer in combinatie met onder meer woningbouw, kantoren en voorzieningen centraal staat. Doelstelling is om 60% van de netto toevoeging van woningen binnen de invloedsfeer van het hoogwaardig openbaar vervoer te laten vallen. De provincie maakt afspraken met de regio’s over het percentage te bouwen woningen in de nabijheid van hoogwaardig openbaar vervoerstations. Bij de afweging waar gebouwd wordt, staat bouwen rondom Stedenbaanlocaties hoog op de afwegingsladder (zie ook het Afwegingskader woningbouw en de Verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel).
74
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 3.2.1.
Kaders stellen en de provincie vertegenwoordigen voor wonen en verstedelijking
De provincie heeft een woonvisie opgesteld voor de periode 2011-2020. Om duidelijkheid te verschaffen over de rol en ambities zal ook een doorzicht voor de lange termijn worden geschreven, een visie 2040. De kaders daarin moeten bijdragen aan een duidelijk en betrouwbaar toekomstbeeld, om regionale ontwikkelingen te kunnen sturen. De verschillen in bevolkingsgroei tussen regio’s zijn groot. Om de woningbouwprogramma’s hier goed op af te stemmen en om duidelijkheid te kunnen bieden aan andere investeerders in woningbouw en de leefomgeving zijn actuele, regionale afspraken nodig. Deze worden vastgelegd in een regionale woonvisie. De provinciale accountmedewerkers vertegenwoordigen de provincie in de regio’s. Daarnaast maakt de provincie afspraken over verstedelijking, wonen en de aanpak van bevolkingsdaling met Rijk en regio’s, onder meer via de gezamenlijke strategieën. Prestatie-indicatoren taak 3.2.1. Omschrijving 3.2.1.1
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
0
6 van de 8
100%
100%
100%
Aantal actuele regionale woonvisies
Taak 3.2.2.
Faciliteren, uitwisselen en (bovenregionaal) afstemmen van woningbouwplannen van gemeenten, regio’s, Rijk en provincies
De kwaliteit en functionaliteit van stedelijk en dorpsgebied versterken leefbaarheid en aantrekkelijkheid als vestigingsplaats voor bedrijven. Met dit doel stemt de provincie de woningbouwplannen (plancapaciteit) af met de regio’s. Kwaliteit is steeds belangrijker. De provincie heeft tot en met 2014 afspraken gemaakt met gemeenten over bijdragen voor stedelijke vernieuwing vanuit het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). De afgesproken bijdragen worden in delen uitgekeerd. Afspraken zijn vastgelegd in bestuursovereenkomsten. Na 2014 keert het Rijk geen Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing-middelen meer uit en verleent ook de provincie geen ISV-budget meer. Prestatie-indicatoren taak 3.2.2 Omschrijving 3.2.2.1
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
100%
100%
100%
n.v.t.
n.v.t.
Percentage van de gemeenten die invulling hebben gegeven aan de ISV-bestuursovereenkomsten wonen, geluid en bodem
Taak 3.2.3.
Handhaven en toezicht houden op basis van de Huisvestingswet
Provincies zien erop toe dat gemeenten hun wettelijke plichten tot het huisvesten van status-houders nakomen. Conform de Huisvestingswet wordt met iedere gemeente die op de peildata 1 januari en 1 juli een achterstand heeft, nog in datzelfde jaar overlegd. In dat overleg krijgt de gemeente een termijn van een halfjaar om de achterstand weg te werken. Is dit na het halfjaar niet gelukt, dan wordt dit op kosten van de gemeente door de provincie gedaan (budgettair neutraal). De achterstand in het provinciale toezichtsgebied is per juli 2012 grotendeels ingelopen. Echter, de inwerkingtreding van de Wet revitalisering generiek toezicht heeft tot gevolg dat de gemeenten in de Stadsregio Rotterdam (15) en het Stadsgewest Haaglanden (9) per 1 oktober 2012 ook onder toezicht van de provincie komen. Hierdoor houdt de provincie Zuid-Holland voortaan niet op 48, maar op 72 gemeenten toezicht. De Stadsregio heeft in vergelijking met de provincie en het Stadsgewest nog steeds een grotere achterstand, qua aantal gemeenten en qua aantal te huisvesten verblijfsgerechtigden.
75
Het streven is dat alle gemeenten in Zuid-Holland in 2015 hun wettelijke taak om verblijfsgerechtigden te huisvesten tijdig en volledig uitvoeren zodat er geen sprake is van taakverwaarlozing en de provincie niet in de plaats hoeft te treden. Prestatie-indicatoren taak 3.2.3 Omschrijving 3.2.3.1
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
4
4
0
0
0
Aantal in de plaats tredingen huisvesting verblijfsgerechtigden
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie
Jaarrekening 2011
(bedragen x € 1.000)
Begroting 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
320 - Vraag naar en aanbod van woningen in balans Lasten
25.548
17.237
16.361
15.233
3.558
3.558
Baten
17.901
209
9
9
9
9
Resultaat voor bestemming
-7.647
-17.028
-16.352
-15.224
-3.549
-3.549
260
324
0
0
0
0
Reserves Collectief particulier opdrachtgever + Bijdrage uit reserve Resultaat na bestemming
260
324
0
0
0
0
-7.387
-16.704
-16.352
-15.224
-3.549
-3.549
Toelichting Meerjarenraming In 2015 stopt de decentralisatie-uitkering ISV3.
Doel 3.3
Een schonere bodem en optimaal bodemgebruik in Zuid-Holland
Wat willen we bereiken? In 2009 is met het Rijk een Bodemconvenant gesloten. De centrale doelstelling hiervan is het bodemsaneringsbeleid om te vormen tot bodemontwikkelingsbeleid (waaronder provinciaal beleid voor de ondergrond) en zo te komen tot een optimaal bodemgebruik. Met het convenant is ook een afspraak gemaakt over een schonere bodem ter verbetering van het leefklimaat. In dit kader zullen uiterlijk in 2015 de risico’s ten aanzien van nog resterende verontreinigde locaties in Zuid-Holland, waarbij sprake is van spoed, weggenomen zijn dan wel beheerst. Effectindicatoren Omschrijving 3.3.
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
0
80 35%
156 68%
231 100%
n.v.t.
Aantal spoedlocaties waar per 31/12 risico’s zijn verminderd dan wel weggenomen
76
Toelichting effectindicatoren
In 2012 is, na vaststelling van de begrotingsindicatoren, deze effectindicator aangepast. Dit om de begrotingsindicator in overeenstemming te brengen met het vastgestelde bodemconvenant. In dit bodemconvenant worden drie risico's verantwoord; humane risico's, verspreidingsrisico's en ecologische risico's. De vastgestelde indicator had alleen betrekking op de humane risico's en zou daarmee niet aansluiten met het bodemconvenant. Met bovenstaande, aangepaste indicator komt dit in lijn met het bodemconvenant. Spoedlocaties zijn locaties waarbij sprake is van ernstige verontreiniging met humane risico's en/of verspreidingsrisico's en/of ecologische risico's. Onderzoek in 2011en 2012 laat zien dat Zuid-Holland 231 verontreinigde locaties telt waarbij in potentie sprake is van spoed. Nader onderzoek moet uitwijzen of dit ook daadwerkelijk het geval is en zo ja, welke maatregelen getroffen moeten en kunnen worden om deze indicatie weg te nemen. Dit onderzoek wordt begin 2013 afgerond waarmee duidelijk wordt hoeveel spoedlocaties het daadwerkelijk betreft en waar actie op moet worden ondernomen en wordt de prestatieindicator indien nodig bijgesteld. In 2015 mogen in Zuid-Holland geen verontreinigde locaties meer zijn waarbij nog sprake is van humane spoed. De risico’s zijn dan opgeheven door sanering of beheersing in afwachting van samenloop met andere ontwikkelingen. Voor de spoedlocaties met risico’s op verspreiding en/of ecologie is begin 2013 eveneens duidelijk wat er moet gebeuren. Het streven is om voor deze locaties de risico's voor eind 2015 weg te nemen dan wel het saneringsproces in gang te zetten. Dit houdt in dat in 2016 alle risico’s moeten zijn verminderd dan wel weggenomen. Om die reden is in bovenstaande tabel bij 2016 “niet van toepassing” ingevuld.
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 3.3.1.
Kaderstellen en de provincie vertegenwoordigen ten behoeve van optimaal bodemgebruik
In 2012 is de Bodemstrategie 2012-2015 ontwikkeld en vastgesteld door GS. Begin 2013 wordt de Bodemstrategie 2012-2015 vastgesteld door PS. In de Bodemstrategie wordt een uitvoeringsprogramma uitgewerkt waarin beschreven staat hoe de ambities van de provincie voor een optimaal gebruik van de bodem voor de langere termijn worden ingevuld. Het bodembeleid moet onderdeel worden van het ruimtelijk beleid en niet meer los worden bekeken. Verder staat in het uitvoeringsprogramma beschreven hoe de ambities van de provincie tot 2015 worden gerealiseerd. Belangrijk element is het vergroten van kennis over nieuwe bodemtoepassingen en ontsluiting van deze kennis. Het onderzoeksprogramma wordt in 2013 uitgewerkt. Dit in samenwerking met de partners in het bodembeleid, enerzijds met het Rijk in het kader van de rijksstructuurvisie, anderzijds met regionale en lokale overheden. Ook bedrijfsleven en kennisinstituten worden betrokken bij zowel implementatie van de Bodemstrategie als verdere kennisontwikkeling -en ontsluiting.
Taak 3.3.2.
Aanpak van verontreinigde locaties
De provincie is verantwoordelijk voor de totale aanpak en de realisatie van de afspraken met het Rijk en voert daarom de regie op de uitvoering. In het landelijk gebied ligt de uitvoering sinds 1 januari 2011 bij de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s). In het stedelijk gebied wordt zoveel mogelijk aangehaakt bij stedelijke ontwikkelingen waarbij de gemeente het voortouw heeft. De aanpak van verontreinigde locaties aan de Hollandsche IJssel is in overleg met het Rijk in handen gegeven van de projectgroep Hollandsche IJssel en de uitvoering van sanering van verontreinigde slootdempingen ligt bij de Stichting Bodembeheer Krimpenerwaard. Over de aanpak van verontreiniging op voormalige gasfabrieksterreinen wordt contact
77
gezocht met gemeenten en projectontwikkelaars om te komen tot een integrale aanpak. De provincie heeft specifiek voor dit doel rijksmiddelen ontvangen die als subsidie worden ingezet. Voor de uitvoering worden aan gemeenten en RUD’s, projectgroep en stichting, financiële middelen beschikbaar gesteld die de provincie speciaal hiervoor van het Rijk heeft ontvangen (decentralisatieuitkering Bodem en bodemgeld binnen het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing). De verontreinigingen moeten zoveel mogelijk door marktpartijen (bedrijven) en dynamiek (ruimtelijke (her)ontwikkeling) worden opgelost en gefinancierd. De taak van de provincie is hier vooral stimuleren dat partijen de locaties aanpakken. In de tabel hieronder is voor de jaren nadat de taak volledig is uitgevoerd “niet van toepassing” ingevuld. Prestatie-indicatoren taak 3.3.2 Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
3.3.2.1
In kaart gebrachte diffuse verontreinigingen die spoedeisend zijn
0
100%
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
3.3.2.2
Jaarlijks aantal gesaneerde spoedlocaties
0
80
76
75
n.v.t.
3.3.2.3
Mate waarin Project Hollandsche IJssel is gerealiseerd
90%
100%
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
3.3.2.4
Mate waarin de afspraken Krimpenerwaard zijn uitgevoerd
65%
75%
80%
85%
90%
Taak 3.3.3.
Nazorg gesloten stortlocaties in het kader van de Wet Milieubeheer
Op grond van de Wet milieubeheer is de provincie bestuurlijk, financieel en organisatorisch verantwoordelijk voor de nazorg van stortplaatsen die na 1996 gesloten zijn of worden. De (in principe eeuwigdurende) verantwoordelijkheid voor de nazorg van stortplaatsen wordt betaald uit een Nazorgfonds dat gevoed wordt uit particuliere bijdragen van de stortexploitanten. Prestatie-indicatoren taak 3.3.3 Omschrijving 3.3.3.1
Aantal gesloten stortlocaties in nazorgfase per 31/12
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
2 (20%)
5 (56%)
7 (78%)
7 (78%)
7 (78%)
Begroting 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016 4.770
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie (bedragen x € 1.000)
Jaarrekening 2011
330 - Een schonere bodem en optimaal bodemgebruik in Zuid-Holland Lasten
11.601
27.044
15.637
9.867
4.770
Baten
30.511
2.019
890
890
890
890
Resultaat voor bestemming
18.910
-25.025
-14.748
-8.977
-3.881
-3.881
0
11.258
642
0
0
0
0
11.258
642
0
0
0
30.361
0
0
5.149
0
0
Reserves Meerjarenplan Bodemsanering 2010-2014 + Bijdrage uit reserve Meerjarenplan Bodemsanering 2010-2014 - Storting in reserve Resultaat na bestemming
30.361
0
0
5.149
0
0
-11.451
-13.767
-14.106
-14.126
-3.881
-3.881
78
Toelichting Meerjarenraming Met het Rijk zijn voor de periode 2010 tot en met 2014 convenantafspraken gemaakt over bodemsanering. In dat kader zijn er voor deze periode aan de provincie middelen toegekend in de vorm van een decentralisatie-uitkering. Met ingang van 2015 stopt de decentralisatie-uitkering.
Doel 3.4
Een sterke regionale economie
Wat willen we bereiken? Economie is een kerntaak van de provincie. Een gezonde economie is belangrijk voor werkgelegenheid en welvaart. Zuid-Holland is economisch een sterke regio: ongeveer 22 procent van de Nederlandse economie wordt in Zuid-Holland verdiend. Maar om deze positie te behouden zijn wel inspanningen nodig. De provincie richt zich op drie economische pijlers: transitie Haven Industrieel Complex (mainport), greenports en de Kennisas6. In de tweede plaats faciliteert de provincie de beschikbaarheid van voldoende (niet teveel maar ook niet te weinig) werklocaties van de juiste kwaliteit. De provincie wil de regionale economie versterken door ruimte te scheppen voor economische groei. Het doel is een bijdrage te leveren aan de internationale concurrentiepositie van Zuid-Holland en van Nederland. Om ruimte te scheppen voor economische groei zet de provincie het ruimtelijke instrument en het mobiliteitsbeleid in. Daarnaast wil de provincie samen met partners in de regio en met het Rijk de belemmeringen voor economische groei verminderen. Deze belemmeringen liggen onder meer op terreinen als kennisvalorisatie, totstandkoming en financiering van innovatie en promotie en acquisitie. De provincie heeft in dit proces de rol van kadersteller tot verbinder en implementeerder. De provincie wil voor Zuid-Holland een sterke regionale economie bereiken die duurzaam is; duurzaamheid is voor de provincie niet alleen een maatschappelijke noodzaak, maar vooral een economische kans. De provincie maakt samen met haar Zuidvleugel partners een keuze uit de prioritaire uitvoeringsprojecten die neerslaan in de sectoren direct gerelateerd aan de economische pijlers van de Zuid-Hollandse economie. Effectindicatoren Omschrijving 3.4.a
Procentuele jaarlijkse groei van het inkomen van de prioritaire clusters
3.4.b
Leegstandspercentage kantoren ZuidHolland t.o.v. Nederland per 31/12
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
0,1%
0,1% boven landelijk gemiddelde
0,1% boven landelijk gemiddelde
0,1% boven landelijk gemiddelde
0,1% boven landelijk gemiddelde
13,6% (Landelijk 13,7%) (1.665.300 m2)
= landelijk gemiddelde
= landelijk gemiddelde
= landelijk gemiddelde
= landelijk gemiddelde
6
De vierde pijler van de regionale economie betreft Zakelijke dienstverlening (Veiligheid, ICT, Pensioenen en Hoofdkantoren). Publieke investeringen in de versterking van deze pijler zijn zeker nodig en urgent. De provincie ziet het eigenaarschap hiervoor bij de (grote) steden liggen.
79
Toelichting effectindicatoren 3.4.a Procentuele jaarlijkse groei van het inkomen van de prioritaire clusters De indicator doelt op de procentuele jaarlijkse groei van de totale toegevoegde waarde van alle bedrijfsklassen die tot de stuwende economische clusters worden gerekend. Gemonitord worden hier de groeiprestaties van de clusters, die tot het Havenindustrieel Complex en tot de Greenports behoren en waarbij de provinciale betrokkenheid het grootst is (Maritiem en Deltatechnologie en Transport & Logistiek). De provincie oefent invloed uit op de extra groei van de toegevoegde waarde door ruimte te scheppen voor duurzame groei, die in toenemende mate gebaseerd zal zijn op biobased grondstoffen. Deze inspanningen moeten worden opgeteld bij die van het Rijk en andere overheden. De relatieve variabele (de groei is hoger dan het landelijk gemiddelde) schakelt de invloed van conjunctuur uit en legt het accent specifiek op de factoren die de Zuid-Hollandse groei bepalen. 3.4.b Leegstandspercentage kantoren Zuid-Holland t.o.v. Nederland Uit onderzoek (medio 2011) is gebleken dat het leegstandspercentage in Zuid-Holland 13,6 % bedraagt en landelijk 13,7%. Er wordt nog veel m2 nieuwbouw kantoorruimte opgeleverd en het Rijk zal beginnen met het verminderen van haar in gebruik zijnde kantoren in Zuid-Holland met ruim 400.000m2. De provincie zal daarom inzetten op een aan de landelijke ontwikkeling gelijkblijvend leegstandspercentage voor ZuidHolland.
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 3.4.1
Kaders stellen en de provincie vertegenwoordigen ten behoeve van de regionale economie
Op het gebied van werklocaties heeft de provincie een bovenregionale en kaderstellende verantwoordelijkheid. De provincie stelt ruimtelijke kaders en deze worden door gemeenten nader ingevuld via de Regionaal Economische Overlegorganen (REO’s) waar ook de provincie in is vertegenwoordigd. Met bestuurlijke partners in de regio overlegt de provincie over het Uitvoeringsprogramma Economische Agenda Zuidvleugel. De provincie overlegt met het Rijk over aansluiting van het regionaal economische beleid op het landelijke topsectorenbeleid.
Taak 3.4.2
Voorwaarden scheppen en ondersteunen van gemeenten voor de versterking van werklocaties (bedrijventerreinen, detailhandel en kantoren)
Met betrekking tot werklocaties heeft de provincie de kaderstellende rol overgenomen van het Rijk. De provincie voert zowel een volume- als een locatiebeleid om een juiste kwantitatieve en kwalitatieve afstemming tussen de vraag naar en het aanbod van bedrijventerreinen te realiseren. Hiertoe zet de provincie zowel het ruimtelijk instrument (Provinciale Structuurvisie, regionale afspraken, SER-ladder) als het financieel instrumentarium in. Met betrekking tot het financieel instrumentarium kan worden opgemerkt dat het convenant bedrijventerreinen met het Rijk, IPO en VNG betrekking heeft op de periode 2009-2013 en er in 2014 en 2015 geen beschikkingen kunnen worden afgegeven voor herstructurering. Om die reden staat de ambitie ook voor de jaren 2014 en 2015 op 0. De provinciale rol krijgt ook invulling door op basis van de SER-ladder regionale bedrijventerreinstrategieën dan wel bestuurlijke afspraken met de Regionaal Economisch Overleggen te maken. Bedrijventerreinen moeten daadwerkelijk worden gebruikt om die categorie bedrijven te huisvesten waarvoor het bedrijventerrein is bedoeld. De provincie voert voor de kantorenmarkt zowel een volume- als een locatiebeleid. In het ontwerp 2e herziening Provinciale Structuurvisie zijn locaties vastgelegd waar nieuwe ontwikkelingen vanaf 1000 m2 toegelaten worden. Daarnaast worden behoefteramingen op provinciaal niveau opgesteld. In overleg met gemeenten dient verder te worden gewerkt aan vermindering van plancapaciteit en het vergroten van de realiteit van onderliggende grondexploitaties.
80
Prestatie-indicatoren taak 3.4.2 Omschrijving 3.4.2.1
Aantal hectare in gemeenten opgeleverde geherstructureerde bedrijventerreinen
3.4.2.2
Jaarlijkse afname plancapaciteit voor kantoorlocaties
Taak 3.4.3
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
75
125
125
150
150
100.000 m2
225.000 m2
225.000 m2
225.000 m2
225.000 m2
Ondersteunen van en voorwaarden scheppen voor duurzame versterking van de regionale clusters
Realisatie planning provinciale (financiële) bijdrage aan de Uitvoering Economische Agenda Zuidvleugel Zuid-Holland heeft een aantal economische pijlers waarvoor de provincie samen met partners in de regio de Economische Agenda Zuidvleugel heeft ontwikkeld. Het gaat onder andere om het Haven Industrieel Complex, de Greenports en de Kennisas. Voor de uitvoering van de Economische Agenda heeft de provincie een passend instrumentarium tot haar beschikking en waar nodig voert de provincie regie op het proces. De provincie maakt samen met de Zuidvleugelpartners keuzes over uit te voeren programma’s en projecten en ieders inzet. De realisatie van de budgettaire bijdrage (inclusief multipliereffecten door de financiële bijdragen van derden) van de provincie aan de Economische Agenda zoals verwoord in de Beleidsvisie Regionale Economie en Energie 2012-2015 wordt als nieuwe indicator opgevoerd.
Prestatie-indicatoren taak 3.4.3 Omschrijving 3.4.3.1
Jaarlijkse ontwikkeling Greenports binnen de concentratiegebieden
3.4.3.2
Realisatie planning provinciale bijdrage aan de Uitvoering Economische Agenda Zuidvleugel
Taak 3.4.4
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
5.270 ha
0 ha
0 ha
0 ha
0ha
0
>80%
>80%
>80%
>80%
Ondersteunen van en ruimtelijke voorwaarden scheppen voor toeristisch/recreatief ondernemerschap
Middels het Impulsprogramma recreatie en toerisme geeft de provincie hier invulling aan. Door een impuls te geven aan processen waarbij publieke en private partners gezamenlijk willen investeren in recreatie en toerisme in Zuid Holland. Een impuls wordt gegeven om korte termijn resultaat binnen lange termijn ambities te realiseren, daar waar een meervoudig provinciaal belang is gediend. Prestatie-indicatoren taak 3.4.4 Omschrijving 3.4.4.1
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
0
5
5
5
5
Aantal ondersteunde kansrijke ontwikkellocaties
81
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie (bedragen x € 1.000)
Jaarrekening Begroting 2011 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
39.418
35.207
25.993
20.513
340 - Een sterke regionale economie Lasten Baten
35.648
56.463
9.276
991
446
379
0
0
-26.372
-55.472
-38.972
-34.829
-25.993
-20.513
Kennisinfrastructuur
0
0
1.399
0
0
0
Zuidvleugelfonds/onderdeelkennisinfrastructuur
0
0
531
0
0
0
Alternatieve locatie Hoeksche Waard
0
9.000
0
0
0
0
2011 DP Pieken in de Delta
0
1.371
0
0
0
0
2011 DP Schaalsprongprogramma's
0
500
0
0
0
0
2011 DP Coolport
0
1.400
0
0
0
0
Bedrijventerreinen
574
6.189
7.311
4.186
0
2.853
Resultaat voor bestemming Reserves
Deel vrije ruimte Zuidvleugelfonds programma 3
0
254
0
0
0
0
1.030
250
150
150
0
0
Pieken in de Delta
650
263
1.392
593
0
0
Onderwijs en arbeidsmarkt
200
0
0
0
0
0
2.500
0
0
0
0
0
7
0
0
0
0
0
+ Bijdrage uit reserve
4.961
19.226
10.783
4.929
0
2.853
Bedrijventerreinen
1.520
0
0
0
4.037
0
Pieken in de Delta
0
254
0
0
0
0
Overcommittering OP-West
0
6.000
0
0
0
0
2011 DP Pieken in de Delta
1.371
0
0
0
0
0
EFRO middelen
TNO Stimulering duurzame energie
2011 DP Schaalsprongprogramma's
500
0
0
0
0
0
2011 DP Coolport
1.400
0
0
0
0
0
- Storting in reserve
4.791
6.254
0
0
4.037
0
-26.203
-42.500
-28.189
-29.900
-30.030
-17.660
Resultaat na bestemming
Toelichting Meerjarenraming In 2016 is er een grote daling in budget voor het doel Een sterke regionale economie. Dit komt omdat de bij het Hoofdlijnenakkoord afgesproken intensivering (€ 5,0 mln per jaar) voor dit doel in 2015 afloopt. Daarnaast is de bijdrage voor het project Coolport aanzienlijk lager dan de eerdere jaren. Tot slot zijn ook de her-allocatiemiddelen die vanuit de taakstelling op subsidies zijn gevormd in 2016 niet meer beschikbaar.
82
Doel 3.5
Een duurzame energievoorziening in Zuid-Holland
Wat willen we bereiken? Op Europees en nationaal niveau zijn doelstellingen afgesproken voor een CO2-reductie van 20% in 2020 ten opzichte van het niveau van 1990 en dat 14% van de primaire energieconsumptie in 2020 afkomstig moet zijn uit hernieuwbare bronnen. Aan deze doelen dragen alle overheidslagen bij. De provincie draagt vooral bij door de ruimtelijke voorwaarden voor de productie van duurzame energie te scheppen en de economische bedrijvigheid op dat gebied te versterken. Effectindicatoren Omschrijving 3.5.a
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
5%
7%
8%
9%
9%
250
25
25
25
25
150
25
50
100
100
Jaarlijks gerealiseerd percentage duurzame energie waaronder: jaarlijkse toename van het aantal toegevoegde megawatt gerealiseerde windenergie; jaarlijkse toename van het aantal toegevoegde megawatt gerealiseerd vermogen uit warmteprojecten.
Toelichting effectindicatoren Het voor windenergie vastgestelde beleidsdoel (Nota Wervelender januari 2011) is 350 MW opgesteld vermogen in 2015 en 720 MW in 2020. Voor warmte zal de jaarlijkse prestatie vanaf 2014 fors moeten gaan stijgen, in samenhang met de vervanging van de bestaande stadsverwarmingen die dan aan de orde komt. De effecten van de provinciale beleidsinzet laten zich uitdrukken als percentage van het totale energiegebruik of per optie in megawatt gerealiseerd vermogen. Daarbij wordt aangetekend dat bij een stijgend energiegebruik het percentage duurzaam kan dalen, ondanks toegenomen opgesteld vermogen.
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 3.5.1
Kaders stellen, uitvoeren en de provincie vertegenwoordigen ten behoeve van energie
De te leveren prestaties zijn benoemd in de beleidsvisie Regionale Economie en Energie en vastgesteld door PS op 30 mei 2012. De provinciale doelstellingen met betrekking tot duurzame energie, CO2 reductie en energiebesparing worden zo veel mogelijk gekoppeld aan de opgaven in het economisch domein: transitie HIC, transitie Greenports, ontwikkeling Kennisas en werklocaties. De provincie sluit aan op de bereidheid en dynamiek van de koplopers in de markt om bij een aantal geselecteerde projecten (generieke) procedurele en wettelijke knelpunten op te lossen. Hiervoor wordt onder andere de systematiek van de Stroomversneller gebruikt. Deze aanpak leidt uiteindelijk tot investeringen door de markt in fysieke projecten. De vanaf 2007 uitgevoerde tweejaarlijkse CO2-monitor van de provincie samen met de regio’s geeft de effecten voor het grondgebied van Zuid-Holland weer. Voor de versnelling van een aantal warmteprojecten is een Green Deal met het Rijk afgesloten.
83
Prestatie-indicatoren taak 3.5.1 Omschrijving 3.5.1.1
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
0 0
3 3
3 4
3 7
3 10
7
Aantal projecten in uitvoeringsfase voor duurzame energie waaronder: windprojecten; warmteprojecten.
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie (bedragen x € 1.000)
Jaarrekening 2011
Begroting 2012 na VJN
350 - Een duurzame energievoorziening in Zuid-Holland Lasten 2.405 Baten 165
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
4.052 54
1.567 0
1.627 0
1.387 0
1.387 0
Resultaat voor bestemming Reserves Mitigatie/Energie Stimulering duurzame energie
-2.240
-3.997
-1.567
-1.627
-1.387
-1.387
0 2.103
2.913 2.333
180 0
240 0
0 0
0 0
+ Bijdrage uit reserve Mitigatie/Energie Stimulering duurzame energie
2.103 0 1.958
5.246 3.333 0
180 0 0
240 0 0
0 0 0
0 0 0
- Storting in reserve
1.958
3.333
0
0
0
0
-2.094
-2.084
-1.387
-1.387
-1.387
-1.387
Resultaat na bestemming
7
realisatie vindt plaats door de markt
84
Programma 4 Bestuur en Samenleving Inleiding Zuid-Holland is een provincie die aansprekende resultaten neerzet door te excelleren op haar kerntaken ruimte, mobiliteit, groen en economie. Het college van GS kiest voor een bestuursstijl waarin vertrouwen, verbinden en ruimte geven centraal staan. Dit betekent dat de provincie bestuurlijke partners, zoals gemeenten, actief ondersteunt bij het realiseren van hun opgaven en ambities. De provincie wil haar partners niet onnodig voor de voeten lopen of opzadelen met lasten. Vanuit het principe ‘je gaat erover of niet’ beperkt de provincie onnodige bestuurlijke drukte en richt zij zich op het leveren van concrete prestaties. De Zuid-Hollandse ambitie met betrekking tot jeugdzorg staat in het Hoofdlijnenakkoord 2011-2015 “ZuidHolland verbindt en geeft ruimte”. Deze ambitie richt zich op twee kerndoelen: 1. De jeugdzorgtaken draagt de provincie over aan de gemeenten. In het belang van kinderen en 2.
gezinnen kiest de provincie voor een zorgvuldige overdracht in overleg met instellingen en gemeenten. Tot de overdracht voert de provincie haar wettelijke taak op het huidige niveau uit, die is gericht op kwalitatief goede zorg die tijdig wordt geboden.
In de transitieagenda jeugdzorg, vastgesteld door Rijk, IPO en VNG, is het voornemen opgenomen om per 1 januari 2015, uiterlijk 2016, de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het gebied van de jeugdzorg via wetswijziging bij de gemeenten te leggen. De transitie is vastgelegd in Bestuursafspraken 2011-2015 tussen Rijk, IPO, VNG en Unie van Waterschappen. De provincie richt zich op de wettelijke taken en de in het Hoofdlijnenakkoord afgesproken focus op kwetsbare groepen, zoals tienermoeders en dak- en thuisloze jongeren. De regionale agenda’s samenleving worden in aanloop naar de overdracht van de jeugdzorgtaken afgebouwd. De provincie voert tot de overdracht haar wettelijke verantwoordelijkheden en taken voor jeugdzorg op het huidige niveau uit, gericht op kwalitatief goede en tijdig geboden zorg. Het Hoofdlijnenakkoord betekent voor maatschappelijke participatie: 1. Een scherpe koers op de wettelijke steunfunctietaak van de Wmo. 2.
Focus op collectieve belangenbehartiging van zorgvragers.
De sociale barometer met de kwalitatieve analyse levert de onderbouwing om op drie pijlers de participatie van kwetsbare burgers te bevorderen: jeugd, leefomgeving en participatie. Door bestuurlijke afspraken realiseert de provincie, samen met de regio’s, op deze drie gebieden de aansluiting tussen de provinciale steunfunctietaak en de uitvoering van de Wmo. De focus op zorgvragersbeleid in een veranderend zorgstelsel richt zich op collectieve belangenbehartiging door ondersteuning: van chronisch zieken en mensen met een beperking; bereikbaarheid van zorg; kwaliteit van zorg; ondersteuning cliënten in de jeugdzorg (Wet jeugdzorg).
85
De activiteiten in het kader van maatschappelijke participatie zullen dit jaar op basis van Bestuursakkoord en Hoofdlijnenakkoord worden herijkt. Versobering en afbouw van niet-wettelijke taken zullen worden uitgewerkt. Aandacht zal blijven voor kwetsbare groepen zoals jongeren, tienermoeders en dak- en thuislozen. De afbouw van de Regionale Agenda Samenleving geschakeld aan de transitie jeugdzorg zal in overleg met de samenwerkende gemeenten plaatsvinden. Voor cultureel erfgoed ligt de kern van de activiteiten bij de bescherming, ontsluiting en ontwikkeling van gezichtsbepalend erfgoed in Zuid-Holland. De belangrijkste ontwikkeling is de door het Rijk gewenste modernisering van het monumentenbeleid, waarbij het Rijk onder meer afspraken met provincies wil maken over de matching van middelen. In lijn daarmee vindt er een verdere accentverschuiving plaats: van behoud naar ontwikkeling en van objectgerichte naar gebiedsgerichte monumentenzorg. Het kabinet wil de komende jaren een stelselherziening publieke omroepen invoeren. De activiteiten omvatten de bekostiging van de regionale omroepen en de instandhouding van de provinciale steunfunctieinstelling voor de gemeentelijke bibliotheken. Middeleninzet programma 4 Exploitatie
Begroot 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
(bedragen x € 1.000)
Lasten
206.976
203.079
201.018
Baten
113.465
111.337
111.040
854
Resultaat voor bestemming
-93.511
-91.742
-89.979
-71.979
244
0
1.000
0
1.000
0
0
0
-94.268
-91.742
-88.979
-71.979
Onttrekking reserves Storting reserves Resultaat na bestemming
Incidentele lasten en baten
Begroot 2013
Raming 2014
Raming 2015
72.833
Raming 2016
(bedragen x € 1.000)
Incidentele lasten
5.826
3.759
4.247
231
Incidentele baten
5.441
3.313
3.016
0
-385
-445
-1.231
-231
244
0
1.000
0
1.000
0
0
0
-1.141
-445
-231
-231
Resultaat voor bestemming Onttrekking reserves Storting reserves Resultaat na bestemming
86
Doel 4.1
Krachtige en slanke provincie
Wat willen we bereiken? De provincie verwacht van het kabinet duidelijke keuzes ten aanzien van de herinrichting van het openbaar bestuur in de Randstad. Heldere verhoudingen tussen decentrale overheden zijn een belangrijke voorwaarde voor prestaties van de provincie op haar kerntaken. De provincie concentreert haar middelen, instrumenten en bevoegdheden op de uitvoering van deze kerntaken. Op deze wijze wordt er ook uitvoering gegeven aan het Hoofdlijnenakkoord en de bestuursafspraken tussen Rijk en provincies. De provincie zet actief in op het onderhouden van constructieve relaties met haar bestuurlijke en maatschappelijke partners. Het college voert periodiek overleg met gemeenten en regio’s om gezamenlijke ambities te realiseren en knelpunten op te lossen (bijvoorbeeld in het geval van decentralisatieopgaven en beleid voor kleine kernen). Teveel bestuurlijke drukte brengt evenwel het risico van te weinig vaart in de besluitvorming met zich mee. Een daling van het aantal en ook een lagere frequentie van de bestuurlijke overleggen moet ertoe leiden dat de provincie alleen nog deelneemt aan overleggen die bijdragen aan ambities op de kerntaken. Effectindicatoren Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
4.1.a
Daling aantal bestuurlijke overleggen waar de provincie Zuid-Holland structureel aan deelneemt
179
10%
15%
20%
20%
4.1.b
Beoordeling provinciale dienstverlening (via tweejaarlijks klanttevredenheidsonderzoek)
6,8
7,0
7,0
7,0
7,2
Toelichting effectindicatoren 4.1.a Daling aantal bestuurlijke overleggen waar de provincie Zuid-Holland structureel aan deelneemt GS hanteren voor deze collegeperiode als uitgangspunt dat zij alleen permanente bestuurlijke overleggen aangaan wanneer deze direct bijdragen aan de doelstellingen in het Hoofdlijnenakkoord. Bestuurlijk overleg moet dus dienstbaar zijn aan de inhoudelijke doelen. Bestuurlijke overleggen die niet aansluiten bij provinciale doelstellingen of de provinciale rol- en taakopvatting worden zoveel mogelijk geschrapt. Op deze manier wordt onnodige bestuurlijke drukte opgeruimd. De effecten van de inzet van GS worden jaarlijks geïnventariseerd via vaststelling van het overzicht van bestuurlijke overleggen. 4.1.b Beoordeling provinciale dienstverlening Voor een nadere toelichting zie de toelichting op indicator 3.1 in de paragraaf Bedrijfsvoering.
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 4.1.1
Uitvoeren van de algemene bestuurstaken (Provinciale Staten)
Provinciale Staten bestaat uit 55 Statenleden, onderverdeeld in 10 politieke fracties. In 2012 geven Provinciale Staten op uiteenlopende wijze invulling aan hun hoofdtaken. De Staten oefenen herkenbaar en transparant het mandaat van de kiezers uit en leggen daarover verantwoording af. Zij sturen op hoofdlijnen bij de ontwikkeling van beleid en geven het college van Gedeputeerde Staten de benodigde kaders mee. Daarnaast controleren Provinciale Staten de uitvoering van het door het college van Gedeputeerde Staten gevoerde beleid. De Statengriffie ondersteunt in de breedst mogelijke zin Provinciale Staten bij de uitoefening van hun taken. Om Provinciale Staten het gewenste inzicht te verschaffen in de (kwaliteit van de) ondersteuning, heeft de Statengriffie voor de Statenperiode 2011-2015 een griffieplan opgesteld.
87
Op de reguliere planning en controlmomenten wordt aan Provinciale Staten gerapporteerd over de (kwaliteit van de) ondersteuning. De politieke fracties worden bijgestaan door fractievertegenwoordigers en fractiemedewerkers.
Taak 4.1.2
Uitvoeren van de dagelijkse bestuurstaken (Gedeputeerde Staten)
Het college van Gedeputeerde Staten bestaat deze collegeperiode uit vijf gedeputeerden. De advisering van het college is er op gericht om de besluitvorming van GS adequaat en snel te laten verlopen. Het betreft hier advisering van Gedeputeerde Staten in brede zin, waarbij naast advisering en ondersteuning bij de politieke besluitvorming (inclusief voorbereiding en verslaglegging GS-vergaderingen) ook advisering plaats vindt ten aanzien van bestuurlijke integriteit, rechtspositie en overige bestuurlijke aspecten het gehele college betreffende. De integraliteit van besluitvorming wordt gewaarborgd alsook de vigerende termijnen. Er is sprake van tijdige afstemming met de Statengriffie om de voorstellen van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten in goede banen te geleiden.
Taak 4.1.3
Adviseren en ondersteunen van bestuur en samenwerken met bestuurlijke partners
Ondanks de val van het kabinet Rutte, dat samen met de koepels van de decentrale overheden (IPO, VNG, UvW) in 2011 de Bestuursafspraken voor de periode 2011-2015 heeft opgesteld, zetten GS zich onverminderd in voor implementatie van het vastgestelde pakket maatregelen, tenzij een nieuw kabinet besluit om dit pakket alsnog te ontbinden. In 2013 zijn de activiteiten van de provincie Zuid-Holland gericht op het, in IPO-verband, verder uitvoeren van de majeure decentralisatieoperaties op het terrein van ruimte, economie, natuur en jeugdzorg. Europa speelt in toenemende mate een rol bij het realiseren van de ambities van de provincie. Door samenwerking in Randstadverband en met de Kustprovincies (en Vlaams Nederlandse Delta) wordt tijdig ingezet om relevante wet- en regelgeving te beïnvloeden en kansen die Europa biedt te benutten. De meest concrete uitdrukking van benutte kansen vormt het percentage van EU-subsidies die door de provincie wordt benut om haar ambities te realiseren. Doel is hier maximaal gebruik te maken. Om in 2015 100% van de beschikbare Europese subsidies voor Zuid-Holland vanuit EFRO (Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling) en POP (Plattelandontwikkelingsprogramma) benut te hebben wordt de voortgang van de realisatie van projecten nauwlettend gevolgd. Omdat de lopende periode 2007-2013 een financiële uitloop tot 2016 kent, kan voor het jaar 2016 (en verder) pas na de uitkomst van de onderhandelingen over de nieuwe Europese begrotingsperiode (2014-2020) een nieuwe aangepaste indicator opgesteld worden. Dit is in de loop van 2012 bekend en dan is duidelijk over hoeveel middelen de provincie zeggenschap krijgt c.q. aanspraak kan maken. Prestatie-indicatoren taak 4.1.3 Nulmeting
2013
2014
2015
2016
4.1.3.1
Omschrijving Percentage afspraken uit de bestuursafspraken Rijk, IPO, VNG en UvW uitgevoerd
0% (50)
25%
50%
60%
80%
4.1.3.2
Percentage EU-subsidies (EFRO en POP) dat is benut (binnen periode 2007-2013)
21% (€ 18,6 mln van € 88,6 mln)
55%
75%
100%
PM
88
Taak 4.1.4
Verminderen administratieve lasten uit medebewind en verbetering provinciale dienstverlening
In 2013 werken GS, in IPO-verband, verder aan de uitvoering van het plan van aanpak dat in 2011 is opgesteld met het Rijk (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) ten behoeve van de verdere reductie van administratieve lasten veroorzaakt door de overheid. Specifieke aandacht gaat uit naar maatregelen om de administratieve lasten uit medebewindsregelingen te verminderen, aangezien deze regelingen de belangrijkste lastenveroorzaker zijn binnen de totale administratieve lasten van de provincie (circa 90%). In 2013 zijn met name de herziening van de omgevingswetgeving (Omgevingswet) en de nieuwe Wet Natuur van belang. GS proberen, via het IPO, te beïnvloeden dat het Rijk de nieuwe wetgeving dusdanig opstelt dat deze zo min mogelijk lasten veroorzaakt. Parallel hebben GS de ambitie om, onder meer met de vorming van de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’)s en de implementatie van het rijkssubsidiekader, de autonome administratieve lasten op hetzelfde niveau te houden en zo mogelijk verder te reduceren. De eerstvolgende administratieve lastenmeting van de provincie Zuid-Holland, bedoeld om te meten of de beoogde reductie van administratieve lasten uit medebewind gehaald wordt, vindt plaats in 2014. Prestatie-indicatoren taak 4.1.4 Omschrijving 4.1.4.1
Procentuele vermindering administratieve lasten uit medebewind
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
€ 18,4 mln (score meting eind 2010)
10%
15%
20%
20%
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie
Jaarrekening 2011
Begroting 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
Lasten
32.637
18.551
18.569
18.410
18.352
18.352
Baten
1.173
616
666
666
666
666
-31.464
-17.934
-17.903
-17.743
-17.686
-17.686
15
0
0
0
0
0
(bedragen x € 1.000)
410 - Krachtige en slanke provincie
Resultaat voor bestemming Reserves Provincie Nieuwe Stijl 2011 DP China + Bijdrage uit reserve 2011 DP China - Storting in reserve Resultaat na bestemming
0
100
0
0
0
0
15
100
0
0
0
0
100
0
0
0
0
0
100
0
0
0
0
0
-31.549
-17.834
-17.903
-17.743
-17.686
-17.686
89
Doel 4.2
Slagvaardig en robuust lokaal en regionaal bestuur
Wat willen we bereiken? De provincie zet zich actief in voor krachtige, slagvaardige en robuuste gemeenten die de lokale taken en regionale opgaven goed kunnen oppakken. De gemeente is de eerste overheid naar de burger toe en is zelf verantwoordelijk voor de bestuurskracht. De provincie wil gezamenlijk optrekken met gemeenten in het realiseren van gedeelde ambities. Voorts is de provincie ondersteunend voor gemeenten bij het vinden van oplossingen voor knelpunten, zoals de uitvoering van de decentralisatieafspraken (jeugdzorg, AWBZ etc.) en het beleid voor kleine kernen. De provincie heeft een wettelijke toezichtverantwoordelijkheid (interbestuurlijk- en financieel toezicht) en vult deze taak sober en proportioneel uit om de toezichtlasten voor gemeenten zoveel mogelijk te beperken. De provincie heeft een bovenlokale systeemverantwoordelijkheid voor het functioneren van het openbaar bestuur in Zuid-Holland. In het geval van structurele knelpunten tussen gemeenten van bestuurlijke of financiële aard zal de provincie bemiddelen, verbinden en waar nodig knopen doorhakken. Effectindicatoren Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
4.2.a
Aandeel Zuid-Hollandse gemeenten dat wettelijk verplichte gemeentelijke taken uitvoert conform de wet
57% (41)
80%
85%
90%
90%
4.2.b
Aandeel Zuid-Hollandse gemeenten dat valt onder regime repressief financieel toezicht, exclusief gemeenten in Arhi- procedures
95%
85%
90%
95%
95%
Toelichting effectindicatoren 4.2.a Aandeel Zuid-Hollandse gemeenten dat wettelijk verplichte gemeentelijke taken uitvoert conform de wet Voor een selectie van wetten (ruimtelijke ordening, huisvesting, vergunningverlening, handhaving, financiën, externe veiligheid en luchtkwaliteit) wordt vanaf 2013 bezien of de gemeenten de wettelijke verplichte taak uitvoeren conform de Wet Revitalisering Generiek Toezicht. De selectie van wetten is gemaakt op basis van de uitgangspunten dat er sprake moet zijn van een reëel risico op niet naleving door een gemeente en dat niet naleving kan resulteren in een grote maatschappelijke impact. Voor een aantal wetten zal de noodzakelijke informatie voor het beoordelen van de naleving door gemeenten pas eind 2012/begin 2013 via overheveling van taken van de VROM-inspectie naar provincie beschikbaar komen. 4.2.b Aandeel Zuid-Hollandse gemeenten dat valt onder regime repressief financieel toezicht, exclusief gemeenten in Arhi-procedures Vanwege de economische crisis verkeren ook de Zuid-Hollandse gemeenten in zwaar weer. Door de verwachte verdergaande tekorten op de grondexploitaties in combinatie met decentralisaties van verschillende rijkstaken, wordt 2013 een moeilijk jaar voor gemeenten. Het zou kunnen zijn dat het voorkomen van preventief toezicht niet meer in alle gevallen mogelijk blijkt.
90
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 4.2.1
Risicogericht uitvoeren interbestuurlijk toezicht
De Wet Revitalisering Generiek Toezicht treedt naar verwachting per 1 oktober 2012 in werking. Dan wordt ook een aantal toezichtstaken van het Rijk overgeheveld naar de provincie. Vanaf dat moment wordt op een aantal relevante, risicovolle onderwerpen toezichtsinformatie verzameld over alle gemeenten in de zogenaamde Staat van Gemeenten. Op dit moment is de Staat van Gemeenten al voor 85% gevuld met informatie die de provincie al heeft. Vanaf het moment van inwerkingtreding van de nieuwe wet zal ook over de nieuwe taken informatie verzameld moeten worden. Gezien het feit dat nog onduidelijk is welke informatie het Rijk de provincie zal leveren en het feit dat nog niet alle informatie door gemeenten goed ontsloten is, verwacht de provincie dat pas vanaf 2015 alle informatie volledig en up-to-date zal zijn. Prestatie-indicatoren taak 4.2.1 Omschrijving 4.2.1.1
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
85%
90%
95%
100%
100%
Percentage gemeenten waar actief risicogericht toezicht is uitgeoefend op naleving van wettelijke taakuitoefening
Taak 4.2.2
Risicogericht uitvoeren financieel toezicht
Het financiële toezicht op de gemeenten wordt uitgeoefend door het college van Gedeputeerde Staten. Met het toezicht wordt beoogd een gezonde financiële situatie bij gemeenten te bevorderen. Hiermee wordt een situatie bedoeld dat een gemeente kan voortbestaan zonder een beroep te hoeven doen op middelen van de collectiviteit van de gemeenten (via artikel 12 van de Financiële Verhoudingswet). Door een proactieve benadering, goed inzicht in de ontwikkelingen bij gemeenten, regelmatig ambtelijk en waar nodig bestuurlijk overleg wordt dit vorm gegeven. De provincie monitort de situatie permanent. Op basis van risicoanalyses gedurende het gehele jaar wordt steeds een actueel oordeel gevormd over de ontwikkeling van de financiële positie. Het streven is om het toezicht meer op afstand te laten plaatsvinden indien het risicoprofiel van een gemeente dit toelaat. Door de economische ontwikkelingen, in combinatie met taakoverdrachten, decentralisaties en bezuinigingen staat de financiële situatie van gemeenten onder druk, waardoor het op afstand plaatsen van gemeenten (nog) niet mogelijk blijkt. Door een proactieve benadering van toezicht wordt getracht te voorkomen dat gemeenten in een uitzichtloze financiële positie geraken. Prestatie-indicatoren taak 4.2.2 Omschrijving 4.2.2.1
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
100%
100%
100%
100%
100%
Percentage gemeenten dat onder preventief toezicht (dreigt) te vallen waarbij tijdig is geïntervenieerd
Taak 4.2.3 Begeleiden en uitvoeren lopende Arhi-procedures (herindelingen en grenscorrecties) In 2013 zullen er 3 Arhi-procedures lopen: Ten eerste de Arhi-procedure Krimpenerwaard; begin 2013 zal er duidelijkheid komen van de minister van BZK over hoe verder te gaan met deze Arhi-procedure. Ten tweede de Arhi-procedure Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude; deze gemeenten gaan op vrijwillige basis fuseren per 2014. Ten derde een grenscorrectie bij Rotterdam Zuidplas. Het Handelingskader openbaar bestuur Zuid-Holland (voorgesteld aan GS in juni 2012) geeft richting aan de verbetering van de kwaliteit van het lokale bestuur in Zuid-Holland. Het kader zal in 2013 worden toegepast op die gebieden waar veel ontwikkelingen zijn bij gemeenten ten aanzien van hun bestuurlijke toekomst. Dat geldt voor de regio's Midden-Holland (begin 2013 standpunt provincie over rapport Externe Commissie
91
Midden Holland), Duin- en Bollenstreek (onderzoek bestuurlijke toekomst gemeenten), Voorne Putten (onderzoeken eveneens hun bestuurlijke toekomst), Hoeksche Waard (in 2013 verschijnen de uitkomsten van de bestuurskrachtonderzoeken bij de 5 gemeenten) en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (uitkomsten van bestuurskrachtmetingen monitoren). Prestatie-indicatoren taak 4.2.3 Omschrijving 4.2.3.1
Nulmeting
2013
7
3
Jaarlijks aantal begeleide en uitgevoerde Arhiprocedures
Taak 4.2.4
2014
2015
2016
Toezicht houden op de Zuid-Hollandse veiligheidsregio’s (Commissaris van de Koningin als rijksorgaan)
De Commissaris van de Koningin ziet toe op de kwaliteit van veiligheidsregio’s. Hij volgt nauwlettend of de veiligheidsregio’s zich blijven ontwikkelen, met name op bovenregionale samenwerking tussen de veiligheidsregio’s en de ontwikkelingen in het kader van de nieuwe Politiewet en de effecten daarvan op de veiligheidsregio’s. De huidige en toekomstige bezuinigingen maken dit voor de betrokken gemeenten een lastige opgave. De Commissaris van de Koningin legt tweejaarlijks aan iedere regio een werkbezoek af. Ook wordt in de periodieke gesprekken met burgemeesters de veiligheidsregio besproken. De Commissaris van de Koningin informeert de minister van Veiligheid en Justitie jaarlijks over de bevindingen van zijn toezicht. De Commissaris van de Koningin treedt met betrekking tot door hem uitgeoefend toezicht in overleg met de Inspectie Veiligheid en Justitie. Prestatie-indicatoren taak 4.2.4 Omschrijving 4.2.4.1
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
100% (4)
100%
100%
100%
100%
Percentage actief uitgeoefend toezicht op ZuidHollandse veiligheidsregio’s
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie (bedragen x € 1.000)
Jaarrekening 2011
Begroting 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
420 - Slagvaardig en robuust lokaal en regionaal bestuur Lasten
6.017
5.311
5.365
5.165
5.165
5.165
0
131
131
131
131
131
Resultaat voor bestemming
-6.017
-5.180
-5.234
-5.034
-5.034
-5.034
Resultaat na bestemming
-6.017
-5.180
-5.234
-5.034
-5.034
-5.034
Baten
92
Doel 4.3
Kwalitatief goede en tijdige jeugdzorg
Wat willen we bereiken? Ieder kind in Zuid-Holland dient de kans te hebben zich goed te ontwikkelen. Veilig, gezond en gelukkig opgroeien hoort daarbij voor iedereen bereikbaar te zijn. In de gevallen waarbij dat niet lukt, dient er hulp aanwezig te zijn om de jeugdige en de ouders/opvoeders te ondersteunen in de weg naar volwassenheid van de jeugdige. De provincie heeft krachtens de Wet op de jeugdzorg een sturings- en financieringsrol en is verantwoordelijk voor: De toegang tot de jeugdzorg door het in stand houden van een stichting Bureau Jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg heeft als kerntaak het opstellen van indicaties voor de geïndiceerde jeugdzorg, het Adviesen Meldpunt Kindermishandeling en de uitvoering van jeugdbescherming- en jeugdreclasseringmaatregelen. Het plannen en financieren van voldoende aanbod op indicatie van Bureau Jeugdzorg voor jeugdzorg bij opvoedings-, psychosociale en gedragsproblemen. Een goede aansluiting tussen het gemeentelijk preventief jeugdbeleid en het provinciale jeugdzorgbeleid waaronder het geven van advies en het bieden van deskundigheidsbevordering. Een samenwerkende en effectieve keten van preventie tot nazorg. Versterking van de nazorg van uitbehandelde jongeren. Effectindicatoren Omschrijving 4.3.a
Percentage jeugdzorgcliënten waarbij de ernst van de problematiek is verminderd
4.3.b
Maximale procentuele afwijking tussen zorgaanbod en vraag naar jeugdzorg
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
87% (uitstroom = 1660)
65%
70%
75%
PM
2,8% (30/9-2011) (vraag 6227 aanbod 6052)
5%
5%
5%
PM
Toelichting effectindicatoren 4.3.a Percentage jeugdzorgcliënten waarbij de ernst van de problematiek is verminderd Jeugdzorgaanbieders leveren informatie over de mate van effectiviteit van de verleende jeugdzorg. De belangrijkste prestatie-indicator is de mate waarin de ernst van de problematiek is verminderd. In 2013 moet van 65% van de cliënten die uitstromen uit de jeugdzorg de ernst van de problematiek zijn verminderd. Dit percentage moet jaarlijks met 5% stijgen tot 75% in 2015. 4.3.b Maximale procentuele afwijking tussen zorgaanbod en vraag naar jeugdzorg In de provincie is een gevarieerd aanbod beschikbaar dat geleverd wordt door vier zorgaanbieders die door de provincie worden gesubsidieerd, te weten Horizon, TriviumLindenhof, Cardea en Stek. Wanneer er niet voldoende zorg beschikbaar is in de provincie, kan de aanspraak op jeugdzorg tot gelding worden gebracht bij een jeugdzorgaanbieder die door een andere provincie wordt gesubsidieerd (buitenprovinciale plaatsing) of kan specialistische zorg van een landelijk werkende instelling worden ingezet. Voor de jaren 2013 tot en met 2015 is deze maximale procentuele afwijking tussen aanbod en vraag naar jeugdzorg op 5% gesteld.
93
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 4.3.1
Kaders stellen en de provincie vertegenwoordigen ten behoeve van jeugdzorg
De provincie Zuid-Holland is verantwoordelijk voor de planning en financiering van de geïndiceerde jeugdzorg in Zuid-Holland, exclusief de Stadsregio's Haaglanden en Rotterdam. Vanaf 2010 worden de jeugdzorgaanbieders gefinancierd op basis van P x Q. Deze bekostigingssystematiek is een instrument waarmee op kostenefficiency kan worden gestuurd. Net als in 2012 wordt ook het effect (E) van de zorg zo veel mogelijk betrokken bij de financiering van de jeugdzorgaanbieders. Ook het aantal cliënten wordt betrokken in de financiering van de jeugdzorg. Naast sturen op kostenefficiency en kosteneffectiviteit, stimuleert de provincie ook het terugdringen van bureaucratie, regeldruk en innovatie in de jeugdzorg.
Taak 4.3.2
Afspraken maken over adequate toegang tot zorgaanbod met bureau Jeugdzorg
Bureau Jeugdzorg is de toegangspoort voor de jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg beoordeelt elk verzoek om hulp, voert aanvullende diagnostiek uit en geeft jongeren met het indicatiebesluit recht op bepaalde vormen van jeugdzorg of Jeugd Geestelijke Gezondheidszorg. In het gedwongen kader voert Bureau Jeugdzorg door de rechter opgelegde maatregelen jeugdbescherming of jeugdreclassering uit en draagt zorg voor het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. De veiligheid van jeugdigen staat bij Bureau Jeugdzorg centraal. Juist als de veiligheid van jeugdigen in het geding is, moeten doorlooptijden en overdrachtsmomenten effectief georganiseerd zijn. Bij onveilige situaties moet snel worden ingegrepen en is een goede samenwerkingsrelatie met andere partijen binnen de veiligheidsketen van groot belang. Evenals in 2012 legt de provincie in 2013 nog meer de focus op de veiligheid van jeugdigen. Prestatie-indicatoren taak 4.3.2 Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
4.3.2.1
Percentage waarbij indicatiestelling binnen 77 dagen plaatsvindt
75% (30/9-2011 2191 indicaties)
90%
90%
90%
PM
4.3.2.2
Gemiddeld aantal dagen doorlooptijd van aanmelding naar indicatiestelling
54 (30/9-2011 2191 indicaties)
60
60
60
PM
4.3.2.3
Percentage kinderen met een indicatiestelling krijgen casemanagement
100% (30/9-2011 2191 indicaties)
90%
90%
90%
PM
4.3.2.4
Aantal wachtenden bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
0
0
0
0
PM
4.3.2.5
Gemiddelde caseload binnen de organisaties bij jeugdbescherming en jeugdreclassering
1:15 en 1:17
1:15 en 1:17
1:15 en 1:17
1:15 en 1:17
PM
94
Taak 4.3.3
Afspraken maken over een efficiënt en effectief zorgaanbod met zorgaanbieders
In 2012 is de nadruk verlegd van wachtlijsten naar een effectievere en efficiëntere wijze van zorgverlening. Dit betekent dat de provincie in 2013 haar inzet continueert op het bieden van effectieve zorg aan zoveel mogelijk cliënten voor het beschikbare budget. Vanaf 2011 zijn met de jeugdzorgaanbieders afspraken gemaakt om het perspectief van de cliënt leidend te laten zijn in het zorgtraject. Dit perspectief wordt door Bureau Jeugdzorg, de jeugdzorgaanbieder, de jeugdige, zijn opvoeders en netwerk vastgesteld. Door deze partijen wordt gezamenlijk bepaald welke zorg ten behoeve van dit perspectief wordt ingezet. Prestatie-indicatoren taak 4.3.3 Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
4.3.3.1
Maximaal aantal weken wachttijd voor geïndiceerd jeugdzorgaanbod
9 (30/9-2011)
9
9
9
PM
4.3.3.2
Gemiddelde kosten per cliënt bij regionale aanbieder (inclusief indexering)
€ 9.100 (2010)
< € 9.500
< € 9.500
< € 9.500
PM
4.3.3.3
Gemiddelde kosten per cliënt bij bovenregionale aanbieder (inclusief indexering)
€ 16.700 (2010)
< € 17.000 < € 17.000 < € 17.000
PM
Taak 4.3.4
Bevorderen goede aansluiting tussen jeugdzorg en lokaal preventief jeugdbeleid
De provincie zet zich op basis van artikel 30 lid 2 van de Wet op de jeugdzorg in om een goede aansluiting tussen lokaal jeugdbeleid en provinciale jeugdzorg te realiseren voor een effectieve en efficiënte keten van preventie tot en met aansluitende lokale zorg en begeleiding. De huidige afspraken met de regio’s, neergelegd in de RAS 2009-2012 lopen op 31 december 2012 af. De provincie wil een nieuwe koers varen die aansluit op de uit inspraakreacties naar voren gekomen wens van de regio’s om meer vrijheid te krijgen bij de besteding van middelen in de facilitering van de transitie jeugdzorg. De regio's hebben zelf aangedrongen op deze koerswijziging en vergrote beleidsvrijheid via de inspraak op het beleidskader jeugdzorg 2013-2016 en via het overhedenoverleg transitie. De provincie kiest daarom voor nieuwe bestuurlijke afspraken in het licht van de transitie, gerelateerd aan de Wet op de jeugdzorg en de landelijke transitie afspraken tussen Rijk, IPO en VNG. Met de drie transitieregio’s Holland-Rijnland, Midden Holland, Zuid-Holland Zuid, alsmede Goeree-Overflakkee zullen bestuurlijke afspraken worden gemaakt over de wederzijdse aansluiting lokaal jeugdbeleid en provinciaal beleid geïndiceerde jeugdzorg, alsmede over de aard van facilitering van het gemeentelijke transitieproces door de provincie en de hoogte van de hiervoor bestemde middelen. De provincie bevordert dat Bureau Jeugdzorg haar rol kan vervullen binnen de zorgstructuren in het onderwijs, de centra voor Jeugd en Gezin en veiligheidshuizen. Met het oog op de transitie jeugdzorg kan de deskundigheid van Bureau Jeugdzorg worden benut bij de vroegsignalering en zorgtoewijzing. Bureau Jeugdzorg draagt zorg voor de snelle toeleiding naar de geïndiceerde jeugdzorg indien noodzakelijk, maar vergroot ook de deskundigheid van de medewerkers in de eerste lijn. Door middel van experimenten wordt ook de inzet gestimuleerd van tweedelijns jeugdzorg zonder indicatie van Bureau Jeugdzorg, maar wel door “tussenkomst” van Bureau Jeugdzorg om de instroom in de zwaardere vormen van jeugdzorg te verminderen. Een ander onderdeel van de inzet van de provincie vormt het steunfunctiewerk in het kader van de Wmo en de aansluiting tussen jeugdbeleid en jeugdzorg. Het expertisecentrum Jeugd, Samenleving en Opvoeding ontvangt hiervoor van de provincie een boekjaarsubsidie. De opgenomen streefwaarden (percentages) zijn conform de door PS reeds vastgestelde notitie ‘’bezuinigingen op subsidies”.
95
Prestatie-indicatoren taak 4.3.4 Omschrijving 4.3.4.1
Nulmeting
2013
100% provincie
80% provincie / 20% gemeenten
Percentage cofinanciering voor bestuurlijke afspraken met gemeenten over de inzet van preventief jeugdbeleid
Taak 4.3.5
2014
2015
2016
75% 70% provincie / provincie / 25% 30% gemeenten gemeenten
PM
Zorgvuldige overdracht naar gemeenten van provinciale jeugdzorgtaken
Naast het werken aan de kwaliteit van de huidige provinciale jeugdzorg, wordt 2013 gekenmerkt door de voorbereiding op de transitie. Om die reden is in 2012 een provinciaal programmaplan Transitie Jeugd opgesteld, waarin staat wat de inzet van de provincie (exclusief de Stadsregio Rotterdam en het Stadsgewest Haaglanden) in het transitieproces is. De landelijke transitieagenda geeft belangrijke input voor het programmaplan, zowel voor de inhoud als voor de planning. Nog niet alle kaders zijn helder. Hoewel de provincie niet op de rijksplannen voor de transitie vooruit wil lopen, stelt zij zich tot doel om vanuit haar verantwoordelijkheid voor de planning en financiering van de geïndiceerde jeugdzorg, de gemeenten, de jeugdzorgaanbieders en Bureau Jeugdzorg zo goed mogelijk te ondersteunen bij de transitie. In 2012 is het bestuurlijk platform transitie jeugdzorg Zuid-Holland van start gegaan. Het platform heeft een faciliterende rol in het transitieproces in Zuid-Holland door middel van kennisuitwisseling en kennisontwikkeling, het opzetten en uitvoeren van pilot-projecten en het stimuleren van innovatie. Het bestuurlijk platform wordt in 2013 voorgezet. In 2012 zijn ook de eerste pilot-projecten van start gegaan. Deze pilots lopen door in 2013. Prestatie-indicatoren taak 4.3.5 Omschrijving 4.3.5.1
Percentage gemeenten dat voldoet aan kwaliteits- en veiligheidseisen voor jeugdzorgtaken
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
0%
0%
0%
100%
PM
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie (bedragen x € 1.000)
Jaarrekening Begroting 2011 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016 347
430 - Kwalitatief goede en tijdige jeugdzorg Lasten
138.017
121.441
126.875
127.288
126.533
Baten
125.548
111.363
112.611
110.483
110.186
0
Resultaat voor bestemming
-12.469
-10.078
-14.264
-16.805
-16.347
-347
2.862
0
0
0
1.000
0
0
2.862
0
0
0
0
2.862
2.862
0
0
1.000
0
0
0
1.000
0
0
0
2010 DP Jeugdzorg
2.862
0
0
0
0
0
- Storting in reserve
2.862
0
1.000
0
0
0
-12.469
-7.217
-15.264
-16.805
-15.347
-347
Reserves Bestrijding wachtlijsten in de jeugdzorg 2010 DP Jeugdzorg + Bijdrage uit reserve Bestrijding wachtlijsten in de jeugdzorg
Resultaat na bestemming
Toelichting Meerjarenraming Voor de transitieactiviteiten bij jeugdzorg is in 2014 en 2015 extra geld beschikbaar gesteld, hierdoor stijgen de lasten in 2014 en 2015 ten opzichte van Begroting 2013. In verband met de beoogde decentralisatie jeugdzorg in 2016 (overdracht taak naar de gemeenten) zijn vanaf dat jaar de baten (rijksbijdrage
96
jeugdzorg) en de bijbehorende lasten afgeraamd en is technisch rekening gehouden met de aangekondigde korting op het Provinciefonds. Deze korting bedraagt € 12,0 mln (zie programma 6). In het Hoofdlijnenakkoord is rekening gehouden met € 6,0 mln. De resterende € 6,0 mln is verwerkt in dit programma/doel 4.3. Hierbij is in aanmerking genomen dat nog gesproken moet worden over diverse aspecten van de overdracht van deze taak waaronder de feitelijke overdrachtsdatum, de hoogte van de korting op het Provinciefonds en het aandeel van de provincie Zuid-Holland hierin. Ook de vraag over de omvang van eventuele Nazorg waaronder opstellen jaarrekening en afwikkeling van subsidies moet nog worden beantwoord (onderdeel van het Transitieplan). Indien de korting op de algemene uitkering Provinciefonds lager is dan nu voorzien, dan kan worden voorgesteld om dit voordelig verschil tijdelijk te bestemmen voor het transitieproces van de jeugdzorg. Dit zal te zijner tijd aan PS worden voorgelegd.
