VAN
VERLEDEN
NAAR
HEDEN
In het heden ligt het verleden In het nu wat worden zal.
Het jaar 1945 zal bij degenen, die het bewust hebben medegemaakt, een onuitwisbare herinnering hebben achtergelaten. Nadat in het najaar van 1944 het zuiden bevrijd was, volgde in mei 1945 de totale kapitulatie van de duitse legers; we waren weer vrij en oorlog -
zo
dacht men toen - was voorgoed uitgebannen. De in 1940 naar Engeland uitgeweken regering trof in Londen reeds maatregelen, maakte althans plannen, voor het bestuur van ons land na de bevrijding. Wij laten in het midden of al de voorgestelde maatregelen en plannen inderdaad aan het beoogde doel hebben beantwoord. Men mag aannemen dat de regering in ballingschap wel enigszins op de hoogte is geweest van de toestand in Nederland, maar zal toch niet geheel hebben kunnen overzien welk een chaotische toestand aangetroffen zou worden. Een goede maatregel was in elk geval de instelling van het "Militair Gezag" (MG), onder leiding gesteld van de Generaal Majoor H.J. Kruis. Door het MG moesten talloze maatregelen op velerlei gebied getroffen worden en het zal geen verwondering baren dat ook het brandweerbestel onder de loupe werd genomen. Het Besluit Brandweerwezen 1943 van 21 december 1943, uitgevaardigd door de Sekretaris-Generaal van Justitie, was buiten werking gesteld en vervangen door het Tijdelijk Brandweerbesluit (KB dd. 7 september 1944). Op grond van laatstgenoemd besluit werd voorlopig voor het zuiden, de Rijksinspektie Brandweerwezen weder in werking gesteld. Bij Beschikking no. 713 van 31 maart 1945 van ds Chef Staf MG, de al vermelde Generaal Majoor Kruis, werd een waarnemend Hoofdinspekteur voor Luchtbescherming en Brandweer benoemd. De keus was gevallen op G.J.C.J. Eissens uit Vught, terwijl als plaatsvervanger benoemd werd B. Meenhorst uit Breda. De leiding van de luchtbescherming en de brandweer
tot 1 april 1945 in
handen van Scktic IV van het MG, was hierdoor woder in civiele handen gekomen,
-.2.-
Het was op dit tijdstip nog lang geen pais en vree in den lande. Immers, het hongerende westen zuchtte nog onder het juk van de bezetter. Kenmerkend daarvoor was een mededeling in het maandblad voor Luchtbescherming en Brandweer van februari/maart 1945 waarin werd opgemerkt, dat men
niet zou publiceren hoe men brandweermaterieel geheel of gedeeltelijk uit de handen van de bezetter had weten te "organiseren". In de jaren 40/45 verstond men onder organiseren iets anders dan de beteke-
nis, pelke men er nu aan hecht. Na de bevrijding in mei 1945 kwam ook voor het westen de Hoofdinspektie weder
in aktie.
,
In de Beschikking no.1057 van 25 juni 1945 werd bekend gemaakt, dat de waarnemend Hoofdinspekteur, de heer Eissens, eervol van de waarneming werd ontheven. In later jaren werd hij Hoofdcommissaris van Politie te Tilburg. In zijn plaats was benoemd, in feite herbenoemd, de heer P.L. van Boven. Toen in het begin van de bezetting een Hoofdinspektie werd opgericht, was hij de eerste Hoofdinspekteur. Hij had in die jaren geen gemakkelijke taak.
Omringd door duitsers en enige foute figuren stond hij bloot aan grote gevaren. Hij vervulde zijn opdracht echter voortreffelijk en stond bij hoog en laag van de brandweer in hoog aanzien. Zijn herbenoeming werd met blijdschap
begroet. De heer van Boven was oorspronkelijk Genie-officier. Hij volgde de Hogere Krijgsschool en was nadien als Kaptein werkzaam bij de Generale Staf. Waarom wordt zo de nadruk gelegd op de Hoofdinspektie, zal men zich afvragen. Welnu, het vervolg zal het u duidelijk maken.
DE GEBOORTE VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN BRANDWEERCOMMANDANTEN. Het was op vrijdag 8 juni 1945 dat in Nijmegen een vergadering werd gehouden van Kommandanten Brandweer der grote Gemeenten. De vergadering was uitgeschreven door de Hoofdinspektie en stond onder leiding van de heer B. Meen-
horst.
Tijdens de vergadering deed een der aanwezigen het voorstel een vereniging
van brandwcerkommandantcn op te richten, een voorstel, dat algemene bijval kreeg. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat ê*n vergadering é'n het voorstel een doorgestoken kaart was, dat in de goede zin.
-.3.De Inspektie zetelde in Nijmegen; deze instantie belegde de vergadering mogelijk dat de heer Meenhorst geïnspireerd door de heer van Boven - of andersom - het bewuste lid heeft bewogen dat voorstel in te dienen.
De naam van het bewuste lid is ons helaas niet bekend. Hoe dan ook, het had sukses en staande de vergadering werd een komité* gevormd om tot een snelle oprichting te komen.
In dit komité' hadden zitting : N.A. Felix,
CBWR-Hilversum. Ook hij was oud Genie-officier en een persoonlijke vriend van de heer van Boven;
B. Meenhorst,
Distriktsinspekteur te Breda;
ir.J.J. Mohrmann,CBWR-Tilburg; E. Priester,
CBWR-Utrecht
P.H. Ringers,
CBWR-Alkmaar.
en
Reeds op woensdag 13 juni 1945 kwam het komité' te Utrecht bijeen en werden in grote lijnen de statuten ontworpen.
In gemoede kan men zich afvragen hoe men in zo korte tijd toch wel ingewikkelde statuten heeft kunnen samenstellen. Waren ze misschien allang ont-
worpen ? De wens een vereniging van Kommandanten in het leven te roepen kwam overigens
niet zo maar uit de lucht vallen. Al voor de oorlog 40/45 hadden vele brandweerleiders behoefte aan een beter onderling kontakt. De oorlogsjaren, waarin de belangrijkheid van het brandweerbestel zo sterk naar voren kwam, versterkte in hoge mate deze drang naar saamhorigheid.
Tijdens de oorlog, natuurlijk achter de schermen, werd over deze kwestie van gedachten gewisseld en werden plannen gemaakt. Het pleit voor de daadkracht
van de toenmalige brandweerleiders om reeds één maand na de bevrijding te trachten de plannen te realiseren. Het komité' was van mening dat de Koninklijke Nederlandse Brandweervereniging (KNBV), tengevolge van de gewijzigde verhoudingen in de samenleving, ook
voor wat de instelling van de brandweer betreft, niet de vereniging was om aan het verlangen van het leidend brandweerpersoneel te voldoen.
Niettemin was men niet blind voor het goede voorheen door de KNBV en de daaronder ressorterende Provinciale Brandweerbonden, verricht.
-.4.De KNBV was in die jaren geen zuiver brandweertechnische vereniging. Leden konden alleen zijn: gemeenten, verenigingen en kolleges die lid waren van de Provinciale Brandweerbonden en individuele leden kende men niet.
Het komité' meende dat ten aanzien van de ontwikkeling van het brandweerwezen onvoldoende kracht werd ontplooid en het verstrekken van voorlichting omtrent alle vraagstukken, rechtstreeks of zijdelings op brandweergebied betrekking hebbend, door het ontbreken van bindende uitvoeringsbevoegdheden, geen uiteindelijk sukses kon geven. Mede door het gekontinueerde bestaan van de Rijksinspektie, meende het komité' dat de taak van de op te richten vereniging anders diende te zijn dan die van
de KNBV. Een ander facet was de verhouding vrijwillig - beroepspersoneel. De oorlogs-
omstandigheden brachten een hechtere verstandhouding tussen deze kategorieën. Men had elkaar gewoon nodig en men gaf zonder meer gehoor, indien een andere
gemeente door een oorlogsramp werd getroffen. Het aantal beroepskrachten bij de brandweer was voor de oorlog gering; in de
oorlog volgde een uitbreiding. Het vrijwilligerskontingont was - en is - vele malen groter. Hot komité' meende dat naast leiding en voorlichting van de Rijksinspektie, de
vrijwilligers-korpsen de steun en de ervaring van de beroepsbrandweer zich gaarne ten nutte zouden maken om het technisch peil zo hoog mogelijk op te voeren. Anderzijds zouden goed opgeleide en goed uitgeruste vrijwilligers-
korpsen tot grote steun kunnen zijn bij de onderlinge hulpverlening. Het waren vooruitziende overwegingen. Enerzijds het verwerpen van de nog voorkomende gedachte dat hulp aan het gemeente ophoudt bij de gemeentegrens,
anderzijds wijst het al in de richting van grotere samenwerkingsverbanden i.c. regionale brandweren.
In nauw overleg en in samenwerking met de Rijksinspektie zou de nieuwe vereniging een belangrijke bijdrage kunnen leveren tot het verhogen van het peil van het brandweerwezen. Uit besprekingen met de Hoofdinspekteur bleek dat op de steun zijnerzijds in alle opzichten mocht worden gerekend.
Naar aanleding van deze desiderata werd op 25 juni 1945 aan alle kommandanten van de brandweer een circulaire verzonden om hen aan te sporen lid te worden van de op te richten vereniging. Al spoedig meldden
zich 500 sympathisanten.
