INSTAP p. 2 DE K VAN... p. 3 BIJ HET JAAR
p. 5: Tastenderwijs naar Pasen OP VERHAAL KOMEN p. 6: Tastenderwijs ZIN-VOL p. 8 ER LEEFT WAT p. 10 DOOR-ADEMEN p. 14 IN DIALOOG p. 16 IN RUIME ZIN p. 19 TUSSEN KRANT EN BIJBEL p. 21 W-INFO p. 22-30
KERNREDACTIE Lode Delille, Gerard Gorissen, Jaak Janssen, Daniel Ory, Jan Permentier, Hubert Schepers, Jos Smets, Piet Stienaers, Jan Vander Velpen VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Omer Bossuyt, Naamsesteenweg 37, 3001 Heverlee AFZENDER Don Bosco Onderwijscentrum, Naamsesteenweg 37, 3001 Heverlee Tel. 016 29 00 48 - Fax 016 29 54 53 E-mailadres:
[email protected] ADMINISTRATIE Rekendienst Bisdom Hasselt, Vrijwilligersplein 14, 3500 Hasselt , tel. 011 28 84 63 Leesgeld schooljaar 2007-2008 € 10,00 over te maken op rek. nr. 735-0002961-39 van “Hulpdiensten Diocesane Werken”, Vrijwilligersplein 14, 3500 Hasselt met vermelding “Wij-stenen 2007-2008” Uw persoonsgegevens zijn opgenomen in ons geautomatiseerd abonnementenbestand. Overeenkomstig de privacywet van 8 december 1992 hebt u, na schriftelijke aanvraag bij “WIJ-STENEN”, het inzage– en verbeteringsrecht.
1
Enige tijd geleden verscheen een Vaticaans document over onderwijs “Educare insieme” (Samen opvoeden). Het heeft, gekoppeld aan enkele uitspraken van Mieke Van Hecke, directeur-generaal van het VSKO (o.a. over de VUB), wat heibel veroorzaakt in de Vlaamse pers. Een gedachte uit het document is: een katholieke school kan haar inspiratie maar waarmaken en gestalte eraan geven als ze gedragen wordt door mensen die een levende relatie met Jezus hebben, de Christus. Dat is inderdaad de kern van het geloof. Daarover gaat ook de veertigdagentijd: de relatie met Jezus Christus weer alle kansen geven om op Pasen met hem te verrijzen en op te staan. Wellicht zullen christenen in de katholieke scholen die zorg en die bekeringsweg ter harte nemen. Dit nummer biedt hen daartoe inspiratie. Dat christenen dit willen doen, is uitermate belangrijk. Jezus Christus spreekt immers mensen aan, ook vandaag. Hij raakt ze en wil hen in elke ontmoeting doen veranderen (=bekeren). Die mensen worden/zijn dragers van de katholieke school. Zij geven gestalte aan de roepstem van de Heer. Zij koesteren de inspiratie. En meer nog: zij zijn gezonden om anderen in Jezus’ naam aan te spreken. Als ze zichzelf laten aanspreken en daardoor veranderd worden, kunnen ze ook anderen aanspreken en – met Gods hulp weliswaar – anderen doen veranderen. Als ze zelf niet aangesproken worden of zich niet laten veranderen door de ontmoeting met Jezus, kunnen ze ook anderen niet aanspreken. En daarom is een band met de levende Kerk belangrijk. Daarin wordt niet alleen de inspiratie levend gehouden, maar vooral de verbondenheid met Jezus zelf. Want hij is het die de mens redt en bevrijdt. Hij geeft en maakt toekomst. Hij maakt een christen vruchtbaar. Mogen dan de initiatieven naar Pasen toe helpen om zowel de verbondenheid met Jezus als die met alle medemensen te vernieuwen en te verdiepen. Moge de Heer Jezus in het hart van christenen komen wonen. Dan kunnen ze immers de verrijzenis in hun binnenste meemaken. Een boeiende veertigdagentijd! Een zalig Pasen! Jaak Janssen Vicaris voor Onderwijs
2
In het teken van bevrijding en verzoening De vorige bijdrage handelde over de paradoxen van opvoeden. In deze en de volgende bijdrage wil ik het hebben over de bijbelse wortels van een christelijk geïnspireerde opvoeding. In haar prachtige boek L’esprit de l’éducation (2004) schrijft Marguérite Léna: ‘Elke opvoeding begint met Exodus en eindigt met Pasen’. Met Exodus en Pasen als bakens waartussen een christelijke pedagogie koers zet, situeert Léna opvoeding en onderwijs tussen het joodse begrip van het verbond en de levensgeschiedenis van Jezus van Nazaret, de Christus.
God met het joodse volk op weg gaat. Voor Léna ligt deze symboliek voor de hand. Want welke verhouding anders dan het opvoedende ouderschap kan beter de idee uitdrukken dat God ons eerst heeft bemind en met Zijn liefde de ontplooiing van de mens op het oog heeft. De ouderliefde staat namelijk symbool voor een liefde die voorafgaat aan verdienste en wederkerigheid. Ze staat symbool voor een liefde die zich hecht aan wat nog onaf is. En de liefde van de ouders heeft net zoals Gods liefde voor de mens het geluk van de kinderen op het oog. ‘Ik breng hen naar stromende beken en voer hen over geëffende wegen; daar kunnen zij niet struikelen. Want ik ben voor Israël een vader, en Efraïm is mijn eerstgeboren zoon.’ (Jer. 31, 9)
Een christelijke pedagogie kan onmogelijk voorbij aan de geschiedenis van het joodse volk. Léna, wiens analyse we hier op de voet volgen, leest die joodse geschiedenis in het teken van de verzoening tussen vaders en zonen. Zoals het boek Maleachi, het laatste boek van de twaalf profeten (en in veel uitgaven van de bijbel het laatste boek van de Oude Testament) het kernachtig formuleert: ‘Zie, ik ga u de profeet Elia zenden voordat de dag van de Heer komt, de grote, vreeswekkende dag. En hij zal het hart van de vaders naar de zonen keren en het hart van de zonen naar hun vaders keren, zodat Ik niet hoef te komen om het land aan de vernietiging te wijden.’ (Mal. 3,24). Bij het begin van het Nieuwe Testament herinnert Lucas aan die passage. ‘Hij zal voor Hem uitgaan in de geest en de kracht van Elia, om het hart van de vaders te keren naar de kinderen, en ongehoorzamen tot de houding van de rechtvaardigen, en zo voor de Heer een volk in gereedheid te brengen.’ (Lc. 1, 17)
Dat de joodse geschiedenis in het teken staat van de verzoening getuigt ook van realisme. De tocht door de woestijn was getekend door Gods liefde maar vooral ook door rebellie en inkeer, door ontrouw (en berouw) aan de kant van het volk. De weg naar de vrijheid is een lastige weg. De profeet Hosea voegt aan het eerdere citaat toe dat ‘hoe harder ze geroepen werden, hoe meer ze hun eigen weg gingen.’ De vrijheid waartoe God (op)leidt, komt blijkbaar niet zonder meer overeen met doen wat je wilt. Hosea vertelt dat God Israël leerde lopen, het volk op de arm nam, het verzorgde, het meetrok aan koorden van liefde (Hos. 11, 3-5) en desalniettemin, ondanks alle liefde, telkens opnieuw moet vaststellen dat ‘het volk zich vastbijt in ontrouw jegens mij.’ Kortom, de tocht door de woestijn is een weg van vallen en opstaan, van afwijzen en afgewezen worden, van je eigen weg gaan en op je stappen terugkeren, van geborgenheid zoeken en durven uitbreken. De tijd van opvoeden is een turbulente tijd en een permanente oefening in geduld. ‘Laat ieder van u dan beseffen dat de Heer, uw God, u opvoedt zoals een vader zijn kind. Leef daarom zijn geboden na door de weg te volgen die Hij u wijst en door ontzag voor Hem te tonen.’ (Dt. 8, 5-6)
De verhouding van vader tot zoon (van ouder tot kind) verhaalt de wijze waarop God het joodse volk opvoedt en onderwijst tijdens de uittocht. ‘Toen Israël nog een kind was, had ik het lief; uit Egypte heb ik mijn zoon weggeroepen.’ (Hos. 11, 1) De ouderliefde is een metafoor voor de bevrijding uit de slavernij, voor de weg naar de vrijheid. Anders gezegd, de liefde van een ouder voor een kind tekent de wijze waarop
3
Maar hiermee is het verhaal niet af. Wat de toenadering tussen God en het joodse volk kenmerkt, is de centrale betekenis van de wet. Geen water uit de rotsen, geen manna uit de hemel zonder respect voor de wetten en de regels. ‘Zorg ervoor dat u hem niet vergeet, waardoor u zijn geboden, wetten en regels, die ik u vandaag voorhoud, zou veronachtzamen. Was Hij het niet die u uit de slavernij uit Egypte bevrijdde; die u veilig door die grote, verschrikkelijke woestijn leidde, dat dorre land waar geen water te vinden is en waar giftige slangen en schorpioenen huizen; die voor u water liet ontspringen uit de steenharde rots; die u in de woestijn manna te eten gaf, voedsel dat uw voorouders nog nooit hadden gezien.’ (Dt. 8, 11-15) Aan elke gave in de woestijn, zoals eten en drinken, is de opgave van trouw gekoppeld. En trouw blijkt concreet uit het respect voor Gods geboden en wetten. De tocht door de woestijn of de weg naar vrijheid is ondenkbaar zonder het spanningsveld tussen vrijgevigheid aan de ene kant en loyaliteit aan de andere kant.
