INHOUD INSTAP p. 2 VANUIT DE SCHOENEN… p. 3 BIJ HET JAAR p. 5: Het verhaal van de tien melaatsen (Lc 17,11-19). OP VERHAAL KOMEN p. 7: Damiaan: een heilige voor de 21ste eeuw. ZIN-VOL p. 9 ER LEEFT WAT p. 11 DOOR-ADEMEN p. 17 IN DIALOOG p. 19 IN RUIME ZIN p. 21 TUSSEN KRANT EN BIJBEL p. 23 W-INFO p. 25-34
KERNREDACTIE Lode Delille, Gerard Gorissen, Jaak Janssen, Daniel Ory, Jan Permentier, Hubert Schepers, Jos Smets, Piet Stienaers, Jan Vander Velpen VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Omer Bossuyt, Naamsesteenweg 37, 3001 Heverlee AFZENDER Don Bosco Onderwijscentrum, Naamsesteenweg 37, 3001 Heverlee Tel. 016 29 00 48 - Fax 016 29 54 53 E-mailadres:
[email protected] ADMINISTRATIE Rekendienst Bisdom Hasselt, Vrijwilligersplein 14, 3500 Hasselt , tel. 011 28 84 63 Leesgeld schooljaar 2009-2010 € 10,00 over te maken op rek. nr. 735-0002961-39 van “Hulpdiensten Diocesane Werken”, Vrijwilligersplein 14, 3500 Hasselt met vermelding “Wij-stenen 2009-2010” Uw persoonsgegevens zijn opgenomen in ons geautomatiseerd abonnementenbestand. Overeenkomstig de privacywet van 8 december 1992 hebt u, na schriftelijke aanvraag bij “WIJ-STENEN”, het inzage– en verbeteringsrecht.
1
INSTAP De herinnering aan de vakantie is reeds ver weg. Zo gaat het in het leven. De dagen volgen elkaar op in een razend snel tempo. Hoeveel ingrijpende gebeurtenissen zijn er al geweest sinds 1 september. Op deze eigenste zondag pleit Guy Verhofstadt voor een radicale vernieuwing van het bestuur van zijn partij, is Angela Merkel voor een tweede ambtstermijn verkozen en heeft Evans het wereldkampioenschap wielrennen gewonnen. Op het ogenblik dat dit nummer van WIJ-stenen in je brievenbus valt, zijn die toch betekenisvolle actualiteiten vervaagd, al bijna verdwenen in de plooien van de geschiedenis. Een mens leeft nu eenmaal van het hier en nu. Vooral daarvan. En toch komt diezelfde mens uit een verleden en gaat hij naar een toekomst. Allerheiligen en Allerzielen, de advent en Kerstmis zijn geëigende momenten om de aandacht te vestigen op dat verleden en die toekomst. Tomas, onze gids voor dit schooljaar, is ook een man van het hier en nu, van tasten en voelen. ‘Als ik niet in zijn handen de tekenen van de nagelen zie...’ Kan het nog concreter? Kan het alledaagser? Zijn zijn verzuchtingen niet helemaal getekend door het hier en nu? Toch leert zijn verhaal dat ook dàt leven, dat zo alledaagse leven, gegrepen kan worden door meer, door een aanspraak van boven. Zoals een lied ons doet zingen ‘Een mens gaat dood aan alleen hier en nu’. Tomas heeft die uitdaging gekregen. Hij heeft zich door Jezus in de ogen laten kijken, indringend, overrompelend. Hij heeft die blik gezien en laten doordringen tot in zijn hart. Toen kon hij zeggen: ‘Mijn Heer en mijn God’. Bladerend en lezend in de volgende bladzijden van dit tijdschrift kijkt God ons ook aan. Hij laat zijn blik op ons rusten. Soms ervaren we die als een bemoediging. Maar hij kan ook uitdagen, oproepen en onrustig maken. Hij nodigt ons uit woorden en gedachten door te laten dringen tot in ons diepste bewustzijn. Zo ver en zo diep dat we ook stamelend kunnen zeggen: ‘Mijn Heer en mijn God.’ Op dat ogenblik wordt geloof in ons geboren, net zoals bij Tomas. Of het krijgt een nieuwe impuls, een verrassende wending. De maanden die voor de deur staan, zijn traditioneel vruchtbare maanden voor het persoonlijke geloof van ieder van ons, maar ook voor de pastorale arbeid in iedere school. Dat meer mensen mogen groeien in dat geloof en zoals Tomas mogen zeggen: ‘Mijn Heer en mijn God.’ Piet Stienaers
2
Vanuit de schoenen... ‘NIET DE JUISTE SOFTWARE’: EEN VASTSTELLING VAN EEN IDENTITEITSBEGELEIDER Wie in scholen of instellingen de begeleiding van de identiteitswerking claimt, zoekt niet alleen de gepaste achtergronden en boort niet alleen de bestaande theorieën aan, maar hij of zij gaat best ook eens het proces ter plaatse mee volgen.
school enkele kilometers verder geven ze ook schouderklopjes, en zit elke leraar ergens in een cel voor bijzondere begeleiding van probleemleerlingen.’ Er wordt nog een poging gedaan om er omheen te cirkelen. Maar de vraag hoe waarden getekend worden door het woord ‘christelijk’ ervoor, blijft. Het wordt stil in de groep. Twee groepsleden fluisteren dingen in het oor van wie naast hen zit. Iemand zegt: ’Ik geloof, maar ik denk dat dit geloof vlug zal verdwijnen als men niets doet.’ Iemand anders zegt: ‘Dat geloof ik niet! Dat kan toch niet dat dàt verdwijnt! Er zijn zoveel mensen die er steun aan hebben!’ Schoorvoetend, bijna stamelend verloopt het gesprek verder. Het valt op dat in deze fase ook veel vragen gesteld worden aan elkaar. ‘Geloof je in onze leerlingen?’, vraagt iemand? ‘Kun je geloven in jezelf wel rijmen met geloven in God?’ Iemand vertelt het huiveringwekkende verhaal van een ervaring in de parochie. ‘God heeft geen voorkeursliedjes nodig van een overledene in Zijn eucharistieviering’, had de pastoor brutaal gedecreteerd op de vraag of er op het eind van de begrafenis van een vriendin een lied mocht gespeeld worden.
Voor we verder gaan in deze bijdrage, lijkt het me goed om toch maar duidelijk te stellen dat het nadenken en het werken rond identiteit op vele plaatsen veel positieve dingen losweekt. Mensen leren niet alleen de organisatie beter kennen, de achterliggende waarden en de geschiedenis, maar worden zelf ook uitgedaagd om hun eigen ‘identiteit’ mee in de schaal te leggen. Wie ben ik? Wat doe ik? Wat vind ik belangrijk? Vanwaar komt mijn bezieling? De dialoog tussen medewerkers brengt niet zelden een golf van nieuwe bezieling en initiatieven met zich mee. Je bent gelukkig dat je dat als identiteitsbegeleider mag meemaken. Toch is er waakzaamheid geboden. Ze zijn met een tiental mensen uitgenodigd om te zoeken naar de christelijke identiteit in de eigen school. Men heeft die morgen gezorgd voor koffie en croissants. Het vergaderlokaal ligt ver van het gejoel op de speelplaats. ‘Wat bezielt ons?’, is de grote vraagstelling voor dit gesprek. Men neemt er de tijd voor. Iedereen komt aan bod. ‘Wat ons bezielt kan je merken aan de kleine dingen’, zegt men vlug. ‘Een schouderklopje, een luisterend oor, aandacht voor je collega, zijn verjaardag niet vergeten: het zijn attitudes die komen vanuit de christelijke waarden die we hier op school willen vormgeven.’ ‘Laat het ons vooral beleven’, zegt iemand. ‘Dat moet daarom niet benoemd worden.’ ‘Het zit vanbinnen’, klinkt het. ‘Dat is van Clouseau’, merkt iemand op.
‘Als wij dan hier onze identiteit bespreken moeten we ons dan conformeren aan het echte geloof?’, vraagt iemand anders… Het gesprek kabbelt verder en wordt steeds persoonlijker. Uiteindelijk lijkt het te eindigen op: ‘Wij weten van dat geloof eigenlijk niet zo veel. En wij weten ook niet hoe en of ons persoonlijk geloof in het goede in de leerlingen en in de mens wel een plaats heeft in het grote geloven.’ Na twee uur uitwisseling zijn de croissants op, er wordt nog even koffie gedronken en iedereen gaat zijn eigen gang. Sommigen moeten nu nog lesgeven. Op voorhand werd afgesproken dat iemand een verslag zou maken van de kernpunten.