-.5.Op donderdag 26 juli 1945 werd te Utrecht de oprichtingsvergadering gehouden. Er waren 157 personen aanwezig, welk aantal gezien de enorme moeilijkheden aan het reizen verbonden, zeer groot was. Mede aanwezig waren de heren van Boven en Kloosterman, chef van het Bureau
0.0.& V. Als naam der vereniging werd vastgesteld Nederlandse Vereniging van BrandweerCommandanten (NVBC) en als dag van oprichting 26 juli 1945. Behoudens enige kleine wijzigingen werden de ontwerpstatuten goedgekeurd en werd het komité' gemachtigd de Koninklijke goedkeuring aan te vragen.
Voor de nabije toekomst stond op stapel het. vormen van afdelingsbesturen. De indeling van de afdelingen was analoog aan die van de distrikten van de Inspektie namelijk vijf afdelingen. Enige heren werden aangezocht deze vergaderingen te organiseren en daarbij de leiding te nemen.
Voor afdeling I,
Zuid-Holland,
dhr.F. Flamcling, CBWR - Leiden.
Voor afdeling II,
Noord-Holland en Utrecht,
dhr.N.A. Felix, CB¥R - Hilversum.
Voor afdeling III,
Overijssel en Gelderland,
dhr.A. Jonker, CBWR - Arnhem.
Voor afdeling IV,
Noord-Brabant,Zeeland en Limburg,dhr.W.J.J.M. Mohrmann, CBWR - Tilburg
en voor afdeling V, Groningen, Friesland en Drente,
dhr.M. de Vries, CBWR - Assen.
Ook deze heren ontbrak het niet aan ijver. De opkomst op deze vergaderingen
was, de reismoeilijkheden in aanmerking nemende, meer dan bevredigend. Deze bijeenkomsten hadden respektievelijk plaats in Den Haag op 27 augustus; te Amsterdam eveneens op 27 augustus; in Apeldoorn op 29 augustus; in Tilburg
op 28 augustus en te Assen op 23 augustus. Wij zouden de pioniers van de NVBC tekort doen indien wij geen namen zouden noemen. Daarom volgen hieronder de namen van de eerste afdelingsbesturen. Sommige namen zullen wij meerdere malen ontmoeten.
Laten wij hen in ere houden zolang de NVBC' bestaat en laat hun werk en toewijding niet tevergeefs zijn geweest.
-.6.Afdeling I. Voorzitter C.W.P. Otten, CBWR-den Haag; sekretaris F. Plameling, CBWR-Leiden; penningmeester B. van Zijpp, CBWR-Gorinchem; leden ¥. den Boer, CBWR-Gouda
en C.P. Rietveld, CBWR-Oegstgeest.
Afdeling II. Voorzitter N.A. Pelix, CBWR-Hilversum;
sekretaris/penningmeester t
J.B.H. Roelofs, CBWR-Haarlem; leden J. Poorta, CBWR-Enkhuizen; W. Droog, CBWR-Amersfoort en E. Priester, CBWR-ütrecht. Afdeling III. Voorzitter A. Jonker, CBWR-Arnhem; sekretaris/penningmeester ¥.A. Garretsen, CBWR-Enschede; leden R. Tiethof, CBWR-Apeldoorn; A. Bloemendaal, Brandmeestcr-
Deventer en W. van den Broek, CB¥R-Barneveld. Afdeling IV^ Voorzitter ir.J.J.M. Mohrmann, CBWR-Tilburg; sekretaris/penningmeester Ph.C. Harmsen, CB¥R-Baarle Nassau; leden ir.H.G. van Veldhoven, CBWR-Eindhoven; B.F.Moolhuijsen, CBWR-Sittard en A.J.W. Mathijssen, CB¥R-Middelburg. Afdeling V. Voorzitter G. de Jonge, CB¥R-Hoogeveen; sekretaris J. Dijkstra, CBWR-Groningen; penningmeester A. van Veldhuizen, CBWR-Emmen, leden A.S. Vellinga, CBWR-
Drachten en K.P. Eikenberg, CBWR-Veendam. Op donderdag 13 september 1945 werd op een vergadering te Utrecht het Hoofdbestuur gekozen. Ook op deze vergadering waren de heren Kloosterman, chef
Bureau 0.0.& V. en van Boven, Hoofdinspekteur van het Brandweerwezen aanwezig. Voorts 24 leden van de verschillende afdelingsbesturen en het voorbereidingskomité*. Na de stemmingen werden de navolgende heren uitverkoren het eerste hoofdbestuur te vormen : N.A. Pelix
- CBWR-Hilversum; voorzitter
(overleden).
E. Priester
- CB¥R-Utrecht;
sekretaris
(overleden).
ir.J.J.M. Mohrmann
- CBWR-Tilburg;
penningmeester.
C.W.P. Otten
- CBWR-den Haag; ^voorzitter
P. Plameling
- CBWR-Leiden;
R. Tiethof ,. „ , , J. Dijkstra
- CBWR-Apeldoorn; plv. penningmeester , (overleden). - CBWR-Groningen; lid.
(overleden).
plv. sekretaris.
-.7.Na de oprichtingsvergadering van 26 juli, en nadat het besluit gevallen was tot oprichting te 16.20 uur, sprak de voorzitter de heer Pelix de wens uit "dat de jonggeborene een voorspoedig en langdurig bestaan moge hebben, dat
er een aangename samenwerking met de regering en de inspektie moge ontstaan en dat onze vereniging volop de wind in de zeilen zal hebben !".
De verkiezing van dit eerste hoofdbestuur, bestaande uit een 7-tal enthousiaste en bekwame mannen, gaf een garantie om aan deze wens te voldoen. De hoofdinspekteur de heer van Boven voegde aan zijn gelukwens toe, dat de
NVBC op zijn volle medewerking kon rekenen. Ook de Chef Bureau 0.0.& V. de heer Kloosterman komplimenteerde en gaf de verzekering dat de vereniging to allen tijde een beroep op hem kon doen en dat hij de NVBC zou steunen waar dit nodig was. Wij willen twee vragen uit de rondvraag memorerer. Op oen vraag hoe het met de KNBV gesteld was, werd zowel door de heer Kloos-
terman als de heer van Boven geantwoord, dat deze vereniging formeel nog bestond en de likwidatie tijdens de bezetting als niet gedaan moest worden beschouwd en dat de bezittingen onaangetast zijn.
Wij kunnen uit dit antwoord opmaken dat de KNBV nog niet in aktie was gekomen, althans nog niet voor het voetlicht van de openbaarheid was getreden.
Naar aanleiding van een informatie over het brandweermuseum : het was destijds ondergebracht in het Cathrijne Convent aan de Lange Nieuw-
straat te Utrecht - antwoordde de hoofdinspekteur, dat dit museum nog onder
beheer stond van de Rijksinspektie en het de bedoeling was bepaalde delen over te brengen naar de Amsterdamse Brandweerschool en andere delen zouden worden overgedragen aan de NVBC.
Reeds spoedig werden aktiviteiten ontplooid. In overleg met ons hoofdbestuur werden door de Hoofdinspekteur een drietal advieskommissiee geïnstalleerd.
1.
Advieskommissie Inrichting materieelwagens. Voorzitter ir.W.E. Eggink, Hoofd Technische Dienst Inspektie; A. Pörch, Amsterdam, R. Tiethof, Apeldoorn, ir.W. Venemans, Amsterdam en J. Visser, Maastricht.
-.8.-
2. Advieskommissie Oefenvoorschrift Brandweer. Voorzitter J. Comello, Heerenveen; F. Flameling, Leiden; A. Hartog,
Amsterdam; C. Kakes, Zaandam; B. Meenhorst, Breda; A.G.C.M. van Schendel, Breda» 3. Advieskommissie Uniform Vrijwillige Brandweer. Voorzitter W. den Boer, Gouda; G. de Jonge, Hoogeveen; A.J.W. Mathijssen, Middelburg. Materieelwagens waren vóór 1940 een vrijwel onbekend begrip.
Wellicht dat enige grote beroepskorpsen - Amsterdam en Groningen - een dergelijk voertuig hadden, maar daar zal het wel mee opgehouden hebben. De oorlog met zijn bizarre omstandigheden bracht de noodzaak aan het licht te kunnen beschikken over allerlei hulpmaterialen, welke normaliter niet op
een blusvoertuig geladen konden worden. Daarvoor was een speciaal voertuig een vereiste. In de periode 40/45 werd ondermeer een voorschrift afleggen gehanteerd, dat was geënt op een duits voorschrift. Enigszins aangepast aan Nederlandse normen
was de indeling identiek aan de duitse voorschriften te weten bijvoor-
beeld : ordonnans, aanvals-, water- en slangenploeg, pompbediener. Wat uniformering van de brandweer betreft was het een bonte verscheidenheid. Elk korps iiad zo zijn eigen idee, voorzover men althans van een uniform kon
spreken. De kommissie om daar eenheid in te brengen had wel de moeilijkste taak. Het was nog : zoveel korpsen, zoveel uniformen en men stapte daar maar zeer
ongaarne van af. Het heeft nog vele jaren geduurd alvorens op dit gebied eenheid was gebracht. Slechts één gemeente heeft zich van de aanvang af verzet tegen wijziging van het uniform. De leiding van de brandweer te Amsterdam meende, en ons inziens
wel terecht, dat uit piëteit het uniform van voor 1940 moest worden gehandhaafd. -Immers, ondanks uitgeoefende druk door de bezetter, bleef dat uniform.