mogelijk wordt. Past men dat toe, dan maakt de grens die verbiedt geweld te plegen het mogelijk elkaar als vredestichters te ontmoeten. De regel die verbiedt te stelen maar het mogelijk elkaar als delende mensen te zien. Zo ontmoeten God en mens elkaar als ‘Vader (ouder)’ en ‘zoon (kind)’ binnen de grenzen van de ruimte die de wet opent. Gods wet is dus in zijn opgave vooral een gave. De paradox van de wet is dat je een deur moet willen sluiten om er vele anderen te kunnen openen. Kiezen is niet verliezen maar het onverhoopte winnen. In analoge termen verwoordde een onderwijzeres van een katholieke basisschool het doel van hun pedagogisch project: ‘Ons doel is dat kinderen loskomen van zichzelf, van hun grilletjes, van ‘ik wil vertellen’ en ‘ik wil op de voorgrond’. Zodanig dat ze meer openstaan voor wat de ander zegt. En daar hebben we grenzen en structuur voor nodig.’ Grenzen trekken met de bedoeling kinderen los te maken van zichzelf. Grenzen als een voorwaarde om naar een andere dan de eigen stem te leren luisteren. Je gehoorzaamt ten gronde niet aan de onderwijzer (es) maar aan de oproep om de andere ruimte te geven. Gehoorzamen is leren gehoor geven aan een andere stem dan die van jezelf. Gehoorzamen aan Gods wet is eigenlijk gehoor geven aan Gods stem, luisteren naar wat God met de mens voor heeft. Luisteren komt voor spreken. De mens heeft geen mond om de moedeloze op te beuren zonder een oor dat die oproep vooraf hoorde. ‘God de Heer gaf mij een vaardige tong, waarmee ik de moedeloze kan opbeuren. Elke ochtend wekt hij mijn oor, zodat het toegerust is om aandachtig te horen.’ (Js. 50, 4-5)
Vanuit ons modern perspectief zien we wetten en regels gemakkelijk als een inperking van de vrijheid. De wet of de regel als belemmering, als beperking, als begrenzing. De regel remt me af, staat in de weg. De norm wordt ervaren als iets uitwendigs wat de zelfontplooiing bemoeilijkt. Het is juist dat de wet inperkt, afgrenst, verbiedt. Maar het eigenlijke doel van de wet als ordeschepper binnen de turbulentie van de pedagogische relatie ligt veel verder. De wet is een voorwaarde voor echte vrijheid, voor een kans op een echte ontmoeting. De ene deur die de Wet sluit, opent heel veel andere deuren. Het komt mij voor dat de wet die God aan de mensen gaf bedoeld is om een ruimte te scheppen waarbinnen iets nieuws
Piet Raes
4
TASTENDERWIJS NAAR PASEN Hoe kunnen we in scholen met het jaarthema ‘Tastenderwijs’ en de toespraak van Paulus op de Areopaag (Hand 17,16-34) groeien naar Pasen? We willen enkele gedachten op papier zetten.
gen wordt. En die gedachten worden concreet gemaakt door het doopsel dat sommige volwassenen ondergaan in de Paasnacht. Daar worden catechumenen gedoopt. Aan hen zien christenen concreet wat verrijzenis betekent: mensen krijgen nieuw leven door zich tot Jezus te richten in het doopsel. Zij dompelen zich onder in het water zoals Jezus zich onderdompelde in de dood en het graf. En zij richten zich op uit het water zoals Jezus “opstond” uit de dood en het graf. De paasgedachten worden ook concreet doordat de aanwezige christenen hun doopbeloften en hun geloofsbelijdenis hernieuwen. Ze zeggen bewust: “Ik geloof”.
1. Paulus spreekt met een zeker enthousiasme over zijn God Wat opvalt in de toespraak is de zogezegde vanzelfsprekendheid waarmee Paulus over God spreekt sinds Jezus’ komst. Waar hij eerst het God zoeken bestempelt als een “tastenderwijs zoeken” (v. 27), spreekt hij even verder over het “ZICH BEKEREN, ALLEMAAL EN OVERAL” (v. 30). M.a.w. Paulus is zo geraakt door Jezus, en die heeft zo’n overtuigende verandering en nieuwheid in zijn leven gebracht, dat hij het als evident beschouwt dat mensen sinds Jezus’ menswording, dood en verrijzenis zich keren naar Hem. Jezus is het beslissende punt in de geschiedenis. En Paulus nodigt zijn toehoorders en lezers uit zichzelf en hun leven op Jezus af te stemmen: “Bekeer u”. Die woorden klinken met de nodige intensiteit bij het begin van de veertigdagentijd. Zij nodigen (opnieuw) uit persoon, leven en toekomst op Jezus af te stemmen. Wie Jezus is, wat hij zegt (gezegd heeft) en wat hij in ons midden bewerkt: het moet christenen inspireren om met Hem intenser door het leven te gaan. Wat dit concreet betekent, kan “in overleg met” hem gekozen worden.
3. Geboorte en nieuwe geboorte (anastasis, vv. 18.31-32) Belijden “De Heer is verrezen” vraagt geloof. Maar geloof vraagt enige grond om te geloven. M.a.w. verrijzenisgeloof uitspreken vraagt de aanwezigheid van de verrezen Heer ervaren te hebben. Als christenen daarover getuigen, beginnen allen te stamelen en te tasten. Maar daartoe hebben ze een evangelische voorganger: de apostel Tomas. Hij riep uit: “Ik wil zijn handen zien, met de gaten van de spijkers erin; ik wil ze met mijn vingers voelen. Ik wil met mijn hand de opening in zijn zijde voelen. Anders geloof ik niet” (Joh 20,25). Opvallend is dat Tomas door de Heer zo gekend is. Want als hij acht dagen later verschijnt, spreekt Jezus Tomas persoonlijk aan. Hij vraagt hem de handen in de wonden van zijn lichaam te leggen. Dit kan letterlijk genomen worden en symbolisch: Jezus’ lichaam is ook het lichaam van de Kerk. Wie dus lijdende mensen nabij is, kan de verrezen Heer ervaren. Tomas, zo persoonlijk aangesproken, komt tot de mooiste geloofsbelijdenis: “Mijn Heer en mijn God”. De eerst ongelovige Tomas gaat vervolgens voor in geloof. De tastende Tomas wordt de belijdende en getuigende Tomas. Hij wordt een christen, een nieuwe mens. De Jezus, die eerst zeer ver was (in de dood zelfs), wordt voor hem nu een levende en een nabije. En dat maakt Tomas nieuw.