Doel 4.4
Bevorderen van participatie van (kwetsbare) burgers
Wat willen we bereiken? De provincie wil dat Zuid-Hollandse burgers kunnen deelnemen aan het maatschappelijke verkeer. De provincie heeft krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning de taak om gemeenten te ondersteunen bij de uitvoering van gemeentelijk beleid Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Sociale kwaliteit van de woon- en leefomgeving draagt bij aan ruimtelijke kwaliteit en sociale leefbaarheid is een belangrijke voorwaarde voor een vitaal Zuid-Holland. De provincie maakt met samenwerkende gemeenten afspraken over inzet van de provinciale ondersteuningsinstellingen Tympaan Instituut en JSO ( Expertisecentrum van Jeugd, Samenleving en Ondersteuning. De ondersteuning sluit aan op de belangrijkste prestatievelden van de Wmo ter ondersteuning van de lokale prioriteiten. Effectindicatoren Omschrijving 4.4.
Participatie van kwetsbare burgers op basis van regionale barometer sociale kwaliteit (index)
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
100
103
104
105
105
Toelichting effectindicatoren Participatie van kwetsbare burgers op basis van de sociale barometer. De barometer geeft aan hoe het staat met de leefbaarheid en participatie (zelfredzaamheid) van burgers aan de hand van indicatoren. De provincie zet in via de ondersteuningsinstellingen en door middel van regio-overstijgende signalering, agenderen en adresseren. In het kader van de sociale barometer wordt op vijftien indicatoren in acht verschillende (sub)regio’s de sociale kwaliteit in Zuid-Holland gemeten. Dit betekent dat 8 * 15 = 120 (indicator) waarden beschikbaar zijn over sociale kwaliteit. De voor 2012 gemeten waarden kunnen op 100 worden gesteld (index). Voor de volgende jaren kan worden gemeten welke toename of afname zichtbaar is (de index komt dan hoger of lager uit dan het basisjaar 2012).
97
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 4.4.1
Kaders stellen ten behoeve van maatschappelijke participatie en uitvoeren van wettelijke taken ambulancezorg
Naar aanleiding van het Hoofdlijnenakkoord 2011-2015 zijn in 2012 de kaders vastgesteld van de beleidsvisie Maatschappelijke Participatie 2013-2016 door Provinciale Staten, met: Herijking van taken zorgvragersbeleid. Verankering van focus op inzet kwetsbare groepen bij de ondersteuning van gemeenten. Verankering en bijdrage vanuit thema’s leefbaarheid en sociale kwaliteit aan provinciaal beleid. Jaarlijks een uitvoeringsprogramma Maatschappelijke Participatie met bijbehorende inzet van middelen. Een sociale barometer op de pijlers jeugd, leefbaarheid en participatie.
Taak 4.4.2
Ondersteunen van samenwerkende gemeenten bij het kunnen participeren van (kwetsbare) burgers
De provincie ondersteunt gemeenten, middels de inzet van ondersteuningsinstellingen, bij de tweedelijnsactiviteiten op het gebied van Maatschappelijke Participatie/Wmo. Zij maakt daarvoor bestuurlijke afspraken met samenwerkende gemeenten en stelt de inhoudelijke kaders vast waarbinnen de ondersteuningsinstellingen gemeenten ondersteunen. In 2013 moet minimaal 45% van de middelen worden ingezet voor kwetsbare groepen, oplopend tot 60% in 2015. Prestatie-indicatoren taak 4.4.2 Omschrijving 4.4.2.1
Percentage van het beschikbare budget voor ondersteuningsinstellingen dat wordt besteed ten behoeve van kwetsbare groepen
Taak 4.4.3
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
30%
45%
50%
60%
60%
Ondersteunen van collectieve belangenbehartiging van zorgvragers
De provincie subsidieert Zorgbelang Zuid-Holland. De kerntaak van Zorgbelang is de collectieve belangenbehartiging van zorgvragers in Zuid-Holland. De provincie richt zich met haar zorgvragersbeleid specifiek en alleen op collectieve belangenbehartiging omdat andere overheidsniveaus of derden hier niet in voorzien. Deze keuze is een resultante van het in overeenstemming brengen van het beleid met de provinciale taken op het terrein van maatschappelijke participatie. Vanaf 2013 zal een toenemend deel van de subsidie worden besteed aan kwetsbare groepen Prestatie-indicatoren taak 4.4.3 Omschrijving 4.4.3.1
Percentage van het beschikbare budget voor collectieve belangenbehartiging dat wordt besteed ten behoeve van kwetsbare groepen
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
60%
75%
90%
100%
100%
98
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie
Jaarrekening Begroting 2011 2012 na VJN
(bedragen x € 1.000)
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016 11.785
440 - Bevorderen van participatie van (kwetsbare) burgers Lasten
26.056
25.326
15.460
12.976
11.785
0
0
0
0
0
0
-26.056
-25.326
-15.460
-12.976
-11.785
-11.785
Baten Resultaat voor bestemming Reserves Herstructurering instellingen
390
0
0
0
0
0
2011 DP WMO frictiekosten
0
400
0
0
0
0
+ Bijdrage uit reserve
390
400
0
0
0
0
2011 DP WMO frictiekosten
400
0
0
0
0
0
- Storting in reserve Resultaat na bestemming
400
0
0
0
0
0
-26.066
-24.926
-15.460
-12.976
-11.785
-11.785
Toelichting Meerjarenraming Bij verzamelwijziging 2012 is de taakstelling op subsidies ingeboekt. Het grootste deel van de taakstelling wordt in 2014 en 2015 gerealiseerd, hierdoor dalen de lasten in de desbetreffende jaren voor het beleidsveld maatschappelijke participatie
Doel 4.5
Een beschermd, bekend en beleefbaar cultureel erfgoed
Wat willen we bereiken? Kern van de activiteiten betreft de bescherming, beleving en benutting van gezichtsbepalend erfgoed in Zuid-Holland. De belangrijkste ontwikkeling is de door het Rijk ingezette modernisering van het monumentenbeleid, in dit kader zijn middelen gedecentraliseerd. In lijn daarmee vindt er een verdere accentverschuiving plaats: van behoud naar ontwikkeling en van objectgerichte naar gebiedsgerichte monumentenzorg. Hiernaast vindt er een concretisering plaats van de basisvoorziening voor erfgoededucatie Effectindicatoren Omschrijving 4.5
Barometer culturele kwaliteit conform meetinstrument Tympaan instituut
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
100
102
106
110
110
Toelichting effectindicatoren De barometer culturele kwaliteit is een gewogen index van vooral door de provincie te beïnvloeden resultaten op gebied van cultureel erfgoed. Voor het basisjaar is de index op 100 gesteld. Er wordt een totale groei tussen nu en 2016 van 10% verwacht. Het gaat hier om de volgende acht items: aantal omwentelingen molens, aantal groenbeheerplannen voor molenbiotopen met de initiële kwalificatie 'matig' of 'slecht', percentage met erfgoededucatie bereikte leerlingen, aantal betalende bezoekers Provinciaal Archeologisch Centrum, aantal bezoekers Werelderfgoed Kinderdijk, beleving ruimtelijke kwaliteit door inwoners Zuid-Holland, aantal aantastingen van cultuurhistorische 'kroonjuwelen' (Provinciale Structuurvisie) en het multipliereffect van de modernisering van de monumentenzorg (MoMo).
99
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 4.5.1
Kaders stellen en de provincie vertegenwoordigen ten behoeve van cultureel erfgoed
In de beleidsvisie Cultureel Erfgoed 2013 - 2016 zullen de kaders en ambities worden geschetst voor het provinciale cultuurbeleid. In deze beleidsvisie zullen de hoofdlijnen van het provinciale erfgoedbeleid worden aangegeven, zoals de wijze waarop de gewenste accentverschuivingen van objectgericht naar gebieds-/omgevingsgericht en van conserverend naar ontwikkelend zal worden ingevuld.
Taak 4.5.2
Behouden en herstellen van cultureel erfgoed
De provincie Zuid-Holland zet zich in voor behoud van het cultureel erfgoed. Wettelijke basis daarvoor zijn de Monumentenwet en Wet archeologische monumentenzorg. Uit hoofde van die laatste wordt een Archeologisch Depot beheerd, waarin bodemvondsten worden opgeslagen. Het erfgoedbelang is voorts geborgd in de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte. Bij de advisering over bestemmingsplannen gaat de provincie na of haar belang door gemeenten goed is overgenomen. Bestuurlijke prioriteiten zijn monumenten binnen de erfgoedlijnen zoals bepaald in de beleidsvisie Cultureel Erfgoed 2013-2016 en voor het flankerend beleid buiten de erfgoedlijnen o.a. mate van cofinanciering en publieke toegankelijkheid. Prestatie-indicatoren taak 4.5.2 Omschrijving 4.5.2.1
Percentage bestemmingsplannen, waarin het provinciale erfgoedbelang goed is meegenomen
4.5.2.2
Aantal gerestaureerde monumenten waarbij de provincie de objectkeuze heeft gemaakt (MoMo)
4.5.2.3
Volume aan het provinciaal Archeologisch Depot overgedragen geconserveerde en gedocumenteerde archeologische vondsten (gemeten in dozen)
Taak 4.5.3
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
75% (250)
80%
85%
90%
90%
0
2
3
6
6
350
300
300
300
300
Bevorderen van de ontsluiting en ontwikkeling van cultureel erfgoed
De provincie wil wat historisch interessant en mooi is ook laten zien (beleefbaarheid) en doorgeven aan volgende generaties (duurzaamheid). De beste garantie daarop is herbestemming van monumenten (transitie) en gebruik ervan voor de vormgeving van de ruimte (integraal omgevingsbeleid). Dat gaat niet vanzelf. De provincie moet daarvoor sectoren, partijen en financieringsstromen verbinden, belemmeringen weg nemen en de zelfwerkzaamheid stimuleren en ruimte geven. Bij de erfgoedlijnen gebruikt de provincie het erfgoed als bron voor een aangename woon-, werk- en bezoekklimaat. De realisatie vraagt om een integrale aanpak met o.a. Groen, Ruimtelijke Ontwikkeling en Mobiliteit.
100
Prestatie-indicatoren taak 4.5.3 Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
4.5.3.1
Aantal herbestemde monumentale gebouwen (zoals molens, kerken en landgoederen), waarbij de provincie een initiërende rol heeft gespeeld
0
2
4
6
8
4.5.3.2
Aantal gestarte gebiedsontwikkelingen met erfgoed als vertrekpunt (zoals de Limes, Atlantikwall en historische vaarwegen)
0
1
2
3
4
Taak 4.5.4
Efficiënt en effectief uitvoeren van cultuurparticipatie
Cultuureducatie en cultuurbereik zijn naar aard en inhoud van de vraagstukken primair de verantwoordelijkheid van gemeenten. De provincie bouwt de betrokkenheid geleidelijk af. Thans subsidiëren de provincie vijf organisaties: Kunstgebouw, PopUnie, Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland, Stichting Educatieve Orkest Projecten en Stichting Koorbegeleiding (met Max. bevindt de provincie zich al in een afbouwtraject). Deze collegeperiode bouwt de provincie de subsidies voor de vijf genoemde instellingen af tot het niveau van een minimale Basisvoorziening ter ondersteuning van gemeenten, die inhoudelijk voor 100% door de (regionaal samenwerkende) gemeenten wordt aangestuurd. Met de basisvoorziening wordt de 'onderbouw' van de dienstverlening aan gemeenten geborgd, ervan uitgaande dat de gemeenten zelf de 'bovenbouw' zullen afnemen. De provincie houdt een systeemverantwoordelijkheid. In de beleidsvisie Cultureel Erfgoed 2013-2016 wordt erfgoededucatie gekoppeld aan de erfgoedlijnen. Het Erfgoedhuis Zuid-Holland is de provinciale tweedelijnsorganisatie die kinderen in contact brengt met cultureel erfgoed. De streefwaarden worden PM ingevuld omdat de beleidsvisie nog niet is geaccordeerd door PS en het bijbehorende uitvoeringsprogramma nog niet gereed is. De indicator komt indirect terug in de barometer culturele kwaliteit, die reeds in de begroting is opgenomen. In de barometer culturele kwaliteit is één van de acht items namelijk het percentage met erfgoededucatie bereikte leerlingen. Dit item is onderdeel van een gewogen index en er wordt zodoende niet op dit item niveau gerapporteerd Prestatie-indicatoren taak 4.5.4 Omschrijving 4.5.4.1
Aantal in stand gehouden tweedelijnorganisaties cultuurparticipatie op basis van het Bestuursakkoord
4.5.4.2
Percentage kinderen in Zuid-Holland dat via provinciale tweedelijnorganisatie in aanraking komt met cultureel erfgoed.8
8
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
5
5
1
1
1
PM
PM
PM
PM
PM
Amendement A370
101
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie
Jaarrekening Begroting 2011 2012 na VJN
(bedragen x € 1.000)
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016 12.622
450 - Een beschermd, bekend en beleefbaar cultureel erfgoed Lasten Baten Resultaat voor bestemming
19.019
19.254
16.146
14.679
14.622
312
70
57
57
57
57
-18.707
-19.184
-16.090
-14.622
-14.566
-12.566
Reserves Molenbeleid
73
0
0
0
0
0
Cultuurbereik
0
187
230
0
0
0
81
0
0
0
0
0
0
40
0
0
0
0
652
652
14
0
0
0
226
0
0
0
0
0
0
218
0
0
0
0
0
40
0
0
0
0
1.032
1.137
244
0
0
0
Cultuurparticipatie (menu) 2011 DP Actualisering archeologische beleidskaart Fort Wierickerschans Geschiedschrijving provinciaal bestuur van Zuid-Holland 2011 DP Diefdijk 2011 DP Basisregistratie provinciaal Archeologisch Depot + Bijdrage uit reserve Restauratie rijksmonumenten en erfgoed 2011 DP Actualisering archeologische beleidskaart 2011 DP Diefdijk 2011 DP Basisregistratie provinciaal Archeologisch Depot - Storting in reserve Resultaat na bestemming
0
1.000
0
0
0
0
40
0
0
0
0
0
218
0
0
0
0
0
40
0
0
0
0
0
298
1.000
0
0
0
0
-17.974
-19.047
-15.846
-14.622
-14.566
-12.566
Toelichting Meerjarenraming Bij verzamelwijziging 2012 is de taakstelling op subsidies ingeboekt. Het grootste deel van de taakstelling wordt in 2014 en 2015 gerealiseerd, hierdoor dalen de lasten in de desbetreffende jaren voor het beleidsveld efficiënt en effectief uitvoeren van cultuurparticipatie
Doel 4.6
Mediavoorzieningen met een goed bereik
Wat willen we bereiken? De betrokkenheid bij de regionale omroepen en bibliotheken is gebaseerd op respectievelijk de Mediawet en de Wet op het specifiek cultuurbeleid. De kerntaak van de regionale omroep ligt bij een invulling van de functie van de rampenzender en bij de dagelijkse regionale nieuwsvoorziening. Een generieke efficiencykorting van € 2,0 mln is mogelijk. Het staat de twee Zuid-Hollandse regionale zenders vrij hoe zij deze korting doorvoeren mits de kwaliteit van de kerntaken gegarandeerd blijft. Samen met Noord-Holland houdt de provincie ProBiblio in stand, die een tweedelijns ondersteuningsfunctie vervult voor de gemeentelijke bibliotheken.
102
Effectindicatoren Nulmeting
2013
2014
2015
2016
4.6.a
Omschrijving Aantal uren radio op regionale zender per etmaal
24
24
24
24
24
4.6.b
Aantal uren unieke tv op regionale zender per etmaal
1
1
1
1
1
4.6.c
Ontwikkeling van het aantal deelnemende leerlingen aan het project “bibliotheek op school”
0
105
110
115
115
Toelichting effectindicatoren 4.6.a De Mediawet vereist 24 uur radio per etmaal De provincie heeft de zorgplicht (bekostiging) om de omroepen hiervoor in staat te stellen. 4.6.b De Mediawet vereist minimaal 1 uur unieke tv per etmaal De provincie heeft de zorgplicht (bekostiging) om de omroepen hiervoor in staat te stellen. 4.6.c Ontwikkeling van het aantal deelnemende leerlingen aan het project “bibliotheek op school” De “Bibliotheek” op school biedt bibliotheken een strategische aanpak voor de invulling van de educatieve functie voor het primair onderwijs. Aan deze aanpak wordt een dienstenpakket gekoppeld. De Bibliotheek op school is gebaseerd is op de programma's: Kunst van lezen, de bibliotheek in de basisschool, Biebsearch junior, Boek1Boek en Schoolbieb.
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 4.6.1
In stand houden van minimaal één regionale omroep
De Mediawet gaat uit van tenminste één regionale omroep per provincie. Bij de decentralisatie is afgesproken dat de provincies hun regionale omroepen blijven bekostigen op het uitzendniveau van 2004. Wat dat concreet inhoudt is aan discussie onderhevig (kwantitatief qua financieringsniveau of kwalitatief qua activiteitenniveau). Het Rijk was voornemens per 2016 de nationale en regionale omroepen voor wat betreft het TV-deel te vervlechten (recentralisatie) en de eventuele efficiencykorting toe te laten vallen aan de regionale omroepen. Gezien het falen van het opzetten van een plan hiervoor door NPO en ROOS, én de val van het kabinet is de status van dit voornemen onduidelijk. De provincie is wettelijk verplicht de omroepen tot in ieder geval juni 2014 te financieren (Bekostigingsverklaring 2009). Prestatie-indicatoren taak 4.6.1 Omschrijving 4.6.1.1
Aantal ondersteunde regionale omroepen
Taak 4.6.2
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
2
2
2
2
2
Uitvoeren tweedelijnondersteuning van bibliotheekvoorziening
ProBiblio is een tweedelijnsorganisatie die het netwerk van Zuid-Hollandse bibliotheken ondersteunt bij het uitoefenen van hun dienstverlening. Het gaat hier om netwerktaken (zoals ondersteuning bij digitaliseringsprocessen, human resource management, vervoer en marketing) en kennistaken op het gebied van lezen, educatie en informatie. Deze taken zijn vastgelegd in het door het Ministerie van OCW, IPO en VNG ondertekende Bibliotheekcharter 2010-2012 dat dient als nadere uitwerking van de Wet op specifiek cultuurbeleid. Per 2014 zal de nieuwe Bibliotheekwet gelden waarin de netwerktaken van de provincie opnieuw gedefinieerd worden. Deze zullen worden uitgewerkt in programma’s.
103
Prestatie-indicatoren taak 4.6.2 4.6.2.1
Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
Percentage bibliotheken dat deelneemt aan programma’s
65% (15 van 24)
75%
80%
85%
85%
Raming 2014
Raming 2015
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie (bedragen x € 1.000)
Jaarrekening 2011
Begroting 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2016
460 - Mediavoorzieningen met een goed bereik 27.173 Lasten
25.982
24.561
24.561
24.561
24.561
Resultaat voor bestemming
-27.173
-25.982
-24.561
-24.561
-24.561
-24.561
Resultaat na bestemming
-27.173
-25.982
-24.561
-24.561
-24.561
-24.561
104
Programma 5 Integrale Ruimtelijke Projecten In het Hoofdlijnenakkoord is gekozen voor een nieuwe selectie van Integrale Ruimtelijke Projecten (IRP). De bestaande projecten Zuidplaspolder en Oude Rijnzone zijn gehandhaafd als IRP, daarnaast zijn verkenningen gedaan naar het uitbreiden van het project Kust met een mogelijke scopeverbreding met Goeree-Overflakkee en een verkenning naar het verbreden/verdiepen van het project Deltapoort. Over de twee verkenningen hebben Gedeputeerde Staten in februari 2012 besloten om een IRP GoereeOverflakkee extern te verkennen en de bestaande Kustprojecten niet langer als IRP te beschouwen en om een coördinerend programma Zuidvleugel-Zuid in te stellen, waarbinnen een heel aantal projecten worden gecoördineerd qua planning en communicatie. Een integraal ruimtelijk project is altijd een bovensectoraal programma dat wordt uitgevoerd met verschillende andere partijen, die ook belangen hebben in het programma. De rol van de provincie in de integrale ruimtelijke projecten kan verschillen. Soms is de provincie trekker, soms een van de andere partijen. De nadruk moet continu op de gezamenlijkheid liggen, zodat alle partijen zich medeverantwoordelijk voelen. Er zijn drie fasen in een gebiedsontwikkelingsprogramma, te weten 1. de verkenningsfase; 2. de visie- en planvormingsfase; 3. de uitvoeringsfase. Langs deze fasen zijn de integrale ruimtelijke projecten in dit programma per doel nader uitgewerkt. Middeleninzet programma 5 Exploitatie
Begroot 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
(bedragen x € 1.000)
Lasten
3.596
3.448
1.968
1.968
30
30
30
30
Baten Resultaat voor bestemming
-3.566
-3.418
-1.938
-1.938
Onttrekking reserves
0
0
0
0
Storting reserves
0
0
0
0
-3.566
-3.418
-1.938
-1.938
Resultaat na bestemming
Incidentele lasten en baten
Begroot 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
(bedragen x € 1.000)
Incidentele lasten
1.712
1.564
0
0
Incidentele baten
0
0
0
0
Resultaat voor bestemming
-1.712
-1.564
0
0
Onttrekking reserves
0
0
0
0
Storting reserves
0
0
0
0
-1.712
-1.564
0
0
Resultaat na bestemming
105
Doel 5.1 Aantrekkelijke en bereikbare kust Het voormalig Integraal Ruimtelijk Project is met ingang van de Begroting 2013 opgenomen in programma 1, Groen en Water (taak 1.1.1)
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie
Jaarrekening Begroting 2011 2012 na VJN
(bedragen x € 1.000)
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
5.532
0
0
0
0
510 - Aantrekkelijke en bereikbare Kust Lasten
13.452
Baten
1.592
1.016
0
0
0
0
-11.860
-4.516
0
0
0
0
5.146
2.142
0
0
0
0
0
367
0
0
0
0
Reservering IRP's
2.058
0
0
0
0
0
Programmamanagement Kustontwikkeling IRP Delflandse kust
1.082
725
0
0
0
0
Resultaat voor bestemming Reserves Zandmotor Zwakke schakels
1.563
437
0
0
0
0
Water/zwakke schakels
202
0
0
0
0
0
+ Bijdrage uit reserve
10.051
3.671
0
0
0
0
Zandmotor
2.452
0
0
0
0
0
Zwakke schakels
2.000
0
0
0
0
0
202
0
0
0
0
0
4.654
0
0
0
0
0
-6.463
-845
0
0
0
0
Programmamanagement Kustontwikkeling - Storting in reserve Resultaat na bestemming
Doel 5.2
Integrale en duurzame ontwikkeling van de Zuidplaspolder: bedrijventerreinen, woningbouw en glastuinbouw met daaraan voorafgaand aanleg van infrastructuur en groen
Wat willen we bereiken? In het project Zuidplaspolder wordt gewerkt aan een integrale ontwikkeling van de Zuidplas. Het gaat dan om 7000 woningen, de geconcentreerde ontwikkeling van 200 ha nieuwe en verplaatsing van 80 ha verspreide kassen in een glastuinbouwbedrijvenlandschap, de realisatie van 110 ha bedrijventerrein, de aanleg van parallelle weginfrastructuur, een station en circa 400 ha groen en natuur, inclusief ruimte voor waterberging. Voor de woningbouw ligt het accent op landelijk wonen in een aan te leggen landschap en dorpsuitbreidingen.
106
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 5.2.1
Integrale programmatische aanpak Zuidplaspolder
De provincie werkt hiervoor samen met andere partijen in de Regionale Ontwikkelingsorganisatie Zuidplas en in de Gemeenschappelijke Regeling Grondbank. In 2011 is een deel van de bestemmingsplannen onherroepelijk geworden na een uitspraak van de Raad van State. De ontwikkeling zou kunnen starten. Aangezien de economische situatie en veranderde vraag op de woningmarkt deze ontwikkeling beïnvloeden vindt in 2012 een herijking van de programmering plaats. In deze collegeperiode zullen vooralsnog de volgende mijlpalen worden bereikt: Uitvoering parallelle structuur A12 Uitvoering Vredenburghlaan en Bentwoudlaan tot aan Verlengde Beethovenlaan Ontwikkeling Glasparel + (100 ha duurzaam glastuinbouw) en KnibbelWeg Oost (40 ha glastuinbouw en 30 ha bedrijventerrein op 60 ha in platte vlak) Verwerven en inrichten Groene Waterparel Boogpark: wateropgave en restgroen Prestatie-indicatoren taak 5.2.1 Omschrijving 5.2.1.1
Nulmeting
Realisatie: uitvoeren herijkt programma Zuidplaspolder
2013
2014
2015
2016
x
x
x
x
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie (bedragen x € 1.000)
Jaarrekening Begroting 2011 2012 na VJN
520 - Integrale en duurzame ontwikkeling van de Zuidplaspolder 12.888 2.683 Lasten Baten Resultaat voor bestemming
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
2.385
2.106
464
464
75
30
30
30
30
30
-12.813
-2.653
-2.355
-2.076
-434
-434
-12.813
-2.653
-2.355
-2.076
-434
-434
Reserves Resultaat na bestemming
Toelichting Begroting 2013 Eind 2012/begin 2013 vindt een herijking van de ontwikkelingen plaats. De economische ontwikkelingen zijn de aanleiding om de gewenste activiteiten nog eens tegen het licht te houden. De resultaten en de gevolgen van deze herijking zijn ten tijden van het opstellen van deze begroting nog niet bekend. Meerjarenraming Bij Jaarrekening 2011 heeft de Gemeenschappelijke regeling Grondbank RZG Zuidplas een voorziening getroffen om mogelijke tekorten (het verschil tussen boekwaarde en marktwaarde) te dekken. Daartoe is door de provincie een voorziening getroffen. De deelnemers aan Gemeenschappelijke regeling Grondbank RZG Zuidplas hebben besloten dat toekomstige bijtellingen (rente) op het grondbezit naar rato voor ieders rekening zijn. Voor de provincie betekent dit voor 2013 en 2014 een bijdrage in de exploitatiekosten van respectievelijk € 1,8 mln en € 1,6 mln. In de begroting van de Grondbank is voorzien dat met ingang van 2015 de bijtellingen weer kunnen worden gedekt.
107
Doel 5.3
Integrale ontwikkeling van de Oude Rijnzone: herstructurering van bedrijventerreinen met daaraan voorafgaand aanleg van infrastructuur
Wat willen we bereiken? Samen met de regionale partners wil de provincie een kwaliteitsimpuls aan het gebied langs de Oude Rijn geven door verstedelijking (wonen en werken) te koppelen aan infrastructuur en te verbinden met de groen-blauwe structuur. Daarnaast moet worden voorzien in een (betere) recreatieve toegankelijkheid van dit deel van het Groene Hart. Samen met de gemeenten werkt de provincie aan de herstructurering van 160 ha bedrijventerreinen, verbetering van de infrastructuur (waaronder aanleg van de Maximabrug en de verbetering van de aansluiting N11-Zoeterwoude), woningbouw en de recreatieve bereikbaarheid van het Groene Hart (fiets- en wandelpaden en oeververbindingen over de Oude Rijn).
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 5.3.1
Integrale programmatische aanpak Oude Rijnzone
In de samenwerkingsovereenkomst is vastgelegd hoe de koppeling tussen verstedelijking, infrastructuur en groen-blauwe structuur plaatsvindt en hoe (al vastgestelde) kwaliteitscriteria gehanteerd worden. In 2011 is de Gemeenschappelijke Regeling de Oude Rijnzone in werking getreden, waarmee de samenwerking tussen de provincie en de gemeenten Leiderdorp, Zoeterwoude, Rijnwoude, Alphen a/d Rijn en Bodegraven een bindend karakter heeft gekregen. Het bestuur van de gemeenschappelijke regeling heeft in 2011 een eerste ontwikkelstrategiekader opgesteld waarin de programmering en planning voor de uitvoering, inclusief de financiële dekking is opgenomen. Dit ontwikkelstrategiekader wordt jaarlijks herzien. In de periode 2011-2015 zullen de volgende mijlpalen worden bereikt: herstructurering 100 ha bedrijventerrein; aanleg 12,9 ha nieuw bedrijventerrein; 280 woningen; 32 ha groen ontwikkeling. Prestatie-indicatoren taak 5.3.1 Omschrijving 5.3.1.1
Nulmeting
Realisatie: monitoren van de uitvoering
2013
2014
2015
x
x
x
2016
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie (bedragen x € 1.000)
Jaarrekening 2011
Begroting 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
147
150
150
150
150
530 - Integrale ontwikkeling van de Oude Rijnzone Lasten Baten
6.694 74
0
0
0
0
0
-6.620
-147
-150
-150
-150
-150
Bedrijventerreinen:IRP Oude Rijnzone
932
0
0
0
0
0
+ Bijdrage uit reserve
932
0
0
0
0
0
-5.688
-147
-150
-150
-150
-150
Resultaat voor bestemming Reserves
Resultaat na bestemming
108
Doel 5.4
Integrale ontwikkeling Zuidvleugel Zuid: gericht op de economische vitaliteit en verbeterde leefomgeving
Wat willen we bereiken? Vanaf 1 januari 2013 is het Integrale project programma Zuidvleugel Zuid nieuw in de Begroting 2013 opgenomen. Dit programma heeft tot doel om ondermeer het gebied rond Dordrecht en IJsselmonde integraal op te pakken. Het zuidelijk deel van de Zuidvleugel loopt achter in de ontwikkeling. Zowel op het gebied van economische, maatschappelijke als leefbaarheids (incl. waterveiligheid) -ontwikkeling. Deze achterstand is het meest manifest op de Eilanden van Dordrecht en IJsselmonde. Hoewel in het zuidelijk deel van de Zuidvleugel de maakindustrie van de provincie is geconcentreerd en de belangrijkste haven van Europa is gelegen, blijft het brutoregionaal product achter. Op maatschappelijke ontwikkeling is er sprake van achterstand, mismatch vraag naar en aanbod van arbeid. De provincie wil een verbetering bereiken. De rijkswegenstructuur van A4, A5, A16 en A29 zorgt dat er veel transport door het gebied gaat. Het regionale verkeer binnen de regio is slecht geaccommodeerd. Het spoorwegvervoer is onvoldoende binnen het sterk verstedelijkt gebied ontworpen. Door deze “verrommelde” situatie treedt naast economische schade veel schade voor de leefomgeving op. De provincie wil bereiken dat doorgaand verkeer en regionaal verkeer meer afzonderlijk kan worden afgewikkeld en dat locale/regionale knelpunten worden opgelost. Voor het probleem van het risicovolle spoorwegtransport moet een oplossing komen. De groene leefomgeving is de afgelopen 10 jaar onvoldoende mee ontwikkeld op de enorme verstedelijkingsontwikkeling. De provincie wil bereiken dat Hollandse Biesbosch – in relatie met de Deltaontwikkeling -, de gebiedsvisie Deltapoort en het Buijtenland van Rhoon wordt uitgevoerd in samenhang met genoemde maatschappelijke ontwikkeling. In het kader van het Deltaprogramma zal naast de formele veiligheid (toegestane overstromingskans) ook de daadwerkelijke beveiliging ter hand moeten worden genomen. In dit gebied wil de provincie door meer integratie van provinciale acties met die van de regio zelf tot een effectievere uitvoering komen van het beleid.
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 5.4.1
Integrale programmatische aanpak Zuidvleugel-Zuid
De betrokkenheid van de portefeuilles: Mobiliteit, Milieu, Samenleving en Economie, Groen en Water wordt meer integraal/gecoördineerd gemanaged. Dat moet er toe leiden dat de volgende resultaten worden bereikt: Infra met veiligheid/ evacuatie uitvoeren: plannen voor ontvlechten A16, dimensioneren A4, goederenlijn internationaliseren. Groen en economie: Buijtenland van Rhoon, Nieuw Reijerwaard, Gebiedsvisie Deltapoort. Groen met waterveiligheid: Hollandse Biesbosch. Infra en economie: prioriteren bedrijventerreinen; aansluiting A16/ N3.
109
Prestatie-indicatoren taak 5.4.1 Omschrijving 5.4.1
Nulmeting
Realisatie: plan van Aanpak/Gebiedsagenda; coördinatie Projectplannen Bereikbaarheid; coördinatie van de uitvoering van: Buijtenland van Rhoon, Gebiedsvisie Deltapoort en Hollandse Biesbosch Bedrijventerreinontwikkeling (Nieuw Reijerwaard, Westelijke Havens Dordrecht) Agenderen RoBellijn en A4 zuid evaluatie
2013
2014
X
X
X
X
X
X
2015
X X
2016
X
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie
Jaarrekening Begroting 2011 2012 na VJN
(bedragen x € 1.000)
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
540 - Integrale programmatische ontwikkeling Zuidvleugel Zuid Lasten
874
1.442
425
25
25
25
Baten
300
835
0
0
0
0
-574
-607
-425
-25
-25
-25
Ruimtelijke projecten:Merwedezone
50
0
0
0
0
0
+ Bijdrage uit reserve
50
0
0
0
0
0
-524
-607
-425
-25
-25
-25
Resultaat voor bestemming Reserves
Resultaat na bestemming
Toelichting Begroting 2013 Het integrale ruimtelijke project (IRP) programma Zuidvleugel Zuid is met ingang van 1 januari 2013 als een nieuw programma in de begroting opgenomen. In 2013 heeft IRP Zuidvleugel Zuid het doel om de integrale gebiedsvisies Buytenland, Hollandse Biesbosch en Deltapoort te coördineren. Hiervoor is voor 2013 € 0,4 mln in de begroting opgenomen. Meerjarenraming Met ingang van 2013 is dit een zelfstandig IRP. Op dit moment is de meerjarenraming nog niet bekend.
Doel 5.5
Integrale (ruimtelijke) ontwikkeling op GoereeOverflakkee
Wat willen we bereiken? In het Hoofdlijnenakkoord 2011-2015 is de Kust inclusief Goeree-Overflakkee benoemd als een van de vier Integrale Ruimtelijke Programma’s (IRP’s) binnen de provincie. Op 31 januari 2012 hebben GS besloten om dit IRP te beperken tot Goeree-Overflakkee. Op Goeree-Overflakkee spelen diverse opgaven, die een integrale aanpak vereisen.
110
Samenvattend zien GS de volgende aanleidingen voor het IRP Goeree-Overflakkee: Goeree-Overflakkee is een regio waar krimp in huishoudens wordt verwacht. Dit kan gevolgen hebben voor het voorzieningenniveau op het eiland en de (economische) ontwikkeling van het eiland in een neerwaartse spiraal brengen. In het kader van het Nationaal Deltaprogramma worden op korte en lange termijn besluiten genomen ten aanzien van veiligheid, toelaten van getijde, waterkwaliteit en beschikbaarheid zoet water waaruit kansen voor de ruimtelijke ontwikkeling van het eiland voortkomen. In dit gebied moeten de volgende vijf sleutelopgaven worden gerealiseerd: duurzaamheid (inclusief energie); bereikbaarheid; recreatie en toerisme; cultuur en erfgoed; zorg. De Noordrand van Goeree wordt gezien als een specifiek deelproject binnen het IRP Goeree-Overflakkee, waar al op korte termijn een aantal opgaven moet worden gerealiseerd. Uiterlijk eind 2015 moet hier worden aangevangen met de uitvoering van de zoetwatervoorziening ter compensatie van het kierbesluit. Daarnaast moet in dit gebied een deel van de rijksambitie voor windenergie worden ingevuld (circa 50-60 MW van de totale ambitie voor het eiland van circa 250 MW). Een ander specifiek deelproject binnen het IRP Goeree-Overflakkee betreft de ‘getijdencentrale’; het plan om de Brouwersdam gedeeltelijk te openen om gebruik te maken van getijdenenergie. Ook hierover zullen op korte termijn afspraken worden gemaakt met betrokken medeoverheden en marktpartijen.
Taak 5.5.1
Integrale programmatische aanpak Goeree-Overflakkee
Wanneer in 2012 overeenstemming met de partijen op Goeree-Overflakkee is bereikt, werkt de provincie samen met deze partijen in 2012 en verder aan een gezamenlijke visie, die vervolgens wordt uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma. De verschillende deelprojecten kunnen hierin hun eigen dynamiek en planning kennen. Prestatie-indicatoren taak 5.5.1 Omschrijving 5.5.1
Nulmeting
Ontwikkeling: Uitvoeringsprogramma voor gehele IRP Voorbereiding uitvoering deelprojecten IRP Start uitvoering div. (nader te bepalen) deelprojecten IRP Realisatie integrale gebiedsontwikkeling Noordrand Goeree Planvorming Getijdencentrale/TTC Start uitvoering Getijdencentrale/TTC Realisatie afspraken uit Bestuursakkoord “Duurzame energie op GOF” Evaluatie
2013
2014
2015
2016
X X
X X
X
X
X
X X
X
X
X
X
X
111
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie (bedragen x € 1.000)
Jaarrekening 2011
Begroting 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
DOEL 550 – Integrale (ruimtelijke) ontwikkeling op Goeree Overflakkee Lasten
0
0
635
1.166
1.328
1.328
Resultaat voor bestemming
0
0
-635
-1.166
-1.328
-1.328
0
0
-635
-1.166
-1.328
-1.328
Reserves Resultaat na bestemming
Toelichting Begroting 2013 Het integrale ruimtelijke project programma Goeree-Overflakkee is met ingang van 1 januari 2013 als een nieuw IRP programma in de begroting opgenomen. In 2013 heeft Goeree-Overflakkee het doel om tot de integrale gebiedsvisies te komen. Hiervoor is voor 2013 € 0,64 in de begroting opgenomen. Meerjarenraming Met ingang van 2013 is dit een zelfstandig IRP. Op dit moment is de meerjarenraming een aanname van de te maken kosten.
112
Programma 6 Middelen Inleiding In dit programma zijn de algemene middelen opgenomen. Deze dienen als algemeen dekkingsmiddel voor de uitvoering van provinciale taken. De algemene middelen bestaan onder andere uit: lokale heffingen (opcenten motorrijtuigenbelasting, precario en leges); Provinciefonds; resultaten uit vermogen en deelnemingen; taakstellingen en reserveringen. Actuele ontwikkelingen zijn: Op basis van het zogeheten Lenteakkoord heeft het Rijk bezuinigingen doorgevoerd. Deze bezuinigingen leiden meerjarig tot een lagere uitkering uit het Provinciefonds. De budgettaire gevolgen hiervan zijn verwerkt in deze Begroting. Conform de richtlijnen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is de voorliggende Begroting is gebaseerd op de cijfers uit de Junicirculaire. Gezien dit uitgangspunt is het niet mogelijk de Begroting te baseren op de Septembercirculaire. Op hoofdlijnen heeft de Septembercirculaire voor het accres van het Provinciefonds tot gevolg een positieve ontwikkeling van circa € 1,5 mln voor 2012 en een extra negatieve ontwikkeling van circa € 0,5 mln voor 2013. Daarnaast is de kans aanwezig dat na de totstandkoming van een nieuw regeerakkoord zal blijken dat het Rijk aanvullende bezuinigingen door zal voeren. De groei van het aantal energiezuinige auto’s zet onverminderd voort. Dit leidt in het begrotingsjaar 2013 tot een afname van de inkomsten uit de opcenten op de Motorrijtuigenbelasting. Met ingang van 2014 zal het vrijstellingsregime voor energiezuinige auto’s komen te vervallen. Het is bij voorbaat niet te zeggen of de extra inkomsten als gevolg hiervan toe zullen komen aan de provincies. In maart 2012 hebben Gedeputeerde Staten aan het directieteam de opdracht gegeven tot het inventariseren in hoeverre budgetten beïnvloedbaar zijn en kunnen worden ingezet voor mogelijke toekomstige bezuinigingen. Inmiddels zijn het Lenteakkoord, de Junicirculaire en de overige
exogene ontwikkelingen (MRB en CAO) bekend en zijn bezuinigingsvoorstellen gekozen, waarbij de ambities uit het Hoofdlijnenakkoord overeind zijn gebleven. De ze bezuinigingsmaatregelen komen bovenop de eerdere bezuinigingen die in de begroting 2012 reeds zijn verwerkt (bezuinigingen op de provinciale organisatie en externe inhuur en de afbouw van subsidies die niet tot de provinciale kerntaken behoren). De kans is aanwezig dat de druk op de provinciale financiën de komende jaren aan zal houden. Na de totstandkoming van een nieuw regeerakkoord zal hierover meer bekend zijn. De huidige bezuinigingsactie levert ca. € 11,5 mln structureel op. In het Hoofdlijnenakkoord is ten aanzien van de opcenten opgenomen de inflatiecorrectie voor de helft achterwege te laten. Per jaar wordt bezien of de volledige correctie achterwege kan blijven, afhankelijk van het financieel perspectief. Om de lastenverhoging voor de burger te beperken, wordt voorgesteld om ook voor 2013 de verhoging met de helft van de inflatie achterwege te laten. Dekking tot en met 2015 vindt plaats door de inzet van de vrijval van kapitaallasten voor verkeer en vervoer. De komende jaren lopen een aantal decentralisatie-uitkeringen af, die tijdelijk waren toegevoegd aan het Provinciefonds. Het gaat hierbij om middelen voor bodemsanering, externe veiligheid, ISV en bedrijventerreinen. In de begroting is er rekening mee gehouden dat de inkomsten voor de uitvoering van deze taken komt te vervallen; zodra er zekerheid is dat het Rijk alsnog middelen zal verstrekken voor een nieuwe uitvoeringsperiode zal dit ter begroting worden gebracht.
113
Middeleninzet programma 6 Exploitatie
Begroot 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
(bedragen x € 1.000)
Lasten
12.440
8.811
-1.070
18.295
Baten
512.071
523.652
502.705
483.400
Resultaat voor bestemming
499.631
514.841
503.776
465.106
512
287
292
126
Onttrekking reserves Storting reserves Resultaat na bestemming
Incidentele lasten en baten
3.915
94
0
0
496.228
515.034
504.067
465.232
Begroot 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
(bedragen x € 1.000)
Incidentele lasten
-3.055
-2.141
-3.083
-105
Incidentele baten
15.800
12.634
127
840
Resultaat voor bestemming
18.855
14.775
3.210
945
512
287
292
126
3.915
94
0
0
15.452
14.968
3.502
1.071
Onttrekking reserves Storting reserves Resultaat na bestemming
Doel 6.1
Financieel gezonde huishouding
Wat willen we bereiken? De provincie streeft naar een financieel gezonde huishouding. Dit is van belang voor de rechtmatigheid van het provinciale handelen en voor de maatschappelijke legitimiteit van de provincie. De provincie werkt immers direct dan wel indirect (via het Rijk) met belastinggeld van burgers en bedrijven. Een financieel gezonde huishouding komt in de eerste plaats tot uitdrukking in een sluitende begroting, waarin baten en lasten meerjarig met elkaar in evenwicht zijn (zie hiervoor het meerjarig financieel perspectief). In de tweede plaats dient de provincie te beschikken over voldoende weerstandscapaciteit. Deze is nodig om financiële consequenties van (niet-begrote) risico’s op te kunnen vangen. Effectindicatoren Omschrijving 6.1.
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
≥ 2,0
≥ 2,0
≥ 2,0
≥ 2,0
≥ 2,0
9
Weerstandsvermogen
Toelichting effectindicatoren De mate waarin de provincie risico’s financieel op kan vangen wordt uitgedrukt in het weerstandsvermogen. Dit is een kengetal dat de verhouding weergeeft tussen de weerstandscapaciteit (dit zijn de middelen die de provincie beschikbaar heeft of kan maken om de financiële gevolgen van risico’s op te kunnen vangen) en de in euro’s gekwantificeerde omvang van risico’s. De provincie streeft naar een weerstandsvermogen van minimaal twee. Dat is vastgesteld in de door PS vastgestelde beleidsnota weerstandsvermogen en risicomanagement. Belangrijke wijziging in het beleid is dat als een concreet risico uit de paragraaf weerstandsvermogen zich daadwerkelijk voordoet, dat dan (voordat een beroep wordt gedaan op de algemene middelen) eerst een oplossing wordt gezocht binnen het betreffende begrotingsdoel. Beoogd effect van deze wijziging is dat de druk op algemene middelen (waaronder de algemene reserve) afneemt.
9
Nulmeting op basis van de stand Jaarrekening 2010 (pagina 150).
114
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 6.1.1
Behoedzaam ramen en adequaat uitvoeren financieel-strategisch beleid
Voor een financieel gezonde huishouding voert de provincie haar financieel-strategisch beleid adequaat uit. Belangrijk onderdeel hiervan is het zogeheten ‘behoedzaam ramen’. Dit houdt in dat baten alleen worden begroot voor zover realisatie ervan zeker is en lasten alleen worden opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat zij zullen optreden.10 Door behoedzaam te ramen ontstaat het meest getrouwe beeld van de financiële positie van de provincie. Prioriteiten in het financieel strategisch beleid zijn: Goede kwaliteit van de ramingen (uitgedrukt in norm voor budgetuitputting). Dekking structurele lasten door structurele baten (ter voorkoming van toekomstige ‘gaten’ op de begroting). Bij de raming van de inkomsten uit de algemene uitkering van het Provinciefonds wordt een behoedzaamheidsmarge van 1% gehanteerd (om reguliere, relatief beperkte onvoorziene tegenvallers in de algemene uitkering op te kunnen vangen).11 Prestatie-indicatoren taak 6.1.1 Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
6.1.1.1
In de jaarrekening ligt de totale budgetuitputting van alle programma’s tussen de 95 en 100% 12
96,5%
95 -100
95 -100
95-100
95-100
6.1.1.2
Percentage structurele lasten dat wordt gedekt door structurele baten (dient minimaal 100% te bedragen) 13
117%
≥ 100%
≥ 100%
≥ 100%
≥ 100%
10
11
12 13
Deze beleidslijn volgt uit het BBV waarin eisen worden gesteld aan de informatievoorziening bij Begroting en Jaarrekening. Het gaat hierbij met name om eisen met betrekking tot betrouwbaarheid, toerekenbaarheid en voorzichtigheid (zie: 'Begroten en verantwoorden, deel 3: nadere informatie', ministerie van BZK, 2003 - pagina 24). Eerder hanteerde het Rijk een behoedzaamheidsmarge, maar deze is afgeschaft in overleg met VNG en IPO. Het hanteren van een behoedzaamheidsmarge is nu weer zeer actueel geworden doordat de algemene uitkering met ingang van 2012 weer is gekoppeld aan de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. Gezien het economische tij is er het risico dat deze dalen. In het licht van het provinciale begrotingsbeleid wordt daarom een behoedzaamheidsmarge van 1% gehanteerd. Dit percentage sluit aan bij de marge die het Rijk eerder zelf ook hanteerde. Nulmeting op basis van stand Jaarrekening 2010 (pagina 216/217). Nulmeting op basis van de stand Jaarrekening 2010 (pagina 242).
115
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie (bedragen x € 1.000)
Jaarrekening Begroting 2011 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
610 - Financieel gezonde huishouding Lasten
19.798
15.630
12.440
8.811
-1.070
18.295
Baten
215.218
205.966
202.071
203.652
180.705
159.400
Resultaat voor bestemming
195.420
190.336
189.631
194.841
181.776
141.106
44.949
44.640
0
0
0
0 0
Reserves Algemene reserve Provincie Nieuwe Stijl
49
0
0
0
0
2011 DP Project Lentevreugd
0
125
0
0
0
0
Transitie subsidie
0
0
0
0
47
47
Frictiekosten PNS/OvT
360
1.600
512
287
244
79
Visiebeheer
486
0
0
0
0
0
4
0
0
0
0
0
120
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
Integraal innovatieprogramma 3 (stimuleringsregeling water) Ontwikkelingsplan Water Vrij besteedbare ruimte programma 3 Herstructurering instellingen
500
0
0
0
0
0
46.469
46.365
512
287
292
126
Provinciale middelen
0
450
0
0
0
0
Transitie subsidie
0
0
0
94
0
0
Frictiekosten PNS/OvT
1.320
0
0
0
0
0
Algemene reserve
1.000
0
3.915
0
0
0
125
0
0
0
0
0
+ Bijdrage uit reserve
2011 DP Project Lentevreugd - Storting in reserve Resultaat na bestemming
2.445
450
3.915
94
0
0
239.444
236.251
186.228
195.034
182.067
141.232
Toelichting Meerjarenraming Provinciefonds (baten) Op basis van de Junicirculaire 2012 is het Algemene deel van het Provinciefonds voor de komende jaren bijgesteld. Als gevolg van een negatief accres nemen de inkomsten uit het Provinciefonds af met € 3,4 mln (in 2013, 2014 en 2015) en € 3,5 mln (in 2016). Deze bedragen komen ten laste van de financiële ruimte. Op hoofdlijnen heeft de Septembercirculaire voor het accres van het
Provinciefonds tot gevolg een positieve ontwikkeling van circa € 1,5 mln voor 2012 en een extra negatieve ontwikkeling van circa € 0,5 mln voor 2013. Daarnaast is de kans aanwezig dat na de totstandkoming van een nieuw regeerakkoord zal blijken dat het Rijk aanvullende bezuinigingen door zal voeren. Met ingang van 2016 wordt de jeugdzorg overgedragen aan de gemeenten; het Rijk heeft eerder aangegeven dat in verband hiermee provinciale middelen zullen worden overgedragen aan de gemeenten. De aangekondigde korting bedraagt € 90,0 mln. Uitgaande van het reguliere aandeel (14%) van de provincie Zuid-Holland van het provinciefonds, wordt de provinciale begroting met € 12,0 mln verlaagd. Overigens, in IPO-verband wordt nog gesproken over diverse aspecten van de overdracht van deze taak. Zo is er op dit moment nog geen besluit over de feitelijke overdrachtsdatum. Ook de hoogte van de korting op het Provinciefonds is nog onderwerp van gesprek alsmede het aandeel van de provincie Zuid-Holland hierin.
116
In 2014 en 2015 eindigen verschillende decentralisatie-uitkeringen uit het Provinciefonds. Bij het ramen van de baten (in programma zes) en de lasten (in de diverse beleidsprogramma’s) is hier rekening mee gehouden. De volgende decentralisatie-uitkeringen lopen tot en met 2014: ISV (€ 11,7 mln), Externe veiligheid (€ 5,0 mln), Toppergelden bedrijventerreinen (€ 1,5 mln) en Bodemsanering (10,2 mln). De decentralisatie-uitkering FES-gelden bedrijventerreinen (€ 6 mln) loopt tot met 2015. In 2016 is een bedrag van € 20,0 mln geserveerd voor beleidsontwikkeling voor het nieuwe college na de provinciale verkiezingen in 2015. Bespaarde rente (baten) Ondanks de naar beneden gestelde bespaarde rente ten opzichte van de Begroting 2012 neemt de bespaarde rente toe vanwege het deels doorschuiven van de investeringen in de jaren. Personeel en organisatie (lasten) De daling van het lastenbudget wordt voornamelijk veroorzaakt door nog openstaande taakstelling Personeel en Organisatie. Deze taakstelling wordt per begrotingsjaar structureel ingevuld. Dit betekent dat er in 2014 en vanaf 2015 respectievelijk € 3,9 mln en € 7,8 mln aan taakstelling openstaat in de Begroting 2013.
Doel 6.2
Een belastingdruk voor de burger die past bij het provinciale voorzieningenniveau
Wat willen we bereiken? De provincie streeft naar een belastingdruk die past bij het provinciale voorzieningenniveau. De opcenten op de Motorrijtuigenbelasting is veruit de belangrijkste belastingheffing voor de provincie. Provinciale Staten stellen jaarlijks het opcententarief vast. Dit tarief is gebonden aan een wettelijk maximum, dat jaarlijks door het Rijk (op basis van inflatieontwikkelingen) wordt aangepast. Beleidslijn van het college is om het huidige tarief gelijk te houden, zodat de relatieve lastendruk voor inwoners van Zuid-Holland afneemt (in het licht van de gevolgen van de economische crisis voor burgers). Effectindicatoren Omschrijving 6.2.
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
90,4%
88,5%
86,4%
84,3%
83,1%
Tarief provinciale opcenten in relatie tot wettelijk maximum14
Toelichting effectindicatoren De relatieve lastendruk komt tot uitdrukking in het opcententarief in relatie tot het wettelijk maximum. Bij een gelijkblijvend opcententarief (95,0 opcenten) en een stijgend wettelijk maximum (als gevolg van een jaarlijkse inflatiecorrectie) neemt de relatieve lastendruk af. Het wettelijk maximum bedraagt voor 2013, 107,3 opcenten.
14
Voor de jaren 2014-2016 is uitgegaan van een jaarlijkse stijging van het wettelijk maximumtarief met 2,5%.
117
Wat gaan we doen om dit doel te bereiken? Taak 6.2.1
Heffen van opcenten Motorrijtuigenbelasting
Provinciale Staten stellen jaarlijks het opcententarief vast. Prioriteit voor deze collegeperiode is om vast te houden aan het huidige tarief (95,0 opcenten). De provincie streeft ook naar een belastingdruk die past bij het provinciale voorzieningenniveau. In het Hoofdlijnenakkoord is ten aanzien van de opcenten opgenomen de inflatiecorrectie voor de helft achterwege te laten. Per jaar wordt bezien of de volledige correctie achterwege kan blijven, afhankelijk van het financieel perspectief. Om de lastenverhoging voor de burger te beperken, wordt voorgesteld om ook voor 2013 de verhoging met de helft van de inflatie achterwege te laten. Dekking tot en met 2015 vindt plaats door de inzet van de vrijval van kapitaallasten voor verkeer en vervoer. Door deze maatregel neemt de relatieve lastendruk (dat wil zeggen het feitelijke opcententarief in relatie tot het tarief dat de provincie wettelijk gezien maximaal in rekening mag brengen) af. De Belastingdienst int de Motorrijtuigenbelasting en draagt het provinciale deel (de opcenten) af aan de provincies. Bij de raming van de inkomsten uit de Motorrijtuigenbelasting wordt rekening gehouden met ontwikkelingen in het volume en gewicht van het wagenpark en het aantal energiezuinige auto’s. Een grote groep energiezuinige auto’s is vrijgesteld van Motorrijtuigenbelasting en daarbij ook van de opcentenheffing. Tevens wordt een behoedzaamheidsmarge van 1% gehanteerd (om relatief beperkte, onvoorziene tegenvallers in de inkomsten uit de opcenten op te kunnen vangen). Prestatie-indicatoren taak 6.2.1 Omschrijving 6.2.1.1
Procentuele jaarlijkse ontwikkeling van het tarief van de opcenten
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
95 opcenten
0%
0%
0%
0%
Wat mag dat kosten voor het doel? Exploitatie (bedragen x € 1.000)
Jaarrekening Begroting 2011 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
620 - Belastingdruk van de burger die past bij het provinciale voorzieningenniveau Baten
317.084
315.000
310.000
320.000
322.000
324.000
Resultaat voor bestemming
317.084
315.000
310.000
320.000
322.000
324.000
Resultaat na bestemming
317.084
315.000
310.000
320.000
322.000
324.000
Toelichting Meerjarenraming Per 1 januari 2014 wordt de vrijstelling Motorrijtuigenbelasting voor de zeer zuinige auto’s afgeschaft, voor auto’s met een uitstoot tot 50 gr/km blijft de vrijstelling nog bestaan tot en met 2015. Berekeningen op basis van de prognose van de ontwikkeling van het wagenpark in Zuid-Holland (gegevens van de belastingdienst per 1-7-2012) geven aan dat dit een meeropbrengst op kan leveren van € 20,0 mln per jaar. Aangezien de afschaffing van de vrijstelling onderdeel uitmaakt van een totaalpakket aan maatregelen voor de autobelastingen, is het effect van de afschaffing op de inkomsten nog onzeker. Vanuit het oogpunt van behoedzaamheid wordt met ingang van 2014 rekening gehouden met een stijging van de inkomsten ten opzichte van 2013 met 50% (€ 10,0 mln) van het bedrag dat eind 2013 gemist wordt door de zeer zuinige auto’s. Omdat het financieel meerjarenperspectief het toelaat, wordt conform de uitgangspunten in het Hoofdlijnenakkoord voorgesteld om af te zien van een tariefstijging. Dit is onderdeel van het bezuinigingspakket en wordt voor de jaren 2013-2015 gedekt uit een incidentele vrijval van kapitaallasten.
118
Paragrafen
119
120
Paragraaf Lokale heffingen Inleiding De paragraaf lokale heffingen bevat informatie over de heffingen die Zuid-Holland heft op basis van door PS vastgestelde verordeningen. Het gaat hierbij achtereenvolgens om de opcenten op de Motorrijtuigenbelasting, precario, Wabo-leges, de heffing voor grondwaterbeheer en de heffing voor de nazorg van stortlocaties. De opbrengsten uit de opcenten en precario dienen als algemeen dekkingsmiddel; de inkomsten uit de overige drie heffingen dienen als dekkingsmiddel voor de uitvoering van specifieke activiteiten. De provincie heeft geen beleid voor het kwijtschelden van opgelegde heffingen. Meerjarenraming De meerjarenraming van de opbrengsten uit de lokale heffingen is opgenomen in onderstaande tabel. Opbrengsten (bedragen x € 1.000)
Opcenten MRB
Jaarrekening Begroting 2012 Begroting 2013 2011 na VJN
Meerjarenraming 2014
Meerjarenraming 2015
Meerjarenraming 2016
317.084
315.000
310.000
320.000
322.000
324.000
Precario
875
864
881
881
881
881
Wabo leges
1.437
2.560
2.880
3.200
3.200
3.200
Grondwaterbeheer
1.277
1.370
1.370
1.370
1.370
1.370
Nazorg
0
2.403
0
0
0
0
Totaal
320.673
322.197
315.131
325.451
327.451
329.451
Toelichting op de heffingen Verordening op de heffing van de opcenten op de hoofdsom van de Motorrijtuigenbelasting Op grond van de Provinciewet en de betreffende door Provinciale Staten vastgestelde Verordening heft de provincie opcenten over de hoofdsom van de Motorrijtuigenbelasting (MRB). Jaarlijks stellen Provinciale Staten (tegelijkertijd met het vaststellen van de begroting) het opcententarief vast voor het eerstvolgende begrotingsjaar. Dit tarief is gekoppeld aan een wettelijk voorgeschreven maximum dat jaarlijks door het Rijk wordt geïndexeerd op basis van de zogeheten tabelcorrectiefactor. Het maximale tarief voor 2013 bedraagt 105 opcenten. In 2012 bedroeg het opcententarief van Zuid-Holland 95,0 opcenten. Om de lastenverhoging voor de burger te beperken, wordt voorgesteld om het opcententarief niet te verhogen door elders op de begroting incidentele dekking in te zetten. Hierdoor neemt de relatieve lastendruk (dat wil zeggen de verhouding tussen het feitelijke en het maximaal toegestane tarief) de komende jaren af. De inkomsten nemen in 2013 af als gevolg van een toenemende groei van het aantal energiezuinige auto’s, dat is vrijgesteld van het betalen van Motorrijtuigenbelasting. De inkomsten nemen naar verwachting vanaf 2014 weer toe. Verordening precariobelasting Zuid-Holland De provincie heft precariobelasting wanneer derden gebruikmaken van ‘voor een openbare dienst bestemde provinciale bezittingen, werken of inrichtingen’ en ‘voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde provinciale grond’. In de verordening precariobelasting zijn de belastbare feiten en tarieven opgenomen. In 2013 is de precarioheffing geïndexeerd met het een inflatiecorrectie van 2,0 procent. Dit is conform de zogeheten CPI-index.
121
Legesverordening Omgevingsrecht (Wabo) Met de inwerkingtreding van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) per 1 oktober 2010 heft de provincie leges voor het in behandeling nemen van aanvragen voor een omgevingsvergunning. De provincie was al bevoegd gezag voor het milieudeel (IPPC/BRZO), maar met de inwerkingtreding van de Wabo is de provincie ook het bevoegd gezag voor de zogeheten BRIKS-taken.15 Voorheen waren deze taken de bevoegdheid van gemeenten. Voor de uitvoering hiervan heeft de provincie niet zelf de expertise in huis gehaald. De provincie geeft gemeenten de opdracht om te adviseren over de ‘BRIKS-onderdelen’ van een vergunning. De provincie int hiervoor leges, die in belangrijke mate de kosten moeten dekken. De in 2009 door Provinciale Staten vastgestelde Wabo legesverordening is eind 2011geëvalueerd en herzien. De Wabo legesverordening is herzien en hernoemd als Legesverordening Omgevingsrecht Provincie Zuid-Holland 2012. Heffingsverordening grondwaterbeheer Zuid-Holland Op grond van de Waterwet en de Heffingsverordening Grondwaterbeheer Zuid-Holland heft de provincie een belasting per kubieke meter onttrokken grondwater. Het tarief van de heffing is zodanig vastgesteld dat de opbrengst de gemaakte kosten niet te boven gaat. Het tarief bedraagt € 0,0113 per kubieke meter onttrokken hoeveelheid water. Verordening Nazorgheffing gesloten stortplaatsen Sinds 1 april 1998 zijn de provincies op grond van de Wet Milieubeheer verantwoordelijk voor de eeuwigdurende nazorg van provinciale stortplaatsen, waarop na 1 september 1996 nog afvalstoffen zijn of worden gestort. Aan stortplaatsexploitanten wordt een heffing opgelegd om de kosten voor nazorg na sluiting van de stortplaats te dekken. De hoogte van de heffingen wordt afgeleid van het doelvermogen dat bij sluiting van een stortplaats in het fonds dient te zijn opgebouwd. Dit doelvermogen wordt gebaseerd op het nazorgplan dat door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld. De opbrengst van de heffingen wordt gestort in het Fonds Nazorg. Het Fonds is een zelfstandig rechtspersoon. Provinciale Staten stellen jaarlijks het tarief van de heffing vast. In het begrotingsjaar 2013 wordt er geen heffing opgelegd (uitgangspunt hierbij is dat de behaalde rendementen op het fonds gelijk zijn aan de gehanteerde rekenrente). Lokale lastendruk De lokale lastendruk wordt voor veruit het grootste deel bepaald door de opcentenheffing. In onderstaande tabel staat de lokale lastendruk (als gemiddelde belastingsom per auto) weergegeven. Tabel gemiddelde lastendruk per auto door heffing opcenten Jaar
2010
2011
2012
2013
Gemiddelde lastendruk per auto door opcentenheffing (in €)
231
235
239
239
Bij gelijkblijvende opcententarieven wordt de stijging van de gemiddelde lastendruk per auto veroorzaakt door een toename in gewicht van auto’s.
