(vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 27 juni 2007, Prov. Blad 2007, nr. 60) SUBS1DIEREGELING LANDELUK GEBIED INLEIDING
Relatie met de Algernene Subsidieverordening Dit hoofdstuk moet worden gezien in samenhang met de Algemene Subsidieverordening (Asv), zoals deze op 9 november 2006 door Provinciale Staten is vastgesteld. In hoofdstuk 1 van de Asv zijn de algemene bepalingen ten aanzien van de subsidieverlening opgenomen. In hoofdstuk 7 van de Asv, inzake het Landelijk Gebied, zijn algemene criteria opgenomen over project- en boekjaarsubsidies, voor activiteiten in het landelijk gebied. Artikel 7.8 verwijst naar de omschrijving van de concreet te subsidieren activiteiten uit het Provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied 2007-2013 alsmede het Europees Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP2). In het voorliggende hoofdstuk is beschreven, welke maatregelen en activiteiten passen binnen de doelen van het pMJP; wie subsidie kan aanvragen; aan welke voorwaarden de aanvraag moet voldoen; wat de subsidiepercentages zijn en in hoeverre de te subsidieren maatregelen en activiteiten ook inpasbaar zijn in Europese toestsingskaders. In artikel 11, lid 3 van de Wet Investeringbudget Landelijk Gebied (WILG) is bepaald dat de provinciale Subsidieverordening (in casu het samenstel van relevante Asv-bepalingen en het onderhavige hoofdstuk van het pMJP) door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid goedgekeurd moet worden. Deze goedkeuring is verkregen bij beschikking van de Minister d.d. 23 maart 2007, kenmerk TRCJZ/2007/976. Afstemming met het plattelandsontwikkelingsprogramma De activiteiten die via de maatregelen 111,125, 311, 312, 313, 321, 322, 323, 341,411, 412, 413, 421 en 431 van het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) gesubsidieerd worden, zijn niet uitgewerkt in dit subsidiekader omdat het POP een apart subsidieprogramma vormt. Wei is in dit subsidiekader aangegeven voor welke POP maatregelen de provincie cofinanciering beschikbaar stelt. Deze cofinanciering wordt uitsluitend verstrekt indien wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in het POP ter uitvoering van bijlage II, punt 5, van de uitvoeringsverordening. Beschikbare subsidiemiddelen
De door de provincie toe te kennen subsidiebijdragen komen voort uit de autonome provinciale middelen, ILG-middelen en Europese middelen op basis van het POP2. Het totaal aan beschikbare middelen voor de ILG-periode is beschreven in het overzicht in Hoofdstuk 4 van dit pMJP. Jaarlijks kunnen Provinciale Staten subsidiabele activiteiten intrekken, wijzigen of toevoegen. Dit geldt ook voor de subsidiepercentages. Jaarlijks bepalen Provinciale Staten welke bedragen beschikbaar zijn in het komende subsidiejaar en stellen hiertoe de plafonds vast.
Inhoudelijke uitgangspunten subsidieverlening landelijk gebied Voor de subsidieverlening voor de doelen in het landelijk gebied gelden de volgende inhoudelijke uitgangspunten: Provinciale subsidiemiddelen worden met prioriteit ingezet t.b.v. de cofinanciering voor projecten die tevens subsidiabel zijn op grand van POP2. De te subsidieren projecten dienen bij te dragen aan de realisatie van de doelen en prestaties zoals geformuleerd in het pMJP; deze doelen zijn ontleend aan het Rijksmeerjarenprogramma Vitaal Platteland en het provinciaal beleidsplan Groen, Water en Milieu. De provinciale subsidiemiddelen worden met voorrang ingezet in een aantal prioritaire gebieden. Zie voor deze gebieden artikel 0.1 (definities). Dit betekent niet dat de niet-prioritaire gebieden geen subsidie kunnen aanvragen op grand van deze regeling, maar wel dat de provinciale co-financiering voor POP2 primair wordt ingezet in de prioritaire gebieden. Europese regelgeving en middelen Wanneer europese middelen betrokken zijn bij de subsidieverlening, gelden aanvullende Europese voorwaarden. Binnen het pMJP gaat het om de middelen die voor het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2) beschikbaar worden gesteld. Het POP2 is een Europees subsidieprogramma dat gericht is op de ontwikkeling van het platteland in brede zin. Het POP2 richt zich op de verbetering van het concurrentievermogen van de land- en bosbouwsector, de verbetering van het milieu op het platteland en het verbeteren van de leefkwaliteit en de economische diversificatie op het platteland. Landelijk is afgesproken dat het POP gekoppeld is aan het ILG. Het POP is opgebouwd uit fiches (maatregelen), gegroepeerd naar vier assen (thematische doelen): • As 1. Versterking van