‘Wat is het christelijke aan die waarden?’, vraagt iemand. ‘Op de provinciale technische
3
Vanuit de schoenen... Als we dit verslag veertien dagen nadien toegestuurd krijgen, is er heel veel te lezen over het belang van waarden in schoolverband. Het verhaal van de schouderklopjes en het luisterend oor staat uitgebreid beschreven. De vraag ‘Wat is net het christelijke in de christelijke waarden?’ is echter niet terug te vinden in het verslag. Ook de vraag over geloven komt niet voor in het verslag. ‘Is er daar over geloof gesproken?’, vraagt de verbaasde verslaggever. Het ging toch over de waarden van onze identiteit? Gelukkig is het gesprek opgenomen met de videocamera.
Het is een beetje zoals met de computer waarop deze tekst geschreven wordt: als de software niet geïnstalleerd is, is de file niet herkenbaar. De zorg voor het aanreiken van de gepaste software lijkt me een belangrijke opdracht in de toekomst voor organisaties die het christelijke in hun vaandel dragen. Zoals iedereen weet, schept software enkel de mogelijkheid om files te bewerken. Op zich bepaalt de software’ Word’ niet wat inhoudelijk in dit artikel komt. Maar zonder die software krijg ik mijn inhoud niet op de redactietafel en niet door de printer die deze bladzijde aan u openbaart.
Vermoedelijk ligt hierin één van de grote uitdagingen vervat voor wie het over christelijke identiteit wil hebben. Doordat mensen ook in onze scholen nog amper over enige taal en kennis beschikken in verband met geloven en wat daarmee verbonden kan zijn, is men niet langer in staat om elementen van een gelovig discours te ontvangen. Het is als een taal waarvan men de betekenis niet kent. Op die wijze kan er ook geen ruimte groeien voor een gesprek rond spiritualiteit.
Zorgen voor spirituele software: het is een belangrijk aandachtspunt voor wie over christelijke identiteit wat te zeggen heeft. Jan Permentier
WIJ-STENEN op de website van de Dienst Schoolpastoraal De website van de Dienst Schoolpastoraal wordt geregeld geüpdatet. Heb je die reeds bezocht? Men kan hier steeds terecht voor actuele informatie en interessante links. Surf naar http://www.diohasselt.be/dpbso/index.php en je komt bij ‘schoolpastoraal’ terecht. Ook alle vorige nummers van WIJ-STENEN zijn hier te raadplegen, net zoals o.a. de affiche van het jaarthema.
4
BIJ HET JAAR HET VERHAAL VAN DE TIEN MELAATSEN (Lc 17,11-19) Om eer te brengen aan de heilige Pater Damiaan
Evangelielezing Lc 17,11-19 19 En Hi j zei t egen hem: ‘St a op en ga 11
Op zijn reis naar Jeruzalem trok
weer; uw vertrouwen is uw redding.’
Jezus door het grensgebied van Samaria en Galilea. 12
Op zondag 11 oktober 2009 werd pater Damiaan heilig verklaard. Als vriend van Jezus en als vriend van de melaatsen is hij als “vreemdeling” naar Molokai getrokken. Aan de voeten van Jezus heeft hij God groot gemaakt. Het is hetzelfde zeggen als: aan de voeten van de vele melaatsen heeft hij Jezus groot gemaakt. Hem – pater Damiaan – willen we hulde brengen door even stil te staan bij het verhaal van de tien melaatsen.
Toen Hij een dorp inging, kwamen
Hem tien melaatsen tegemoet. Ze bleven op een afstand staan 13
en riepen luidkeels: ‘Jezus, Mees-
ter, heb medelijden met ons.’
1. “Jezus, meester, ontferm U over ons” (v. 13) Het eerste deel van het verhaal (Lc 17,11-14) wordt gekenmerkt door een grote afstand. De tien melaatsen blijven ver weg van Jezus en moeten schreeuwen om zich verstaanbaar te maken. Maar dat geroep maakt wel duidelijk dat ze een groot vertrouwen hebben in Jezus. En de woorden die ze schreeuwen zijn liturgisch gezien zeer gekend: “Ontferm U over ons.” De woorden overbruggen de afstand en zorgen ervoor dat ze Jezus nabijkomen. Jezus van zijn kant benadrukt in zekere zin de afstand door hen niet ter plaatse te genezen. Hij vraagt hen immers naar de priesters te gaan en zich aan hen te laten zien. Priesters constateren volgens de Joodse wetgeving zowel de ziekte van de melaatsheid als de genezing. Maar ook Jezus overbrugt de afstand: door zijn blik en zijn woorden. Wat echter opvalt: Jezus vraagt geloof door hen naar de priesters te sturen. En de tien melaatsen geloven het woord dat Jezus spreekt. Zij gaan. En waar ze in het begin “tien melaatsen” (v. 12) worden genoemd, worden ze nu “zij
14 Toen Hij hen zag, zei Hij tegen hen: ‘Ga u aan de priesters laten zien.’ Onderweg werden ze gereinigd. 15 zag dat hij genezen was, en met luide stem verheerlijkte hij God. 16 Hij wierp zich aan Jezus’ voeten en bedankte Hem. Dit was een maritaan. 17
Sa-
Jezus zei daarop: ‘Er zijn er toch
tien gereinigd! Waar blijven de negen anderen? 18
Is er niemand teruggekomen om
God eer te brengen, alleen deze vreemdeling?’
5
BIJ HET JAAR die gereinigd werden” (v. 14) genoemd. Hier had het verhaal kunnen eindigen …
2. “Lof aan God en dank aan Jezus” (vv. 15-16) Eén van de tien – ziende dat hij genezen is – maakt een omslag mee. En die is dubbel. Vooreerst draait hij zich om, hij keert zich naar Jezus, hij be-keert zich. Vervolgens gaat hij letterlijk en figuurlijk de diepte in: hij valt op zijn knieën voor Jezus neer en ziet “in de diepte” de band tussen Jezus en God. Hij erkent in Jezus de werkzame aanwezigheid van God. En hij doet dit “met luide stem”. Het is mooi hoe Jezus en God samengebracht worden en als het ware verenigd worden: “Hij verheerlijkt God … brengt dank aan Jezus” (vv. 15b-16a). Zoals hij naar Jezus schreeuwde (v. 13), zo verheerlijkt hij hem nu met luide stem. Hier gebeurt iets groots. De genezene kijkt in de diepte en leest het gebeuren met zeer gelovige ogen. Hij heeft iets gezien, iets zeer opmerkelijks: in Jezus is God aan het werk. Hier had het verhaal opnieuw kunnen eindigen, maar na al het mooie komt de verrassing van Lucas: de genezene is een Samaritaan! De Joden verwachten dit allerminst. Deze in Joodse ogen “ketter” wordt tot een voorbeeld van geloof gesteld! Hier had het verhaal voor de derde keer kunnen eindigen.
3. Deze vreemdeling: “Uw geloof heeft u gered” (vv. 18b-19) Jezus stelt drie vragen. Ze lijken eerder bedoeld voor de lezer. Die wordt uitgenodigd over het gebeurde na te denken. Want dit (wonder)verhaal geeft te denken. De tien melaatsen zijn alle tien gereinigd. Ze zijn allen genezen. Aan allen is een wonder gebeurd. En toch is dit niet alles. Slechts één, een vreemdeling, heeft het wonder in zijn kern en zijn diepte begrepen. Hij heeft Jezus ontdekt. En in Jezus heeft hij God ontmoet. En Jezus zegt nu niet meer dat hij gereinigd of genezen is. Neen, hij is “gered”. Meer nog, Jezus zegt: “Uw geloof heeft u gered”. Het geloof is nog belangrijker dan het wonder. Dat laatste wordt dus gerelativeerd. Want de negen anderen blijven op een zeer grote afstand. Ze zijn niet bij
6
OP VERHAAL KOMEN DAMIAAN: EEN HEILIGE VOOR DE 21STE EEUW De heiligen hebben het niet gemakkelijk in onze tijd. Zij staan ver van ons af. Zij waren dikwijls “heldhaftige” en “uitzonderlijke” mensen. Dat is echter een vertekend beeld. Heiligen zijn mensen die iets van hun leven gemaakt hebben met wisselend succes, met vreugde en verdriet, met vallen en opstaan. Zij hebben in hun leven iets laten oplichten van de Blijde Boodschap. Heiligen zijn mensen die Gods liefde en warmte doorlaten. Zij zijn een teken van Gods aanwezigheid in onze wereld. In hen is zoveel goddelijke goedheid mens geworden. Heiligen zijn geen “buitengewone” mensen. In het gewone waren zij buitengewoon. Heiligen zijn wegwijzers naar God. Damiaan was zo’n wegwijzer. In zijn dagelijkse inzet was hij buitengewoon. In zijn leven was hij een levend beeld van het Goede Nieuws. Damiaan staat niet ver van ons af. Wij voelen aan dat hij “één” van ons is, een “nabije” heilige. Hij kan ook ons leven inspireren.