15
IPPC staat voor ‘Integrated Pollution Prevention and Control’; BRZO staat voor ‘Besluit Risico Zware Ongevallen. BRIKS staat voor ‘Bouw, Reclame, Inrit, Kap en Sloop’.
122
Paragraaf Weerstandsvermogen 1.
Inleiding
De paragraaf weerstandsvermogen gaat in op de vraag in welke mate de provincie in staat is om de financiële gevolgen van risico’s op te kunnen vangen. Dit is van belang om in de begroting een zo betrouwbaar mogelijk beeld te kunnen geven van de financiële positie van de provincie. De paragraaf bevat een overzicht van relevante risico’s (gekwantificeerd in euro’s) en van de beschikbare weerstandscapaciteit (dit zijn de middelen die beschikbaar zijn of gemaakt kunnen worden om de financiële gevolgen van risico’s, als deze zich daadwerkelijk voordoen, op te vangen). Daarnaast wordt het weerstandsvermogen berekend. Dit is een kengetal dat wordt berekend door de weerstandscapaciteit te delen door de in euro’s gekwantificeerde omvang van de risico’s. Met dit kengetal kunnen uitspraken worden gedaan over de mate waarin de provincie in staat is om de financiële gevolgen van risico’s op te kunnen vangen. De paragraaf is als volgt opgebouwd: Het beleid omtrent weerstandsvermogen, weerstandscapaciteit en risico’s (zie 2.). Berekening van het weerstandsvermogen (zie 3.). Overzicht van de weerstandscapaciteit (zie 4.). Overzicht van relevante risico’s (zie 5.). 2.
Beleid omtrent weerstandsvermogen, weerstandscapaciteit en risico’s
Het beleid is vastgelegd in de door PS vastgestelde beleidsnota ‘weerstandsvermogen en risicomanagement’. Medio 2012 is deze nota herzien. 16 De beleidsnota bevat onder andere de volgende beleidsregels: Tweemaal per jaar (bij begroting en jaarrekening) een inventarisatie van relevante risico’s. De wijze waarop de weerstandscapaciteit is opgebouwd en wordt ingezet (zie 4.). De algemene reserve dient minimaal € 30,0 mln te bedragen. De provincie streeft naar een weerstandsvermogen van minimaal ‘twee’ (dat wil zeggen dat voor elke euro aan gekwantificeerde risico’s minimaal twee euro aan weerstandscapaciteit beschikbaar is of beschikbaar gemaakt kan worden). Met ingang van het begrotingsjaar 2013 is het beleid voor de inzet van weerstandscapaciteit aangescherpt. Als een risico zich daadwerkelijk voordoet zal voordat een beroep gedaan kan worden op de algemene middelen eerst een oplossing gevonden dienen te worden binnen het betreffende begrotingsdoel. 3.
Weerstandsvermogen
Op basis van de huidige stand van zaken komt Zuid-Holland op een weerstandsvermogen van 8,2. Dit kengetal wordt berekend door de incidentele weerstandscapaciteit (€ 127,7 mln) te delen door de gekwantificeerde omvang van de risico’s (€ 15,7 mln). Ten opzichte van de Jaarrekening 2011 is het weerstandvermogen iets gedaald. Dat komt met name door een afname van de incidentele weerstandscapaciteit (de omvang van de risico’s is nagenoeg gelijk gebleven). Bij de beoordeling van de omvang van het weerstandsvermogen dient wel in ogenschouw te worden genomen, dat nog sprake is van een aantal onzekerheden, waarvan de financiële omvang vooralsnog niet te kwantificeren is. Hierbij gaat het onder andere om de financiële gevolgen van aanvullende rijksbezuinigingen en de afloop van het ILGdossier.
16
Op 30 mei 2012 hebben PS de herziene nota vastgesteld.
123
4.
Weerstandscapaciteit
In de beleidsnota wordt een onderscheid gemaakt tussen de incidentele weerstandscapaciteit (die wordt ingezet om de incidentele, financiële gevolgen van risico’s op te vangen) en de structurele weerstandscapaciteit (die wordt ingezet om de structurele, financiële gevolgen van risico’s op te vangen). De incidentele weerstandscapaciteit bestaat uit de algemene reserve en de programmareserves (voor zover hier geen juridisch afdwingbare verplichtingen op rusten). De structurele weerstandscapaciteit bestaat uit de post onvoorzien, het gemiddelde, meerjarig begrotingssaldo en de onbenutte belastingcapaciteit (in combinatie met bezuinigingen). Als een risico zich voordoet zal voordat een beroep gedaan wordt op de algemene middelen (post onvoorzien, algemene reserve, begrotingsruimte) eerst een oplossing dienen te worden gezocht binnen het betreffende begrotingsdoel. Middelen
Incidenteel
Structureel
(bedragen x € 1 mln)
2013
2014
2015
2016
2013
2014
2015
2016
Algemene reserve
33,8
33,8
33,8
33,8
-
-
-
-
Programmareserves
95,0
83,0
77,2
72,8
-
-
-
-
Post onvoorzien
-
-
-
-
0,5
0,5
0,5
0,5
Begrotingssaldo
-
-
-
-
0,0
2,3
3,1
22,8
Onbenutte belastingcapaciteit
-
-
-
-
40,1
50,5
60,0
70,1
128,8
116,8
111,0
106,6
40,6
53,3
63,6
93,4
Totaal
Algemene reserve De algemene reserve heeft een omvang van € 33,8 mln. Dit is in overeenstemming met de in de herziene beleidsnota weerstandsvermogen en risicomanagement voorgeschreven minimumomvang van € 30,0 mln. Programmareserves Ultimo 2013 bedraagt de stand van de programmareserves € 235,6 mln. Op basis van de huidige inzichten wordt ingeschat dat circa 60 procent van dit bedrag beklemd wordt door middel van juridische verplichtingen. Onderscheidend criterium hierbij is dat gereserveerde middelen op basis van een PS-besluit kunnen worden vrijgespeeld (budgetrecht van de Staten), zonder dat een derde zich kan beroepen op juridische verplichtingen. Dit betekent dat in 2013 indien nodig een bedrag van maximaal € 95,0 mln beschikbaar gemaakt kan worden als weerstandscapaciteit als risico’s zich daadwerkelijk voordoen. Deze middelen zijn overigens wel rechtstreeks gekoppeld aan te realiseren beleidsdoelstellingen op basis van eerdere PS-besluitvorming. 5. Inventarisatie risico’s De begroting bevat een overzicht van de relevante risico’s met een maximale impact van € 1,0 mln of meer; de risico’s met een maximale impact van tussen de € 0,1 en € 1,0 mln zijn opgenomen in de productenraming. 5.1 Ontwikkelingen ten opzichte van de vorige inventarisatie Ten opzichte van de vorige inventarisatie zijn er de volgende nieuwe risico’s aangemeld: Financieel risico subsidie RAS. Financieel risico als gevolg bij uittreding GR Delft-Noord. Deelname risico ROM-D Capital BV.
124
Overige actuele ontwikkelingen zijn: Het risico “kosten verwijdering teerhoudend asfalt/PAK’s” komt te vervallen; de kosten voor de verwijdering zijn opgenomen in de nota budgetbehoefte beheer en onderhoud en worden gedekt uit doel 2.1 (“Zorg voor provinciale infrastructuur”). Het risico “hogere projectkosten als gevolg van scopewijzigingen RGL-oost” komt te vervallen in verband met de recente besluitvorming over HOV-net. Streven is om in 2012 een integraal dekkingsvoorstel voor te leggen, waarin ook wordt aangegeven hoe met risico’s wordt omgegaan. De beschikbare dekking in relatie tot het gebiedsbudget is hierbij taakstellend. Op basis van nieuwe inzichten is het risico ‘lagere opbrengsten MRB’ gekwantificeerd (in de Jaarrekening 2011 was dit risico nog als niet-kwantificeerbaar opgenomen). Hetzelfde geldt voor de risico’s ‘PMR 750 ha’ en ‘meerkosten Meeslouwerplas’ (in beide gevallen wordt de kans van optreden overigens als nihil ingeschat); ook het risico ‘mogelijke schadeclaim Zevenhuizerplas’ is nu (op basis van nieuwe inzichten) als kwantificeerbaar opgenomen. Het risico ‘bezwijken bijzondere constructies’ is als niet-kwantificeerbaar opgenomen (in de jaarrekening was het nog opgenomen als kwantificeerbaar risico); reden is dat geconstateerd is dat er nader onderzoek plaats moet vinden om tot een betrouwbare impactbepaling te komen. De volgende risico’s worden in verband met de verwachte beperkte materiële omvang (maximale schade tussen de 0,1 en 1,0 mln) opgenomen in de productenraming: schadeclaim boomkwekerij, uitbetalen obligaties 1957/1959 en noodzakelijk beroep op aansprakelijkheidsverzekering (Eerder waren deze risico’s nog als niet-kwantificeerbaar opgenomen in jaarrekening). 5.2 Overzicht kwantificeerbare risico’s
1. Gevolgschade als afvalverwerkingsbedrijf niet meer aan vergunningsplicht kan voldoen
i
20,0
2. Mogelijke schadeclaim ontgronding Zevenhuizerplas
i
3. Lagere opbrengsten MRB
s s
4. Claim Hornbach, gemeente Alblasserdam 5. Garantstelling personenvervoer over water
frequentie
Risicotermijn
Omvang (mln €)
Kans optreden
Incid./ truct.
Naam risico
Max. Schade (mln €)
Dit betreft risico’s waarvan zowel de maximale schade als de kans van optreden kwantificeerbaar zijn. Onderstaande tabel bevat een overzicht van deze risico’s (geordend naar kans van optreden/omvang).
0-25%
2,5
4
>1
20,0
0-25%
2,5
4
1
6,0 10,0
25-50% n.b.
2,3 n.b.
4 >4
>1
i
18,5
0-25%
2,3
4
1
i
10,9
0-25%
1,4
4
1
6. Schadeclaims vergunningverlening voor ontgrondingen
i
10,0
0-25%
1,3
4
>1
7. Niet tot uitvoering komende grote infraprojecten
i
6,8
0-25%
0,9
4
>1
8. Financieel risico subsidie RAS
i
6,0
0-25%
0,8
<4
1
9. Omgevingsrisico’s vergunningverlening en -handhaving
i
5,0
0-25%
0,6
4
>1
10. Volledige honorering subsidieaanvraag Voordelta
i
4,5
0-25%
0,6
<4
1
11. De Europese commissie kan subsidiabiliteit uitgaven betwisten
i
4,4
0-25%
0,5
4
1
12. Onvoldoende middelen voor nazorg gesloten stortlocaties
i
46,4
≈0
0,0
>4
1
13. Meerkosten PMR 750 hectare
i
22,0
≈0
0,0
>4
1
14. Geen aflossing gegarandeerde leningen derden
i
9,6
≈0
0,0
4
1
15. Herinrichting Meeslouwerplas
i
7,2
≈0
0,0
>4
1
16. Onvoldoende solvabiliteit/liquiditeit Regionale omroepen
i
2,0
≈0
0,0
>4
1
17. Waardeontwikkeling grondaandeel Zuidplas (vanaf 2015)
s
1,6
≈0
0,0
>4
>1
Totaal
15,7
125
1.
Gevolgschade vergunningverlening aan afvalverwerkende bedrijven
Omschrijving
De provincie is bevoegd gezag voor de vergunningverlening aan afvalverwerkende bedrijven en is in die hoedanigheid maatschappelijk verantwoordelijk voor de gevolgschade (verwijdering afvalstoffen) als een verwerkingsbedrijf niet meer aan de vergunningsplicht kan voldoen. Dit kan zich met name voordoen in geval van faillissement.
Impact
Voor de provincie Zuid-Holland gaat het om in totaal circa 200 bedrijven met een mogelijke gevolgschade van minimaal € 0,1 mln per bedrijf per jaar. De totale maximale gevolgschade bedraagt € 20,0 mln per jaar.
Maatregelen
Taakuitvoering vindt in 2013 voor alle regio’s plaats vanuit de RUD’s. Door goed toezicht te houden op deze bedrijven en scherp te handhaven op de naleving van de voorschriften over omvang en soorten afval die opgeslagen mogen worden, wordt het risico beperkt tot de vergunde afvalstoffen. Daarnaast wordt bij bedrijven die hoeveelheden afval opslaan met een negatieve waarde van meer dan € 1,0 mln, jaarlijks op basis van de jaarrekeningen de financiële positie beoordeeld. Indien die positie zwak is, wordt het toezicht op de omvang van de opgeslagen afvalstoffen nog verder geïntensiveerd.
Status
Het betreft hier een doorlopend risico. Omdat de kans van optreden nog steeds zeer klein wordt ingeschat, wordt de omvang van het risico gesteld op een maximum van € 2,5 mln in een jaar. Er wordt dit najaar nog nader onderzocht en bepaald of dit risico door Zuid-Holland of door de RUD’s gedragen moet worden.
2.
Mogelijke schadeclaim ontgronding Zevenhuizerplas
Omschrijving
Naar aanleiding van een ambtshalve wijziging van een vergunning wordt er op dit moment door de zandwinner van de Zevenhuizerplas een schadeclaim van € 10,0 à € 20,0 mln aangekondigd. Formeel is er geen civiele procedure gestart.
Impact
De kans dat deze zandwinner een procedure zal winnen wordt zeer klein geacht.
Maatregelen
Niet van toepassing
Status
In februari 2011 is de vergunning voor de ontgronding van Zevenhuizerplas ambtshalve door Zuid-Holland aangepast. Aanleiding hiervoor was het feit dat er zich diverse malen oevervallen hadden voorgedaan en de vergunde situatie aangescherpt moest worden om tot een stabiele eindsituatie te komen. Uit de ambtshalve wijziging vloeit onder andere voort dat de totale hoeveelheid te winnen zand minder wordt. De vergunninghouder heeft inmiddels beroep ingesteld tegen de nieuwe vergunningvoorschriften en heeft aangekondigd de provincie aansprakelijk te stellen voor de derving van inkomsten omdat er minder zand gewonnen kan worden. De behandeling van het beroep was 26 april 2012. De Raad van State heeft op 15 augustus 2012 uitspraak gedaan: twee voorschriften zijn vernietigd, maar voor het overige is het besluit tot wijziging van de vergunning in stand gebleven, waaronder de aanscherping van de vergunning in verband met de noodzakelijke stabiliteit van de oevers. Hieruit volgt dat de Raad van State heeft geoordeeld dat het besluit rechtmatig is, met uitzonderingen van twee voorschriften. De vergunninghouder heeft de mogelijkheid om ingevolge artikel 28 van de wet Ontgrondingenwet bij het College van Gedeputeerde Staten een verzoek om schadevergoeding in te dienen. Daarnaast is er de mogelijkheid dat er een civielrechtelijke claim wordt neergelegd bij de provincie.
126
3.
Lagere opbrengsten MRB
Omschrijving
Er is een risico dat de inkomsten uit de opcenten op de motorrijtuigenbelasting afwijken van datgene wat in de begroting is opgenomen. Dit risico wordt veroorzaakt door ontwikkelingen in het wagenpark (dat wil zeggen de auto’s in bezit van ingezetenen van Zuid-Holland). Hierbij gaat het om ontwikkelingen in aantallen (energiezuinige) auto’s en gewicht. Deze variabelen zijn van invloed op de inkomsten uit de opcenten. Daarnaast kan nieuwe wet- en regelgeving van invloed zijn op de inkomsten.
Impact
De impact van ontwikkelingen in het wagenpark wordt ingeschat op € 6,0 mln. Momenteel stijgt het aantal auto’s (in tegenstelling tot eerdere jaren) nauwelijks. Een daling is op termijn niet uit te sluiten.
Maatregelen
Bij het opstellen van de raming wordt een behoedzaamheidsmarge gehanteerd van 1 procent om onvoorziene ontwikkelingen in het wagenpark op te kunnen vangen (dit komt overeen met een bedrag van circa € 3,0 mln). Mochten zich in de loop van het jaar grotere afwijkingen voordoen, dan dient hiervoor ruimte te worden gevonden in de begroting. Voor energiezuinige auto’s geldt vooralsnog een lichter belastingregime van (gedeeltelijke) vrijstelling. Per 1 januari 2014 wordt dit lichtere regime afgeschaft. Het is overigens nog maar de vraag of het Rijk de volledige meeropbrengsten als gevolg van deze maatregel ten goede zullen laten komen aan de provincies. Vanuit behoedzaamheid is er daarom in de meerjarenbegroting rekening mee gehouden dat 50 procent van de mogelijke meeropbrengsten (circa € 10,0 mln) ten goede zullen komen aan de provincie. Vooralsnog kan niet worden aangegeven of dit hoger danwel lager zal uitvallen.
Status
Zie maatregelen
4
Claim Hornbach, gemeente Alblasserdam
Omschrijving
Het betreft een schadeverzoek naar aanleiding van het niet verkrijgen c.q. schorsen van een bouwvergunning.
Impact
Maximaal € 18,5 mln. Deze claim valt vermoedelijk niet onder de WA-verzekering van de provincie.
Maatregelen
Inwinnen van juridisch advies
Status
Op 20 mei 2009 heeft Houthoff Buruma de provincie geadviseerd over eventuele onrechtmatigheid van de provincie jegens Hornbach en de consequenties daarvan voor een eventuele regresvordering van de gemeente. Voorlopige conclusie daarvan is dat een dergelijke vordering zal kunnen afstuiten op het feit dat Hornbach destijds zelf heeft verzocht om intrekking van vrijstelling en bouwvergunning. Op 31 maart 2010 heeft de rechtbank Dordrecht alle vorderingen van Hornbach op de gemeente Alblasserdam afgewezen. Op 25 juni 2010 heeft Hornbach de gemeente in hoger beroep gedagvaard. Uitspraak in dit geschil wordt in de loop van 2012 verwacht.
127
5.
Garantstelling Contract Personenvervoer over Water (POW)
Omschrijving
Het Contract personenvervoer over water (POW) betreft een veerverbinding tussen Dordrecht en Rotterdam en binnen de Drechtsteden. Dit contract is op 1 januari 2010 afgesloten. Hierin is opgenomen dat de in te zetten schepen aan het einde van de contractperiode overgaan naar de nieuwe vervoerder tegen het voorgeschreven restant van de boekwaarde van € 3,0 mln in 2021. Tegenover de vreemd vermogen verstrekker staat de provincie garant voor het verschil tussen de opbrengst en de boekwaarde van de schepen bij tussentijdse beëindiging vanwege betalingsproblemen van de vervoerder.
Impact
Maximale impact op basis van stand ultimo 2012: € 10,9 mln.
Maatregelen
In de aanbestedingsleidraad zijn door de provincie diverse aanvullende maatregelen opgenomen die de kans op een succesvolle exploitatie van POW vergroten.
Status
Het contract is met ingang van 1 januari 2010 ingegaan.
6.
Schadeclaims vergunningverlening voor ontgrondingen
Omschrijving
In de Ontgrondingenwet is een regeling voor nadeelcompensatie opgenomen. Nadeelcompensatie houdt in dat de overheid aan belanghebbenden de schade vergoedt die zij ondervinden van een op zichzelf rechtmatig overheidsbesluit. De regeling in de Ontgrondingenwet houdt in dat de provincie aan de aanvrager van de vergunning of aan andere belanghebbenden de schade moet vergoeden die deze lijden als gevolg van een ontgrondingvergunning, indien deze schade redelijkerwijs niet voor hun rekening hoort te blijven. Ook buiten het geval van nadeelcompensatie, is het mogelijk dat de provincie wordt geconfronteerd met een claim van schade die is ontstaan als gevolg van een vergunde ontgronding. In het bijzonder bij grote actuele ontgrondingen, zoals zandwinningen, is het risico op schade aan de omgeving reëel aanwezig.
Impact
Per geval kan de schadeclaim hoog zijn. Dit wordt beïnvloed door de aard en de omvang van de ontgronding en het karakter van de omgeving. Voor een grote zandwinning moet de omvang van de mogelijk te vergoeden schade worden gesteld op circa € 10,0 mln.
Maatregelen
De mogelijkheid voor een milieuaansprakelijkheidsverzekering voor de ontgronder onderzoeken; bij de vergunningaanvraag afhankelijk van de situatie een globale of geavanceerde risicoanalyse eisen; de vergunning adequaat handhaven.
Status
Het betreft hier een doorlopend risico. Er wordt dit najaar nog nader onderzocht en bepaald of dit risico door Zuid-Holland of door de Omgevingsdienst Haaglanden gedragen moet worden (hier worden provinciebreed de vergunningverlenende taken voor ontgrondingen belegd).
7.
Niet tot uitvoering komen grote infraprojecten
Omschrijving
De plan- en voorbereidingskosten van projecten groter dan € 1,0 mln uit het Meerjarenprogramma Investeringen Provinciale Infrastructuur (MPI) worden op basis van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV, art. 60) geactiveerd en in vijf jaar afgeschreven. Indien projecten onverhoopt niet worden gerealiseerd, dienen de gemaakte plan- en voorbereidingskosten te worden afgewaardeerd en komen dan in één keer ten laste van de exploitatie.
Impact
De vele partijen, de vaak uiteenlopende belangen, de grote mate van complexiteit, de forse investeringen, maar ook de regelgeving op het gebied van onder andere luchtkwaliteit, geven een mate van onzekerheid aan deze grote projecten, waarvan de totale plan- en voorbereidingskosten vele miljoenen bedragen. Hier staat als financieel voordeel tegenover dat er geen kapitaallasten optreden, noch vanwege plan- en voorbereidingskosten, noch vanwege de realisatie van het project. Het betreft de volgende grote projecten waar kosten in de voorbereidingsfase zijn gemaakt: RijnGouweLijn (RGL) West, Rijfront Zuid, Rotonde
128
N209 en de N207 Corridor. Hiermee is circa € 6,8 mln aan plan- en voorbereidingskosten gemoeid. Maatregelen
Door met de provincie en alle betrokken partijen bestuursovereenkomsten aan te gaan waarbij ook afspraken gemaakt worden over de gang van zaken bij ernstige vertragingen of het niet realiseren van het project, worden zekerheden verkregen. Als het risico zich voordoet zal het worden opgevangen binnen de reserves met betrekking tot infrastructuur.
Status
8. Omschrijving
Impact
Maatregelen
Status
Is een doorlopend risico, omdat zich jaarlijks projecten in de plan- en voorbereidingsfase bevinden. Financieel risico subsidie RAS Het bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft bezwaar gemaakt tegen het voornemen van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland om de regio met ingang van 1 januari 2013 geen subsidie te verstrekken in het kader van het lokaal preventief jeugdbeleid (RAS). Inmiddels is de motivering van dit voornemen in de beslissing op bezwaar (van 18 september 2012) aangepast en aangevuld. Stadsgewest heeft in principe de mogelijkheid om van die beslissing in beroep te gaan bij de rechtbank. Met de voorgenomen koers, komt de provincie tegemoet aan de wens van de regio’s op een wijze die past binnen de landelijke transitie afspraken tussen Rijk, IPO en VNG. Dat beperkt het risico dat de regio’s zich principieel tegen de koerswijziging zullen verzetten. Als één van de omschreven risico’s zich realiseert zal beoordeeld worden hoe de financiële gevolgen opgevangen kunnen worden binnen het betreffende begrotingsdoel. Door de stelselwijzing moeten de onder de RAS aangegane (en uit de subsidie bekostigde) verplichtingen die verband houden met het preventief jeugdbeleid door de regio’s worden afgebouwd. Deze regio’s – met uitzondering van de stadsregio’s, die al eerder een aankondiging over noodzakelijke afbouw van de activiteiten ontvingen - krijgen tot 1 juli 2013 de tijd om hun verplichtingen jegens derden af te bouwen. Daartoe ontvangen zij tot 1 juli 2013 subsidie. De motivering van het besluit aan de Stadsregio is aangepast (cf GS-vastgesteld 18 september 2012). Juridische ondersteuning bij eventuele procedures. De motivering van het besluit aan de Stadsregio is aangepast.
9.
Omgevingsrisico’s vergunningverlening en handhaving
Omschrijving
Vergunningverlening en handhaving kennen altijd omgevingsrisico's. Het is een politiek gevoelig beleidsveld. De betrokkenheid van burgers en externe partijen en daarmee de beïnvloeding van externen bij de uitvoering van de werkzaamheden, is groot. In het kader van de besluitvorming lopen de RUD’s dan wel de provincie dan ook altijd juridische risico's. Tegen menig besluit wordt bezwaar dan wel beroep aangetekend. Het nemen van bestuurlijk gecalculeerde risico's hoort een onderdeel te zijn van vergunningverlening en een actief handhavingsbeleid.
Impact
Het terugbetalen van griffierechten en eventuele proceskosten, evenals schadeclaims, is een financieel risico. Per geval kan de schadeclaim hoog zijn (enkele miljoenen euro's). Er wordt uitgegaan van maximaal € 5,0 mln op jaarbasis.
Maatregelen
Intensieve juridische controle en een goed bewustzijn van de belangen en wensen van de externe omgeving.
129
Status
Het betreft hier een doorlopend risico. De aandacht voor juridische kwaliteit heeft er in de afgelopen jaren toe geleid dat er, vergeleken met voorgaande jaren, procentueel minder besluiten waartegen beroep is ingesteld, zijn vernietigd. Voor wat betreft het percentage besluiten waartegen bezwaar is gemaakt, gaat dit niet op. Er wordt dit najaar nog nader onderzocht en bepaald of dit risico door Zuid-Holland of door de RUD’s gedragen moet worden.
10.
Volledige honorering subsidieaanvraag stimuleringsregeling Voordelta, project Ouddorp
Omschrijving
Er loopt een hoger beroepsprocedure betreffende het gedeeltelijk toekennen van de subsidie aan het project Ouddorp Duin. De subsidie is aangevraagd in het kader van de eerste tender ‘Tijdelijke verordening stimulering Voordelta’. Het project ‘Ouddorp Duin’ is in oktober 2008 door Ridderstee Holiday B.V. te Ouddorp ingediend als subsidieaanvraag in het kader van de Tijdelijke verordening stimulering Voordelta. Met de uitvoering van het project wordt beoogd gebiedsontwikkeling in Ouddorp te realiseren, inclusief een hotel en een ‘elkweervoorziening’ met onder andere theater, bioscoop, zwembad en een informatiecentrum. Het gevraagde subsidiebedrag bedroeg € 4,5 mln. GS hebben op 4 februari 2009 een subsidie verleend van € 0,2 mln, omdat de aanvraag voor het meerdere ongeoorloofde staatssteun betreft. Op 28 september 2011 heeft de rechter het ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Impact
€ 4,5 mln
Maatregelen
Inhuur advocaat voor het voeren van de juridische procedure.
Status
Er is hoger beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van GS van 10 maart 2010. De zitting van de rechtbank vindt plaats op 11 september 2012.
11.
De Europese Commissie kan bij EU-subsidies subsidiabiliteit uitgaven betwisten
Omschrijving
De provincie loopt bij Europese projecten, waarbij zij eindverantwoordelijk is, het risico dat uitgaven achteraf als niet-subsidiabel worden aangemerkt, omdat niet voldaan is aan administratieve eisen. Dit blijkt bij toetsing van uitgaven op basis van voortgangs- en eindrapportages. Het maximale risico is het relatieve aandeel van de Europese subsidie in de gemaakte en nog niet gecontroleerde en gecertificeerde uitgaven. Daarnaast kan (namens) de Europese Commissie een aangegane verplichting jegens een eindbegunstigde (gedeeltelijk) worden ingetrokken, als de feitelijke uitgaven achter gaan lopen bij het in de goedkeuringsbeschikking voorgeschreven uitgavenritme. De kans dat een dergelijk besluit wordt genomen, is niet in te schatten. Zelfs bij een afgesloten Europees subsidieproject loopt de provincie het risico dat achteraf uitgaven ten behoeve van het project niet-subsidiabel worden geacht naar aanleiding van een controle. Subsidies kunnen dan, zelfs vijf jaar na afsluiting van het subsidieprogramma, worden teruggevorderd. Het teruggevorderde bedrag kan oplopen tot 50 procent van de totale omvang van het project.
Impact
Voor de lopende projecten 2007 tot en met 2013 bedraagt het brutorisico € 4,4 mln (betreft ontvangen voorschotten voor nog niet afgerekende kosten).
Maatregelen
Bewaking van de subsidiabiliteit van uitgaven door goede projectvoorbereiding en –selectie; voortdurende bewaking van de procedures voor het indienen van tussentijdse declaraties; zorg dragen voor een goede archivering van al afgerekende projecten naar de maatstaven van de Europese Commissie.
Status
Voor de periode 2007 tot en met 2013 zijn momenteel drie projecten van de provincie in uitvoering. Het steunpunt subsidies van de provincie bewaakt op actieve wijze dat voldaan wordt aan de eisen van de Europese Unie.
130
12.
Onvoldoende middelen voor nazorg gesloten stortlocaties
Omschrijving
Sinds 1 april 1998 zijn provincies verantwoordelijk voor de eeuwigdurende nazorg van provinciale stortplaatsen, waarop na 1 september 1996 nog afvalstoffen zijn of worden gestort. Het fonds nazorg gesloten stortlocaties is ingesteld voor het beheer van het vermogen, dat beschikbaar dient te zijn om de kosten van eeuwigdurende nazorg te dekken. Als een stortplaats zich nog in de exploitatiefase bevindt, worden aan de exploitant heffingen opgelegd totdat het definitieve doelvermogen is bereikt. In de exploitatiefase loopt de provincie een debiteurenrisico (de exploitant is niet in staat de opgelegde heffing te betalen). Na sluiting van de stortplaats loopt de provincie het risico dat nazorgkosten gedeeltelijk moeten worden betaald uit provinciale middelen door: 1. Een toename van de nazorgkosten als gevolg van extra prijsstijgingen/gewijzigde milieueisen. 2. 3.
Impact
Technische onvolkomenheden als gevolg van falende voorzieningen. Onvoldoende rendement op het fondsvermogen.
De omvang van het risico is maximaal gelijk aan de huidige contante waarde van alle vastgestelde doelvermogens van de stortplaatsen in de provincie nadat (volgens de huidige planning) in 2023 alle sluitingsverklaringen zijn afgegeven. De huidige omvang van het op te bouwen doelvermogen voor de locaties in exploitatie wordt geraamd op circa € 46,417 mln, waarvan reeds € 30,8 mln is opgebouwd. Voor de gesloten locaties is een vermogen van € 8,4 mln opgebouwd. De omvang van het risico is theoretisch en alleen aan de orde als het via heffingen opgebouwde en conform het beleggingsstatuut belegde fondsvermogen volledig teniet zou gaan.
Maatregelen
Risicominimalisatie door belegging bij goed presterende beleggingsinstellingen in beleggingsproducten conform de Wet Financiering Decentrale Overheden (Fido). Periodieke actualisatie van nazorgplannen en de hiervan afgeleide doelvermogens. Periodieke beoordeling van de rekenrente die wordt gehanteerd bij de berekening van de doelvermogens.18 Bij de berekening van het doelvermogen per stortplaats wordt rekening gehouden met een opslag voor zowel technische als financiële risico's. Het goedgekeurde nazorgplan voor een gesloten stortplaats biedt de basis voor de controle, werkzaamheden en financiering van de nazorg.
Status
De opbouw van doelvermogens is een continu lopend proces waarmee de financiering van de toekomstige nazorgtaak van de provincie vooruit wordt berekend. De voorcalculatie gaat door totdat alle stortplaatsen gesloten zijn. Voor de berekeningen wordt uitgegaan van in de Interprovinciaal overleg (IPO)-checklist nazorg opgenomen uitgangspunten over technische ontwikkelingen, kostenontwikkelingen en fondsrendement.
17
De grootste wijziging t.o.v. jaarrekening 2011 is het gevolg van de herijking van het nazorgplan 3e Merwedehaven. Hierin verschuift de aanvang van de nazorg van 2019 naar 2023. Het onderliggende (concept) nazorgplan dient inhoudelijk nog te worden doorberekend wat zeer waarschijnlijk leidt tot mutaties in het totale op te bouwen doelvermogen. 18 In het najaar van 2012 zal opdracht worden gegeven tot het uitvoeren van een ALM-studie zodat het bestuur van het Fonds Nazorg zich op basis van de uitkomsten hiervan kan beraden over de advisering omtrent de aanpassing van de beleggingsmix en de rekenrente.
131
13.
Deelrisico’s PMR - 750 hectare natuur en recreatie
Omschrijving
Uitvoeringskosten uitwerkingsovereenkomst PMR: risico's zijn gelegen in de beheersing van de uitvoering van het project.
Impact
De impact van dit risico hangt af van de mate waarin bij de uitvoering van het project onregelmatigheden dan wel onverwachte gebeurtenissen plaatsvinden.
Maatregelen
De provincie voert het PMR-project ‘Buijtenland van Rhoon’ (natuur- en recreatiegebied van 600 ha op Midden-IJsselmonde) voor eigen rekening en risico uit. Voor dit project is een taakstellend budget beschikbaar. Het project is het grootste deelproject van PMR/750 ha. De grondverwerving is integraal onderdeel van de projectfinanciering. De financiering is gedekt door de gezamenlijke PMR-partners en vastgelegd in de UWO PMR/750ha. De bijdrage van de provincie Zuid-Holland voor PMR/750ha bedraagt € 9,0 mln. De gemeente Rotterdam draagt € 9,0 mln bij, de Stadsregio Rotterdam € 18,0 mln en het Rijk € 112,0 mln (totaalbedrag is € 148,0 mln, prijspeil 2002). Hiervan is een bedrag van € 117,5 mln voor ‘Buijtenland van Rhoon’. De genoemde bedragen zijn geïndexeerd op 2 procent per jaar. Ingeval van onvoorziene omstandigheden, zoals bijvoorbeeld excessieve grondprijsstijgingen, kan de provincie in overleg gaan met het Rijk om tot een oplossing te komen (op basis van artikel 12 van de UWO PMR/750 ha). Grondverwerving vindt, in lijn met het bestemmingsplan, plaats met het oog op de realisatie van de voor het project gestelde plandoelen (natuur- en recreatie). Waardedaling is geen risico, maar een gevolg van gewenste functie of bestemming in het plan en als zodanig opgenomen in de projectfinanciering. Om de financiële risico’s van het project goed te beheersen wordt risicomanagement toegepast. Met behulp van een (financiële) business case is inzichtelijk gemaakt wat mogelijke meerkosten zouden kunnen zijn als zich risico’s voordoen. De verwachtingswaarde van mogelijke meerkosten, volgend uit het financieel risicoprofiel, vormt de onderbouwing van de post onvoorzien die in de business case van het project (over de gehele looptijd tot en met 2021) is opgenomen. De totale omvang van de post onvoorzien bedraagt nu € 22,0 mln. Mocht de verwachtingswaarde stijgen dan zal de post onvoorzien daarop worden aangepast. Mocht uit nieuwe ontwikkelingen blijken dat het taakstellend budget overschreden wordt, dan dienen er beheersmaatregelen getroffen te worden (zoals besparen op andere kostenposten of zoeken van andere geldbronnen).
Status
Het project zit in de uitvoeringsfase en loopt tot en met 2021.
14.
Geen aflossing gegarandeerde leningen derden
Omschrijving
De provincie Zuid-Holland staat in een aantal gevallen garant voor de rente en aflossing van door derden afgesloten geldleningen. Het betreft garantstellingen op het terrein van de gezondheidszorg. Er is sprake van een geleidelijke afbouw van de portefeuille gewaarborgde geldleningen vanwege de aflossing van de geldleningen en vanwege tussentijdse conversies van leningen waarbij de provinciale borgstelling komt te vervallen.
Impact
De te lopen maximale schade in 2013 bedraagt € 9,6 mln (dit is het gemiddelde van de stand begin en ultimo 2013). Voor een groot deel van dit bedrag (ca 98 procent) zijn hypothecaire zekerheden bedongen die kunnen worden uitgewonnen indien de provincie als borg wordt aangesproken. De kans van optreden van dit risico wordt dan ook ingeschat als nihil. Het uitwinnen van deze zekerheden kan leiden tot ernstige maatschappelijke gevolgen bij zorginstellingen. In dat geval zou kunnen worden besloten de gestelde zekerheden niet aan te spreken. Voor de overige gegarandeerde geldleningen zijn geen zekerheden bedongen.
Maatregelen
Er worden geen nieuwe garanties meer verstrekt. Ruim 75% van door de provincie gewaarborgde instellingen is aangesloten bij het Waarborgfonds voor de zorgsector.
Status
Borgstellingen zijn in 2012 volgens schema afgebouwd.
132
15.
Meerkosten herinrichting Meeslouwerplas
Omschrijving
Op 26 augustus 2009 is de ‘Basisovereenkomst’ tussen BAM Wegen regio west BV en de provincie Zuid-Holland ondertekend. De basisovereenkomst heeft betrekking op de volgende vijf projecten, samen 'het Werk' genoemd en in het vervolg als project Meeslouwerplas aangeduid: Het verondiepen van de Meeslouwerplas (c.q. het herstel van de instabiele oevers). Het herinrichten van de oevers. Het realiseren van het krekengebied. Het verduurzamen van de eilanden tussen Meeslouwerplas en de recreatieplas. Het realiseren van twee geluidwerende voorzieningen. Bouw nieuwe brug ter vervanging van de Bailey-brug. De ondertekening van de basisovereenkomst in augustus 2009 vormde de officiële start voor de uitvoeringfase. Voor de doorlooptijd van het project wordt uitgegaan van 10 jaar. De belangrijkste risico’s van het project herinrichting Meeslouwerplas zijn: Het project levert niet genoeg geld op (raming circa € 2,7 mln). Er komt binnen de termijn van 10 jaar onvoldoende kwalitatief goede grond beschikbaar. BAM stopt met de uitvoering van het project. Het verondiepingswerk loopt vertraging op als gevolg van minder aanbod van bagger en grond.
Impact
Indien deze risico's werkelijkheid worden kan dat de volgende consequenties hebben: De provincie Zuid-Holland blijft met een tekort zitten. Het project gaat langer dan tien jaar duren wat niet is afgesproken met omwonenden en belanghebbenden en met de erfpachter in Vlietland RCV. Indien BAM binnen enkele jaren stopt zal de provincie Zuid-Holland met een tekort van enkele miljoenen kunnen blijven zitten. In de eerste plaats is er nu al vooruitlopend op inkomsten circa € 2,0 mln uitgegeven. In de tweede plaats is er nog het probleem van de instabiele oevers hetgeen naar schatting circa € 2,5 mln aan kosten met zich mee zal brengen.
Maatregelen
In de basisovereenkomst is afgesproken dat een herziening van de afspraken mogelijk is als daar aanleiding toe is (als bijvoorbeeld door marktomstandigheden niet tijdig voldoende grond beschikbaar is).
Status
Er speelt momenteel geen concrete problematiek.
16.
Onvoldoende solvabiliteit/liquiditeit Regionale omroepen
Omschrijving
De provincie Zuid-Holland heeft aan RTV West en RTV Rijnmond in 2004 een achtergestelde lening verstrekt. Omdat het hier achtergestelde leningen betreft, bestaat er een zeker risico dat de leningen niet (geheel) zullen worden terugbetaald in geval van faillissement van één of beide omroepen. De financiële positie van de twee regionale omroepen is de laatste jaren structureel gezond. Ook de liquiditeit is niet langer een knelpunt. De lening aan RTV West bedroeg € 4,5 mln en aan RTV Rijnmond € 2,5 mln. In de leningovereenkomst van RTV West is opgenomen dat de lening vanaf 2007 wordt afgelost in tien jaarlijkse termijnen, waarbij de eerste twee termijnen minimaal € 0,25 mln per jaar bedragen en de daarop volgende termijnen minimaal € 0,5 mln per jaar. In de leningovereenkomst van RTV Rijnmond is opgenomen dat de lening wordt afgelost vanaf 2008 (eveneens in tien jaarlijkse termijnen van ten minste € 0,25 mln). Conform de afspraak zijn de omroepen begonnen met het aflossen van de leningen.
133
Impact
Maximale schade medio 2013 bedraagt € 2,0 mln (waarvan € 1,2 mln voor RTV West en € 0,8 mln voor RTV Rijnmond).
Maatregelen
De financiële positie en liquiditeitspositie van de regionale omroepen worden door middel van periodieke rapportages gemonitord.
Status
Gelet op de gezonde financiële positie van beide instellingen wordt verwacht dat de leningen volledig zullen worden afgelost.
17.
Waardeontwikkeling grondaandeel Grondbank RZG Zuidplas
Omschrijving
De provincie neemt voor 40% deel aan de Gemeenschappelijke Regeling (GR) Grondbank Rotterdam Zoetermeer Gouda (RZG) Zuidplas. Het risico bestaat dat de daadwerkelijke waarde van de bij de Grondbank in eigendom zijnde grond lager is dan de boekwaarde.
Impact
Per 1 januari 2012 bezit de Grondbank circa 350 hectare grond met een boekwaarde van circa € 125,0 mln. De provincie is voor 40% risicodragend. De GR Grondbank loopt tot 1 januari 2020.
Maatregelen
Elke jaar wordt éénderde deel van de gronden opnieuw getaxeerd en wordt de uitkomst hiervan geëxtrapoleerd naar het totale grondbezit. Eventuele waardedalingen en waardestijgingen worden uiteindelijk met de deelnemers verrekend. Tevens is een gerichte uitnamestrategie opgesteld waarin de jaarlijks vast te stellen uitnamestrategie wordt geconcretiseerd. In het Uitnamestrategiekader worden risico's verder beperkt door het bepalen van de uitnameprijs (de boekwaarde vermeerderd met een bepaalde opslag). Het risico kan daarnaast beheerst worden door het in ontwikkeling brengen van de gronden en de afspraken die de samenwerkende partijen in de Zuidplas daarover maken. In het Dagelijks Bestuur van de Regionale Ontwikkelingsorganisatie van de Zuidplas hebben de samenwerkende partijen besloten tot een nader onderzoek naar de ontwikkelingsmogelijkheden van de Zuidplas, mede gericht op de optimalisatie van het grondbezit van de Grondbank. Uitkomsten daarvan worden in de tweede helft van 2012 met de deelnemers gedeeld.
Status
In 2011 zijn de taxaties van de in 2008 in eigendom verkregen gronden uitgevoerd. Het grondbezit is verspreid over de onderscheiden ontwikkellocaties verworven. Hierdoor ontstaat elk jaar een geactualiseerd inzicht in de taxatieprijzen. Bij het opmaken van de Jaarrekening 2011 van de Grondbank is geconstateerd dat de huidige marktwaarde van de gronden € 28,0 mln lager is dan de boekwaarde wat leidt tot een negatief eigen vermogen van dezelfde omvang. Een tijdelijk negatief eigen vermogen bij de GR Grondbank is toegestaan voor de duur van drie jaar. Lukt het binnen deze periode niet het negatieve eigen vermogen weg te werken, dan dienen de deelnemers het tekort aan te vullen. De provincie heeft hiervoor bij de Jaarrekening 2011 een voorziening getroffen van € 12,0 mln. In juni 2012 is tussen ROZ en de gemeente Zuidplas overeenstemming bereikt over de uitname van 40,7 hectare grond tegen boekwaarde. Door de afwaardering van de gronden kunnen de exploitatielasten van de Grondbank, naar verwachting tot en met 2014, niet meer worden geactiveerd. Dit betekent dat de provincie in 2013 en 2014 € 1,8 mln respectievelijk € 1,6 mln bijdraagt in het tekort van de Grondbank. De dekking hiervoor is afkomstig uit de financiële ruimte. Er wordt vooralsnog van uitgegaan dat, in het licht van ontwikkelingen in de Zuidplas, de exploitatielasten vanaf 2015 weer kunnen worden geactiveerd en dat er vanaf dat moment geen provinciale bijdrage meer nodig is. Nieuwe ontwikkelingen in de Zuidplas kunnen overigens op termijn zowel een positief als een negatief effect hebben op de waardeontwikkeling van de gronden.
134
€ 130,0 n.t.b.
n.t.b. n.t.b.
2. Boete Rijk in verband met EMU-tekort
i
€ 150,0
3. Doorlevering gronden TBO’s
i
n.t.b.
4. Lagere uitkering Provinciefonds
s
5. Deelname risico ROM-D capital BV
frequentie
i s
Risicotermijn
Max. Schade (mln €)
1 Financiële risico’s BO ILG RodS/EHS/FES beheer
Kans optreden
Incid./truct.
Naam risico
Omvang (mln €)
5.2 Niet-kwantificeerbare risico’s Dit betreft risico’s waarvan de maximale schade en/of de kans van optreden niet te kwantificeren zijn als gevolg van onzekerheden die zich voordoen of ontbrekende informatie.
n.t.b. n.t.b.
<4 >4
1
n.t.b.
n.b.
>4
1
n.t.b.
n.t.b.
>4
1
n.b.
50-75%
n.t.b.
<4
>1
i
€ 10,0
n.t.b.
n.t.b.
n.t.b.
1
6. Financiële risico’s bij uittreding GR Delft noord
i/s
n.t.b.
n.t.b.
n.t.b.
<4
1
7. Bezwijken bijzondere constructies/calamiteiten
i
n.t.b.
n.t.b.
n.t.b.
<4
>1
i
n.b.
n.b.
n.b.
4
1
i/s
n.b.
n.b.
n.b.
4
>1
8. Derde Merwedehaven 9. Renterisico 10. Inlenersaansprakelijkheidsrisico
i
n.b.
n.b.
n.b.
4
>1
11. Ontwikkelingen bezuiniging regionale omroepen
s
€ 2,0
n.t.b.
n.t.b.
>4
1
1. Omschrijving
Financiële risico’s BO Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) In december 2006 is de Bestuursovereenkomst (BO ILG) tussen het Rijk en de provincie Zuid-Holland afgesloten. Hierin zijn, conform de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg), prestatieafspraken gemaakt over onder andere de verwerving, de inrichting en het beheer van gronden. Op 20 september 2011 is er een landelijk akkoord bereikt over de afwikkeling van de BO ILG, waarbij een bezuiniging van € 600,0 mln is afgesproken, waarmee PS op 14 december 2011 hebben ingestemd. De uitwerking van het akkoord leidt tot de volgende onzekerheden: 1. Op 1 januari wordt de juridische verplichting voor EHS geraamd op € 108,0 mln. In het advies van de commissie Jansen over de herijkte EHS (oktober 2012) zijn alle juridische verplichtingen overgenomen. Dit bedrag moet echter middels grondverkoop verdiend worden. Het resultaat hiervan is nog onzeker. In het voorjaar 2013 wordt hierover met de Staten gesproken in het kader van de herijkte EHS. 2. Hoe het Rijk de ILG-gronden binnen de begrenzing van RodS-projecten beschikbaar stelt is nog niet vastgesteld. Wel is afgesproken dat er landelijk 1.200 ha beschikbaar komen voor de inrichting. Met de RodS-provincie vindt overleg plaats over de verdeling over de provincies. De herverdeling past in de uitwerking van het rapport Jansen. De principiële inzet van Zuid-Holland is om alle gronden binnen de RodS-begrenzingen beschikbaar te houden. 3. In de uitwerking van het Akkoord zijn afspraken gemaakt met het Rijk over het tekort op de FES-projecten (€ 126,0 mln). Overeengekomen is dat het Rijk hiervoor € 88,0 mln extra beschikbaar stelt. De provincies nemen het resterende bedrag van € 38,0 mln voor haar rekening. In het IPO is besloten om het bedrag over de FESprovincies te verdelen. De verdeling is opgenomen in het rapport van de commissie Jansen. De korting voor provincie Zuid-Holland bedraagt € 12,0 mln.
135
4. Op dit moment wordt met de FES-partijen en de Glastuinbouw gesproken over herprioritering, waardoor het tekort van de provincie ZH kan worden beperkt. De uitkomsten zijn nog onzeker. Impact
Op dit moment vindt nadere uitwerking plaats van de beschikbaarheid van de ILG-gronden voor RodS en het grond-voor-grond principe. Op basis daarvan zal een verdere analyse plaatsvinden van de financiële consequenties voor Zuid-Holland. Het financieel risico FES én Glastuinbouw is maximaal € 22,0 mln. Via herprioritering wordt dit risico fors verlaagd. Het resterende tekort is meegenomen in de financiering van het beleidsvisie Groen.
Maatregelen
GS hebben PS eind 2011 voorgesteld in te stemmen met het onderhandelingsakkoord omdat de financiële risico’s beheersbaar worden geacht. De genoemde financiële risico’s zijn als volgt te beheersen: Het risico voor FES/glastuinbouw is beheersbaar gemaakt door het besluit van GS op 12 juni 2012 tot het stilzetten van het aangaan van nieuwe verplichtingen; van de € 186,0 mln aan toegezegde middelen zijn er € 25,5 mln nog niet verplicht. Met recente afspraken Rijk-IPO, verwerkt in het advies van de commissie Jansen is het risico beperkt tot € 22 mln. Dit bedrag wordt voor een belangrijk deel gevonden in herschikking van de lopende projecten. Hierover vindt bestuurlijk overleg met de regionale partijen plaats. GS hebben extern juridisch advies ingewonnen. Hieruit blijkt dat de juridische positie van de provincie relatief sterk is. Het nemen van gerechtelijke stappen kan echter leiden tot bestuurlijke problemen, waarvan de gevolgen nog niet zijn te overzien. Dit is zeker het geval als Zuid-Holland hierin alleen (dus zonder de andere provincies) op zou trekken. De opgave “internationale en juridische verplichtingen” die GS op 10 juli 2012 heeft vastgesteld en is opgenomen in de beleidsvisie Groen, is overgenomen door de commissie Jansen. De dekkingsmiddelen worden prioritair ingezet op juridische verplichtingen. Tot 2021 is de ontwikkelopgave 1.927 ha verwerving en 3.917 ha inrichting (respectievelijk 67% en 65% van de opgave die GS heeft vastgesteld). Op dit moment vindt overleg plaats over de uitvoering van het principe Grond voor Grond. Resterende verplichtingen op de EHS-opgave, die buiten de herijkte EHS vallen moeten in overleg met gebiedspartners worden geschrapt; de verwachting is dat de provincie hier met de betreffende partijen uit gaat komen. Het risico op het later vaststellen van het ILG wordt beheersbaar gemaakt door de hierboven geschetste verlagingen van de ambities voor RodS en EHS. Door een strakke sturing op het ILG-programma kan de provincie geen nalatigheid worden verweten door het Rijk.
Status
In het IPO zijn voorstellen voorbereid voor de afwikkeling ILG en de herijking EHS. De externe commissie Jansen (ingesteld voor de herijking EHS) heeft in haar advies rekening gehouden met andere “plussen en minnen” ontstaan vanuit het bestuursakkoord. Het restant bedrag als tekort is verdeeld over de provincies. Voor het opvangen van het toegerekende tekort zal eerst via herschikking van de FES-projecten het tekort van de PZH opgevangen worden.
136
2.
Boete Rijk in verband met negatief Economische en Monetaire Unie (EMU)-saldo
Omschrijving
Het Rijk werkt momenteel aan een wetsvoorstel Houdbare overheidsfinanciën (wet HOF) met als doel om het EMU-tekort van Nederland verder beheersbaar te maken. Op basis van Europese afspraken mag Nederland in 2013 een tekort hebben van maximaal 3% van het binnenlands product (bbp). Eerder al zijn met het Rijk afspraken gemaakt over de maximaal toegestane EMU-tekorten voor decentrale overheden. Provincies mogen gezamenlijk een tekort hebben van maximaal 0,07% bbp. Per provincie zijn individuele referentiewaarden berekend. De huidige regelgeving bepaalt dat als Nederland de toegestane norm van 3% overschrijdt en hiervoor ook een boete krijgt van de Europese Commissie en decentrale overheden hebben bijgedragen aan de overschrijding, dat het Rijk dan in overleg treedt met de decentrale overheden om tot een oplossing te komen. Als uiterste middel kan het Rijk een korting opleggen op het gemeente- en/of Provinciefonds. In het wetsvoorstel HOF is een bepaling opgenomen dat het Rijk individuele organisaties een boete kan opleggen als deze hun individuele referentiewaarde overschrijden, ook als Nederland geen boete krijgt opgelegd van de Europese Commissie. Het wetsvoorstel ligt momenteel ter advisering voor bij de Raad van State. Vooralsnog is niet duidelijk of de wet HOF er gaat komen, en zo ja, wanneer. Invoering met ingang van 2014 behoort tot de mogelijkheden maar invoering met ingang van 2013 dient niet te worden uitgesloten.
Impact
De omvang van een boete kan oplopen tot maximaal de omvang van de algemene uitkering uit het Provinciefonds (voor Zuid-Holland circa € 150,0 mln). Dit bedrag wordt door het Rijk in een renteloos depot gestort en na twee jaar teruggestort als de betreffende organisatie weer voldoet aan de gestelde referentiewaarde. Krijgt Zuid-Holland een dergelijke boete opgelegd, dan heeft dat grote gevolgen voor projecten die in de betreffende jaren tot uitvoering zouden komen. Verder leidt een dergelijke boete tot een verlies aan renteinkomsten van circa € 3,0 mln (incidenteel). Zuid-Holland verwacht over 2013 een EMU-tekort van € 161,0 mln; dat is circa € 108,0 mln boven de huidige referentiewaarde van € 53,0 mln. Voor 2014 wordt een EMU-tekort verwacht van € 185,3 mln; dat is circa € 132,3 mln boven de huidige referentiewaarde.
Maatregelen
Zuid-Holland trekt samen met andere overheden op om de negatieve gevolgen van de wet zoveel mogelijk te beperken (waaronder een gezamenlijke lobby richting beleidsbepalers).
Status
Zie maatregelen
3.
Doorlevering gronden aan TBO's
Omschrijving
De vereniging van particuliere grondeigenaren heeft een klacht ingediend bij de Europese Commissie, met als strekking dat het verlenen van subsidie op basis van de zogeheten PNB-regeling voor terreinbeherende organisaties (TBO’s) in strijd is met EU-regelgeving in verband met staatssteun. Voor Zuid-Holland gaat het hierbij om Zuid-Hollands Landschap en Natuurmonumenten. De uitspraak van de EC zal naar verwachting nog enige jaren op zich laten wachten.
137
Impact
Als de Europese Commissie oordeelt dat sprake is van onverenigbare staatssteun dan zal men eisen dat het Rijk (naar nationaal recht) een bedrag van € 0,2 mln (in geval van geoorloofde staatssteun) terugvordert of een bedrag van € 1,2 mln (ingeval van ongeoorloofde staatssteun). Dit betreft het steunbedrag inclusief de rente. Het Rijk zal deze verplichting tot terugvorderen doorgeven aan de provincies. Die dienen op hun beurt het bedrag terug te vorderen bij de TBO's. Dit kan een beleidsmatig effect hebben op het beheer van natuur, omdat het voortbestaan van deze organisaties hierdoor in gevaar zal komen. Over de financiële impact vallen vooralsnog geen uitspraken te doen. Dit is mede afhankelijk van de uitspraak van de EC.
Maatregelen
Doorleveringen aan de TBO’s zijn voorlopig stopgezet. De betrokken artikelen van de provinciale Subsidieregeling Landelijk Gebied (SLG) die de aankoop van natuurterreinen regelen zijn gewijzigd overeenkomstig de nieuwe regeling voor grondaankopen.
Status
Provincies beraden zich in IPO-verband op de juridische positie en de te nemen stappen.
4.
Lagere uitkering Provinciefonds
Omschrijving
De hoogte van de algemene uitkering uit het Provinciefonds is gekoppeld aan de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven (via het zogeheten accres). Dalende rijksuitgaven (bijvoorbeeld als gevolg van bezuinigingen) leiden hiermee direct tot minder inkomsten voor decentrale overheden, waaronder provincies. Daarnaast kan het Rijk ook een generieke korting opleggen op het Provinciefonds. Tot slot kunnen zich afwijkingen voordoen in de algemene uitkering door ontwikkelingen in de verdeelmaatstaven van het fonds (bijvoorbeeld inwoneraantallen, aantal woonruimtes) of door taakmutaties (bijvoorbeeld als middelen worden toegevoegd bij nieuwe taken of middelen juist worden onttrokken bij taakbeëindiging).
Impact
De impact van wijzigingen in het Provinciefonds is niet bij voorbaat aan te geven. Wel is er de zeer waarschijnlijke mogelijkheid dat aanvullende bezuinigingen van een nieuw kabinet negatieve gevolgen zullen hebben voor het Provinciefonds. Negatieve gevolgen voor het accres liggen voor de hand, maar een korting op het Provinciefonds behoort ook tot de mogelijkheden. De impact van deze ontwikkelingen is afhankelijk van de koers van een nieuw kabinet na de landelijke verkiezingen op 12 september 2012 en kan variëren van beperkt tot oplopend tot zeker enkele tientallen miljoenen.
Maatregelen
Voor het ramen van de inkomsten uit het Provinciefonds wordt een behoedzaamheidsmarge gehanteerd van 1%. Deze marge is bedoeld om reguliere afwijkingen op te vangen met betrekking tot ontwikkelingen in verdeelmaatstaven en kleine taakmutaties. Overige ontwikkelingen die ten koste gaan van de omvang van de uitkering uit het Provinciefonds zullen elders binnen de begroting worden opgevangen (bijvoorbeeld door te bezuinigen). Ontwikkelingen worden op de voet gevolgd; actuele wijzigingen worden tijdig verwerkt in de bestuurlijke planning & control producten (zoals Begroting, Voorjaarsnota etc.) en onder de aandacht gebracht van bestuurders.
Status
Het in het voorjaar tussen de Tweede Kamer en demissionaire kabinet overeengekomen Lenteakkoord heeft negatieve gevolgen voor het accres van het Provinciefonds. Om tot een sluitende meerjarenbegroting te komen zijn in de Begroting 2013 bezuinigingen doorgevoerd. Zodra meer bekend is over de gevolgen van een nieuw coalitieakkoord (na de verkiezingen van 12 september 2012) zal een analyse worden gemaakt, waarbij ook gekeken wordt naar de gevolgen voor het Provinciefonds.
138
5.
Deelname risico ROM-D Capital BV
Omschrijving
De provincie gaat onder een aantal gestelde voorwaarden met € 10,0 mln deelnemen in ROM-D Capital BV, het publiek investeringsfonds van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Drechtsteden. Effectuering van deze deelname kan naar verwachting zijn in het najaar van 2012, mits is voldaan aan de gestelde voorwaarden. ROM-D Capital BV is een ‘revolving fund’. Er worden alleen projecten gefinancierd waarvan op basis van een business case kan worden aangetoond dat deze op termijn winst of meerwaarde genereren. Eventuele winst vloeit terug naar het fonds. Kerntaak van de ROM-D is het ontwikkelen en herstructureren van bedrijventerreinen. De andere deelnemers in ROM-D Capital BV zijn naast de provincie de GR Drechtsteden en de gemeente Dordrecht.
Impact
ROM-D Capital BV stelt werkkapitaal beschikbaar aan werkmaatschappijen (de CV’s). Het maximale risico voor de provincie is dat de aan één of meer CV’s door Capital beschikbaar gestelde gelden (deels) verloren gaan. Het maximale risico is gelijk aan het gestorte aandelenkapitaal in ROM-D Capital BV (€ 10,0 mln).
Maatregelen
Tot de beheersmaatregelen die zijn getroffen om de risico’s zoveel mogelijk te beperken, behoort onder andere het in Drechtstedenverband vastgelegde uitgangspunt dat projecten budgettair neutraal overgaan van de betreffende gemeente naar ROM-D. Het risico voor ROM-D is dus in beginsel beperkt. Voor een aantal van deze projecten zal aan ROM-D Capital BV worden gevraagd om een bijdrage in het werkkapitaal. Dan bepaalt de provincie als aandeelhouder in ROM-D Capital BV mee waarvoor de middelen zullen worden ingezet. De aandeelhouders besluiten naar aanleiding van een advies van een onafhankelijk Investmentcommittee, dat weer adviseert op basis van een sluitende business case. Verder wordt de financiële stand van zaken periodiek beoordeeld op basis van de begroting en jaarrekening van de ROM-D (deze worden vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de ROM-D waarin ook Zuid-Holland zitting heeft).
Status
Het betreft hier een doorlopend risico. De kans van optreden wordt vooralsnog beperkt ingeschat. Een eventueel risico zal pas over een aantal jaren daadwerkelijk effectief worden, omdat ROM-D Capital BV nu nog in de opstartfase zit. Middelen moeten nog aan projecten worden toegekend en vervolgens moeten de activiteiten nog daadwerkelijk worden opgestart.
6.
Financiële risico’s bij uittreden uit GR Delft Noord
Omschrijving
De provincie Zuid-Holland is tot en met 1 mei 2014 deelnemer in de Gemeenschappelijke Regeling Beheer Grondwateronttrekking Delft Noord (verder te noemen GR). Deze GR heeft als doelen om de grondwateronttrekking (zo veel als mogelijk) af te bouwen en het vinden van een vermarktbare herbestemming van het opgepompte water. Bij de start van de GR heeft de provincie aangegeven dat na 1 mei 2014 de directe onttrekkingskosten geheel voor rekening komen van Delft en Delfland. Mogelijk risico’s hebben betrekking op een verhoging van de jaarlijkse bijdrage en op de discussie in de GR over het betalen van een uittreedvergoeding.
Impact
De provincie draagt nu jaarlijks circa € 0,5 mln bij aan de kosten van de gemeenschappelijke regeling maar krijgt het volgend jaar wellicht te maken met een verhoging van haar deelnemersbijdrage in verband met de volgende (mogelijke) ontwikkelingen: Niet/later kunnen starten met reductie grondwateronttrekking als gevolg van het conflict met Prorail over de te onttrekken hoeveelheid grondwater. Hergebruik niet (voldoende) van de grond komt. Subsidie van het Rijk voor hergebruik niet wordt verleend.
139
Tegenwerking Prorail bij de afrekening (naar aanleiding uitspraak arbitragecommissie) waardoor onkostenvergoeding voor later starten reductie grondwateronttrekking later binnenkomt. De provincie heeft de GR in maart 2011 per brief (nogmaals) bevestigd dat de provincie met ingang van 2014 gaat uittreden. Deze uittreding is momenteel onderwerp van gesprek vanwege de wens van de beide andere GR-leden (Delft en Delfland) om de provincie langer deelnemer te laten blijven en de discussie over een eventuele uittreedvergoeding. Maatregelen
Een interne provinciale werkgroep gaat nu de verschillende opties in kaart brengen en een inschatting maken van de mogelijke financiële risico’s gevolgen van uittreding.
Status
Naar verwachting zal GS in 2012 een besluit nemen over de geplande uittreding, waarna PS hierover geïnformeerd zullen worden.
7.
Meerkosten als gevolg van bezwijken bijzondere constructies onder provinciale wegen en calamiteiten aan vaste en beweegbare kunstwerken
Omschrijving
Het risico kan als volgt omschreven worden: Bezwijken van bijzondere constructies waarop provinciale wegen zijn gebouwd. Calamiteiten aan beweegbare kunstwerken (veroorzaakt door een achterstand in onderhoud). Calamiteiten aan vaste kunstwerken (veroorzaakt door de zogeheten ASR-/dwarskrachtproblematiek).
Impact
De kosten als gevolg van het bezwijken van bijzondere constructies kunnen voor nu nog niet worden ingeschat. De kosten van een calamiteit aan een beweegbaar kunstwerk worden ingeschat op € 3,3 mln, de kosten van een calamiteit aan een vast kunstwerk op € 1,0 mln (deze bedragen zijn exclusief de eventuele te vergoeden gevolgschade voor derden).
Maatregelen
Er wordt nader onderzoek gedaan naar de omvang en impact van het risico van het bezwijken van bijzondere constructies op onder andere provinciale wegen. Vooralsnog is daarom geen inschatting te geven van de maximale impact en kans van optreden. Er wordt nader onderzoek gedaan naar het aantal beweegbare kunstwerken met achterstallig onderhoud; resultaten hiervan zullen in 2012 beschikbaar komen (streven is om op basis hiervan tot een kwantificering van het risico te komen). Voor het verhelpen van de calamiteiten aan vaste kunstwerken is budget beschikbaar in het beheer- en onderhoudsbudget (doel 2.1).