2. Paulus zet het doel van de veertigdagentijd vooruit “Door Hem uit de doden te doen opstaan” (v. 31): de veertigdagentijd wil immers voorbereiden op Pasen. Het is tijd om zich voor te bereiden en met de Heer Jezus opnieuw te verrijzen op Pasen. Dat is een groot geloofsgeheim. De liefde van God voor Jezus is zo mateloos krachtig dat zij – na opzij te zijn gezet op Goede Vrijdag – Jezus in de Paasnacht opwekt tot nieuw leven. Dat is wat aan Jezus is gebeurd. Maar die liefde is ook zo krachtig dat ze in staat is mensen aan te trekken. Ze verklaart zich bereid mensen tot bekering te brengen, aan mensen nieuw leven aan te reiken en hen zelfs nieuw te maken. Eigenlijk zitten die gedachten verscholen achter het Alleluia dat met Pasen veelvuldig gezon-
Jaak Janssen Vicaris voor onderwijs
5
“Tastenderwijs” Veertigdagentijd: Onze God is een God die leven doet. Hij geeft aan allen leven en adem en alles! (Hand. 17, 25) Onze God is een God die leven doet. Hij geeft aan allen leven en adem en alles! Hij is geen God van geboden en verboden, van het keurslijf. Hij laat zich niet inkaderen; Hij is niet het bezit van iemand. Onze God is een God van de Opstanding en Bevrijding. Hij is een God voor alle mensen. Een God van het Verbond, een God van de zwakkeren, van de afgeschreven mensen. Hij heeft een droom over de mensen en de wereld, Hij is een God van gerechtigheid, barmhartigheid en liefde. Alle mensen neemt Hij op in Zijn grote liefde. Zó doet Hij mensen leven. “God is liefde, is leven”, is de kern, de Blijde Boodschap uit dat oude boek, de Bijbel. De God van Jezus Christus is een Vader van liefde, van leven. Hij is niet de God-rechter, maar de milde, barmhartige Vader. Bij Hem telt “elke” mens. Die boodschap is geen leer of theorie; die boodschap is LEVEN!
Onze God is een God die leven doet. Hij geeft aan allen leven en adem en alles! Onze God werd het meest voelbaar in Jezus van Nazareth. In Jezus van Nazareth is onze God een menselijk hart geworden, een “hartelijke” boodschap. Onze God staat aan de kant van mensen die proberen eerlijk te zijn, die eenvoudig leven, die leven met een luisterend hart, die leven vanuit de spirit van Zijn boodschap. Onze God is de liefdevolle Vader van alle mensen, maar vooral van hen die in onze samenleving “gedood” worden. Liefde is de stem, het hart, het geweten van God. God houdt van ons, God blijft ons trouw. Hij gaat een Verbond met ons aan, Hij schenkt ons LEVEN.
Onze God is een God die leven doet. Hij geeft aan allen leven en adem en alles!
6
God, onze Vader, zegt tegen ieder van ons: “Kijk om je heen, kijk met goddelijke ogen!” “Ik heb je lief door medemensen. Kijk naar Mij: zelf sta Ik altijd voor je klaar! Doe ook zó opdat Mijn wil geschiede op aarde als in de hemel!” God heeft ons lief, elk van ons. God kent geen uitzonderingen. Ieder mens is beeld en gelijkenis van Hem. Hij roept ieder van ons bij naam om voor elkaar en voor Hem te bestaan. Onze God is een God van het Verbond. God reikte aan de mensen de hand, Hij nam hen mee op weg. Hij vroeg hen de handen te reiken aan elkaar. Hij ging hen voor, Hij stippelde hun weg uit om met Hem én elkaar verbonden te leven. God blijft ons trouw door dik en dun. Hij kon het zelfs niet laten om Zijn Zoon te zenden. In Jezus Christus werd God een God van vertrouwen, een God van LEVEN.
Onze God is een God die leven doet. Hij geeft aan allen leven en adem en alles! God vraagt ons om Zijn liefde om te zetten in concrete daden. De veertigdagentijd is een begin van nieuw leven, van wortel schieten, van lentetijd, van verbonden leven met God. Vasten is gerechtigheid doen, recht tegenover God staan, van oud naar nieuw leven gaan. De veertigdagentijd is een tijd van verbondenheid, van bouwen aan een gemeenschap, van brood zijn voor elkaar. De veertigdagentijd is een tijd van inwendige schoonmaak! Vasten is vooral een paasmens worden, met Jezus verrijzen en een nieuwe mens worden. Onze God van liefde en leven roept ons op om te geloven in Zijn Zoon, om Zijn Zoon na te volgen. Navolging van Jezus betekent in de veertigdagentijd: kiezen voor elkaar, kiezen voor minderbedeelden, kiezen voor rechtvaardigheid, kiezen voor meer menselijkheid, kiezen voor een bewoonbare wereld, kiezen voor Jezus van Nazareth, Gods eigen gestalte in een mensenkind zoals jij en ik. In Jezus van Nazareth werd Gods liefde boodschap én LEVEN
Onze God is een God die leven doet. Hij geeft aan allen leven en adem en alles! Gerard Gorissen, priester
7
DE VEERTIGDAGENTIJD IN 10 STAPPEN In heel wat scholen breekt nu een drukke tijd aan voor de PAG: de Veertigdagentijd is in aantocht. Een evenwichtig programma wordt opgesteld met daarbij voldoende ruimte voor alles wat deze tijd tot een sterke tijd voor christenen en voor een katholieke schoolgemeenschap maakt. Zes weken lang zijn de leerlingen en de collega’s op school tijdens de Veertigdagentijd 2008 de Goede Week inbegrepen. Een ruime kans dus om ieder van hen, de kans te geven God en Jezus tastenderwijs te zoeken, te vinden, te ontmoeten als Iemand, op wiens liefde geen maat staat. Gelovige jongeren en personeelsleden kunnen dit nog dieper tot zich laten doordringen: de weg van de gelovige is steeds een weg van tasten en zoeken. We willen je in 10 stappen helpen de Veertigdagentijd op school zinvol voor te bereiden en in te vullen. 1 De PAG bereidt de Veertigdagentijd voor Nog een paar weken scheiden ons van het begin van de Veertigdagentijd: weinig tijd dus om een goed programma in elkaar te steken. En toch… 1.1 De schoolafgevaardigden die op de Startdag van 9 januari in Hasselt waren, 1 zorgen voor een goede inhoudelijke informatie over het geloofsthema ‘Tastenderwijs’ en het thema van Broederlijk Delen 2 stellen ook de werkmaterialen voor met de nodige verwerkingstips. Eventueel oefent men samen enkele methodieken in. In deze fase betrekt men best ook de jongeren actief bij het gebeuren. Een goede Veertigdagentijd vraagt immers betrokkenheid en medeverantwoordelijkheid van leerlingen van in het prille begin. 1.2 Als tweede stap stellen we samen een planning op waarin de beide polen van de Veertigdagentijd evenwichtig aan bod komen: de geloofsverdieping en het toegroeien naar Pasen enerzijds, Broederlijk Delen als mentaliteit en als actie anderzijds. 1.3 Als men de school in beweging (“in bekering”) wil krijgen en de finale doelstellingen van de Veertigdagentijd realiseren, dient men zich ernstig bezig te houden met de vraag hoe men de leerkrachten en de leerlingen zo goed mogelijk kan informeren en motiveren voor alle inhoudelijke aspecten en voor de initiatieven die eraan beantwoorden. Een pedagogisch-didactisch-pastorale voorbereiding die van primordiaal belang is.