Damiaan, jij was een boeiend mens, een mens met een open hart en een sterk karakter. Een mens gedreven door God, bewogen door lief en leed, gestuwd door de Geest, opkomend voor jouw melaatsen. In jou kreeg God een warm gezicht. Jij was Dienstknecht van allen. De woorden van Jezus: “Ik was ziek en jij hebt Mij bezocht, Ik was naakt en jij hebt Mij gekleed, Ik had dorst en jij hebt Mij te drinken gegeven…” zijn in jou levend geworden. Damiaan, jij was een man zonder façade, een “echte” mens met een bevrijdende boodschap voor jouw machtelozen, de melaatsen. Jij was een man die ook deed wat hij zei, 7
OP VERHAAL KOMEN die deed wat hij verkondigde. Jij was geloofwaardig omdat jouw daden overeenkwamen met jouw woorden. Op jouw schouders mochten de zorgen van iedereen rusten. Jouw leven maakte van Molokai een nieuwe aarde. Jouw leven maakte van jouw mensen, - ondanks lijden en dood – nieuwe mensen. Jij werd voor jouw mensen licht, warmte, bemoediging, hoop. Damiaan, jij leefde niet voor jezelf, maar voor de anderen. Jij hebt je, tot de dood toe, weggeschonken aan de melaatsen. Voor jou was iedereen gelijk én uniek. Jij koos de kant van de uitgestoten mens, van hen die niet meetellen. Jij was als de graankorrel in de grond die sterft om vrucht voort te brengen. Jij was hoop en toekomst voor zovelen. Jij bent melaats met de melaatsen geworden, jij bent één geworden met jouw mensen. Damiaan, Jouw leven heb je gegeven voor jouw mensen. Jouw leven was als het leven van jouw Heer. God heeft Zijn handtekening onder jouw leven geplaatst. God zag dat jouw leven het Rijk dichterbij bracht. God zag dat jij Zijn Boodschap concrete gestalte hebt gegeven. Omdat jij de droom van God over mens en wereld waar hebt gemaakt, mogen wij jou heilig noemen. Jouw naam is voor altijd geschreven in de palm van Gods hand en in ons hart. Wees vandaag ook voor ons inspiratie en wegwijzer. Wijs ook ons de weg naar allen die niet meetellen, leer ook ons de kleinen lief te hebben. Wij zijn fier dat jij “één” van ons bent. Heilige Damiaan, waak over ons.
Gerard Gorissen, priester
8
ER LEEFT WAT Ik geloof… - Impressies van de Startdag 2009 Op vrijdag 25 september 2009 werden directies, personeelsleden, godsdienstleerkrachten en PAG/PDG-leden ‘die geloven in een christelijk opvoedingsproject’, dixit de uitnodiging, verwacht in Cultureel Centrum De Muze van Heusden-Zolder. Met het verhaal van Tomas uit het evangelie van Johannes als inspiratie, werden we uitgedaagd om de drie puntjes van het jaarthema aan te vullen op de startavond van het pas begonnen schooljaar. Als je de vraag krijgt om wat impressies te noteren, lijkt het een goed idee om ruim op tijd in het decor te stappen, want misschien zie of hoor je dingen waar het publiek pas later mee in contact komt. Je stoort dan wel de kleine groepjes die nog ijverig hun tekst instuderen, je voelt flarden van zenuwen door de zaal gieren, en je probeert tussen de regels van de stemverheffing van de regisseur te lezen tijdens de laatste repetitie. Uit het plafond van de cafetaria van het centrum klinkt een jazzy piano, en in het eerste weekend van de herfst zingt Diana Krall alvast ‘Have yourself a merry little Christmas’. Het is een verzamel-cd, zegt de ober van dienst, maar de tekst dompelt me onmiddellijk in het thema van de avond : ‘Ik geloof... (vul aan)’ want dat begon al in die stal in Bethlehem. Na een drankje wandel ik terug naar de zoemende spanning van de zaal, terwijl de eerste gasten bij de trap al rondkijken waar ze moeten zijn. Stembanden en snaren van een gitaar wennen aarzelend aan elkaar, laptops communiceren met beamers en uitgeklapte reuzenschermen, iemand draagt een mand met broodjes binnen. In de hall wordt het steeds drukker. Bekenden zwaaien naar elkaar, pennen worden geleend om een formulier met persoonsgegevens in te vullen. Er komt zowaar een clown binnen. Als ik hem vraag of hij misschien voor ons gaat optreden, zegt hij zonder een spier te vertrekken ‘Ik geloof van wel’. Wedden dat hij het affiche op de glazen toegangsdeur gezien heeft? Vicaris Jaak Janssen blikt alvast vooruit op de samenkomst : ‘Het thema wil datgene wat de scholen ondernemen bij de geloofsopvoeding en de vorming van jongeren een beetje stroomlijnen. We sluiten aan bij wat onze bisschoppen dit jaar willen, namelijk nadenken over de geloofsbelijdenis. Daarvoor hebben we het verhaal van Tomas gekozen, die groeit van ongeloof naar geloof. Met het thema ‘Ik geloof ... (vul aan)’ denken we mensen te kunnen uitdagen om te getuigen van hun geloof, en om te zien hoe we kunnen groeien om tot geloof te komen. Geloof heeft in algemene zin diverse betekenissen, en het is ook nodig om dat zo te bekijken, want je kunt bijvoorbeeld niet samenwerken als je niet in elkaar gelooft. Je kunt dat ook niet als school of gezin, want je moet in je kinderen geloven en zij in jou. Specifiek
9
ER LEEFT WAT gaat het vanavond over geloof in God, een geloof in Iemand die je niet kunt vastpakken of zien. Je zegt dus iets over God, maar tegelijk zeg je iets over jezelf. Je bent gebonden en verbonden in wat je zegt, en dat is typisch voor geloof. Het uitspreken van de woorden ‘Ik geloof’ is het enige dat we zelf moeten doen, want al de rest wordt aangereikt door de Kerk. Vanavond kunnen mensen daarover ideeën opdoen, en die dan vertalen op school, in het vak godsdienst, de pastoraal of de culturele werking.’ Een paar stoelen verder noteer ik van studentenpastor Karin Daniëls: ‘Ik vertrek vanuit mijn eigen geloof, anders kan ik geen studentenpastor zijn. Ik heb op zeker ogenblik die God ontdekt en ontmoet, en dat heeft mijn leven veranderd. Dat geluk gun ik ook anderen. Dus hoop ik dat jongeren die God ook op de één of andere manier mogen ontdekken. Het is een boeiende uitdaging, want studenten zijn mensen die kritisch kijken. Er is dialoog mogelijk, en ik heb de indruk dat jongeren vandaag een grote openheid tonen. Ze leven in een multiculturele wereld met veel pluraliteit. Jongeren willen luisteren, stellen vragen, zoeken naar de waarheid. Het geloof heeft Iemand te bieden, en dat maakt dat men er in het leven niet alleen voor staat. Er is Iemand die je de weg wijst, een liefdevolle Aanwezigheid die gelukkig maakt. Studenten zoeken naar een manier om hun leven een spirituele richting te geven. Dat is niet eenvoudig, daarom gaan ze aan ouderen vragen stellen en richting vragen. Ik kan de jongeren God aanreiken, maar de aanraking gebeurt door God zelf. Dit lukt niet bij iedereen, maar God is duidelijk aan het werk bij deze jongeren. Het thema van vanavond betekent daarom heel veel voor mij.’