Status
Er wordt onderzoek uitgevoerd naar de bijzondere constructies en beweegbare kunstwerken. Streven is om op basis van de onderzoeksresultaten het risico nader te kwantificeren.
8.
Derde Merwedehaven
Omschrijving
In februari 2011 heeft de provincie een grotere hoeveelheid gestort asbesthoudend materiaal in de Derde Merwedehaven gerapporteerd (ten opzichte van februari 2010). Naar aanleiding van aangifte door de stichting Derde Merwedehaven is een strafrechtelijk onderzoek gestart. Op dit moment is niet bekend hoe ver dit onderzoek is gevorderd, noch wat de uitkomsten daarvan zijn. Inmiddels is wel duidelijk dat de provincie of haar bestuurders en/of medewerkers niet als verdachte betrokken zijn. Er kunnen aansprakelijkheidsrisico’s volgen uit mogelijk gelopen gezondheidsrisico’s (samenhangend met de stort van het asbesthoudend materiaal en de mogelijke verwaaiing ervan).
140
Impact
Negatieve gevolgen met betrekking tot publiciteit en imago. De kans bestaat dat de relatie tussen de provincie, Dordrecht en Delta onder druk komt te staan. Eventuele aansprakelijkheidsclaims kunnen financiële gevolgen hebben (de kans van optreden van deze claims worden gezien het feit dat de provincie of haar bestuurders en/of medewerkers niet als verdachte betrokken zijn beperkt geacht).
Maatregelen
Maatregelen zijn erop gericht om het vertrouwen tussen de betrokken partijen te herstellen. Als resultaat van intensief bestuurlijk overleg is een driesporenaanpak ontwikkeld: 1) er is een onafhankelijk feitenonderzoek gestart; 2) er worden periodieke asbestmetingen om huidige risico’s expliciet en object te maken; 3) er wordt structureel en intensief ingezet op communicatie met de omgeving om de beëindiging van de stort met ingang van 31 december 2012 vorm te geven.
Status
Het project Derde Merwedehaven en daarmee samenhangend de relatie met Delta en de gemeenten Dordrecht en Sliedrecht blijft vooralsnog een punt van aandacht en wordt strikt begeleid en aangestuurd.
9.
Renterisico
Omschrijving
De provincie trekt langlopende leningen aan om in de eigen financieringsbehoefte te voorzien. De omvang zal de komende jaren toenemen, vooral vanwege de voorgenomen investeringen in infrastructuur en vanwege een geraamde benutting van reserves en voorzieningen waardoor de eigen financieringsmiddelen worden beperkt. De jaarlijkse kosten van de financieringsbehoefte worden bepaald door het rentepercentage van de leningen. Tijdelijke liquiditeitsoverschotten worden uitgezet in de geldmarkt.
Impact
Rekening houdend met het reguliere lineaire aflossingsverloop op de portefeuille langlopende leningen, bedraagt het effect van herfinanciering bij een rentestijging van 1% structureel € 0,2 mln tot € 0,25 mln. Het renterisico op kortlopende uitzettingen is beperkt en wordt bepaald door marktontwikkelingen. Naar verwachting zullen decentrale overheden met ingang van uiterlijk 1 januari 2014 verplicht zullen worden deel te nemen aan de faciliteit schatkistbankieren. Dit houdt in dat de provincie alle tijdelijk overtollige middelen bij het Ministerie van Financiën rentedragend zal onderbrengen. De Staat vergoedt rente tegen het tarief waartegen het Ministerie zelf leent. Dit is momenteel lager dan de actuele geldmarktrente. Als verplicht schatkistbankieren met ingang van 1 januari 2013 zou worden ingevoerd levert dat een verlies op aan rente-inkomsten van € 0,4 mln (vanwege een lager rendement op uitzettingen van tijdelijk overtollige middelen). Als het verplicht schatkistbankieren met ingang van 1 januari 2014 wordt ingevoerd (wat de verwachting is) dan leidt dat vooralsnog niet tot een nadeel, omdat er dan geen overtollige, middelen zijn begroot. Als de wet Houdbare overheidsfinanciën wordt ingevoerd en ZuidHolland krijgt vanwege overschrijding van de toegestane referentiewaarde een boete opgelegd van het Rijk (deze boete wordt maximaal twee jaar in een renteloosdepot gestopt) levert dat een verlies op aan rente-inkomsten van circa € 3,0 mln.
Maatregelen
In de begroting wordt uitgegaan van een voorzichtige raming van de rente voor nieuw aan te trekken geldleningen. Daarnaast wordt periodiek beoordeeld of additioneel incidenteel dan wel structureel tot afdekking van een renterisico moet worden overgegaan. Door gebruik te maken van kredietfaciliteiten wordt het renterisico beperkt.
141
Status
Het renterisico op tijdelijk overtollige middelen wordt in 2013 nog beperkt door gebruik te maken van een aantal creditarrangementen. De voorwaarden hiervan zijn in overeenstemming met de bepalingen van de Wet Fido en de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo).
10.
Inlenersaansprakelijkheidsrisico
Omschrijving
De inlenersaansprakelijkheid is gebaseerd op artikel 34 van de Invorderingswet. Deze houdt in dat in sommige gevallen de inlener van personeel aansprakelijk kan zijn voor de loon- en omzetbelasting die door de uitlener (bijvoorbeeld een uitzendbureau) niet is afgedragen. Mocht bijvoorbeeld ingeval van een faillissement het uitleenbedrijf nog een schuld hebben aan de Belastingdienst, dan kan de fiscus dat bedrag verhalen op bedrijven of instellingen waar het uitgeleend personeel heeft gewerkt. De inlenersaansprakelijkheid geldt daarom niet bij diensten die een ZZP’er voor Zuid-Holland verricht, zonder dat er een andere organisatie (zoals een uitzendbureau) tussenzit.
Impact
Het (rest)risico op de inlenersaansprakelijkheid is niet goed kwantificeerbaar. Door het ontbreken van ervaringscijfers, kan vooralsnog geen betrouwbare schatting worden gegeven van de impact. Tot op heden zijn geen claims opgelegd met betrekking tot de inlenersaansprakelijkheid.
Maatregelen
De aansprakelijkheid is niet voor 100% af te dekken. Wel worden de volgende maatregelen genomen om het risico te beheersen: Werken met erkende en/of gecertificeerde bedrijven. Sluiten van goede raamcontracten. Hanteren van adequate, algemene voorwaarden. Vooralsnog wordt er geen depotstelsel ingevoerd als maatregel om het risico te beheersen. Redenen hiervoor zijn de forse administratieve lasten van deze maatregel in relatie tot het te verwachten effect van de hierboven genoemde maatregelen.
Status
In het verleden zijn er geen claims opgelegd met betrekking tot de inlenersaansprakelijkheid.
11.
Ontwikkelingen bezuiniging op regionale omroepen
Omschrijving
Door de regionale omroepen RTV Rijnmond en Omroep West is er beroep ingesteld tegen het besluit van GS om de boekjaarsubsidies met ingang van 1 januari 2013 met € 1 mln (per regionale omroep) ter verlagen. Dit besluit maakt deel uit van een breder pakket van bezuinigingsmaatregelen. De omroepen hebben bezwaar aangetekend. Dit bezwaar is ongegrond verklaard en vervolgens hebben de omroepen beroep aangetekend bij de bestuursrechter. Uitspraak van de bestuursrechter wordt begin 2013 verwacht. Het risico bestaat dat de bestuursrechter de omroepen (deels) in het gelijk stelt. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat de verlaging wordt teruggedraaid of op een later moment in werking treedt. Mocht dit risico zich voordoen en er zijn financiële consequenties voor het begrotingsjaar 2016 dan zullen aanvullende middelen moeten worden gevonden om de extra lasten als gevolg hiervan te dekken.
Impact
Maximaal € 2 mln (€ 1mln voor Omroep West en € 1 mln voor RTV Rijnmond)
142
Maatregelen
De volgende beheersmaatregelen zijn er genomen: Zorgvuldige onderbouwing van het besluit om de subsidie te verlagen / ongegrond verklaren van het bezwaar; volgen van een zorgvuldige procedure. Inhuren van de landsadvocaat bij beroepsprocedure bij de bestuursrechter.
Status
Een uitspraak van de bestuursrechter wordt begin 2013 verwacht. Streven is om op basis hiervan het risico nader te kwantificeren.
143
144
Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen Inleiding In januari 2005 en december 2011 hebben Provinciale Staten de beleidskaders vastgesteld voor het onderhoud van kapitaalgoederen van respectievelijk recreatie (PS-besluit 5532) en infrastructuur (PSbesluit 6407). De beleidsnota Onderhoud kapitaalgoederen (onderdeel infrastructuur) vormt het beleidskader voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau van de provinciale wegen en vaarwegen inclusief de kunstwerken. Uitvoering van dit beleidskader moet leiden tot een bestendige situatie waarin deze kapitaalgoederen worden onderhouden conform vastgestelde functionaliteit en kwaliteitsniveau en waarbij de totale kosten worden geoptimaliseerd. Hierbij wordt uitgegaan van een beheerssystematiek voor beheer en onderhoud van de infrastructuur, waarbij het maatschappelijke belang van de infrastructuur centraal staat. De beleidsnota Onderhoud kapitaalgoederen (onderdeel recreatie) vormt het beleidskader voor de rol, functie en het prijs-, kwaliteits- en onderhoudsniveau van de provinciale recreatiegebieden. Uitvoering van dit beleidskader moet leiden tot een bestendige situatie waarin deze kapitaalgoederen goed worden onderhouden en de functionele kwaliteit ervan wordt gewaarborgd. Als zodanig wordt voorkomen dat er achterstallig onderhoud optreedt waardoor er extra kosten moeten worden gemaakt om dit in te lopen of dat er door achterstallig onderhoud schadeclaims binnenkomen. Weg- en vaarweginfrastructuur De provincie is eigenaar en beheerder van wegen (520 km) en vaarwegen (137 km). Meer in detail betekent dit dat de provincie het beheer heeft over en onderhoud pleegt aan: 660 ha verhardingen 452 bushaltes 11.000 openbare-verlichtingmasten 144 km geleiderail 118 verkeersregelinstallaties 504 vaste bruggen, duikers, tunnels en viaducten 647 ha gras 782 km bermsloten 84 ha beplanting 40 km hagen 60.060 bomen 199 km oevers 70 beweegbare kunstwerken (bruggen en sluizen) 4147 meerpalen 1800 bolders en dukdalven 460 ha waterbodem NB: kengetallen zijn eind 2010 berekend. Door areaalwijzigingen kunnen de kengetallen veranderen.
145
Beleid Het provinciale beleid voor het beheer en onderhoud van de provinciale (vaar)weginfrastructuur is vastgelegd in het Beheerplan Wegen en Vaarwegen 2012-2015, die in 2011 door Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten zijn vastgesteld. De beheerplannen bevatten het beleidskader voor het op het minimaal vereiste basisniveau brengen van de infrastructuur op basis van de drie vastgestelde kwaliteitsniveaus (bereikbaarheid, veiligheid en omgevingskwaliteit). De benodigde budgetbehoefte voor de komende jaren is in 2010 op basis van normkosten herberekend en vastgelegd in de nota Budgetbehoefte beheer en onderhoud 2012-2015 die in januari 2011 door Gedeputeerde Staten is vastgesteld. Voor de uitvoering van deze nota is in het Hoofdlijnenakkoord voor de collegeperiode 2012-2015 € 24,0 mln extra uitgetrokken voor het beheer en onderhoud van de provinciale infrastructuur. Genoemd bedrag dient ter dekking van de extra exploitatie- en kapitaallasten ten opzichte van de huidige meerjarenbegroting voor beheer en onderhoud. Ook in de komende periode wordt het onderhoud uitgevoerd volgens de systematiek van planmatig beheer en onderhoud, waarbij een integrale, traject gewijze aanpak wordt toegepast op de tien vaarwegtrajecten en de 118 wegtrajecten. De extra impuls voor het budget van beheer en onderhoud wordt vooral ingezet om de aanwezige achterstanden in het onderhoud van wegen, vaarwegen en kunstwerken verder weg te werken. Uit het onderzoek ‘Kunstwerken in control’ zijn negen acute problemen bij kunstwerken naar voren gekomen. Deze kunstwerken worden in de periode 2011-2014 vervangen. Beheer Verspreid over het gehele areaal worden, waar nodig, diverse dagelijkse beheer- en onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd. Het betreft onder meer: toezicht, inspectie en handhaving, juridisch beheer, bediening van bruggen, verkeersvoorzieningen (zoals bebording, meubilair, openbare verlichting en verkeerslichten), gladheidbestrijding, kleinschalig civieltechnisch onderhoud aan wegen, vaarwegen en kunstwerken, verwijderen van graffiti, groenonderhoud, exploitatie van steunpunten, vaartuigen, dienstvoertuigen en materieel. Projecten In 2013 wordt conform de meerjarenplanning Wegen 2013-2016 grootschalig onderhoud uitgevoerd aan 15 wegtrajecten. Het betreft de trajecten: N207A Bergambacht - Gouda (km 4,8 - 15,1) N207C Waddinxveen (km 22,0 - 27,8) N209A Rotterdam - Bleiswijk (km 0,0 - 14,0) N209B (Bleiswijk - Hazerswoude-Rijndijk (14,0 - 26,0) N211A ’s Gravenzande - Hoek van Holland (km 4,5 - 12,85) N217E Passage Kiltunnel (km 27,2 - 30,2) N219A Capelle aan den IJssel - Gouda (km 3,4 - 7,9) N220A Hoek van Holland - Maassluis (km 0,0 - 7,9) N443A Sassenheim - Noordwijkerhout (km 0,0 - 4,2) N446A Leiderdorp (km 0,325 - 2,1) N450A Voorhout - Sassenheim (km 1,5 – 3,0) N463A Nieuwkoop provincie Utrecht (km 1,7 - 7,0) N464A Poeldijk - Den Haag (km 2,2 - 4,6) N481A (km 2,5 - 6,7) N489A Numansdorp - Maasdam (km 0,0 - 5,7)
146
Daarnaast worden nog vier niet trajectgebonden projecten uitgevoerd: Hartelbrug (N218) Kruising N207 - N454 Gouwepark N444 - aansluiting N44 Postviaduct Teylingen (km 2,0) Rotonde N211 - N465 Monster In 2013 worden conform de meerjarenplanning Vaarwegen 2013-2016 op diverse vaarwegtrajecten twaalf grootschalige onderhoudsprojecten uitgevoerd. De projecten zijn: Groot onderhoud Hefbrug Boskoop Groot onderhoud Steekterbrug Hartelbrug Vervanging oevers langs traject 2: het Rijn-Schiekanaal, traject 4: Oude Rijn, traject 6: Oude Rijn, Heimanswetering traject 7: Aarkanaal traject 10: het Merwedekanaal Groot onderhoud bruggen in Alphen aan den Rijn (inclusief afstandbediening) Baggerwerkzaamheden in regio Gouda - Alphen aan den Rijn Verbeteren nautische voorzieningen bij bruggen in regio Leiden - Den Haag Vernieuwen loswal Hazerswoude Verbetertraject afstandbediening Nieuwbouw bediencentrale Steekterpoort, Alphen aan den Rijn Financieel De kosten voor beheer en onderhoud van wegen en vaarwegen worden in de begroting geraamd in programma 2, Mobiliteit en Milieu. De hiervoor meerjarig beschikbare materiële middelen zijn in onderstaande tabel weergegeven. Meerjarig lastenbudget en investeringen voor beheer en onderhoud wegen en vaarwegen ( excl. kapitaal- en apparaatslasten) 2013
2014
2015
2016
8.873
11.630
11.339
11.469
Onderhoud wegen
38.936
37.316
37.658
34.278
Totaal
47.809
48.946
48.997
45.747
Planmatig beheer en onderhoud investeringen
64.090
58.423
66.250
57.858
(bedragen x € 1.000)
Onderhoud vaarwegen
Recreatiegebieden Beheer In Zuid-Holland ligt ongeveer 8.500 ha openbaar buitenstedelijk recreatiegebied. Veel van deze gebieden worden beheerd door natuur- en recreatieschappen. De provincie heeft echter ook een deel van de recreatiegebieden in eigendom en beheer, de zogenaamde Provinciale Recreatiegebieden (PRG’s). Deze PRG’s beslaan een areaal van een kleine 656 ha, verspreid over ongeveer 29 gebieden. De bekendste gebieden zijn Vlietland (290 ha), Klinkenbergerplas (40 ha) en het Valkenburgse Meer (91 ha). Deze PRG’s liggen in de meeste gevallen dicht bij het grootstedelijke gebied. Hierdoor hebben de gebieden bij de inrichting over het algemeen een intensief karakter gekregen. De intensieve inrichting vertaalt zich in relatief hoge onderhoudskosten per hectare.
147
Beleid In het Hoofdlijnenakkoord 2011-2015 hebben Gedeputeerde Staten te kennen gegeven dat het beheer van recreatiegebieden efficiënter kan worden georganiseerd en heeft besloten om in te zetten het beheer van de recreatiegebieden over te dragen aan gemeenten of private partijen. De afgelopen jaren wordt in de gebieden, door middel van een planmatige aanpak van het beheer en onderhoud, een constante kwaliteit nagestreefd. Dit heeft geresulteerd in het Meerjaren Programma Provinciale Recreatiegebieden 2008-2013 (De basis op orde). Het terreinbeheermodel (TBM) is evenals voor de Natuur- en Recreatieschappen de basis waarop het beheer zal worden berekend. Inmiddels is ook voor de PRG’s het TBM operationeel. Vanuit het functiegestuurde beheren (volgens TBM) wordt ieder jaar bekeken welke noodzakelijke onderhoudsactiviteiten en investeringen in het betreffende jaar moeten worden gepleegd. Deze werkwijze geeft tevens een doorkijk naar de komende periode, waardoor geanticipeerd kan worden op een eventuele structurele verhoging van de begroting dan wel of een integrale heroverweging van functies, doelen en middelen voor de PRG’s noodzakelijk is. In navolging van het gewijzigde beleid van de natuur- en recreatieschappen ten aanzien van beheer en onderhoud van de recreatiegebieden zal ook het beheerbeleid voor de PRG’s worden gewijzigd. Het beleid zal meer gericht zijn op structureel beheer, waarbij in de jaarlijkse lasten naast het reguliere onderhoud, ook rekening wordt gehouden met groot onderhoud en vervangingsinvesteringen.
Uitvoering “tekst ongewijzigd” De provinciale dienst Groenservice Zuid-Holland is opdrachtnemer voor het onderhoud van de PRG’s. Bij een deel van de PRG’s is in de afgelopen jaren achterstallig onderhoud ontstaan. Hiervoor was tot 2011 extra budget beschikbaar gesteld. In 2012 zal worden gezocht naar mogelijkheden om het overgebleven achterstallig onderhoud weg te werken. Geactualiseerde tekst begroting 2013
148
Meerjarig lastenbudget onderhoud provinciale recreatiegebieden (bedragen x € 1.000)
Onderhoud provinciale recreatiegebieden
2013
2014
2015
2016
1.687
1.687
1.687
1.687
Gebouwen Huisvesting en vastgoed In 2010 heeft een zogenaamde 'nulmeting' plaatsgevonden van de gebouwen in provinciaal eigendom. De hieruit verkregen inzichten worden gebruikt als basis voor het onderhoud, maar vooral om een systeem van planmatig onderhoud te operationaliseren. Dit systeem van planmatig onderhoud zal de basis vormen voor het geactualiseerde meerjarenprogramma onderhoud aan gebouwen, alsmede een basis bieden voor een (kosten) efficiënte aanpak van verbouwingen. Het onderhoud aan de provinciale gebouwen is zoveel mogelijk gecentraliseerd en belegd in contracten waarbij duurzaamheid, maar ook kostenreductie en doelmatigheid belangrijke uitgangspunten zijn. In 2013 wordt verder invulling gegeven aan het beheer en onderhoud van het provinciaal vastgoed voor wat betreft de technische, functionele en financiële kaders. Beleid Gebouwen zijn kapitaal intensief en hebben een grote invloed zowel op het feitelijk functioneren van de medewerkers als op de beeldvorming van de provinciale organisatie. In de Strategische huisvestingsvisie 2010-2014 zijn de ontwikkelingen op het gebied van werk, digitalisering en representatie meegenomen. In december 2011 is door Provinciale Staten de Nota Onderhoud Kapitaalgoederen, onderdeel Gebouwen 2012-2015 vastgesteld, met als beleidsuitgangspunt een sober en doelmatig kwaliteitsniveau. In juli 2012 is het Beheerplan Gebouwen 2013-2016 vastgesteld, waarin de uitvoering van de beleidskaders nader is uitgewerkt. Beheer Het beheer en onderhoud wordt planmatig georganiseerd en mede gericht op het actueel houden van de genoemde functionaliteiten. Het onderhoud van het provinciehuis wordt uitgevoerd op basis van het vastgestelde Beheerplan Gebouwen 2013-2016. In 2011 is de inrichtingsmodule voor het flexibel kantoorconcept vastgesteld alsook de interactie tussen de invoering van het flexibel kantoorconcept (de fysieke insteek), de digitale infrastructuur (o.a. plaatsonafhankelijke pc, telefoon en wifi) en het concept Het Nieuwe Werken (houding en gedrag). Daarop is de pilot bij de afdeling Ruimte Wonen en Bodem gestart, waarvan de resultaten in 2012 zijn geëvalueerd. De verbouwing van de bouwdelen A en B start in 2013 en wordt in 2014 afgerond. De huisvestingsbehoefte van de provincie verandert als gevolg van OvT, PNS en 'Anders Werken'. Reductie van de formatie en een andere manier van werken in een flexibel kantoorconcept leveren in de komende jaren vermindering van werkplekken en daardoor besparing in ruimtegebruik op. De ruimtewinst die hierdoor ontstaat, wordt gebruikt voor het terugplaatsen van extern gehuisveste organisatieonderdelen of het aantrekken van geschikte marktpartijen. In dat kader zijn de contracten voor de regiokantoren in Leiden en Dordrecht en Unie van Waterschappen flexibel gemaakt. In april 2012 zijn de provinciale onderdelen die waren gehuisvest bij de Unie van Waterschappen en een gedeelte van het regiokantoor Leiden centraal gehuisvest in het Provinciehuis. Regiokantoor Leiden wordt in zijn geheel afgestoten per 1 januari 2013. Bouwdeel D-punt/hoogbouw van het Provinciehuis is met ingang van 1 september 2012 verhuurd aan advocatenkantoor Bird & Bird voor een periode van 10 jaar.
149
Het noodzakelijk groot onderhoud, de verbetering van de doelmatigheid en het actualiseren van de inrichting zijn in 2011 vertaald in een verbouwingsprogramma voor de bestuursvleugel. In 2012 is de Koffiekamer vernieuwd en zijn voorbereidingen gestart voor de renovatie van het Bestuursgebouw. Deze renovatie betreft onder meer de technische installaties, de inrichting van de toiletgroepen, de actualisatie van de vergaderruimten, inrichting van de beveiligingsloge, brandbeveiliging conform huidige regelgeving, energiebesparende vervanging van de inductie-units (t.b.v. klimaatbeheersing) en modernisering van de entree en de MSA hal. Met de in het provinciehuis te realiseren verbouwingen en renovaties wordt een efficiënter gebruik van de beschikbare ruimte gerealiseerd. Waar mogelijk wordt het grootschalig onderhoud direct meegenomen. Vanaf 2013 wordt het onderhoud aan het Provinciehuis, op basis van de nulinspectie, planmatig uitgevoerd.
150
Paragraaf Financiering Inleiding De financieringsparagraaf in de begroting is een belangrijk instrument voor het transparant maken en daarmee voor het sturen, beheersen en controleren van de financieringsfunctie. Het Treasurystatuut en de Verordening financieel beleid, financieel beheer en financiële organisatie zijn een leidraad voor de inrichting van de financieringsfunctie. Bij de inrichting van de financieringsfunctie staan rente- en debiteurenrisicobeheersing centraal. Ontwikkelingen Voorgenomen investeringen in relatie tot de bestaande beschikbaarheid van reserves en voorzieningen zijn van invloed op de financieringsstructuur, de algemene dekkingsmiddelen, van de provincie. De financieringspositie van de provincie is onderhevig aan wijzigingen als gevolg van achterblijvende investeringen waardoor tijdelijk sprake is van een overschot aan beschikbare middelen. De lopende investeringsagenda in combinatie met het huidige vermogen van de provincie leidt gedurende 2013 en 2014 tot een verdere reductie van de omvang van het financieringsoverschot die in de loop van 2014 omslaat in een financieringstekort; aan het begin van het begrotingsjaar bedraagt het overschot € 374,1 mln; per ultimo 2013 bedraagt dit naar schatting € 155,4 mln. Bij de bepaling van de stand is rekening gehouden met de aflossingen en rentebetalingen op leningen voor een bedrag van € 35,9 mln respectievelijk € 25,7 mln. Kasgeldlimiet De kasgeldlimiet is een door de de Wet Fido voorgeschreven sturings- en verantwoordingsinstrument ter beperking van het renterisico op de korte schuld met een rentetypische looptijd van korter dan een jaar. Als grondslag van de wettelijk toegestane omvang van de kasgeldlimiet wordt de omvang van de jaarbegroting per 1 januari voor het gehele begrotingsjaar aangehouden. Voorts wordt de omvang van de kasgeldlimiet, zijnde 7%, vastgesteld bij ministeriële regeling. Tenslotte wordt het aldus berekende bedrag getoetst aan de werkelijke omvang van de kasgeldlimiet. Indien de werkelijke omvang lager is dan de wettelijk toegestane omvang, is er sprake van ruimte; indien de werkelijke omvang hoger is, dan is er sprake van overschrijding. Op basis van de huidige cijfers voldoet de provincie aan de kasgeldlimietnorm. Voor het bepalen van de kasgeldlimiet dienen leningen met een oorspronkelijke looptijd van korter dan een jaar in beschouwing te worden genomen. Kasgeldlimiet 2013 Q1
Kasgeldlimiet (bedragen x € 1.000) 1
Q1
Q2
Q3
Toegestane kasgeldlimiet In % van de grondslag
7%
7%
7%
7%
In bedrag
65.740
65.740
65.740
65.740
2
Vlottende schuld
-
3
Vlottende middelen
-
-
-
374.056
301.525
228.993
156.462
- 374.056
-301.525
-228.993
-156.462
439.796
367.265
294.733
222.202
Toets kasgeldlimiet 4
Netto vlottende schuld (+)/ Overschot vlottende middelen (-) (2 - 3)
5
Ruimte (+)/Overschrijding (-)
151
Renterisico Het renterisico op de vaste schuld wordt berekend door te bepalen welk deel van de langlopende leningen in enig jaar moet worden geherfinancierd. De wet stelt criteria voor de berekening van het risico op de vaste schulden, zoals deze zijn vastgelegd in de renterisiconormdefinitie. Door middel van deze norm wordt een kader gesteld waarmee een zodanige opbouw van de langlopende leningen wordt bereikt, dat het renterisico uit hoofde van renteaanpassing en herfinanciering van leningen in voldoende mate wordt beperkt. Bij de afweging om over te gaan tot het afdekken van het renterisico zullen de jaarlijks bij voorjaarsnota bijgestelde inzichten ten aanzien van onderuitputting van de begroting worden betrokken. Afgaande van het gerealiseerde investeringsverloop zal in het begrotingsjaar overgegaan worden tot het aangaan van aanvullende leningen ter afdekking van het renterisico. Renterisiconorm 2013 Renterisico op de vaste schuld (bedragen x € 1.000)
2013
2014
2015
2016
1a
Renteherziening op vaste schuld o/g
0
0
0
0
1b
Renteherziening op vaste schuld u/g
0
0
0
0
2
Renteherziening op vaste schuld (1a-1b)
0
0
0
0
3a
Nieuw aangetrokken schuld
0
0
0
0
3b
Nieuw uitgezette lange leningen
0
0
0
0
4
Netto nieuw aangetrokken vaste schuld (3a-3b)
0
0
0
0
5
Betaalde aflossingen
35.905
35.225
35.225
35.225
6
Herfinanciering (laagste van 4 en 5)
0
0
0
0
7
Renterisico op de vaste schuld (2+6)
0
0
0
0
576.224
540.319
505.094
469.869
20%
20%
20%
20%
187.828
187.828
187.828
187.828
0
0
0
0
187.828
187.828
187.828
187.828
Renterisiconorm 8
Stand van de vaste schuld per 1 januari
9
Het bij ministeriële regeling vastgesteld %
Toets renterisiconorm 10
Renterisiconorm (op basis van begrotingstotaal)
7
Renterisico op de vaste schuld
11
Ruimte (+)/Overschrijding (-) (10-7)
Rentebaten en -lasten In 2013 bedragen de renteverplichtingen uit hoofde van afgesloten vaste leningen € 25,7 mln. De tijdelijke liquiditeitsoverschotten leiden in 2013 naar verwachting tot renteopbrengsten van € 0,5 mln. De beschikbare liquiditeiten zullen verder afnemen gedurende 2013. Kredietrisico De provincie hanteert een prudent beleid ten aanzien van uitzettingen van tijdelijk overtollige middelen. Hierbij zijn de bepalingen van de Wet Fido en de uitvoeringsregeling Ruddo (Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden) leidend. Met name de ontwikkelingen rond herijking van de kredietwaardigheid van landen en financiële ondernemingen, worden op de voet gevolgd. Uit prudentieoverwegingen worden alleen transacties met eerste klas marktpartijen uitgevoerd. In februari 2004 is door uw Staten besloten tot het verstrekken van een renteloze achtergestelde geldlening ad € 4,5 mln aan de regionale omroep RTV West, alsmede een renteloze achtergestelde geldlening ad € 2,5 mln aan de regionale omroep RTV Rijnmond (Statenbesluit 5403). De standen ultimo 2012 belopen respectievelijk € 1,7 mln en € 1,0 mln. Het betreft hier geen leningen die zijn verstrekt uit hoofde van de treasury, maar deze zijn verstrekt ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak, te weten het reddingsplan regionale omroepen.
152
De leningen kennen vanwege hun achtergestelde karakter en de kwaliteit van de debiteur een hoog kredietrisico. Gegeven de huidige financiële positie van de omroepen, is het kredietrisico als beperkt te typeren. Voorts zijn beheersmaatregelen getroffen voor het beperken van dit risico. De omroepen brengen viermaandelijks financieel verslag uit van hun activiteiten. Externe ontwikkelingen Schatkistbankieren De verplichtstelling van schatkistbankieren zonder leenfaciliteit per 2013 voor decentrale overheden, is onderdeel van het Begrotingsakkoord 2013, welke is goedgekeurd in de Ministerraad. Alle afgesloten contracten vóór 4 juni 2012 worden gerespecteerd. De wettelijke grondslag wordt op zo kort mogelijke termijn vastgelegd in de Comptabiliteitswet en de Wet Fido. De vrijvallende tegoeden dienen uiterlijk per jaar ultimo 2013 te worden ondergebracht in de schatkist. Naar verwachting zullen de binnen de provincie beschikbare middelen begin 2015 zijn uitgeput. Hierdoor zullen met ingang van 2014 voor relatief korte termijnen tegoeden rentedragend worden ondergebracht bij het Ministerie van Financiën binnen het arrangement schatkistbankieren. Economisch beeld 19 Momenteel heerst grote onzekerheid omtrent de economische vooruitzichten binnen de Eurozone. Zowel de geldmarkt- als de kapitaalmarktrente staat in Nederland onder druk als gevolg van de kapitaalstroom van Zuid- naar Noord-Europa. Bovendien wordt de economische dynamiek in Europa beperkt door de door de overheden toegepaste bezuinigingen en de lastenverzwaringen voor de consument. Hierdoor neemt ook het investeringsvolume af en daarmee de vraag naar kapitaal. Rentevisie Eventuele verdere verlagingen van de kredietwaardigheid van Europese landen blijven de risico-opslagen beïnvloeden. Steunoperaties door het Europees noodfonds kunnen de rentetoeslagen beperken of stabiliseren.
19
Bron: Thésor, Rabobank, Aegon, NV Bank Nederlandse Gemeenten, CPB.
153
154
Paragraaf Bedrijfsvoering Doel 1: De omvang en kwaliteit van de organisatie van de provincie Zuid-Holland moet in overeenstemming zijn met het door ons voorgestane takenpakket. De provincie werkt aan een op de uitvoering gerichte organisatie die effectief en efficiënt is. Taken bij doel 1
(Effect)indicator
Nulmeting
2012
2013
2014
2015
2016
1. Omvang in overeenstemming met takenpakket
1.1 Structurele vermindering omvang organisatiekosten (cumulatief in mln €)
2011
-3,0
-7,0
-13,3
-20,0
-20,0
2. Werken aan een op de uitvoering gerichte organisatie die effectief en efficiënt is
2.1 Percentage ondersteuning organisatie
33
33
33
32
32
32
2.2 Verbeteren effectiviteit van de organisatie in %
1
1
1,23
1,43
1,50
1,50
3. Kwaliteit dienstverlening in overeenstemming met takenpakket
3.1 Klanttevredenheid gemeten in IPO-verband externe dienstverlening
6,8
7,0
7,0
7,0
7,0
7,2
3.2 Kwaliteit dienstverlening gemeten in IPO-verband op 5-puntsschaal
3,4
3,5
3,6
3,7
3,8
3,8
Toelichting op indicatoren Taak 1 bij doel 1 1.1 Structurele vermindering omvang organisatiekosten De politiek-bestuurlijke keuzes uit het Hoofdlijnenakkoord zijn leidend voor de taken die de provincie oppakt: er moet sprake zijn van een door de politiek (PS en GS) gelegitimeerde opdracht. Focus op de kerntaken en daarbinnen focus op die zaken, waar een provinciaal belang of noodzaak aan de orde is. De producten die de provincie levert voldoen aan de door de maatschappij gewenste kwaliteit. Deze ambitie in het Hoofdlijnenakkoord wordt in het programma 'Focus met Ambitie' uitgewerkt, waarbij personele en organisatorische kosten en kosten voor externe inhuur eveneens worden verminderd. De financiële doelstelling van Focus met Ambitie is om door focus op de kerntaken en efficiëntere bedrijfsvoering per 1 januari 2015 de structurele taakstellingen personeel en organisatie (€ 10,0 mln) en externe inhuur (€ 10,0 mln) gerealiseerd te hebben. Eind 2011 is het startdocument Focus met Ambitie door GS vastgesteld. In het voorjaar van 2012 is de bestuurlijke opgave vertaald naar ambtelijke organisatieonderdelen. Dat heeft geleid tot een aangepaste verdeling van de geplande taakstelling over de jaarschrijven ten opzichte van de taakstelling zoals opgenomen in de Begroting 2012. Taak 2 bij doel 1 2.1 Percentage ondersteuning organisatie Uitvoering van het programma Focus met Ambitie leidt ertoe dat de organisatie kleiner wordt. Als gevolg hiervan worden ook de kosten van overhead (FTE) minder. De ambitie is tevens om toe te werken van het huidige percentage van 33% naar een percentage van 32% in 2014. 2.2 Verbeteren effectiviteit organisatie De effectiviteit van de organisatie wordt gemeten aan de hand van de indicatoren ziekteverzuim, interne en externe mobiliteit van personeel, diversiteit in personeelsopbouw, verbetering in hoofd- en werkprocessen en ICT. Bij het terugdringen van het ziekteverzuim wordt de leidinggevende actief begeleid en met managementinformatie ondersteund, de interne en externe mobiliteit wordt onder de aandacht gebracht van leidinggevenden en medewerkers. Hierbij kan gedacht worden aan informatiemarkten waarop medewerkers
155
kunnen ervaren wat zij kunnen en de introductie van de methodiek Erkenning van Verworven Competenties (EVC) waardoor medewerkers meer mogelijkheden krijgen om zich elders te oriënteren. Tevens is een samenwerking met het Rijk en de gemeenten gestart voor het uitwisselen van vacatures. Er wordt bewust gekeken naar teamsamenstelling bij het aanstellen van nieuwe medewerkers (oud/jong, man/vrouw, ervaring/starter) en met de proceseigenaren zijn actieplannen opgesteld en deze worden uitgevoerd om de verbeteringen in de processen te realiseren. Taak 3 bij doel 1 3.1 Klanttevredenheid Met het klanttevredenheidsonderzoek wordt onder andere gemeten in hoeverre de provincie Zuid-Holland voldoet aan de gestelde norm. Deze norm is in overleg met het Directieteam vastgesteld. In het in 2011 afgeronde traject klanttevredenheid zijn een aantal activiteiten ontplooid om deze klanttevredenheid te realiseren. Denk hierbij aan het gaan opzetten van het klantcontactcentrum, het centraliseren van de klantcontacten, het bewustmaken van het belang van het direct opnemen van de telefoon, het actieve tijd en plaatsonafhankelijk werken waarbij medewerkers verplicht worden hun telefoon te laten volgen naar de plek van arbeid. Het onderzoek is gemeten op basis van uitgangspunten die door het IPO zijn opgesteld en wordt iedere twee jaar herhaald. De eerstvolgende meting vindt plaats in 2013. 3.2 Kwaliteit dienstverlening De kwaliteit van de dienstverlening in de organisatie is gemeten op basis van uitgangspunten die door het IPO zijn opgesteld. Daarbij vindt een beoordeling plaats naar onder andere responsiviteit, zekerheid en betrouwbaarheid. De activiteiten genoemd bij 3.1 hebben een afgeleide naar responsiviteit, zekerheid en betrouwbaarheid. Doel 2: De provincie voert een duurzaam inkoop- en aanbestedingsbeleid Taken bij doel 2
(Effect)indicator
1. Het voeren van een duurzaam inkoop- en aanbestedingsbeleid en bedrijfsvoering
1.1 Duurzaam inkopen als randvoorwaarde in de organisatie verankerd (voor nationale en Europese aanbestedingen)
Nulmeting
2012
2013
2014
2015
100
100
100
100
100
Toelichting op indicatoren Taak 1 bij doel 2 1.1 Duurzaam inkoop- en aanbestedingsbeleid In 2009 is de deelnameverklaring Duurzaam Inkopen ondertekend en het streven is naar 100% duurzaamheid in alle nieuwe inkoop- en aanbestedingstrajecten volgens de minimumeisen uit de duurzaamheidscriteria van AgentschapNL. Voor het jaar 2013 worden hiervoor geen speciale acties voorzien.
156
Paragraaf Duurzaamheid De paragraaf Duurzaamheid maakt sinds de Begroting 2010 onderdeel uit van de begrotingscyclus. De paragraaf Duurzaamheid is een visuele weergave van een selectie van doelen die in de begroting staan. Bij het opstellen van deze paragraaf is een balansbenadering gebruikt. Concreet gaat het om het vinden van een balans tussen sociaal-culturele, ecologische en economische ontwikkeling (People, Planet en Profit). Per saldo wordt een evenwicht nagestreefd. Met het hanteren van deze balansbenadering wordt aangesloten bij de algemeen gangbare definitie van duurzaamheid, waarbij duurzame ontwikkeling aansluit op de behoeften van het heden zonder de behoeften elders of van toekomstige generaties in gevaar te brengen. De nadruk in deze paragraaf ligt op politieke doelen uit het Hoofdlijnenakkoord die een relatie kunnen hebben met duurzaamheid. Bij het bereiken van deze doelen is duurzaamheid geen doel op zich, maar een aspect dat meegenomen kan worden. Er is gezocht naar de balans tussen een consistente paragraaf Duurzaamheid en een presentatie van actuele maatschappelijke doelen van dit college. Diverse ontwikkelingen zullen zich de komende decennia niet meer primair kenmerken door groei. Daarbij komt sturing op kwaliteit meer centraal te staan. Er is gekozen voor doelen en effectindicatoren: waarop het provinciale beleid duidelijk invloed heeft; waarbij sprake is van een afweging tussen ‘People, Planet en Profit’. De prestaties van de provincie worden zichtbaar door het tonen van de voortgang op de geselecteerde indicatoren. Het doelbereik wordt ook zichtbaar gemaakt in een diagram, deze zal in de Jaarrekening 2013 gepresenteerd worden. Uit de begroting zijn de volgende doelen geselecteerd met bijbehorende effectindicatoren. Thema
Maatschappelijk doel
Effectindicator
Toelichting
Water
Zuid-Holland veilig tegen overstromingen
Aantal inwoners getroffen door overstromingen
In het kader van waterveiligheid zet de provincie de duurzame versterking van de dijken onverminderd voort.
Water
Voldoende schoon en zoet Aantal (en percentage van) KRW- In de provinciale verordening worden de regels water waterlichamen dat aan de KRW- voor de kwaliteit van grond- en doelen voldoet oppervlaktewater vastgelegd.
Recreatie
Toename recreatie in het Procentuele jaarlijkse groei van groen binnen de provincie recreatieplaatsen in Zuid-Holland
Recreatie biedt ruimte voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door groene recreatie worden stad en land op een duurzame manier verbonden.
Natuur
Behoud van biodiversiteit
Ontwikkeling natuurkwaliteit in Zuid-Holland
De duurzame aanleg, inrichting en beheer van de Ecologische Hoofdstructuur is erop gericht biodiversiteit te behouden.
Mobiliteit
Adequaat regionaal vervoersaanbod
Procentuele jaarlijkse groei in aantal reizigerskilometers in provinciale busconcessies
Er wordt gestreefd naar het handhaven van het huidige niveau. Gezien de bezuinigingen op de BDU is dit een ambitieuze doelstelling.
157
Thema
Maatschappelijk doel
Effectindicator
Toelichting
Gezondheid
Beter leefmilieu met minder hinder
Procentuele jaarlijkse afname van het aantal blootgestelden boven de grenswaarden luchtkwaliteit in Zuid-Holland
Goede luchtkwaliteit is een essentiële voorwaarde voor een duurzame leefomgeving. De provincie heeft hier een wettelijke verantwoordelijkheid.
Economie
Een sterke regionale economie
Aantal hectare in gemeenten opgeleverde geherstructureerde bedrijventerreinen
In het kader van ruimtelijke kwaliteit zetten Gedeputeerde Staten deze collegeperiode in op herstructurering van bedrijventerreinen.
Energie
Een duurzame energievoorziening in Zuid-Holland
Jaarlijkse toename van het aantal De provincie faciliteert via haar ruimtelijk toegevoegde megawatt instrumentarium initiatieven voor duurzame gerealiseerde windenergie energieopwekking, zoals wind, zon, waterkracht, biomassa en aardwarmte.
Cultuur
Een beschermd, bekend en beleefbaar cultureel erfgoed
Barometer culturele kwaliteit
Effectindicator
Het is van belang dat ook toekomstige generaties kunnen genieten van cultureel historisch erfgoed, zoals molens en landgoederen Daarom zet de provincie zich in voor behoud van dit erfgoed.
nulmeting
2013
2014
2015
2016
0
0
0
0
0
4 (3%)
-
-
8 (10%)
131.000
1,5%
1,5%
1,5%
1,5%
100
100
100
100
100
465 miljoen kilometer
0
0
0
0
81.00020
10%
10%
70%
70%
Aantal hectare in gemeenten opgeleverde geherstructureerde bedrijventerreinen
75
125
125
150
150
Jaarlijkse toename van het aantal toegevoegde megawatt gerealiseerde windenergie
250
25
25
25
25
Barometer culturele kwaliteit (index ten opzichte van 2011)
100
102
106
110
110
Aantal inwoners getroffen door overstromingen Aantal (en percentage van) KRWwaterlichamen dat aan de KRW-doelen voldoet (wordt eens in de drie jaar gemeten) Procentuele jaarlijkse groei van recreatieplaatsen in Zuid-Holland Ontwikkeling natuurkwaliteit in ZuidHolland (index ten opzichte van 2011) Procentuele jaarlijkse groei in aantal reizigerskilometers in provinciale busconcessies Procentuele jaarlijkse afname van het aantal blootgestelden boven de grenswaarden luchtkwaliteit in Zuid-Holland
20
door toepassing verfijnder rekenmodel is nulmeting vergeleken met 2012 naar boven bijgesteld
158
Paragraaf Verbonden partijen Inleiding Verbonden partijen zijn privaat- of publiekrechtelijke organisaties, waarin de provincie een bestuurlijk en financieel belang heeft. Het aangaan van banden met (verbonden) partijen komt voort uit het publiek belang. Voorbeelden van verbonden partijen zijn deelnemingen in vennootschappen (NV, BV), verenigingen, stichtingen en gemeenschappelijke regelingen (GR). Het beleidskader deelnemingen is vastgelegd in de Beleidsnota Verbonden Partijen 2008-2011, die eind 2012 wordt herzien. Vanwege de bestuurlijke, beleidsmatige en/of financiële belangen en mogelijke risico’s dient op grond van het BBV en de Wet gemeenschappelijke regeling de paragraaf Verbonden partijen op genomen te worden in de begroting en rekening. Naast de wettelijk verplichte informatie is per verbondenpartij aangegeven wie de vertegenwoordigende gedeputeerde is en welke rol hij of zij vervult (opdrachtgever of eigenaar). Wijzigingen Er hebben zich in 2012 een aantal wijzigingen bij de verbonden partijen voorgedaan. Deze wijzigingen hebben zowel betrekking op het aantal deelnemingen als de provinciale bijdrage en/of intrinsieke waarde van het aandelenkapitaal. Hieronder volgen enkele kengetallen en een nadere toelichting of specificatie. Verbonden partijen Aantal
2012 41 partijen
2013
Verschil en toelichting
35 partijen
- 6 partijen Eind 2011 is binnen de ambtelijke organisatie een nieuwe eenheid “verbonden partijen” opgericht met als doel de financiële- en juridische risico’s bij de deelnemingen beter te beoordelen en daarover te adviseren. Mede hierdoor is bij de verbonden partijen stringenter getoetst op de definitie van verbonden partij zoals aangegeven in het BBV. Dit heeft tot gevolg gehad dat 6 stichtingen niet meer als verbonden partij worden aangemerkt. Dit zijn de Stichting Werelderfgoed Kinderdijk (SWEK), de Stichting Kennisalliantie en de drie Collectief Vraagafhankelijk Vervoer stichtingen, waarmee uitsluitend een subsidierelatie bestaat. Het lidmaatschap van de Stichting Kennisinfrastructuur Mainport Rotterdam is ingevolge de statuten van rechtswege beëindigd, mede in relatie tot de volledig afbouw van de boekjaarsubsidie.
Totaal bedrag
€ 78.693.171
€ 91.123.194
+ € 12.430.023 De toename wordt voornamelijk veroorzaakt door het in 2013 (volledig) operationeel worden van de Omgevingsdiensten Haaglanden, West-Holland en Midden-Holland.
159
Verbonden partijen Prog.1
Groen & Water
2012 € 5.429.733
2013
Verschil en toelichting
€ 5.367.461 - € 62.272 De provinciale bijdrage aan de natuur- en recreatieschappen is ligt gedaald. De aard en omvang van deze daling verschilt per schap en is afhankelijk van: De mate waarin in 2013 nieuwe gebieden in beheer zullen worden genomen (verschillend per schap). De gehanteerde indexering (overal gelijk). De nog openstaande bezuinigingsopgave (verschillend per schap).
Prog.2
Mobiliteit & milieu
€ 30.962.639
€ 43.045.256 + € 12.082.617 Omgevingsdiensten West-Holland en MiddenHolland zullen in 2013 volledig operationeel worden (vol jaar) en per 1 januari zal de omgevingsdienst Haaglanden daar bijkomen.
Prog.3
Ruimte&Wonen&
€ 3.094.823
€ 2.955.288 - € 139.535
Economie
De intrinsieke waarde van verschillende aandelen in private rechtspersonen zoals N.V.’s, B.V.’s en C.V.’s is licht gedaald.
Prog.4
Bestuur& Samenleving
€ 11.008.976
€ 10.447.317 - € 561.659 De intrinsieke waarde van het aandeel Proav N.V. is licht gedaald.
Prog.5
Integrale Ruimtelijke
€ 2.086.000
€ 1.945.716 - € 140.284
Projecten Prog.6
Middelen
De provinciale bijdrage aan de IRP’s is ligt gedaald. € 26.111.000
€ 27.362.156 + € 1.251.156 De intrinsieke waarde van de aandelen Delta, Bank Nederlandse Gemeenten en Nederlandse Waterschapsbank zijn licht gestegen.
Voorzieningen In verband met de verslechterde financiële situatie of vooruitzichten zijn bij enkele verbonden partijen voorzieningen getroffen om de financiële gevolgen in de toekomst af te dekken. De volgende (bijgestelde)voorzieningen zijn getroffen: Voorziening
2011
2012
Beheer Grondwaterontrekking Delft Noord
1.428.781
906.088
Warmtebedrijf Rotterdam
1.800.000
1.645.286
-
12.000.000
3.228.781
14.551.374
RZG Zuidplas Totaal
160
Register verbonden partijen Alvorens hieronder het register met de gegevens van de verbonden partijen weer te geven, volgt hieronder eerst een aantal definities die gebruikt zijn voor het cijfermateriaal. Eigen vermogen: Onder eigen vermogen wordt verstaan de algemene reserves en verschillende bestemmingsreserves. Vreemd vermogen: Onder vreemd vermogen wordt verstaan leningen en/of waarborgen met een looptijd langer dan één jaar.
Programma 1 Groen en Water Natuur- en recreatieschappen - Algemeen deel Er zijn in Zuid-Holland tien natuur- en/of recreatieschappen en een koepelschap. Al deze schappen dragen bij aan het beheer en onderhoud van regionale recreatiegebieden. In samenwerking met het koepelschap of onderling, zorgen deze organisaties voor een duurzaam beheer van bestaande groengebieden en het in stand houden van het buitenstedelijk groen. Daarbij wordt de balans gezocht tussen recreatie, toerisme en natuur. Hieronder volgt de visie, rechtsvorm en doel, bestuurlijk belang, activiteiten en bevoegdheden van de natuur- en /of recreatieschappen. Onder het algemene deel wordt specifiek ingegaan op de individuele schappen. Visie en beleidsvoornemens
Rechtsvorm en doel
Bestuurlijk belang
Activiteiten
Bevoegdheden
Ten behoeve van het in stand houden en ontwikkelen van recreatieve groengebieden in ZuidHolland, neemt de provincie in tien recreatieschappen deel. Daarbij fungeert het Koepelschap Buitenstedelijk Groen als “koepel” voor zeven recreatieschappen in de regio groot Rijnmond, waarbij een evenwichtige ontwikkeling en instandhouding van het buitenstedelijk groen wordt voorgestaan. Verder levert de provincie Zuid-Holland door participatie in (natuur- en) recreatieschappen een bijdrage aan het duurzaam beheer van bestaande groengebieden. Via het Programma Toekomstig Beheer Recreatiegebieden (TBR) wordt verkend op welke wijze het toekomstig beheer door de recreatieschappen kan worden vormgegeven. Daarbij worden de bestuurlijke opschaling van de (natuur- en) recreatieschappen onderzocht, de verzelfstandiging Groenservice Zuid-Holland verkend en de toekomst van de provinciale recreatiegebieden bekeken. De (natuur- en) recreatieschappen zijn alle rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichamen, opgericht met het doel een bijdrage te leveren aan het beheer en onderhoud van regionale recreatiegebieden. De natuur- en recreatieschappen hebben tot taak binnen hun gebied, in onderlinge samenhang: Het behartigen van de bovengemeentelijke belangen van de openluchtrecreatie. Het behartigen van de belangen van de natuurbescherming. Het bewaren en bevorderen van de natuur - en landschapsschoon. De zorg voor de toeristische waarden. Ruimtelijke inrichting van het gebied. Het verwerven en/of overnemen van eigendom, beheer en onderhoud van binnen het gebied aanwezige van belang zijnde werken en inrichtingen. Het onderhouden en exploiteren van gronden. Adviseren en overleg voeren over de kwaliteit van water en onderwaterbodem. Binnen de regeling ten aanzien van de belangenbehartiging waarvoor zij is getroffen en het gebied waarvoor zij geldt, kunnen bevoegdheden van regeling en bestuur worden overgedragen en toegekend, binnen de grens van artikel 54 van de Wet gemeenschappelijke regeling.
161
Natuur- en recreatieschappen - Specifiek deel Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Natuur- en recreatieschap Haringvliet Postbus 341, 3100 AH Schiedam Overschieseweg 204, 3112 NB Schiedam
[email protected] 010-298 10 10 Schiedam
Bestuurders en stemaandeel Algemeen bestuur 2 x 1 stem = 2/11e stemaandeel Dagelijks bestuur
Provincie Zuid-Holland J.F. Weber (eigenaargedeputeerde) R. van der Sande (vakgedeputeerde)
Andere deelnemers en stemaandeel 3 stemmen 1 stem
Gemeenten
Ieder 1 stem = totaal 5
Cromstrijen: dhr. H.J. Flieringa* Oostflakkee: dhr. D. van Puffelen* Middelharnis: G.C. Kleingeld Dirksland: dhr. H. Zwanenburg Goedereede: dhr. E. Tuk
Financieel belang
Totale baten begroting 2013 Totale deelnemersbijdragen Provinciale bijdrage Hellevoetsluis/Bernisse Overige gemeenten
Financiële kengetallen
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 Eigen vermogen: Vreemd vermogen: 2010: € 292.724 2010: € 37.189 2011: € 276.326 2011: € 40.066
R. van der Sande * tevens lid dagelijks bestuur
Hellevoetsluis: dhr. E.H. Taal* Bernisse: dhr. W.Kruikemeier
€ 355.328 € 339.272 € 67.858 = 20% van het exploitatietekort van de begroting 2013 € 150.022 = 44,2% € 121.392 = 35,8%
162
Resultaat na bestemming: 2010: € 50.899 2011: € 1.048
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Natuur- en recreatieschap Krimpenerwaard Postbus 341, 3100 AH Schiedam Overschieseweg 204, 3112 NB Schiedam
[email protected] 010-298 10 10 Schiedam
Bestuurders en stemaandeel Algemeen bestuur 49% stemaandeel samen met Krimpen aan den IJssel Dagelijks bestuur
Provincie Zuid-Holland J.F. Weber (eigenaargedeputeerde) R. van der Sande (vakgedeputeerde)
Andere deelnemers en stemaandeel 49% tezamen met provincie Zuid-Holland Overige gemeenten totaal 51% verdeeld naar inwonertal
Gemeenten Leden Algemeen Bestuur Dhr. J.H. Blankenberg*, Krimpen aan den IJssel
Financieel belang
Totale baten begroting 2013 Totale deelnemersbijdragen Ptrovinciale bijdrage Krimpen aan den IJssel Nederlek Overige gemeenten
Financiële kengetallen
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 Eigen vermogen: Vreemd vermogen: 2010: € 1.660.659 2010: € 893.599 2011: € 2.233.917 2011: € 838.142
R. van der Sande
* tevens lid dagelijks bestuur
Dhr. G. Boudesteijn, Krimpen aan den IJssel Dhr. D.C. Roelse*, Nederlek Dhr. R.J. Geleijnse, Nederlek Dhr. P. Matheij*, Schoonhoven Mevr. Holst-Brink, Schoonhoven Dhr. A. van Erk*, Bergambacht Mevr. J.A. van der Hee-de Vos, Bergambacht Dhr. T.C. Segers*, Ouderkerk Dhr. J. Simons, Ouderkerk Dhr. L.F.M. Crouwers*, Vlist Dhr. C. Reichard, Vlist, Dhr. J. Verburg Dhr. R.A.M. van der Sande*, Provincie Zuid-Holland Dhr. J.F. Weber, Provincie Zuid-Holland € 2.357.441 € 2.112.451 € 1.381.948 = 65% van het exploitatietekort van de begroting 2013 € 467.736 = 22% € 159.456 = 7,5% € 116.934 = 5,5%
163
Resultaat na bestemming: 2010: € 150.527 2011: € 39.817
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Natuur- en recreatieschap Reeuwijkse Plassen Postbus 341, 3100 AH Schiedam Overschieseweg 204, 3112 NB Schiedam
[email protected] 010-298 10 10 Schiedam
Bestuurders en stemaandeel Algemeen bestuur 3 x 1 stem = 3/15e stemaandeel Dagelijks bestuur
Provincie Zuid-Holland J.F. Weber (eigenaargedeputeerde) R. van der Sande (vakgedeputeerde) R.A. Janssen R. van der Sande
Andere deelnemers en stemaandeel Elke gemeente heeft 3 stemmen met een gelijke weging
Gemeenten Leden Algemeen Bestuur * tevens lid dagelijks bestuur / ** nog niet bekend De heer J.A. De Jager*, Gemeente Boskoop De heer W. Wegerif, Gemeente Boskoop **Gemeente Boskoop Mevrouw A.H.M.G. Engbers, Gemeente Gouda ** Gemeente Gouda, Dhr. E.P.M. de Lange Mevrouw D.A. Bergman*, Gemeente Gouda De heer H. Vroomen*, Gemeente Bodegraven-Reeuwijk De heer N. De Heij, Gemeente Bodegraven-Reeuwijk De heer J. Arens, Gemeente Bodegraven-Reeuwijk Mevrouw C. van den Berg-Bouwman, Gemeente Waddinxveen De heer B. Cremers*, Gemeente Waddinxveen Mevr. Th. M.B. Gerts, Gemeente Waddinxveen
Financieel Belang
Totale baten begroting 2013 Totale deelnemersbijdragen Provinciale bijdrage Gouda Bodegraven-Reeuwijk Waddinxveen Boskoop
Financiële kengetallen
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 Eigen vermogen: Vreemd vermogen: 2010: € 1.933.942 2010: €0 2011: € 1.645.577 2011: €0
€ 1.474.506 € 1.226.126 € 280.900 = 23% van het exploitatietekort van de begroting 2013 € 431.549 = 35% € 233.586 = 19% € 206.160 = 17% € 73.931 = 6%
164
Resultaat na bestemming: 2010: € 119.179 2011: € 98.728
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Recreatieschap Dobbeplas Postbus 341, 3100 AH Schiedam Overschieseweg 204, 3112 NB Schiedam
[email protected] 010-298 10 10 Schiedam
Bestuurders en stemaandeel Algemeen bestuur 2 x 2 stemmen = 4/12e stemaandeel Dagelijks bestuur
Provincie Zuid-Holland J.F. Weber (eigenaargedeputeerde) R. van der Sande (vakgedeputeerde)
Andere deelnemers en stemaandeel
Gemeenten
4 x 2 stemmen
Pijnacker-Nootdorp
Financieel Belang
Totale baten begroting 2013 Totale deelnemersbijdragen Provinciale bijdrage Pijnacker-Nootdorp
Financiële kengetallen
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 Eigen vermogen: Vreemd vermogen: 2010: € 227.805 2010: €0 2011: € 307.811 2011: €0
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
R. van der Sande
R. van der Sande * tevens lid dagelijks bestuur
€ 352.334 € 309.960 € 247.968 = 80% van het exploitatietekort van de begroting 2013 € 61.992 = 20%
Resultaat na bestemming: 2010: € 77.354 2011: -€ 499
Recreatieschap Grevelingen Postbus 341, 3100 AH Schiedam Overschieseweg 204, 3112 NB Schiedam
[email protected] 010-298 10 10 Schiedam
Bestuurders en stemaandeel Provincie Zuid-Holland Algemeen bestuur J.F. Weber (eigenaargedeputeerde) 1 x 3 stemmen = 3/10e stemaandeel Dagelijks bestuur J.F. Weber Andere deelnemers en stemaandeel 1 x 2 stemmen = 2/10e stemaandeel
5 x 1 stem = 5/10e stemaandeel
Gemeenten
* tevens lid dagelijks bestuur
Provincie Zeeland: dhr. F.A. Hamelink Gemeente Dirksland: drh. P.J. Koningswoud Gemeente Goedereede: dhr. A.J. van der Vlught Gemeente Middelharnis: G.C. Kleingeld Gemeente Oostflakkee: G.J. van der Valk Gemeente Schouwen-Duiveland: dhr. A.M. Verseput
165
Financieel Belang
Financiële kengetallen
Totale baten begroting 2013 Totale deelnemersbijdragen Provinciale bijdrage Provincie Zeeland Dirksland Goedereede Middelharnis totaal Oostflakkee Schouwen-Duiveland
€ 3.582.248 € 467.770 € 292.356 = 62,5% van het exploitatietekort van de begroting 2013 € 116.943 = 25%
€
58.471 = 12,5%
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 Eigen vermogen: Vreemd vermogen: 2010: € 11.165.064 2010: € 500 2011: € 10.766.890 2011: €0
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Recreatieschap IJsselmonde Postbus 341, 3100 AH Schiedam Overschieseweg 204, 3112 NB Schiedam
[email protected] 010-298 10 10 Schiedam
Bestuurders en stemaandeel Algemeen bestuur 2 x 1 stem = 2/14e stemaandeel Dagelijks bestuur
Provincie Zuid-Holland J.F. Weber (eigenaargedeputeerde) R. van der Sande (vakgedeputeerde)
Resultaat na bestemming: 2010: € 331.647 2011: € 234.528
R. van der Sande
Andere deelnemers Gemeenten en stemaandeel Alle gemeenten hebben ieder 2 Leden Algemeen Bestuur x 1 stem Dhr. R.A.M. van der Sande*, Provincie Zuid-Holland Dhr. J.F. Weber, Provincie Zuid-Holland Dhr. A. Erdal*, Gemeente Rotterdam Dhr. W. Boonzaaijer, Gemeente Rotterdam Mw.M. van Ginkel-Van Maren*, Gem. Albrandswaard Mevr. P.B. Rooimans, Gemeente Albrandswaard Dhr. B.J. Nootenboom*, Gemeente Barendrecht Dhr. J.W. Dirkse, Gemeente Barendrecht Dhr. A. den Ouden*, Gemeente Ridderkerk Dhr. J. Stout, Gemeente Ridderkerk Dhr. F.J. van de Velde*, Gemeente H-I Ambacht Dhr. A. Ouwerkerk, Gemeente H-I Ambacht Dhr. H. Mirck*, Gemeente Zwijndrecht Dhr. A.J. Willemstein, Gemeente Zwijndrecht
166
* tevens lid dagelijks bestuur
Financieel Belang
Totale baten begroting 2013 Totale deelnemersbijdragen Provinciale bijdrage Rotterdam Albrandswaard Barendrecht Hendrik-Ido-Ambacht Ridderkerk Zwijndrecht Totaal
€ 4.021.191 € 3.039.153 € 607.831 = 20% van het exploitatietekort van de Begroting 2013 € 1.1367.619 = 45% € 139.268 € 264.330 € 155.874 € 250.863 € 250.863 € 1.063.703 = 35%
Financiële kengetallen
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 Eigen vermogen: Vreemd vermogen: 2010: € 3.126.883 2010: € 2.557.426 2011: € 2.517.233 2011: € 2.257.874
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Koepelschap Buitenstedelijk Groen Postbus 341, 3100 AH Schiedam Overschieseweg 204, 3112 NB Schiedam
[email protected] 010-298 10 10 Schiedam
Bestuurders en stemaandeel Algemeen bestuur 2 x 1 stem = 2/20e stemaandeel Dagelijks bestuur
Provincie Zuid-Holland J.F. Weber (eigenaargedeputeerde) R. van der Sande (vakgedeputeerde)
Andere deelnemers en stemaandeel 2 x 1 stem Iedere gemeente 1 x 1 stem
Gemeenten
Financieel Belang
Totale baten begroting 2013 Totale deelnemersbijdragen Provinciale bijdrage Gemeenten
Financiële kengetallen
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 Eigen vermogen: Vreemd vermogen: 2010: € 262.281 2010: €0 2011: € 137.822 2011: €0
Resultaat na bestemming: 2010: € 171.930 2011: € 279.207
R. van der Sande
R. van der Sande * tevens lid dagelijks bestuur
Gemeente Rotterdam Gemeente Albrandswaard Gemeente Barendrecht Gemeente Bernisse Gemeente Brielle Gemeente Capelle aan den IJssel Gemeente Hendrik-Ido-Ambacht Gemeente Hellevoetsluis Gemeente Krimpen aan den IJssel Gemeente Maassluis Gemeente Ridderkerk Gemeente Schiedam Gemeente Spijkenisse Gemeente Vlaardingen Gemeente Westvoorne Gemeente Zwijndrecht € 427.451 € 427.451 € 213.726 = 50% van het exploitatietekort van de Begroting 2013 € 213.726 = 50%
167
Resultaat na bestemming: 2010: € 25.686 2011: € 16.929
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Recreatieschap Midden-Delfland Postbus 341, 3100 AH Schiedam Overschieseweg 204, 3112 NB Schiedam
[email protected] 010-298 10 10 Schiedam
Bestuurders en stemaandeel Algemeen bestuur 2 x 1 stem = 2/14e stemaandeel Dagelijks bestuur
Provincie Zuid-Holland J.F. Weber (eigenaargedeputeerde) R. van der Sande (vakgedeputeerde)
Andere deelnemers en stemaandeel 2 x 1 stem
Gemeenten
Alle gemeenten 1 x 1 stem
R. van der Sande * tevens lid dagelijks bestuur
Leden Algemeen Bestuur Niet benoemd*, Ministerie van ELI, Dhr. J.W. van Wijngaarden Niet benoemd, Ministerie van ELI, Niet benoemd Dhr. S.F. Brandligt*, Gemeente Delft Mevr. M.C. Junius, Gemeente Delft Dhr. R. van Harten, Gemeente Vlaardingen Mevr. C.J.M. van Nimwegen-van Wieringen*, Gemeente Midden-Delfland Dhr. A.J. Plooij, Gemeente Midden-Delfland Dhr. J.L. Robberegt*, Gemeente Vlaardingen Dhr. F. van Oosten, Gemeente Schiedam Dhr. A. Weverling, Gemeente Westland Dhr. G. van der Wees, Gemeente Maassluis Mevr. A.C. van Huffelen (volmacht aan dhr. W. de Groot), Gemeente Rotterdam
Financieel Belang
Totale baten begroting 2013 € 6.761.306 Totale deelnemersbijdragen € 3.081.121 Provinciale bijdrage € 541.382 = 32% van het resterende exploitatietekort van de begroting 2013 na aftrek van de bijdrage van LNV en de gemeente Westland. Delft € 270.691 = 16% van het resterende exploitatietekort van de begroting 2013 na aftrek van de bijdrage van LNV en de gemeente Westland. Midden-Delfland € 33.836 = 2% van het resterende exploitatietekort van de begroting 2013 na aftrek van de bijdrage van LNV en de gemeente Westland Maassluis/Schiedam/ € 845.910 = 50% van het resterende exploitatietekort van de Vlaardingen begroting 2013 na aftrek van de bijdrage van het Rijk en de gemeente Westland Verdere bijdragen: Ministerie LNV € 1.378.814 * Voornemen tot uittreden. Afkoopsom loopt procedure over. Westland € 10.488
Financiële kengetallen
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 Eigen vermogen: 2010: € 9.970.275 2011: € 9.193.554
Vreemd vermogen: 2010: € 267.500 2011: € 229.287
168
Resultaat na bestemming: 2010: € 297.256 2011: € 9.380
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Recreatieschap Rottemeren Postbus 341, 3100 AH Schiedam Overschieseweg 204, 3112 NB Schiedam
[email protected] 010-298 10 10 Schiedam
Bestuurders en stemaandeel Algemeen bestuur 3 x 1 stem = 3/12e stemaandeel Dagelijks bestuur
Provincie Zuid-Holland J.F. Weber (eigenaargedeputeerde) R. van der Sande (vakgedeputeerde) R.A. Janssen R. van der Sande
Andere deelnemers en stemaandeel Ieder gemeente 2 x 1 stem
Gemeenten
Financieel Belang
Totale baten begroting 2013 Totale deelnemersbijdragen Provinciale bijdrage Rotterdam Lansingerland Zevenhuizen/Moerkapelle
Financiële kengetallen
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 Eigen vermogen: Vreemd vermogen: 2010: € 19.001.970 2010: € 3.193 2011: € 17.407.087 2011: € 7.693
* tevens lid dagelijks bestuur
Leden Algemeen Bestuur Dhr. R.A.M. van der Sande*, Provincie Zuid-Holland Dhr. J.F. Weber, Provincie Zuid-Holland Dhr. R.A. Janssen, Provincie Zuid-Holland Mevr. A.J.M. Laan* (dhr. A. Pleizier is gemachtigd), Gemeente Rotterdam Mevr. A.C. van Huffelen (dhr. H. Koedijk is gemachtigd), Gemeente Rotterdam Mevr. A.J.M. Laan, Gemeente Rotterdam Dhr. H.J.M. de Paepe*, Gemeente Lansingerland Mevr. E.H.M. Bal-Verbeek, Gemeente Lansingerland Dhr. M. Muis, Gemeente Lansingerland Dhr. A. Hazelebach*, Gemeente Zuidplas Dhr. M. Bosman, Gemeente Zuidplas Dhr. K.J.G. Kats, Gemeente Zuidplas € 5.266.670 € 3.266.360 € 522.618 = 16% van het exploitatietekort van de begroting 2013. € 2.547.761 = 78% € 163.318 = 5% € 32.664 = 1%
169
Resultaat na bestemming: 2010: € 1.049.152 2011: € 197.855
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Recreatieschap Voorne-Putten-Rozenburg Postbus 341, 3100 AH Schiedam Overschieseweg 204, 3112 NB Schiedam
[email protected] 010-298 10 10 Schiedam
Bestuurders en stemaandeel Algemeen bestuur 2 x 1 stem = 2/16e stemaandeel Dagelijks bestuur
Provincie Zuid-Holland J.F. Weber (eigenaargedeputeerde) R. van der Sande (vakgedeputeerde)
Andere deelnemers en stemaandeel Iedere gemeente 2 x 1 stem
Gemeenten
Financieel Belang
Totale baten begroting 2013 Totale deelnemersbijdragen Provinciale bijdrage Rotterdam Deel Rozenburg Overige gemeenten
Financiële kengetallen
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 Eigen vermogen: Vreemd vermogen: 2010: € 4.224.106 2010: € 3.420.627 2011: € 3.764.599 2011: € 3.205.824
R. van der Sande * tevens lid dagelijks bestuur
Gemeente Rotterdam Gemeente Rozenburg Gemeente Spijkenisse Gemeente Bernisse Gemeente Brielle Gemeente Hellevoetsluis Gemeente Westvoorne € 3.980.047 € 2.447.695 € 367.154 = 15% van het exploitatietekort van de begroting 2013 € 1.223.847 = 50% € 64.130 = 2,62% € 792.564 = 32,38%
170
Resultaat na bestemming: 2010: € 230.170 2011: € 216.925
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Parkschap Nationaal Park De Biesbosch Postbus 8, 3300 AA Dordrecht
[email protected] 078-7704138 Dordrecht
Bestuurders en stemaandeel Provincie Zuid-Holland Algemeen bestuur J.F. Weber (eigenaargedeputeerde) Dagelijks bestuur J.F. Weber 1 x 1 stem = 1/3e stemaandeel (compartiment ZH) Andere deelnemers en stemaandeel 1 x 1 stem 1 x 1 stem Financieel Belang
Gemeenten
* tevens lid dagelijks bestuur
Dordrecht Sliedrecht Totale baten begroting 2013 € 3.961.580 Totale deelnemersbijdragen € 1.640.679 met verdeelsleutel voor de compartimenten Hollandschap en Brabantschap. Provinciale bijdrage € 405.113 = 25% van het exploitatietekort van de begroting 2013 Dordrecht € 987.024 = 87,5% van het restant Sliedrecht € 144.926 = 12,5% van het restant Voor compartiment bestuursondersteuning dragen 2 provincies 25% bij en het restant wordt gedragen door gemeenten.