de concurrentiekracht van land- en bosbouw door ondersteuning van herstructurering, ontwikkeling en innovatie; » As 2. Verbetering van het milieu en het platteland door ondersteuning van het beheer van het platteland; • As 3. Verhoging van de levenskwaliteit op het platteland en het bevorderen van diversificatie van de plattelandseconomie; • As 4. Versterking van de bottom-up benadering van plattelandsontwikkeling door locale groepen, oftewel de Leadermethode. Deze as wordt toegepast in combinatie met maatregelen uit de drie inhoudelijke assen. De specifieke doelen die de provincie zich stelt liggen binnen de assen 3 en 4 en zijn: a. Stimulering van investeringen in de prioritaire gebieden in het kader van het landbouw- en landschapsbeleid zoals genoemd in het pMJP. b. Versterking van de bottom up (Leader) benadering. Staatssteuntoets Bij het verlenen van subsidies moet door de aanvrager en door de subsidiegever rekening gehouden worden met de voorschriften, die de Europese Commissie (EC) stelt bij het verlenen van financiele steun: Steeds zal moeten worden nagegaan of er sprake is van een "steunmaatregel" en zo ja of die steunmaatregel moet worden gemeld aan Brussel;
Er zijn een aantal vrijstellingsverordeningen voor maatregelen, waarvoor steun verleend mag worden zonder melding en instemming aan Brussel (o.a. de minimisregelingen en vrijstellingsverordeningen voor midden- en kleinbedrijf). Wei moet dan door subsidiegever en subsidieontvanger bijgehouden worden of het totaal aan op deze wijze verleende steun over een bepaalde periode niet boven een bepaald bedrag uitkomt. In de hierna volgende beschrijving van de subsidiabele activiteiten is aangegeven welke communautaire regels mede van toepassing zijn bij de subsidieverlening voor de betreffende activiteit (zoals bijvoorbeeld de relevante POP-fiches of vrijstellingsverordeningen). Van de in dit hoofdstuk genoemde Europese verordeningen is de Nederlandse versie beschikbaar op www.europadecentraal.ni.
ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 0.1
Definities
In dit subsidiekader wordt verstaan onder: « pMJP: het provinciale meerjarenprogramma voor het landelijk gebied zoals bedoeld in artikel 4 van de Wet Investeringsbudget Landelijk Gebied; » Prioritaire gebieden : de gebieden Midden-Delfland, Hoeksche Waard, AlblasserwaardVijfheerenlanden, Krimpenerwaard, Boskoop/Reeuwijk, Wijk en Wouden en het Westelijk Plassengebied, dit overeenkomstig de begrenzing van deze gebieden zoals opgenomen in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde Contourennota Levend Landschap; » POP : programmeringsdocument voor plattelandsontwikkeling voor Nederland, betrekking hebbende op de programmeringsperiode 2007-2013, zoals goedgekeurd door de Commissie krachtens artikel 18 van verordening (EG) nr. 1698/2005 of herzien krachtens artikel 19 van die verordening; » Verordening (EG) 1698/2005 : verordening van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling; « Uitvoeringsverordening : verordening van de Commissie tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling. Artikel 0.2
Randvoorwaarden
Om in aanmerking te komen voor subsidie zoals bedoeld in artikel 7:8, lid 1a en 1b, van de Algemene Subsidieverordening Zuid-Holland en zoals bedoeld in de hierna per thema genoemde POPmaatregelen gelden de volgende inhoudelijke voorwaarden: Het project moet bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen van het PMJP zoals dit is vastgesteld door Provinciale Staten op 13 december 2006. Ten aanzien van de inzet van provinciale subsidiemiddelen wordt prioriteit gegeven aan subsidiabele activiteiten in de prioritaire gebieden. Artikel 0.3
Subsidieplafond
Gedeputeerde Staten stellen Jaarlijks een subsidieplafond vast. Het plafond kan worden verdeeld in deelplafonds per gebied en in deelplafonds per onderscheidende doelstellingen in het pMJP of onderdelen daarvan. Artikel 0.4
Afwegingskader
Projecten worden op zichzelf gezien en in verhouding tot mogelijke andere projecten; zij worden afgewogen op hun betekenis voor het realiseren van doelstellingen uit het pMJP. Indien een project slechts in beperkte mate bijdraagt aan het realiseren van de doelstellingen van het pMJP, kan GS besluiten een lager subsidiepercentage toe te kennen dan het maximum percentage dat mogelijk is op grand van dit subsidiekader. Indien er onvoldoende middelen resteren om ingediende subsidieaanvragen toe te kennen, zal voorrang gegeven worden aan de projecten die in hogere mate bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen uit het pMJP.