2 De PAG informeert... 2.1 Eén week voor de krokusvakantie krijgt de PAG ruim de tijd om het Vastenproject 2008 uit de doeken te doen tijdens een leraarsvergadering. Ook hier gaan inhoud, verwer-
8
kingsmodellen en opstapjes voor concrete toepassingen en initiatieven hand in hand. We maken duidelijk wat we verwachten, hoe, van wie. We geven iedereen het nodige basismateriaal: een beknopte samenvatting van de inhouden, het programma, de nodige methodische tips... 2.2 Net vóór of onmiddellijk na de krokusvakantie brengen we de leerlingen samen - in school-, graads-, jaar- of klasverband, om hun het hele programma van de Veertigdagentijd te presenteren en hun enthousiaste medewerking te vragen. Dit is een belangrijk moment dat een intense voorbereiding en een goede aanpak vergt: degelijke inhouden, creatief gebracht, veel inspirerende tips, een groot geloof in de bereidheid van jongeren om zich in te zetten voor waardevolle dingen… Als jongeren (mee) betrokken worden in de opbouw en de presentatie van dit moment, dan is de kans op “succes” duidelijk groter. 2.3 Een frisse verduidelijkende Veertigdagenbrochure kan gedurende de Veertigdagentijd uitstekende diensten bewijzen, als men er de diverse aspecten van die tijd in verwerkt: een toelichting bij het gelovig thema ‘Tastenderwijs’ en dat van Broederlijk Delen, het programma met alle initiatieven - de Goede Week inbegrepen -, enkele goede gebeds- en bezinningsteksten…, dat alles fris en jong gepresenteerd. Voor leerlingen een houvast, voor ouders een goede informatiebron en een teken dat de school langs vele wegen aan opvoeding doet in de lijn van haar identiteit. 3 De PAG zorgt voor een geloofsinitiatief of -avond... Het wordt de laatste jaren steeds duidelijker: de christenen in de schoolwereld hebben pastorale zorg nodig, zoals de sportieven aan sport moeten kunnen doen, de creatieven aan expressie, de cultuurliefhebbers aan muziek, theater... Daarom een geloofsinitiatief of -avond. 3.1 voor leerlingen, aangepast volgens leeftijd... Er zijn vele formules mogelijk: een bijeenkomst in een (dé) stille ruimte op school of elders, een Ten huize van... bij een leerkracht of een leerling, een avond in een klooster, een abdij... De ingrediënten zijn bekend: - gebed en stilte - een evangelietekst waarin we de jongeren introduceren... - een open gesprek... aan de hand van het evangelie - als het kan, een gezamenlijk engagement voor Broederlijk Delen. Een initiatief waarvoor men uitdrukkelijk kiest, ook als PAG! 3.2 voor leerkrachten en personeelsleden (en zelfs ouders) .... met wie men trouwens hetzelfde kan doen. Niet evident, maar pastoraal toch wel een topprioriteit... 4 De PAG schept gelegenheid om te bezinnen en te vieren... Heel wat PAG-en hebben daar ervaring mee. Frisse klasgebeden voor het 1ste en het 5de lesuur, een boekenleggertje met een bezinningstekst, een poster met een evangelieperikoop in de klas...: de mogelijkheden zijn legio.
9
Scholen met een stille ruimte kunnen ervoor zorgen dat daar, naast een bijbel, ook geschikte gebeds- en bezinningsteksten te vinden zijn, los of in brochure- of boek-vorm. Scholen zoeken zelfs wegen om jongeren en collega’s die in de Veertigdagentijd nog een stapje verder willen gaan dan het globale aanbod, tege-moet te komen. Er is een ruimer aanbod van ochtend-, middag-, (voor)avond-bezinningen of -vieringen…, wekelijks of om de veertien dagen. Een initiatief om uit te bouwen en in te investeren. 5 De PAG helpt Broederlijk Delen... Als scholen verslag uitbrengen over hun pastorale activiteiten, wordt Broederlijk Delen zo goed als altijd vermeld als één van de sterke uitzichten, met de financiële opbrengst vaak als proef op de som. Maar hoe belangrijk de opbrengst ook is, zij zegt niet alles over Broederlijk Delen. Broederlijk Delen is vóór alles een spiritualiteit van broederlijkheid – Wat van Mij is, is ook van jou - die zich vertaalt in concrete solidariteit met de armsten in de Derde Wereld. Maar er zitten etappes in die men niet mag overslaan. - Er is de sterke band met de spiritualiteit van héél de Veertigdagentijd. Gelovigen gaan naar Pasen op de eerste plaats door hun toeleg op de boodschap die Jezus is komen brengen: dat Hij van álle mensen houdt en dat wij daarom broers en zussen van elkaar zijn. De daarbij horende solidariteit is niet alleen emotioneel, ze is ons antwoord op zijn liefde. - Broederlijk Delen roept op tot een dubbele solidariteit, waarvan het ene uitzicht het andere kan bevruchten en versterken. De vele momenten waarop leerlingen én leerkrachten in een klas of een school broederlijk delen, krijgen er een dragende dimensie bij als zij doorverbonden worden naar de wereld: solidariteit vraagt dan immers heel wat meer dan een spontaan ‘zich prettig voelen bij elkaar’, zij doet een appel op verantwoordelijkheid, overtuiging en nodigt uit tot “versterving”, zichzelf even in de marge zetten, en alles wat je (ons) bindt aan bezit, zekerheid, toekomst… erbij. Maar het kan ook andersom: de gevoeligheid en de inzet voor het lot van de armsten kan een gunstige weerslag hebben op de verbondenheid in de klas of de school, ook buiten de Veertigdagentijd. De échte solidariteit verwijst ons terug naar de plaats waar wij iedere dag leven, mensen ontmoeten: wat delen wij met hen? De concrete acties van Broederlijk Delen op school krijgen hun volle waarde als we niet voorbijgaan aan die spiritualiteit. Samen blijven zoeken naar wegen om die, bij het begin van de actie maar ook in het doen zelf, te laten oplichten, houdt ook bij de verantwoordelijken die zorg wakker. Van Broederlijk Delen broederlijk delen maken... of van een actie doorgroeien naar een mentaliteit. Elke school kan daar eigen accenten in leggen... - door consumptie-acties, zoals eten en drinken om de honger in de wereld te bestrijden, te bannen - door directe contacten met het projectland Haïti: corresponderen, een getuige… - door gedurende heel de Vasten het creatief-ludieke-financiële te onderbouwen met informatie…
10