Financiële kengetallen
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 Eigen vermogen: Vreemd vermogen: 2010: € 518.361 2010: € 1.450.923 2011: € 769.414 2011: € 1.239.859
Resultaat na bestemming: 2010: - € 9.346 2011: € 19.441
Grondwateronttrekking Delft-Noord - Algemeen deel In Delft vindt een omvangrijke grondwateronttrekking plaats in Delft-Noord, die voorheen in handen was van DSM. Het Hoogheemraadschap Delfland en de gemeente Delft neemt tezamen met de provincie ZuidHolland deel in de gemeenschappelijke regeling Grondwateronttrekking Delft-Noord. Deze gemeenschappelijke regeling heeft tot taak het beheren van de grondwateronttrekking Delft noord. Hieronder volgt de visie, rechtsvorm en doel, bestuurlijk belang, activiteiten en bevoegdheden van deze grondwateronttrekking. Onder het algemene deel volgt het specifieke deel. Visie en beleidsvoornemens
Rechtsvorm en doel
Met Hoogheemraadschap Delfland en gemeente Delft vormt de provincie deze gemeenschappelijke regeling. Hierdoor beïnvloedt zij de uitvoering van de omvangrijke grondwateronttrekking in DelftNoord die voorheen in handen was van DSM. Onderzoek in de komende jaren zal uitwijzen of de onttrekking gecontroleerd kan worden gereduceerd. Tevens wordt onderzocht of en hoe het grondwater op innovatieve wijze kan worden hergebruikt. In mei 2014 stapt de provincie uit de gemeenschappelijke regeling. De gemeenschappelijke regeling grondwateronttrekking Delft-Noord is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, opgericht met het doel een duurzaam veilig (grond)waterbeheer in de regio Delft, waarbij geen schade ontstaat in de omgeving.
171
Bestuurlijk belang
Activiteiten
Bevoegdheden
De regie voeren over en het veilig stellen van het beheer van de grondwateronttrekking(installatie) op het terrein van DSM Anti-Infectives B.V. Hierdoor wordt het gevaar van een plotselinge vermindering van de onttrekking voorkomen. Het openbaar lichaam draagt zorg voor en heeft tot taak: Het nemen van (dagelijkse) beheerbeslissingen. Het (laten) uitvoeren van onderzoek naar (mogelijk alternatieve) aanwending van het opgepompte water en de effecten van het grondwaterbeheer. Zo nodig, (onroerende) zaken verwerven, vergunningen aanvragen en vergunninghouder zijn. Binnen de regeling ten aanzien van de belangenbehartiging waarvoor zij is getroffen en het gebied waarvoor zij geldt, kunnen bevoegdheden van regeling en bestuur worden overgedragen en toegekend, binnen de grens van artikel 54 van de Wet gemeenschappelijke regeling. Daartoe horen o.a. het doen van onderzoek, verwerven van onroerende zaken, het aanvragen van vergunningen.
Grondwateronttrekking Delft-Noord - Specifiek deel Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Grondwateronttrekking Delft-Noord Postbus 3061, 2601 DB Delft
[email protected] 015 - 2701981 Delft
Bestuurders en stemaandeel Provincie Zuid-Holland Algemeen bestuur J.F. Weber (eigenaargedeputeerde) 1 x 1 stem = 1/3e stemaandeel Dagelijks bestuur J.F. Weber Andere deelnemers en stemaandeel 1 x 1 stem 1 x 1 stem
Gemeenten
Financieel Belang
Totale baten begroting 2013 Totale deelnemersbijdragen Provinciale bijdrage Delft HH Delfland
Delft Hoogheemraadschap van Delfland € 3.490.303 € 1.658.094 € 438.607 = 33,3% van het exploitatietekort van de begroting 2013 € 438.607 = 33,3% € 433.607 = 33,3%
Rijk stelt jaarlijks subsidiegelden ter beschikking voor onderzoek hergebruik circa € 500.000. Provincie is voornemens per 1-5-2014 uit te treden. Financiële kengetallen
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 Eigen vermogen: Vreemd vermogen: 2010: € 750.000 2010: € 461.625 2011: € 750.000 2011: € 1.300.000
172
Resultaat na bestemming: 2010: €0 2011: €0
Programma 2 Mobiliteit en milieu Wegschap Tunnel Dordtse Kil - Algemeen deel Het wegschap Dordtse Kil beheert en exploiteert de toltunnel tussen Dordrecht en ’s-Gravendeel evenals de aansluitende wegen. De Kiltunnel is sinds 1 oktober 1977 de belangrijkste oeververbinding tussen de Hoeksche Waard en het Eiland van Dordrecht. De N 217 leidt door de Kiltunnel en sluit aan de Dordtse zijde aan op de industrieterreinen, de A16 en de N3. Hieronder volgt de visie, rechtsvorm en het doel, bestuurlijk belang en de activiteiten en bevoegdheden van het wegschap. Onder het algemene deel volgt het specifieke deel. Visie en beleidsvoornemens
Rechtsvorm en doel
Bestuurlijk belang
Activiteiten
Bevoegdheden
De Kiltunnel vormt een belangrijke schakel in de ontsluiting van het woon- en werkgebied van de betrokken gemeenten. Het wegschap draagt op deze wijze bij in het optimaliseren van weg-, vaarweg- en fietsinfrastructuur. De gemeenschappelijke regeling Wegschap Tunnel Dordtse Kil is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, opgericht met het doel het beheren en exploiteren van een nietopenbare toltunnel en de aansluitende wegverbindingen. De toltunnel vormt een belangrijke schakel in de ontsluiting van het woon- en werkgebied van de gemeenten Dordrecht, Binnenmaas, Strijen en ‘s’-Gravendeel. In het kader van de integrale bereikbaarheid draagt het wegschap bij in het optimaliseren van weg-, vaarweg- en fietsinfrastructuur. Het openbaar lichaam verwezenlijkt zijn taakstelling door: De financiële middelen voor de aanleg, onderhoud en exploitatie bijeen te brengen. De tunnel toegankelijk te stellen voor elke verkeersdeelnemer die tegen betaling van de tunnel gebruik wil maken. Het heffen van tolgelden tot zodanige bedragen dat een rendabele exploitatie van de tunnel gewaarborgd wordt. Binnen de regeling ten aanzien van de belangenbehartiging waarvoor zij is getroffen en het gebied waarvoor zij geldt, kunnen bevoegdheden van regeling en bestuur worden overgedragen en toegekend, binnen de grens van artikel 54 van de Wet gemeenschappelijke regeling.
Wegschap Tunnel Dordtse Kil - Specifiek deel Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Wegschap Dordtse Kil Postbus 348, 3300 AH Dordrecht Provincialeweg 43 nr. 102
[email protected] 078-6540849 Dordrecht
Bestuurders en stemaandeel Algemeen bestuur 2 x 3 stemmen= 6/14e stemaandeel Dagelijks bestuur
Provincie Zuid-Holland R. van der Sande (eigenaargedeputeerde) Mw. I. de Bondt (vakgedeputeerde)
Andere deelnemers en stemaandeel 2 x 2 stemmen 2 x 1 stem 2 x 1 stem
Gemeenten * tevens lid dagelijks bestuur Dordrecht Binnenmaas Strijen
Mw. I. de Bondt
173
Financieel Belang
Totale baten begroting 2013 Totale deelnemersbijdragen Provinciale bijdrage Dordrecht Binnenmaas Strijen
€ 8.203.260 € 775.000 € 387.500 = 50% van het exploitatietekort van de begroting 2013 € 325.500 = 42% garantenbijdrage € 46.500 = 6% € 15.500 = 2%
Financiële kengetallen
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 Eigen vermogen: Vreemd vermogen: 2010: € 11.220.000 2010: € 52.983.000 2011: € 9.617.000 2011: € 49.412.000
Resultaat na bestemming: 2010: € 1.211.273 2011: € 1.602.309
Regionale omgevingsdiensten - Algemeen deel Er zijn in Zuid-Holland vijf regionale uitvoeringsdiensten, zogenaamde RUD’s, opgericht die de deelnemende gemeenten en de provincie ondersteunen en adviseren bij de uitvoering van taken: op het gebied van omgevingsrecht, vergunningverlening, toezicht en handhaving op grond van de in artikel 5.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde wetten. Hieronder volgt de visie, rechtsvorm en doel, bestuurlijk belang, activiteiten en bevoegdheden van de omgevingsdiensten. Onder die algemene deel wordt specifiek Visie en beleidsvoornemens
Rechtsvorm en doel
Bestuurlijk belang
Activiteiten
De provincie Zuid-Holland heeft van het Rijk de regierol gekregen om samen met gemeenten en bestaande milieudiensten vijf regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s) op te richten. Deze RUD’s houden zich bezig met de uitvoering van complexe en bovengemeentelijke milieutaken en hebben tot doel de kwaliteit van de dienstverlening aan burgers en bedrijven te verbeteren. De provincie blijft wel verantwoordelijk voor een integrale beleidsontwikkeling op het gebied van milieu en bodem. De provincie voert de regie op de beleidsuitvoering door beleidsprogrammering en monitoring. De omgevingsdiensten voeren wettelijke, provinciale milieutaken uit en geven invulling op het milieuterrein aan het Hoofdlijnenakkoord 201-2015 van het college van Gedeputeerde Staten “Zuid-Holland verbindt en geeft ruimte”. De in programma 2 Mobiliteit en Milieu van de Begroting 2013 opgenomen prioriteiten en doelen vormen het uitgangspunt bij het opstellen van het provinciaal werkplannen 2013 van de omgevingsdiensten.Daarbij beperkt de overheid zich steeds meer tot kerntaken en wil deze taken beter uitvoeren: eenvoudiger, efficiënter, effectiever. Vanuit deze visie opereren ook de omgevingsdiensten. De omgevingsdiensten zijn rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichamen, opgericht met het doel het ondersteunen van de deelnemers bij de uitvoering van hun taken op het gebied van het omgevingsrecht, alsmede de taken op het terrein van vergunningverlening, handhaving en toezicht op grond van de in art. 5.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde wetten. De omgevingsdiensten voeren (provinciale en gemeentelijke) wettelijke taken uit binnen het omgevingsrecht en op het gebied van omgevingsbeheer, behandelt klachten van burgers en meldingen van bedrijven en ondersteunt de provincie als opdrachtgever op duurzame ruimtelijke ontwikkeling en -beheer. Daarnaast voert zij incidentele en additionele opdrachten uit voor de provincie. Structurele taken: Aanvullende taken: reguliere (milieu)taken; regie uitvoering Wabo-taken op gebied RUD taken; bouwen, reclame, inritten, kappen en slopen toezicht indirecte lozingen; (Briks); werkzaamheden i.h.k. van Besluit; Briks-adviezen gemeenten. brandveiliggebruik Gebouwen.
174
Bevoegdheden
Het namens Gedeputeerde Staten en voor zover daartoe mandaat is verleend uitvoeren van taken en bevoegdheden in het kader van vergunningverlening, toezicht en handhaving en de uitvoering van programma’s en projecten met inachtneming van met de provincie overeengekomen beleid op het gebied van de fysieke leefomgeving. Het gaat daarbij o.a. om de uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de in die wet in art. 5.1 genoemde wetten, Wet milieubeheer en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten, Provinciewet, Algemene wet bestuursrecht, Wet geluidhinder, Luchtvaartwet, Wet bodembescherming, Waterwet (grondwater), Flora en Faunawet, Vuurwerkbesluit, Besluit bodemkwaliteit en Provinciale verordening bescherming landschap en natuur.
Regionale omgevingsdiensten - Specifiek deel Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
DCMR Milieudienst Rijnmond Postbus 843, 3100 AV Schiedam Parallelweg 1, 3112 NA Schiedam
[email protected] 010-2468000 Schiedam
Bestuurders en stemaandeel Algemeen bestuur 3 x 14 stemmen = 42/112e stemaandeel (37,5%) Dagelijks bestuur
Provincie Zuid-Holland R. van der Sande (eigenaar-gedeputeerde) R.A. Janssen (vakgedeputeerde) I. de Bondt R.A. Janssen (voorzitter) R. van der Sande
Andere deelnemers en stemaandeel 2 x 21 stemmen = 42 37,5% stemaandeel 14 x 2 stemmen = 28 totaal 25% stemaandeel
Gemeenten
Financieel Belang
Rotterdam: mw. J.N. Baljeu en mw. A.C. van Huffelen* Albrandswaard: mw. M.P.C. van Ginkel Barendrecht: dhr. B.J. Nootenboom* Bernisse: dhr. S. van der Weg Brielle: dhr. D.A. Verbeek Capelle aan den IJssel: dhr. J. van Winden Hellevoetsluis: dhr. P.D. Hofman* Krimpen aan den IJssel: dhr. A. Hofstra Totale baten begroting 2013 € 58.141.339 Provinciale bijdrage:
Financiële kengetallen
* tevens lid dagelijks bestuur
Lansingerland: dhr. J. den Uijl* Maassluis: dhr. H.L.M. Eitjes Ridderkerk: dhr. A. den Ouden Schiedam: dhr. J.A. Grijzen Spijkenisse: mw. C. van Mourik Vlaardingen: dhr. J.L. Robberegt Westvoorne: dhr. I.F. Klok
€ 18.196.854 structurele bijdrage 2013 € 2.700.000 aanvullende bijdrage 2013 € 20.896.854 totale bijdrage = 35,9% van de begroting van DCMR 2013.
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 van DCMR Eigen vermogen: Vreemd vermogen: 2010: € 10.336.209 2010: € 8.119.002 2011: € 9.914.402 2011: €0
175
Resultaat na bestemming: 2010: € 4.958.557 2011: € 1.603.193
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Regionale uitvoeringsdienst (RUD) Zuid-Holland Zuid Postbus 550, 3300 AN Dordrecht Noordendijk 250, 3311 RR Dordrecht
[email protected] 078-7708585 Dordrecht
Bestuurders en stemaandeel Algemeen bestuur Tussen 35-40% stemaandeel (gewogen op basis van jaaromzet jaarrekening) Dagelijks bestuur
Provincie Zuid-Holland R. van der Sande (eigenaargedeputeerde) R.A. Janssen (vz) (vakgedeputeerde) Procedureel voorzitter (geen stem)
Andere deelnemers en stemaandeel Gewogen stemaandeel gebaseerd op jaaromzet van de jaarrekening
Gemeenten * per 1-1-2013 gemeente Molenwaard. Alblasserdam Hendrik-Ido-Ambacht gezamenlijk Papendrecht 1 lid voor DB Sliedrecht Zwijndrecht
R.A. Janssen (voorzitter)
Binnenmaas Cromstrijen Korendijk Oud-Beijerland Strijen Giessenlanden Gorinchem Graafstroom* Hardinxveld-Giessendam Leerdam Liesveld* Nieuw-Lekkerland* Zederik Financieel Belang
gezamenlijk 1 lid voor DB
gezamenlijk 1 lid voor DB
Totale baten begroting 2013 € 22.792.000 Provinciale bijdrage:
Financiële kengetallen
€ 8.120.912 structurele bijdrage 2013 € 420.000 aanvullende bijdrage 2013 € 8.520.912 totale bijdrage = 37,4% van de begroting van OD ZHZ 2013 Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 van Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid Eigen vermogen: 2010: € 15.606 2011: -€ 294.566
Vreemd vermogen: 2010: €0 2011: € 2.500.000
176
Resultaat na bestemming: 2010: €0 2011: € 1.149.000
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Omgevingsdienst West-Holland Postbus 159, 2300 AD Leiden Schipholweg 128, 2316 XD Leiden
[email protected] 071-4083100 Leiden
Bestuurders en stemaandeel Algemeen bestuur 2 x 41 stemmen= 22% stemaandeel (gewogen op basis van inkomsten begroting) Dagelijks bestuur
Provincie Zuid-Holland R. van der Sande (eigenaargedeputeerde) R.A. Janssen (vakgedeputeerde)
Andere deelnemers en stemaandeel 22% = gelijk provincie 14% 4% 7% 4% 4% 6% 3% 5% 6% 3%
Gemeenten
Financieel Belang
Totale baten begroting 2013 € 14.383.400
R.A. Janssen
Leiden: hr. F. de Wit* en mw. ’t Hart Alphen aan den Rijn: hr. S. Lyczak* en mw. Blom Hillegom: W. van Aken* en Kaag en Braassem: hr. J. Uit den Boogaard* en hr. Van Emmerik Leiderdorp: hr. L. Maat* en mw. Joester Lisse: B. Brekelmans* en Nieuwkoop: hr. G. Elkhuizen* en hr.Buijserd Oegstgeest: mw. L. de Ridder* en hr. Kruithof Rijnwoude: hr. J. Dresden* en hr. Piette Teylingen: hr. J. Stuurman* en hr. Van der Zon Zoeterwoude: hr. C. den Ouden* en hr. Hage
Provinciale bijdrage:
Financiële kengetallen
* tevens lid dagelijks bestuur
€ 3.599.100 structurele bijdrage 2013 n.n.b. aanvullende bijdrage 2013 € 3.599.100 totale bijdrage = 25% van de begroting van de Omgevingsdienst West Holland 2013.
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 van de milieudienst West Holland Eigen vermogen: Vreemd vermogen: Resultaat na bestemming: 2010: € 188.869 2010: €0 2010: €0 2011: € 149.341 2011: €0 2011: - € 51.415
177
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Omgevingsdienst Midden-Holland Postbus 45, 2800 AA Gouda Thorbeckelaan 5, 2805 CA Gouda
[email protected] 0182-545700 Gouda
Bestuurders en stemaandeel Algemeen bestuur 2 x 7 stemmen = 35% stemaandeel (gewogen naar budget begroting, 1 stem per € 250.000, -) Dagelijks bestuur
Provincie Zuid-Holland R. van der Sande (eigenaar-gedeputeerde) R.A. Janssen (vakgedeputeerde)
Andere deelnemers En stemaandeel Gewogen stemaandeel naar budget begroting, 1 stem per € 250.000, -
Gemeenten
Financieel Belang
R.A. Janssen, plv. voorzitter
Bergambacht: A. van Erk Bodegraven-Reeuwijk: C. van der Kamp Boskoop; J. Rijsdijk Gouda: W.H. Cornelis Nederlek: B.F.A. van der Kluit Ouderkerk; J. de Priëlle Schoonhoven; A.T. Bonthuis Vlist; A.Z. Evenhuis-Meppelink Waddinxveen: H.P.L. Cremers (voorzitter) Zuidplas; K.J.G. Kats Totale baten begroting 2013 € 20.168.775 Provinciale bijdrage:
Financiële kengetallen
* tevens lid dagelijks bestuur
€
structurele bijdrage 2013 aanvullende bijdrage 2013 € totale bijdrage = 35% van de begroting van de omgevingsdienst Midden-Holland 2013. Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 van de milieudienst/ISMH Midden-Holland. Eigen vermogen: 2010: €0 2011: €0
3.493.583 n.n.b. 3.493.583
Vreemd vermogen: 2010: €0 2011: €0
178
Resultaat na bestemming: 2010: €0 2011: €0
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Omgevingsdienst Haaglanden
Bestuurders en stemaandeel Algemeen bestuur 2 x 29 stemmen = 58/200e stemaandeel ( 29% ) Dagelijks bestuur
Provincie Zuid-Holland R. van der Sande (eigenaargedeputeerde) R.A. Janssen (vakgedeputeerde)
Andere deelnemers en stemaandeel 27 stemmen per lid, Totaal 54 = 27% 28 stemmen x 1 lid= 14% 16 stemmen x 1 lid = 8% 16 stemmen x 1 lid = 8% 8 stemmen x 1 lid = 4% 8 stemmen x 1 lid = 4% 4 stemmen x 1 lid = 2% 4 stemmen x 1 lid = 2% 4 stemmen x 1 lid = 2% Financieel Belang
Gemeenten
070Den Haag
R.A. Janssen * tevens lid dagelijks bestuur
Den Haag: 2 leden Westland Zoetermeer Delft Pijnacker-Nootdorp Rijswijk Leidschendam-Voorburg Midden-Delfland Wassenaar Totale baten begroting 2013 € 18.429.000 Provinciale bijdrage:
Financiële kengetallen
R.A. Janssen
€ 5.700.000
structurele bijdrage 2013 (indicatief op basis van concept bedrijfsplan) n.n.b. aanvullende bijdrage 2013 € 5.700.000 totale bijdrage = nog niet bekend % van de begroting van de omgevingsdienst Midden-Holland 2013. Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 van de omgevingsdienst Haaglanden. Eigen vermogen: 2010: €0 2011: €0
Vreemd vermogen: 2010: €0 2011: €0
Resultaat na bestemming: 2010: €0 2011: €0
Warmtebedrijf Infra N.V. - Algemeen deel De provincie Zuid-Holland is voor circa 10% aandeelhouder van het Warmtebedrijf Infra N.V. De provincie ondersteunt dit initiatief en levert zo haar bijdrage in de reductie van het broeikaseffect. In 2006 heeft de provincie € 2,0 mln als aandelenkapitaal geplaatst. In 2010 heeft een herstart plaatsgevonden en is het Warmtebedrijf gesplitst in Warmtebedrijf Infra en Warmtebedrijf Exploitatie. Hieronder volgt de visie, rechtsvorm en het doel, bestuurlijk belang en de activiteiten en bevoegdheden van het wegschap. Onder het algemene deel volgt het specifieke deel. Visie en beleidsvoornemens
Door middel van deelname aan het Warmtebedrijf Infra N.V. levert de provincie Zuid-Holland een bijdrage aan de nationale klimaatdoelstellingen door reductie van de broeikasgassen. Door het warmtebedrijf zal in de eindsituatie industriewarmte worden geleverd ten behoeve van circa 50.000 woningequivalenten in Rotterdam. Dit leidt tot een emissiebeperking van 70-80 ton per jaar en een betere lokale luchtkwaliteit.
179
Rechtsvorm en doel
Bestuurlijk belang Activiteiten
Bevoegdheden
De vennootschap heeft ten doel het in eigendom houden en het beheren van infra- structuur behorende tot een warmtetransportsysteem in het kader van CO²-emissie-beperking en verbetering van lokale luchtkwaliteit door benutting van warmte in plaats van gas. De provincie ondersteunt dit initiatief en levert zo haar bijdrage in de reductie van het broeikaseffect. Het warmtebedrijf is op 2 juli 2010 gesplitst in Warmtebedrijf Infra en Warmtebedrijf Exploitatie. De vennootschap Warmte Infra N.V. dat de aanleg en instandhouding, het beheer, onderhoud en de ontwikkelingen van een warmtetransportsysteem in de regio Rotterdam. In 2012 wordt een warmteuitkoppeling bij AVR gerealiseerd en de aanleg van warmtetransportleidingen. De eerste warmtelevering zal plaatsvinden in 2012. Het warmtetransportsysteem is exclusief in gebruik gegeven aan het Warmtebedrijf Exploitatie N.V.. Het op instructie van het Exploitatiebedrijf aanleggen, verwerven, realiseren en in stand houden van nieuwe en bestaande infrastructuur. Het aangaan en uitvoeren van gebruikersovereenkomsten. De emissiereductie van CO²en NOX. Het financieren en stellen van zekerheid voor schulden van zichzelf en anderen.
Warmtebedrijf Infra N.V. - Specifiek deel Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Warmtebedrijf Infra N.V. Postbus 6575, t.a.v. S. Pistorius, 3002 AN Rotterdam Beursplein 37, Kamer 5.21, 3011 AA Rotterdam
[email protected] 010-2053753 Rotterdam
Bestuurders en stemaandeel Provincie Zuid-Holland 9,52% aandelen R. van der Sande aandeelhouder in A.v.A. Andere aandeelhouders en stemaandeel 85% aandelen
5% aandelen
Financieel Belang
Financiële kengetallen
Aandelen verpand en in onderpand gegeven bij Rabobank en BNG.
Gemeenten Rotterdam. Kapitaalverstrekking in het kader van doorstart groot 38 miljoen, waarvan 10 miljoen tijdelijk. Tevens garantstelling voor € 100.000.000 t.b.v. Rabobank en BNG, om de nodige kredietfaciliteiten ter beschikking te laten stellen. Banken hebben pandrecht op de aandelen. Woonbron.
Het warmtebedrijf is op 2 juli 2010 gesplitst in Warmtebedrijf Infra en Warmtebedrijf Exploitatie. Aandelen provincie Zuid-Holland € 2.000.000 in Warmtebedrijf Infra N.V. = 9,52%. Uitgekeerde bijdragen € 200.000. Getroffen voorziening € 1.800.000 - € 150.000 (intrinsieke waarde) = Huidige voorziening € 1.650.000. 10.000 extra (preferente) aandelen uitgegeven in 2010 aan gem. Rotterdam. Totale baten begroting 2013 € 8.000.000. Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 Winst/verlies: 2010: - € 23.559.103 2011: - € 23.287.431
Fiscaal resultaat: 2010: - € 1.196.204 2011: € 271.672
Dividend uitkering: 2010: €0 2011: €0
Nominale waarde
Intrinsieke waarde
Stille reserve
2010: 2011:
€0 € 154.714
€0 -€ 1.645.286
€ 18.000.000 € 18.000.000
180
Belang provincie Zuid-Holland 9,52% 8%
Stichting Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (SLMA) – Algemeen deel In de logistieke keten van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke stoffen zijn veel partijen actief. Het SLMA speelt een belangrijke rol bij het vergroten van het inzicht in de wijze waarop afvalstromen lopen en welke partijen daarbij betrokken zijn. Het SLMA is verantwoordelijk voor de registratie en het beheer van de meldingen van bedrijfs- en gevaarlijk afval in Nederland. Hieronder volgt de visie, rechtsvorm en het doel, bestuurlijk belang en de activiteiten en bevoegdheden van het wegschap. Onder het algemene deel volgt het specifieke deel. Visie en beleidsvoornemens
Rechtsvorm en doel Bestuurlijk belang Activiteiten Bevoegdheden
De SLMA is opgericht door de provincies en fungeert voor hun als dienstverlenende organisatie voor het registreren en distribueren van de meldgegevens. Op grond daarvan kan de provincie toezicht en handhaving probleemgericht aanpakken. De stichting heeft ten doel het registreren en distribueren van meldgegevens. Hierbij wordt het inzicht in de wijze waarop afvalstromen lopen en welke partijen daarbij zijn betrokken vergroot. De provincie verkrijgt door de meldgegevens inzicht in afvalstoffen en betrokken partijen. Het toezicht en de handhaving kan zij hierop afstemmen en probleemgericht aanpakken. Meldingenplicht voor bedrijven op grond van de Wet milieubeheer. De SLMA heeft de uitvoering uitbesteed aan Agentschap NL en de automatisering (het systeem Amice) aan Logica. Het verwerken van (schriftelijke) ontvangst- en afgiftemeldingen van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke gevalstoffen. Het verstrekken van verwerkingsnummers. Het verstrekken en actualiseren van Amice-toegangsaccounts. Het verwerken van aanvragen voor bedrijfsnummers. Het doorvoeren van mutaties van gegevens in Amice. Rappellering aan niet-melders voor alle provincies. Het bewaken en verbeteren van de kwaliteit van de database met meldgegevens.
Stichting Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (SLMA) - Algemeen Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Stichting Landelijk Meldpunt Afvalstoffen Postbus 93144, 2509 AC Den Haag Prinses Beatrixlaan 2, 2595 AL Den Haag www.ima.nl 088-6025969 Den Haag
Bestuurders en stemaandeel Provincie Zuid-Holland n.v.t. R. van der Sande in Raad van Toezicht. Andere aandeelhouders en stemaandeel n.v.t.
Gemeenten
Financieel Belang
82% van het jaarlijks budget (circa 2,2 miljoen) wordt door de provincies uit het Provinciefonds betaald. 18% van het jaarlijkse budget komt uit eigen middelen. De provinciale bijdrage wordt in stappen verlaagd en vanaf 2013 met 25%. Provinciale bijdrage 2012 € 292.593. Totale baten begroting 2013 € 2.241.729.
Financiële kengetallen
Gebaseerd op de Jaarrekening 2010 Eigen vermogen: Vreemd vermogen: 2010: € 3.339.526 2010: €0
Alle provincies hebben GS lid in de Raad van Toezicht zitten.
181
Resultaat na bestemming: 2010: - € 329.423
Programma 3 Ruimte, Wonen en Economie Algemeen deel De provincie Zuid-Holland vervult een belangrijke rol als het gaat om de regionale economische ontwikkelingen in Zuid-Holland. Het verder uitbouwen van de regionale economie vindt plaats door het versterken van de glastuinbouwcluster, de herstructurering van de glastuinbouwgebieden en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit inclusief het vergroten de aantrekkingskracht van het vestigingsklimaat en een betere fysieke bereikbaarheid. Hieronder volgt de visie, rechtsvorm en het doel, bestuurlijk belang en de activiteiten en bevoegdheden van de (integrale)glastuinbouwontwikkelingsmaatschappijen. Onder het algemene deel wordt specifiek ingegaan op de individuele projecten. Visie en beleidsvoornemens
Rechtsvorm en doel
Bestuurlijk belang
Activiteiten
Bevoegdheden
Regionale economische ontwikkelingen in Zuid-Holland worden versterkt en uitgebouwd door de inzet van diverse instrumenten op het gebied van de glastuinbouw en herstructurering van glasduingebieden en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en fysieke bereikbaarheid. De private rechtsvormen N.V., B.V. en C.V. worden ingezet om het cluster glastuinbouw te versterken en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, aantrekkingskracht en de fysieke bereikbaarheid voor te staan. Samenwerking tussen partijen vindt plaats door participatie in een publiek-private regionale ontwikkelingsmaatschappijen, waarbij de ontwikkeling van een gebied voorop staat en uitvoering wordt gegeven aan gebieds- en/of locatieontwikkeling. Naast de (projectmatige)ontwikkeling van glastuinbouw wordt het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in combinatie met herstructurering van de glastuinbouw voorgestaan, waarbij de economische potenties wordt benut. Wet ruimtelijke ordening, uitvoeringsbesluiten en verordeningen.
Specifiek deel Naam
Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats Bestuurders en aandeel 13,66% 6,83%
Andere deelnemers en aandeel Holding N.V. 50% Holding N.V. 50% ONW C.V. 49,75% ONW C.V. 49,75% ONW B.V. 0,5%
Holding Integraal Ontwikkeling Westland (IOPW) N.V. Ontwikkelingsmaatschappij Het Nieuwe Westland B.V. Commanditaire Ontwikkelingsmaatschappij Het Nieuwe Westland C.V. Postbus 693, 2675 ZX Honselersdijk Tiendweg 24, 2671 SB Naaldwijk
[email protected] 0174-639639 Naaldwijk Provincie Zuid-Holland IOPW Holding N.V: AvA. : R. van der Sande Bestuur Holding N.V.: G. Veldhuijzen Ontwikkelingsmaatschappij Het Nieuwe Westland CV: Raad v. Vennoten: G. Veldhuijzen ONW B.V.: A.v.A.: G. Veldhuijzen
Provincie Zuid-Holland 13,66%, Westland 77,5%, HHR Delfland 9,1% 50% BNG gebiedsontwikkeling Provincie Zuid-Holland 6,83%, Westland 38,37%, HHR Delfland 4,55% 49,75 Bankpartijen Holding N.V. heeft via B.V. 0,5% aandeel in C.V.
182
Financieel Belang
13, 66% in Holding IOPW N.V. Totale beheerskosten € 16.000: Provinciaal deel 13,7%. 6,83% in ONW CV = € 1.354.533 gestort kapitaal tot 1-1-2010 € 980.491. (2004: € 478.100 en 2007: € 375.000).
Financiële kengetallen
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 Eigen vermogen: Vreemd vermogen: 2010: € 212.000 2010: €0 2011: € 191.000 2011: €0
Resultaat op eindwaarde: 2010: € 8.000 2011: - € 9.000
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 Eigen vermogen: Vreemd vermogen: 2010: € 102.661 2010: €0
NCW resultaat: 2010: - € 1.000
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 Eigen vermogen: Vreemd vermogen: 2010: € 20.089 2010: € 891.000 2011: € 16.579 2011: - € 3.510.000
Dividend uitkering: 2010: €0 2011: €0
ONW B.V.
Holding N.V.
ONW C.V.
Holding N.V.
ONW C.V.
Nominale waarde:
Intrinsieke waarde
Stille reserve
2010: 2011:
2010: 2011:
2010: 2011:
€ 7.200 € 7.200
€ 14.269 € 14.095
€ 7.069 € 6.895
Nominale waarde:
Intrinsieke waarde
Stille reserve
2010: 2011:
2010: 2011:
2010: 2011:
€ 980.491 € 980.491
€ 1.245.350 € 1.303.148
€ 329.274 € 322.657
Belang provincie ZuidHolland 2010: 13,73% 2011: 13,73% Belang provincie ZuidHolland 2010: 6,4869% 2011: 6,4869%
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Glastuinbouwontwikkelingsmaatschappij Overbuurtsche Polder BV/CV (GOP) Dr. Kuyperstraat 12, 2514 BB Den Haag Koninginnegracht 2, 2514 AA Den Haag -070-3119900 Den Haag
Bestuurders en aandeel
Provincie Zuid-Holland Algemene vergadering Aandeelhouders R. van der Sande De RvV en de AvA zijn via een schriftelijke ronde G. Veldhuijzen afgedaan Namens de provincie is L. van der Sar (ex-gedeputeerde) commissaris in de GOP Beheer BV en vennoot in de GOP C.V. R.v.C. heeft besloten dat per 1 juli 2012 de GOP wordt opgeheven. Uitschrijving KvK medio oktober 2012 definitief. AquaReUse project wordt opgedragen aan PZH en HHR van Schieland en de Krimpenerwaard.
AvA GOP Beheer B.V. GOP Beheer B.V. en C.V.
Andere deelnemers en aandeel GOP Beheer B.V. GOP Beheer C.V.
33,3% aandelen provincie Zuid-Holland Provincie Zuid-Holland 33,3% Gemeente Lansingerland 33,3% BNG ontwikkeling) 33,3% GOP beheer BV 0,8% Nominaal reeds € 2 mln uitgekeerd in 1996. In 2005 is het aandeel in het eigen vermogen teruggestort aan de provincie. In 2006 heeft de provincie een voorlopige uitkering van 80% van het toen bekende resultaat uit onderneming plaatsgevonden (€ 1.591.836,73). In december 2007 is in de RvC besloten een tweede voorlopige winstuitkering te doen ad € 900.000 per participant.
183
De GOP wordt in stand gehouden i.v.m. afronding van nog op te leveren werk en het beheer van het project Aqua-ReUse. Daarna overdracht naar Energiebedrijf Overbuurtse Polder B.V. (EBOP). Project kan worden afgesloten als LNV de staatssteun vraag heeft beantwoord over € 100.000 cofinanciering via subsidie. Financieel Belang GOP C.V. GOP B.V.
EV: sinds 2005 € 0
Financiële kengetallen GOP B.V.
Nominale waarde:
Intrinsieke waarde
Stille reserve
2010: 2011:
2010: 2011:
2010: 2011:
GOP C.V.
VV: sinds 2005 € 502.000 Resultaat bedrijfsvoering: € 0
Aandelenkapitaal € 61.500 EV: € 61.000 VV: € 0 Resultaat bedrijfsvoering: € 0
€ 20.420 € 20.420
€ 35.753 € 35.420
€ 15.333 € 15.000
Nominale waarde:
Intrinsieke waarde
Stille reserve
2010: 2011:
2010: 2011:
2010: 2011:
€ 0 € 0
€ 12.333 € 12.333
€ 12.333 € 12.333
Belang provincie ZuidHolland 2010: 33,33% 2011: 33,33% Belang provincie ZuidHolland 2010: 33,33% 2011: 33,33%
Algemeen deel De provincie Zuid-Holland vervult een belangrijke rol als het gaat om de regionale economische ontwikkelingen in Zuid-Holland. Het verder uitbouwen van de regionale economie vindt plaats door de “nieuw-ontwikkeling” van bedrijfsterreinen en de herstructurering van de bestaande bedrijfsterreinen. Voorts speelt de provincie ook een rol bij bodemsanering, de herontwikkeling van saneringslocaties en het storten van afval door het in verhuur geven van het terrein van de voormalige Derde Merwedehaven in de gemeente Dordrecht. Hieronder volgt de visie, rechtsvorm en het doel, bestuurlijk belang en de activiteiten en bevoegdheden van de (integrale)glastuinbouwontwikkelingsmaatschappijen. Onder het algemene deel wordt specifiek ingegaan op de individuele projecten. Visie
Rechtsvorm en doel
Bestuurlijk belang
Activiteiten
Bevoegdheden
Regionale economische ontwikkelingen in Zuid-Holland worden versterkt en uitgebouwd door nieuwen herontwikkeling van bedrijfsterreinen, bodemsanering en herontwikkeling van saneringslocaties, alsmede de mogelijkheden van het storten van afval door het in verhuur geven van de afvalstortlocatie Derde Merwedehaven. De private rechtsvormen N.V., B.V. en C.V. worden ingezet om bedrijfsterreinen te (her)ontwikkelen en de regionale economie te stimuleren. Verder vindt via een stichtingsvorm bodemsanering en herontwikkeling van saneringslocaties plaats. De verhuur van de afvalstortlocatie Derde Merwedehaven verloopt door middel van een NV-constructie. Samenwerking tussen partijen vindt plaats door participatie in een publiek-private regionale ontwikkelingsmaatschappijen of stichtingsvorm, waarbij de ontwikkeling van een gebied voorop staat en uitvoering wordt gegeven aan gebieds- en/of locatieontwikkeling. Voorts vindt verhuur via een NV-vorm plaats. Herstructurering en nieuw-ontwikkeling bedrijventerreinen. Bodemsanering en herbestemming saneringslocaties. Voorkomen maatschappelijke stagnatie als gevolg van bodemverontreiniging. Verhuur van grond stortplaats. Wet ruimtelijke ordening. Wet Bodemsanering. Burgerlijk wetboek.
184
Specifiek deel Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
ROM-Drechtsteden Postbus 310, 3300 AH Dordrecht Noordendijk 250
[email protected] 078-7702900 Dordrecht
Bestuurders en aandeel
Provincie Zuid-Holland Algemene vergadering Aandeelhouders R. van der Sande G. Veldhuijzen
8,5% in Holding NV 4,5% in Beheer NV 14% in CV
ROM-D is een publiek private samenwerking met een structuur van Holding NV - Beheer NV - CV. De zeggenschap als eigenaar loopt ook via die structuur. De overheidspartijen zitten in de Holding. De Holding is aandeelhouder in Beheer NV (dus niet rechtstreeks). CV is de uitvoeringsorganisatie en de aandeelhouders(vennoten) mogen daar geen beheersdaden doen. Dat mag alleen ROM-D Beheer. Er zijn drie vergaderingen: AVA Holding, AVA Beheer en Vennotenvergadering CV. Tot nu toe werden AVA Holding en Vennotenvergadering CV gecombineerd gehouden, en AVA Beheer apart. De bedoeling is om in de toekomst alles te combineren tot 1 vergadering. Er is een Raad van Commissarissen (hier heeft de provincie geen zitting in) waar de zeggenschap ligt te samen met de directie. Aandeelhouders kunnen alleen maar goed of afkeuren. In 2005/2006 is een evaluatie opgesteld door de Drechtsteden en de provincie en in 2009 zijn kaders vastgesteld voor de vernieuwde ROM-D. In 2010 is een nieuw bedrijfsplan opgesteld. Besluitvorming over de in het vooruitzicht gestelde € 10,0 mln. kapitaalinjectie heeft bij voorjaarsnota in 2012 plaatsgevonden. Daarna kan de vernieuwde ROM-D daadwerkelijk van start, onder de voorwaarde dat overeenstemming wordt bereikt met Drechtsteden over de loskoppeling van het project Noordoevers. Andere deelnemers en aandeel
42,6% Dordrecht, Zwijndrecht, Papendrecht, Sliedrecht, HI Ambacht en Alblasserdam 28,3% BNG gebiedsontwikkeling 14% Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR).
Financieel Belang
Holding ROM-D N.V.: aandeel provincie Zuid-Holland 8,5% (€ 3.857,13) van het gestort maatschappelijk kapitaal. ROM-D Beheer N.V.: aandeel provincie Zuid-Holland 4,5% (€ 2.042,14) van het gestort maatschappelijk kapitaal. ROM-D C.V.: deelname provincie Zuid-Holland 14% (€ 561.155) in het commanditair kapitaal, exclusief de extra storting van de gemeente Dordrecht. De rendementsuitkering wordt gedoteerd aan de projecten in ontwikkeling ROM-D zal komende tijd veranderen als gevolg van veranderingen in de organisatie en structuur (voornemen tot uittreden uit de Holding etc. en toetreden tot Capital). Gewerkt wordt aan de vernieuwing en versterking van ROM-D. GS hebben aangegeven dit, onder voorwaarden, te ondersteunen. Er is een nieuw bedrijfsplan opgesteld. Besluitvorming over de in het vooruitzicht gestelde € 10,0 mln. kapitaalinjectie heeft in 2012 plaatsgevonden. Daarna kan de vernieuwde ROM-D daadwerkelijk van start.
185
Financiële kengetallen
Holding ROM-D N.V.: het maatschappelijk kapitaal bedraagt € 226.910. Van het kapitaal is € 45.382 geplaatst en volgestort. 2009: EV € 42.994 VV € 0 resultaat na belastingen: -€ 251 2010: EV € 42.681 VV € 20.000 resultaat na belastingen: - € 313 ROM-D Beheer N.V.: het maatschappelijk kapitaal bedraagt € 226.910 van het kapitaal is € 45.384 geplaatst en volgestort. 2009: EV € 45.384 VV € 217.317 resultaat na belastingen: € 0 2010: EV € 45.384 VV € 318.566 resultaat na belastingen: € 0 ROM-D C.V.: commanditair kapitaal totaal € 10.174.689 inclusief de extra storting van de gemeente Dordrecht in verband met de overname van Dordtse Kil III (€ 6.164.806). 2009: EV € 17,3 mln.,VV € 1,8 mln. Resultaat na belastingen: - € 5,9 mln. 2010: EV € 13,7 mln. VV € 0,4 mln. Resultaat na belastingen: -/- € 3,6 mln.
Financiële kengetallen ROM Drechtstreden C.V.
Nominale waarde:
Intrinsieke waarde
Stille reserve
2010: 2011:
2010: 2011:
2010: 2011:
ROM Drechtsteden Holding N.V.
ROM Drechtsteden Beheer N.V.
€ 561.326 € 561.326
€ 953.555 € 756.756
€ 392.229 € 195.430
Nominale waarde:
Intrinsieke waarde
Stille reserve
2010: 2011:
2010: 2011:
2010: 2011:
€ 3.857 € 3.857
€ 3.654 € 3.627
- € 203 - € 203
Nominale waarde:
Intrinsieke waarde
Stille reserve
2010: 2011:
2010: 2011:
2010: 2011:
€ 2.042 € 2.042
€ 2.042 € 2.042
€0 €0
Belang provincie ZuidHolland 2010: 5,5169% 2011: 5,5169% Belang provincie ZuidHolland 2010: 8,5% 2011: 8,5% Belang provincie ZuidHolland 2010: 4,5% 2011: 4,4994%
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Stichting Bodembeheer Krimpenerwaard 't Vaartland 15, 2821 LH Stolwijk 't Vaartland 15, 2821 LH Stolwijk
[email protected] 018-2346060 (L.A.M. van Ewijk) Stolwijk
Bestuurders en aandeel Raad van Toezicht:
Provincie Zuid-Holland G. Veldhuijzen
Andere deelnemers en aandeel
De Ministeries van VROM en DLG Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard Waterschap de Hollandsche Delta Landinrichtingscommissies Krimpen en Krimpenerwaard Noordelijk Land- en Tuinbouworganisatie Stichting Het Zuid-Hollands Landschap Gemeenten Ouderkerk, Vlist, Bergambacht, Schoonhoven en Nederlek. Onderzoeksrapport uitgebracht naar doel en werkwijze van de stichting. Samenvoeging en onderbrenging met de op te richten omgevingsdienst Midden-Holland wordt voorgestaan. Streefdatum om dit per 1-1-2013 te realiseren. 1 fte. administratief-juridisch (samen met LNV o.g.v. bestuursovereenkomst) 2 fte. gedetacheerd vanuit bureau BON 1 directeur (gedetacheerd vanuit HH Schieland Helft personeelskosten bekostigd vanuit ILG gelden Water en Groen. In kader van bestuursovereenkomst ILG is dit vanaf 2007 een provinciale taak.
186
Financieel Belang
Totale baten begroting 2012 € 802.000. Provinciale bijdrage via budgetfinanciering d.m.v. goedkeuren begroting. Financieel protocol om eerst vermogen in te teren en activa ineens af te schrijven. Rekening 2010: € 453.800 op grond van bestuursovereenkomst (met looptijd tot 2018) € 11.300 uit algemene middelen t.b.v. bodembescherming € 293.700 algemene kosten incl. doorberekening personeel € 68.067 voor algemene kosten zoals huisvesting
Financiële kengetallen
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 (Nog niet ontvangen) Eigen vermogen: 2010: € 763.100 2011: n.n.b.
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Vreemd vermogen: 2010: €0 2011: n.n.b.
Resultaat na bestemming: 2010: - € 350.587 2011: n.n.b.
Stichting Herontwikkeling Zellingwijk Dorpsstraat 87, 2831 AN Gouderak Dorpsstraat 87, 2831 AN Gouderak
[email protected] 0182-379924 Gouderak
Bestuurders en stemaandeel Provincie Zuid-Holland Bestuur G. Veldhuijzen Dagelijks bestuur De directeur Bijzondere Projecten vertegenwoordigt de provincie als bestuurder in de stichting (GSbesluit van 13 januari 2004). Andere deelnemers en stemaandeel
De Gemeente Ouderkerk Staat der Nederlanden (Ministerie van I en M) In 2012 wordt de sanering en herinrichting van de Zellingwijk afgerond. Medio 2012 is de oplevering van de wijk gepland, waarna binnen enkele maanden de eerste woningen kunnen worden betrokken.
Financieel Belang
Financiering vanuit Wet bodembescherming op basis van de begroting en door middel van bevoorschotting. Omzet circa 63 miljoen, waarvan 43 miljoen WBB middelen. Overige middelen verkregen via derden. Na afronding wordt in 2012 de stichting geliquideerd.
Financiële kengetallen
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 (Nog niet ontvangen) Eigen vermogen: 2010: n.n.b. 2011: n.n.b.
Vreemd vermogen: 2010: n.n.b. 2011: n.n.b.
187
Resultaat na bestemming: 2010: n.n.b. 2011: n.n.b.
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Proav NV Postbus 30715, 2500 GS Den Haag Zuid-Hollandlaan 1, 2596 AW Den Haag
Bestuurders en aandeel
Provincie Zuid-Holland Algemene vergadering Aandeelhouders R. van der Sande (eigenaar-gedeputeerde) R.A. Janssen (vakgedeputeerde)
AvA 100% aandeelhouder
Andere deelnemers en aandeel Financieel belang en Financiële kengetallen
Proav N.V.
070-3426082 Schiedam
Uitoefening taken aandeelhouders gedelegeerd aan Statencommissie. B&M. Directietaken gemandateerd aan 1e en 2e rapporteur Financiën (vertegenwoordigende taken) en de directeur Bijzondere Projecten (procuratiehouder). Stortplaats gaat per 1-1-2013 sluiten en er wordt gewerkt aan een gecombineerd plan dat de wijze beschrijft van eindafwerking, herinrichting en nazorg van de stortplaats. De provincie is enig aandeelhouder Opgecomen Landen B.V. is een 100% deelneming van Proav N.V. Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 Eigen vermogen: 2010: € 9.241.091 2011: € 7.557.084
Vreemd vermogen: 2010: € 1.160.134 2011: €0
Resultaat na bestemming: 2010: € 561.659 2011: - € 1.684.007
Nominale waarde:
Intrinsieke waarde
Stille reserve
2010: 2011:
2010: 2011:
2010: 2011:
€ 0 € 0
€ 9.802.750 € 9.241.091
€ 9.802.750 € 9.241.091
Belang provincie ZuidHolland 2010: 100% 2011: 100%
Programma 4 Bestuur en Samenleving Algemeen deel De provincie Zuid-Holland neemt binnen het programma Bestuur deel in een drietal interprovinciale samenwerkingsverbanden. Het voornaamste doel van deze deelnemingen is gezamenlijke belangenbehartiging op nationaal en Europees niveau. Onderstaand volgen de visie, rechtsvorm en het doel, bestuurlijk belang en de activiteiten en bevoegdheden van deze samenwerkingsverbanden. In het specifieke deel wordt ingegaan op de drie afzonderlijke vormen van samenwerking. Visie en beleidsvoornemens
Rechtsvorm en doel
De provincie Zuid-Holland neemt deel in een aantal samenwerkingsverbanden met andere provincies. Het voornaamste doel is gezamenlijke belangenbehartiging in de nationale en Europese besluitvormingsarena’s. Het IPO is een vereniging van de 12 Nederlandse provincies. De overige twee deelnemingen zijn samenwerkingsverbanden zonder formele juridische rechtsvorm, gebaseerd op bestuurlijke afspraken, beleidsstukken of overeenkomsten. Het doel van de drie samenwerkingsverbanden is belangenbehartiging en daarmee beïnvloeding van de besluitvorming op nationaal en Europees niveau. Het Huis van de Nederlandse Provincies (HNP) is een Verenigingen van 13 leden naar Belgisch recht, waarvan Zuid-Holland een van de leden is. De regio Randstadsamenwerking in Brussel is een informeel samenwerkingsverband bestendigd middels een MoU op 10 november 2011.
188
Bestuurlijk belang
Activiteiten
Bevoegdheden
De belangenbehartiging draagt bij aan de realisatie van de door de provincie Zuid-Holland geformuleerde belangen, afgeleid van de provinciale kerntaken en prioriteiten zoals neergelegd in het coalitieakkoord. Standpuntbepaling. Kennisdeling/ontwikkeling-Europese/ nationale Lobby. Beïnvloeding/belangenbehartiging. Vertegenwoordiging. Het IPO fungeert als vertegenwoordigend orgaan van de 12 Nederlandse provincies en heeft een belangrijke, doch niet formeel vastgestelde adviesrol naar de nationale overheid alsook het bedrijfsleven en de (samenwerkende) gemeenten. De dagelijkse aansturing ligt in handen van de provincies via afvaardiging in het IPO-bestuur. Het Huis van de Nederlandse provincies faciliteert de provincies bij hun Brusselse activiteiten en adviseert het IPO-bestuur inzake Europese aangelegenheden. Ook voor de P4 geldt dat er sprake is van een signalerende en adviserende rol ten behoeve van Europese belangenbehartiging, lobby en beleidsbeïnvloeding in de Europese arena.
Specifiek deel Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Vereniging Interprovinciaal overleg Postbus 16107, 2500 BC Den Haag Muzenstraat 61, 2511 WB Den Haag
[email protected] 070-8881212 Den Haag
Bestuurders en aandeel Bestuurslid Andere deelnemers en aandeel Financieel Belang
Provincie Zuid-Holland R. van der Sande Overige 11 Nederlandse provincies.
Financiële kengetallen Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
In 2011 bedroeg de totale bijdrage van alle provincie € 7.432.000 waarvan de provinciale bijdrage € 970.226 bedraagt. Regio Randstad in Brussel (P4) -Trierstraat 59-61, B-1040 Brussel
[email protected], 0032-(0)27379955 Brussel
Bestuurders en aandeel Bestuurslid
Provincie Zuid-Holland R. van der Sande
Andere deelnemers en aandeel
Overige drie provincies in de Randstad: Noord-Holland, Utrecht en Flevoland.
Financieel Belang
De provincie Utrecht geldt als penvoerder van het samenwerkingsverband. Kostenverdeling via verdeelsleutel bestuursovereenkomst, waarbij het aandeel van de provincie 38,242% van de kosten is.
Financiële kengetallen
In 2011 bedroeg de provinciale bijdrage € 236.000 incl. aandeel Huis der Provincies = 38,242%.
Statuten van de vereniging bepalen dat de deelnemers de kosten van het IPO moeten voldoen.
189
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Huis van de Nederlandse Provincies -Trierstraat 59-61, B-1040 Brussel
[email protected] 0032-(0)27379957 Brussel
Bestuurders en aandeel Bestuurslid
Provincie Zuid-Holland R. van der Sande
Andere deelnemers en aandeel Financieel Belang
Overige provincies.
Financiële kengetallen
Statuten van de vereniging bepalen dat de deelnemers de kosten van het Huis der Nederlandse provincies voldoen. In 2011 bedroeg de provinciale bijdrage € 236.000 incl. aandeel Europese samenwerking Randstadprovincies (P4) = 38,242%
Programma 5 Integrale Ruimtelijke Projecten Algemeen deel De provincie Zuid-Holland geeft in samenwerking met andere publieke partijen invulling aan integrale, regionale en gebiedsgerichte projecten. Hieronder vallen de programmering van ontwikkelingen, de strategische grondverwerving en uitnamen van gronden, de financiering, de kwaliteitsbewaking en het coördineren van de uitvoering van ruimtelijke projecten. Hieronder volgt de visie, rechtsvorm en het doel, bestuurlijk belang en de activiteiten en bevoegdheden van de (integrale)gebiedsprojecten. Onder het algemene deel wordt specifiek ingegaan op de individuele projecten. Visie en beleidsvoornemens
Rechtsvorm en doel
Bestuurlijk belang
Activiteiten
Bevoegdheden
De nadruk bij de integrale en regionale gebiedsgerichte projecten ligt op de programmering, plannen en onderlinge afstemmen van activiteiten en projecten. Daarbij spelen de strategische ligging van gronden, de financiering, de kwaliteitsbewaking en de borging van de realisatiekracht een belangrijke rol. Door hieraan invulling te geven komen gewenste ontwikkelingen van de grond. De integraal ruimtelijke projecten hebben de vorm van een gemeenschappelijke regeling en zijn alle rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichamen. Zij hebben het doel in samenwerking met andere (publieke)partijen een integrale en regionale gebiedsontwikkeling te realiseren. Het binnen een aangegeven gebied, in onderlinge samenhang: Programmeren, plannen en onderling afstemmen van ontwikkelingen en activiteiten. Strategisch verwerving en wederom uitgeven van gronden. Kwaliteitsbewaking en financiering plannen. Realiseren van concrete projecten. Ruimtelijke inrichting en vormgeving van het gebied. Het verwerven en/of uitgeven van gronden t.b.v. gewenste ontwikkeling. Het gezamenlijk financieren van ontwikkelingen en plannen. Adviseren en overleg voeren over concrete activiteiten. Binnen de regeling ten aanzien van de belangenbehartiging waarvoor zij is getroffen en het gebied waarvoor zij geldt, kunnen bevoegdheden van regeling en bestuur worden overgedragen en toegekend, binnen de grens van artikel 54 van de Wet gemeenschappelijke regeling.
190
Specifiek deel Naam
Regionale Ontwikkelingsorganisatie Zuidplas (ROZ)
Postadres
Projectbureau Driehoek RZG Zuidplaspolder P/a provincie Zuid-Holland Postbus 90602 2509 LP Den Haag Zuid-Hollandplein 1, 2596 AW Den Haag
[email protected] 070-4416830 Den Haag
Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats Bestuurders en stemaandeel Algemeen bestuur 2 x 4 stemmen = 6/20e stemaandeel Dagelijks bestuur
Provincie Zuid-Holland I.G.M. de Bondt (eigenaargedeputeerde) R. van der Sande (vakgedeputeerde)
Andere deelnemers en stemaandeel 2 x 1 stem 2 x 1 stem 2 x 1 stem 2 x 3 stemmen
Leden Algemeen Bestuur
Financieel belang
Totale baten begroting 2013 Totale deelnemersbijdragen Provincie Zuid-Holland Gemeente Zuidplas Gemeente Rotterdam Gemeente Gouda Gemeente Waddinxveen
Financiële kengetallen
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011
R. van der Sande
H. Karakus M. Kastelein, mw. A.H.M.G. Engbers C.M. Kroes, C.P.W. van den Berg M. Bosman
€ 2.530.750 € 270.750 € 108.300 = 40% € 81.225 = 30% € 27.075 = 10% € 27.075 = 10% € 27.075 = 10%
Eigen vermogen: 2010: € 94.897 2011: € 409.658
Naam Postadres
Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats Bestuurders en stemaandeel Algemeen bestuur 2 x 8 stemmen = 16/40e stemaandeel Dagelijks bestuur
gemeente Rotterdam gemeente Gouda gemeente Waddinxveen gemeente Zuidplas
Vreemd vermogen: 2010: €0 2011: €0
Resultaat na bestemming: 2010: € 81.477 2011: € 329.761
GR Grondbank RZG Zuidplas Projectbureau Driehoek RZG Zuidplaspolder P/a provincie Zuid-Holland Postbus 90602 2509 LP Den Haag Zuid-Hollandplein 1, 2596 AW Den Haag
[email protected] 06-50203140 (C. Habben Janssen) Den Haag Provincie Zuid-Holland I.G.M. de Bondt (eigenaargedeputeerde) R. van der Sande (vakgedeputeerde) R. van der Sande Grondbank heeft een looptijd tot 1-1-2020. In 2012 heeft provincie Zuid-Holland een voorziening van 12 miljoen getroffen t.b.v. het negatieve resultaat.