Artikel 0.5
Comrnunautair toetsingskader
Bij het verlenen van subsidies moet rekening worden gehouden met de voorschriften die de Europese Commissie (EC) stelt bij het verlenen van financiele steun. In het subsidiekader is per onderdeel aangegeven onder welk communautair toetsingskader de subsidie inpasbaar is: • (groeps-)vrijstellingsverordening voor staatssteun in de landbouwsector treedt pas in werking na kennisgeving conform artikel 19 van de vrijstellingsverordening; « communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector; « vrijstellingsverordening voor staatssteun aan kleine en middelgrote ondernemingen Verordening (EG) nr. 70/2001; • verordeningen op de de-minimissteun; » het goedgekeurde plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013; « verordening (EG) nr. 1998/2006 ten aanzien van de-minimissteun. Artikel 0.6
Aanpassingen subsidiekader gedurende de planperiode
Provinciale Staten kunnen de bepalingen die zijn opgenomen in het subsidiekader pMJP wijzigen of nieuwe bepalingen toevoegen, mits de wijzigingen en toevoegingen passen binnen de doelen en prestaties zoals opgenomen in het door Provinciale Staten vastgestelde pMJP. Provinciale Staten kunnen in dit verband ook de aanwijzing van prioritaire gebieden intrekken of prioritaire gebieden toevoegen. Artikel 0.7
Rangschikking subsidieaanvragen
Gedeputeerde Staten beoordeelt elk verzoek om subsidie op onderstaande criteria. Aan elk criterium zal een score worden toegekend van maximaal 5 punten. De aanvragen zullen zodanig worden gerangschikt, dat de aanvraag met de hoogste score bovenaan komt te staan. a. De ligging van het project in een van de gebieden zoals genoemd in artikel 0.1 (prioritaire gebieden). b. De mate waarin de activiteit bijdraagt aan de in het pMJP gedefinieerde doelen en prestaties (doelgerichtheid). c. De mate waarin het projectvoorstel andere activiteiten waaraan vanuit het pMJP wordt bijgedragen, versterkt, zodat een integrate bijdrage wordt geleverd aan de kwaliteit van het landelijk gebied (integraliteit). d. De mate waarin sprake is van een positieve verhouding tussen effecten en kosten (kosteneffectiviteit). e. De mate waarin het project het resultaat is van samenwerking tussen overheden, organisaties en bedrijven (cooperatie). f. De mate waarin de aanvrager aannemelijk heeft gemaakt dat het project voorziet in een maatschappelijke behoefte (marktgerichtheid). g. De technische en financiele haalbaarheid van het project (haalbaarheid). h. De meerwaarde van het project ten opzichte van bestaande projecten (vernieuwing). i. De mate waarin de aanvrager(s) zelf uitdrukken gewicht te hechten aan het project door bereidheid om eigen financiele bijdragen te leveren (omvang eigen financiering), j. De mate waarin het project gereed is voor onmiddellijke realisatie (uitvoeringsgereedheid).
Artikel 0.8
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2007.
OVERZICHT VAN SUBSIDIABELE ACTIVITEITEN PER THEMA
THEMA NATUUR Artikel 1. GRONDVERWERVING EN INRICHTING Subsidiabele activiteiten 1. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten betreffende de verwerving en inrichting van natuurterreinen: a. verwerving; b. vergoeding ter beeindiging van pachtovereenkomsten of; c. inrichting. Stichting het Zuid-Hollands Landschap en Vereniging Natuurmonumenten; Eindbegunstigde(n) subsidieaanvragen die betrekking hebben op ecologische verbindingszones kunnen aangevraagd worden door eenieder • Subsidievoorwaarden 2. Subsidies als bedoeld in dit artikel worden slechts verstrekt voor terreinen die: a. gelegen zijn binnen een reservaats- of natuurontwikkelingsgebied als bedoeld in de rijksregeling Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling; b. gelegen zijn binnen een door Gedeputeerde Staten begrensd of te begrenzen natuurgebied als bedoeld in artikel 1, onderdeel 1, van de rijksregeling Subsidieregeling natuurbeheer 2000, danwel de Subsidieregeling natuurbeheer Zuid-Holland, waar verwerving ten behoeve van een terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie wordt nagestreefd; c. gelegen zijn binnen een op de afrondingskaart opgenomen aankoopgebied; d. onderdeel zijn van een ecologische verbindingszone. Aanvragen kunnen gedurende het hele jaar worden ingediend. Gedeputeerde Staten behandelen aanvragen naar volgorde van ontvangst. De subsidie aan een particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties wordt geweigerd indien een terrein is gelegen buiten de invloedssfeer van de aanvrager, tenzij de op grand van de invloedssferenkaart eerstaangewezene met de betreffende aanvraag schriftelijk heeft ingestemd Subsidiabele kosten voor verwerving: 1. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor: a. het aankoopbedrag; b. het kadastraal recht en het registratierecht; c. veiling- en notariskosten; d. overdrachtsbelasting voorzover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend; e. schenkingsrecht voorzover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend; f . het afkoopbedrag van de landinrichtingsrente voorzover die rust op het
Subsidiepercentage
Europese regeling van toepassing
verworven terrein; g. kosten verbonden aan het verlies bij verkoop of sloop van gebouwen; h. de kosten van toeslagen die bij verkoop van gronden door het bureau in het aankoopbedrag worden doorberekend; i. het afkoopbedrag van op het verworven terrein afgesloten bodembeheersovereenkomsten. Gedeputeerde Staten kunnen bij de beschikking tot subsidieverlening besluiten dat tot een door hen vast te stellen maximumbedrag tevens als subsidiabele kosten voor verwerving van een terrein worden aangemerkt: a. kosten van het wegwerken van het ten tijde van de verwerving aanwezige achterstallig onderhoud; b. kosten verbonden aan kleine investeringen voor het in beheer nemen van het terrein; c. kosten verbonden aan het tenietgaan van het op het terrein gevestigd recht van opstal; d. taxatie- en bemiddelingskosten. Maximaal 100% van de projectkosten, tezamen met een eventuele bijdrage uit de PNB-regeling (dit laatste geldt voor subsidies als bedoeld onder 2 at/m c). De Stichting ZHL en Vereniging Natuurmonumenten vallen naar de aard van hun activiteiten buiten de categorie ondernemers, zodat van staatssteun geen sprake is.