Een jonge leerkracht heeft onze affiche ook gezien, en weet: ‘Geloof heeft vele interpretaties. Als gelovige sta je volgens mij kwetsbaar in de maatschappij van vandaag. Ongeloof viert hoogtij, en als godsdienstleraar is het niet eenvoudig om van je geloof te getuigen. Je moet in dit vak integer en jezelf zijn, je moet belichamen waar je voor staat. Ik leer mijn leerlingen met een andere bril naar dingen kijken, want ze lopen nogal gemakkelijk mee met de massa.’ Een jongeman, die voor het eerst september beleeft als leraar, vertelt: ‘Mijn eerste indruk is positief. Ik geloof in God en in liefde tussen de mensen. Mijn job als godsdienstleerkracht is niet eenvoudig, want ik moet mijn draai nog vinden in de handboeken. In mijn eerste les liet ik de leerlingen opschrijven wat ze geloven, en zo kan ik mijn weg vinden in die groep. ‘ Ik zie een bekende uit een recente bijscholing, ook bedrijvig in het onderwijs, en die wil het volgende kwijt: ’Ik twijfel er niet aan dat we steeds groeien in geloof. Het is niet eenvoudig
10
ER LEEFT WAT om dat aan jongeren door te geven, want je moet er de juiste methode en werkmiddelen voor vinden. Je kunt ze nochtans altijd boeien, ook en vooral met je eigen levensverhalen. Hoe weet jij dat allemaal, meneer, en heb je dat zelf meegemaakt? Dan krijg je ook verhalen van wat de leerlingen meegemaakt hebben, en dat is heel boeiend. Je kunt ze meekrijgen door je eerlijkheid en door de overtuiging dat je voluit gaat voor de zaak. Kinderen kijken er van op als je een positieve uitstraling hebt. Ik kom vanavond dus positieve energie opdoen’. Een lerares uit het BUSO: ‘’Geloof is elke dag opnieuw een uitdaging. Het gaat erom dat we in onze kinderen geloven en zij in ons, en dat is niet altijd even gemakkelijk. Als er ruzie of pijn is, is het belangrijk om te weten dat er mensen rondom je zijn die je helpen en steunen in je geloof. Geloof kan je ook vinden in eenvoudige dingen. Het gaat niet alleen over geloof in God, maar ook geloof in de eigen omgeving en de school. Dan zijn er collega’s om elkaar te steunen. Vanuit hun sociale situatie willen kinderen wel eens stoer doen, maar zo werkt het geloof niet.’ De deuren van de zaal gaan open, naar een paar honderd uitnodigende roodfluwelen stoelen. Aan de ingang probeert Jan Vander Velpen met een camera en microfoon de voorbijgangers reacties bij het jaarthema te ontlokken (concurrentie heb je overal), maar de enkeling die er even voor vertraagt, weet niet dat hij of zij levensgroot en live verschijnt op het scherm in de zaal. Origineel en alvast een aperitiefje voor het multimediale draaiboek dat klaarligt. De clown van daarstraks en twee van zijn collega’s fungeren als opwarmers voor de uitverkochte zaal, en ze stralen uit dat de respons van al die mensen hen extra energie geeft. Zouden nog andere toeschouwers de link leggen die ik er zelf in zie ? Als je gelooft (in je eigen kunnen), kan je je grenzen opschuiven en misschien dat niveau wel aanhouden. En net zoals in het gewone leven, wordt het duel met de zwaartekracht naadloos in het grote geheel ingebouwd. De hoofden draaien zich naar de rechterkant van het podium, want Josiane Caproens heet iedereen welkom. Onmiddellijk trapt ze af door te melden dat er vanavond multimediaal gewerkt gaat worden, vanuit het geloof in de techniek. Ze houdt ons voor dat de wereld van jongeren van vandaag er heel anders uitziet als die van volwassenen: ‘We nemen soms al attitudes van jongeren over, maar dat lukt niet altijd even goed. Jongeren willen zelf hun kennis construeren, uit alles wat er rond hen gebeurt en waar ze toegang toe hebben. Ze kijken naar de werkelijkheid vanuit een multimediale betrokkenheid, om ze te benaderen vanuit specifieke vaardigheden. Een eerste daarvan is multitasking: jongeren slagen er in om verschillende dingen tegelijk (goed) te doen. Terwijl ze met de computer doende zijn, luisteren ze naar muziek, lezen een tijdschrift, of zijn actief in verschillende chatrooms tegelijk, bijvoorbeeld, dit alles zonder stress. Daarnaast zijn ze bedreven in skimmen, het snel opnemen van informatie uit diverse bronnen. Ze mengen die en voegen ze samen tot een nieuwe werkelijkheid. Ze schieten van de ene website naar de andere, en zappen snel doorheen televisiezenders. Als volwassenen zien we dat anders, want we vinden dat we bijvoorbeeld een film tot het einde dienen te volgen, want zo zijn wij opgevoed. Een derde vaardigheid is het samplen: het vergaren van non-lineaire informatie. Anders gezegd: jongeren beluisteren geen afgeronde verhalen van het begin tot het einde. Zoals in sommige series op de televisie lopen verhaallijnen, complotten en intriges door elkaar in een enkele aflevering, met daarnaast de ontwikkeling van diverse personages op verschillende niveaus. Ten slotte is er het loggen, de handigheid om zichzelf in die wereld binnen te brengen. Jongeren willen in die multimediale wereld een rol spelen, erbij betrokken zijn en zichzelf waarmaken. Ze willen zich een virtuele identiteit aanmeten.
11
ER LEEFT WAT Het betekent dat jongeren vandaag anders leven dan wij, en ook hun kenniswereld anders opbouwen dan volwassenen. Laten we dus vanavond het jaarthema eens voorstellen vanuit de vaardigheden van jonge mensen. Laten we proberen om het thema ‘Ik geloof’ voor te stellen op een multimediale manier, zoals jongeren informatie zouden vergaren en hun kennis construeren. Het wordt dus een complexe, meerlagige en levensechte leeractiviteit. We hebben het alleszins geprobeerd, want wij zijn volwassenen.’ Het zaallicht wordt gedempt en we krijgen een multimediaal aanbod van ongeveer anderhalf uur, met drie beeldschermen, voordracht, getuigenis, muziek en dans. Het is inderdaad geen puzzel van het ene verhaal na het andere, maar verschillende invalshoeken naast elkaar, met een uitnodiging om uit al dit materiaal zelf onze kennis te construeren. Terwijl een animatiefilm draait over een fietsende vader en dochter, kijken Liesa en Miet terug op hun pelgrimstocht naar de Mont-Saint-Michel, wordt er gedanst, en mogen we even meeluisteren in een leraarskamer. Toepasselijke citaten worden geprojecteerd en voorgelezen, poëzie zweeft voorbij, kunstwerken vragen om kijkers, woorden van vrees en over duisternis en licht worden door Marcel Vloemans rustig uitgestrooid in zangvorm. We luisteren geboeid en glimlachen om de taalkronkels van vicaris Janssen, als hij getuigt over zijn recente reis naar het geteisterde Rwanda en de tekenen van geloof en hoop in die regio. Hij zet zijn aandachtige publiek aan het denken met de idee dat het geloof niet uit jezelf komt, maar altijd een antwoord is. ‘Daarom begint het geloof bij Jezus, en dat is het eigenlijke begin van het verhaal. Het gaat hier om geloofstaal: Jezus is ook hier bij ons aanwezig, maar ik kan hem niet aanwijzen. Hij doordringt alles met zijn aanwezigheid, met een liefde die gaat tot het uiterste (l’amour fou). Jezus leeft en is bij ons. Daar tegenover staat de mens Tomas, de ongelovige. Geloof is vanuit Tomas het besluit van een redenering, het gevolg van een constatering, maar