Zijdelings werd al een enkele maal verwezen naar het Maandblad voor Luchtbescherming en Brandweer. Dit blad werd eerst uitgegeven door sektie IV van het
MG en later onder auspiciën van de Hoofdinspektie Brandweer.
-.9.Het doel van het blad was in eerste aanleg het op ruime schaal bekend maken
van mededelingen, aanschrijvingen en instrukties welke van het MG, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de Rijksinspektie uitgingen. Er verschenen een 6-tal edities; de laatste in december 1945. Toen de toestanden eind '45 geleidelijk normaler werden, achtte de Hoofd-
inspekteur het tijd om het aksent van mededelingenblad meer te verleggen naar het vaktechnische. In de statuten van de FVBC wordt het doel vermeld te weten in artikel 2,
dat luidt : "De vereniging heeft ten doel het verhogen van het aanzien en de waardering van het ambt, wat door haar leden wordt bekleed, het behartigen van do brand-
weerbelangen en het verhogen van het peil van het brandweerwezen in Nederland." (Dit artikel werd in 1967 gewijzigd in : "De vereniging heeft ten doel het behartigen van de brandweerbelangen en het verhogen van het peil van het brandweerwezen in Nederland").
In artikel 3 werden - en worden - de wegen aangegeven om dat doel te bereiken. Artikel 3 sub a ondermeer luidt : "Het vormen van een kameraadschappclijke band tussen haar leden en het geven van gelegenheid uit elkanders kunde en ondervinding lering te trekken".
Voor een landelijke vereniging is het daarom noodzaak, om goede kontakten te kunnen onderhouden en voorlichting te geven, een eigen orgaan te bezitten, een verenigingsblad. Periodieke vergaderingen van de afdelingen en algemene vergaderingen, hoc belangrijk dan ook, zijn niet voldoende om alle leden te bereiken. De ontwerper(s) van de statuten hadden terdege rekening gehouden met een
orgaan. In hetzelfde artikel 3, onder c. staat :
"Het uitgeven van een eigen orgaan en andere publikaties". De Hoofdinspekteur had in principe toegezegd, dat het Maandblad voor Lucht-
bescherming en Brandweer te zijner tijd aan de NVBC overgedragen zou kunnen worden. Het was geen loze belofte, hetgeen ook wel blijkt uit het feit van de vele malen dat gegevens van en over de NVBC in het blad werden opgenomen.
-.10.-
Het hoofdbestuur van de NVBC nam inderdaad het besluit een eigen orgaan te gaan uitgeven, waarin ook publikaties van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en van de Rijksinspektie zouden worden opgenomen. Er viel door deze instanties zowel het een en ander te publiceren. Laten wij
er een vermelden, de Beschikking toekennen rangen brandweer, van 7 december
1945. Tijdens de bezetting, omstreeks 1943, werden een aantal korpsen van enige grotere gemeenten
ondergebracht bij de politie en kregen de naam van Staats-
brandweerpolitie. In plaats van onder Binnenlandse Zaken kwam zodoende de brandweer onder Justitie terecht.
De rangen werden analoog aan die van de
politie gewijzigd. We laten hieronder deze rangen volgen met in de tweede kolom de benamingen zoals voornoemde beschikking het voorschreef. Opgemerkt zij, dat na mei 1945 de brandweer weder bij Binnenlandse Zaken kwam. Kolonel-titulair
-
hoofdkommandeur.
Luitenant Kolonel
-
kommandeur 1e klas.
Majoor
-
kommandeur.
Kapitein
-
hoofdbrandmeester.
Opperluitenant
-
adj. hoofdbrandmeester 1e klas.
Luitenant
-
adj. hoofdbrandmeester 2e klas.
Onderluitenant (vaandrig)
-
brandmeester.
Hoofdwachtmeester
-
onderbrandmeester.
Opperwachtmeester
-
hoofdbrandwacht c.q. brandwacht 1e klas.
Wachtmeester
-
brandwacht 1e of 2e klas.
Onderwachtmeester
-
adspirant brandwacht.
Elk personeelslid kreeg een politie-identiteitsbewijs, waarvoor periodiek een zegeltje werd verstrekt als bewijs dat men er nog bij was. In bepaalde situaties kon men er wel eens gemak van hebben.
Prettig vond men deze gelijkschakeling niet al veranderde aan het normale
dienstdoen weinig. Er was één prettige bijkomstigheid namelijk het personeel werd ondergebracht
bij het Politie Ziekenfonds met onder andere gratis tandheelkundige behandeling, indien men althans op de voorgeschreven tijden naar de dentist was
gegaano
-.11.Zo was daar dan in januari 1946 het eerste nummer van ons eigen orgaan, dat
de naam had gekregen van "De Brandweer". De eerste redaktie werd gevormd door de heren C.W.P. Otten, den Haag, voor-
zitter; ir. J.H. Hemmes, distriktsinspekteur; P.J. van Heinsbergen, Zaandam, een bekend brandweerpublicist en P. Kaaijk, Voorschoten.
Het blad werd gedrukt bij de N.V. Drukkerij H.P. de Swart en Zn. te den Haag.
In het eerste nummer schreef de voorzitter de heer Felix, een inleiding. Hij bracht dank aan de Minister van Binnenlandse Zaken en diens adviseurs en aan de Hoofdinspekteur. Hij noemde het verheugend om, ondanks de moeilijke tijdsomstandigheden een blad te kunnen uitgeven. (Lot wel, heel veel wasnog "op de bon", aan allerlei was een tekort en voor het papier voor het blad moest steeds een vergunning worden aangevraagd). Hij vervolgde : "Met het verschijnen van het orgaan treedt de vereniging thans voor het voetlicht om niet alleen een wegbereider en wegwijzer te zijn voor de brandweren in ons land, doch ook voor allen, die in het brandweerwezen belangstellen of
geroepen sijn daaraan leiding te geven. Dit zal ongetwijfeld reden zijn voor de redaktie én voor onze leden om het tijdschrift te brengen en te houden op het hoge wetenschappelijke en kulturele
peil, dat in overeenstemming is met het streven onzer vereniging". De voorloper van ons blad had een nogal sinistere omslag. Op de achtergrond waren de kontouren te zien van woningen en fabrieken, waar omheen een aantal
konsentrische cirkels. Aan de bovenzijde ziet men een aantal bommen neersuizen en in de bebouwing een aantal inslagen. Aan de onderzijde racen een 3-tal brandweervoertuigen naar het centrum.
Vreedzamer was de omslag van "De Brandweer". Op een zwart fond kon men de omtrekken van een autospuit met vol licht op
waarnemen. Een suggestieve plaat.
Enige malen - bij het 20-jarig bestaan van de NVBC - werd een houtsnede van Jan van der Heijden gebezigd en bij het 25-jarig bestaan in 1970 een ontwerp van de heer P. van der Scheer, adm. brandweer Delft. Voor het grootste deel van de tijd een zodanige omslag waarop een foto geplaatst kon worden.
In 1946 besloot men brandweerwedstrijden te organiseren. Men meende dat daardoor de kontakten intensiever zouden worden en anderzijds het oefenen, als voorbereiding op de wedstrijd, een grote bijdrage kon leveren om tot een goede
-.12.-
materieelbehandeling en bevelvoering te komen, alles ten nutte van de brandbestrijding.
Op een schaal, zoals men zich de wedstrijden voorstelde, was het in ons land nog niet te zien geweest. Het Algemeen Brandweer Comité" (AB¥C) bestond uit de heren ir.J.J.M. Mohrmann,
Tilburg; ¥. den Boer, Gouda; A. Jonker, Arnhem; C. Kakes, Zaandam en A. van Veldhuizen, Emmen.
Het A,WC is dus wel degelijk opgericht door de FVBC en een deel ervan, hoewel zo langzamerhand dit onderdeel een zelfstandig bestaan ging leiden. Hoewel er grote bedragen medegemoeid zijn, treft men in de jaarlijkse financiële verantwoording <-v;:.ïi de vereniging er niets van aan.
Niet onvermeld mag blijven de oprichting van een Rijksbrandweerschool. De opleiding van het brandweerpersoneel stond nog in de kinderschoenen. Bij de grote korpsen bestonden vanzelfsprekend wel opleidingsinstituten, maar een echte eenheid was er niet. Uit deze korpsen, voornamelijk Amsterdam, werden
vaak instrukteurs betrokken, maar dit kon niet eindeloos doorgaan. De school was een initiatief van de hoofdinspekteur; bijna alle medewerkers
waren leden van de NVBC. Op 14 januari 1946 had de officiële ingebruikstelling plaats. De school was gevestigd in een kazerne van de Amsterdamse Brandweer in de van Ostadestraat. Door de Amsterdamse Brandweer werd aanvankelijk grote medewerking verleend. Direkteur was de heer A. Hartog, sektiechef Brandweer Amsterdam. Een der vaste docenten was de heer P. van Bork van de Inspekt'ie, Er werden
kursussen gehouden voor instrukteurs, preventiekursussen, kursussen voor officieren en é"é"n officierskursus, waaraan een 6-tal brandmeesters deelnamen.
Deze kursus werd gehouden in 1947 en de kursisten leefden in het Internaat Ostade i.c. de oude kazerne. Deze kursus vormde het sluitstuk van de Rijksbrandweerschool. De leiding van de Amsterdamse Brandweer schijnt wat te zijn teruggekomen op aanvankelijk gulle medewerking. Men wilde het gebouw weer als kazerne gaan benutten en men
"trok" aan de heer Hartog. Eind december 1947 sloot de school haar poorten.