Artikel 2. MILIEUTEKORTEN IN DE ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR (EHS) EN DE VOGELEN HABITATRICHTLIJN (VHR) GEBIEDEN Subsidiabele activiteiten Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidies verlenen voor: a. het uitvoeren van maatregelen tegen verdroging b. het uitvoeren van maatregelen tegen verzuring, vermesting, verzoeting, te voedselrijke bodem door voormalig landbouwkundig gebruik Eindbegunstigde(n) Terreinbeherende organisaties, waterschappen, particuliere grondeigenaren, uitgezonderd ondernemers. Subsidievoorwaarden Activiteiten moeten vallen binnen de door GS vastgestelde TOP-lijst gebieden (of hebben daarop directe invloed) en passen binnen vastgestelde prestatieafspraken over milieutekorten EHS en VHR. Maximaal 50% van de subsidiabele projectkosten. Subsidiepercentage Europese regeling van Terreinbeherende organisaties, waterschappen en particuliere grondeigenaren, niet zijnde ondernemers vallen op grand van hun toepassing activiteiten buiten de groep ondernemers en daarmee is staatssteun niet van toepassing. Artikel 3. MAATREGELEN IN DE ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR Subsidiabele activiteiten Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verlenen voor het uitvoeren van maatregelen ter verhoging van de natuurwaarde in gebieden behorend tot de EHS. Eindbegunstigde(n) terreinbeherende organisaties, ook Staatsbosbeheer, private grondeigenaren utgezondfcrd . Subsidievoorwaarden de maatregelen mogen niet subsidiabel zijn in het kader van Programme Beheer.
Subsidiepercentage Europese regeling van toepassing
maximaal 100% van de projectkosten Terreinbeherende organisaties vallen op grand van hun activiteiten buiten de groep ondernemers en daarmee zijn de EG-staatssteunbepalingen niet van toepassing.
Artikel 4. SOORTENBELEID Subsidiabele activiteiten Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidies als bedoeld in artikel 7:4, eerste lid, sub i, van de Asv verlenen voor maatregelen die binnen het vastgestelde rijksbeleid zijn gericht op de bescherming van bedreigde dierof plantensoorten. ledereen Eindbegunstigde(n) Rangschikking: Subsidievoorwaarden Gedeputeerde Staten rangschikken de aanvragen voor subsidie volgens de in bijlage 1 aangegeven prioriteiten. Aan regionale soortenprojecten kunnen Gedeputeerde Staten evenwel voorrang geven tot maximaal 20% van het Jaarlijks beschikbaar gestelde subsidiebudget. Naast de in artikel 4:62 van de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven overzichten gaat het activiteitenplan in ieder geval vergezeld van: a. een overzicht van het eigen aandeel in de kosten van het project, waarbij dat aandeel ook kan bestaan uit een bijdrage in de vorm van eigen arbeid; b. een geografische kaart van het gebied waar de te subsidieren activiteiten moeten plaatsvinden en c. een schriftelijke toestemming van de eigenaar in die gevallen waarin de subsidieaanvrager niet de eigenaar is van het terrein waarop de te subsidieren activiteit betrekking heeft. Gedeputeerde Staten kunnen bij de subsidieverlening een verplichting opleggen voor een te bepalen minimale instandhoudingstermijn voor duurzame voorzieningen.
Subsidiepercentage Europese regeling van toepassing
BIJLAGE 1 Bedreigde dier- en plantensoorten als bedoeld in dit artikel. Maximaal 100% van de projectkosten Indien sprake is van subsidieverlening aan ondernemers wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordeningen (EG) nr. 1998/2006 en 1860/2004 (de-minimissteun voor MKB respectievelijk de landbouw- en visserijsector).