191
Andere deelnemers en stemaandeel 2 x 8 stemmen 2 x 2 stemmen 2 x 1 stem 2 x 1 stem
Leden Algemeen Bestuur
Financieel Belang
Totale baten begroting 2013 Totale deelnemersbijdragen Provinciale bijdrage Rotterdam Zuidplas Gouda Waddinxveen
Financiële kengetallen
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011
H. Karakus M. Bosman, K.J.G. Kats M. Kastelein, H. van den Akker C.M. Kroes, J. Beekman
gemeente Rotterdam gemeente Zuidplas gemeente Gouda gemeente Waddinxveen
€ 4.844.000 € 4.475.000 € 1.790.000 = 40% € 1.790.000 = 40% € 403.000 = 9% € 269.000 = 6% € 224.000 = 5%
Eigen vermogen: 2010: €0 2011: - € 28.000.000
Vreemd vermogen: 2010: € 105.300.000 2011: € 114.100.000
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
GR Oude Rijnzone Postbus 115, 2394 ZG Hazerswoude-Rijndijk
[email protected] 071-3428275 Alphen aan den Rijn
Bestuurders en stemaandeel Algemeen bestuur 2 x 1 stem = 2/12e stemaandeel Dagelijks bestuur
Provincie Zuid-Holland G. Veldhuijzen (eigenaar-gedeputeerde) I.G.M. de Bondt (vakgedeputeerde)
Resultaat na bestemming: 2010: €0 2011: - € 28.000.000
I.G.M. de Bondt
Algemeen bestuur Dhr. T. Hoekstra Dhr. M.H. du Chatinier Dhr. H.R. Haarman 2 x 1 stem per individuele gem. Dhr. M.J. Dresden Dhr. C. den Ouden Mw. M.H.J.C. Ates-Snijdewind Dhr. J.C. Goudbeek Dhr. H. Vroomen Dhr. H.L. Zilverentant Dhr. L. Maat Andere deelnemers en stemaandeel
gemeente Alphen a/d Rijn gemeente Alphen a/d Rijn gemeente Rijnwoude gemeente Rijnwoude gemeente Zoeterwoude gemeente Zoeterwoude gemeente Bodegraven-Reeuwijk gemeente Bodegraven-Reeuwijk gemeente Leiderdorp gemeente Leiderdorp
Financieel Belang
Totale baten begroting 2013 Totale deelnemersbijdragen Provinciale bijdrage Totaal gemeenten
Financiële kengetallen
Gebaseerd op de Jaarrekening 2011 (Nog niet ontvangen) Eigen vermogen: 2011: n.n.b.
€ 224.832 € 94.832 € 47.416 € 47.416
Vreemd vermogen: 2011: n.n.b.
192
Resultaat na bestemming: 2011: n.n.b.
Programma 6 middelen Algemeen deel De provincie Zuid-Holland neemt deel in een aantal naamloze vennootschappen via een relatief klein aandelen pakket. Deze deelnemingen vallen onder de categorie overige verbonden partijen, waarbij niet wordt ingezet op een proactieve rol in de deelname. Hieronder volgt de visie, rechtsvorm en het doel, bestuurlijk belang en de activiteiten en bevoegdheden van de overige deelnemingen. Onder het algemene deel wordt specifiek ingegaan op de individuele deelname. Visie en beleidsvoornemens
Rechtsvorm en doel
Bestuurlijk belang Activiteiten
Bevoegdheden
De provincie neemt deel in twee banken met de hoogste kredietwaardigheid. Statutair is bepaald dat alle aandelen in het bezit dienen te zijn van publiekrechtelijke lichamen. De provincie neemt vanuit dit oogpunt deel in deze banken. Verder betreft het hier een deelname in een energie- en waterbedrijf. In maart 2011 is besloten tot vervreemding van deze aandelen. Hiertoe is het onderhandelingstraject gestart. De banken hebben de vorm van een naamloze vennootschap, met als doel bank van en voor de overheid te zijn. Het energie - en waterbedrijf is ook een naamloze vennootschap die zich toelegt op de energievoorziening in brede zin. De deelname betreft een relatief klein aandelen pakket en wordt veelal vanuit het publieke belang en verantwoordelijkheid ingegeven. Kredietverlening. Betalingsverkeer. Advisering. Energie en water levering. Diverse bevoegdheden in het kader van financiële diensverlening en kredietverstrekking gericht op de publieke sector. Het leveren van energie aan individuele burgers en bedrijven.
Specifiek deel Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
Delta NV Postbus 548, 4330 KA Middelburg Poelendaelesingel 10, 4335 JA Middelburg
[email protected] 0118-88200 Den Haag
Bestuurders en aandeel 5 aandelen en 8 bonusaandelen = Stemaandeel nihil A.v.A
Provincie Zuid-Holland Algemene vergadering van Aandeelhouders
Andere deelnemers en aandeel
Diverse deelnemers
Financieel Belang
De provincie heeft 5 aandelen (niet volgestort) en 8 bonusaandelen = totaal 0,04% Aandelen zijn in het verleden om niet verkregen. In 2011 is € 22.251 dividend uitgekeerd. In maart 2011 is besloten de aandelen te vervreemden. De onderhandelingen hierover lopen nog.
Financiële kengetallen Delta N.V.
Nominale waarde:
R. van der Sande (eigenaar-gedeputeerde)
Intrinsieke waarde
2010: € 0 2010: € 687.159 2011: € 0 2011: € 609.416 In 2011 is € 22.251 dividend uitgekeerd.
193
Stille reserve 2010: 2011:
€ 687.159 € 322.657
Belang provincie ZuidHolland 2010: 0,0523% 2011: 0,0524%
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
N.V. Bank Nederlandse Gemeenten Postbus 30305, 2500 GH Den Haag Koninginegracht 2, 2541 AA Den Haag
[email protected] 070-3750750 Den Haag
Bestuurders en aandeel 610.350 aandelen van € 2,50 = 1,1% Stemaandeel nihil AvA
Provincie Zuid-Holland Algemene vergadering van Aandeelhouders
Andere deelnemers en aandeel
Diverse deelnemers
Financieel Belang
De provincie heeft 610.350 aandelen (volgestort) = totaal 1,1% aandeelhouder. Jaarlijks wordt dividend uitgekeerd.
Financiële kengetallen N.V. Bank Nederlandse Gemeenten
Nominale waarde:
Intrinsieke waarde
2010: 2011:
2010: 2011:
Naam Postadres Bezoekadres E-mailadres Telefoonnummer Vestigingsplaats
NWB NV Postbus 580, 2501 CN Den Haag Rooseveltplantsoen 3, 2517 KR Den Haag
[email protected] 070-4166266 Den Haag
Bestuurders en aandeel 33 A aandelen en 40 B aandelen = Stemaandeel nihil AvA
Provincie Zuid-Holland Algemene vergadering van Aandeelhouders
Andere deelnemers en aandeel
Diverse deelnemers
Financieel Belang
De provincie heeft 33 aandelen A en 40 aandelen B = totaal < 0,1%. Jaarlijks wordt dividend uitgekeerd.
Financiële kengetallen NWB N.V.
Nominale waarde:
R. van der Sande
€ 141.806 € 141.806
Stille reserve
€ 24.157.653 2010: € 25.439.388 2011:
Belang provincie ZuidHolland € 24.015.847 2010: 1,096% € 25.297.582 2011: 1,096%
R. van der Sande
Intrinsieke waarde
Stille reserve
2010: € 4.538 2010: € 21.266.188 2010: 2011: € 4.538 2011: € 1.313.352 2011: In 2011 is € 24.582 dividend uitgekeerd.
194
€ 1.261.650 € 1.308.814
Belang provincie ZuidHolland 2010: 0,53% 2011: 0,53%
Paragraaf Grondbeleid Belang grondbeleid(functies) voor de provincie Grondbeleid is een middel om ruimtelijke doelstellingen te realiseren. De provincie laat vaak de realisatie over aan andere publieke en private partijen: met name gemeenten, projectontwikkelaars en corporaties en beperkt zich tot haar kaderstellende rol door de planologische kaders vast te leggen. Daarnaast kan de provincie stimuleren door middel van subsidies. Grondbeleid is dan niet aan de orde, anders dan het toetsen van de financieel-economische haalbaarheid. Op een aantal terreinen is de provincie direct verantwoordelijk voor de realisatie van plannen: De aanleg van provinciale wegen, vaarwegen, fietspaden en openbaar vervoerverbindingen. De realisatie van ecologische hoofdstructuur en recreatiegebieden). Voor de realisatie van deze doelstellingen dient de provincie over gronden te kunnen beschikken en voert de provincie een actief grondbeleid. Het verwerven van grond ten behoeve van natuur en recreatie wordt meestal gedaan door de Dienst Landelijk Gebied (DLG) in opdracht van de provincie. Voor het project Buijtenland van Rhoon verwerft de provincie zelf. Dit project wordt gefinancierd uit bijdrage in het kader van het convenant PMR (aanleg Tweede Maasvlakte en bijbehorende afspraken). De provincie is ook verantwoordelijk voor regionale gebiedsontwikkeling. De provincie organiseert de samenwerking tussen de in de regio relevante partners, zorgt voor een gemeenschappelijk gedragen ontwikkelingsvisie en maakt afspraken over de realisatie. De integrale uitvoering van de ambities vergt een gemeenschappelijk grondbeleid en duidelijke afspraken over rol en verantwoordelijkheid van partners. Soms wordt gekozen voor een gemeenschappelijke organisatie, zoals de Publieke Grondbank Zuidplaspolder. Bij het grondbeleid behoren ook het beheer van gronden tijdens de planrealisatie en nadien voor zover gronden in eigendom blijven.
Provinciaal grondbeleid en risico's Het provinciaal grondbeleid kent een drietal risico's: Kostenbeheersingsrisico: de provincie koopt grond aan voor wegen en groen. Deze kosten worden tevoren geraamd en opgenomen in het door het bestuur vast te stellen budget en uitvoeringsplanning. Tot dit risico behoort ook het tijdig beschikbaar hebben van de noodzakelijke grond. Bij niet tijdige beschikbaarheid dreigen claims van aannemers. (grond)Exploitatierisico: het risico dat gelopen wordt ten gevolge van vertraging of afstel van planrealistatie en/of tegenvallende opbrengsten uit verkoop van bouwgrond. Dit risico is op dit moment zeer actueel: gemeentes en projectontwikkelaars hebben op grote schaal moeten afschrijven op hun grondbezit. De provincie kent dit risico via haar deelname in de GR Grondbank Zuidplas (zie hieronder). Beleidsrisico: dit zijn risico's die verbonden zijn aan ingrijpende wijzigingen in het beleid. Dit is aan de orde bij de ingrijpende bezuinigingen op de Ecologische Hoofdstructuur en Recreatie om de Stad, waartoe het kabinet Rutte 1 heeft besloten. De provincies hebben daarover in 2012 met het Rijk een bestuursakkoord Natuur gesloten, maar dat bevat nog veel onduidelijkheden over de beschikbare middelen voor projecten in uitvoering.
195
De provincie neemt maatregelen om risico's te beheersen. Een mogelijkheid indien de provincie het risico niet zelf wil nemen is het delen van het risico met andere partijen of het geheel beleggen van het risico bij anderen. Is er sprake van een risico dat de provincie neemt, dan worden risico's benoemd en maatregelen getroffen. Dit vergt een gedegen kennis van markt en beleid. Maatregelen komen tot uitdrukking in uitvoeringsplanning en budgetbeheer en door het regelmatig monitoren van de risicofactoren. De provincie beschikt, net als andere overheden, over bijzondere instrumenten om plannen te realiseren en daarmee risico's te beheersen zoals onteigening en toepassing van het voorkeursrecht.
Uitvoering van het grondbeleid in 2013 Projecten Op bijgaande kaart staan de belangrijkste projecten waaraan de provincie in 2013 een bijdrage zal leveren. Het gaat om de volgende categorieën provinciale projecten: Aanleg van wegen, waterwegen, fietspaden en openbaarvervoertracés. Integrale ruimtelijke ontwikkelingsprojecten (IRP). Groen projecten: realisatie ecologische hoofdstructuur en recreatiegebieden. Belangrijkste projecten 2013
Bron: Cartografie provincie Zuid-Holland.
Op bovenstaand kaartje zijn slechts de belangrijkste vervoersprojecten opgenomen en grote groenprojecten waarvoor de provincie zelf het projectmanagement voert.
196
Vervoersprojecten In juli 2012 hebben Provinciale Staten besloten tot uitvoering van de RijnlandRoute. Op dit moment is nog niet bekend wanneer de provincie in 2013 kan starten met een actief grondbeleid. Voor de RijnGouweLijn verwerft ProRail. In het afgelopen jaar zijn de maatregelen voor beheersing van kostenbeheersingsrisico's voor vervoerprojecten aangescherpt. Projecten Ecologische Hoofdstructuur en Recreatie om de Stad Het bestuursakkoord Natuur regelt de decentralisatie van realisatie en beheer van natuur en recreatie naar de provincie. Tevens is duidelijkheid gekregen over de nog beschikbare middelen voor Recreatie om de Stad. Afspraken hierover zijn gemaakt met lokale overheden en regionale samenwerkingsverbanden. De beschikbare middelen voor de ecologische hoofdstructuur zijn nog niet duidelijk. Deze middelen worden gegenereerd uit verkoop van bezit dat tengevolge van de herijking niet meer nodig is. Dit heet: ‘grond voor grond’. Onder welke voorwaarden middelen voor iedere provincie beschikbaar komen is nog niet bekend en wordt uitgewerkt. De ecologische hoofdstructuur wordt beperkt (herijkt) tot internationale (Europese) verplichtingen: Natura 2000 en Richtlijn Water. Een tweede aandachtspunt vormt het toekomstig beheer van natuur- en recreatieterreinen. De beschikbare middelen op de langere termijn zijn ontoereikend om het beheer onder de huidige condities voort te zetten. De provincie onderzoekt de mogelijkheden van duurzaam beheer met zoveel mogelijk behoud van de beheerkwaliteit door versterking van marktwerking. De marktwerking bij terreinbeheer van natuur en recreatie is bij de Europese Commissie en het Europees Hof ook aan de orde gesteld door de Vereniging Gelijkberechtiging Grondbezitters. Integrale Ruimtelijke Projecten (IRP) In meeste IRP's loopt de provincie geen grondexploitatierisico's. Alleen in de Zuidplaspolder is daarvan sprake als gevolg van de deelname van de provincie in de grondbank Zuidplas. De Grondbank heeft gronden aangekocht voor de ontwikkeling van de Zuidplas. Bij taxatie is gebleken dat de boekwaarde de werkelijke waarde van het aangekocht bezit overtreft. Inmiddels heeft de provincie de volgende maatregelen genomen om haar aandeel (40%) in het risico van de Grondbank te beheersen: Het treffen van een voorziening ter dekking van het tekort tussen boekwaarde en taxatiewaarde. Het bijdragen in de kapitaallasten van de Grondbank tot en met 2014 zodanig dat de grondbank geen rente meer hoeft bij te schrijven. Het verkopen van een deel van het grondbezit aan de gemeente Zuidplas, zodat de boekwaarde daalt tot € 97,0 mln. Deze maatregelen zijn naar huidig inzicht voldoende ter afdekking van verdere risico's. Zie verder de paragraaf Weerstandvermogen (5.2. punt 17). De problemen zijn een direct gevolg van de crisis. De oorspronkelijke ambities zijn niet langer haalbaar en de verwachte inkomsten uit grondexploitatie dienen mogelijk te worden bijgesteld. De aanpassing aan de huidige marktomstandigheden is pijnlijk maar noodzakelijk. De nieuwe uitgangspunten zullen worden vastgelegd in een herzien Ontwikkelings Strategie Kader (OSK) van de Regionale Ontwikkelingsorganisatie Zuidplas (ROZ) en Uitname Strategie Kader (USK) van de grondbank.
197
Deelname in grondexploitaties middels verbonden partijen De provincie neemt deel in: De Regionale OntwikkelingsMaatschappij Drechtsteden (ROM-D). De Ontwikkelingsmaatschappij het Nieuwe Westland (ONW). Beide participaties zijn publiek private samenwerkingsverbanden. De ROM-D is in 1999 opgericht en heeft als doel het versterken van de regionale economie van de Drechtsteden en heeft in dat kader de grondexploitatie van bedrijfsterreinen in haar portefeuille. Het risico van de provincie is beperkt tot haar aandeel in het gestorte aandelenkapitaal van bijna € 0,6 mln. De Ontwikkelingsmaatschappij het Nieuwe Westland is in 2002 in het leven geroepen om de ambities van het Integraal Ontwikkelingsplan Westland (IOPW) te verwezenlijken. In dat kader voert de ONW de grondexploitatie voor 1.400 woningen. Ook hier is het risico van de provincie beperkt tot het gestorte aandelenkapitaal van bijna € 1,4 mln. Strategisch bezit De provincie heeft in beperkte mate strategisch aangekocht. Strategische aankopen worden gedaan als de provincie in de gelegenheid komt om onder gunstige voorwaarden grond aan te kopen die ze in de nabije toekomst denkt nodig te hebben. De provincie heeft daar tot op heden spaarzaam gebruik van gemaakt. In 2013 verwacht de provincie een uitvoeringsovereenkomst te sluiten inzake de uitbreiding zandwinning Valkenburgse Meer, waarbij de aankoopkosten zullen worden verrekend met de opbrengsten uit zandwinning. In 2006 heeft de provincie samen met de gemeente Rotterdam circa 16 ha grond aangekocht met het oog op de mogelijke realisatie van een bedrijfsterrein in de noordrand van de Hoeksche Waard. Dit is van de baan en er zijn geen alternatieve provinciale belangen om dit strategisch bezit aan te houden. In 2013 zal dit op de markt worden gezet. De onderliggende boekwaarde is marktconform zodat verwacht wordt dat verkoop geen noemenswaardige verlies of winst zal opleveren. Beheer en verkoop verspreid provinciaal bezit en voormalige steunpunten Grond die aangekocht is voor een weg of een project kan lang niet altijd direct daarvoor worden gebruikt. Vaak wordt bij aankoop voortzetting van gebruik voor beperkte tijd afgesproken opdat de grond (soms met opstallen) niet 'verloedert'. De provincie is eigenaar van een behoorlijk aantal verspreid liggende gronden van meestal beperkte omvang. Vaak zijn ze mee gekocht voor een provinciaaldoel. Deze zogenaamde overhoeken zijn meestal incourante onbebouwde percelen, die niet (meer) van belang zijn voor de uitvoering van een provinciaal– project of provinciale dienst en waarvan behoud om strategische redenen niet aan de orde is. Deze gronden worden zoveel mogelijk verkocht en indien dat niet mogelijk blijkt, in huur of pacht uitgegeven. De begrote netto-opbrengst uit verkoop voor 2013 is € 0,5 mln. Aan deze verkopen is geen risico verbonden in de zin dat verspreid bezit geen boekwaarde kent. Maar de crisis in het vastgoed treft ook de verkoop van verspreid bezit waardoor het in 2013 lastiger zal worden de begrote opbrengst te realiseren. Niet alle bezit leent zich voor verkoop. Een deel van de gronden wordt verpacht of verhuurd. Door een meer marktconform verhuurbeleid verwacht de provincie een lichte toename van de opbrengsten uit verhuur.
198
In de afgelopen jaren heeft de provincie overtollig geworden steunpunten verkocht. In 2011 is de Muskusrattenbestrijding overgedragen aan de waterschappen. De overdracht van de steunpunten aan de waterschappen is uitgesteld, omdat de waterschappen nog niet weten of deze steunpunten nodig zijn voor voortzetting van deze dienst. De waterschappen zullen daarover vóór medio 2014 een besluit nemen. Voor zover blijkt dat waterschappen deze steunpunten wel nodig hebben, worden deze aan de waterschappen boekwaardeneutraal verkocht. In de tussentijd worden de steunpunten boekwaardeneutraal verhuurd. Overige grondposities De provincie is eigenaar van de ondergrond van provinciale wegen en waterwegen en van het provinciehuis. Deze gronden zijn dus onlosmakelijk verbonden met de functie van het gebouwde dat zich daarop bevindt. Op de grond voor wegen en waterwegen wordt afgeschreven in overeenstemming met het afschrijvingsregime van wegen of waterwegen in respectievelijk 30 of 40 jaar. Op de ondergrond van het Provinciehuis wordt niet afgeschreven (op het bouwwerk zelf wel). Er is geen risico verbonden aan deze geactiveerde grondposities.
199
200
Paragraaf Taakstellingen en reserveringen Inleiding Binnen de begroting is een aantal stelposten opgenomen. Deze vallen uiteen in taakstellingen (nog te realiseren bezuinigingen) en reserveringen (begrotingsruimte die gereserveerd is voor uitgaven). Taakstellingen en reserveringen worden in de loop van het begrotingsjaar bij de voorjaarsnota en najaarsnota ingevuld c.q. ter begroting gebracht. In deze paragraaf wordt een integraal inzicht gegeven in de nog openstaande taakstellingen en reserveringen, zoals deze zijn opgenomen in de Meerjarenbegroting. Totaaloverzicht Taakstellingen en Reserveringen Onderwerp
Omvang
(bedragen x € 1 mln)
2013
2014
2015
2016
7,8
Taakstellingen 1
Personeel en organisatie (Focus met Ambitie)
0,0
3,9
7,8
2
Taakstelling overig
0,0
0,0
1,8
2,4
0,0
3,9
9,6
10,2
Totaal Reserveringen 1
Focus met Ambitie
1,0
2,3
0,0
0,0
2
Transitie Subsidies
2,8
1,7
0,0
0,0
3
Reservering Overig
0,5
0,5
0,5
20,5
4,3
4,5
0,5
20,5
Totaal
Taakstellingen 1. Personeel en organisatie (Focus met Ambitie) In het Hoofdlijnenakkoord 2011-2015 zijn taakstellingen opgenomen voor het terugdringen van de kosten van personeel en organisatie. Deze taakstelling is structureel oplopend tot € 10,0 mln in 2015. Deze taakstelling wordt per begrotingsjaar ingevuld. Dit betekent dat in de Begroting 2013 alleen jaarschijf 2013 structureel is ingevuld. 2. Taakstelling overig De taakstelling overig is ontstaan, omdat de huidige methodiek van kostenverdeling alleen de indirecte kosten van jaar 2013 structureel verdeeld over de programma’s. De kostenverdeling vindt budgettair neutraal plaats.
Reserveringen 1. Focus met ambitie De vertaling van de bestuurlijke opgave om de organisatie kleiner, flexibeler en excellenter te maken naar ambtelijke organisatieonderdelen leidt tot een aangepast ritme van taakstelling over de jaarschijven voor de taakstellingen ‘Personeel en Organisatie’ en ‘Organisatie en Inhuur’. Door het aangepaste ritme wordt over de jaren 2013 en 2014 incidenteel in totaal € 3,3 mln versneld gerealiseerd. Deze middelen worden gereserveerd voor de frictiekosten van de organisatie.
201
2. Transitie Subsidies In de nota “Bezuinigingen op subsidies” zijn subsidieregelingen aangepast. Het verschil tussen de aangepaste bezuinigingen op subsidies met aftrek van herallocatie middelen en de bezuinigingen op subsidies uit het Hoofdlijnenakkoord kunnen worden gecompenseerd worden uit de reservering Transitie Subsidies (behoedzaamheidsbuffer). 3. Reservering Overig De reservering overig bestaat uit de stelpost Onvoorzien en Nog te verdelen indirecte kosten. De structurele stelpost Onvoorzien ad € 0,5 mln is bedoeld ter dekking van onvoorziene ontwikkelingen. De overige reservering in 2013 is veroorzaakt doordat na de kostenverdeling indirecte kosten zijn opgenomen in de begroting. Deze kosten worden bij de Voorjaarsnota 2013 alsnog verdeeld. De kostenverdeling vindt budgettair neutraal plaats. Het is gebruikelijk om voor een nieuw college na de provinciale verkiezingen in 2015, een bedrag te reserveren voor beleidsontwikkeling. In 2011 was voor het huidige college ongeveer € 20,0 mln. beschikbaar. In 2016 is een stelpost beleidsontwikkeling voor het nieuwe college opgenomen ad € 20,0 mln. Bij Najaarsnota 2011 is gemeld dat er verschil is tussen de werking van het personeelsinformatie- en het begrotingssysteem. Dit verschil is bij Begroting 2012 incidenteel opgelost en wordt in Begroting 2013 structureel verwerkt. Deze aanpassing is budgettair neutraal.
202
Paragraaf Subsidies Op 8 oktober 2008 is de (herziene) Algemene subsidie verordening (Asv) door PS vastgesteld. Nadien is deze in december 2010 en in september 2011 gewijzigd. De subsidies in deze paragraaf zijn gebaseerd op grond van de volgende artikelen: 1. 2.
Artikel 3, lid 1: GS kunnen boekjaar- en projectsubsidies verstrekken voor activiteiten die passen binnen de programma's die zijn opgenomen in de desbetreffende begroting; Voor activiteiten die passen binnen de programma's van de desbetreffende Begroting kunnen GS naast
3.
artikel 3 subsidies verstrekken conform artikel 4, sub c: indien in de begroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, zijn vermeld; GS kunnen per boekjaar subsidies verstrekken aan rechtspersonen conform artikel 27, lid 1, sub b: in die gevallen waarin de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, in de begroting zijn vermeld.
In overeenstemming hiermee en in relatie met de subsidieregelingen die door GS zijn vastgesteld, werden de subsidieplafonds voor het tijdvak 1 juli 2011 tot 30 september 2011 via de Kadernota 2013-2016 door PS vastgesteld. Voor projectsubsidies (artikel 34 Asv) vindt bij de vaststelling van de begroting eventueel een vaststelling van een 2e tranche van de subsidieplafonds 2013 plaats. De aanvragen die hierop betrekking hebben lopen van 1 december 2012 tot en met 28 februari 2013 (artikel 36, lid 1, Asv). Daarnaast zijn er subsidies gebaseerd op de Brede Doel Uitkering Verkeer en Vervoer (BDU). De subsidieplafonds worden ook door PS vastgesteld. Daarnaast worden in deze paragraaf de begrotingssubsidies 2013 vastgesteld. Alle daarbij behorende budgetten maken onderdeel uit van de begroting 2013.
In de onderstaande tabellen zijn de subsidieplafonds voor het jaar 2013 opgenomen. Op basis van de “Notitie Bezuinigingen op subsidies”, zoals deze door Provinciale Staten (PS) op 9 november 2011 is vastgesteld, zijn subsidieplafonds met ingang van 2012 heroverwogen. Nadien is op deze notitie een voortgangsrapportage “Bezuinigingen op subsidies” dd. mei 2012 gevolgd. De notitie en de voortgangsrapportage leiden tot een tweede (nu concreet voor het jaar 2013) neerwaartse bijstelling van een aantal subsidieplafonds als onderdeel van de eerder aangekondigde taakstelling op subsidies. In de maximaal te subsidiëren bedragen is voor loon- en prijscompensatie voor 2013 voor de regionale omroepen en boekjaarsubsidies landelijk gebied (paragraaf 2.2) respectievelijk 1,31% en 2% begrepen. Van de subsidies op het gebied van Jeugdzorg (doel 4.3), die grotendeels worden gefinancierd uit rijksbijdragen, wordt de prijscorrectie in het najaar 2012 door het Rijk bekend gemaakt. Voor de rest van de organisaties is een loon-prijscompensatie toegepast van 0 (nul) %. Begrotingssubsidies Ter toelichting dienen de volgende opmerkingen: 1.
De boekjaarsubsidies voor de jeugdzorginstellingen worden niet meer onder de begrotingssubsidies opgenomen. Dit omdat deze subsidies worden verleend op basis van de subsidieregeling jeugdzorg. De bedragen voor deze instellingen zijn als één totaal bedrag in de volgende tabel opgenomen. De subsidies per instelling voor de jeugdzorg worden opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Jeugd.
203
2.
3.
Op basis van nadere besluitvorming over de subsidieverlening voor het Kunstgebouw is de ingangsdatum van de bezuiniging opgeschort.. Dit heeft effect voor het opgenomen bedrag voor deze instelling. Er zijn op basis van de bestuurlijke afspraken en de afbouw van RAS 2009-2012 voor diverse regio’s begrotingssubsidies opgenomen (zie 4.3 in onderstaande tabel).
In de onderstaande tabel zijn de begrotingssubsidies voor het jaar 2013 opgenomen. Programma
Doel
Naam instelling
Maximaal te subsidiëren bedrag
1
1.1
Gemeente Westland (toezichthouders en reddingsbrigade zandmotor)
215.000
1
1.1
Veiligheidsregio Haaglanden (coördinerende taken zandmotor)
1
1.2
Hoogheemraadschap van Rijnland
1
1.2
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
1
1.2
Waterschap Hollandse Delta (Dordtse Biesbosch)
583.749
1
1.4
Consulentschap IVN-Zuid Holland
324.114
1
1.5
Recreatieschap Midden Delfland
675.682
2
2.2
Gemeente Delft (spoortunnel)
2
2.2
Fietsersbond
2
2.3
Rederij Naco b.v.
287.223
2
2.3
Gemeente Gorinchem (uitvoering veernetwerk)
161.534
2
2.4
Natuur- en Milieufederatie Zuid Holland
500.000
3
3.4
Kennisalliantie
529.540
3
3.4
Medical Delta
200.000
3
3.4
West Foreign Investement Agency (WFIA)
241.921
3
3.4
Zuid-Hollands Bureau voor Toerisme (ZHBT)
534.930
4
4.4
Sportservice Zuid Holland
605.642
4
4.4
Sensoor Zuid-Holland Noord
216.601
4
4.4
Sensoor Zuid-Holland Zuid
365.874
4
4.4
Stichting Tympaan Instituut
1.735.983
4
4.4
Stichting Zorgbelang Zuid-Holland
3.013.498
4
4.4
Verzetsmuseum
4
4.4
Stichting JSO - Jeugd
2.787.287
4
4.4
Stichting JSO - WMO
4.647.370
4
4.3
Regio Holland Rijnland
4
4.3
Stadsgewest Haaglanden
4
4.3
Regio Midden-Holland
4
4.3
Stadsregio Rotterdam
4
4.3
Regio Zuid, subregio Goeree-Overflakkee
132.161
4
4.3
Regio Zuid, Subregio Drechtsteden
435.816
4
4.3
Regio Zuid, Subregio Alblasserwaard Vijfheerenlanden
250.453
4
4.3
Regio Zuid, Subregio Hoeksche Waard
4
4.5
Erfgoedhuis Zuid-Holland
4
4.5
Jeugdtheaterhuis Zuid Holland
4
4.5
Kunstgebouw
4
4.5
TheatergroepMAX
4
4.5
Zuid-Hollandse Popunie
4
4.6
Probiblio
5.000.139
4
4.6
RTV Rijnmond
9.680.684
4
4.6
RTV West
9.700.447
45.000 180.000 11.226
6.000.000 40.932
148.500
728.133 25.000 391.640 25.000
177.389 1.644.843 200.000 2.438.762 0 143.932
204
Programma
Doel
Naam instelling
Maximaal te subsidiëren bedrag
4
4.5
SKR/S.E.O.P.
77.786
4
4.5
Bevrijdingsfestival
23.218
4
4.5
Kastelenstichting Holland en Zeeland
174.831 55.301.840
Totalen
2e tranche Project- en boekjaarsubsidies 2013 Ter toelichting dienen de volgende opmerkingen: a.
De onder de Asv vallende subsidieregelingen kennen geen eenduidig tijdstip van indiening van subsidieaanvragen. Daarom is in het ene geval in de tabel sprake van een subsidieplafond 1 e of 2e tranche en in het andere geval sprake van een totaal subsidieplafond.
b.
Indien bij de verlening van subsidies rangschikking aan de orde is, is dit vermeldt in de betreffende subsidieregeling. Voor de onder 1.6.10 geldende Subsidieregeling Landelijk Gebied Zuid-Holland stellen GS daar waar
c. d.
nodig deelplafonds aan PS voor (conform art. 7, lid 2, Asv doen GS hier mededeling van). In verband met de ILG-onderhandelingen worden voor de onder de subsidieregeling 1.6.10 vallende deelplafonds voor par. 3.1 art. 42 lid 1 en 2, par. 3.3, par. 3.5, par. 3.9 t/m 3.23, par. 3.25 t/m 3.29 geen
e.
bedragen opengesteld. Voor par. 3.10 geldt dat hiervoor wel een plafondbedrag wordt opengesteld, dekking hiervoor vindt plaats uit de reserve groene ambities. Onder de subsidieregeling 1.6.10 paragraaf 3.6. en 3.8 worden de subsidies voor de 1e tranche 2013
f.
verleend, voor de 2e tranche 2013 zijn nieuwe subparagrafen, respectievelijk 3.6A en B en 3.8A en B van toepassing. Voor de subsidieregeling 1.6.12 molens Zuid Holland komen voor de instandhoudingregeling, die een periode van 6 jaar beslaat en waarvoor alle molens in Zuid Holland een onderhoudsplan op dienen te stellen de subsidieaanvragen geheel ten laste van het subsidieplafond 2013. De exploitatielasten hiervan komen ten laste van de betreffende jaarschijf in de meerjarenbegroting.
g.
Voor de subsidieregeling 1.6.13 Herstructurering/ontwikkeling bedrijventerreinen Zuid-Holland worden voor 2013 geen middelen meer beschikbaar gesteld. De provincie heeft namelijk haar prestatieafspraken voor het herstructureren van 820 ha ruim gehaald.
h.
Voor de subsidieregeling 1.6.13 par. 3.13 Planvorming bedrijventerreinen wordt nog wel een deelplafondbedrag geraamd. Voor de subsidieregeling 1.6.17 Jeugdzorg Zuid Holland zijn in lijn met het hoofdlijnenakkoord voor de
i.
thema’s buiten provinciale plaatsingen, innovatie, projecten vraag-aanbod jeugdzorg, transitie, kwetsbare jongeren en impuls kwaliteitsverbetering en vraag en aanbod afzonderlijke deelplafonds opgenomen. Tevens zijn voor de binnen Zuid Holland en landelijk werkende instellingen totaal j. k.
bedragen voor de boekjaarsubsidies opgenomen. Voor de uitvoeringsregeling 1.6.20 Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer wordt in 2013 vanwege bezuinigingen op de rijksbijdrage een lager plafond voorzien dan in 2012. Voor de subsidieregeling 1.6.28 Cofinanciering Operationeel Programma Landsdeel West wordt voor 2013 geen subsidieplafond opgenomen. Voor het Uitvoeringsprogramma Economische Agenda Zuidvleugel heeft de provincie zich samen met de Zuidvleugelpartners gecommitteerd aan de uitvoering van 22 projecten. Voor deze uitvoering is in 2012 een plafond van € 11,0 mln. Opgenomen (zie Voorjaarsnota 2012).
205
l.
Voor de subsidieregeling 1.6.36 restauratie van rijksmonumenten met als doel: het door het Rijk
gedecentraliseerde rijksmiddelen ten behoeve van het behoud van rijksmonumenten wordt een subsidieplafond van € 1.514.381 opgenomen. m. Voor de subsidieregeling Sanering en bemiddeling verspreide glastuinbouw Zuid Holland zijn voor de sanering en de bemiddeling afzonderlijke deelplafonds opgenomen. In onderstaande tabel worden de subsidieplafonds 2e tranche 2013 voor de project- en boekjaarsubsidies weergegeven. Subsidieregeling nr.
Titel van de regeling
Doel
1.6.03
Subsidieregeling kwaliteitsbevordering openbaar vervoer Zuid-Holland
2.3
2.030.000
40.000
1.6.06
Subsidieregeling bodemsanering voormalige gasfabrieksterreinen ZuidHolland
3.3
7.000.000
7.000.000
2.1
Boekjaarsubsidie natuur- en landschapsbeheer in het cultuurlandschap
1.5
880.000
710.924
2.2
Boekjaarsubsidies terreinbeheer door natuurbeschermingsorganisaties
1.4
1.642.397
1.637.100
2.3
Boekjaarsubsidies voet- en fietsveren met een regionale functie
1.3
53.500
53.500
2.4
Boekjaarsubsidies Structurele activiteiten ter uitvoering van het provinciale faunabeleid als bedoeld in de Flora- en faunawet
1.4
145.000
149.000
2.5
Boekjaarsubsidie, proefproject 'boeren voor natuur' in polder Biesland
1.5
139.422
139.422
3.1, art. 42, lid 1
Projectsubsidie Verwerving en inrichting (provinciale) ecologische verbindingen (EHS)
1.4
0
0
0
0
3.1, art. 42, lid 2
Projectsubsidie Verwerving en inrichting (provinciale) ecologische verbindingen (EHS)
1.4
0
0
0
0
3.3
Projectsubsidies Milieutekorten in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) gebieden
1.4
0
0
0
0
3.4
Projectsubsidies Maatregelen in de ecologische hoofdstructuur
1.4
180.000
180.000
0
180.000
3.5
Projectsubsidie soortenbeleid Leefgebied
1.4
0
0
0
0
3.6
Projectsubsidie Natuurbeschermingswet
1.4
0
135.000
0
135.000
3.6A
Projectsubsidie ingevolge art. 10 Natuurbeschermingswet 1998
1.4
160.000
0
0
0
3.6B
Projectsubsidie ingevolge art. 10a Natuurbeschermingswet 1998
1.4
130.000
0
130.000
130.000
1.6.10
Paragraaf
206
Totaal subsidieplafond 2012
Subsidie plafond 1e tranche 2013
Subsidie plafond 2e tranche 2013
Totaal subsidieplafond 2013
Subsidieregeling nr.
Paragraaf
Doel
Totaal subsidieplafond 2012
Subsidie plafond 1e tranche 2013
Subsidie plafond 2e tranche 2013
Totaal subsidieplafond 2013
3.7
Projectsubsidie landelijke routenetwerken
1.3
0
274.250
0
274.250
3.8
Projectsubsidie Ontsluiting landelijk gebied; wandelen over boerenland
1.3
180.000
90.000
0
90.000
3.8 A
Projectsubsidie Wandelroutenetwerk
1.3
0
0
170.000
170.000
3.8 B
Projectsubsidie wandelen over boerenland
1.3
0
0
90.000
90.000
3.9
Projectsubsidie POP2-maatregel 111 (Beroepsopleiding en voorlichting)
1.5
287.500
0
0
0
3.10
Projectsubsidie POP2-maatregel 125 (infrastructuur voor de ontwikkeling/aanpassing van de landen bosbouw)
1.5
0
0
400.000
400.000
3.11
Projectsubsidie POP2-maatregel 216 (niet productieve investeringen, verdrogingsbestrijding)
1.5
395.000
0
0
0
3.11
Projectsubsidie POP2-maatregel 216 onderdeel A3 Waterbeheer
1.5
1.090.000
0
0
0
3.15
Projectsubsidie POP2-maatregel 321 (Basisvoorzieningen voor economie en plattelandsbevolking)
1.5
280.000
0
0
0
3.12 t/m 3.14 3.16 t/m 3.18
Projectsubsidies POP2 maatregel 311, 312, 313, 323 en 341
1.5
3.780.000
0
0
0
3.19 t/m 3.23
Projectsubsidies POP2 Leaderaanpak maatregelen 411, 412, 413, 421 en 431
1.5
1.800.000
0
0
0
3.24
Projectsubsidie Gebiedsgerichte ontwikkeling van groenblauwe diensten
1.5
200.000
100.000
100.000
200.000
3.25
Projectsubsidie Ontwikkelen en instandhouding Nationale Landschappen
1.5
0
0
0
0
3.26
Projectsubsidie Akkerrandenregeling
1.5
300.000
250.000
0
250.000
3.27
Projectsubsidie Stimuleren regionaal landschapsbeleid
1.5
300.000
0
0
0
3.28
Projectsubsidie voor het versterken van de leefbaarheid en sociaaleconomische vitaliteit in het landelijk gebeid
1.5
0
0
0
0
3.29
Projectsubsidie voor het onderhoud van landschapselementen
1.5
139.594
0
185.425
185.425
3.30
Projectsubsidie ter uitvoering van de verplichtingen van het Rijk, die initieel zijn overgegaan op de provincie bij WILG
1.5
0
0
0
0
Subsidieregeling molens Zuid-Holland
4.5
754.820
Herstructurering/ontwikkeling bedrijventerreinen
3.4
10.000.000
1.6.12 1.6.13
Titel van de regeling
2.3
207
3.420.000 0
0
0
Subsidieregeling nr.
Paragraaf
1.6.13
3.13
1.6.17
Titel van de regeling
Doel
Planvorming Bedrijventerreinen
3.4
Subsidieregeling Jeugdzorg ZuidHolland
Totaal subsidieplafond 2012
1.000.000
Subsidie plafond 1e tranche 2013 500.000
Subsidie plafond 2e tranche 2013
500.000
Totaal subsidieplafond 2013
1.000.000
4.844.579
2
Boekjaarsubsidies jeugdzorginstellingen binnen Zuid Holland
4.3
106.975.131
2
Boekjaarsubsidies Landelijk werkende instellingen
4.3
3.602.107
3
Buiten provinciale plaatsingen
4.3
0
1.500.000
3
Innovatie
4.3
0
1.135.023
3
Projecten vraag-aanbod jeugdzorg
4.3
0
500.000
3
Transitie jeugdzorg / transformatie
4.3
0
2.723.614
3
Kwetsbare jongeren
4.3
0
289.934
3
Impuls kwaliteitsverbetering en vraag en aanbod
4.3
0
4.285.296
1.6.20
Uitvoeringsregeling brede doeluitkering verkeer en vervoer
2.2
90.000.000
87.400.000
1.6.27
Subsidieregeling Programmafinanciering lokale luchtkwaliteitsmaatregelen
2.4 21.000.000
20.325.000
1.6.28
Subsidieregeling Cofinanciering Operationeel Programma Landsdeel West
3.4
1.6.30
Subsidieregeling externe veiligheid 2011-2014 Zuid-Holland
2.4
1.6.33
Subsidieregeling sanering verspreide glastuinbouw 2012
3.1
Subsidieregeling sanering en bemiddeling verspreide glastuinbouw Zuid Holland: sanering
3.1
bemiddeling
3.1
1.6.36
Subsidieregeling restauratie van rijksmonumenten
4.5
1.6.37
Subsidieregeling cultuurnetwerkers Zuid Holland
4.5
1.6.35
11.000.000
0
0
3.000.000
3.000.000
8.000.000
0
0
412.254
0
580.000
0 0
Totalen
0
1.514.381
1.514.381 176.000 250.673.361
208
Paragraaf EU-subsidies Inleiding De beleidsdoelen die de provincie heeft gesteld met het Provinciale meerjarenprogramma landelijk gebied, ‘Vitaal Platteland’, het economische clusterbeleid en duurzaam innovatiebeleid kunnen mede worden vormgegeven met steun vanuit Europese subsidieprogramma’s. Daarom wordt ingezet op maximale benutting van middelen die beschikbaar zijn via Europese programma’s om provinciale doelen te realiseren. Dit is met name belangrijk nu door bezuinigingen vanuit het Rijk de beleidsdoelen onder druk komen te staan. Er bestaan verschillende Europese Subsidieprogramma’s voor de periode 2007-2013 die mogelijkheden bieden voor projecten op het grondgebeid van Zuid-Holland. De uitdaging is deze mogelijkheden samen met partners binnen de provincie te verzilveren. De provincie speelt hierbij een actieve, sturende rol. Binnen diverse programma’s heeft de provincie een rol in de besluitvorming over de toekenning van subsidies. Deze paragraaf biedt een overzicht van de middelen in de verschillende Europese subsidieprogramma’s. Periode 2007-2013 (bedragen in € mln)
EFRO (Interreg)
22,5
EFRO (Kansen voor West)
64,0
POP2
29,9
Totaal
116,4
Bovenop de Europese middelen zijn door het Rijk voor Kansen voor West extra middelen toegevoegd aan het programma (€ 25,2 mln). Daarnaast hebben ook de steden Rotterdam en Den Haag hun eigen budget vanuit Kansen voor West voor kennis en innovatie (€ 43,7 mln EFRO en € 13,1 mln rijkscofinanciering). Al met al kan hiermee voor zo’n € 200,0 mln aan Europese en rijksfinanciering worden ingezet voor projecten die bijdragen aan de realisatie van provinciale ambities. Waar aanvankelijk de focus lag op het van de grond krijgen van voldoende projecten om 100% van het beschikbare budget te benutten, is het nu van belang de voortgang van de projecten en de benutting en uitputting van de voor Zuid-Holland beschikbare budgetten goed te monitoren. Dit staat ook in directe relatie tot de nieuwe prestatie-indicator: het percentage van de realisatie van de voor Zuid-Holland beschikbare budgetten. Dit betreft zowel het Operationeel Programma Kansen voor West (OP West) als het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP2). Anders dan bij Interreg is voor zowel OP West als POP2 de provincie verantwoordelijk voor de benutting van de beschikbare middelen. Het gaat hier om een inspanningsverplichting. Tijdige realisatie van een voldoende hoog projectvolume is daarbij ook van groot belang om te voldoen aan de zogenaamde N+2 regel: elke jaartranche van zowel OP West als POP moet uiterlijk twee jaar na afloop van dat jaar volledig zijn besteed. Deze N+2 regel geldt op programmaniveau, oftewel voor alle partners binnen een programma samen en niet voor de provincie afzonderlijk. Toch monitoren we ook specifiek de opgave voor ZuidHolland.
209
De provincie is op een drietal wijzen betrokken bij projecten. Door zelf te participeren in een project als eindverantwoordelijke of als partner; door het verlenen van cofinanciering aan een project uit Zuid-Holland of door het begeleiden van projecten uit Zuid-Holland om succesvol gebruik te maken van de Europese subsidiemogelijkheden. Vanaf medio 2008 zijn de eerste Europese projecten binnen de lopende budgetperiode (2007-2013) in uitvoering gekomen. Deze projecten hebben een meerjarig karakter. OP Kansen voor West (OP West) Binnen het Operationeel Programma Kansen voor West kunnen Europese subsidies worden aangevraagd door partijen binnen de vier Randstadprovincies voor projecten op het gebied van de kenniseconomie (Europese 'Lissabon strategie'), duurzaamheid en kwaliteit regionaal vestigingsklimaat. De provincie is actief betrokken bij de beoordeling en selectie van projecten die voor subsidie in aanmerking komen. Van de beschikbare € 64 mln moet ultimo 2012 de eerste € 28 mln zijn besteed. Inmiddels is al voor ruim 20 mln gerealiseerd. In de tabel hieronder een overzicht van de minimale vereiste uitgaven (N+2) per jaarschijf ten opzichte van de daadwerkelijke (verwachte) uitgaven (Realisatie) in de lopende projecten. Jaar (bedragen in € mln)
2012
2013
2014
2015
N+2
28,0
38,7
49,6
63,9
Realisatie (verwacht)
35,4
46,3
55,0
63,9
De tabel hieronder geeft de voorlopige verdeling van middelen (alleen beschikte projecten) weer per provinciaal beleidsthema. Het betreft dus alleen de middelen die op papier beschikt zijn, projecten die in de pijplijn zitten worden niet meegerekend. Thema (bedragen in €)
EFRO
Rijkscofinanciering
Cofinanciering provincie Zuid-Holland
Totaal projectvolume
Economische Clusterversterking
26.403.881
14.358.252
8.730.000
112.226.514
Milieu / Duurzame energie
10.060.597
4.220.371
2.906.291
48.933.671
6.235.869
3.224.350
Greenports
400.000
14.612.641
Groen
7.838.623
-
3.600.000
23.483.668
Totaal
50.538.970
21.802.973
15.636.291
199.256.494
Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP2) De Europese subsidies voor plattelandsontwikkeling (POP2) worden ingezet binnen de kaders van het Provinciale meerjarenprogramma landelijk gebied. De verdeling van de Europese subsidie verloopt via de provinciale subsidieregeling landelijk gebied. Van de beschikbare € 29,9 mln moet ultimo 2012 de eerste € 15,7 mln zijn besteed. Naar verwachting blijven de uitgaven hierop ongeveer € 4,0 mln achter. Deze onderbesteding leidt op programmaniveau nog niet tot problemen, de uitgaven van de andere provincies zorgen ervoor dat voor het hele programma de N+2 wordt gehaald. Het is echter wel zorg om in het komende jaar tot voldoende uitgaven te komen. In de tabel hieronder een overzicht van de minimale vereiste uitgaven (N+2) per jaarschijf ten opzichte van de daadwerkelijke (verwachte) uitgaven (Realisatie) in de lopende projecten.
210
Jaar (bedragen in € mln)
2012
2013
2014
2015
N+2
15,7
20,7
25,3
29,9
Realisatie (verwacht)
11,7
13,3
19,0
29,9
Interreg
De provincie Zuid-Holland kan binnen 4 Interreg programma’s projecten indienen (Interreg IVA 2 Zeeën, Interreg IVB Noordzee, Interreg IVB Noord West Europa en Interreg IVC). Binnen de Interreg programma’s kunnen Europese subsidies worden aangevraagd voor projecten waarin partijen uit meerdere landen 'grensoverschrijdend' samenwerken. De programma’s werken met periodieke oproepen voor indiening van projectvoorstellen - een soort tenders waarbinnen projectaanvragen kunnen worden ingediend. De provincie heeft in alle Interreg programma’s een adviserende rol bij de beoordeling van projecten. Daar waar relevant wordt projectdeelname als (lead)partner door de provincie zelf gestimuleerd. In de vorige programmaperiode (2000-2006) was Zuid-Holland de provincie met het hoogste aantal deelnemende partners, die samen voor circa € 22,5 mln aan Europese subsidies verwierven. Een ambitie die we ook in de huidige programmaperiode vast willen houden. Tal van projecten met partners uit Zuid-Holland zijn al goedgekeurd. Inmiddels is door partijen in Zuid-Holland tot midden 2011 voor € 17,5 mln aan Europese subsidie verworven. Programma (bedragen in €)
verworven tot nu
Interreg IV A 2 Zeeën
7.325.276
Interreg IV B Noord West Europa
4.977.870
Interreg IV B Noordzee
4.193.585
Interreg IV C
1.008.873
Totaal
17.505.604
Overige Programma’s De provincie heeft als doelstelling om naast de gangbare programma’s zoals EFRO, ook middelen te verwerven uit andere programma’s zoals de Kaderprogramma’s en Life+. Voor Life+ is nu een aanvraag in voorbereiding en binnen het Zevende Kaderprogramma (KP7) heeft de provincie een eerste succesvolle aanvraag ingediend middels het Health Ties project, waarvoor de provincie als leadpartner € 109.396 heeft verworven.
211
212
Financiële Begroting Inleiding De Financiële Begroting is gebaseerd op het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV). De indeling van de Financiële Begroting is als volgt: Overzicht van baten en lasten Toelichting van baten en lasten Gronden waarop de ramingen zijn gebaseerd Indexering materiële budgetten en gesubsidieerde instellingen Rente Salarissen Kostenverdeling Uitkering Provinciefonds Opcenten Motorrijtuigenbelasting Kapitaallasten Investeren, waarderen en afschrijven EMU-saldo Verklaring verschillen Begroting na wijziging (Voorjaarsnota) 2012 - Begroting 2013 Verklaring verschillen Jaarrekening 2010 - Begroting 2013 Algemene dekkingsmiddelen Incidentele baten en lasten Overzicht van inkomsten en uitgaven: investeringen Uiteenzetting financiële positie Nieuw beleid in 2013 Arbeidskosten gerelateerde verplichtingen Verleende garanties en waarborgen Staat van reserves en voorzieningen 2013 Staat van activa 2013 Investerings- en financieringsstaat 2013
213
Overzicht baten en lasten (bedragen x € 1.000)
2011
2012 na VJN
2013
2014
2015
2016
Lasten Programma 1
Groen en Water
157.794
189.362
197.926
135.780
102.621
67.256
2
Mobiliteit en Milieu
408.704
438.660
413.556
393.767
399.061
398.296
3
Ruimte, Wonen en Economie
79.432
117.319
93.546
74.236
47.924
42.445
4
Bestuur en Samenleving
248.919
215.865
206.976
203.079
201.018
72.833
5
Integrale Ruimtelijke Projecten
33.908
9.804
3.596
3.448
1.968
1.968
6
Middelen
19.798
15.630
12.440
8.811
-1.070
18.295
948.555
986.639
928.040
819.121
751.522
601.091
Totaal lasten Baten Programma 1
Groen en Water
104.225
107.361
121.816
52.438
22.434
21.949
2
Mobiliteit en Milieu
145.218
156.058
139.957
104.634
103.385
105.860
3
Ruimte, Wonen en Economie
57.857
3.374
1.525
1.277
899
899
4
Bestuur en Samenleving
127.033
112.180
113.465
111.337
111.040
854
5
Integrale Ruimtelijke Projecten
6
Middelen
Totaal baten Resultaat voor bestemming
2.041
1.881
30
30
30
30
532.302
520.966
512.071
523.652
502.705
483.400
968.675
901.819
888.864
793.369
740.493
612.992
20.120
-84.820
-39.176
-25.752
-11.029
11.901
Bijdrage uit reserve Programma 1
Groen en Water
10.524
33.261
15.983
13.664
10.636
5.758
2
Mobiliteit en Milieu
25.297
40.942
29.913
42.743
38.580
24.552
3
Ruimte, Wonen en Economie
7.324
36.055
13.605
5.169
0
2.853
4
Bestuur en Samenleving
4.298
4.499
244
0
1.000
0
5
Integrale Ruimtelijke Projecten
11.034
3.671
0
0
0
0
6
Middelen
Totaal bijdrage uit reserve
46.469
46.365
512
287
292
126
104.946
164.793
60.258
61.862
50.507
33.289
Storting in reserve Programma 1
Groen en Water
7.084
23.390
840
481
250
55
2
Mobiliteit en Milieu
51.110
43.546
15.328
28.070
32.044
22.309
3
Ruimte, Wonen en Economie
37.109
11.587
0
5.149
4.037
0
4
Bestuur en Samenleving
3.660
1.000
1.000
0
0
0
5
Integrale Ruimtelijke Projecten
4.654
0
0
0
0
0
6
Middelen
2.445
450
3.915
94
0
0
Totaal storting in reserve
106.062
79.973
21.082
33.794
36.331
22.364
Resultaat na bestemming
19.004
0
0
2.316
3.147
22.825
214
Toelichting baten en lasten In het overzicht van baten en lasten staat opgenomen wat het resultaat is voor bestemming (alleen exploitatie) en wat het resultaat is na bestemming (inclusief bijdragen en stortingen in reserves). De toelichting op de exploitatie staat in de programmabegroting op het niveau van speerpunten en reguliere taken. Gronden waarop de ramingen zijn gebaseerd De basis voor de begroting en het meerjarenperspectief is het financieel perspectief tot en met de Voorjaarsnota 2012. De Begroting 2013 en de meerjarenraming 2013-2016 zijn opgebouwd op basis van de vastgestelde meerjarenraming 2012-2015, de Voorjaarsnota 2012, de Kadernota 2013 en het Hoofdlijnenakkoord. Voor de ontwikkeling van de financiële ruimte sinds de vaststelling van het Hoofdlijnenakkoord wordt verwezen naar het overzicht in het Budgettair kader aan het begin van dit boekwerk. Bij het opstellen van de begroting is verder onder andere rekening gehouden met de onderstaande uitgangspunten. Indexering materiële budgetten en gesubsidieerde instellingen De indexeringen van de provinciale materiele budgetten en gesubsidieerde instellingen vinden niet plaats. Er vindt alleen indexering plaats, waarin dit verplicht en/of extern van aard is. Bijvoorbeeld voor de regionale TV-omroepen (1,31%), bijdrage aan Regionale Uitvoeringsdiensten (1,60% - 1,96%), subsidieregeling Landelijk Gebied (paragraaf 2.2) (2,00%), investeringsbudget Integrale Ontwikkeling tussen Delft en Schiedam (IODS) (2,75%) en investeringenbudgetten van het Meerjarenprogramma Investeringen Provinciale Infrastructuur (MPI) (2,75%). Rente In deze begroting zijn de rentelasten gebaseerd op de in de meerjarenraming verwerkte ontwikkeling van de (groeiende) financieringsbehoefte enerzijds en de teruglopende eigen financieringsmiddelen anderzijds. Voor 2013 is bij de berekening van het te hanteren rentepercentage op investeringen rekening gehouden met de volgende vier rentepercentages: Rentepercentage voor lang geld: Prognose marktrente
2,83% 2,50%
Feitelijke rentedruk Rekenrente laatst vastgestelde begroting
4,43% 3,89%
De omrekening van deze percentages leidt tot een berekende rente van 3,41%. Salarissen De werkgeverslasten worden normatief in de begroting opgenomen. Dit wil zeggen dat niet de geraamde bezetting uitgangspunt is voor de begrote bedragen maar het aantal formatieplaatsen. Voor iedere functieschaal is een normbedrag vastgesteld gebaseerd op 98% van het maximum. Vervolgens bepaalt het aantal structurele formatieplaatsen x het niveau van de functieschaal de hoogte van het in de begroting op te nemen budget. Jaarlijks worden de normbedragen bijgesteld met de gevolgen van CAO-stijgingen. Verder wordt beoordeeld of het niveau van de normbedragen nog realistisch is ten opzichte van de werkelijke salariskosten.
215
Kostenverdeling Tot en met 2011 kende de provincie een kostenverdeling op het niveau van productgroep en werden organisatiekosten grotendeels doorbelast op basis van ingeschatte inspanningspercentages. Vanaf 2012 wordt, conform het door PS vastgestelde beleid (besluit 6172 d.d. 28 april 2010), de kostenverdeling verder verfijnd naar het niveau van deelproducten en worden kosten gedurende 2013 feitelijk toegerekend op basis van tijdschrijven. De opbouw van de organisatiekosten en de doorbelasting naar programma’s kan als volgt worden weergegeven: Kosten
Begroting 2012
Begroting 2013
127.659
115.580
34.183
33.915
161.842
149.495
1 Groen en Water
26.967
26.319
2 Mobiliteit en Milieu
80.004
64.920
3 Ruimte, Wonen en Economie
22.061
23.834
4 Bestuur en Samenleving
24.887
25.276
(bedragen x € 1.000)
Loonkosten Indirecte kosten Totaal te verdelen
Verdeling naar programma
5 Integrale Ruimtelijke Projecten 6 Middelen Totale verdeling21
87
102
7.835
9.044
161.842
149.495
Uitkering Provinciefonds
De meerjarenraming voor de uitkering uit het Provinciefonds is gebaseerd op de Junicirculaire. Hierin zijn zowel de meerjarige ontwikkelingen aangegeven ten aanzien van de algemene uitkering als van decentralisatie-uitkeringen. Bij het ramen van de algemene uitkering wordt rekening gehouden met een behoedzaamheidsmarge van 1 procent. Opcenten motorrijtuigenbelasting
Bij het ramen van de inkomsten uit de opcenten op de motorrijtuigenbelasting wordt rekening gehouden met ontwikkelingen in het wagenpark. Hierbij gaat het zowel om volume (aantallen auto's) als gewicht. Deze variabelen zijn van invloed op de inkomsten. Bij volume wordt rekening gehouden met het aantal energiezuinige auto's, waarvoor een (gedeeltelijke) vrijstelling geldt. Bij de raming wordt rekening gehouden met een behoedzaamheidsmarge van 1 procent om beperkte afwijkingen in volume, gewicht e.d. op te kunnen vangen.
21
Ten opzichte van 2012 is er in totaal € 12,35 mln minder doorbelast naar de programma’s in 2013. De belangrijkste oorzaak van de gedaalde doorbelasting zijn de lagere loonkosten, die per saldo afnemen met een bedrag van € 12,08 mln. Naast een afname van de loonkosten, nemen ook de indirecte kosten af in 2013 met € 0,27 mln.
216
In het Hoofdlijnenakkoord is ten aanzien van de opcenten opgenomen de inflatiecorrectie voor de helft achterwege te laten. Per jaar wordt bezien of de volledige correctie achterwege kan blijven, afhankelijk van het financieel perspectief. Om de lastenverhoging voor de burger te beperken, wordt voorgesteld om ook voor 2013 de verhoging met de helft van de inflatie achterwege te laten. Dekking tot en met 2015 vindt plaats door de inzet van de vrijval van kapitaallasten voor verkeer en vervoer. Kapitaallasten Bij het begroten van de kapitaallasten is rekening gehouden met de investeringen zoals deze voor de periode 2012-2015 zijn geraamd. Het MPI maakt onderdeel uit van de raming. Investeren, waarderen en afschrijven De investeringen en afschrijvingen voor 2013 en verder zijn opgenomen conform de beleidsuitgangspunten zoals vastgesteld in de beleidsnota Investeringen, waarderingen en afschrijvingen 2010. EMU-saldo Inleiding In de begroting en jaarrekening wordt het zogeheten EMU-saldo weergegeven. Op basis van Europese afspraken mag Nederland als geheel een EMU-tekort hebben van 3% van het bruto binnenlands product (bbp). Het Rijk schrijft voor dat provincies (als onderdeel hiervan) een maximaal EMU-tekort van 0,07% van het bbp mogen hebben. Op basis hiervan berekent het Rijk jaarlijks per provincie het maximaal toegestane tekort (referentiewaarde). Bij het opstellen van de begroting wordt rekening gehouden met de referentiewaarde voor 2012. In 2012 mocht Zuid-Holland een EMU-tekort hebben van € 53,0 mln. Meerjarige ontwikkelingen In onderstaande tabel staan de meerjarige ontwikkelingen ten aanzien van het EMU-saldo weergegeven. De realisatie over 2011 is afkomstig uit de jaarrekening; de raming over 2012 is gebaseerd op de stand tot en met de Voorjaarsnota 2012; de overige cijfers zijn gebaseerd op de (meerjaren)begroting. In de Begroting 2012 werd eerder nog uitgegaan van een EMU-tekort van - € 259,2 in 2012 en - € 235,9 mln in 2013. Oorzaak van deze ontwikkeling kan gevonden worden in een afname van de investeringsuitgaven in deze jaren en een toename van de bijdragen van derden aan investeringen. (bedragen x € 1.000)
2011
2012
2013
2014
-13.534
- 254.623
- 160.990
- 185.324
Wet HOF Het Rijk werkt momenteel aan een wetsvoorstel voor Houdbare overheidsfinanciën (wet HOF). Kern van het wetsvoorstel is dat het Rijk individuele decentrale overheden een boete op kan leggen als zij hun individuele referentiewaarde overschrijden (ook als Nederland als geheel niet de 3%-norm overschrijdt en geen boete krijgt opgelegd van de Europese Commissie). Deze boete kan oplopen tot maximaal de omvang van de algemene uitkering uit het gemeente- of Provinciefonds. Voor Zuid-Holland gaat het hierbij om een bedrag van maximaal circa € 150,0 mln. Het wetsvoorstel is een wijziging ten opzichte van de huidige situatie, waarbij geen individuele boetes kunnen worden opgelegd. Vooralsnog is niet duidelijk of de wet HOF er gaat komen, en zo ja, wanneer. Invoering met ingang van 2014 behoort tot de mogelijkheden behoort tot de mogelijkheden maar invoering met ingang van 2013 dient niet bij voorbaat te worden uitgesloten.