dat is het niét. Later wordt Tomas door Jezus aangesproken zoals hij is: met zijn twijfels, zijn scherpe vraag, zijn aarzeling. Jezus confronteert hem daarmee, maar tegelijk laat Jezus hem voelen dat hij hem kent en bemint. Op dat moment zet Tomas een (figuurlijke) stap naar Jezus toe. Tomas voelt zich door Jezus aanvaard en begrepen, en komt tot geloof. Hij geeft zich over aan Jezus, en Tomas komt tot de mooie geloofsbelijdenis ‘Mijn Heer en mijn God’. Met die woorden heeft Tomas het over zichzelf en tegelijk over Jezus. In die woorden van Tomas ontdek je zelf hoe je in een gelovige en tastende houding in een relatie met Jezus staat. Jezus zet Tomas dan op zijn plaats: je had kunnen geloven zonder te zien. Tomas ontdekt daarna dat Jezus in zijn leven binnenkomt, dat Jezus in zijn leven tekenen geeft van Zijn aanwezigheid. Dat heb ik ook ervaren bij de mensen van Rwanda. Door de aanwezigheid van Jezus zijn ze ook van binnen anders geworden, ze hebben een bevrijding ervaren die hen deugd doet. De ontmoeting met Jezus is zo reëel dat ze iets nieuws hebben gezien, een teken van de levende Heer. Het heeft mij geraakt in het binnenste van mijn hart. De kracht van het geloof is veel groter dan wij kunnen denken.’ Tussendoor worden we verrassend geconfronteerd met Tomas zelf, die doordenkertjes als kleine verhaaltjes presenteert. YouTube komt even langs, en het geloof in de techniek blijft overeind. De finale is voor Jezus zelf, die in breedbeeld zijn gekwetste handpalmen aan Tomas aanbiedt, en seconden later in een zuidelijke badplaats van onze tijd de kinderen tot zich laat komen. Er is nog een kleine huldiging voorzien, want enkele mensen worden in het zonnetje gezet. Jan Vander Velpen weet dat vicaris voor onderwijs Jaak Janssen ons al 20 jaar in die functie dient. Hij citeert uit die 20 jaar een paar opmerkelijke feiten. Hij werd bekend als een pastoraal vicaris, die ons 15 jaar geleden binnenleidde in de jaarthema’s, telkens met een passend Bijbelverhaal, dat eigenlijk altijd in het teken stond van ‘Ik geloof’. De vicaris heeft altijd in zijn mensen geloofd, en daarvoor kunnen we alleen maar dankbaar zijn. Maar hij is ook priester en een biddende mens. Als dank krijgt hij een jaarabonnement aangeboden op het Franse
12
ER LEEFT WAT blad ‘Prier’, waarvan we de voorpagina groot op het scherm zien verschijnen. Josiane Caproens komt even naar de microfoon om hulde te brengen aan Jo Lenaers en Lut Jansen. In de werkgroep, die telkens vanaf januari de startavonden voorbereidt en invult, waren Lut en Jo twee vaste krachten. Jo bezit de kunst om, naast de inbreng van originele ideeën, de passende decors vorm te geven binnen de voorziene tijd, terwijl Lut inhoudelijk veel aanbrengt, en voor de cake bij de vergaderingen en voor de geslaagde recepties zorgt. Bij zoveel lof en eer hoort een prachtig kunstboek en een schitterend bloemstuk met grote zonnebloemen.
Het slot- en dankwoord is voor Jan Vander Velpen, met een ingebouwde verrassing. Hij vat de avond samen in de idee dat God, Jezus en de Heilige Geest bij ons aanwezig waren. We worden uitgenodigd om aan het werk te gaan met het jaarthema en om ons geloof te verspreiden. Aan de twee uitgangen krijgen we een witte ballon of een lichtgevende armband uitgereikt. De combinatie daarvan, met telkens een kaartje met tekst, wordt opgelaten in de septembernacht. De vinder van één van de 150 ballonnen wordt opgeroepen om de puntjes van het jaarthema verder aan te vullen en door te sturen naar ons diocesane ’thuisadres’. De zaal loopt leeg in een brede glimlach van enthousiasme, geloof en hoop. Door de vage mist zijn de meeste ballonnen vlug uit het zicht verdwenen, en we zullen later wel horen welke reacties er binnenliepen. Rijen gevulde glazen vormen een erehaag naar een keurig verzorgde receptie. Terwijl leerlingen van Kindsheid Jesu welwillend de broodjes ronddragen en de glazen bijvullen, stellen enkele diocesane diensten met documentatie en informatie hun werking voor. Zo zijn er de Interdiocesane Jeugddienst en Roepingenpastoraal Vlaanderen naast Christen Forum, met wervende folders en affiches. Welzijnszorg en Broederlijk Delen hebben nieuwe campagnes klaar, Missio introduceert een werkmap rond de heiligverklaring van ‘onze’ Pater Damiaan, en Kerkwerk Multicultureel Samenleven nodigt uit voor een cursus. Overal staan keuvelende groepjes collega’s na te praten en/of hun sociale contacten te onderhouden.
13
ER LEEFT WAT Ik wil graag van enkele mensen weten hoe ze terug- en vooruitkijken aan de hand van het nieuwe jaarthema. Een schooldirecteur: ‘Ik kom buiten met het gevoel dat we jammer genoeg nog niets concreet kunnen meenemen naar de klaspraktijk, want de ideeën van deze samenkomst zijn zwaar op de hand om concreet mee naar de les te nemen.’ Een collega-directeur noemt de avond ‘een geslaagde en inspirerende meeting’. ‘Ik denk dat hier heel wat mensen waren die geloven dat ze er een goed schooljaar van gaan maken. Met heel veel positieve energie gaan we er een mooi jaar van breien. De woorden ‘ik geloof’ hebben voor mij weer enkelen nieuwe betekennissen gekregen; ik vond het zeer de moeite en het clichématige is doorbroken’. In een hoekje van de zaal tref ik ook Patrick Switten die vanavond Tomas neerzette op het podium. Hij kijkt doodmoe terug op de startavond: ‘Ik vond het wel gevaarlijk om in die rol op het podium te staan. Als je de stempel ‘ongelovige Tomas’ krijgt, is dat niet om fier over te zijn. Het is iemand die niet mee wil met de groep of iets niet gelooft, en je krijgt de reputatie van een twijfelaar te zijn. Dat ligt niet in mijn aard. Ik wil wel kritisch zijn, maar toch positief blijven. En daarom vind ik die rol toch een beetje gevaarlijk. Als godsdienstleerkracht ben ik voortdurend met geloof bezig. Ik denk dat je geloof voortdurend verandert. Ik denk dat de confrontatie met het laatste filmfragment, met de moderne Jezus en de kinderen bijvoorbeeld, je geloof dieper maakt, zo sterk vind ik dat filmbeeld’. Als de receptie langzaam leegdruppelt, is er nog een enthousiaste leerkracht die een reactie kwijt wil: ‘Er is veel aangeboden, en ik denk wel dat het klopt dat de manier waarop jongeren met geloof omgaan, verwarrend kan zijn. Het gaat niet gemakkelijk zijn om dit allemaal in de klas over te brengen. Het lijkt alsof ik er een probleem bijgekregen heb (verlegen lachje op mijn dictafoon). Voor mij zijn die drie puntjes er misschien wel vier geworden.’ Ik wil niet inpakken zonder een reactie van ‘iemand uit de stuurgroep’: ‘Ik ben zielsgelukkig dat het allemaal zo mooi is kunnen verlopen, dat iedereen tevreden is en dat iedereen gelooft dat ons jaarthema zal werken. Misschien vinden sommigen het een beetje zwaar, maar we hebben zonder twijfel gezorgd voor de nodige afwisseling. We zijn al een tijdje bezig met dit thema. Het feit dat we dit nu samen kunnen beleven, en ook in alle vreugde en vriendschap die ballonnen konden oplaten, is zonder enige twijfel een teken van een gelovige gemeenschap. De Heilige Drievuldigheid was duidelijk aanwezig.’ Ik geloof ... dat ik het hierbij laat.