6 De PAG vergeet de lessen niet De thema's van de Vasten en Broederlijk Delen of aspecten ervan lenen zich vaak ook tot een didactische verwerking in de lessen van Godsdienst, Nederlands, vreemde talen, geschiedenis, aardrijkskunde, PAV en met het campagnelied zelfs in de lessen muziek ... Er is inhoudelijk stof genoeg voorhanden om deze om te zetten in goede lesonderwerpen. De PAG kan alle leerkrachten uitnodigen om zich op die manier voor de Veertigdagentijd of voor Broederlijk Delen te engageren. 7 De PAG nodigt uit tot verzoening en vergeving... De bekeringstijd die de Vasten fundamenteel ook is, vindt vandaag een nieuwe respons, ook bij jongeren. Wat staat er je te doen als er iets misloopt in je leven, als je tekort komt in je liefde voor anderen, in je verantwoordelijkheid voor jezelf en je taak, voor anderen en voor de wereld? Tekent je dat voorgoed? Word je altijd op-nieuw geconfronteerd met je ‘schuldenlast’? Scholen die een verzoeningsviering in de Veertigdagentijd levend hebben gehouden, weten dat er jongeren en collega’s op die uitnodi-ging blijven ingaan. In het elkaar vergeven komt men God, die een God van liefde en vergeving is, ook tastenderwijs op het spoor. 8 De PAG in de Goede Week Dit jaar is er uiteraard ook de Goede Week op school. Voor vele leerlingen en collega’s examentijd en dus… druk. Maar dat hoeft een school niet tegen te houden om die tijd tot zijn recht te laten komen. Kunnen katholieke scholen Witte Donderdag of Goede Vrijdag laten voorbijgaan als een gewone schooldag, zonder enige aandacht voor hun diepe betekenis? Moeilijk denkbaar! Goede Vrijdag is in veel scholen een sterk gemeenschapsgebeuren waarin het kruis van het lijden van jonge mensen – in zijn vele vormen - en van het lijden in de wereld naast dat van Christus staat. Het is het moment bij uitstek om stil te staan bij de pijn die mensen, soms heel jong al, verwondt, en om die met velen te delen en mee in het lijdensverhaal van Christus in te werken: getuigend, luisterend, bezinnend, biddend… Met een doorkijk op PASEN en de verrijzenis. Als de leerlingen op Witte Donderdag op school zijn, kan men hen uitnodigen voor een sobere maaltijd of een viering, eigen aan de dag. Op Goede Vrijdag horen een kruisweg, een Emmaüstocht, een Jezusfilm, een klasviering of -bezinning tot de mogelijkheden. Op Witte Donderdag of Goede Vrijdag bezinnend samenkomen als één gemeenschap wordt alleszins door vele leerlingen en leerkrachten als een zinvolle afsluiter van de Veertigdagentijd ervaren. 9 De PAG zelf in Vasten- en Paasstemming... De leden van de PAG zijn vaak zo intens bezig met het geloof van anderen en met de pastoraal voor de school en voor haar leden dat zij zichzelf spiritueel en gelovig verwaarlozen als dragende gemeenschap. Daarom samen eens een avondje uit voor een bezinning op maat, in een ander samenzijn dan organiserend, regelend, praktisch. Het moeilijkst zijn wellicht: de agenda’s...: samen een geschikte datum vinden! En toch kan het lukken! 10 De PAG verdient tenslotte tenvolle de rust van een veertiendaagse paasvakantie!
11
Aanzetten voor schoolpastoraal Over schoolpastoraal of jeugdpastoraal in het algemeen worden meer vragen gesteld dan antwoorden gegeven. Er worden meer vaststellingen over de situatie van jongeren en geloof gedaan dan oplossingen voorgesteld. Als er dan eens een boek verschijnt dat niet alleen de situatie beschrijft of de vragen herhaalt, maar ook suggesties en getuigenissen over het zoeken naar een hedendaagse vormgeving voor school- en jeugdpastoraal opneemt, is dat een positief gebeuren. Met hun nieuw jaarboek hebben de medewerkers van Don Bosco Vorming & Animatie een poging gedaan om meer indringend te reflecteren over deze materie. Onder de titel ‘Vandaag pastoraal integreren in het opvoedingswerk. Perspectieven & uitdagingen’ is het boek in december ll. verschenen.
wordt vanuit een levensbeschouwelijke neutraliteit en pluralistische ingesteldheid. Via pastoraal aan deze opvoedingstaken een gelovige grondslag geven, ligt heel wat minder goed in de markt en doet zelfs de wenkbrauwen fronsen. Is het inbrengen van pastoraal in de context van opvoeding niet stilaan achterhaald en zoiets als het leveren van een achterhoedegevecht in een ontkerstende samenleving waar godsdienst op zijn retour is? Los van de discussie of een neutrale en pluralistische opvoeding überhaupt mogelijk is, willen we in dit jaarboek een stevig pleidooi houden voor de kracht en de zinvolheid van het integreren van pastoraal in het opvoedingswerk. Het is naïef te veronderstellen dat het de eerste keer is dat godsdienst, geloof en kerk zo ernstig in vraag gesteld worden. In de naweeën van de Franse Revolutie werd ook Don Bosco op dit vlak met stevige weerstand en wantrouwen geconfronteerd.
Uiteraard zijn hiermee de laatste woorden niet gezegd. Evenmin wordt de definitieve oplossing geboden. Maar behartenswaardige inzichten over aanzetten voor de praktijk en haalbare ervaringen uit het veld vindt de lezer er wel in. Wie niet vertrouwd is met de kring en ideeën van Don Bosco, moet zich wel eerst door twee artikels ‘van eigen bodem’ worstelen. Trouw aan hun opdracht blikken de auteurs daarin terug op de figuur en de praxis van Don Bosco om vanuit dat handelen en denken inspiratie op te doen.
Hij was echter diep doordrongen van de overtuiging dat het fundament en de finaliteit van de opvoeding in de verbondenheid met God lag. De zorg voor de ziel van de jongere was zijn grootste drijfveer en bekommernis. Dit had echter niets te maken met bezetting, recuperatie of manipulatie van de ziel. Wel met de ontplooiing van de inherente krachten en mogelijkheden van elke jongere. In de visie van Don Bosco wordt iedere jongere door God geroepen tot vrijheid om van daaruit verantwoordelijkheid op te nemen voor zichzelf, de anderen en de wereld en zo de diepste vervulling en voltooiing van zijn bestaan te vinden. Vanuit liefde voor de jongeren probeerde Don Bosco hun dit spoor naar geluk te wijzen en hen daarin voor te gaan en te begeleiden.
We nemen hier de inleiding op het boek op zodat de lezer van WIJ-stenen zich een idee kan vormen van de opzet van het boek. In het vorig nummer van WIJ-stenen kon de lezer al kennis maken met een overzicht van auteurs en artikels. Opvoeding is een hot item in de media. Maatschappelijk gezien verwacht men heel wat van de opvoeders. Ontwikkelen van burgerzin, milieubewustzijn, bieden van gelijke kansen... Op deze en vele andere noden en vragen moet het opvoedingsgebeuren een antwoord bieden. Men stuurt er tegelijk op aan dat dit antwoord geboden
Vandaag wordt pastoraal gedreven door dezelfde bekommernissen. Ook nu zijn jongeren op zoek naar wie ze ten diepste zijn en wat ze uiteindelijk voor anderen
12
mogen betekenen. Op het vlak van zingeving wordt onze samen-leving echter gekenmerkt door een aarzelende opstelling en een grote armoede aan woorden en tekenen hiervoor. Dit wordt door de jongeren op eigen wijze uitvergroot en in vraag gesteld. Zoals jongeren altijd al gedaan hebben houden ze hun tijd en cultuur een spiegel voor. Wie biedt brood voor hun spirituele honger? En wie biedt aan zijn kind een steen als hij om brood vraagt (Mt 7,9)? We staan voor de uitdaging om op een frisse en aantrekkelijke manier tegenover jongeren te getuigen van het geloof dat een mens juist in de verbondenheid met God zijn oorsprong en finaliteit vindt. Voorbeelden van de bezetting en manipulatie van de ziel van de jongere zijn in onze maatschappij niet moeilijk te vinden. Kan juist het rustig geworteld zijn in een geloof dat draagt en voedt jongeren niet gelukkig en weerbaar maken? Pastoraal is uit liefde voor de jongere de ruimte en voorwaarden creëren waarin ze dit geloof mogen ervaren en in vrijheid kunnen ontdekken.