THEMA RECREATE Artikel 5. LANDELIJKE ROUTENETWERKEN Subsidiabele activiteiten Gedeputeerde staten kunnen projectsubsidies verlenen voor: het opheffen van knelpunten in het landelijk fietsnetwerk het opheffen van knelpunten in het landelijk wandelnetwerk het opheffen van knelpunten in het landelijk netwerk voor de recreatietoervaart Eindbegunstigde(n) Publieke beheerders van wegen en paden, zoals gemeenten, waterschappen, samenwerkingsverbanden op basis van de WGR. Belangenorganisaties op het terrein van routegebonden openluchttrecreatie. Beheerders van natuur- en recreatieterreinen. Subsidievoorwaarden Subsidie kan alleen worden verkregen voor het opheffen van knelpunten die beschreven staan in de knelpunteninventarisatie van 2006 (Meerjarenprogramma Landelijke Routenetwerken wandelen en fietsen 2007-2013 (vastgesteld door de IPO-adviescommissies landelijk gebied en economie) alsmede de nadere uitwerking ervan in de Rapportage "Ometing" en het rapport Nulmeting basistoervaartnet Provincie Zuid-Holland van augustus 2006. De activiteit moet leiden tot duurzame verbetering van de kwaliteit en/of de veiligheid van de netwerken. Prioriteit bij wandelen en fietsen wordt gegeven aan het oplossen van urgente knelpunten op basis van het kwaliteitscriterium "veilig toegankelijk". De activiteit moet zijn afgestemd met de relevante landelijke routeorganisaties SLAW, SLF en BRTN maximaal 50% van de subsidiabele projectkosten vanuit POP, maximaal Subsidiepercentage 25% cofinanciering van de projectkosten door de provincie, de overige projectkosten door andere regionale overheden. POP-maatregel 313 (Bevordering van toeristische activiteiten) is van Europese regeling van toepassing. toepassing Publieke beheerders en belangenorganisaties vallen op grand van hun activiteiten buiten de groep ondernemers en daarmee is staatssteun niet van toepassing.
Artikel 6. ONTSLUITING LANDELIJK GEBIED; WANDELEN OVER BOERENLAND Subsidiabele activiteiten Gedeputeerde staten kunnen projectsubsidies verlenen voor: inrichtingsmaatregelen voor wandelpaden over boereniand; vergoeding voor recht van overpad t.b.v. wandelpaden over boereniand; Agrarische ondernemers, particuliere grondeigenaren. Eindbegunstigde(n) Subsidievoorwaarden Het aangevraagde project dient minimaal voor een periode van zeven jaar in stand te worden gehouden door de initiatiefnemer. Prioritair gebied: maximaal 50% van de subsidiabele projectkosten vanuit Subsidiepercentage POP, maximaal 25% cofinanciering van de projectkosten door de provincie, de overige projectkosten door andere regionale overheden. Niet-prioritair gebied: maximaal 50% van de projectkosten vanuit POP, de overige projectkosten door andere regionale overheden.
Europese regeling van toepassing
POP maatregel 311 (diversificatie naar niet-agrarische activiteiten) is van toepassing; Indien naast POP2 sprake is van subsidieverlening aan ondernemers wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EG) nr. 1860/2004 (de-minimissteun landbouw- en visserijsector).
THEMA LANDBOUW:
Artikel 7. STRUCTUURVERSTERKING GRONDGEBONDEN LANDBOUW
Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor het uitvoeren van maatregelen gericht op verbetering van de ligging en toegankelijkheid van landbouwkavels.
Eindbegunstigde(n) Subsidievoorwaarden
De doelgroepen/begunstigden zoals genoemd in POP-maatregel 125. De Subsidievoorwaarden zoals genoemd in POP-maatregel 125 zijn van toepassing. Gedeputeerde Staten kunnen, voor zover dit ter uitvoering van dit artikel nodig is, nadere regels stellen. Deze nadere regels dienen te voldoen aan hetgeen bepaald is in artikel 7:8 van de Algemene Subsidie Verordening."
Subsidiepercentage
Europese regeling van toepassing
Aanvragen op basis van dit artikel kunnen gedurende het hele jaar worden ingediend. Overheden en organisaties met een publieke activiteit: maximaal 50% van de projectkosten uit POP, maximaal 25% cofinanciering van de projectkosten door de provincie en de overige projectkosten door andere publieke partijen; Private eindbegunstigden: maximaal 45% van de subsidiabele projectkosten uit POP, 22,5% door de provincie, 22,5% door andere publieke partijen en 10% door de eindbegunstigde zelf. POP-maatregel 125 (infrastructuur voor ontvyikkeling/aanpassing van landen bosbouw) is van toepassing.
Artikel 8. DUURZAAM ONDERNEMEN, DIVERSIFICATIE NAAR NIET AGRARISCHE ACTIVITEITEN
Subsidiabele activiteiten
Eindbegunstigde(n) Subsidievoorwaarden Subsidiepercentage
Europese regeling van toepassing
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verlenen voor alle activiteiten genoemd in POP-maatregelen 31 1 (diversificatie naar niet-agrarische activiteiten), 312 (steun voor de oprichting en ontwikkeling van microondernemingen) en 313 (bevordering van toeristische activiteiten). De eindbegunstigden zoals genoemd in de POP-maatregelen 31 1 , 312 en 313. alle voorwaarden genoemd in POP-maatregelen 311, 312 en 313. Provinciale cofinanciering wordt alleen verstrekt in prioritaire gebieden. Prioritair gebied: maximaal 50% van de subsidiabele projectkosten vanuit POP, maximaal 25% cofinanciering van de projectkosten door de provincie, de overige projectkosten door andere regionale overheden. Niet-prioritair gebied: maximaal 50% van de projectkosten vanuit POP, de overige projectkosten door andere regionaie overheden. POP-maatregelen 31 1 (diversificatie naar niet-agrarische activiteiten), 312 (steun voor de oprichting en ontwikkeling van micro-ondernemingen) en 313 (bevordering van toeristische activiteiten) zijn van toepassing.