Walter Kleutghen
14
DOOR-ADEMEN BETER MET DE JAREN Te lezen in de Standaard van 1 september 2009 (p.9)
Survival of the happiest Vanaf hun 55ste
.
leeftijd uit het beroep. Het lesgeven begint te wegen bij het ouder worden. In tegenstelling tot werknemers uit andere sectoren ervaren leerkrachten boven de veertig meer werkdruk. Hun arbeidstevredenheid neemt af naarmate ze ouder worden, zo blijkt uit de studie. Heel wat leerkrachten geven aan het lastiger te hebben ‘om de klassen aan te kunnen’. Ze krijgen het ook moeilijk met de ‘vlakke loopbaan’. Bovendien kunnen ze zich met het ouder worden steeds minder identificeren met de leerlingen waaraan ze lesgeven. Omdat ze geen alternatieven hebben stappen ze uit het beroepsleven. Wie na zijn 55ste , . deren hebben ondertussen gebruik gemaakt van de uitstapmogelijkheden die voorhanden zijn. Professor Elchardus pleit voor complexere loopbanen voor leerkrachten. ‘De expertise van ervaren leerkrachten is belangrijk. Je kunt ze bijvoorbeeld aanstellen als mentor voor jongere leerkrachten. Als ze vertrekken nemen ze hun cursussen mee. Dat is jammer. De school kan die kennis best gebruiken. Misschien is daar een taak weggelegd voor oudere leerkrachten’ (vdr). Een kort artikeltje dat te denken geeft. Wie start als jonge leerkracht wordt uitgedaagd door al het nieuwe dat op hem afkomt. Hij wordt gedreven door een aantal idealen waaruit hij kracht put om dag in dag uit voor de klas te staan. Eenmaal de veertig voorbij heeft men al vele watertjes doorzwommen en is men vaak uitgegroeid tot een ervaren leerkracht die er staat in de klas en heel wat gerealiseerd heeft voor de school. Toch bekruipt velen met zo’n lange staat van dienst de vraag hoe zij de dynamiek en het enthousiasme van het leerkracht zijn kunnen bewaren. Het gaat allemaal wat op ‘automatische piloot’ en de routine dreigt de oorspronkelijke gedrevenheid uit te wissen. De talloze veranderingen en evoluties in het onderwijs roepen mettertijd een zekere vermoeidheid op en ontnemen ook een stuk plezier in het werk. Dat een grote groep het voor bekeken houdt op zijn 55ste hoeft ons dus niet te verwonderen. Dat blijkt ook uit het onderzoek dat in het bovenstaande artikeltje vermeld wordt. Dat daarbij ook heel wat expertise en potentieel voor de school verloren gaat, verliest men vaak uit het oog. Men beschouwt het stilaan als ‘normaal’ dat je zo snel als wettelijk kan het leerkrachtenberoep vaarwel zegt. De groep leerkrachten tussen 45 en 55 hebben nochtans heel wat levenservaring en maturiteit verworven. Ze staan vaak open voor meer spirituele verdieping en de confrontatie met levensvragen. In die levensfase en mede door hun evoluerend gezinsleven komt stilaan ruimte en motivatie om onbetreden paden te verkennen en een aantal tot dan toe nog
15
DOOR-ADEMEN sluimerende talenten en mogelijkheden te ontwikkelen. Alleen zullen ze daar vaker buiten dan in de schoolse context ruimte voor zoeken en vinden. In de onderwijscontext is er op dit moment veel aandacht voor het inwerken en begeleiden van jonge leerkrachten. Een loopbaanbegeleiding voor oudere leerkrachten, een kans tot herbronning, een reflectie over het omgaan met het aanwezige potentieel in de meer ervaren leerkrachtengroep komt echter nog zo goed als nergens van de grond. Het salesiaanse opvoedingsproject pleit voor een preventieve aanpak naar jongeren toe waarbij vanuit de relatie tussen opvoeder en jongere optimale groeikansen geboden worden. Betrokkenheid, bevestiging en structuren die veiligheid bieden staan daarbij centraal. Maar dat project waar maken kan enkel als die aanpak ook naar de leerkrachten toe gerealiseerd wordt. Ook zij moeten in een veilige en bevestigende context groeikansen krijgen. Dit alles heeft ons in Don Bosco Vorming en Animatie gemotiveerd om een driedaags traject aan te bieden voor leerkrachten 45-plussers: ‘Beter met de jaren’. Daarin geven we de deelnemers op de eerste dag van het traject de kans om een balans op te maken van hun loopbaan. Door stil te staan bij de weg die ze al aflegden in het onderwijs, komen ze op het spoor van de krachten en talenten die ze daarbij ontwikkeld en ingezet hebben. In een tweede stap dagen we hen uit om na te denken over wat ze in hun verdere loopbaan nog kunnen en willen realiseren en welke terreinen ze eventueel graag (opnieuw) willen betreden. Daarbij nodigen we hen ook uit om terug voeling te krijgen met de bronnen die hen drijven en nieuwe (spirituele) bronnen aan te boren. De derde dag vragen we hun een aantal nieuwe perspectieven en concrete doelen voor hun verdere loopbaan en professionele ontwikkeling uit te tekenen. We zetten hen ook op weg om met deze perspectieven en doelen daadwerkelijk aan de slag te gaan. Het is verrijkend om het opmaken van deze balans en het zoeken naar herbronning samen met andere ervaren collega’s in een veilige context op te nemen en door elkaar ondersteund en uitgedaagd te worden. Daarom werken we met een groep van tien tot twaalf deelnemers. Om dit artikeltje af te ronden citeer ik uit een terugblik van een van de deelnemers van de vorige editie: “ Ik heb deze driedaagse bewust beleefd. Het gevoel van samenhorigheid deed en doet deugd. Ik voel me blij en energiek. Je medemens dragen en zelf gedragen worden door God en je naaste is de beste stimulans! Ik kan nog heel veel doen! Hopelijk wordt het ‘tweede adem-pad’ door velen bewandeld!” Het driedaagse traject ‘Beter met de jaren’ wordt dit jaar aangeboden op19 oktober, 13 november en 1 december 2009. Don Bosco Vorming & Animatie Don Boscolaan 15 3050 Oud-Heverlee 016/47 91 24
[email protected]
16
IN DIALOOG “I LOVE TO TRAVEL, BUT I HATE TO ARRIVE” (ALBERT EINSTEIN) Reizen, gecombineerd met vrijwilligerswerk: het begon uit nieuwsgierigheid, het werd een passie. Op reis wil ik niet alleen ontspannen en mooie dingen zien, ik wil een land opsnuiven en ervaren. Dankzij “Leraars Zonder Grenzen” kon ik me dit jaar 5 weken onderdompelen in de Rwandese cultuur. In dit korte verslag probeer ik te duiden waarom Afrika me zo aantrekt. Le pays des mille collines: Het land met duizend heuvels: Rwanda. In juli werkte ik in Ahazaza Independent School. “Ahazaza” is Kinyarwanda voor “toekomst”, een belangrijk woord voor de Rwandese bevolking. De eerste week hielp ik in de kleuterklassen: tientallen zwarte pareltjes die voortdurend rond me hingen. Schattig, maar niet altijd gemakkelijk. Probeer maar eens les te geven als je leerlingen enkel nieuwsgierig zijn naar het voelen van je huid en haar. De school heeft behoorlijk wat materiaal ontvangen uit Europa, waaronder ook speelgoed voor de kleuterklassen. De kinderen waren er in ieder geval dol op! Ze stormden eropaf, rukten het uit elkaars handen en maakten gezellig veel rommel. Hetzelfde gebeurde als ik bellen blies of ballonnen voor hen maakte. Logisch, want dat waren nieuwe dingen voor hen. Het was voor deze ukkies de eerste keer dat ze dit van zo dichtbij zagen en zelfs mochten aanraken. ’s Avonds moesten we controleren of er geen blokjes of onderdelen in hun tas zaten. Thuis is er nu eenmaal geen speelgoed, en het zou toch wel fijn zijn om daar verder te kunnen spelen. De meisjes doken vooral naar de poppen. Ze gebruikten hun trui om de pop op hun rug te binden. Heerlijk om te zien! De jongens kregen maar niet genoeg van de auto’s. Ook speelgoed zoals rammelaars viel bij de 5– à 6–jarigen goed in de smaak. Ze onderzochten alles en staken het in hun mond. Enfin, een echte ontdekkingstocht. Juli was een droge maand: warm en veel stof dat in je oren en neus kroop. De speelplaats is niet betegeld, dus de kinderen