Het was voor de brandweer een groot verlies; een nieuwe opzet was blijkbaar
niet mogelijk.
-.13.Maar de velen, die er lessen hebben gevolgd, zullen met vreugde terugdenken aan datgenen wat de docenten, met als uitblinker de heer Hartog, hun hebben bijgebracht en waar zij in de praktijk zoveel nut van hebben ondervonden. Het kon met de aktiviteiten van de NVBC niet op. Op 23 november 1945 werd al een reglement toekennen oorkonden en/of onderscheidingen vastgesteld. Het uitreiken van bronzen en zilveren kruizen zou evenwel nog even duren. Materiaalschaarste liet aanmaak ervan niet toe. In begin 1946 richtte de KNBV tot onze vereniging het verzoek mede te willen
werken aan de instelling van een reorganisatiekommissie. De KNBV wilde een vernieuwing van de organisatorische opzet aan de orde te stellen en daarin ook de FVBC te betrekken. Men wilde komen tot een vergaande samenwerking en een zodanige organisatie waarbij het het bestuurs- en technisch element tot
hun recht zouden komen. Onder voorbehoud, dat men de eigen zelfstandigheid niet wenste prijs te geven, was de NVBC wel bereid op het verzoek in te gaan.
De kommissie bestond uit de heren : Mr.P.J. Oud,
burgemeester van Rotterdam, voorzitter;
Mr.A.R. Romijn,
burgemeester van Winschoten
en
W.J.A. van der Meulen, burgemeester van Teteringen namens de KNBV; Mr.S. Kloosterman en P.L. van Boven als vertegenwoordigers van de Minister van Binnenlandse Zaken; N.A. Felix en E. Priester namens de NVBC. De kommissie kwam voor de eerste maal bijeen op 27 maart 1947» Wij vermoeden dat de KNBV met lede ogen de groei van de NVBC zal hebben gadegeslagen en de vrees koesterde de greep op de brandweer te verliezen. De NVBC nam initiatief op initiatief, waar de KNBV in feite niets tegenover kon stellen en de monopolistische positie van voor 1940 was al teniet gedaan. Merkwaardigerwijs is de KNBV in feite ook door brandweerkommandanten opgericht. Oorspronkelijk heette deze vereniging Nederlandse Brandweer Vereniging (NBV) en werd goedgekeurd bij K.B. van 17 april 1917 nummer 47. De oprichtingsvergadering had plaats op 27 oktober 1916 te Utrecht in het gebouw van Kunsten en Wetenschappen. Het voorstel tot oprichting werd met
algemene stemmen aangenomen.
-.H.He t eerste bestuur bestond uit : C.F.H. Tuckerman,
CBWE-denJïaag, voorzitter;
J.C. Stam,
CBWR-Leiden,
C. Gordijn,
CBWR-Amsterdam, onder-voorzitter;
D.A. Bijdendijk,
President Hoofdman Brandweer Rotterdam;
C. van der Harten,
CBWR-Eindhoven;
M.P. Hiddink,
CBWR-Arnhem;
P. de Vink,
onder-CBWR-Utrecht.
sekretaris/penningmeester;
De vereniging werd aangegaan voor de tijd van 29 jaar, 2 maanden en 5 dagen
(d.w.z. tot eind 1945 l). In de twintiger-jaren kreeg de NBV het praedikaat "Koninklijke" waardoor de volledige naam voortaan Koninklijke Nederlandsche Brandweervereniging werd (KNBV) met als beschermer Z.K. Hoogheid de Prins der Nederlanden (Prins Hendrik) en als ere-voorzitter Z.E. Jhr.Mr.Dr. H.A. van Karnebeck. Vermoedelijk reeds voordien, maar zeker na 1945, heeft het bestuurlijk element meer de overhand gekregen, waaraan mede het ontstaan van onze vereniging is te danken.
Onder de toenaderingspoging van de KNBV zat ons
inziens een addertje onder
het gras. Wij betwijfelen of men werkelijk vriendschappelijke gevoelens koesterde ten opzichte van de NVBC en dat het meer een streven was de positie van voor 1940 te herkrijgen.
De afgevaardigde van de KNBV, de heer Romijn, uitte zich op een vergadering ervan, in oktober 1951, in bewoordingen waaruit allerminst veel liefde bleek en deze mening zal hij in 1946 gelijkt ons, <5<5k hebben gehad. Hij hield een betoog, dat erop neer kwam dat hij de brandweerkommandanten het
recht ontzegde een eigen vereniging te hebben. Het tekent de instelling van de aanwezige KNBV-leden door zijn uitspraak met groot applaus te bekrachtigen. Overigens kreeg ook de Rijksinspektie een sneer. Hij vroeg zich af of de liefde, welke de Inspektie voorwendde voor de KNBV en Provinciale Bonden, wel aanwezig
is. Wat de heer Oud betreft, deze was door de KNBV aangezocht, misschien omdat hij
voorheen Minister van Binnenlandse Zaken was geweest.
-.15.Hij voelde zich echter meer bemiddelaar, dan vertegenwoordiger van de KNBV, in welke vereniging hij geen verleden had, zoals hij zich uitdrukte. Het doel, reorganisatie, kon volgens Oud alleen bereikt worden door ook de
NVBC in te schakelen om tot een goede samenwerking op bestuurlijk en technisch gebied te komen.
Aanvankelijk toonde de NVBC zich wat huiverig. In een gesprek evenwel tussen Oud, Pelix en van Boven, is men gaan praten hoe men, zonder op het terrein
van de ander te komen op voet van gelijkheid tot zo goed mogelijke samenwerking kon komen. Men is uiteindelijk, mode in overleg met de KNBV, op de gedachte gekomen om de Provinciale Brandweerbonden samen te smelten tot één bond: de Nederlandse Brandweerbond; daarnaast de NVBC. Als overkoepelend orgaan de Koninklijke
Nederlandse Brandweer Federatie. De beide verenigingen zouden gelijkgerechtigde deelgenoten zijn.
In het bestuur van de federatie zouden van elke partij een gelijk aantal personen ingebracht worden, aangevuld door é'én of twee vertegenwoordigers van Binnenlandse Zaken. Deze zouden een adviserende stem hebben. Publikaties konden worden opgenomen in ons maandblad "De Brandweer". De KNBV had kans gezien een spaarpot van ƒ. 30.000,— de oorlog te laten over-
leven; gezien die tijd een vrij groot bedrag. Daar zou de NVBC de helft van krijgen, indien de federatie tot stand kwam. Uit alles blijkt dat de KNBV heel goed voelde gedreven te hebben op het technisch element i.c. de brandweerkommandanten. Onze leden konden zich met dit reorganisatieplan verenigen; er waren slechts 6 leden tegen. De leden van de KNBV, lees Provinciale Bonden, gingen in juni 1947 niet akkoord en het plan was voorlopig van de baan. De voorzitter van de KNBV zag
in deze afwijzing aanleiding zijn mandaat ter beschikking te stellen. Het had niet aan de NVBC gelegen. Wij besloten nieuwe voorstellen af te wachten en deze kwamen in september 1947 en februari 1948 met als resultaat een nieuwe reorganisatiekommissie. De heer Oud had inmiddels voor de eer bedankt.
Er werd nu wel sukses geboekt. In 1947 werd een vereniging opgericht van brandweerpersoneel beneden de rang
van brandmcester, genaamd Nederlandse Vereniging van Brandweerpersoneel.
-.16.Deze kategorie personeel kon geen lid zijn van de NVBC, doch voelde behoefte zich te verenigen. De doelstelling was vrijwel gelijk aan die van de NVBC.
De hoofdinspekteur zegde zijn medewerking toe, mits men zich bepaalde tot het vaktechnische. Ook onze voorzitter Pelix en de heer Hagedoorn, toen nog waarnemend CBWR-Rotterdam, later CBWR-Leiden, verleenden veel medewerking. Een drijvende kracht en propagandist van de jonge vereniging was de heer
H. de Jong, brandmeester te Rotterdam, die grote vrijheid kreeg bij de voorbereidingen van de oprichting. Keren wij terug tot de plannen van samenwerking. Op 20 januari 1949 werd besloten tot samenwerking met de KNBV en de NVBP, elk met behoud van de eigen
zelfstandigheid. (Of de bewuste spaarpot nu in drieën verdeeld werd verhaalt de geschiedenis niet). Helemaal van harte is het niet gegaan. De heer Pelix schreef het volgende
erover : "Wij souden de waarheid geweld aandoen, indien wij gewaagden van een
laaiend enthousiasme over of een algemeen vertrouwen in het genomen besluit". Er was dan ook reden voor dit wantrouwen. Tijdens genoemde vergadering waren meerdere leden van ons verontwaardigd over artikelen van de hand van een
KNBV-bestuurslid, artikelen, welke samenwerking niet in de hand werkten. Zij verschenen in Brandalarm, het orgaan van de KNBV, voor het eerst ver-
schenen in 1948. Reeds daarvoor had het hoofdbestuur van de NVBC zeer fel uitgehaald tegen de sekretaris van de reorganisatiekommissie tevens redakteur van Brandalarm, de heer van Keule.
Dit naar aanleiding van een ingediend wetsontwerp houdende nadere regelen inzake de uitoefening van de brandweerzorg en organisatie en beheer van de brandweer.