Artikel 9. VERBETERING LEEFBAARHEID OP HET PLATTELAND
Subsidiabele activiteiten
Eindbegunstigde(n) Subsidievoorwaarden Subsidiepercentage
Europese regeling van toepassing
Gedeputeerde staten kunnen subsidie verlenen voor alle activiteiten genoemd in de POP-maatregelen 321 (basisvoorzieningen voor de economie en de plattelandsbevolking), 322 (dorpsvernieuwing en ontwikkeling) en 323 (instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed)^ Alle eindbegunstigden zoals genoemd in de POP-maatregelen 321, 322 en 323. alle voorwaarden genoemd in POP-maatregelen 321, 322 en 323. Maatregel321,322: Prioritair gebied: maximaal 50% van de projectkosten vanuit POP, maximaal12,5% cofinanciering van de projectkosten door de provincie, de overige projectkosten door andere regionale overheden; Niet-prioritair gebied: maximaal 50% van de projectkosten vanuit POP, de overige projectkosten door andere regionale overheden; Maatregel 323: Prioritair gebied: maximaal 50% van de subsidiabele projectkosten vanuit POP, maximaal12,5% cofinanciering van de projectkosten door de provincie, de overige projectkosten door andere regionale overheden; Niet-prioritair gebied: maximaal 50% van de projectkosten vanuit POP, de overige projectkosten door andere regionale overheden. POP-maatregel 321 (basisvoorzieningen voor de economie en de plattelandsbevolking), 322 (dorpsvernieuwing en ontwikkeling) en 323 (instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed) zijn van toepassing.
Artikel 10. GEBIEDSGERICHTE ONTWIKKELING VAN GROENBLAUWE DIENSTEN Subsidiabele activiteiten Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verlenen voor het uitvoeren van regionale initiatieven tot het ontwikkelen van (een systeem van) groenblauwe diensten, aansluitend bij de catalogus groenblauwe diensten, zoals Onderzoek naar regionale prioriteiten. De voorbereiding van regionale implementatie. Het organiseren van gebiedsprocessen. Eindbegunstigde(n) Gemeenten en gemeentelijke samenwerkingsorganen. Waterschappen. Belangenorganisaties voor de agrarische en recreatieve sector. Subsidievoorwaarden Subsidie wordt alleen verstrekt in prioritaire gebieden. Subsidiepercentage Maximaal 100% van de subsidiabele projectkosten. Europese regeling van Publieke beheerders en belangenorganisaties vallen op grand van de aard van hun activiteiten buiten de groep ondernemers en daarmee is toepassing staatssteun niet van toepassing.
Artikel 1 1 . PROEFPROJECT BOEREN VOOR NATUUR IN POLDER BIESLAND Subsidiabele activiteiten Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verlenen voor het uitvoeren van het proefproject "Boeren voor Natuur" in polder Biesland in de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Eindbegunstigde(n) De agrarische melkveehouder in de polder van Biesland in de gemeente
Subsidievoorwaarden
Subsidiepercentage Europese regeling van toepassing
Pijnacker-Nootdorp zoals bedoeld in het EU-goedkeuringsbesluit Boeren voor Natuur van 27 juli 2006. het project moet voldoen aan de voorwaarden zoals vermeld in het EUgoedkeuringsbesluit Boeren voor Natuur van 27 juli 2006 en de door Gedeputeerde Staten gestelde nadere voorwaarden. Maximaal 100% van de subsidiabele kosten. EU goedkeuring voor project Boeren voor Natuur d.d. 27 juli 2006, Steunnummer N58/05.
Artikel 12. VERWERVING VAN VAKKUNDIGHEID, DYNAMISERING EN UITVOERING Subsidiabele activiteiten Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verlenen voor alle activiteiten zoals vermeld in POP maatregel 341 (verwerving van vakkundigheid en dynamisering met het oog op de opstelling en uitvoering van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie). Eindbegunstigde(n) Participanten van de plaatselijke Leadergroep of het plaatselijke partnerschap. Subsidievoorwaarden Alle voorwaarden zoals vermeld in POP maatrtgel 341. Subsidiepercentage Maximale provinciale bijdrage 25% van de subsidiabele projectkosten. Popmaatregel 341 (verwerving van vakkundigheid en dynamisering met Europese regeling van het oog op de opstelling en uitvoering van een plaatselijke toepassing ontwikkelingsstrategie) is van toepassing.