waren verschrikkelijk vuil en kwamen me zo lekker knuffelen. Vooral de kleinsten kregen er niet genoeg van om met hun handjes over mijn armen en gezicht te wrijven. Iedere avond was ik dus écht smerig! Vanaf de tweede week moest ik me concentreren op de leerlingen van klas 4. Dat waren de oudste leerlingen van de school (10 – 11 jaar). In de voormiddag speelden we (pleinspelen, kringspelen, gezelschapsspelen, …) en in de namiddag herhaalde ik Engels en wiskunde met hen. Toen ik ontdekte dat ze niet wisten hoe ze aan een puzzel moesten beginnen, liet ik hen elke ochtend minstens 1 puzzel van 100 stukken maken. Ik stelde vast dat het gemakkelijker is om een driejarige te leren puzzelen dan een kind van 10. Gelukkig leerden ze snel bij. Mensen uit Europa hadden een aantal puzzels met tekeningen uit Disneyfilms gegeven. Mooi, maar die kinderen kennen Mickey Mouse en co niet. Bij elke puzzel vertelde ik dus het verhaal (o.a. Assepoester en Peter Pan). Verder waren de kinderen dol op het maken van macraméarmbandjes en het spelen van trefbal. Tijdens het knutselen kletsten we over van alles, want het doel van mijn verblijf was dat de kinderen Engels oefenden. Dérise heeft nog 7 broers en zussen. De vader is landbouwer en kan met moeite het hele gezin onderhouden. Ze gierden toen ik vertelde dat ik maar 1 zus heb. Dérise zei: “You must have many children, because some may be bad or may die of hunger, so you will have some
17
IN DIALOOG good ones left.” Jeannine zei: “It’s very bad to have only girls. There must be boys in a family.” Jeannine heeft 3 broers en 1 zus. Op zaterdag toonden Françoise en Théoneste me trots de markt van Gitarama. Een typisch Afrikaanse markt, dus ik genoot van elk hoekje: kleurrijke kitenges, torentjes mandarijnen, appelsienen en avocado’s, vrouwen met trossen bananen op hun hoofd, manden vol wortelen, yams en zoete aardappelen. Mannen sjouwden zakken doordrenkt met bloed naar de vleeshoek. Daar lagen overal stukken koe verspreid, bedekt met een mooi laagje vliegen. Elk “koe-onderdeel” werd gesorteerd in stapels: een stapel poten, een stapel koppen, een stapel ingewanden … In de visafdeling lagen sardines stuk voor stuk uitgestald op kippengaas. Verder zag ik honderden schoenen, matten gemaakt van riet, jiko’s (om te koken op steenkool), enz. Ineens hingen er twee kinderen rond mijn benen, leerlingen van Ahazaza zo bleek. De school lag hoger op de helling dan de boerderij waar ik woonde. ’s Morgens wandelde ik 20 minuten, ’s avonds slechts 15 minuten, boeiende minuten waar ik naar uitkeek. Het was dan nog koel en er was zoveel te zien. Vrouwen in felle kleuren met manden op hun hoofd en baby’s op de rug gebonden. Kinderen die met een stok achter een fietsband aanholden. Een jongetje dat een zelfgemaakte auto van ijzerdraad duwde. De heuvels op de achtergrond, bewerkt in terrasbouw. Ik wandelde tussen bananenbomen, bloemen, geiten en kippen. Kinderen riepen: “Mzungu, good morning!” of “Mzungu, bonjour!”. Ik rook verse mandazi’s die gebakken werden in olie. Op een dag wandelde ik langs een huis en ineens hoorde ik: “Els! Els!” Plots kwam er een groep bengels aangestormd die bijna allemaal op me sprongen. Dit waren weer leerlingen van school. Het kwam vaak voor dat mijn wandeling langer dan 20 minuten duurde. Dit zijn geen spectaculaire dingen, maar ik kan echt genieten van die contacten. Ik wil hen niet zeggen hoe ze hun leven moeten organiseren. Op dat gebied heb ik veel meer van hen geleerd. Iedereen kent de recente geschiedenis van Rwanda. Ik merkte snel dat Rwandezen behoefte hebben aan interesse, een luisterend oor, een glimlach. Of zoals de Dalai Lama ooit zei: “Mijn geloof is eenvoudig, mijn geloof is vriendelijkheid”. Els Coenegrachts Lerares Filip Neri Middenschool Houthalen
18
IN RUIME ZIN DAT IK HET EVANGELIE VERKONDIG… IK KAN NIET ANDERS Dries Boone, een nog jonge vijftiger (° Kortrijk 1955, derde van een gezin met vijf kinderen) en salesiaan van Don Bosco, is nu al 27 jaar missionaris in LatijnsAmerika (Uruguay). Hij doet ons aan bovenstaande uitspraak van Paulus in 1 Kor 9,16 denken, als wij zijn missieverhaal beluisteren.
Net als Don Bosco aanwezig bij de jongeren … “Mijn werk als salesiaan is altijd op de eerste plaats de jeugdpastoraal geweest in zijn verschillende vormen.” Zo was hij in verschillende scholen gedurende heel wat jaren verantwoordelijke in het internaat en voor de jeugdpastoraal. In 2005 werd hij benoemd tot directeur van de Don Boscoschool in Salto en vorig jaar, in 2008, “kreeg ik een nieuwe benoeming tot directeur van een school in Paysandú. Deze school is zowel een lagere als een middelbare school.”
Vorming en opleiding Van opleiding was Dries onderwijzer voor hij in 1977 in het noviciaat van de salesianen van Don Bosco binnentrad. Na 2 jaar filosofie aan het CKS (Centrum voor Kerkelijke Studies) in Leuven en nog een viertal maanden voorbereiding aan het Latijns-Amerikaans College vertrok hij 1982 naar Uruguay. In 1984 besliste hij om theologiestudies in Montevideo te doen. Hij werd op 12 december 1987, op het feest van Maria de Guadalupe, in Kortrijk door Mgr. Vangheluwe tot priester gewijd.
De jeugdpastoraal lag Dries altijd bijzonder nauw aan het hart. Het is de rode draad doorheen de verschillende verantwoordelijkheden die hij heeft opgenomen. Bij het begin van zijn aanwezigheid in Uruguay waren de jeugdgroepen in de Kerk de enige plaats waar jongeren vrij konden samenkomen omwille van de toenmalige militaire dictatuur. Na het verdwijnen van de dictatuur hebben vele jongeren zich geëngageerd in nieuw opgerichte politieke partijen.
Keuze voor Latijns-Amerika
Aanwezig bij de jongeren met leken Op dit ogenblik is zijn hoofdtaak de leiding van de Don Bosco-school in Paysandu. “Samen met een goede ploeg leken in de directie runnen wij in de voormiddag een middelbare school en in de namiddag een lagere school, goed voor zowat 600 leerlingen.” Om 7.30 uur ‘s morgens komen de leerlingen van de middelbare school en zij blijven tot 13.00 uur. Om 13.30 uur komen dan de kleinere kinderen van de lagere school. “Als directeur ben ik op de eerste plaats verantwoordelijk voor de begeleiding van de leraars en de directieploeg, maar natuurlijk sta ik ook heel graag op de speelplaats of daar waar de jongeren zijn.”
Hoe ben je ertoe gekomen om salesiaan-missionaris te worden? “De missiegedachte was bij ons thuis altijd aanwezig. Ik had een oom, salesiaanmissionaris, en mijn moeder was heel actief werkzaam in de missienaaikring van de parochie Pius X in Kortrijk.” Het was tijdens zijn filosofiejaren in HeverleeLeuven dat hij zijn aanvraag deed om naar Latijns-Amerika te mogen vertrekken. “Het was de tijd van Mgr. Romero (El Salvador), de bevrijdingstheologie, Puebla … Er leefde en bewoog heel wat in dat continent. Het enthousiasme waarmee de Kerk daar bezig was, boeide me. Ik wou daar in zekere zin bij aanwezig zijn.”
19
IN RUIME ZIN Catechese een belangrijke taak “Sedert ik in Lumen Vitae (Brussel, enkele jaren geleden) catechese gestudeerd heb, is dat een belangrijke taak geworden.” Hij is niet alleen animator voor de catechese in het bisdom, maar hij geeft ook les aan het Hoger Instituut voor Catechese in Uruguay en werkt in die zin ook mee aan een instituut in Argentinië. Hij is ook lid van SCALA (Sociëteit van catecheten van Latijns-Amerika). “Ook hier in Uruguay is de secularisering volop aan de gang, maar met een grote ploeg catechisten proberen we daar zo goed mogelijk een antwoord op te geven. Wij hebben daarbij een bijzondere aandacht voor de initiatiecatechese en de volwassenencatechese.”