(Een voorloper van de Brandweerwet).
van Keule bracht in zijn artikel ook de NVBC in het geding en stelde partijen, welke wilden gaan samenwerken, als strijdend tegenover elkaar.
Men krijgt de indruk dat van Keule geen vriend van de NVBC was. Terzijde zij opgemerkt, dat het voor een vereniging een gevaarlijke situatie wordt, indien een der leden teveel macht aan zich weet te trekken en in woord en geschrift
standpunten uit naar eigen goeddunken. Inmiddels was het jaarboekje 1946/1947 verschenen met de volgende inleiding
van de voorzitter, de heer Felix :
-.17."Onze vereniging heeft gemeend door de regelmatige uitgifte van een jaarboekje, waarvan de eersteling thans voor u ligt, een handig naslagwerkje
voor de brandweer beschikbaar te stellen". Nadien verschenen er nog acht, de laatste was dat van 1957/1960. Deze jaarboekje bevatten een schat aan gegevens over de brandweer. Velen ervan hebben nu nog hun waarde. De redaktie van het eerste boekje bestond uit de heren ir.J.H. Hemmes en P. Kaaijk respektievelijk van de Inspektie en uit Troorschoten. Zij, de leden die artikelen beschikbaar stelden en het hoofdbestuur verdienen grote lof. Het bracht voor de Ij-eden geen ekstra kosten met zich mede; men kreeg het boekje gratis. Het getuigde van grote voortvaren-.h^id en durf. In februari 1948 kondigde het hoofdbestuur aan dat in mei 1948 te den Haag (Houtrust), een brandweertentoonstelling gehouden zou worden. Het was de eerste brandweertentoonstelling onder auspiciën van de NVBC. Naast deze tentoonstelling "ouden demonstraties worden gegeven op het gebied van de brand-
weer en EHBO en bovendien een brandweerwedstrijd. Wij kunnen stellen dat alles een doorslaand sukses werd en het zal het hoofdbestuur het vertrouwen hebben gegeven, meer zulke evenementen te houden. Zij kwamen dan ook. Vele artikelen verband houdend met deze tentoonstelling vers.chenen in ons blad en merkwaardigerwijs werd in é*é*n ervan gepleit voor het instellen van een Nationale Brandweerdag. Incidenteel werd naar aanleiding daarvan wel iets door sommige korpsen gedaan o.a. het propageren van bezoeken van scholieren
aan de brandweer, maar algemeen gebruik werd het niet. Pas veel later, in de zestiger-jaren, kwam het tot een georganiseerde opzet. Hiervoor was al even sprake van een ontwerpwet met betrekking tot de brandweer. Vó*ó*r 1940 was legitiem bezien het brandweerwezen tamelijk summier bedeeld. In 1941 werd bij verordening het Besluit Brandweerwezen afgekondigd; in 1943 volgde een gewijzigd besluit. Na de bevrijding kwam het reeds in Londen genomen besluit te weten het Tijde-
lijk Brandweerbesluit, in werking. Een ontwerpwet in 1947 werd naar aanleiding van een rapport van een staatskommissie, waarin meerdere leden van de NVBC, op 25 augustus 1948 ingetrokken,
"™* » l ö • *"**
In augustus 1952 werd een nieuw ontwerp tot wet aangenomen, De Brandweerwet en het Tijdelijk Brandweerresluit werd ingetrokken. Deze wet was van groot belang voor het brandweerwezen en indirekt ook voor de NVBC, daar de voorzitter qualitate qua zitting kreeg in de Brandweerraad, welke bestaan voortvloeiden uit genoemde wet. Deze raad is een adviserend orgaan voor de regering. Het samengaan met de KNBV kreeg na een langdurige voorbereiding eindelijk op
25 mei 1950 haar beslag. Aleer het zover was moest in de Provinciale Bonden heel wat afgepraat worden. Het nieuwe hoofdbestuur zag er als volgt uit : Mr.Dr. Baron de Vos van Steenwijk, voorzitter. L.A. van Ankum,
)
Hij was Kommissaris der Koningin in Drente;
sekretaris
Mr.W.J. Woldring van der Hoop, )
namens de KNBV;
ir.N.A. Felix,
)
vice-voorzit^er
ir.S. Moesker,
\
namens de NVBC;
J.B. Platc,
}
penningmeester
D. van Bijsteren,
\
namens de NVBP;
Mr.P.R. Mijnlieff en P.L. van Boven, regeringsvertegenwoordigers.
De fusie leidde er toe ook é'é'n blad te gaan uitgeven d.w.z. Dg Brandweer en Brandalarm op te heffen. Eind 1950 was het zover. Ons nummer van De Brandweer in december 1950 was na een 5-jarig verschijnen het laatste.
De NVBC gaf het eerste volledige brandweerblad uit na de oorlog; in 1948 verscheen het blad van de KNBV on in hetzelfde jaar verschenen de Maandelijkse Mededelingen van de Inspektie.
Dat vond het hoofdbestuur te gortig. "Ieder die zich los weet te maken van club-chauvinisme zal moeten erkennen, dat hier konsentratie van krachten gewenst moet worden geacht !"? aldus het hoofdbestuur. Voorts vond het hoofdbestuur, dat ook de financiële faktor een rol speelde. Ons orgaan was een kostbare last geworden door de beperkte lezerskring, waar-
door een groot deel van de kontributie aan het maandblad zou moeten worden besteed.
-.19.Men kan nu de vraag stellen of het laatste argument wel steekhoudend is en of het zakelijk gezien niet wat beter had gekund. Wanneer we bijvoorbeeld het financieel verslag over het verenigingsjaar 1975/1976 bezien, blijkt het wel te kunnen.
De uitgaven maandblad bedroegen :
ƒ.
126.877,90
de inkomsten
:
"
110.559,33
Exploitatie tekort
:
ƒ.
16.318,57
Gerekend naar ca. 2.000 leden is dat _+ ƒ. 8,10 per lid per jaar, ofwel nagenoeg 20$ van de jaarkontributie. De vroegere voorzitter van de redaktiekommise-> °, de heer ir.R. Dijkshoorn, drukte zich als volgt uit over de waarde van het maandblad : "Het is als het ware het cement dat de leden bindt". De naam "De Brandweer" kon niet gehandhaafd worden tengevolge van overeenkomsten in de drukkerswereld, tenzij met grote geldelijke gevolgen.
Er werd dus van afgezien. In overleg met de KNBV koos men de naam "Brand". Ook werd van drukker veranderd. Het werd nu de VUGA, waarmede een aantrekkelijke overeenkomst werd afgesloten. N.V. Drukkerij H.P. de Swart & Zn., die ons zo terwille was geweest in de voorbije vijf jaren met de vele moeilijkheden - papier van infe-rieure kwaliteit, schaarse toewijzingen; maar het blad wa"s er iedere maand - werd eervol bedankt. Wij waren wél een groot stuk eigen identiteit kwijt geraakt. En zo verscheen dan op 1 januari 1951 het blad "Brand", het 14-daagse tijdschrift voor het brandweerwezen. Voorwoorden werden geschreven door de voorzitter van de KNBV do heer R.H.de V van Steenwijk; door de hoofdinspekteur P.L. van Boven en door onze voorzitter N.A. Felix. De rit begon vol goede voornemens, maar aan het voorwoord van de heer Pelix kon men toch een lichte toets van pessimisme waarnemen. Om tot samenwerking te komen was veel stuurmanskunst nodig geweest en ondanks de overeenstemming waren er toch nog Provinciale Bonden waar de zaak niet glad verliep. Reeds in de 2e editie nam van Keule enigszins stelling tegen onze voorzitter naar aanleiding van een artikel over de op stapel staande Brandweerwet.
-.20.Kennelijk was van Keule niet gecharmeerd op een "inspektie brandweerwezen", doch wenste een "brandweerinstituut", dat met inspekterende taken niets te maken had. In juni 1951, schrijvend over zijn bekwaamheid als chef van de bedrijfsbrandweer bij de Provinciale Griffie, schreef hij, dat hij regelmatig oefende bij de Haagse Brandweer, "totdat de Cdt. de heer C.W.P. Otten, door de duitsers uit zijn funktie werd weggewerkt en het mij en mijn mannen niet meer behaagde
onder diens opvolger nog langer van Haagse gastvrijheid te "genieten". Men kan dit opvatten als een regelrechte insinuatie op de politieke betrouwbaarheid van de man die met de waarneming van het kommando werd belast.
Men moet de oorlog bewust hebben medegemaakt om te beseffen hoe zwaar het weegt, zij het verkapt, als politiek-onbetrouwbaar te worden gekenschetst. De bewuste persoon was J. de Roos, een zeer integere figuur. Toen de heer Otten na de oorlog weer in ere hersteld werd, is de heer de Roos als distriktsinspekteur van Gelderland en Overijssel, jarenlang als zodanig werkzaam geweest.
Deze aanval op een van onze leden heeft veel kwaad bloed gezet. Het is niet de opzet het verscheiden van alle leden onzer vereniging te gedenken, doch er zijn uitzonderingen uiteraard.