Artikel 13. STIMULERING VAN PLATTELANDSONTWIKKELING EN DE "LEADER-AANPAK" Subsidiabele activiteiten Gedeputeerde staten kunnen subsidie verlenen voor alle activiteiten genoemd in de POP-maatregelen 411 (concurrentievermogen), 412 (milieu/landbeheer), 413 (leefkwaliteit/diversificatie), 421 (uitvoering van samenwerkingsprojecten) en 431 (beheer van de plaatselijke groep, verwerving van vakkundigheid en dynamisering van het gebied). plaatselijke Leadergroepen. Eindbegunstigde(n) Subsidievoorwaarden alle voorwaarden genoemd in POP-maatregelen 41 1 , 412, 413, 421 , 431 . Provinciale cofinanciering alleen in prioritaire gebieden. Subsidiepercentage Prioritair gebied: maximaal 50% van de subsidiabele projectkosten vanuit POP, maximaal 25% cofinanciering van de projectkosten door de provincie, de overige projectkosten door andere regionale overheden. Niet-prioritair gebied: maximaal 50% van de projectkosten vanuit POP, de overige projectkosten door andere regionale overheden. POP maatregelen 411 (concurrentievermogen), 412 (milieu/landbeheer), Europese regeling van 413 (leefkwaliteit/diversificatie), 421 (uitvoering van toepassing samenwerkingsprojecten) en 431 (beheer van de plaatselijke groep, verwerving van vakkundigheid en dynamisering van het gebied) zijn van toepassing. Aangezien geen sprake is van subsidieverlening aan individuele ondernemers is geen sprake van staatssteun.
Artikel 14. DUURZAAM ONDERNEMEN; BEROEPSOPLEIDING EN VOORLICHTING; VERGROTEN INZICHT, KENNIS EN VAARDIGHEDEN VAN ONDERNEMERS DOOR HET UITVOEREN VAN DEMONSTRATIEPROJECTEN. Subsidiabele activiteiten Het uitvoeren van pilots (proefprojecten) ter bevordering van de biodiversiteit die op voordracht van de provincie zijn gehonoreerd door het Rijk, waaronder in ieder geval: pilots functionele akkerranden en bodembiodiversiteit Hoekse Waard pilots zoals opgenomen in het provinciaal uitvoeringsprogramma Biodiversiteit Eindbegunstigde(n) De eindbegunstigden zoals genoemd in POP-maatregel 111. Subsidievoorwaarden De pilots zijn vernieuwend ten opzichte van voorgaande pilots en zijn bottom-up opgezet. Er dient voorzien te zijn in een adequate monitoring van de te realiseren doelen. De pilots moeten voor het overige voldoen aan de voorwaarden van POPmaatregel 111. Subsidiepercentage Maximaal 10% van de subsidiabele projectkosten vanuit POP, maximaal 60% van de provincie, de overige projectkosten door andere overheden. Maatregel 111 van het POP2 is van toepassing. Europese regeling van toepassing
THEMA LANDSCHAP Artikel 15. ONTWIKKELEN EN INSTANDHOUDEN NATIONALE LANDSCHAPPEN Subsidiabele activiteiten Gedeputeerde staten kunnen subsidie verlenen voor Activiteiten gericht op de opstelling en nadere concretisering van de Uitvoeringsprogramma's voor de Nationale Landschappen Groene Hart, Hoekse Waard en Nieuwe Hollandse Waterlinie. activiteiten ter uitvoering van de vastgestelde Uitvoeringsprogramma's Nationale Landschappen Groene Hart, Hoeksehe Waard en Nieuwe Hollandse Waterlinie. Eindbegunstigde(n) Regionale samenwerkingsverbanden verantwoordelijk voor de opstelling en uitvoering van het Uitvoeringsprogramma. Waterschappen. Gemeenten en gemeentelijke samenwerkingsorganen. Overige natuurlijke en rechtspersonen, met uitsluiting van individuele agrarische ondernemers. Subsidievoorwaarden De activiteiten passen binnen de door het Rijk goedgekeurde uitvoeringprogramma's. Subsidie kan alleen worden verleend ten behoeve van projecten in de genoemde nationale landschappen. Subsidiepercentage Maximaal 50% van de subsidiabele projectkosten. Europese regeling van Indien sprake is van subsidieverlening aan ondernemers wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EG) nr. 1998/2006 (detoepassing minimissteun voor MKB).
Artikel 16. ONTWIKKELEN EN INSTANDHOUDEN VAN HET LANDSCHAP Subsidiabele activiteiten Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verlenen voor het uitvoeren van maatregelen ten behoeve van het onderhoud en herstel van landschapselementen die bijdragen aan de instandhouding van gebiedskarakteristieke regionale landschapstypen, zoals: Houtwallen, hakhoutsingels en -bossen, kleine boselementen; Eindbegunstigde(n) Waterschappen; gemeenten en gemeentelijke samenwerkingsorganen; Stichting Landschapsbeheer Zuid-Holland; Agrarische natuurverenigingen; overige natuurlijke en rechtspersonen. Subsidievoorwaarden De te subsidieren activiteiten komen niet in aanmerking voor subsidie via de subsidieregelingen SAN en SN Subsidiepercentage Prioritair gebied: maximaal 50% van de subsidiabele projectkosten vanuit POP, maximaal 25% cofinanciering van de subsidiabele projectkosten door de provincie, de overige projectkosten door andere regionale overheden; Niet-prioritair gebied: maximaal 50% van de subsidiabele projectkosten vanuit POP, de overige projectkosten door andere regionale overheden; Europese regeling van POP maatregel 323 (instandhouding en opwaardering van het landelijk toepassing erfgoed); Indien naast POP2 sprake is van subsidieverlening aan ondernemers wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordeningen (EG) nr. 1860/2004 (de-minimissteun landbouw- en visserijsector) en nr 1998/2006 (de-minimissteun MKB); Indien naast POP2 subsidie wordt verstrekt aan landbouwers voor
activiteiten, die betrekking hebben op instandhouding van traditionele landschappen en gebouwen, wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van artikel 5 van vrijstellingsverordening (EG) nr. 1857/2006.