Vasten 40 inleefdagen die ons worden aangeboden om thuis te komen in he leven van anderen. Thuiskomen in het leven van hen die in vrijheid bidden. Zoeken naar een eigen ritme en een eigentijdse invulling door hen enkele dagen na te volgen. Thuiskomen in het leven van hen die uit noodzaak hongeren. Zoeken naar eigentijdse soberheid en voelen wat niet hebben doet door hen enkele dagen na te volgen.
Het komt er dus op aan ons niet, onder druk van de tijdgeest, te laten ontmoedigen in onze pastorale inzet. Wel moeten we ons bezinnen over wat de kern van deze inzet moet vormen: het levengevende van de verbondenheid met God. Vanuit deze bezinning worden we uitgedaagd het pastorale werk te herdenken en te hernieuwen.
Thuiskomen in het leven van hen die met vreugde geven. Zoeken naar gedurfde engagementen en hierbij eigen bezit kunnen delen door hen enkele dagen na te volgen.
Colette Schaumont en Piet Stienaers
Men kan het boek bestellen bij:
Don Bosco Vorming & Animatie,
40 inleefdagen genoeg om te proeven voldoende om te leven met vernieuwde levenskracht!
Don Boscolaan 15,
3050 Oud-Heverlee Prijs: 12,50 euro excl. de verzendkosten
(Antoon Vandeputte)
13
DIVERSITEIT: EEN TROEF Zoals aangekondigd in het vorig nummer vindt u hier het 3de en het 5de deel van de nota van KMS
MIGRATIE-
‘LAAT
ONS
(HIER)
TOT LEVEN KOMEN!
EN MINDERHEDENBELEID VANUIT CHRISTELIJK PERSPECTIEF’
We hebben er vooral de stukken uitgelicht die betrekking hebben op school en onderwijs. 3 Wat mag minimaal verwacht worden van christelijke kerken, instellingen en organisaties? Als christelijke school hebben we, vanuit het evangelie, de opdracht om ons, op de wijze van de school, actief in te zetten voor het lot van migranten en om het thema migratie niet onbesproken te laten. Het recht op migratie maar ook het recht op ontwikkeling in het land van herkomst verdedigen. Elke persoon heeft het recht op migratie. Als migrant heeft men het recht zijn/haar capaciteiten, aspiraties en projecten naar best vermogen te verwezenlijken. De school kan daarvoor een uitstekende hefboom zijn. Als dat recht wordt aangetast, dient zij dat samen met de kerk aan te klagen. Tegelijk en met evenveel aandacht moet men pleiten voor de aanpak van de oorzaken van migratiebewegingen. Een sterk buitenlands beleid van conflict- en geweldpreventie, steun aan democratiseringsprocessen en een eerlijk handelsbeleid dat de tewerkstellingskansen en de levensstandaard in het Zuiden verhoogt, dragen daartoe bij.. Door vorming en educatie het intercultureel samenleven bevorderen en het racisme op een geweldloze manier effectief leren bestrijden. Scholen hebben, zoals het netwerk van christelijke instellingen, de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid om doorheen vorming en educatie de jongeren te sensibiliseren voor een harmonieus intercultureel en interreligieus samenleven. Het katholiek onderwijs heeft ervaring met die taak. Het heeft immers ook een belangrijke rol gespeeld in de democratisering en de emancipatie van onze samenleving na Wereldoorlog II. De interculturele diversiteit tot meerwaarde maken in de pastorale structuren en het beleid van christelijke organisaties en instellingen. Het naast-elkaar-leven-in-ghetto’s is nog te uitgesproken in vele maatschappelijke structuren en in onze samenleving als geheel, ook in het onderwijs. De diversiteit is op de meeste werkplekken eerder gering te noemen. Wij mogen niet vergeten dat christelijke instellingen een voorbeeldfunctie hebben als het gaat om een intercultureel organisatiebeleid. De relatieopbouw tussen en de samenwerking met religies en levensbeschouwingen – in het bijzonder met de moslims – bevorderen. Wij worden als christenen geroepen om te werken aan een constructieve samenhorigheid. Er is veel dat ons bindt. Het is daarom nodig om met mensen en voorgangers van andere levensbeschouwingen en geloofsovertuigingen te werken aan relatieopbouw van onderuit, vooral met moslimgemeenschappen in ons land. Zij zijn niet alleen een zusterreligie, zij hebben – naast de joodse gemeenschappen – historisch bijgedragen tot de uitbouw van het Europese culturele erfgoed.
14
De lokale kerkgemeenschap is de eerste plaats voor onthaal en interculturele samenwerking. Een lokale kerkgemeenschap kan op vele manieren instaan voor het onthaal van en de samenwerking met geloofsgenoten van buitenlandse herkomst, bv. door het aanleren van de Nederlandse taal, de alfabetisering, het lenigen van sociale noden, o.m. in het kader van (kerkelijke) solidariteitsacties,… Als teken van tegenspraak en hoop kiest ze bewust voor vriendschappelijke banden met andersdenkenden en andersgelovigen in de nabije omgeving. Opvang en onderdak voorzien voor kwetsbare groepen. Scholen en kerkgemeenschappen kunnen investeren in initiatieven van dienstbaarheid en sociaal engagement ten dienste van mensen zonder papieren, asielzoekers, vluchtelingen en nieuwe immigranten, o.m. door de financiële of materiële ondersteuning van de (school) opvang van minderjarigen die in nood verkeren en zeer kwetsbaar zijn. Vanuit die concrete dienst kunnen zij – samen met anderen – hun stem laten horen opdat terzake ook structurele keuzes gemaakt worden door de bestuurlijke overheden. Het kerkasiel beoefenen voor mensen in levensbedreigende situaties. Het organiseren van een kerkasiel met verblijf in een kerkgebouw is één van de mogelijkheden om aandacht en bescherming te vragen voor de situatie van benadeelde asielzoekers of immigranten, vooral als hun uitwijzing een levensbedreigend, onrechtvaardig en onaanvaardbaar karakter heeft. Geen informele arbeid organiseren en de clandestiene werknemers beschermen. In beginsel kunnen kerken en christelijke organisaties niet meewerken aan de ontwikkeling of de organisatie van clandestiene arbeid. Tewerkstelling als tegenprestatie voor humanitaire hulp is ook onderhevig aan het arbeidsrecht en de sociale wetten. De loonvoorwaarden van dergelijke prestaties worden dus zoals bij legale tewerkstelling steeds, bepaald door het minimumloon van de betreffende sector en de te betalen sociale zekerheid. De goede voorbeelden van intercultureel samenleven zichtbaar maken. Als we teken van hoop willen zijn, dan moeten we als christenen ook meer aandacht vragen voor het goede dat in ons midden gebeurt. Wij beschikken over meer dan zeventig mediakanalen die christelijk geïnspireerd zijn. Het ligt voor de hand dat wij die media-instrumenten inzetten om de negatieve of problematische nieuwsspreiding over de multiculturele samenleving en over bepaalde etnisch-culturele minderheden te nuanceren. De boodschap van eenheid in verscheidenheid of interculturele samenlevingsopbouw verkondigen. Christenen verkondigen de opstanding: dus geen clanbeveiliging, geen emocultuur, geen absolute privacy en nationalistisch zelfbehoud. De christelijke boodschap verkondigt een levenskrachtige en open cultuur. Geloven in de Christus, de profeet van de vrede en de gerechtigheid, is geloven in ‘meertaligheid’ en de meerwaarde van het verschil. 4 Wat is in het actuele migratie- en minderhedenbeleid niet aanvaardbaar in het licht van onze christelijke humanitaire uitgangspunten? Voor dit hoofdstuk, dat vooral gaat over het overheidsbeleid, verwijzen we naar de volledige nota.