Zo overleed in april 1951» op 43-jarige leeftijd, de man die zo'n groot aandeel had in de oprichting van de NVBC, de heer B. Meenhorst, "distriktsinspekteur te Breda. De vereniging leed door dit heengaan een groot verlies. In Den Bosch werd in 1950 het eerste lustrum gevierd. De kommissie van voor-
bereiding van het congres en de algemene vergadering bestond uit de heren ir.A.P„T. Advocaat, Philips; H.J.H. Donders, Den Bosch; Ph.C. Harmsen, Baarleïïassau; J.J.C, van der Harten, Philips; A.J.W. Mathijssen, Middelburg en E. Priester, Utrecht.
Ceremonie-meester was de heer C. van Dun, administrateur Brandweer Tilburg, die deze taak nu, en later, subliem vervulde. Jammer dat men in later jaren niet meer van zijn diensten gebruik maakte. Het cachet, o.a. bij het verenigingsdiner, werd er aanzienlijk minder stijlvol door. Aan dit congres was wederom een tentoonstelling verbonden door bovengenoemde kommissie georganiseerd, welke alras meer bekend stond als tentoonstellingskommissie.
In 1952 werd naar aanleiding van congres en algemene vergadering te Breda, wederom een tentoonstelling door deze kommissie op touw gezet. Nadien had dit evenement steeds in de jubileumjaren plaats.
In 1955, 1960 en 1965 in de Veemarkthallen te Den Bosch en in 1970 en 1975 in de RAI te Amsterdam. Als bijzonderheid zij vermeld, dat in 1970 Prins Claus bereid bleek deze tentoonstelling te openen, een gebeurtenis waarmede men zeer ingenomen was.
Door verschillende omstandigheden hadden er in de tentoonstellingskommissie mutaties plaats. Een belangrijke figuur was en bleef tot hij wegens het verlaten van de aktieve dienst zijn funktie als lid neerlegde, de heer J.J.C, van
der Harten. Deze voorzitter verzette onnoemelijk veel werk en door zijn orga-
nisatorische kwaliteiten wist hij elke tentoonstelling tot een sukses te maken. De aanvankelijk vol vuur aangegane fusie met de KNBV vond haar einde in 1951. Op de ledenvergadering van 26 oktober 1951 stelde de heer Pelix dat de NVBC het weer zelf voor het zeggen wilde hebben. Het zelfrespekt, zo zei hij, moet dwingen om los te komen van dwingende en bindende voorschriften. De druppel
evenwel, welke de emmer deed overlopen, waren de moeilijkheden welke de NVBC had met het orgaan, dat naar de mening van de heer Felix niet aan redelijke eisen voldeed.
Wij maakten ons dus los van de KNBV en óók van Brand. Per 1 januari 1952 verscheen ons blad weer in volle glorie. In zijn inleidend artikel merkte de heer Pelix uitdrukkelijk op, dat de samenwerking met de
KNBV niet werd afgesneden, maar dat de vorm zoals die zich ontwikkeld had, ondeugdelijk werd bevonden. In hetzelfde artikel sprak onze voorzitter er zijn leedwezen over uit dat vraagstukken als opleiding, taakverdeling op het gebied van het brandweerwezen, het uitblijven van de brandweerwet, de voorlichting en propaganda, weinig
vooruitgang boekten.
De nieuwe redaktie bestond uit de heren C. Otter), voorzitter; ir.S. Moesker, Schiedam; A.C. Gilyamse, Den Haag; J. Oldenkamp, Utrecht en J. Keuzenkamp,
Schiedam als sekretaris. Wie anders zou de drukker worden van het blad dan de firma de Swart & Zn. uit
Den Haag.
-.22.Deze firma was niet zomaar een drukker die voor geld het blad verzorgde, neen, zij had hart voor het blad en voelde er zich mede verbonden. De brandweerwedstrijden gingen elk jaar weer door met steeds toenemende deelname. Het AB¥C was intussen uitgebreid met enkele leden van de KNBV en NVBP. De breuk met de KNBV had geen invloed op het AB¥C, hetgeen bij het tegendeel dan ook niet in het belang van het brandweerwezen zou zijn geweest. Twee zware slagen troffen onze vereniging in 1952. In juni van dat jaar overleed de heer P.L. van Boven, hoofdinspekteur voor het brandweerwezen, erelid van de NVBC, vice-voorzitter van het C.T.I.F. Het was een man met een heldere geest, hetgeen bleek bij zijn studie op de
KMA voor Genie-officier, toen hij na beëindiging van zijn laatste jaar als de meest op de voorgrond tredende cadet werd aangemerkt. Na afloop van zijn studie aan de Hogere Krijgsschool werd hij leraar aan dat instituut. Tijdens
de mobilisatie en de oorlogsdagen in 1940 was hij opgenomen in de Staf van Generaal Winkelman, de Opperbevelhebber van de Strijdkrachten. Ondanks zijn niet gemakkelijke positie als hoofdinspekteur heeft hij, onder de ogen van de bezetter, honderden behoed voor tewerkstelling of deportatie. Daarvoor is hem uitzonderlijke dankbaarheid van de brandweren in Nederland
verschuldigd. Niet minder is de dank voor zijn grote belangstelling en medewerking voor de NVBC. De heer Pelix, jaargenoot op de KMA en vriend, wijdde een gevoelvol artikel aan zijn nagedachtenis. Persoonlijk vindt schrijver dezes het een voorrecht de heer van Boven te hebben gekend. Verbonden door ons gemeenschappelijk Wapen der Genie, door onze sport, het schermen - waarin hij een uitblinker was; hij deed o.a, mee aan de Olympische Spelen in 1936 - was er bij een ontmoeting altijd voldoende gespreksstof voor een prettig onderhoud en waarbij de brandweer niet werd vergeten. Geschokt zullen velen zijn geweest om in het nummer van De Brandweer, volgend op dat waarin het in memoriam voor de heer van Boven was geplaatst van de hand van de heer Felix, een aan deze gewijd in memoriam te moeten lezen. Het was zijn naaste en trouwe medewerker, de heer Priester, die verwoordde wat hij en velen met hem van de heer Pelix dachten. De heer Pelix was wat zijn gezondheid betreft al geruime tijd niet meer de oude.
-.23.-
Het is vrijwel zeker dat het werk voor de HVBC en de moeilijkheden op organisatorisch gebied zijn gezondheid hebben gesloopt. Hij was dan ook van plan in 1952 af te treden als voorzitter, waarvoor al plannen waren gemaakt dit afscheid op waardige wijze te doen verlopen. Dit afscheid werd hem niet vergund; het werd achterhaald door het afscheid voor eeuwig. Felix was een voortreffelijk voorzitter, altijd het belang van de NVBC vó*(5r alles stellend. Zijn naam leeft voort in het Felixfonds, wat ten doel heeft steun te verlenen aan hen, die bij de uitoefening van de brandweertaak door een ongeval worden getroffen of aan nagelaten betrekkingen hulp te bieden.
Het plan was van de
heer Felix en het was de bedoeling bij zijn afscheid als voorzitter hem een bedrag aan te bieden als grondslag voor het fonds en aan te kondigen dat dit zijn naam zou dragen. In de nagelaten papieren van de heer Felix weru een ontwerp aangetroffen voor een rede, welke hij voornemens was te houden bij de overdracht van het voor-
zitterschap.
Het begon aldus :
"Na een 7-jarig voorzitterschap ga ik de voorzittershamer in de vertrouwde
handen van de heer Jonker leggen !". Hij bracht dank aan allen en dat in de ruimste zin en in het bijzonder aan zijn trouwe sekretaris de heer Priester. Het slot luidde ; "Welke gevoelens mij ook bestormen op dit ogenblik, er is er één dat op dit ogenblik domineert : Dankbaarheid. Dankbaarheid voor al hetgeen bereikt werd en voor de eensgezindheid waarmede aan de opbouw van de vereniging werd en wordt gewerkt. Zij heeft een hechte en eervolle plaats in het brandweerbestel in ons land en daar buiten verworven, is gezond van opbouw en heeft in zich vele elementen voor verdere krachtige ontwikkeling. Het zal mij tot grote voldoening stemmen deze, zij het niet meer
zo van nabij, te blijven gadeslaan !". Helaas, het werd de onvermoeide werker voor de KVBC niet gegeven zulks te kunnen doen. De heer A. Jonker, CBWR-Arnhem, werd nu de man die de koers ging bepalen. Met zeer veel toewijding, ernst en vakkundigheid behartigde hij de belangen van de HVBC. Hoewel hij een innemende persoonlijkheid was, ging er een grote mate van gezag van hem uit.
-.24.Misschien, maar we willen het niet als een tekortkoming uitleggen, helde hij meer naar het technische dan het bestuurlijke vlak van het brandweerwezen
over, waar het het nakomen van het doel der NVBC namelijk het behartigen van de brandweerbelangen, betreft. Op 24 september 1952 werd als uitvloeisel van de kort daarvoor tot stand ge-
komen Brandweerwet, de Brandweerraad geïnstalleerd door de Minister van Binnenlandse Zaken.
De Minister beklemtoonde dat deze raad - ook uit eigen beweging - advies uitbrengt aan de Minister van Binnenlandse Zaken, die aan de Kroon voordrachten
heeft te doen omtrent algemene maatregelen van bestuur op het gebied van het brandwe e rwe z en.
In zijn rede bracht de Minister eerbiedige hulde aan de nagedachtenis van de heren Boven en Pelix. De eerste voorzitter van de Brandweerraad werd de heer Prof.ir. D. Dresden, voorzitter van de Nijverheidsorganisatie T.N.O.