217
Zuid-Holland trekt samen met andere overheden op om de gevolgen van de wet zoveel mogelijk te beperken (onder door een lobby richting beleidsbepalers). Veruit de meeste provincies en gemeenten hebben op basis van het voorgeschreven baten- en lastenstelsel een sluitende begroting. Alleen omdat het EMU-tekort wordt berekend op basis van een ander boekhoudkundig stelsel (kas-verplichtingenstelsel) hebben veel decentrale overheden een (boekhoudkundig) EMU-tekort. Invoering van de wet HOF zal als (ongewenst) neveneffect hebben dat er een forse rem wordt gezet op het doen van uitgaven door decentrale overheden die juist als doel hebben om de economische groei in Nederland te stimuleren. Verschillen Begroting 2012 na Voorjaarsnota 2012 - Begroting 2013 Conform het BBV is er een toelichting gemaakt op de aanmerkelijke verschillen tussen de geraamde bedragen van het begrotingsjaar 2013 en de geraamde bedragen van het vorig begrotingsjaar na wijziging (Begroting 2012 na Voorjaarsnota 2012). Voor de onderstaande tabellen geldt dat een bedrag met + een voordeel is en met een - teken een nadeel is. Begroting na wijziging 2012 Lasten
Baten
Programma 1 Groen en Water
189.362
107.361
Programma 2 Mobiliteit en Milieu
438.660
Programma 3 Ruimte, Wonen en Economie Programma 4 Bestuur en Samenleving
Begroting 2013
Verschil
Lasten
Baten
Saldo
-82.001
197.926
121.816
-76.110
-8.564
14.456
5.918
156.058
-282.602
413.556
139.957 -273.599
25.104
-16.101
9.003
117.319
3.374
-113.945
93.546
1.525
-92.021
22.773
-1.848 21.924
215.865
112.180
-103.685
206.976
113.465
-93.511
8.889
1.285 10.174
9.804
1.881
-7.922
3.596
30
-3.566
6.208
-1.851
4.357
15.630
520.966
505.336
12.440
512.071
499.631
3.190
-8.895
-5.705
986.639
901.819
-84.820
928.040
888.864
-39.176
58.599
-12.955 45.644
Lasten
Baten
Saldo
-3.360
260
-3.100
574
-574
0
-12.623
12.623
0
3.800
0
3.800
-20.000
0
-20.000
11.050
0
11.050
Fluctuaties in de uitvoering van groenprojecten
7.600
0
7.600
Fluctuaties in de uitvoering van het ILG programma
2.527
2.473
5.000
Fluctuaties in de uitvoering van Visiebeheer
700
0
700
Fluctuaties in de lasten voor beheer en onderhoud PRG’s
539
0
539
1.000
0
1.000
Programma 5 Integrale Ruimtelijke Projecten Programma 6 Middelen Resultaat voor bestemming
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
Hieronder worden de aanmerkelijke verschillen per programma toegelicht: Programma 1 Groen en Water (bedragen x € 1.000)
Programmatische Aanpak Kust wordt m.i.v. 2013 verantwoord in Programma 1 in plaats van programma 5 Fluctuatie van Synergiegelden water Fluctuatie in de uitvoering van PMR-projecten In 2012 extra middelen voor oplossen knelpunten stad-landverbindingen In het Hoofdlijnenakkoord beschikbaar gestelde middelen 2013 voor recreatieve groenprojecten Recreatie om de stad Afloop van de middelen voor de versnelde inrichting van groengebieden, de zogenaamde versnellingsgelden (amendement 98)
Doorgeschoven prestaties GZH (van 2011 naar 2012)
218
Programma 1 Groen en Water
Lasten
Baten
Saldo
1.724
0
1.724
-4.220
0
-4.220
Fluctuaties in de lasten Groene subsidies
655
0
655
Fluctuaties in de lasten Hof van Delfland
846
0
846
-185
0
-185
Apparaatslasten
649
0
649
Diverse aanpassingen van geringe omvang
212
-326
-114
-8.564
14.456
5.918
Lasten
Baten
Saldo
Impuls beheer en onderhoud
1.293
-3.258
-1.965
Geen toekenning prijscompensatie 2013
1.931
(bedragen x € 1.000)
Fluctuaties Glassanering; voornamelijk door eenmalig beschikbaar gestelde middelen voor Glassanering in Kadernota 2010-2013 Fluctuaties in de lasten IODS
Kapitaallasten
Saldo
Programma 2 Mobiliteit en Milieu (bedragen x € 1.000)
Fluctuaties in uitvoering regionale en provinciale infrastructurele projecten (in 2012 een aantal eenmalige projecten). De rijksbijdrage BDU daalt.
16.913
Fluctuaties in de uitvoering Meerjarenprogramma Provinciale Infrastructuur ( MPI)
-4.058
Fluctuaties in de uitvoering projecten kwaliteitsnet goederenvervoer
-1.712
Bijdrage voor het project N210 Niet meer uitvoeren van tariefacties en marketing in het OV
1.931 -12.500
-4.058 650
-1.062
2.200
2.200
1.564
Fluctuaties in de uitvoering exploitatie OV en voor Sociale Veiligheid voor 2013 geraamd.
4.413
1.564
-2.622
495
-2.127
Afbouw aantal milieutaken en/of onderbrengen taken bij andere programma’s
2.700
-962
1.738
Fluctuaties in uitvoering van Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
2.216
-2.297
-81
Apparaatslasten Kapitaallasten, extra investeringen in de infrastructurele projecten opgenomen Diverse aanpassingen van geringe omvang Saldo
219
15.084
15.084
-10.045
-10.045
1.840
-429
1.411
25.104
-16.101
9.003
Programma 3 Ruimte, Wonen en Economie
Lasten
Baten
Saldo
(bedragen x € 1.000)
Fluctuaties in de uitvoering van faciliteren, uitwisselen en afstemmen tussen ruimtelijke plannen van gemeenten, regio’s, rijk en provincies Versnelde sanering verspreid glas in 2013 Fluctuaties in de uitvoering van kaderstellen en provincie vertegenwoordigen ten behoeve van optimaal bodemgebruik
937
937
-8.000
-8.000
975
975
Fluctuaties in de aanpak van verontreinigde locaties a.g.v. slechte economische tijden
10.959
-1.130
9.829
Fluctuaties in de uitvoering van herstructurering bedrijventerreinen; veel incidentele lasten in 2012
16.708
-129
16.579
Fluctuaties in de uitvoering van diverse projecten m.b.t. versterken van de regionale clusters
-1.009
-370
-1.379
2.788
-54
2.734
Fluctuatie in de uitvoering van kaderstellen en provincie vertegenwoordigen ten behoeve van energie Apparaatslasten
-1.773
Diverse aanpassingen van geringe omvang Saldo Programma 4 Bestuur en Samenleving
-1.773
2.188
-165
2.023
23.773
-1.848
21.925
Lasten
Baten
Saldo
456
50
506
-5.642
1.248
-4.394
(bedragen x € 1.000)
De lastendaling komt door verlaging van de jaarlijkse bijdrage aan het IPO-secretariaat en de bezuinigingstaakstelling. De hogere lasten en baten worden voornamelijk veroorzaakt door de jaarlijkse bijstelling van de doeluitkering Jeugdzorg en de onttrekking uit het OVP jeugdhulpverlening. De lastendaling is het gevolg van de subsidietaakstelling op Cultuurparticipatie, Preventief Jeugdbeleid (RAS-middelen) en Maatschappelijke Participatie.
9.888
9.888
Cultuur; de lastendaling is voornamelijk het gevolg van de taakstelling subsidies en de beëindiging van de integratie-uitkering uit het Provinciefonds voor cultuurparticipatie. Daarnaast komen er middelen bij vanuit de herallocatie en het uitstel van de subsidietaakstelling bij Kunstgebouw.
3.719
3.719
Diverse aanpassingen van geringe omvang
468
-12
456
8.889
1.285
10.174
Lasten
Baten
Saldo
Kust is met ingang van 01-01-2013 geen IRP meer
5.509
-1016
4.493
Deltapoort is met ingang van 01-01-2013 geen IRP meer
1.020
-835
185
Saldo
Programma 5 Integrale Ruimtelijke Projecten (bedragen x € 1.000)
Diverse aanpassingen van geringe omvang
-375 Saldo
220
6.208
-375 -1.851
4.357
Programma 6 Middelen
Lasten
Baten
Saldo
Bijstelling Uitkering uit Provinciefonds
0
-11.626
-11.626
Verkoop verspreide eigendommen en voormalige steunpunten
0
-450
-450
Bijstelling Resultaten uit vermogen en deelnemingen
0
7.725
7.725
-194
0
-194
4.631
0
4.631
Vrijval overlopende passiva BOR-middelen
0
574
574
Bijstelling van de opcenten Motorrijtuigenbelasting
0
-5.000
-5.000
-1.246
-118
-1.364
3.191
-8.895
-5.705
(bedragen x € 1.000)
Overige Taakstellingen en reserveringen (o.a. stelpost transitie subsidies, focus met ambitie en onvoorzien) Loonontwikkelingen zijn vanaf Begroting 2013 verwerkt in de paragraaf bedrijfsvoering
Overig Saldo
Verschillen Jaarrekening 2011 - Begroting 2013 Conform het BBV wordt er een toelichting gegeven op de aanmerkelijke verschillen tussen Begroting 2013 en de Jaarrekening 2011. Voor de onderstaande tabellen geldt dat een bedrag met + een voordeel is en met een - teken een nadeel is. Jaarrekening 2011
Begroting 2013
Verschil
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
Programma 1 Groen en Water
157.794
104.224
-53.569
197.926
121.816
-76.110
-40.132
17.592
-22.540
Programma 2 Mobiliteit en Milieu
408.704
145.218 -263.486
413.556
139.957 -273.599
-4.852
-5.261
-10.113
Programma 3 Ruimte, Wonen en Economie Programma 4 Bestuur en Samenleving
79.432 248.919
57.857
Lasten
Baten
Saldo
-21.575
93.546
1.525
-92.021
-14.114
-56.332
-70.446
127.033 -121.886
206.976
113.465
-93.511
41.943
-13.568
28.375
Programma 5 Integrale Ruimtelijke Projecten
33.908
2.041
-31.867
3.596
30
-3.566
30.312
-2.011
28.301
Programma 6 Middelen
19.799
532.302
512.505
12.440
512.071
499.631
7.359
-20.231
-12.872
948.555
968.675
20.120
928.040
888.864
-39.176
20.515
-79.811
-59.296
Resultaat voor bestemming
221
Hieronder worden de aanmerkelijke verschillen per programma toegelicht: Programma 1 Groen en Water
Lasten
Baten
Saldo
-3.360
260
-3.100
Storting in de Voorziening Rivierdijkversterking in 2011
2.389
0
2.389
Afloop project Oudekerk-Zellingwijk
6.348
-6.348
0
Fluctuaties in de uitvoering van PMR–projecten
-24.924
24.924
0
In het Hoofdlijnenakkoord beschikbaar gestelde middelen voor recreatieve groenprojecten Recreatie om de stad
-20.000
0
-20.000
Fluctuaties in de uitvoering van Groenprojecten
1.314
0
1.314
Fluctuaties in de uitvoering van het ILG programma
1.375
-1.375
0
Saneren glastuinbouw; de lasten van de subsidieverplichtingen hebben een aflopend karakter
4.674
0
4.674
-8.001
0
-8.001
Kapitaallasten
-236
0
-236
Apparaatslasten
-730
0
-730
1.019
131
1.150
-40.132
17.592
-22.540
(bedragen x € 1.000)
Programmatische Aanpak Kust wordt m.i.v. 2013 verantwoord in Programma 1 ipv programma 5
Fluctuaties in de lasten IODS
Diverse aanpassingen van geringe omvang Saldo
Programma 2 Mobiliteit en Milieu
Lasten
Baten
Saldo
(bedragen x € 1.000)
Kapitaallasten, extra investeringen in de infrastructurele projecten opgenomen
-15.427
-15.427
Apparaatslasten incl. de overgang van PZH medewerkers naar de RUD's
37.151
37.151
Hogere bijdrage voor provinciale en regionale Infrastructuur en hogere rijksbijdrage bijdrage van de Brede Doeluitkering (BDU) OV
-5.626
866
-4.760
6.653
-11.570
-4.917
-6.833
6.756
-77
-10.011
-1.795
-11.806
Fluctuaties in de uitvoering projecten kwaliteitsnet goederenvervoer
-1.696
650
-1.046
Uitvoering van de nota Budgetbehoefte beheer en onderhoud
-8.966
Fluctuaties in de uitvoering Meerjarenprogramma Provinciale Infrastructuur ( MPI) Hogere bijdrage voor gemeenten en hogere rijksbijdrage voor de uitvoering van het Nationaal Samenwerkings-programma Luchtkwaliteit (NSL) Vorming RUD's
Diverse aanpassingen van geringe omvang Saldo
222
-8.966
-97
-168
-265
-4.852
-5.261
-10.113
Programma 3 Ruimte, Wonen en Economie
Lasten
Baten
Saldo
(bedragen x € 1.000)
Apparaatslasten
-13.021
-13.021
Fluctuaties in lasten en de middelen voor de uitvoering van ISV3 bestuursovereenkomsten komen via het provinciefonds binnen (programma 6) en worden in dit programma niet meer als baat geboekt.
11.276
-17.898
-6.622
Vertraging in de uitvoering van het aantal gesaneerde spoedlocaties
-2.459
-30.202
-32.661
Versnelde sanering verspreid glas in 2013
-8.000
Beëindiging van de subsidieregeling Arbeidsmarkt en Onderwijs en de incidentele baten en lasten van het Koopstromenonderzoek.
-8.000
2.585
-590
1.995
-7.761
-3.060
-10.821
-442
-4.495
-4.937
Impulsprogramma vrije tijd en thema Voordelta Afname impulsprogramma en subsidies Voordelta.
1.939
-1.095
844
Diverse aanpassingen van geringe omvang
1.769
1.008
2.777
-14.114
-56.332
-70.446
Lasten
Baten
Saldo
Hogere subsidieverplichtingen herstructurering bedrijventerreinen en het wegvallen van de Toppermiddelen. Health Ties en Clusterregeling De baten van deze twee beleidstermijnen zijn aangewend.
Saldo
Programma 4 Bestuur en Samenleving (bedragen x € 1.000)
Bij Jaarrekening 2011 is de voorziening pensioenen GS-leden eenmalig opgehoogd met € 7 mln ten laste van de exploitatie
7.011
7.011
Lagere lasten wegens vrijval subsidies en lagere baten wegens bijstelling doeluitkering AMK
-1.247
-580
-1.827
Jeugdzorg De daling van de lasten en de baten komt door het aflopende coalitieprogramma en de neerwaartse bijstelling van de rijksbijdrage Jeugdzorg.
13.459
-12.357
1.102
Ondersteunen samenwerkende gemeenten
10.336
10.336
Cultuurparticipatie & cultureel erfgoed De daling komt voornamelijk door de bezuinigingen op subsidies en de toevoeging van de herallocatie middelen.
2.098
2.098
Regionale omroepen De daling komt voornamelijk door de bezuinigingen op de subsidies.
2.787
2.787
Apparaatslasten
8.462
8.462
Diverse aanpassingen van geringe omvang
-963
-631
-1.594
41.943
-13.568
28.375
Lasten
Baten
Saldo
Programma Kust is geen IRP meer en wordt met ingang van 2013 opgenomen in Programma 1 Groen en Water
12.453
-1.592
10.861
Oude Rijnzone: in 2011 is een bijdrage aan de GR ORZ uitbetaald.
6.560
-74
6.486
10.519
-44
10.475
780
-400
380
30.312
-2.011
28.301
Saldo
Programma 5 Integrale Ruimtelijke Projecten (bedragen x € 1.000)
Zuidplaspolder: in 2011 is een voorziening gevormd Diverse aanpassingen van geringe omvang Saldo
223
Programma 6 Middelen
Lasten
Baten
Saldo
6.214
6.214
-19.039
-19.039
574
574
(bedragen x € 1.000)
Resultaat uit vermogen en deelnemingen Ontwikkelingen binnen het Provinciefonds Vrijval overlopende passiva BOR-middelen Taakstellingen en reserveringen (o.a. stelpost transitie subsidies, focus met ambitie en onvoorzien)
-4.298
Overige algemene baten en lasten (o.a. FPU en 57+ regeling)
-4.927
Bijdrage aan Bestuursakkoord loopt af in 2011
-4.298 -321
-5.248
9.000
Ontwikkelingen opcenten Motorrijtuigenbelasting Verkoop voormalige steunpunten en verspreide eigendommen
9.000
0
-7.083
-7.083
258
-593
-335
Dotatie voorziening dubieuze debiteuren
6.126
Overig
1.200
17
1.217
7.359
-20.231
-12.872
Saldo
6.126
Algemene dekkingsmiddelen Exploitatie
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
(bedragen x € 1.000)
Lokale heffingen (precario en opcenten MRB)
310.881
320.881
322.881
324.881
Provinciefonds
182.813
181.878
155.523
136.169
700
700
700
700
1522
22
22
22
Dividend (deelnemingen) Saldo van de financieringsfunctie Overige algemene dekkingsmiddelen Totaal algemene dekkingsmiddelen
3.715
11.360
24.648
3.334
499.631
514.841
503.774
465.106
Het overzicht verschaft een goed inzicht in de algemene dekkingsmiddelen. De onderdelen van dit overzicht voldoen aan de BBV. De belangrijkste verschillen in dit overzicht zijn onder meer: Lokale heffingen Voor de raming van 2014 en latere jaren is uitgegaan van de voorgenomen afschaffing van de vrijstelling van Motorrijtuigenbelasting voor zeer zuinige auto’s. In het Hoofdlijnenakkoord is ten aanzien van de opcenten opgenomen de inflatiecorrectie voor de helft achterwege te laten. Per jaar wordt bezien of de volledige correctie achterwege kan blijven, afhankelijk van het financieel perspectief. Om de lastenverhoging voor de burger te beperken, wordt voorgesteld om ook voor 2013 de verhoging met de helft van de inflatie achterwege te laten. Dekking tot en met 2015 vindt plaats door de inzet van de vrijval van kapitaallasten voor verkeer en vervoer.
224
Provinciefonds De inkomsten uit het provinciefonds bevatten zowel de algemene uitkering als de decentralisatie- en integratie-uitkeringen. Conform artikel 13, lid 2 dienen namelijk ook deze te worden gerekend tot de algemene middelen. De omvang van de middelen uit het provinciefonds nemen af door ontwikkelingen in het accres en het aflopen van diverse decentralisatie-uitkeringen in 2014 en 2015. Daarnaast is rekening gehouden met een afname van de algemene uitkering uit het provinciefonds met ingang van 2016 als de jeugdzorg wordt overgedragen van de provincies naar de gemeenten. Saldo van de financieringsfunctie bestaat vooral uit geldleningen kleiner dan 1 jaar. Er kan in principe alleen baten geraamd worden over 2013. Overige algemene dekkingsmiddelen De fluctuaties gedurende 2013 tot en met 2016 komen voort uit de bespaarde rente en de nog niet ingevulde taakstellingen Personeel en Organisatie vanaf 2014 structureel. Het is gebruikelijk om voor een nieuw college na de provinciale verkiezingen in 2015, een bedrag te reserveren voor beleidsontwikkeling. In 2011 was voor het huidige college ongeveer € 20,0 mln beschikbaar. In 2016 is een stelpost beleidsontwikkeling voor het nieuwe college opgenomen ad € 20,0 mln.
Incidentele baten en lasten Incidentele lasten en baten
Lasten 2013
Lasten 2013 incidenteel
Baten 2013
Baten 2013 incidenteel
1 Groen en Water
197.926
78.110
121.816
42.395
2 Mobiliteit en Milieu
413.556
80.981
139.957
46.047
(bedragen x € 1.000)
Programma's
3 Ruimte, Wonen en Economie 4 Bestuur en Samenleving
93.546
35.015
1.525
627
206.976
5.826
113.465
5.441
3.596
1.712
30
0
12.440
-3.055
512.071
15.800
928.040
198.588
888.864
110.309
5 Integrale Ruimtelijke Projecten 6 Middelen Totaal programma's (Resultaat voor bestemming) Reserves Bijdrage uit reserve Storting in reserve Totaal programma's (Resultaat na bestemming)
0
0
60.258
60.258
21.082
11.082
0
0
949.122
209.671
949.122
170.567
Het ministerie van BZK toetst de provincies op duurzaam financieel evenwicht. Een belangrijk criterium hiervoor is de situatie van materieel begrotingsevenwicht, wat inhoud dat de structurele lasten ten minste worden gedekt door structurele baten. Hierbij mogen dus incidentele lasten wel door structurele baten worden gedekt. Uit bovenstaand overzicht is op te maken dat het incidentele karakter van de lasten hoger is dan die van de baten. Ook is op te maken dat de provinciale begroting structureel in evenwicht is omdat de structurele lasten lager uitkomen dan de structurele baten. Posten worden als incidenteel aangemerkt als ze een looptijd hebben van maximaal drie jaar. Posten met een looptijd van vier jaar en langer worden als structureel aangemerkt.
225
Overzicht van inkomsten en uitgaven: investeringen Investeringen per programma
Jaarrekening 2011
Begroting 2012 na VJN
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
(bedragen x € 1.000)
Uitgaven Programma 1
Groen en Water
2
Mobiliteit en Milieu
3 4 5
Ruimte, Wonen en Economie Bestuur en Samenleving Integrale Ruimtelijke Projecten
6
Middelen
7
Bedrijfsvoering
Totaal Uitgaven
30.682
2.413
1.924
1.274
337
337
236.185
250.864
251.058
327.124
352.775
282.699
400
1.600
1.644
1.233
822
2.376
0
0
0
0
0
0
108
0
0
0
0
0
82
10.035
35
0
0
0
6.243
14.113
13.522
9.187
8.247
7.335
273.699
279.025
268.183
338.818
362.181
292.747
0
270
270
270
270
270
127.039
79.725
92.701
120.529
134.896
123.538
0
0
0
0
0
-39
0
0
0
0
0
0
850
801
795
755
754
754
127.889
80.796
93.766
121.554
135.920
124.523
-145.811
-198.229
-174.416
-217.264
-226.260
-168.224
Inkomsten Programma 1
Groen en Water
2
Mobiliteit en Milieu
3 5 6
Ruimte, Wonen en Economie Integrale Ruimtelijke Projecten Middelen
Totaal Inkomsten Saldo Investeringen
Toelichtingen investeringen Programma 1 Uitgaven Voor de uitvoering van het project Meeslouwerplas is € 0,5 voor 2014 opgenomen in de begroting conform het vastgestelde projectplan Meeslouwerplas. Verder is in 2012 begonnen met de aanleg van een parkeerplaats en een toegangsweg in het provinciale recreatiegebied Vlietland. De uitgaven zijn € 1,5 mln in 2013 en € 0,4 mln in 2014. Tot slot zijn de uitgaven in het kader van het IRP IODS voor 2013 begroot op € 0,4 mln. In 2014 is de investeringsuitgave begroot op € 0,4mln, in 2015 en in 2016 op € 0,3 mln. Inkomsten Het betreft hier de inkomsten van het project Meeslouwerplas voor storten van grond of slib in de plas met een bedrag van € 0,27 mln meerjarig.
226
Programma 2 Uitgaven en inkomsten Nota Budgetbehoefte DBI Vanuit de Nota Budgetbehoefte DBI wordt voor 2013 en verder voor grootschalig onderhoud, niet vallend onder functionele verbetering, de onderstaande bedragen aan investeringsuitgaven en -inkomsten geraamd. (bedragen x € 1.000)
Lasten
2013
2014
2015
2016
57.696
56.922
59.926
50.848
Baten
5.942
5.663
11.917
8.662
Netto
51.754
51.259
48.009
42.186
MPI Elk jaar wordt het Meerjarenprogramma Provinciale Infrastructuur, afgekort MPI, tegelijk met de begroting van de provincie Zuid-Holland opgesteld en vastgesteld. De investeringen in de provinciale (vaar)weginfrastructuur zijn opgenomen in het MPI 2013 t/m 2027. Het betreft investeringen in wegen, openbaar vervoer, fietspaden, verkeersveiligheid en vaarwegen. 2013
2014
2015
2016
Lasten
193.362
270.202
292.849
231.851
Baten
86.759
114.866
122.979
114.876
Netto
106.603
155.336
169.870
116.975
(bedragen x € 1.000)
De ervaring leert dat ten opzichte van de onderbouwde planning van mobiliteitsprojecten nog vertraging optreedt, zonder dat vooraf te voorspellen is welk projecten hiermee te maken krijgen. Om deze reden wordt er een financieel-technische maatregel ingevoerd. De investeringen voor mobiliteitsprojecten in de jaarschijven van de begroting worden technisch verlaagd met 10% in het begrotingsjaar (2013) en 20% in de drie volgende jaren (2014 t/m 2016). Het is nadrukkelijk geen bezuiniging: alle budgetten van de projecten blijven via de opname van budgettotalen in de begroting gegarandeerd, alleen wordt het gedeelte dat neerslaat in de vier jaarschijven van de meerjarenraming verlaagd. Door het gebruik van de financieeltechnische maatregel ontstaat een reëler beeld van de investeringen en daarmee een beter inzicht in het verwachte EMU-saldo. Programma 3 Dit betreft de provinciale bijdrage infrastructuur aan alternatief bedrijventerrein Hoeksche Waard (Westelijke Dordtse oevers). Programma 6 Uitoefenen Treasuryfunctie. Programma 7 Uitgaven Bedrijfsvoering De investeringen in de bedrijfsvoering bestaan uit: uitvoering Strategische huisvestingsvisie in 2013-2015, Meerjarig onderhoud- en investeringsprogramma en meerjaren bedrijfs- en informatieplan 2012-2015. In 2013 zijn de uitgaven € 13,8 mln.
227
Huisvesting De Strategische huisvestingsvisie is in 2010 vastgesteld. De visie spitst zich toe op de punten flexibel kantoorconcept (bouwdeel A/B/D-punt) en modernisering bestuursgebouw (bouwdeel C). Voor de projecten flexibel kantoorconcept en modernisering C-gebouw is in totaal € 13,3 mln investeringsbudget beschikbaar gesteld. De voorbereidingen zijn in 2011 gestart. De uitvoering is gepland voor de jaren 2013, 2014 en 2015. Het budget is voor deze jaren verdeeld in respectievelijk € 4,2 mln, € 3,5 mln en € 2,0 mln. Met ingang van 1 januari 2013 is bouwdeel D-punt hoogbouw verhuurd aan een externe partij voor een periode van 10 jaar. Voor regulier beheer en onderhoud van de provinciale gebouwen zijn investeringsmiddelen benodigd voor onder andere vervanging van technische installaties. In 2013 is voor het Meerjarig onderhoud- en investeringsprogramma (MJOP) een budget van € 4,6 mln gereserveerd. ICT In het Meerjaren Bedrijfs- en Informatieplan 2012-2015 zullen processen, informatietechnologie en informatievoorziening op integrale wijze verder worden ontwikkeld. In de jaarlijkse uitvoeringsplannen worden concrete projecten geselecteerd en geprioriteerd die zo veel mogelijk bijdragen aan de doelen van het Hoofdlijnenakkoord 2011-2015. Deze investeringen vragen jaarlijks een projectenbudget van € 4,3 mln en een budget voor vervangingsinvesteringen van € 0,4 mln.
Uiteenzetting financiële positie Nieuw beleid In Begroting 2013 is geen nieuw beleid opgenomen. Arbeidskostengerelateerde verplichtingen Dit overzicht geeft inzicht in de jaarlijks terugkerende arbeidskostengerelateerde verplichtingen van een vergelijkbaar volume. De reden om dit overzicht op te nemen is dat deze verplichtingen niet in de balans worden opgenomen. Onderwerp
2013
2014
2015
2016
Vakantiegeld
6.497
6.381
6.191
5.431
Wachtgelden
-
-
-
-
(bedragen x € 1.000)
Werkloosheidsuitkeringen
350
350
350
350
1.230
1.054
164
-
-
-
-
-
8.077
7.785
6.705
5.781
Ultimo 2010
Ultimo 2011
Ultimo 2012
Ultimo 2013
17,0
13,8
10,9
8,6
1,4
0,3
0
0,2
18,4
14,1
10,9
8,8
Vroegpensioen (FPU) 57+ regeling Totaal
Verleende garanties en waarborgen Garantstellingen (bedragen x € 1 mln)
Zorginstellingen Wegschap tunnel Dordtse Kil Totaal
228
229
Staat van reserves en voorzieningen 2013 Naam (bedragen in €)
Saldo per 1-1-2012 Jaarrekening 2011
Vermeerderingen 2012
Verminderingen 2012
Saldo per 1-1-2013
Vermeerderingen 2013
Verminderingen 2013
Saldo per 1-1-2014
55.059.833
19.454.000
44.639.717
29.874.116
3.914.668
0
33.788.784
Programmareserve 1
100.540.365
25.390.000
32.111.473
93.818.892
839.652
15.883.304
78.775.240
Programmareserve 2
125.722.052
43.546.154
43.275.485
125.992.721
13.814.827
27.706.469
112.101.079
Programmareserve 3
55.724.122
9.587.070
21.451.073
43.860.119
1.513.000
13.812.393
31.560.726
Programmareserve 4
10.082.554
1.000.000
9.838.713
1.243.841
1.000.000
243.841
2.000.000
Programmareserve 5
16.077.349
0
4.070.827
12.006.522
0
2.100.000
9.906.522
Programmareserve 6
11.135.867
0
9.405.867
1.730.000
0
511.811
1.218.189
Totaal programmareserves
319.282.309
79.523.224
120.153.438
278.652.095
17.167.479
60.257.818
235.561.756
374.342.142
98.977.224
164.793.155
308.526.211
21.082.147
60.257.818
269.350.540
365.193
0
0
365.193
0
0
365.193
1.428.786
0
522.698
906.088
0
734.158
171.930
7.647.007
0
0
7.647.007
0
0
7.647.007
12.000.000
0
0
12.000.000
0
0
12.000.000
3.320.375
0
0
3.320.375
0
0
3.320.375
8.115.373
115.000
0
8.230.373
115.000
515.000
7.830.373
79.358
0
0
79.358
0
0
79.358
31.457.371
0
6.556.420
24.900.951
0
0
24.900.951
1.645.286
0
0
1.645.286
0
0
1.645.286
66.058.749
115.000
7.079.118
59.094.631
115.000
1.249.158
57.960.473
440.400.891
99.092.224
171.872.273
367.620.842
21.197.147
61.506.976
327.311.013
Algemene reserve
Programmareserves
Totaal reserves
Voorzieningen Voorziening frictiekosten personeel MRB Voorziening DSM Voorziening Dubieuze debiteuren Voorziening Grondbank RZG Zuidplas Voorziening Grondwaterheffing Voorziening Pensioenen GS Voorziening Premieleningen Voorziening Rivierdijkversterking Voorziening Warmtebedrijf Totaal voorzieningen
TOTAAL RESERVES EN VOORZIENINGEN
230
Vermeerderingen 2014
Verminderingen 2014
Saldo per 1-1-2015
Vermeerderingen 2015
Verminderingen 2015
Saldo per 1-1-2016
Vermeerderingen 2016
Verminderingen 2016
Saldo per 1-1-2017
0
0
33.788.784
0
0
33.788.784
0
0
33.788.784
481.270
13.563.697
65.692.813
249.585
10.535.924
55.406.474
55.000
5.658.252
49.803.222
26.640.823
40.214.000
98.527.902
30.111.490
35.527.572
93.111.820
21.469.489
23.711.711
90.869.598
6.577.966
7.697.580
30.441.112
5.970.181
3.052.000
33.359.293
840.000
3.692.830
30.506.463
0
0
2.000.000
0
1.000.000
1.000.000
0
0
1.000.000
0
100.000
9.806.522
0
100.000
9.706.522
0
100.000
9.606.522
94.138
287.011
1.025.316
0
291.524
733.792
0
125.765
608.027
33.794.197
61.862.288
207.493.665
36.331.256
50.507.020
193.317.901
22.364.489
33.288.558
182.393.832
33.794.197
61.862.288
241.282.449
36.331.256
50.507.020
227.106.685
22.364.489
33.288.558
216.182.616
0
0
365.193
0
0
365.193
0
0
365.193
0
171.930
-0
0
0
-0
0
0
-0
0
0
7.647.007
0
0
7.647.007
0
0
7.647.007
0
0
12.000.000
0
0
12.000.000
0
0
12.000.000
0
0
3.320.375
0
0
3.320.375
0
0
3.320.375
115.000
0
7.945.373
115.000
0
8.060.373
115.000
0
8.175.373
0
0
79.358
0
0
79.358
0
0
79.358
0
0
24.900.951
0
0
24.900.951
0
0
24.900.951
0
0
1.645.286
0
0
1.645.286
0
0
1.645.286
115.000
171.930
57.903.543
115.000
0
58.018.543
115.000
0
58.133.543
33.909.197
62.034.218
299.185.992
36.446.256
50.507.020
285.125.228
22.479.489
33.288.558
274.316.159
231
Toelichting op de reserves en voorzieningen De totale reserveomvang van de provincie Zuid-Holland bestaat uit de som van de algemene reserve en de programmareserves. Hieronder worden beide toegelicht. Algemene reserve Algemene reserve (bedragen in €)
Algemene reserve
Saldo per 1-1-2013
Vermeerderingen 2013
Verminderingen 2013
Saldo per 1-1-2014
29.874.116
3.914.668
0
33.788.784
De hoogte van de algemene reserve is in 2013 met € 3,9 mln toegenomen naar € 33,8 mln. Programmareserves Onderwerp
Saldo per 1-1-2013
Vermeerderingen 2013
Verminderingen 2013
Saldo per 1-1-2014
52.172.098
0
3.555.639
48.616.459
Groene subsidies
2.297.163
0
890.794
1.406.369
Sanering glastuinbouw
3.228.187
0
2.216.506
1.011.681
32.126
0
0
32.126
Ontwikkelingsplan Water
283.611
0
0
283.611
Bedrijfsvoering G.Z-H
300.000
0
0
300.000
IODS
35.505.707
839.652
9.220.365
27.124.994
Totaal Programmareserve 1
93.818.892
839.652
15.883.304
78.775.240
(bedragen in €)
Programmareserve 1 Groene ambities (ILG-/niet ILG-doelen)
Hollandsche IJssel-Mooie oevers
Onderwerp programmareserve:
Groene ambities (ILG-/niet ILG-doelen)
Inhoud en doel
Het onderdeel Groene ambities binnen programmareserve 1 is bestemd voor het provinciale aandeel in het uitvoeringsprogramma groen (UPG), inclusief de uitvoering van motie 98 (€ 16,0 mln projecten). Voor de aankoop van RodS-gebieden in het UPG wordt een
Functie Voeding Looptijd
belangrijke bijdrage ontvangen van het Rijk in het kader van de afwikkeling ILG. Bestemming Programmabudget 50% en financiële ruimte 50% Wordt bepaald na vaststelling Beleidsvisie Groen en Uitvoeringprogrammma
Toelichting verminderingen De onttrekking voor 2013 van € 3,55 mln heeft voor € 2,3 mln betrekking op het provinciale aandeel voor lopende verplichtingen van groenprojecten. Ook wordt er voor diverse subsidies in het kader van de subsidieregeling Landelijk Gebied € 1,04 mln onttrokken. Daarnaast wordt € 0,21 mln onttrokken voor Beheermaatregelen Programmatische Aanpal Stikstof (PAS) Natura 2000. In 2014 wordt € 3,0 mln onttrokken voor het project Poelzone in het kader van de versnelling van inrichting groengebieden (amendement A98). Voor beheermaatregelen PAS Natura 2000 wordt in 2014 en 2015 € 0,21 mln onttrokken en € 0,19 mln in 2016.
232
Onderwerp programmareserve:
Groene subsidies
Inhoud en doel
Deze reserve is ingesteld met als doel duurzame inrichting of beheer van de groene ruimte, evenals het geven van voorlichting of het doen van onderzoek naar duurzame ontwikkeling van de functies van de groene ruimte. Op grond van de Asv zijn subsidies toegekend in het kader van onder meer Groene Subsidies, Soortenbeleid, Landschap,
Functie Voeding Looptijd
Landbouw en Duurzaam ondernemen Bestemming Programmabudget Voor het project Boeren voor Natuur is een beschikking afgegeven voor 30 jaar met ingang van 2008 (€ 10.000 per jaar). Einddatum 2038.
Toelichting verminderingen Ter dekking van diverse subsidietitels van de subsidieregeling Landelijk Gebied wordt in 2013 € 0,89 mln onttrokken. Meerjarig wordt er € 0,01 mln per jaar onttrokken voor de subsidie Boeren voor Natuur. Onderwerp programmareserve:
Sanering glastuinbouw
Inhoud en doel
De reserve wordt aangewend voor planschades en
Functie Voeding
saneringsactiviteiten verspreid liggende glastuinbouw. Bestemming Financiële ruimte en programmabudget
Looptijd
minimale looptijd tot en met 2015.
Toelichting verminderingen De onttrekkingen voor 2013 en 2014, respectievelijk € 2,22 mln en € 0,26 mln hebben betrekking tot de reeds afgegeven (Westvoorne en Verspreid Glas Lint Oud) subsidieverplichtingen en de subsidietranche 2012, welke tot uitbetaling komen in 2013 en 2014. Onderwerp programmareserve:
Hollandsche IJssel – Mooie oevers
Inhoud en doel
In het project Hollandsche IJssel werken dertien overheden samen aan een schonere, mooiere Hollandsche IJssel. Een punt van zorg was de verschijningsvorm van vele oevers langs de Hollandsche IJssel. De provincie Zuid-Holland heeft middelen beschikbaar gesteld aan de
Functie
stuurgroep Hollandsche IJssel om de aanleg van mooie oevers financieel te ondersteunen. Bestemming
Voeding Looptijd
Financiële ruimte (BIKL-impuls) 2012 (Bij Najaarsnota 2011 is een voorstel ingediend om de middelen beschikbaar te houden tot en met 2012).
Onderwerp programmareserve:
Ontwikkelingsplan Water
Inhoud en doel
In 2004 is een bedrag van € 3 mln gereserveerd voor de uitvoering van waterprojecten op het gebied van waterkwaliteit, waterveiligheid en waterbeheersing, inclusief herstructureringskosten om de provinciale organisatie te faciliteren in de nieuwe rol.
Functie Voeding Looptijd
Bestemming Financiële ruimte 2015
233
Onderwerp programmareserve:
IODS
Inhoud en doel
De integrale ontwikkeling Delft-Schiedam (IODS) hangt samen met de verlenging van de Rijksweg A4 in deze regio. De provincie heeft een rol in de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in dit gebied, als de A4 verlengd wordt. De IODS-partners hebben afgesproken dat alle werkzaamheden gelijktijdig zullen aanvangen, in 2011. In de reserve zitten middelen voor de uitvoering van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit die uit de reserve onttrokken worden.
Functie Voeding Looptijd
Bestemming Financiële ruimte Na 2015
Toelichting vermeerdering Op basis van het IODS convenant en de Bestuursovereenkomst IODS is door de provincie € 40,0 mln (prijspeil 2006) toegezegd. Het resterende bedrag in de reserve IODS is voor 2013 geïndexeerd op basis van de index voor Bruto Overheidsinvesteringen (IBOI) van het CPB, waardoor een bedrag van € 0,85 mln wordt toegevoegd aan de reserve IODS. Toelichting verminderingen In 2010 is de Uitvoeringsorganisatie IODS gestart samen met de andere IODS partijen. Vanaf dat jaar vinden ook de provinciale bijdragen voor het programma plaats. In 2013 wordt € 1,22 mln onttrokken voor bijdragen aan de projecten ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Voor deze projecten wordt in 2014 € 2,07 mln, 2015 € 3,31mln en 2016 € 3,46 mln onttrokken. In de reserve zit tevens de bijdrage van de provincie aan het Traject A4 Delft –Schiedam van € 25 mln (prijspeil 2006), als volgt geraamd, 2013 € 8,0 mln, 2014 € 8,0 mln, 2015 € 7,0 mln en 2016 € 2,0 mln.
Onderwerp (bedragen in €)
Saldo per 1-1-2013
Vermeerderingen 2013
Verminderingen 2013
Saldo per 1-1-2014
Programmareserve 2 Stimulering duurzame energie
183.062
0
0
183.062
Luchtkwaliteit (NSL)
2.415.710
1.802.710
1.000.000
3.218.420
Dekking infra projecten < 1 mln DBI
1.964.434
0
105.469
1.858.965
Spoortunnel Delft
6.000.000
0
6.000.000
0
10.949.671
0
7.143.000
3.806.671
Fietsprojecten Milieueisen openbaar vervoer
335.000
0
0
335.000
1.356.643
0
0
1.356.643
Reservering Integrale bereikbaarheid
33.045.756
12.012.117
6.245.000
38.812.873
RijnGouwelijn
28.900.261
0
0
28.900.261
276.100
0
0
276.100
Impuls openbaar vervoer
23.769.000
0
3.613.000
20.156.000
Egalisatiereserve bereikbaarheid
14.339.085
0
3.600.000
10.739.085
2.458.000
0
0
2.458.000
125.992.721
13.814.827
27.706.469
112.101.079
1%-regeling Kunst
COA P&R knooppunten
Frictiekosten RUD Totaal Programmareserve 2
234
Onderwerp programmareserve:
Stimulering duurzame energie
Inhoud en doel
Het doel is om middelen te reserveren voor de uitvoering van een aantal specifieke projecten op energiegebied en in het bijzonder een zonne-energie project voor het bedrijventerrein op de Hoeksche Waard. Voor de SLOK-regeling (Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven) worden middelen via vast kasritme ontvangen als decentralisatie-
Functie
uitkering, maar loopt in de eerste jaren het uitgavenpatroon nog niet gelijk op, omdat projecten dan nog in de startfase zitten. Bestemming
Voeding Looptijd
Programmabudget 2015
Onderwerp programmareserve:
Luchtkwaliteit (NSL)
Inhoud en doel
Doel van het Provinciaal Actieprogramma Luchtkwaliteit (PAL) is maatregelen te nemen die op lokale en regionale schaal de luchtkwaliteit verbeteren. Het actieprogramma omvat onder andere de provinciale bijdrage aan het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL heeft een looptijd tot en met 2015. Van de rijksbijdrage NSL gaat 97% als subsidie naar de grote steden en regio's. Het restant zet de provincie in voor eigen projecten. Een van de voorwaarden van het NSL is dat de provincie de inzet van
Functie Voeding
rijksmiddelen matcht in cofinanciering. Bestemming Programmabudget
Looptijd
2016.
Toelichting vermeerdering In de jaren 2013,2014 en 2015 worden de vrijgevallen kapitaallasten ( € 1,2 mln.) van een nooit uitgevoerd Investeringsproject luchtkwaliteit van € 22,0 mln gestort in de reserve ter uitvoering van het Provinciaal Uitvoeringsprogramma lucht ( PAL). Daarnaast wordt in 2013 nog het restant MPI projectbudget luchtkwaliteit van € 0,6 mln gestort. Toelichting verminderingen Er wordt voor € 1,0 mln aan uitgaven geraamd voor projecten uit het Provinciaal Actieprogramma Luchtkwaliteit. Onderwerp programmareserve:
Dekking infra projecten < 1 mln DBI
Inhoud en doel
De reserve dient ter dekking van infrastructurele projecten < € 1 mln van de dienst Beheer en Infrastructuur. Deze kosten mogen in het kader van de nota Investeringen, waarderingen en afschrijvingen niet worden geactiveerd. In het verleden heeft een storting voor deze deelreserve plaatsgevonden om eventuele versnellingen in het kader
Functie
van programmering van projecten mogelijk te maken en om eventuele extra exploitatie-uitgaven in een jaarschijf op te kunnen vangen. Bestemming
Voeding Looptijd
Programmabudget 2015
235
Toelichting verminderingen Voor 2013 wordt een onttrekking geraamd van € 0,015 mln ter dekking van een hoger aandeel in de exploitatiekosten voor kleine projecten. Onderwerp programmareserve:
Spoortunnel Delft
Inhoud en doel
De provincie draagt in een aantal termijnen bij aan de aanleg van de
Functie
Spoortunnel Delft. De betaling van de bedragen vindt plaats in een aantal tranches afhankelijk van de daadwerkelijke realisatie. Bestemming
Voeding Looptijd
Programmabudget 2013
Toelichting verminderingen Er wordt een bedrag van € 6,0 mln onttrokken voor het project Spoortunnel van de gemeente Delft. Het project heeft voldoende voortgang hiervoor. Het betreft de laatste termijn van de subsidie waarmee de reserve leeg is en eind 2013 kan worden opgeheven. Onderwerp programmareserve:
Fietsprojecten
Inhoud en doel
In het Meerjarenprogramma Investeringen Provinciale Infrastructuur (MPI) worden ook projecten > € 1,0 mln uitgevoerd voor vijf programma's Infrastructuur, waaronder het fietsprogramma. Het budget is beschikbaar om eventuele versnellingen in het kader van programmering van projecten mogelijk te maken en om eventuele tegenvallers op kleine projecten op te kunnen vangen.
Functie Voeding Looptijd
Bestemming Programmabudget Na 2015
Toelichting verminderingen Op basis van het MPI 2013-2027 worden voor 2013 en 2014 onttrekkingen geraamd ter dekking van diverse fietsprojecten binnen het MPI. Voor 2013 is een onttrekking geraamd ad € 7,14 mln en een onttrekking van € 1,9 mln in 2014. Onderwerp programmareserve:
Milieueisen openbaar vervoer
Inhoud en doel
De reserve is ingesteld om te kunnen voldoen aan de opgave uit het vorige coalitieakkoord op het gebied van schone bussen in het DAVgebied (Drechtsteden - Alblasserwaard - Vijfheerenland). Inmiddels zijn uitvoeringsovereenkomsten afgesloten met de exploitant van het openbaar vervoer voor bussen om voor een deel hybride bussen in te
Functie
gaan zetten. Met de inzet van de hybride bussen wordt een reductie van geluidsemissie en afname van de CO2 nagestreefd. Bestemming
Voeding Looptijd
Programmabudget Na 2015
236
Onderwerp programmareserve:
1%- regeling Kunst
Inhoud en doel
De 1%-regeling Publieke kunstprojecten is bedoeld voor kunstwerken in de openbare ruimte die in fysieke en/of ruimtelijke zin gekoppeld zijn
Functie
aan provinciale investeringen. Het uitvoeringsprogramma van de 1% regeling loopt tot en met 2013. Bestemming
Voeding Looptijd
Programma middelen 2014
Onderwerp programmareserve:
Reservering Integrale bereikbaarheid
Inhoud en doel
De reserve dient om vertragingen en versnellingen op projecten op te kunnen vangen, waarbij de projecten wel binnen het totale
Functie Voeding Looptijd
projectbudget blijven, maar verschillen in baten en lasten ontstaan in de betreffende jaarschijf. Bestemming Programmabudget Na 2015. De reserve is in feite een continue, waarbij de looptijd van de reserve per jaar maximaal gelijk is aan het langstlopende project.
Toelichting vermeerdering In 2013 wordt € 2,0 mln gestort vanuit Egalisatiereserve bereikbaarheid en in 2014 € 1,9 mln gestort vanwege herijking van de planning van het MPI. Daarnaast wordt met ingang van 2013 structureel een bedrag van € 10,0 mln gestort voor de uitvoering van projecten < € 1,0 mln. Dit bedrag wordt vanaf 2015 vanwege indexatie verhoogd tot € 10,9 mln. Toelichting verminderingen Ten behoeve van de uitvoering van projecten < € 1,0 mln worden voor de periode 2013-2016 de volgende bijdragen uit de reserve onttrokken: 2013 € 4,01 mln, 2014 € 24,0 mln, 2015 € 20,6 mln en 2016 € 14,6 mln. Onderwerp programmareserve:
RijnGouwelijn
Inhoud en doel Functie
Dekking voor een deel van de realisatie van de OV-projecten RijnGouwelijn (RGL) Oost en West. Bestemming
Voeding Looptijd
Programmabudget Na 2015
Toelichting verminderingen In 2014, 2015 en 2016 wordt respectievelijk € 2,0 mln, € 7,6 mln en € 8,70 mln aan de reserve onttrokken voor de uitvoering van het project ZHN (RGL). Onderwerp programmareserve:
COA P&R Knooppunten
Inhoud en doel
Doel van de reserve is de in het COA beschikbaar gestelde gelden
Functie
voor het project P & R beschikbaar te houden tot afronding van het project. De reserve heeft een egalisatie functie.
Voeding Looptijd
Betreft een project budget vanuit het vorige Coalitie Akkoord 2014
237
Onderwerp programmareserve:
Impuls Openbaar Vervoer
Inhoud en doel
Jaarlijks wordt door de provincie vanuit eigen middelen € 6,0 mln per jaar ingezet als aanvulling op de Brede Doeluitkering ( BDU). De gelden worden ingezet voor de exploitatie van het Openbaar Vervoer. Resterende middelen in een jaar zijn gestort in de reserve. Het aanwezige saldo zal de komende jaren worden ingezet als
Functie Voeding
gedeeltelijke compensatie van rijkskortingen op de BDU. Bestemming Programmabudget
Looptijd
Na 2015
Toelichting vermeerdering De storting van € 7,0 mln is in tegenstelling tot het Hoofdlijnenakkoord verschoven van 2013 naar 2014, aangezien in 2013 het geld nog niet benodigd is. Toelichting verminderingen De middelen worden de komende jaren uit de reserve onttrokken om zo de korting op de BDU gedeeltelijk op te kunnen vangen. Voor 2013 is de onttrekking € 3,6 mln. Voor de jaren 2014 en 2015 worden om dezelfde reden de volgende bedragen onttrokken: 2014 € 7,8 mln, 2015 € 6,7 mln. Onderwerp programmareserve:
Egalisatiereserve bereikbaarheid
Inhoud en doel
Het doel van deze reserve is het kunnen opvangen van meevallers op de mobiliteitsprojecten en -programma's van Verkeer en vervoer en DBI. De middelen kunnen dan tijdelijk als vrij besteedbaar deel worden gereserveerd voor nieuwe of andere bestaande bereikbaarheidsdoeleinden. Dit kunnen projecten zijn in het kader van Verkeer en vervoer (aanleg van nieuw) als in het kader van Beheer en onderhoud (zorg voor bestaand). De reserve is ingesteld als instrument om middelen voor mobiliteit te kunnen behouden voor mobiliteitsdoeleinden. Dit conform het Hoofdlijnenakkoord.
Functie Voeding Looptijd
Bestemming Programmabudget Na 2015. In een volgende collegeperiode kunnen de begrotingspelregels opnieuw worden gewogen.
Toelichting verminderingen De middelen worden conform besluit herbestemming middelen voor mobiliteit (Voorjaarsnota 2012) voor € 1,6 mln ingezet voor Sociale Veiligheid in het Openbaar Vervoer. Daarnaast wordt een bedrag van € 2,0 mln gestort in de deelreserve Integrale Bereikbaarheid. Onderwerp programmareserve:
Frictiekosten RUD
Inhoud en doel
De gelden in deze reserve zijn bedoeld om de Omgevingsdiensten in
Functie
oprichting te bekostigen en, na oprichting, om de sociaalplan kosten en materiele overhead voor bepaalde tijd te kunnen betalen. Bestemming
Voeding Looptijd
Programmabudget Tot en met 2015
238
Onderwerp
Saldo per 1-1-2013
Vermeerderingen 2013
Verminderingen 2013
Saldo per 1-1-2014
Programmareserve 3 Ruimtelijke projecten:Merwedezone
79.737
0
0
79.737
Collectief particulier opdrachtgeverschap
40.000
0
0
40.000
Meerjarenplan Bodemsanering 2010-2014
19.102.883
0
642.234
18.460.649
Bedrijventerreinen
12.972.094
0
7.311.329
5.660.765
1.398.910
0
1.398.910
0
531.127
0
531.127
0 180.937
(bedragen in €)
Kennisinfrastructuur Zuidvleugelfonds/onderdeel kennisinfrastructuur EFRO-middelen
330.937
0
150.000
Pieken in de Delta
1.984.431
0
1.391.793
592.638
Manden Maken
1.000.000
0
0
1.000.000 -694.000
Coolport middelen22 Mitigatie/Energie Overcommittering OP-West Totaal programmareserve 3
Onderwerp programmareserve: Inhoud en doel
Functie Voeding Looptijd
0
1.513.000
2.207.000
420.000
0
180.000
240.000
6.000.000
0
0
6.000.000
43.860.119
1.513.000
13.812.393
31.560.726
Ruimtelijke projecten: Merwedezone
Het doel van de reserve is om de integrale ontwikkeling van het merwedezonegebied ter hand te nemen. In 2009 is een transformatievisie in samenwerking met de bestuurlijk partners uit het gebied vastgelegd. In 2010 zijn met de bestuurlijke partners uitvoeringsafspraken over de ontwikkeling van het gebied gemaakt. Bestemming Eenmalige bijdrage vanuit de BIKL middelen Geen
Toelichting verminderingen Naar verwachting zal er vanuit de regio geen beroep worden gedaan op de procesmiddelen. Onderwerp programmareserve:
Collectief particulier opdrachtgeversschap
Inhoud en doel
De regeling is opengesteld voor burgers die zich in een groep hebben georganiseerd voor de realisatie van een woningbouwproject voor eigen bewoning en die op basis van de provinciale subsidieverordening een beroep kunnen doen op financiële ondersteuning, met name voor de startfase van hun project. Van het voormalig ministerie van VROM heeft de provincie eenmalig € 1,4 mln beschikbaar gekregen ter financiering van de subsidieregeling. De subsidieaanvragen lopen via de gemeente waarin het woningbouwproject wordt gerealiseerd. De
Functie Voeding
regeling blijft beschikbaar, zolang middelen niet volledig zijn uitgeput. Bestemming Programmabudget
22
De stortingen van de tranches 2011 en 2012 zijn uitgevoerd bij Najaarsnota 2012. Aangezien de NJN niet meetelt voor de Begroting 2013 (conform BBV opgemaakt op basis van de stand tot en met de VJN 2012) vertoont de reserve in 2013 in eerste instantie een negatief saldo.
239
Looptijd
In de subsidieregeling is geen einddatum opgenomen voor aanvragen, maar is het beschikbare budget taakstellend. De verwachting is dat ultimo 2012 de middelen zijn beschikt
Toelichting verminderingen In 2012 zijn de laatste subsidieaanvragen beschikt. Daarmee is de reserve uitgeput en kan worden gesloten. Onderwerp programmareserve:
Meerjarenplan Bodemsanering 2010-2014
Inhoud en doel
Via het Provinciefonds ontvangt de provincie een decentralisatieuitkering voor de uitvoering van het meerjaren werkprogramma bodem 2010-2014. Het werkprogramma is een uitwerking van het Bodemconvenant dat met Rijk en gemeenten is overeengekomen. Met de egalisatiereserve kunnen verschillen in het kasritme over de looptijd van het werkprogramma worden opgevangen. Kasritmeverschillen kunnen ontstaan door versnellingen of vertragingen in de uitvoering van projecten en door verschillen in de uitgaven voor het werkprogramma en de vaste kasritmes van inkomsten uit de
Functie Voeding Looptijd
decentralisatie-uitkering. Egalisatie Programmabudget Na 2015. Vanaf 2015 vervalt de decentralisatie-uitkering Bodemsanering. Uitgaven zullen daarna mogelijk vanuit de reserve nog plaatsvinden in het kader van de afwikkeling van het werkprogramma
Toelichting verminderingen Voor de uitvoering van het meerjarenplan bodemsanering wordt een bedrag van € 0,64 mln ontrokken aan de reserve. Dit bovenop de middelen die we jaarlijks via het provinciefonds krijgen en die eveneens in de begroting staan geraamd. Onderwerp programmareserve:
Bedrijventerreinen
Inhoud en doel
Het leveren van een bijdrage aan de groei van de werkgelegenheid via het stimuleren van investeringen in de noodzakelijke ruimtelijke voorwaarden. De middelen in de reserve zijn bestemd voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen door middel van uitgifte van meerjarige projectsubsidies.
Functie Voeding Looptijd
Bestemming/egalisatie Programmabudget 2023. Alle beschikkingen hebben een standaard looptijd van zeven jaar met een optie tot verlening van maximaal drie jaar. De aanvrager moet binnen tien jaar nadat de beschikkingen zijn afgegeven het project hebben afgerond.
Toelichting vermeerdering De subsidielasten in 2015 zijn € 4,0 mln lager dan het beschikbare budget. Voorgesteld wordt om dit onbenutte bedrag te storten in de reserve ter dekking van de afgegeven subsidiebeschikkingen in de jaren erna.
240
Toelichting verminderingen Voor de 1ste en 2e tranche 2012 zijn meerjarige subsidiebeschikkingen afgegeven. Op grond hiervan moet de meerjarenraming bijgesteld worden. In 2013 is een extra onttrekking nodig van € 5,0 mln bovenop de al geraamde € 2,3 mln, zodat het totaal uitkomt op € 7,3 mln; in 2014 is sprake van een extra onttrekking van € 0,96 mln, in totaal € 4,2 mln; in 2016 is een onttrekking van € 2,9 mln geraamd. Onderwerp programmareserve: Inhoud en doel
Kennisinfrastructuur Om de kenniseconomie te stimuleren zijn er subsidies voor ontwikkeling en planvorming van de kenniseconomie beschikt. Deze subsidies zijn bedoeld om bij te dragen aan de kosten voor innovatieve projecten op het gebied van de kenniseconomie in Zuid-Holland. Dit project heeft een looptijd tot 2012.
Functie Voeding Looptijd
Bestemming Programma budget 2012
Toelichting verminderingen In het kader van de bezuinigingsvoorstellen wordt € 1,4 mln onttrokken aan de gereserveerde middelen. Onderwerp programmareserve: Inhoud en doel
Zuidvleugelfonds/ onderdeel Kennisinfrastructuur In de Jaarstukken 2008 is opgenomen dat bij Voorjaarsnota 2009 zal worden voorgesteld om deze middelen (€ 1,1 mln) in te zetten voor cofinanciering Pieken in de Delta en EFRO. Eerst in de Jaarstukken 2010 is € 0,85 mln bestemd ter dekking van de oprichting RUD's.
Functie Voeding Looptijd
Bestemming Financiële ruimte 2012
Toelichting verminderingen In het kader van de bezuinigingen wordt € 0,53 mln onttrokken aan de gereserveerde middelen. Onderwerp programmareserve: Inhoud en doel
EFRO middelen Het doel van het EFRO (Economisch Fonds voor Regionale Ontwikkeling) is versterking van concurrentiekracht door middel van kennisontwikkeling, innovatie en ondernemerschap in kansrijke clusters en versterking attractiviteit van de provincie. Het EFRO heeft een
Functie Voeding Looptijd
meerjarig karakter met een looptijd 2007-2013. Bestemming Programmabudget 2015 (indicatie). Programma loopt tot en met 2013 en daarnaast moeten alle projecten in 2015 definitief vastgesteld worden
Toelichting verminderingen Tot en met 2014 wordt jaarlijks een bedrag van € 0,15 mln onttrokken ter dekking van de meerjarige subsidielasten van het project Valorisatieprogramma Deltatechnologie en water.
241
Onderwerp programmareserve: Inhoud en doel
Pieken in de Delta Het doel van de subsidieregeling Pieken in de Delta is om een aantal regionale economische kansen te stimuleren. De projecten van Pieken
Functie
in de Delta komen tevens voor cofinanciering in aanmerking. Het project heeft een meerjarig karakter met een looptijd tot 2012. Bestemming
Voeding Looptijd
Programmabudget 2015
Toelichting verminderingen Ter dekking van meerjarige subsidielasten in het kader van Pieken in de Delta wordt in 2013 € 0,77 mln extra onttrokken bovenop de eerder geraamde onttrekking van € 0,62 mln, in totaal € 1,39 mln. In 2014 wordt een bedrag van € 0,59 mln aan de reserve onttrokken. Onderwerp programmareserve:
Manden Maken
Inhoud en doel
Deze reserve is ingesteld voor bekostiging van ontsluitende infrastructuur van de Stork JSF-fabriek voor de vestiging op de uiteindelijk te kiezen locatie op bedrijventerrein Polder Nieuwland te
Functie Voeding
Papendrecht en Alblasserdam. Bestemming Financiële ruimte
Looptijd
2015
Onderwerp programmareserve:
Mitigatie/ Energie
Inhoud en doel
Ter uitvoering van een aantal specifieke projecten op energiegebied is de reserve bestemd voor aanvragen in het kader van de subsidieregeling warmte. Bij de Voorjaarsnota 2012 wordt een deel van reserve
Functie
in programma 1 overgebracht naar programma 3, dit vanwege de nieuwe programmastructuur. Bestemmingsreserve
Voeding Looptijd
Programmabudget 2014
Toelichting verminderingen Het bedrag van € 0,18 mln wordt ingezet voor een meerjarige subsidie voor het realiseren van het Energieweb Knibbelweg Oost. Onderwerp programmareserve: Inhoud en doel
Overcommittering OP-West Vanuit het doel om de Europese subsidies die voor het Operationeel Programma Landsdeel West (OP West) beschikbaar zijn in de periode 2007-2013 volledig te benutten en hiermee provinciale beleidsambities op het gebied van regionale economie te realiseren, volgt de provincie Zuid-Holland een strategie van overcommittering. Door middel van de afgifte van een overcommitteringsverklaring aan de Managementautoriteit verklaart de provincie het verschil te zullen dekken tussen het extra toegekende subsidiebedrag en de uiteindelijke vrijval van Europese middelen binnen de beschikte projecten. Bij statenbesluit van 9 november 2011 is aan GS de bevoegdheid overgedragen tot het afgeven van overcommitteringsverklaringen tot een maximum van
242
€ 6,0 mln. Genoemd bedrag wordt verplicht als onderpand voor de overcommittering door middel van storting in deze deelreserve. De reserve dient ter afdekking van het financiële risico als gevolg van de Functie Voeding
overcommittering. Bestemming Programmabudget
Looptijd
2016
Onderwerp programmareserve:
Coolport
Inhoud en doel
Op 20 december 2011 is het maatregelenpakket Coolport door Gedeputeerde Staten behandeld. De Coolport is onderdeel van het Fresh Corridorproject, een project waarvan de Provincie mede initiatiefnemer is. Doel van het project is om de greenportbedrijven meer gebruik te laten maken van, in eerste instantie, de binnenvaart faciliteiten van de Rotterdamse haven. De Coolport, volgens de Havenvisie 2030 word de Coolport het verscentrum van Europa, wordt voor de Greenports een belangrijk knooppunt in de Rotterdamse haven. Een goede ontsluiting van de Coolport en de aansluiting van de handelsgebieden in de Greenports van Zuid-Holland op de Coolport zijn belangrijk. Onder leiding van de Provincie is er door het Havenbedrijf Rotterdam, de gemeente Rotterdam, Stadshavens, de Provincie en het bedrijfsleven een maatregelenpakket Coolport opgesteld. Doel van het pakket is om door middel van relatief kleine infrastructurele aanpassingen de interne ontsluiting en de aantakking van de handelsgebieden op de Coolport te verbeteren. Voor een deel zijn dit maatregelen op provinciale wegen, voor een ander groot deel zijn dit maatregelen op wegen van andere wegbeheerders. Deze
Functie Voeding
laatste kunnen bij de provincie subsidie aanvragen. Bestemming Decentralisatie
Looptijd
2018
Toelichting vermeerdering Via het provinciefonds wordt in een aantal termijnen de bijdrage vanuit het Rijk voor dit project ontvangen. Voor dit jaar betekent dit een bijdrage van € 1,51 mln. Toelichting verminderingen Het project wordt in een aantal jaren als onderdeel van het programma Kwaliteitsnet Goederenvervoer gerealiseerd. Voor dit jaar wordt een kasritme van € 2,2 mln geraamd. In het kader van de decentralisatieuitkering Sterke Regio’s ontvangt de provincie voor de Cool Port in de periode 2011-2016 in totaal € 8,6 mln. Deze bijdragen worden in de reserve gestort en ingezet ter dekking van de uitgaven voor het kwaliteitsnet goederenvervoer.
243
Onderwerp (bedragen in €)
Saldo per 1-1-2013
Vermeerderingen 2013
Verminderingen 2013
Saldo per 1-1-2014
229.929
0
229.929
0
0
1.000.000
0
1.000.000
Programmareserve 4 Cultuurbereik Bestrijding wachtlijsten in de jeugdzorg Fort Wierickerschans
13.912
0
13.912
0
Restauratie rijksmonumenten en erfgoed
1.000.000
0
0
1.000.000
Totaal programmareserve 4
1.243.841
1.000.000
243.841
2.000.000
Onderwerp programmareserve:
Cultuurbereik
Inhoud en doel
In 2010 vindt afrekening plaats met het ministerie van OCW voor de uitvoering van het Actieprogramma Cultuurbereik 2005-2008. Verwacht wordt dat in de loop van 2011 de definitieve vaststellingen van het Rijk binnen zijn. Na ontvangst hiervan zal duidelijk zijn of het geld uit de reserve benodigd is of dat het kan vrijvallen.
Functie Voeding Looptijd
Bestemming Programmabudget Programma is inmiddels afgelopen. Het wachten is op definitieve vaststelling van het Rijk.