15
5 Wat zijn concrete alternatieven waarvoor wij als katholieke school, als christelijke kerken, instellingen en organisaties onze verantwoordelijkheid kunnen opnemen? De bevolking leren omgaan met de multiculturele samenleving: dus respectvolle woorden en respectvolle daden. In de opvoeding van kinderen en jonge mensen op school kan men de mechanismen van maatschappelijke, culturele en economische ongelijkheid (aan)duiden. Een open onthaal-, beschermings- en immigratiebeleid bevordert het leven We moeten samen werk maken van een modernisering van de verblijfswetgeving en die helder communiceren. Zeg niet: inpakken en wegwezen, maar: toekomst en bevrijding De uitgewezen vreemdeling blijft in eerste instantie mens. Hij heeft op elk moment recht op een respectvolle behandeling. De eerste vraag die we ons daarom als christenen stellen is wat voor de toekomst van deze mens(en) het beste wat in de gegeven omstandigheden kan gebeuren. Zo ver moet onze ‘verantwoordelijkheid in gastvrijheid’ reiken. De arbeidsvloer openbreken Daarom zouden mensen die verantwoordelijkheid hebben in de organisatie van het onderwijs, in permanent overleg moeten staan met degenen die verantwoordelijkheid dragen i.v.m. het tewerkstellingsbeleid. Het blijkt dat allochtone werkzoekenden zich inspannen om te beantwoorden aan bepaalde kwalificaties, maar dat zij vaak niet slagen in hun opzet vanwege de schoolcarrière die ze achter de rug hebben. Armoede, bedreiging, ongelijkheid en uitsluiting zijn een onrecht!
De volledige nota van 22 pagina’s verzenden wij u graag per e-mail. U kunt die opvragen bij: Bisdom Hasselt - Vicariaat Onderwijs Vrijwilligersplein 14 3500 Hasselt tel. 011 28 84 55 e-mail
[email protected]
16
Op weg naar ontmoeting in dialoog en solidariteit… Tijdens de zomervakantie hadden we een gesprek met zuster Leen Mestdagh, een Vlaamse zuster van Don Bosco, die werkzaam is in Afrika, meer bepaald in Oyem (Gabon). In 1996 vertrok zij voor de eerste keer naar Afrika. Ondertussen is zij elf jaar werkzaam in het zwarte continent: eerst zes jaar in Kameroen en daarna vijf jaar in Gabon.
W-S: Wat doet een Vlaamse zuster in Afrika? Wat geeft u en wat ontvangt u? Zr. Leen: Dat is een complexe vraag. Ik wil er enkele elementen uit belichten. Vooreerst werk ik in vorming en onderwijs, met een duidelijke keuze voor de promotie van de jonge vrouw. In Afrika, zoals trouwens in nog vele andere landen, mag je gerust zeggen dat die optie een bevrijdende evangelische keuze is. Daarbij ben ik de laatste vier jaar ook vormingsverantwoordelijke van kandidaat zusters. De meisjes in vorming komen uit Togo, Benin, Mali, Ivoorkust, Kameroen, Congo-Brazzaville, Gabon en Equatoriaal Guinea. Het is een gemeenschap met een bonte mengeling van talen en culturen, een werkelijk internationale gemeenschap waarin de Afrikaanse zusters steeds talrijker aanwezig zijn. Heel kenmerkend voor de gemeenschap is de verrijking door de ontmoetingen. Hier komt de rijkdom van de vele culturen sterk aan het licht. Het is werkelijk het beeld van de internationale Kerk, waarin elke cultuur haar eigenheid mag inbrengen. Zo kan ik mijn bijdrage leveren, maar ik krijg tegelijk enorm veel van hen terug. In het begin van het gesprek zei ik dat wie gelooft, dat geloof wil delen met anderen. Dat doe ik met mijn inbreng vanuit mijn vorming en achtergrond en de medezusters doen dat vanuit de rijkdom en de eigenheid van hun gelovige cultuur. Bij een dergelijk delen dienen zich vaak onvermoede maar verrijkende ontmoetingen aan. Het is een unieke ervaring. Met het accent op geven en ontvangen komt een tweede belangrijk element in de missionaire werking aan het licht. Ik bedoel de ervaring en de beleving van de dialoog. We zijn samen op weg. Dat klinkt misschien als een cliché in de oren, maar het is een realiteit. Als gemeenschap van zusters zetten we ons samen in op verschillende pastorale terreinen zoals opvoeding en vorming, school, bibliotheek, sport, dans, theater, tewerkstelling en catechese. Dat is heel wat. We mogen ervaren dat vanuit dat samen op weg gaan, door bewustmaking, opvoeding en onderwijs heen, jonge mensen
In juli 2007 kwam zij voor enkele weken terug naar Vlaanderen. Een ideale gelegenheid om haar enkele vragen te stellen over haar missiewerk, het ‘missionaris-zijn’ vandaag en haar kijk op de toekomst. Voor WIJSTENEN maakte ze graag een uurtje vrij. W-S: Zuster Leen, hoe ziet u uw missionaire zending vandaag en wat is voor u de essentie van missionering? Zr. Leen: Voor mij was het al heel vroeg duidelijk dat christen zijn wil zeggen: een zending hebben in deze wereld. Als ik overtuigd ben van de waarde van de evangelische boodschap van liefde tot God en liefde tot elke mens, dan kan het ook niet anders dan dat ik de Blijde Boodschap uitdraag naar de mensen, dichtbij of veraf. Zo heeft elke gelovige een missie en is hij/zij een gezondene. Voor mij is de kern van missie: de beweging van Gods liefde naar alle mensen in alle culturen brengen door de dienstbaarheid van de christenen in de Kerk. Voor mij, als zuster van Don Bosco, bestaat die dienstbaarheid vooral in de opvoeding en de ondersteuning van de arme jeugd. Ik werd concreet heel sterk aangesproken door de oproep van mijn oversten om mee in te stappen in het Afrika-project van de congregatie, dat volop bezig was rond 1980-1990. Het was voor mij een unieke kans om mijn gelovige droom waar te maken: vanuit mijn religieus engagement aan de kant van de zwaksten te gaan staan, om met hen te leven, te werken, te vechten en op te komen voor meer menswaardigheid dankzij het evangelie. Dat is vandaag nog altijd de kern van mijn missionaire zending.