Als opvolger van de heer van Boven, werd op 16 november 1952 tot hoofdinspekteur benoemd, de heer D.R.A. van Langen, Generaal bd. De heer van Langen werd in 1919 benoemd tot 1e luitenant bij het KNIL.
Hij volgde de Hogere Krijgsschool in Nederland van 1928 tot 1932 en was in
1937 geplaatst op de afdeling Defensie van het voormalige Ministerie van Koloniën. In 1940 werd hij naar Duitsland gevoerd, wist in 1944 te ontsnappen, maar werd
later gearresteerd. Na de bevrijding was hij in Indonesië Commandant van de
T.-Brigade en van 1949 tot 1950 Chef Generale Staf van de Nederlandse troepen in Indonesië. In Nederland terug werd hij Rijksinspekteur BB in Gelderland en Overijssel.
Hij wist zich al spoedig een goede naam en faam te verwerven in de brandweer-
wereld. In de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953 werd Nederland in rouw gedompeld. Door een tot orkaankracht aangegroeide storm en gelijktijdige springvloed konden tal van dijken in Zeeland en ook elders, zij het niet in die mate,
de kracht van de ontketende elementen niet weerstaan.
•A
-.25.Grote gebieden liepen onder water, groot was het aantal slachtoffers, groot
de materiële schade, maar groots was de hulp van ons volk en ook die uit het buitenland. Met man en macht heeft ook de brandweer getracht te redden wat te redden viel, veelal met gevaar voor eigen leven.
Enige brandweerlieden lieten bij hun reddingsakties het leven. Laten wij in gedachten een ere-saluut brengen aan de talloze ongenoemde helpers, maar bovenal aan hen die daarbij het leven lieten.
/"
In september 1 953 werd opgericht het College van Commandanten van Grotere Gemeenten. De heren Jonker, Flameling en Donders speelden hierin een grote rol. Eerstgenoemde is jarenlang de eerste onbaatzuchtige en stimulerende voorzitter
van het CCGG geweest. Het was een gezelschap, dat gedachten uitwisselde over de problemen waarmede
men in eigen en andermans korps te maken had.
Onderwerpen van gesprek waren
o. a. materieel, preventie, salariëring, diensttijden enz.
enz.
Het College was echter in geen geval een onderdeel van de FVBC. Toch ging het College langzamerhand een bestaan leiden, dat meetelde in de brandweersamen-
leving. Als gevolg daarvan gingen wel stemmen op om er een echte vereniging van te maken met statuten en huishoudelijk reglement. Wat dit betreft heeft men gelukkig de boot kunnen afhouden. Pas in het begin van de zeventiger- jaren is men er wel toe overgegaan.
De ouderen hadden toen, wegens dienstverlating etc., het College vaarwel moeten zeggen en de jongeren waren niet doordrongen van de opzet waarmede het
College oorspronkelijk was begonnen. Men zou de oude garde het verwijt kunnen maken daarin te zijn tekort geschoten. In het C2G2, zoals het College in de wandeling wordt genoemd, schuilt voor de
FVBC een gevaar. Door de hedendaagse reglementering is het een instituut dat min of meer konkurreert met de HVBC met als gevolg uitholling ervan, Voor eerzuchtige en ambitieuze personen bovendien een gelegenheid zich meer op
de voorgrond te plaatsen. Het zou wellicht beter zijn geweest, indien men instede van het College volledig te reglementeren, men op de oude voet zou zijn doorgegaan en het merendeel van de energie, die men er nu aan besteed in de KVBC naar voren zou hebben ge-
bracht .
-.26.Immers, we kunnen aannemen dat alle leden van het C2G2 ook lid zijn van de NVBC op een enkele uitzondering na misschien. In april 1954 nam de heer Jonker afscheid als kommandant van de brandweer, maar voorzitter van de NVBC bleef hij. Men kon toentertijd namelijk nog een bestuurlijke funktie in de NVBC vervul-
len, ook al was men niet meer in aktieve dienst. Bij een statutenwijziging in 1967 kwam hieraan een einde. De Regionale Brandweerorganisaties begonnen langzaam op gang te komen. Op grond van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen konden deze organisaties in
het leven worden geroepen. Waar we menen werd de eerste indertijd opgericht in Drente en daarna volgde
die van "Noord Oost Brabant". In 1955 werd de regionale organisatie Midden Brabant opgericht. Reeds in 1950, ter gelegenheid van het 5-jarig bestaan had de heer van Boven in een rede op het congres gepleit voor regionale organisaties.
Op de jaarvergadering van 1955 kwam - het is een lied zonder end - weer de samenwerking met de KNBV ter sprake. Op duidelijke wijze gaf ons hoofdbestuur te kennen, dat samenwerking niet mo-
gelijk werd geacht, indien de heer van Keule op enigerlei wijze^ medewerking verleende aan de KNBV. Onze leden verklaarden zich unaniem akkoord met dit
standpunt. Daar de KNBV zich uitsprak voor handhaving van de heer van Keule, stond de
samenwerking weder op een wankele basis.
Bij de jaarwisseling 1956/1957 verscheen, traditiegetrouw, een afsluitend artikel in het maandblad, waarin enige geluiden in mineur vielen te beluis-
teren. Er werd dringend een oproep gedaan het werk van de NVBC meer te steunen, Het was slechts een kleine kern welke zich enthousiast met verenigingszaken bemoeide. In april 1957 vierde de Ver. voor Brandweerpersoneel het 10-jarig bestaan.
Deze vereniging was toen over het hoogtepunt; enige jaren later ging ze op in de KNBV, dat was op 1.1.1963.
-.27.De opleiding van het brandweerpersoneel was vooralsnog een zorgenkind, ondanks de oprichting van enige opleidingscentra o.a. te Tilburg, Den Haag, Utrecht, Haarlemmermeer en de zgn. Amsterdamse school. Laatstgenoemd instituut werd opgericht door de Provinciale Bonden van Noord-, Zuid-Holland en Utrecht en was gevestigd te Amsterdam, waar lokalen van de Amsterdamse Brandweer benut mochten worden. Eerste direkteur was de heer Frens, sektiechef Brandweer Amsterdam. Enig licht begon te dagen tengevolge van een Beschikking van de Minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 28 maart 1957, als gevolg van een advies van de Brandweerraad, In deze Beschikking was een eksamenreglement voor onderbrandmeester
en brandmeester vastgelegd. Op grond van een andere Beschikking werd een landelijke eksamenkommissie in het leven geroepen. Er was nog genoeg werk aan de winkel en schreven we over een geluid in mineur, men diene niet te vergeten, dat men in die tijd in een artikel nog schreef : de spanningen op internationaal terrein zijn nog steeds niet geweken ! Dit sloeg waarschijnlijk op Korea en de koude oorlog en alle gevolgen van dien. In 1958 kwamen de afdelingsprevéntie-studiekommissies van de grond, die werden overkoepeld door een landelijke kommissie. De KNBV stelde omstreeks deze tijd een kommissie in terzake wijziging van de
statuten. Het rapport van deze kommissie werd aan de NVBC ter kennismaking en bestudering in handen gesteld. Wellicht, zo stelde het hoofdbestuur, konden de voorgestelde wijzigingen aanleiding zijn ons - de NVBC - te kunnen aansluiten bij de KNBV. Hoewel dit niet met man en paard werd genoemd, nemen wij aan : onder behoud van eigen zelf-
standigheid. Op 23 maart 1959 werd in Breda een nieuwe brandweerkazerne geopend. In de
voorbije 14 jaren zijn er tal van nieuwe c.q. gerestaureerde brandweer-tehuizen al of niet feestelijk in gebruik genomen, zodat het wellicht wat vreemd aandoet juist deze van Breda te vermelden. Maar, er is reden voor. De Minister van Binnenlandse Zaken, Mr. A.A.M. Struijcken hield een in brand-
weerkringen nogal geruchtmakende rede bij de opening van deze kazerne. Hij zei ondermeer % "In wetenschappelijk opzicht kan de brandweer - hier en elders - gerekend worden tot de achtergebleven gebieden.
-.28.Men is bezig de schade in te halen, maar de achterstand in vergelijking met andere technische diensten is groot en het bijhouden van deze snelle ontwikkeling en het geven van de nodigde bijdragen daaraan, vraagt van de bevelvoeren-
den en ondergeschikten, naast andere eigenschappen veel kennis en inzicht". Ook de gemeentebesturen werden door de Minister op hun belangrijke taak gewezen. Voor wat de brandweerofficieren betreft wees hij op de behoefte aan een speciale vooropleiding op technisch niveau, zoals M.T.S. of T.H. Hij deelde verder mede, dat dank zij de Brandweerraad, een regeling in de maak is, welke voorziet in een specialistische vooropleiding van brandweer-
officieren. Hij doelde hiermede vooruitlopend op de opleiding voor beroepsbrandweerofficier, een besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 3 december 1959. Het zij gezegd - misschien geïnspireerd ? - dat de Minister een goed inzicht had in de brandweerproblemen en in die van de zich in sneltreinvaart ontwikkelende industrie.
De uitvoering van de genoemde opleiding voor beroepsbrandweerofficier werd opgedragen aan de hoofdinspekteur voor het brandweerwezen. Ter gelegenheid van het 15-jarig bestaan, waar anders gevierd dan in Den Bosch,
werd de vereniging een verenigingsvlag aangeboden door een kommissie, waarvan de heer Riedel de woordvoerder was. (CBWR —Amsterdam). De symboliek van de vlag is : Dreigend brandgevaar, voorgesteld door de rode haan, welke ons land - in kontouren aangegeven - zou kunnen overmeesteren, ware het niet dat deze haan door blauwe ringen, voorstellende het water, in toom gehouden wordt.