Toelichting verminderingen In het kader van de bezuinigingen wordt € 0,23 mln aan deze reserve onttrokken. Onderwerp programmareserve:
Fort Wierickerschans
Inhoud en doel Functie
Het doel van deze reserve is de afronding van de restauratiewerkzaamheden van Fort Wierickerschans. Bestemming
Voeding Looptijd
Financiële ruimte 2016
Toelichting verminderingen In het kader van de bezuinigingen wordt € 0,01 mln aan deze reserve onttrokken. Onderwerp programmareserve:
Restauratie rijksmonumenten en erfgoed
Inhoud en doel
De reserve is bedoeld voor de uitvoering door de provincie van het gedecentraliseerde restauratiebeleid van rijksmonumenten. De middelen worden ingezet voor subsidieverlening en de matchingsafspraken met betrekking tot het ruimtelijk beleid voor het erfgoed. Vanwege het meerjarige karakter van de subsidies loopt het
Functie
uitgavenpatroon niet synchroon met het vaste kasritme van de decentralisatie-uitkering. Bestemmings- en egalisatiereserve
Voeding Looptijd
Programmabudget Onbepaald
244
Onderwerp programmareserve:
Bestrijding wachtlijsten in de jeugdzorg
Inhoud en doel
Deze middelen zijn bestemd voor inzet bij preventief jeugdbeleid en het terugdringen van de wachtlijsten jeugdzorg. PS heeft op 9 november 2011 besloten (PS besluit 6387) middelen te her-alloceren voor jeugdzorg. Voor het onderdeel jeugdzorg is voor gekozen om de middelen wat in 2013 beschikbaar is te reserveren en in te zetten in
Functie Voeding
2015. Bestemming Programmabudget
Looptijd
2016
Toelichting vermeerdering Conform PS besluit 6387 wordt in 2013 € 1,0 mln gestort in deze reserve. Toelichting verminderingen Conform PS besluit 6387 wordt in 2015 € 1,0 mln onttrokken aan deze reserve.
Onderwerp
Saldo per 1-1-2013
Vermeerderingen 2013
Verminderingen 2013
2.000.000
0
2.000.000
0
277.907
0
0
277.907
4.687.767
0
0
4.687.767
Reservering IRP's
764.367
0
0
764.367
Programmamanagement Kustontwikkeling
283.681
0
0
283.681
3.000.000
0
0
3.000.000
992.800
0
100.000
892.800
12.006.522
0
2.100.000
9.906.522
(bedragen in €)
Saldo per 1-1-2014
Programmareserve 5 Zwakke schakels Zuidvleugelfonds/onderdeel Driehoek RZG Bedrijventerreinen: IRP Oude Rijnzone
IRP Delflandse kust Zandmotor Totaal programmareserve 5
(Kust gaat met ingang van Begroting 2013 over naar programma 1, reserves blijven nu nog in programma reserve 5, na de Jaarrekening 2012 naar programmareserve 1).
Onderwerp programmareserve:
Zwakke schakels
Inhoud en doel
Van de reserve is € 2,0 mln ter dekking van de provinciale bijdrage aan ruimtelijke kwaliteit van de zwakke schakel Katwijk. Bij Voorjaarsnota 2011 is hiervoor € 2,0 mln toegevoegd aan de reserve.
Functie Voeding Looptijd
Bestemming Programmabudget Wordt bepaald na besluitvorming over uitkomsten verkenning.
Toelichting verminderingen In 2013 zal € 2,0 mln onttrokken worden voor de kustversterking “dijk in duin” in Katwijk.
Onderwerp programmareserve:
Zuidvleugelfonds/ onderdeel Driehoek RZG
Inhoud en doel
De ontwikkeling van de Zuidplas is van belang voor de verdere versterking van de Zuidvleugel. De komende jaren zal de reserve onttrokken worden voor de ontwikkeling van met name de Driehoek
Functie
RZG (Rotterdam-Zoetermeer-Gouda). Bestemming
245
Voeding Looptijd
Programmabudget Wordt bepaald na besluitvorming over uitkomsten verkenning.
Onderwerp programmareserve:
Bedrijventerreinen: IRP Oude Rijnzone
Inhoud en doel
Doel van het project Oude Rijnzone is het realiseren van een samenhangende ontwikkeling en integrale uitvoering van werken, wonen, infrastructuur, recreatieve en groen-blauwe structuur, gericht op duurzame ruimtelijke ontwikkeling van het gebied de Oude Rijnzone als onderdeel van het Groene Hart. De middelen in de reserve zijn specifiek ter dekking van de (nog af te geven) Uitvoeringssubsidies Herstructurering Bedrijventerreinen in de Oude Rijnzone (Rijnhaven, Hoogewaard, Broekvelden).
Functie Voeding Looptijd
Bestemming Programmabudget 2020
Onderwerp programmareserve:
Reservering IRP’s
Inhoud en doel
Ter dekking van uitvoeringskosten die op middellange en lange termijn
Functie Voeding
worden voorzien voor de IRP's Bestemming Programmabudget
Looptijd
Wordt bepaald na besluitvorming over uitkomsten verkenning IRP’s.
Onderwerp programmareserve:
Programmamanagement Kustontwikkeling
Inhoud en doel
Ter dekking van de uitvoeringskosten Kustontwikkeling. Is afhankelijk van de herrijking Kustontwikkeling 2013. die plaatsvindt bij bureau Waterveiligheid en Toezicht.
Functie Voeding Looptijd
Bestemming Programmabudget Wordt bepaald na besluitvorming over uitkomsten verkenning Kustontwikkeling.
Onderwerp programmareserve:
IRP Delflandse kust
Inhoud en doel Functie
De reserve dient ter dekking van de kosten die samenhangen met het uitvoeringsplan integrale ontwikkeling Delflandse Kust. Bestemming
Voeding Looptijd
Programmabudget Wordt bepaald na besluitvorming over uitkomsten verkenning.
Onderwerp programmareserve:
Zandmotor
Inhoud en doel:
De provincie is volgens de overeenkomsten die met Rijkswaterstaat
Functie
zijn gesloten gehouden het natuurbeheer van de Zandmotor te regelen via opdrachtverlening aan Zuid-Hollands Landschap. Bestemming
Voeding
Deels door herschikking binnen de programmareserve (kustonderdelen en reservering IRP's). Vanuit het innovatiebudget is € 1,0 mln beschikbaar gesteld. Daarnaast is € 1,0 mln uit de financiële ruimte beschikbaar gesteld (Najaarsnota 2010).
246
Looptijd
2020
Toelichting verminderingen Voor de verlening van de opdracht aan Zuid-Hollands Landschap wordt in de periode 2013-2020 jaarlijks € 0,1 mln uit de reserve onttrokken. Onderwerp
Saldo per 1-1-2013
Vermeerderingen 2013
Verminderingen 2013
Saldo per 1-1-2014
Frictiekosten PNS/OvT
1.730.000
0
511.811
1.218.189
Totaal programmareserve 6
1.730.000
0
511.811
1.218.189
(bedragen in €)
Programmareserve 6
Onderwerp programmareserve:
Frictiekosten PNS/OvT
Inhoud en doel:
In deze reserve worden frictiemiddelen ter beschikking gesteld welke ingezet kunnen worden voor reorganisaties. Voor het in 2008 gestarte programma PNS/OvT zijn, via deze reserve, frictiemiddelen ter beschikking gesteld. De raming voor frictie- en implementatiekosten PNS/OvT hebben betrekking op de afspraken die met de medewerkers gemaakt worden op basis van het sociaal convenant en de kosten voor het faciliteren en uitvoeren van het PNS/OvT proces. Omdat er geen exacte verdeling per jaar is aan te geven van het aantal medewerkers, dat feitelijk gebruik gaat maken van regelingen met financiële consequenties, blijven de middelen van voorgaande jaren middels de reserve beschikbaar voor de uitvoering van de PNS/OvT. Tot slot zijn er bovenformatieven in afwachting van FPU die nu betaald worden uit deze frictiekosten. Deze kosten lopen nog door tot en met 2018.
Functie Voeding Looptijd
Egalisatie Programmabudget Afhankelijk van de noodzaak om frictiekosten ter beschikking te houden zal de reserve geen eindtermijn kennen.
Toelichting verminderingen Voor uitvoering van PNS/OvT zijn voor frictiekosten € 0,5 mln benodigd.
247
Voorzieningen Onderwerp voorziening:
Dubieuze debiteuren
Inhoud en doel
De voorziening heeft als doel om verwachte verliezen ten aanzien van dubieuze debiteuren af te dekken.
Onderwerp voorziening:
Premieleningen
Inhoud en doel
De voorziening heeft als doel het uitbetalen van obligaties en het verzilveren van coupons van de uitgelote premieleningen 1957 en 1959.
Onderwerp voorziening:
Pensioenen GS
Inhoud en doel
Deze voorziening is ingesteld om aan de pensioenverplichtingen van de GS-leden te kunnen voldoen.
Toelichting vermeerdering Voor de huidige GS-leden wordt er € 0,12 mln in de voorziening gestort voor opbouw pensioenen. Toelichting verminderingen Voor gepensioneerde GS-leden wordt een bedrag € 0,52 mln aan pensioenverplichtingen geraamd. Onderwerp voorziening:
Rivierdijkversterking
Inhoud en doel
Deze voorziening is ingesteld bij PS-besluit van juni 1994 met als doel het tijdelijk onderbrengen van (rijks)middelen voor de uitvoering van rivierdijkversterkingsprojecten. De waterschappen voeren de versterkingen uit. De middelen zijn ontvangen via het Provinciefonds en er geldt geen afrekenplicht richting het Rijk. De afgelopen periode is met het waterschap verkend of het mogelijk is om de verplichtingen voor de rivierdijkversterking in één keer af te kopen. De volledige middelen van € 31,5 mln zullen dan in 2012 uit de voorziening onttrokken worden zodat betaling van de afkoopsom kan plaatsvinden in het najaar van 2012. Derhalve is er voor 2013 e.v. geen bijdrage van de provincie voor de dijkversterkingsprojecten geraamd.
Onderwerp voorziening:
Grondwaterheffing
Inhoud en doel
De voorziening is bij Jaarrekening 2004 gevormd voor het saldo van ontvangen heffingen en gemaakte kosten. Deze voorziening heeft zowel een egalisatiefunctie als een functie om mogelijke toekomstige schadeclaims te kunnen dekken.
Onderwerp voorziening:
DSM
Inhoud en doel
De voorziening is ingesteld bij het opstellen van de Jaarrekening 2006, met het doel de te verwachten kosten te dekken van de verlaging in de onttrekking grondwater door DSM Anti-Infectives te Delft. De kosten worden gedragen door de provincie Zuid-Holland, gemeente Delft en Hoogheemraadschap Delfland. Vanaf 2009 is er een Gemeenschappelijke Regeling (GR Beheer Grondwateronttrekking Delft-Noord) van kracht, waarbij de provincie zich heeft verplicht tot een bijdrage tot en met 2014. De voorziening is bij Jaarrekening 2009
248
aangevuld, om de jaarlijkse bijdragen aan de GR tot en met 2014 te kunnen voldoen. Inmiddels zijn, in 2012, onderhandelingen gestart met de GR partners over de wijze waarop de provincie zal kunnen gaan uittreden per 1 januari 2015. De financiële consequenties, welke geen onderdeel uit maken van de huidige voorziening, zijn eveneens onderwerp van gesprek bij de onderhandelingen met de GR partners. Toelichting verminderingen In 2013 wordt er € 0,52 mln onttrokken voor de provinciale bijdrage 2013 aan de Gemeenschappelijke Regeling Beheer Grondwateronttrekking Delft Noord. Daarnaast wordt er in 2013 € 0,21 mln onttrokken voor de claim met betrekking tot Spoorzone Delft. Voor 2014 betreft de provinciale bijdrage € 0,17 mln. Onderwerp voorziening:
Frictiekosten personeel Muskusrattenbestrijding
Inhoud en doel
De voorziening is ingesteld bij Najaarsnota 2011. Het doel is om apparaatslasten van personeel die niet zijn meegegaan bij de wettelijke overdracht van de Provincie naar de waterschappen voor de komende drie jaar af te dekken. De Provincie en de Waterschappen zijn beide een inspanningsverplichting aangegaan om deze mensen zo snel mogelijk binnen de organisaties een andere functie te geven. Indien dit gebeurd zal er vrijval vanuit de voorziening plaatsvinden.
Onderwerp voorziening:
Warmtebedrijf
Inhoud en doel
Provinciaal aandelenkapitaal Provincie Zuid-Holland is voor 9,52% aandeelhouder van het Warmtebedrijf Infra NV (WbR). Bij de start van het Warmtebedrijf heeft de provincie in 2006 in totaal € 2,0 mln. aandelenkapitaal geplaatst. De slechte financiële situatie bij het Warmtebedrijf is een aantal jaren geleden bij de provincie aanleiding geweest om een voorziening te treffen van € 1,8 mln. Dit bedrag is gelijk aan het aankoopbedrag van de aandelen (2,0 mln.) minus reeds uitgekeerde bedragen aan de provincie (0,2 mln.). De provincie ging er dus toen vanuit dat zij het ingelegde geld kwijt zou zijn. De intrinsieke waarde van de provinciale aandelen is door de provincie begin 2012 bij jaarrekening 2011 bepaald op € 0,15 mln. Deze waarde is bij jaarrekening in mindering gebracht op de huidige voorziening van € 1,8 mln. die in de begroting staat opgenomen. Dat betekent dat de voorziening Warmtebedrijf Rotterdam is verlaagd naar € 1,65 mln. en de verkoopwaarde van de aandelen bij verkoop maximaal € 0,15 mln. bedraagt.
Onderwerp voorziening:
Grondbank RZG Zuidplas
Inhoud en doel
De provincie is voor 40% deelnemer in de GR Grondbank RZG. Per 31-12-2011 zijn de gronden in het bezit van de Grondbank met € 30,0 mln afgewaardeerd. Een tijdelijk negatief eigen vermogen bij de GR Grondbank is toegestaan voor de duur van 3 jaar. Lukt het binnen deze periode niet het negatieve eigen vermogen weg te werken, dan dienen de deelnemers het tekort aan te vullen. Hiervoor wordt nu een voorziening getroffen. De omvang van de voorziening bedraagt € 12,0 mln.
249
STAAT VAN ACTIVA
Aanschafwaarde 31-12-2011
Omschrijving van de kapitaaluitgaven
Jaarrekening 2011
Investerin- Investeringsgen 2012 bijdragen 2012
Geheel afgeschreven investeringen 2012
Aanschafwaarde 31-12-2012
Investerin- Investeringsgen 2013 bijdragen 2013
Geheel afgeschreven investeringen 2013
Aanschafwaarde 31-12-2013
Immateriële vaste activa Provinciale wegen/Verkenningen 5 jaar afschrijven) Rijwielpaden/Verkenningen (5 jaar afschrijven) Vaarwegen/Verkenninge n (5 jaar afschrijven) Subtotaal Immateriële vaste activa
17.071.258
755.000
0
1.512.388
16.313.870 3.303.000
0
3.490.363
16.126.508
1.775.092
1.073.000
0
176.849
2.671.243
0
0
1.197.851
1.473.392
3.223.187
0
0
197.078
3.026.109
0
0
261.790
2.764.320
22.069.537
1.828.000
0
1.886.315
22.011.222 3.303.000
0
4.950.004
20.364.220
15.004.421 4.300.000
0
6.260.466
13.043.955
Materiële vaste activa - INVESTERINGEN MET ECONOMISCH NUT Kapitaallasten als apparaatskosten toegerekend activa concern Informatieplan
15.682.368
4.562.305
0
5.240.252
2.270.505
327.695
0
886.412
1.711.788
390.000
0
342.369
1.759.419
350.847
0
0
229.804
121.044
0
0
41.390
79.654
18.303.720
4.890.000
0
6.356.468
16.837.253 4.690.000
0
6.644.225
14.883.028
67.679.553
0
0
0
77.451.170
0
0
0
77.451.170
6.969.191
0
0
221.807
11.482.204
0
0
67.927
11.414.277
30.000.000
0
0
0
30.000.000
0
0
0
30.000.000
0
2.000.000
0
0
2.000.000 2.000.000
0
0
4.000.000
944.597
0
0
5.809
1.308.461
0
0
88.126
1.220.335
Meubilair en inventaris
1.057.587
0
0
86.541
2.027.871
0
0
352.569
1.675.301
Verbouwingen
3.784.957
1.775.000
0
5.096
7.262.404 6.832.000
0
322.940
13.771.464
4.310
0
0
0
0
0
21.548
0
110.440.195
3.775.000
0
319.253
131.553.658 8.832.000
0
853.110
139.532.547
760.011
472.500
0
609.100
307.000
0
52.994
877.417
7.019.030 1.627.000
0
0
8.646.030
Automatisering concern Beheerssysteem infrastructuur Totaal concern activa FD Provinciehuis Provinciehuis (spec. technische installaties) Provinciehuis (grond) Flexibel kantoorconcept Specifieke technische DPM's
Computerhardware totaal FD
21.548
Kapitaallasten direct toegerekend Gladheidbestrijding Steunpunten
623.411
6.524.109
494.921
0
0
Onderkomen muskusrattenvangers
641.014
0
0
25.821
615.193
0
0
185.190
430.004
Landschapszorg
336.529
0
0
272.752
63.776
0
0
0
63.776
12.794
0
0
0
12.794
0
0
0
12.794
50.363
0
0
0
50.363
0
0
0
50.363
8.324.820
967.421
0
907.673
8.384.567 1.934.000
0
238.184
10.080.384
154.726.451
9.632.421
0
7.583.394
156.775.478 15.456.00
0
7.735.519
164.495.959
Werken van beeldende kunst Voorfinanciering grondverwerving Subtotaal Totaal economisch nut
0
250
Afschrijvingen 2013
Boekwaarde per 01-01-2013
Boekwaarde Rente 2013 Totaal per kapitaal01-01-2014 3,41% lasten 2013
3.262.774
8.156.063
8.196.289
366.218
534.249
1.542.522
1.008.273
63.495
597.744
605.222
1.607.069
1.001.847
69.537
674.759
4.402.245
11.305.654
10.206.409
5.001.474
9.436.894
454.926
Investeringen 2014
Investeringsbijdragen 2014
3.628.992 2.006.000
Investeringen 2015
Investeringsbijdragen 2015
Investeringen 2016
Investeringsbijdragen 2016
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
499.250
4.901.495 2.006.000
0
0
0
0
0
8.735.420
338.556
5.340.030 4.300.000
0
4.300.000
0
4.300.000
0
1.041.895
976.970
39.840
494.766
390.000
0
390.000
0
390.000
0
40.348
66.899
26.551
2.574
42.922
0
0
0
0
0
0
5.496.748
10.545.688
9.738.941
380.970
5.877.718 4.690.000
0
4.690.000
0
4.690.000
0
2.581.706
65.097.847
62.516.142
3.015.777
5.597.483
0
0
0
0
0
0
758.667
6.155.073
5.396.406
83.524
842.191
0
0
0
0
0
0
0
30.000.000
30.000.000
1.708.583
1.708.583
0
0
0
0
0
0
200.000
2.000.000
3.800.000
65.074
265.074 3.500.000
0
2.000.000
0
0
0
121.644
822.372
700.728
34.430
156.074
0
0
0
0
0
0
202.787
846.146
643.359
45.833
248.620
0
0
0
0
0
0
726.240
5.010.707
11.116.466
197.906
924.146
997.000
0
1.557.000
0
2.645.000
0
2.155
2.155
0
370
2.525
0
0
0
0
0
0
4.593.199
109.934.300
114.173.101
5.151.497
9.744.696 4.497.000
0
3.557.000
0
2.645.000
0
124.682
554.909
737.227
18.142
142.824
0
0
0
0
0
0
548.805
6.053.424
7.131.619
214.308
763.113
0
0
0
0
0
0
24.608
173.964
149.356
13.071
37.679
0
0
0
0
0
0
2.943
65.185
62.242
2.153
5.096
0
0
0
0
0
0
0
414
414
225
225
0
0
0
0
0
0
1
50.360
50.360
0
1
0
0
0
0
0
0
701.039
6.898.256
8.131.218
247.899
948.938
0
0
0
0
0
0
10.790.986
127.378.244
132.043.260
5.780.366
16.571.352 9.187.000
0
8.247.000
0
7.335.000
0
251
STAAT VAN ACTIVA
Aanschafwaarde 31-12-2011
Investeringen 2012
Omschrijving van de kapitaaluitgaven
Jaarrek. 2011
Investerings bijdragen 2012
Geheel afgeschreven investeringen 2012
Aanschafwaarde 31-12-2012
Investeringen Investerings Geheel af2013 bijdragen 2013 geschreven investering en 2013
Aanschafwaarde 31-12-2013
- INVESTERINGEN MET MAATSCHAPPELIJK NUT Kapitaallasten direct toegerekend Provinciale wegen
573.568.931
74.564.797 51.647.618
12.295.537
Openbaar vervoer
60.305.654
21.492.619 11.522.000
0
70.276.273
28.941.000
16.852.000
0
82.365.273
Verkeersveiligheid
144.785.524
38.668.937
4.768.190
3
178.686.267
32.728.773
13.158.320
0
198.256.720
95.955.793
13.211.000
1.269.000
3.634.716
104.263.077
3.597.000
0
4.063.484
103.796.593
149.860.053
66.334.797
8.199.761
1.334.199
206.660.890
58.174.314
8.577.078
759.231
255.498.895
4.635.526
0
0
0
4.635.526
0
0
0
4.635.526
249.579
0
0
0
249.579
0
0
0
249.579
11.204.639
2.013.000
270.000
303.185
12.644.454
1.513.000
270.000
70.928
13.816.527
1.997
0
0
0
1.997
0
0
1.997
0
0
0
0
0
0
-28.148.800
-10.175.000
0
-17.973.800
Rijwielpaden Vaarwegen Vaarwegen objectbediening Delftse Schie Recreatie eigen beheer Lingewerken Stelpost investeringen (DBI en MPI) Totaal maatschappelijk nut Subtotaal materiële activa
584.190.573 152.583.377
63.039.066 14.103.731
659.631.153
1.040.567.696 216.285.150 77.676.569
17.567.640 1.161.608.636 249.388.664
91.721.464 18.999.371 1.300.276.466
1.195.294.147 225.917.571 77.676.569
25.151.034 1.318.384.114 264.844.664
91.721.464 26.734.890 1.464.772.425
Financiële vaste activa NV BNG
141.806
0
0
0
141.806
0
0
0
141.806
NV NWB
4.538
0
0
0
4.538
0
0
0
4.538
Holding IOPW NV
7.200
0
0
0
7.200
0
0
0
7.200
Warmtebedrijf NV
1.800.000
0
0
0
1.800.000
0
0
0
1.800.000
-1.645.286
0
0
0
-1.645.286
0
0
0
-1.645.286
5.899
0
0
0
5.899
0
0
0
5.899
Warmtebedrijf NV (Voorziening) Ontwikkelingsmij Het Nieuwe Westland BV GOP Beheer BV
20.420
0
0
0
20.420
0
0
0
20.420
Ontwikkelingsmij Het Nieuwe Westland CV
980.491
0
0
0
980.491
0
0
0
980.491
ROM Drechtsteden
561.326
10.000.000
0
0
10.561.326
0
0
0
10.561.326
Zuidplaspolder
348.000
0
0
0
348.000
0
0
0
348.000
1.250.000
0
0
0
1.250.000
0
1.250.000
0
0
55.500
0
0
0
55.500
0
0
0
55.500
62
35.000
35.000
0
62
35.000
35.000
0
62
33.507.914
0
766.448
0
32.741.466
0
759.930
0
31.981.536
74.206
0
0
0
74.206
0
0
0
74.206
13.627.789
0
0
0
13.627.789
0
0
0
13.627.789
9.035.500
0
0
0
9.035.500
0
0
0
9.035.500
23.086.877
0
0
0
23.086.877
0
0
0
23.884.877
82.862.242
10.035.000
801.448
0
92.095.794
35.000
2.044.930
0
90.883.864
RUD Zuid-Holland Zuid Woningleningen provinciaal personeel Fietsplan Geldleningen verstrekt aan derden Studievoorschotten
Bijdrage aan activa in eigendom van derden Doorstroming OV Bijdragen activa derden Wegen Bijdragen activa derden Rijwielpaden Subtotaal financiële vaste activa Totaal vaste activa
1.300.225.926 237.780.571 78.478.017
27.037.349 1.432.491.130 268.182.664
252
93.766.394 31.684.894 1.575.222.509
Afschrijvingen 2013
Boekwaarde per 01-01-2013
Boekwaarde per 01-01-2014
Rente 2013 3,41%
Totaal kapitaallasten 2013
19.426.556
327.525.522
397.643.277
15.241.139
2.342.542
59.625.868
69.372.326
2.178.220
4.520.762
5.949.461
150.363.544
163.984.536
5.517.314
3.475.436
58.727.942
58.849.506
5.190.015
164.378.450
309.035
Investeringen 2014
34.667.695 202.856.400
Investerings bijdragen 2014
Investeringen Investerings- Investeringen Investerings2015 bijdragen 2016 bijdragen 2015 2016
69.173.066
186.657.000
70.146.033
201.753.805
63.542.000
62.814.000
43.961.000
139.576.000
76.907.000
103.908.000
87.959.000
11.466.775
65.309.000
20.626.000
56.564.000
13.832.000
21.950.195
217.000
2.724.679
6.200.115
15.331.000
4.799.000
21.342.000
3.000.000
0
0
208.785.670
6.245.105
11.435.120
62.674.066
11.050.000
38.277.033
2.856.000
29.137.000
490.000
2.744.112
2.435.077
120.993
430.028
0
0
0
0
0
0
6.239
106.071
99.832
5.966
12.205
0
0
0
0
0
0
316.111
6.829.261
7.756.150
327.086
643.197
863.000
270.000
13.000
270.000
13.000
270.000
50
50
0
34
84
0
0
0
0
0
0
0
0
-17.973.800
0
0 -82.222.600 -29.080.000
-88.495.400 -31.845.000
-71.350.000
-28.709.000
37.015.445
770.300.820
890.952.574
32.360.536
69.375.981 327.624.866 120.799.066
353.933.633 135.166.033
285.412.000
123.769.000
47.806.431
897.679.064
1.022.995.834
38.140.902
85.947.333 336.811.866 120.799.066
362.180.633 135.166.033
292.747.000
123.769.000
0
141.806
141.806
4.836
4.836
0
0
0
0
0
0
0
4.538
4.538
155
155
0
0
0
0
0
0
0
7.200
7.200
246
246
0
0
0
0
0
0
0
1.800.000
1.800.000
61.380
61.380
0
0
0
0
0
0
0
-1.645.286
-1.645.286
0
0
0
0
0
0
0
0
0
5.899
5.899
201
201
0
0
0
0
0
0
0
20.420
20.420
696
696
0
0
0
0
0
0
0
980.491
980.491
33.435
33.435
0
0
0
0
0
0
0
10.561.326
10.561.326
360.141
360.141
0
0
0
0
0
0
0
348.000
348.000
11.867
11.867
0
0
0
0
0
0
0
1.250.000
0
42.625
42.625
0
0
0
0
0
0
0
55.500
55.500
1.893
1.893
0
0
0
0
0
0
0
62
62
2
2
0
0
0
0
0
0
0
32.741.466
31.981.536
0
0
0
754.526
0
754.159
0
754.159
0
74.206
74.206
2.530
2.530
0
0
0
0
0
0
454.260
12.851.895
12.397.635
444.379
898.639
0
0
0
0
0
0
301.183
8.606.367
8.305.183
296.087
597.270
0
0
0
0
0
0
771.763
21.863.871
21.890.109
754.348
1.526.111
9.907.000
2.188.000
6.500.000
0
0
0
1.527.206
89.667.761
86.130.625
2.014.821
3.542.027
0
754.526
0
754.159
0
754.159
53.735.882
998.652.479
1.119.332.868
40.654.973
362.180.633 135.920.192
292.747.000
124.523.159
94.390.855 338.817.866 121.553.592
253
Investerings- en financieringsstaat 2013 Stand per 1-1-2013
Vermeerderingen 2013
Verminderingen 2013
Afschrijving in 2013
Stand per 1-1-2014
A INVESTERINGEN (tegen boekwaarde) 1 2 3 4
Onroerende/roerende bezittingen
897.628.704
261.149.464
91.721.464
47.806.432
1.019.250.272
13.474.394
0
1.250.000
0
12.224.394
54.678.147
4.012.000
0
5.929.451
52.760.696
32.871.234
35.000
794.930
0
32.111.304
998.652.479
265.196.464
93.766.394
53.735.883
1.116.346.666
Algemene reserve
29.874.116
3.914.668
0
0
33.788.784
Overige reserves
278.652.095
17.167.479
60.257.818
0
235.561.756
OVP
428.862.947
17.554.038
41.238.368
0
405.178.617
59.094.631
115.000
1.249.158
0
57.960.473
Subtotaal reserves, OVP en voorzieningen
796.483.789
38.751.185
102.745.344
0
732.489.630
Opgenomen vaste geldleningen
472.975.954
0
33.088.077
0
439.887.877
Leningen provinciehuis
103.248.276
0
2.817.241
0
100.431.034
1.372.708.019
38.751.185
138.650.662
0
1.272.808.542
Deelnemingen + overige verbonden partijen Kapitaaluitgaven waartegenover geen bezittingen staan Verstrekte langlopende geldleningen Totaal investeringen (A)
B 1 2 3 4
5 6
FINANCIERINGSMIDDELEN
Voorzieningen
Totaal financieringsmiddelen (B)
C Financieringstekort op basis van
-374.055.541
-156.461.876
65.739.800
65.739.800
D Financieren met kasgeld/kort geld
0
0
E Herfinancieren lang geld
0
0
begrotingscijfers (A minus B) Kasgeldlimiet: 7% van begrotingstotaal
254
Bijlagen
255
256
Bijlage 1 Voordracht
257
258
259
260
261
262
263
264
265
266
267
268
269
270
271
272
Bijlage 2 Amendementen en moties
273
274
275
276
277
278
279
280
Bijlage 3 MPI, projectenoverzicht Met het MPI wordt geen nieuw beleid gemaakt. Ook het toekennen van middelen aan projecten en ontwikkelingen gebeurt in principe met aparte, inhoudelijke besluiten, waarop de Procedureregeling Projecten MPI van toepassing is. Bij de inhoudelijke besluiten is het overall financiële overzicht dat het MPI biedt uiteraard wel van belang. Met ingang van dit begrotingsjaar zijn in onderstaand overzicht de in het MPI opgenomen projecttotalen opgenomen, waarmee de aansluiting tussen de MPI projecttotalen en de ramingen in de begroting zichtbaar is. Programma
EXP/ INV
Project nummer
Naam project
Projectbudget (bedragen x € 1.000)
Uitgaven Wegen
INV
003463
Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen
EXP INV INV INV INV INV INV INV EXP INV EXP INV
B000001 B100055 B100631A B100631B B120640 B120641 B120728 B120733 B120749 B120750 B120753 B120755
Wegen Wegen
INV INV
B120756 B120757
Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen
EXP INV INV INV INV INV INV
B120758 B120760 B120762 B120810 B120818 B120914 B120929
Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen
INV INV INV INV INV EXP INV INV INV INV INV INV INV INV INV INV EXP INV INV
B120930 B120933 B120934 B121020 B121138 B121140 B121742 B121828 B121829 B121920 B122234 B144015 B144205 B145403 B145605 B147010 B150074 B190012 B190013
Provinciale bijdrage infrastructuur aan alternatief bedrijventerrein Hoeksche Waard, zijnde Westelijke Dordtse Oevers Voorbereidings- en nazorgkosten algemeen IRP Zuidplaspolder: Parallelstructuur A12/Moordrechtboog N 206 RijnlandRoute N 206 RijnlandRoute; mogelijk lagere BTW compensatie (Tijdelijke) aansluiting Rijnfront-Zuid N206, Verlegging Duinvallei Katwijk (BO RGL-West) N207 OTA plus oml. N207/RW1, 1e en 2e fase N207 ZW Randweg Gouda N207 Aanpassen wegprofiel Noordringdijk N207 gebiedsontsluiting Boskoop BIJDRAGE N207-N456 Rotonde 't Weegje N207 corridor: Verbeteren doorstroming Alphen a/d Rijn Leimuiden N207-Corridor, aanleg Bentwoudlaan en Vredenburghlaan N207 corridor: N459 Capaciteitsuitbreiding en aansluiting rondweg Reeuwijk-Brug N207 Extra opstelstroken Oranje Nassausingel N207 Verbeteren doorstroming Alphen - Kruisweg N207 Verbeteren doorstroming Passage Leimuiden N208 Rotonde Sassenheim t.p.v. N443 N208 Weggedeelte Sassenheim - Lisse N209 Nieuwe Hoefweg N209 Reconstructie aansluiting De Kulck (incl. fietskruising), Bleiswijk-Zuid N209 Capaciteitsvergroting N209 Doenkade N209 Reconstructie knoop A13 - N209 N209 Verbreding Bergschenhoek N210 Wegvak Krimpenerwaard N211 A4 Harnaschknoop, Korte termijn N211 Poelzone rotonde Emmastraat N217 Omleiding Stougjesdijk N218 Hartelcorridor aanleg fietsbrug HWN/OWN aansluiting N57/N218 N219 Omleiding Zevenhuizen N222 Verlengde Veilingroute (3in1) N440 Landscheidingsweg N208 Verbeteren leefbaarheid Hillegom N211 Harnaschknoop, Lange termijn oplossing Omlegging N456 aansluiting A20 Moordrecht Bijdrage N470 Aanleggen Provinciale weg 1% Kunstregeling W HWN/OWN aansluiting A16/N3 BIJDRAGE HWN/OWN aansluiting A15/N3 BIJDRAGE
281
Inkomsten
Netto PZH
8.164
0
8.164
10.773 247.453 199.680 5.651 4.388 5.137 42.833 88.817 832 927 549
182 138.500 0 0 1.000 0 24.925 44.814 0 0 0
10.591 108.953 199.680 5.651 3.388 5.137 17.908 44.003 832 927 549
4.947
0
4.947
15.389
0
15.389
10.264
0
10.264
1.300 5.223 16.737 1.080 932 67.928
0 0 0 943 1.620 64.241
1.300 5.223 16.737 137 -688 3.687
3.006
1.056
1.950
2.331 32.225 24.119 111.738 3.461 2.055 12.273 26.868 20.324 49.737 145.593 13.509 2.113 4.177 19.250 210.669 2.145 13.140 13.141
0 31.000 2.108 17.969 2.921 0 6.400 26.051 19.850 30.141 103.982 11.600 0 0 2.500 181.907 0 0 0
2.331 1.225 22.011 93.769 540 2.055 5.873 817 474 19.596 41.611 1.909 2.113 4.177 16.750 28.762 2.145 13.140 13.141
Programma
EXP/ INV
Project nummer
Naam project
Projectbudget (bedragen x € 1.000)
Uitgaven Wegen
INV
B190014
Wegen Wegen Wegen
EXP EXP EXP
B190016 B191000 B191001
Wegen
INV
B199054A
Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen Wegen
INV INV EXP INV INV INV
B490004 B490005 B590014 B590015 EMPIDVM EVW000838
Wegen
INV
Wegen
INV
Wegen
EXP
Wegen Wegen
INV INV
Wegen Wegen
EXP EXP
Wegen Wegen
EXP INV
Wegen
INV
Wegen Wegen Wegen
INV EXP EXP
OV OV OV OV OV
EXP EXP EXP INV INV
002036 003161 003277 B20001 B200010
OV
INV
B200011
OV
INV
B200013
OV OV OV
EXP INV INV
B210015 B210052A
OV
INV
B210054
OV OV OV OV OV OV OV OV
INV INV INV INV EXP INV INV EXP
B210071 B220081 B220726 B250073 B290008 B290015 B590010
HWN/OWN aansluitingen, planstudie A15/N3 en mogelijk A16/N3 HWN/OWN planstudie aansluitingen A16/N3 Provinciale bijdrage rotondes Keukenhof Provinciale bijdrage aan fietsbrug Leiden Merenwijk Poelgeest A4 Programma IODS/Verbinding A4 - Midden Delfland (Projectmanagement PZH) Aanbrengen stil asfalt Provinciale bijdragen in ontsluiting IRP's Kwaliteitsnet goederenvervoer Ontsluiten terminals goederenvervoer MPI DVM Milieumaatregelen Wet luchkwaliteit COA; bijdrage aan project Walstroom Impulsgelden Hoofdlijnenakkoord (betrokken in voorstel toedeling vrije ruimte PZH-2012-326212199) Knoop Leiden West (toegedeeld vanuit Impulsgelden Hoofdlijnenakkoord) Nog toe te delen exploitatiemiddelen en BDU 2016 (betrokken in voorstel toedeling vrije ruimte PZH-2012326212199) Openbaar verlichtingsnet Functionele vervanging kunstwerken (via trajectaanpakken) Beschikbaar voor bijdrage A27 Gorinchem Beschikbaar voor doorstromingsmaatregelen aansluiting N219 Maatregelen Nagelbrug N444 Nader toe te delen vrijval (betrokken in voorstel toedeling vrije ruimte PZH-2012-326212199) Rondweg Voorhout/inpassing sportlaan Lisse (incl. aansluiting N444 en N443) Brug Leidsevaart (Corridor N207 Noord) Brug Eendragtspolder IRP Zuidplaspolder: Parallelstructuur A12/Moordrechtboog; maatregelen brugbediening Dynamische reisinformatie (Coalitieakkoord) Milleu-eisen OV P&R voorzieningen bij ov-knooppunten (Coalitieakkoord) Ontwikkeling buscorridors (Coalitieakkoord) - Algemeen Ontwikkeling buscorridors (Coalitieakkoord) Alphen aan den Rijn - Schiphol Ontwikkeling buscorridors (Coalitieakkoord) Goeree Overflakkee - Rotterdam Ontwikkeling buscorridors (Coalitieakkoord) - Sassenheim (Duin-Bollenstreek) - Schiphol Voorbereidingskosten Algemeen OV HOV-NET Zuid-Holland Noord Voorziening BO-II RGL-Oost (COA): Bijdrage ontsluiting BioScience Park Voorziening BO-II RGL-Oost (COA): restant (Oostelijke randweg Leiden?) Merwede Linge Lijn Bushaltes, plaatsing, verplaatsing, aanpassing N207 Beperkte busvoorzieningen 1% Kunstregeling OV - RGL Spoortunnel Delft (bijdrage aan derde) Busstations Heinenoord en Oude Tonge HOV-Drechtsteden (Coalitieakkoord, bijdrage aan derde) Vrijval DRIS en P&R
282
Inkomsten
Netto PZH
756
756
0
433 411
433 0
0 411
800
800
0
5.386
127
5.259
9.293 10.276 27.046 10.978 15.442
0 0 9.446 0 0
9.293 10.276 17.600 10.978 15.442
750
0
750
169.538
0
169.538
35.963
0
35.963
16.200
5.000
11.200
3.063
0
3.063
13.676
0
13.676
1.028
0
1.028
1.028
0
1.028
2.055
0
2.055
8.528
0
8.528
5.138
0
5.138
3.596 617
0 0
3.596 617
1.644
0
1.644
9.142 9.057 3.947 28.870
3.300 0 0 28.200
5.842 9.057 3.947 670
22.314
9.800
12.514
6.255
0
6.255
3.530
1.600
1.930
112 533.773
0 309.023
112 224.750
10.275
0
10.275
28.256
0
28.256
56.107 844 2.981 2.651 37.000 3.375 15.164 555
26.200 0 510 450 17.700 0 0 0
29.907 844 2.471 2.201 19.300 3.375 15.164 555
Programma
EXP/ INV
Project nummer
Naam project
Projectbudget (bedragen x € 1.000)
Uitgaven VW VW
INV INV
EVW000304A EVW010509
VW VW VW VW VW VW VW VW VW VV
INV INV INV INV EXP INV INV INV INV INV
EVW010802A EVW011001 EVW070902 EVW090603 EVW090603 EVW091102 EVW000011 EVW000714 EVW000601A EN0000012
VV VV
EXP INV
EN00007001 EN0000703A
VV
EXP
EN0000832
VV VV VV
EXP INV EXP
EN2060001A EN2070001 EN2070606
VV
EXP
EN2070804
VV VV VV VV
INV INV INV INV
EN2080001 EN2080002 EN2080003 EN2090002
VV VV VV VV VV VV
EXP INV EXP INV INV INV
EN2090803 EN2101001 EN2101202 EN2110001 EN2110005 EN2110902
VV VV VV VV
INV INV INV INV
EN2150003 EN2150501 EN2160602 EN2180001
VV VV VV
INV INV INV
EN2180002 EN2180003 EN2200001
VV VV
INV INV
EN2200004 EN2230001
VV VV VV VV
INV INV INV EXP
EN2230002 EN4440002 EN4530001 EN4701101
VV FP FP FP FP FP
EXP INV INV INV EXP INV
EN4840001 B501003A B501104A B501105 B501107 B509601A
GO Hartelbrug_03 Bochtafsnijding Delftse Schie - Overschie (incl. studiekosten) St. Sebastiaansbrug Bijdrage PZH aan ophoging Hoornbrug Vervanging oevers Aarkanaal langs N461 Tweede sluiskolk Julianasluis - Gouda (incl. studiekosten) Julianasluis: vernieuwen brugbediening Aanpassing Hefbrug Waddinxveen Functionele verbeteringen VW (bijdrage aan GO VW) Nota Vaarwegen en scheepvaart Realiseren vaarwegmanagement (DVM) Maatregelen verkeersveiligheid trajecten 2012 ev investering Voorbereidingskosten algemeen Verkeersveiligheid Verkeersveiligheid maatregelen trajecten DBI, waaronder duurzaam veilig (bijdrage uit Coalitieakkoord) Maatregelen verkeersveiligheid trajecten 2012 ev exploitatie Aanpassen dwarsprofiel N206 Middenweg Kruising N207 - N454 (Coenecoopbrug - Waddinxveen) N207 aanpassen ontsluiting Gouderakse Tiendweg op ZWR Gouda N207 zuidelijke rotonde ikv ontsluitingsstructuur Boskoop BIJDRAGE Bundeling projecten N208 Rotonde N208 - Meer en Duin Rotonde N208 2e Poellaan-Catharijnelaan Rotonde N209 Benthuizenweg-Omleidingsweg (Benthuizen) N209 Aanleg parallelweg, tussen N455 en HSL Rotonde N210 Lopikerplein te Schoonhoven Bijdrage Rotondes Ammerstol en Wetering (nieuw) Bocht benz.st. 't Louwtje ('s-Gravenzande) Rotonde Monsterseweg/Julianaweg Verkeersveiligheid maatregel traject N211a: Turborotonde N211/N465 (Monster) Aansluiting N215 - Nieuwe Tonge (Middelharnis) N215 Melissant - Dirksland Rotonde N216/Zandkade (Schelluinen) Kruising N218 - Henri Fordstraat - Molendijk (Zwartewaal) (afgerond) Kruising N218 - v.d. Wallendam (Brielle) Rotonde Brielseweg (Westvoorne) Aanpassing parallelweg Maasdijk-Papedijk/Heenweg ('sGravenzande) Rotonde N220 - Woutersweg ('s-Gravenzande) Aanpassingen hoofdrijbaan N223 (Westland, MiddenDelfland) Rotonde N223 Oostbuurtseweg/Noordlierweg (De Lier) Kruising N444 - Op/afrit A44 (Postviaduct - Voorhout) Kruising N453 - Zuidplaslaan (Waddinxveen) N470 Aanpassen ontsluiting Abtsrechtse-weg te Delft/Midden-Delfland ikv A4 IODS Rotonde Dorpsweg/Kortgerecht (Leerdam) F10.3 Den Haag Meijendel via Waalsdorpervlakte F11.4 Aanleg fietspad Lange Watering F11.5 Wateringen - Schipluiden (Zwethstrook) F11.7 Zwethkade Noord F97 fase 1: Ged. F201 en Middw. incl. Tunn. N209
283
Inkomsten
8.792
0
Netto PZH 8.792
12.995
3.240
9.755
19.288 3.074 4.331 44.739 1.023 3.500 27.332 24.046 18.318
10.917 0 0 5.200 0 2.450 0 26 0
8.371 3.074 4.331 39.539 1.023 1.050 27.332 24.020 18.318
16.553
2.883
13.670
4.790
0
4.790
36.497
1.550
34.947
6.642
1.000
5.642
154 6.562
0 4.010
154 2.552
617
0
617
308
0
308
753 4.166 3.112
0 1.996 1.423
753 2.170 1.689
4.544
2.310
2.234
794 1.367 3.569 572 564
0 1.367 2.710 120 200
794 0 859 452 364
6.625
5.625
1.000
2.073 12.173 1.263
1.049 5.728 493
1.024 6.445 770
1.041
588
453
3.240 2.302
1.565 1.330
1.675 972
657
217
440
653
300
353
31.037
19.476
11.561
3.279 6.837 783
620 3.820 0
2.659 3.017 783
411
0
411
765 1.524 1.073 349 103 4.075
397 0 0 0 0 2.728
368 1.524 1.073 349 103 1.347
Programma
EXP/ INV
Project nummer
Naam project
Projectbudget (bedragen x € 1.000)
Uitgaven FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP
INV EXP EXP EXP EXP EXP EXP EXP EXP EXP INV INV EXP EXP INV INV INV INV INV
B509606 B509607 B510000 B510000 B510005 B510007 B520502A B520900A B521202 B521203 B521204 B521700 B522000 B522500 B522701A B522702 B522703 B522705 B522802A
FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP
EXP INV EXP INV EXP INV EXP INV INV EXP INV EXP INV
B522805 B524401 B524500 B524900A B525100 B525201A B525800 B526300A B526302 B526303 B526700 B526701A B526702
FP
INV
B526801
FP FP
INV INV
B526803 B526903A
FP
EXP
B526905
FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP
EXP EXP EXP EXP INV INV INV EXP EXP EXP INV EXP EXP EXP INV
B526906 B526907 B526910 B527001 B527101 B527300A B527301A B527402 B527702 B527703 B527800 B527801 B527803 B527804 B528701
FP
INV
B529802A
F96.6 Bentwoud Oost F96.7 Fietstunnel Boskoop Projectmanagementkosten Fiets Voorbereidingskosten Algemeen F V&P F100.5 Alphen aan den Rijn - Nieuwkoop; ged. Hoge Dijk Studiekosten Fietspaden F205 Capelle-Nieuwerk. fase 2 F209 Hillegom-Bennebroek F212 Oostabtpolder-Schiedam N. F212 DOP-NOAP Zuidkant F212.4 Brug Poldervaart N470 Pijnacker - Rodenrijs F220 Eiland van Dordrecht F225 Delft-Schiedam F227.1 Rokkeveen-Noordweg Fp F227.02 Balijbos spoortunnel Fp F227.03 Balijbos tunnel Noordweg F227.05 Zoetermeer-Delft (Virulypad) F228 Zoetermeer - Pijnacker Oostweg/Berkelseweg Pieterbregmanlaan (N470) (van 10075) F228.5 P. Bregmanlaan - Kleihoogt F244 Klaaswaal - Westmaas/Mijnsheerenland F245 Middelharnis - Melissant F249 Arkel/Hoogblokland - Leerdam (van 10075) F251.0 Fietspad Waalbos F252.1 Spijkenisse - Oud Beijerland F258; Papendrecht-Kinderdijk F263 Moordrecht - Nieuwerkerk a/d Ijssel F263.2 Westergouwe - Gouda F263.3 Gouda - Speelbrug F267 Leiderdorp - viaduct A4 - de Does F267.1 Zoeterwoude - Laan van Oud Raadwijk F267.2 Leiderdorp - Koudekerk; gedeelte Zoeterwoude Dorp - Leiderdorp F268.1 Nw-Lekkerland - Capellea/dIJssel; ged. NwLekkerland-Kinderdijk (fase 1) F268.3; Nw-Lekkerland - Kinderdijk (fase 2 dijkversterking) F269 Fietsroute westzijde N470-zuid (Rodenrijseweg Bovendijk) F269 Polder Schieveen, tussen Oude Bovendijk en Zwethkade F269.6; Midden Delfland-Rottemeren F269.7, Westelijk deel Vlinderstrik F269.10 Rotterdam-Hoekse park F270.1 N59 - Hellegatsplaten F271.1 Fietspad Duyfraklaan (Katwijk) F273 Haastrecht - Hoenkoop F273 Oostvlisterdijk tussen Haastrecht en F27,0 F274.2 Bedelaarsbos F277.2 Gorichem-Haarweg Arkel Stationsweg F277.3 Stationsomgeving Arkel F278 Gouda - Bleiswijk F278 Gouda - Bleiswijk ged. Coenecoopbrug F278.3 Gouda Burg. Jamessingel F278.4 Gouda, Onderdoorgang A12 F287 Noordwijk (Kraaierslaan) - Noordwijkerhout (Zeestraat) F298 Fietspad kade Bovenvaart ic fietspad vanaf KW22 naar Klapwijkselaantje (N470)
284
Inkomsten
1.028 447 7.222 5.123 822 2.115 905 1.360 127 387 86 6.039 513 193 1.298 3.348 3.570 1.028
0 0 3 289 0 0 0 136 0 235 0 2.903 0 0 0 0 3.920 0
Netto PZH 1.028 447 7.219 4.834 822 2.115 905 1.224 127 152 86 3.136 513 193 1.298 3.348 -350 1.028
3.983
3.765
218
710 1.528 1.024 1.414 194 870 806 4.226 1.840 719 2.200 719
350 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2.188 0
360 1.528 1.024 1.414 194 870 806 4.226 1.840 719 12 719
4.541
3.000
1.541
711
0
711
2.156
0
2.156
7.907
6.380
1.527
411
0
411
617 822 514 31 1.120 1.839 1.337 924 1.528 193 393 314 540 16
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 372 227 540 0
617 822 514 31 1.120 1.839 1.337 924 1.528 193 21 87 0 16
1.552
0
1.552
6.511
4.451
2.060
Programma
EXP/ INV
Project nummer
Naam project
Projectbudget (bedragen x € 1.000)
Uitgaven FP FP
EXP INV
B529804 B530601
FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP
EXP INV EXP EXP EXP INV EXP EXP EXP INV INV EXP INV EXP INV EXP EXP EXP INV EXP INV EXP EXP EXP INV INV EXP INV EXP EXP EXP EXP EXP INV INV INV EXP EXP EXP EXP EXP EXP EXP EXP INV INV EXP EXP INV INV EXP INV INV INV EXP
B533001 B534000 B534400 B534602 B535000 B535501 B535502 B535600 B535702 B536400 B536501 B536502 B536601 B536602 B537000A B540101 B540301 B540500 B540800 B540801 B540900 B541000 B541300 B541301 B541400 B541401 B542500 B542600 B542701 B542702 B542703 B542800 B542801 B542901 B543000 B543001 B543101 B543202 B543300 B543301 B543400 B543600 B543700 B543900 B544100 B544600 B544601 B544604 B545301 B545401 B545402 B545500 B545600 B546400 B548000
F298.4; Oude Leede F306.1 Fietspad Brug Aarkanaal (Alphen ad Rijn Nieuwkoop) F330.1 Fietspad Hillekade - EZH-bos F340 Fietspad Moordrecht Zevenhuizen F344 Tiendweg, Nieuw-Lekkerland F346.2; Nederhardinxveld-Molengraaf (Damseweg) F350.0; HI Ambacht - Barendrecht F355 Albrandswaard F355.2. Albrandswaard West F356 Polder Schieveen, Vliegveldweg -Schieveensedijk F357.2 Fase 2 tussen Boulevard te Rozenburg en EIC F364 Melissant - Battenoord via polder Dirksland F365 Fietspad Eendragtspolder F365 Fietspad Eendragtspolder-Hennipsloot F366 Alblasserdam -Kinderdijk/Dijklint F366.2 Dijklint verkeersmaatregelen F370 Fietspad Kijkduin-Hoek van Holland F401 Broekweg (Rijnswoude) F 403.1 Zuidbuurtseweg - Zoeterwoude F405 Stad aan 't Haringvliet-Koert F408; Rondje G-O: Ooltgensplaat Oude Tonge F408.1; Brug Ooltgensplaat F409; Rondje G-O: Ingang Slikken-Gabriellina F410 Rondje Goeree; Kleine Zuiderpolder F 413; Groeneweg F 413.1 Noordweg derde blok F414; Rondje Hoekchse Waard F414.1 Rondje Hoeksche Waard; Numansgors F425.0 Kom van Zwijndrecht F426; IJsselmonde, Zwijndrecht F427.1 Waterbushalte - Oosteind F427.2 Waterbushalte - Zuidhaven F427.3 Waterbushalte - Ottersluis F428.0; Fietsbrug Scheidkade F428.1 Papendrecht-Alblasserbos (brug A15) F429.1 Boven-Hardinxv. - Gorichem F430; Hollandse waterlinie (Diefdijk) F430.1 Diefdijk - Wiel de Waai F431.1 Groot Ammers Molenkade F432.2; Alblasserw/Groene Hart (Dwarsgang) F433.0; Nieuwland F433.1; Zijlkade, Nieuwland Fase 2 F434; Ameide-Lexmond F436.0; Hollandse Waterlinie (Oosterwijkse Wiel) F437; Fort Wierickerschans - A12 F439 Gouda Goverwelle-N207 F441 Bergambacht - Gouda ged. Beijerse-Achterwetering F446 Fietspad Voorhout - Sassenheim (Vijf gemeenten) F446 Fietspad Voorhout - Sassenheim (Wasbeekerlaan) F446.4 Fietsverbinding langs de Zandsloot Snelfietsverbinding DH-Voors.-Leiden Snelfietsverbinding DH-Wass-Leiden F454; Snelfietsverbinding DH-L-Rijndijk-Ommedijkseweg F455; Viaduct 'Brug naar het Groene Hart F456; Viaduct Ypenburg F464; Rondje Putten (F252 laatste deel) F480; Reservering 3 in 1 Veilingroute Naaldwijk
285
Inkomsten
268
0
Netto PZH 268
2.084
0
2.084
760 2.617 381 1.411 243 1.243 746 617 551 2.043 885 124 960 803 3.510 697 1.008 103 1.500 103 1.500 925 436 379 317 1.541 925 1.278 62 206 103 744 308 717 512 1.026 791 852 564 683 206 168 152 1.091 1.024 358 400 300 5.230 4.500 46 3.519 1.223 945 642
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 300 2.700 4.300 0 0 0 0 0
760 2.617 381 1.411 243 1.243 746 617 551 2.043 885 124 960 803 3.510 697 1.008 103 1.500 103 1.500 925 436 379 317 1.541 925 1.278 62 206 103 744 308 717 512 1.026 791 852 564 683 206 168 152 1.091 1.024 358 400 0 2.530 200 46 3.519 1.223 945 642
Programma
FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP FP
EXP/ INV
EXP EXP INV EXP INV EXP EXP EXP EXP EXP EXP EXP EXP EXP EXP EXP EXP EXP EXP EXP EXP EXP EXP INV
Project nummer
B548001 B549209 B549601A B549904 B549905 B550100 B550200 B550400 B550500 B551200 B551300 B552000 B552200 B554000 B554100 B555000 B555100 B556000 B556100 B557000 B557200 B558000 B558500 B590005
Naam project
Projectbudget (bedragen x € 1.000)
F480.1 Vlietweg - monnikenlaan N492 Verbetering fietspad Albrandswaard (C2) Fietspad N496 Rockanje - Brielle F499.4; Groentransferium Reeuwijksehout F499.5; Fietspad Grecht F501.0 Den Haag - Zoetermeer (Sterroute) F502.0 Den Haag - Delft (Langs de Vliet) F504.0 Delft Zuid-TU-wijk Delft (Gelatinebrug) F505 Stompwijk N206-bedrijventerrein F512 Alphen a/d Rijn (Weteringpad) F513 Hillegom-station Hillegom F520 Bodegraven-Woerden (Broekveldselaan) F522.0 Kleikade Waddinxveen - Moerkapelle F540 Vuilendam F541 Leerdam onderdoorgang Lingebrug-Zuid Hollandweg F550.0 Rotterdam - Dordrecht F551.0 Dordrecht Zeehaven - Willemsdorp F560.0 Klaaswaal-Strijen F561.0 Goudswaard - Piershil F570 Fietstunnel Nieuwe Tonge (N215) F572 Ouddorp (Hofdijksweg) F580 Fietspad bochtafsnijding Schie F585 Krimpen a/d IJssel-Capelle a/d IJssel (fietspont) F900.5; Fietsbrug Oude Rijn (Katwijk)
286
Uitgaven
Inkomsten
553 137 1.541 400 296 154 694 211 206 360 697 82 719 60 902 206 617 308 308 719 308 822 514 7.182 3.072.143
426 109 826 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1.249.813
Netto PZH 127 28 715 400 296 154 694 211 206 360 697 82 719 60 902 206 617 308 308 719 308 822 514 7.182 1.822.330
Bijlage 4 Kerngegevens provincie Zuid-Holland Sociale infrastructuur
2009
2010
2011
3.481.558
3.505.611
3.528.324
Mannen
1.716.204
1.729.071
1.740.855
Vrouwen
1.765.354
1.776.540
1.787.469
0 tot 5 jaar (%)
5,8
5,8
5,8
5 tot 15 jaar (%)
11,8
11,8
11,6
15 tot 25 jaar (%)
12,6
12,6
12,6
25 tot 45 jaar (%)
28,3
27,9
27,7
45 tot 65 jaar (%)
26,9
27,1
27,4
65 jaar en ouder (%)
14,6
14,8
14,9
1.578.504
1.594.796
1.617.708
2,18
2,17
2,18
Kwartaal 1
32.085
50.100
51.440
Kwartaal 2
36.975
50.955
51.035
Kwartaal 3
41.705
49.905
50.465
Kwartaal 4
46.285
50.220
52.240
2009
2010
2011
3.418,50
3.418,5
3.418,5
2.810,23
2.810,23
2.810,23
608,27
608,27
608,27
76
74
72
1.552.666
1.567.536
1.578.811
12.207
12.277
12.493
224.000
226.000
222.000
16.103
16.200
16.265
704
704
705
1.433.158
1.449.910
1.471.737
Aantal personenauto's per 1.000 inwoners
412
414
423
Verkeersdoden
102
74
98
1274
900
n.n.b.
Aantal inwoners
Aantal huishoudens Aantal personen per huishouden Gemiddeld aantal verstrekte WW-uitkeringen
Fysieke infrastructuur Oppervlakte provincie in km
2
Land Water Aantal gemeenten Aantal woningen Aantal recreatiewoningen Gemiddelde WOZ-waarde woningen (excl. recreatiewoningen) Lengte wegen, totaal in km Waarvan: provinciale wegen in km Aantal personenauto's
Verkeersziekenhuisgewonden
287
Interne organisatie Aantal PS-leden
55
Waarvan: VVD
12
PvdA
10
PVV
8
CDA
6
SP
5
D66
5
GroenLinks
3
Christenunie en SGP
4
50PLUS
1
Partij voor de Dieren
1
Aantal GS-leden
5
288
Bijlage 5 Afkortingenlijst AmvB
Algemene Maatregel van Bestuur
Arhi
(Wet) algemene regels herindeling
Asv
Algemene Subsidieverordening Zuid-Holland
Awb
Algemene wet bestuursrecht
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
BBP
Bruto Binnenlands Product
BBV
Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten
BDU
Brede Doeluitkering
BIKL
Bestemmingsreserve Impulsen in Kwaliteit en Leefbaarheid
BLS
Besluit Locatiegebonden Subsidies
BNG
Bank Nederlandse Gemeenten
BO
Bestuursovereenkomst
BRIKS
Bouwen, Reclame, Inrit, Kappen en Slopen
BRZO
Besluit risico's zware ongevallen
BZK
(Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
CPB
Centraal Planbureau
CPI
Consumentenprijsindex
CPO
Collectief Particulier Opdrachtgeverschap
CVV
Collectief Vraagafhankelijk Vervoer
DAV
Drechtsteden-Alblasserwaard-Vijfheerenlanden
DBI
Dienst Beheer Infrastructuur
DCMR
Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond
DLG
Dienst Landelijk Gebied
DO
Definitief ontwerp
DVM
Dynamisch Verkeersmanagement
ECB
Europese Centrale Bank
EFRO
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling
EHS
Ecologische Hoofdstructuur
EL&I
(Ministerie van) Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
EMU
Economische en Monetaire Unie
FEED
Flexibel, efficiënt, effectief en digitaal
FES
Fonds Economische Structuurverbetering
Fido
Financiering Decentrale Overheden
GLB
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
GOP
Glastuinbouwontwikkelingsmaatschappij Overbuurtsche Polder
GR
Gemeenschappelijke Regeling
GS
(College van) Gedeputeerde Staten
G.Z-H
Groenservice Zuid-Holland
289
HMC
Hogere Milieu Categorie
HNP
Huis der Nederlandse Provincies
HOV
Hoogwaardig openbaar vervoer
HRM
Human Resource Management
HWN-OWN
Hoofdwegennet - Onderliggend wegennet
I&M
(Ministerie van) Infrastructuur en Milieu
ILG
Investeringsbudget Landelijk Gebied
Interreg
Interregionale samenwerking
IODS
Integrale ontwikkeling Delft-Schiedam
IOPW
Integraal Ontwikkelingsplan Westland
IPO
Interprovinciaal overleg
IPPC
Integrated Pollution Prevention and Control
IRP
Integraal Ruimtelijk Project
ISV
Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing
IVW
Inspectie Verkeer en Waterstaat
IWA
Investeringen, waarderingen en afschrijvingen
JSO
(Expertisecentrum voor) Jeugd, Samenleving en Opvoeding
KMR
Kennisinfrastructuur Mainport Rotterdam
MIRT
Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport
MoMo
Modernisering Monumentenzorg
MON
Mobiliteit Onderzoek Nederland
MPI
Meerjarenprogramma Investeringen Provinciale Infrastructuur
MRB
Motorrijtuigenbelasting
MTR
Midterm review
MUP
Meerjaren Uitvoeringsprogramma
Nge
Nederlandse grootte-eenheid
NSL
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
NWB
Nederlandse Waterschapsbank
OCW
(Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OGZ
(Afdeling) Ontwikkeling en Grondzaken
ONS
Organisatie Nieuwe Stijl
ONW
Ontwikkelingsmaatschappij Het Nieuwe Westland
OP West
Operationeel programma West
OSK
Ontwikkelingsstrategiekader Zuidplas
OV
Openbaar vervoer
OVP
Overlopende passiva
OvT
Organisatie van de Toekomst
P&C
Planning en Control
P+R
Parkeren en Reizen
PAK
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen
PAL
Provinciaal Actieprogramma Lucht
pMJP
Provinciaal meerjarenprogramma
PMR
Project Mainportontwikkeling Rotterdam
290
PNS
Provincie Nieuwe Stijl
POP
Platteland Ontwikkelings Programma
POW
Personenvervoer over water
PPS
Publiek-private samenwerking
PRG
Provinciale Recreatiegebieden
Proav
Provinciaal Afvalverwijderingsbedrijf
PS
(College van) Provinciale Staten
PZH
Provincie Zuid-Holland
RAS
Regionale Agenda Samenleving
RGL
RijnGouwelijn
R-net
Randstadnet
RodS
Recreatie om de Stad
ROM-D
Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Drechtsteden
ROZ
Regionale Ontwikkelingsorganisatie Zuidplas
RPA
Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid
RSL
Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
RUD
Regionale Uitvoeringsdienst
RZG
Rotterdam Zoetermeer Gouda
SER
Sociaal-Economische Raad
SiSa
Single information Single audit
SLMA
Stichting Landelijk Meldpunt Afvalstoffen
SLOK
Stimulering LOkale Klimaatinitiatieven
TBM
Terrein Beheer Model
UHB
Uitvoering Herstructurering Bedrijventerreinen
USK
Uitname Strategiekader
UvW
Unie van Waterschappen
V&W
(Ministerie van) Verkeer en Waterstaat
VNG
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
VRI
Verkeers Regel Installaties
VROM
(Voormalig ministerie van) Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VZHG
Vereniging van Zuid-Hollandse Gemeenten
Wabo
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
WFIA
West-Holland Foreign Investment Agency
WGR
Wet Gemeenschappelijke Regelingen
WILG
Wet inrichting landelijk gebied
Wmo
Wet maatschappelijke ondersteuning
Wro
Wet ruimtelijke ordening
ZHBT
Zuid-Hollands Bureau voor Toerisme
ZHL
Zuid-Hollands Landschap
291