17
tot meer menswaardigheid groeien. In gezamenlijk overleg binnen de gemeenschap en het werk, in spreken en luisteren, ontdekken we in dialoog hoe we aan een droom voor een betere morgen en een meer rechtvaardige toekomst kunnen werken. Dialoog bestaat er voor mij, als vormingsverantwoordelijke, ook in om heel attent verantwoordelijkheid door te geven. We leven hier met zusters uit vele nationaliteiten samen. Het is een kleurrijk gebeuren. De Afrikaanse zusters en jonge mensen worden gevormd om de verantwoordelijke taken van ons over te nemen. We leven en werken samen en vanuit dat samen handelen wordt veel geleerd. Ik ben ervan overtuigd dat zij op een heel zinvolle wijze die werken zullen overnemen als wij er zorg voor blijven dragen de structuren eenvoudig en soepel te houden. Ik geloof ook dat een blijvend samenleven en werken in internationale gemeenschappen echt zinvol en heel vruchtbaar is. In onze soms zo verscheurde wereld is een internationale gemeenschap waar het goed is om te leven, op zich al een blijde boodschap, een teken van hoop. Het is tevens voor onszelf een blijvende uitnodiging tot ruim denken, tot een open geest, tot vruchtbaarheid van een zinvol leven in missie.
en andere organisaties komen jongeren of medezusters rechtstreeks in contact met het leven en werk op de missie. Een tijdlang meeleven op de missiepost en ingeschakeld worden in het jeugdwerk opent vaak nieuwe wegen voor zoekende jonge mensen. Dat is ook een concrete vorm van beleefde verbondenheid. Vrijwilligers ontmoeten hier jongeren van hun leeftijd in vaak heel moeilijke situaties. Ze leren hun naam kennen, hen waarderen en ook van hen houden. Zij komen vaak naar hier met de gedachte veel te kunnen geven, maar al vlug ontdekken ze de rijkdom van wat ze mogen ontvangen. Dat is niet onbelangrijk voor hen, want hierin komt echte solidariteit tot leven. Het is een ontzettend belangrijk gegeven in onze multiculturele wereld dat zij mensen kunnen ontmoeten, hen leren waarderen vanuit hun mens zijn en tenslotte intens samenwerken voor meer rechtvaardigheid. Dat we dat doen vanuit onze christelijke geloofsovertuiging, lijkt in ons geseculariseerde Vlaanderen soms een vreemde boodschap. Toch denk ik dat we de moed moeten hebben om Jezus’ boodschap blijvend te laten klinken. Dat die vaak haaks staat op de beleving van vele mensen hoeft ons niet af te schrikken. Jezus’ woorden vielen ook niet altijd in goede aarde. Als we ons laten uitnodigen door Zijn liefhebben en op Zijn uitnodiging blijven ingaan, wordt ons leven door vallen en opstaan heen een getuigenis van Zijn Aanwezigheid. Wellicht moeten we in taal en teken openstaan voor wat nieuw leven vindt in de zovele kleinschalige initiatieven die vaak door jonge mensen worden gedragen. Laten we hoopvol uitzien naar wat komen gaat…
W-S: Ondervindt u nog solidariteit met uw missiewerk in Afrika en hoe kijkt u naar de toekomst? Zr. Leen: Dat er in Vlaanderen bijna geen religieuzen nog missionaris worden, heeft vooral te maken met het feit dat er vandaag zeer weinig religieuze roepingen zijn. Maar dat neemt niet weg dat we aan de andere kant een enorme openheid en interesse vaststellen voor wat in missie- en ontwikkelingswerk gebeurt. Tegelijk stellen wij ook een grote solidariteit vast bij vele mensen, jongeren en volwassenen. Die solidariteit uit zich niet alleen in financiële ondersteuning. Dank zij de vrijwilligerswerking van VIDES
W-S: Zr. Leen, van harte dank voor uw hoopvolle en vrijmoedige getuigenis. Het ga u goed! Omer Bossuyt en Jempi Hoorelbeke
18
De Jeremias Code
In de aanloop naar Pasen, zelfs nog voor het vasten is, staan we even stil bij wat je de ‘Jeremiascode’ zou kunnen noemen. Een code die ons vanuit de bijbel helpt om de actualiteit zoals we ze dagelijks in de krant vinden, in het perspectief van ons christen zijn te zien. Een code, een kleinood, verborgen in een bijbeltekst. De code is terug te vinden bij Marcus en Lucas. Als aanloop naar een van de meest belangrijke verhalen uit het evangelie staat de code op het eerste gezicht nietszeggend in de tekst te pronken. Net als bij een echte code: die staat er en wordt (ook vandaag!) niet altijd herkend. Men leest er gewoon over.
ne stedelingen winst willen slaan uit dat, voor woestijnbewoners, levensbelangrijke water. Een muur wordt rond de stad gebouwd. Het water wordt gegeven aan wie kan betalen. Anderen blijven buiten. Zo ging het toen. Zo gaat het nu. Geschiedenis en actualiteit tussen krant en bijbel. Waar énkel het verhaal van verlies en winst gehoord wordt, bedreigen bezitsdrang, geldingsdrang en machtsdrang het menselijk samenleven. Doe de krant van vandaag open en lees… Op zo’n ogenblikken zijn er profeten nodig. Die de (onze?) stad binnendringen. En die bovenop de (onze?) heilige huisjes amok maken. Jeremias komt de stad binnen met het symbool van leven op zijn hoofd: de kruik. Zonder kruik kan je geen water vatten, kan je niet leven in de woestijn. Jeremias, de man met de kruik, gooit ze aan diggelen voor de voeten van de stadsbewoners. Hij hekelt de leegheid en de noodlottigheid van een bestaan dat louter op winst en verlies gebaseerd is. Na de waarschuwing komt de actie. Jeremias raapt de stukken van de kruik van de grond, zegt tot de toehoorders ‘volg me en neem de scherven op’ De beperkende stad wordt verlaten. Men gaat terug de woestijn in.
Een gevaarlijke code. Moord en doodslag brengt de bijbelse code teweeg. Wie zich gedraagt naar de code krijgt nog al eens met het kruis te maken. Kruis en code lijken met elkaar vertrouwd. Onze code is echter niet enkel levensbedreigend. Van deze code wordt getuigd dat ze tevens leven geeft, bevrijdt, verlost. In feite is het de sleutel die ons de weg ontsluit van Witte Donderdag over Goede Vrijdag tot Pasen. Een code, vooreerst geheim, die op Pinksteren pas echt aan het daglicht komt. Wie de code in zijn context leest, kan hem vinden bij Marcus 14 vers 13 en bij Lucas 22 vers 10. Kleine woorden die wat verloren staan in de aanzet van het verhaal van het laatste avondmaal. Het verhaal dat de grond legt voor de eucharistie. Niet te veronachtzamen dus.
Dat is de code: niet blijven zitten, maar opstaan en Jezus volgen na dit laatste avondmaal. Een code die ook diep in het verhaal van Mozes terug te vinden is. Wegtrekken uit de economie van de vleespotten van de Egyptenaren. ‘Volg me’ zegt God. Verlaat wat niet menselijk en niet goddelijk is, ook al moet je doorheen de woestijn.
Als Petrus aan Jezus vraagt waar dit avondmaal zal doorgaan, krijgt hij het - voor ons - geheimzinnige antwoord: ‘Volg de man met de kruik’. Het staat er maar het ontgaat ons. Dat is altijd zo met dingen die wij niet kennen. Ze ontgaan ons alsof ze niet bestaan. (g)Goddelijk - in zijn beide betekenissen - is de ontrafeling van die code. Bij dit antwoord van Jezus ging er bij de bijbelkenners toen, uit zijn omgeving, allicht een belletje rinkelen. Voor ons is dat niet vanzelfsprekend. Allicht waren ze toen meer vertrouwd met de verhalen van de profeten.
Een model neergezet als voorspel tot die mensoverstijgende verrijzenis waarvan we als christenen geloven dat ze in en door God gestalte krijgt. Volg me, zegt Jezus. Hij die God dankt. Hij die op zijn beurt (brood) breekt. Die wijn drinkt en ronddeelt en ons aanspoort om dit te herhalen om Hem te gedenken, om Hem te volgen ‘in woord en gedachte, in doen en laten’.
Het is de profeet Jeremias die het verhaal vertelt van een groep nomaden. Die groep besluit om met het nomadenleven op te houden. Ze vestigen zich definitief rond een mooie oase (een vorm van verstedelijking in die tijd). Centraal in de stad ligt het plein waar je water kan vinden. Snel wordt duidelijk dat die moder-
‘Volg Hem’: een code van waaruit wij christenen, niet zonder risico, in relatie gaan met de wereld die ons aanstoot uit kranten en familiekranten van vandaag. Jan Permentier
19