Artikel 17. STIMULEREN REGIONAAL LANDSCHAPSBELEID Subsidiabele activiteiten Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verlenen voor het begeleiden van de ontwikkeling van regionale landschapsprogramma's in de prioritaire gebieden Eindbegunstigde(n) Waterschappen; gemeenten en gemeentelijke samenwerkingsorganen; overige natuurlijke en rechtspersonen, met uitsluiting van individuele agrarische ondernemers. Subsidievoorwaarden De subsidie wordt voor maximaal een jaar verstrekt. Subsidiepercentage Maximaal 50% van de subsidiabele projectkosten. Europese regeling van Voor ondernemers is de verordening (EG) nr. 1998/2006 (de-minimissteun MKB) van toepassing. toepassing Overheidsorganisaties en gemeentelijke samenwerkingsorganen vallen op grand van hun activiteiten buiten de groep ondernemers en daarmee is staatssteun niet van toepassing.
BIJLAGE 1
BEDREIGDE DIER- EN PLANTENSOORTEN
(ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4, SOORTENBELEID VAN DE SUBSIDIEREGELING LANDELIJK GEBIED)
PRIORITEIT 1: HABITATRICHTLIJNSOORTEN * EN SCHAARSE SOORTEN VAN DE VOGELRICHTLUN Zoogdieren: Franjestaart Baardvleermuis Meervleermuis Rosse vleermuis Gewone grootoorvleermuis overige soorten vleermuizen Noordse woelmuis Amfibieen/reptielen Kamsalamander Rugstreeppad Heikikker Zandhagedis Insekten: Groene glazenmaker Ri vierrom bout Gevlekte witsnuitlibel Gestreepte waterroofkever
Plantensoorten: Groenknolorchis (Broed)vogels; Roerdomp Woudaapje Purperreiger Lepelaar Krooneend Porseleinhoen Kwartelkoning Kemphaan Watersnip Kerkuil Zwarte stern Grate karekiet Tapu it Paapje Baardmannetje
*) RICHTLIJN 92/43/EEG VAN DE RAAD, van 21 mei 1992, inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna BIJLAGE IV, dier- en plantensoorten van commautair belang die strikt moeten worden beschermd. PRIORITEIT 2 LANDELIJKE RODE LIJST-SOORTEN Zoogdieren: Waterspitsmuis Gewone zeehond Grijze zeehond Bruinvis Reptielen: Ringslang Vissen: Zeeprik Rivierprik Steur Paling Elft Pint Barbeel Kroeskarper
Sneep Vetje Kopvoorn Winde Serpeling Bittervoorn Grate modderkruiper Grate marene/Houting Zeeforel Zalm Kwabaal Dagvlinders: Aardbeivlinder Bruine eikepage Bruin blauwtje Zilveren maan Kleine parelmoervlinder
Duinparelmoervlinder Heivlinder Libellen: Glassnijder Vroege glazenmaker Beekrombout Bruine korenbout Plasrombout Tengere pantserjuffer Tangpantserjuffer Bruine winterjuffer Sprinkhanen: Veldkrekel Veenmol Blauwvleugelsprinkhaan Moerassprinkhaan (Broed) vogels: Geoorde fuut Dodaars Ooievaar Zomertaling
Patrijs Kluut Bontbekplevier Strandplevier Grutto Tureluur Visdief Noordse stern Grate stern Dwergstern Groene specht Oeverzwaluw Ijsvogel Roodborsttapuit Snor Rietzanger Plantensoorten: Veldsalie Muurbloem Klein warkruid Wilde kievitsbloem
PRIORITEIT 3 REGIONALE SOORTEN (Broed)vogels: Wintertaling Middelste zaagbek Houtsnip Wulp Tortelduif Kleine bonte specht Ransuil Boomleeuwerik Veldleeuwerik Boompieper Engelse gele kwikstaart Fluiter Buidelmees Kleine barmsijs Zoogdieren:
Amfibieen/reptielen:
Vissen: Rivierdonderpad Europese meerval Dagvlinders: Geelsprietdikkkopje Oranjetip Eikenpage Koevinkje
Libellen: Weidebeekjuffer Smaragdlibel Plasrombout Tangpantserjuffer Sprinkhanen: Gewoon doorntje Wekkertje Plantensoorten: Krabbescheer