“We betrekken de mensen ter plaatse bij hun eigen problemen en zoeken samen met hen naar oplossingen. Die benadering geeft ons dan weer de kans om uitgebreider bezig te zijn met de meer specifieke pastorale problemen.” Soms zijn bij de verkondiging de problemen heel groot en duiken er tal van moeilijkheden op. Maar, voor wie erin blijft geloven wordt al vlug duidelijk waar en hoe de Geest werkzaam is. Een duidelijk teken daarvan is voor Dries Boone de laatste bisschoppenconferentie in ZuidAmerika. “In Aparecida hebben onze bisschoppen de lijn van Medellín en Puebla weer opgenomen. De methode van Cardijn, ‘zien, oordelen, handelen’, werd opnieuw in de schijnwerpers geplaatst. Niemand had dit verwacht. En dat is juist een teken van de Geest.”
“Missie is sterk veranderd”, zo weet hij ons te zeggen. Vooral als hij naar Vlaanderen kijkt en ziet hoe snel alles verandert, hoe heel wat interesse voor de missies verdwenen is tijdens de laatste decennia. Toch ziet hij ook in onze Kerk nieuwe plantjes groeien, zoals “de nieuwe bewegingen die zeker een ander antwoord zijn op de secularisering.” “In onze Kerk”, zo spreekt hij dan over het kerkgebeuren in Uruguay, “ontbreekt het niet aan enthousiasme om verder de Goede Boodschap van Jezus te brengen. Ook bij mij ligt het accent nu op de verkondiging van het evangelie, terwijl we in het begin meer met de sociale problematiek bezig waren.” De sociale problematiek blijft zeker en vast bestaan, maar er zijn ook tal van organisaties die daarin het heft in handen nemen.
Aan deze tekenen trekken Dries en velen met hem in de Kerk van Uruguay zich op om verder aan de weg van evangelisatie te timmeren.
Wij danken Dries voor zijn getuigenis en wensen hem verder nog veel succes in zijn zending. J-P. Hoorelbeke en Omer Bossuyt
20
TUSSEN KRANT EN BIJBEL Er zijn grenzen… ‘Trek weg uit je land!’ Genesis Genoeg is genoeg! Het is een ervaring die we allemaal kennen. De ervaring is niet nieuw. Onze Bijbelse geschiedenis staat vol van uittochtverhalen. Trek weg uit je land dat je zo bekend lijkt, op het moment dat het begint te knellen. Vanzelfsprekend is zo’n verhaal echter niet. Ik kan het me niet voorstellen dat Mozes op een Godgezegende dag zomaar zijn troepen samen kreeg, om Egypte te verlaten met op de agenda een tochtje kamperen in de woestijn.
We kunnen, in ons pastoraal werk, naast het verzorgen van mensen, echter ook niet voorbij aan het voorkomen dat mensen getroffen worden door onmenselijke systemen. Het is een beetje de kern van deze artikelenreeks: krant en bijbel, je leest ze best samen. We kunnen het gesprek met God in ons midden niet aangaan, als in dit gesprek geen plaats zou zijn voor het goddeloze dat zoveel slachtoffers maakt in deze wereld.
Vooraleer je zegt: ‘Genoeg is genoeg!’ ben je reeds door heel wat heengegaan. Van pure miserie heb je je dan misschien al tot God gewend, omdat menselijke antwoorden onbetrouwbaar zijn. Dan zit je ver.
Ik lees in mijn krant een oproep van een vermaarde econoom om het bruto binnenlands product te vervangen door het bruto binnenlands welzijn als criterium voor vooruitgang.
‘Genoeg is genoeg!’ schreeuwen we vandaag in deze tijden van crisis. De financiële zeepbel is uit elkaar gespat. De ongebreidelde geldzucht is aan de oppervlakte gekomen. De economische geloofsbelijdenis: deregulariseren, privatiseren en liberaliseren lijdt schipbreuk. Hoe sterk die geloofsbelijdenis is doorgedrongen, niet alleen in de financiële cenakels, maar ook bij grote delen van het gewone volk, mag blijken uit de wijze waarop in Amerika het gezondheidsdebat gevoerd wordt. Wie in bepaalde omgevingen een pleidooi houdt voor solidariteit wordt als vijand van de vrijheid gemarkeerd.
Dat wil concreet zeggen dat we het land van het bruto binnenlands product achter ons moeten laten om… in een nog niet zo bekende omgeving op weg te gaan naar ons bruto binnenlands welzijn. Voor de berekening van het product lijken we te beschikken over alle knowhow, maar om het welzijn te berekenen beschikken we nauwelijks over concreet werkende meetinstrumenten. Het is een beetje zoals op school. Wiskunde, taalkennis, intelligentie: het is perfect meetbaar en rapporteerbaar. Op school wordt daarin ook veel tijd gestoken. Maar hoe zijn onze scholen uitgerust om het welzijn meetbaar te maken?
Wat hebben beurskoersen, bonussen en ratings met ons pastoraal werk te maken? Veel denk ik. Vooreerst - wat niet in de krant komt - het leed dat aangericht is door de beurscrisis is gigantisch. Op televisie zie ik geslagen mensen die hun werk kwijt zijn. Het zijn de vaders van kinderen die in onze school zitten. Die mensen zijn veel meer kwijt dan hun werk. Want het is wel duidelijk, zij draaien op voor de verkoop van lucht waaraan een aantal financiële instellingen zich bezondigd hebben. Ze zijn de slachtoffers van een destructief systeem . En laat dit duidelijk zijn: in het pastoraal werk staan we aan de kant waar de klappen vallen.
Het doet me denken aan een ASO-school, die van de doorlichting uitermate positieve feedback kreeg. Er was slechts één opmerking: de leerlingen vertelden aan de doorlichting dat ze uiteindelijk niet zo gelukkig waren op die school. Toen de directeur de uitermate positieve resultaten aan de leerkrachten voorstelde, en ook even de opmerking van de doorlichtingsequipe aan de orde stelde, haalde hij even de schouders op en voegde hij er laconiek aan toe: ‘Het kan niet allemaal goed zijn.’ Probleem opgelost! Eerder nog dan met de volgende liturgische viering bezig te zijn hoort het dat de pasto-
21
TUSSEN KRANT EN BIJBEL raal verantwoordelijke op zo’n ogenblik alarm slaat. De stap zetten van het bruto binnenlands product van die school naar het bruto binnenlands welzijn moet ook in die omgeving op de agenda. Aan pastoraal doen is ‘herderen’, zorg dragen voor Gods schepping en voor het welzijn van de mensen die erin vertoeven ‘als beeld en gelijkenis van God’.
Indien voor ieder mens Indien voor ieder mens één ander mens een beetje zorg droeg,
Op zaterdag 19 september stond in mijn krant de kop: ‘De nieuwe economie: van geld naar geluk’ en de ondertitel ‘Bruto binnenlands product is niet langer de maatstaf’. Ook wij zullen de staf in handen moeten nemen, op zoek naar andere maatstaven, ook in onze schoolomgeving.
indien wie niemand heeft niet vruchteloos om iemands liefde vroeg,
Op die zoektocht naar andere maatstaven zullen we, zoals Mozes het ervaren heeft, tegenwerking en wantrouwen ontmoeten. We zullen door een rode zee van vooroordelen moeten gaan, we zullen met onze maatstaf op niet wijkende rotsen botsen. En het zal een poosje duren vooraleer het bevrijdend water uit de rots ontspringt. We zullen onze koers regelmatig moeten herzien. We zullen, net zoals Mozes, met onze strategische tafelen van boven naar beneden moeten komen om het werk nadien opnieuw over te doen… We zullen bij momenten zelfs de moed verliezen, onze staf in het zand gooien maar die, zoals Mozes, snel terug oprapen, omdat een neergeworpen staf een slang wordt die ons dreigt aan te vreten.
indien wie koude lijdt zich koesteren mocht bij ‘t haardvuur ergens thuis, indien voor ieder kind voorhanden was, wat speelgoed en een huis en voor wie huilt van pijn een hand die streelt en open wonden dicht; misschien zou God dan ooit herkenbaar zijn:
Als we in onze samenleving het bruto binnenlands product willen vervangen door het bruto binnenlands welzijn, dan kondigen we best de mobilisatie af. Ook in ons pastoraal werk.
een God met een gezicht als dat van u en mij, een God die leeft, zo heimweevol als wij.
De huidige economische crisis toont ons de grenzen: genoeg is nu echt genoeg! ‘Omdat mensen – en God – belangrijk zijn’.
Marcel Weemaes
Jan Permentier
22