Hoewel nog niet direkt in volle aktie, werd in gezamenlijk overleg van NVBC, KNBV en ÏÏVBP een Stichting Brandweer Opleiding Nederland opgericht in 1960. In 1961 besloot de hoofdinspekteur de heer D.R.A. van Langen, zijn werk als hoofdinspekteur te beëindigen. Schertsend zegt men wel eens in brandweerkringen : het is alles of niets m.a.w. komt men bij de brandweer dan heeft dit vak je totaal gegrepen of men stapt uit. Een tussenweg is er niet. Met de heer van Langen was het eerste het geval; hij had brandweerbloed en het valt niet te verwonderen, dat hij vele
vrienden maakte in de brandweer.
„/.
-.29.-
Het gerucht wil dat een kontroverse tussen hem en de direkteur-Generaal van 0.0.& V. wel iets met zijn ontslagaanvrage te maken heeft gehad. Zijn opvolger was de heer C. ter Poorten, over wie later nog sprake zal zijn. De woorden van Minister Struijcken, gesproken bij de opening van de Bredase
brandweerkazerne hadden een nasleep. Het duurde wel tot juni 1961, maar de Brandweerraad reageerde er op door alles wat de brandweer betrof eens op een rij te zetten.
Het rapport wat de Raad ervoor uitbracht staat bekend als het 1e rapport van de brandweerraad. (Het eerste op te vatten in verband met deze kwestie). Het was gericht aan de Minister van Binnenlandse Zaken, op dat moment de heer
Toxopeus. De Brandweerraad had zich grondig in de materie verdiept. De nadruk werd vooral gelegd op interkommunale samenwerking. In de slotkonklusie werd gezegd :
"Met interkommunale samenwerking ware spoed te betrachten". De Minister werd in overweging gegeven om naast de Colleges van Gedeputeerde Staten, ook de NVBC uit te nodigen hun zienswijze over het rapport op korte termijn te laten
mededelen. In mei 1964 ontving de Minister op zijn verzoek zulks te doen, een vervolg-
advies van de Brandweerraad over de vorming van Regionale Brandweerorganisa-
ties. Ook dit 2e rapport werd ons hoofdbestuur aangeboden. In het begeleidend schrijven kwam tot uiting dat de Minister tot de slotsom was gekomen, dat ernstig gestreefd moest worden naar de vorming van Regionale Brandweerorgani-
saties, in de geest als door de Brandweerraad bepleit. Het zou echter noodzakelijk zijn de geesten rijp te maken voor dit idee. Men was er nog niet rijp voor. Het is ons bekend dat op dat tijdstip de meeste provincies geen voorstanders waren van Regionale Brandweerorganisaties.
¥e komen nogmaals op deze rapporten terug. De algemene vergadering op 3 oktober 1961 te Amsterdam was een zeer belangrijke. Zowel de voorzitter de heer Jonker, als de sekretaris/penningmeester de heer Priester legden hun funktie neer. Eveneens traden af de heren
Dijkstra en Poorta.
De heer Jonker was van het prille begin af duidelijk als bestuurder aanwezig en werd in 1952 voorzitter.
•A
-.30.De heer Priester eveneens van het eerste uur, was eerst sekretaris en nam na het vertrek van de eerste penningmeester, de heer Mohrmann, ook diens
taak erbij. Beiden hebben hun stempel op de NVBC gedrukt, een goed en duidelijk stempel.
Deze lof doet niets af aan de verdiensten van de heren Dijkstra en Poorta. Een voorzitter en een sekretaris/penningmeester staan meestal in het volle licht; leden werken meer achter de schermen.
Een verjongd team stond op het punt de NVBC verder te leiden. Voorzitter werd de h&er P.J. Tupker, CB¥R-Enschede;
Sekretaris
de heer S.J. Havinga,CBWE-Aalsmeer;
Penningmeester
de heer J.A.A.P. Derks, Cdt.Bedr.brandweer Utrecht;
Leden
: de heren H.J. van Oostveen,
CBWR-Den Haag;
J.J. Mostard,
CBWR-Zeist;-
A.J.W. Mathijssen,
CBWB-Middelburg;
Ph.C. Harmsen,
CBWR-Baarle Nassau;
R.H. Berends,
CBWR-Emmen
en
ing.H.J.E.M. ¥oudberg,CBWR-Venlo.
Op 2 december 1961 had te Arnhem het afscheid van de heren Jonker en Priester
plaats. Tevens nam de distriktsinspekteur van Gelderland en Overijssel de heer J. de Roos afscheid uit de brandweer. Hij was pensioengerechtigd en op dat moment 40 jaren in brandweerdienst. Het werd een groots afscheid in aanwezigheid van talloos vele kollega's, vrienden en bekenden uit geheel Nederland. Een onvergetelijke dag voor de be-
trokkenen. De nieuwe voorzitter de heer Tupker, kon men toen al een oude rot in het brandweervak noemen. Reeds voor de oorlog diende hij bij de Groningse Brandweer.
Het was een man met een grote technische kennis en als brandpreventist een
uitblinker. Hij voelde zich met hart en ziel aan de brandweer verbonden. Het nieuwe bestuur kon al onmiddellijk van leer trekken door de Minister de opvatting van de NVBC over de reeds vermelde rapporten van de Brandweerraad te berichten. Er was evenwel nog enig beraad met de leden noodzakelijk alvorens zulks tenslotte te doen.
Op het congres en algemene vergadering te Enschede in augustus 1962 werd ook gesproken, namens de KNBV, door de heer G.J.D. Franken, burgemeester van Zaandam en voorzitter van de Stichting brandweeropleiding in Nederland. Hij deelde mede dat een rapport van deze Stichting inzake een op te richten opleidingsinstituut gereed was gekomen, aan welk rapport door de KNBV en de NVBC was medegewerkt. Het streven was om naast streekscholen ook te komen tot een centraal opleidingsinstituut. In de Stichting hadden namens de NVBC zitting de heren Jonker en van Oostveen. In maart 1962 werd opgericht de Broederschap voor brandweerofficieren, een vakorganisatie. Een hoofdbestuurslid van de NVBC had qualitate qua zitting in het bestuur van deze organisatie. De eerste kursus voor beroepsbrandweerofficier startte op 31 oktober 1962. Waren de kursisten van de enige officierskursus aan de Rijksbrandweerschool, in den jare 1947, de heren Ad. de Haas, Jac. Honxg, G. Kortus, P. Reijnen, ¥. Waanders en ¥. Walters, de eerste van de na 15 jaren herrezen opleiding waren de heren Blauwkamer, Borger, Haster, Jonkman en Welling. Wij vermeldden reeds dat de NVBP opging in de KNBV. Dit was mogelijk gemaakt,
doordat de KNBV haar statuten wijzigde, waarbij de Provinciale Bonden zich aansloten. Als gevolg ervan kon iedere brandweerman ongeacht zdjn rang en funktie lid worden van een Provinciale Bond en indien in zijn provincie een dergelijke bond niet aanwezig was, rechtstreeks lid worden van de KNBV. Natuurlijk betekende dit een grote aanwinst van leden voor de KNBV» Eerlijk gezegd zijn wij van de NVBC niet ad rem genoeg geweest; misschien hadden ook wij onze statuten in dezelfde zin moeten wijzigen. In 1964 verscheen in ons maandblad een nieuwe rubriek, waarin mededelingen ondermeer werden gedaan uit het hoofdbestuur en de afdelingen. Het werd algemeen als een leemte gevoeld, dat het hoofdbestuur ietwat in een ivoren toren leefde. Behalve op de jaarvergaderingen, hoorde men daar tussen weinig van het doen en laten in tegenstelling tot vroegere jaren. Op verzoek van de voorzitter belastte een der HB.-leden zich met deze taak, zo mogelijk maandelijks een en ander over de vergaderingen van het hoofdbestuur te vertellen. In later jaren verdween deze rubriek; er kwam weinigs voor in de plaats.
-.32.-
Jarenlang heeft de redaktie van het maandblad gebeden en gesmeekt om "nieuws", maar het was praten tegen dovemansoren. Het was en bleef uiterst karig deze
nieuwsvoorziening. Zeer verrassend was voor ons leden het feit dat onze voorzitter, de heer Tupker, in 1964 zijn funktie neerlegde.
Het hoofdbestuur respekteerde zijn redenen waarom hij hier toe overging en dankte hem voor het vele goede werk. Het werk van een voorzitter van de NVBC is veel omvattend. Het kost een zee van tijd en daar het naast het eigenlijke ambt moet worden gedaan, ook al is de medewerking van korpsleden en de goedwillendheid van het gemeentebestuur nog zo groot, het kan teveel zijn. Dit was de feitelijke reden, hoewel wij menen, dat er ook andere motieven in het spel zijn geweest. Hoe het zij, het was te betreuren hem als voorzitter te moeten missen. De heer Mathijssen trad, tot de tijd dat een nieuwe voorzitter was gekozen, als waarnemer op. Zoals bekend was de NVBC opgebouwd uit afdelingen met begrenzingen als die
van de distrikten van de Inspektie. In 1964 viel het besluit de nummering te laten vervallen en de afdelingen voortaan aan te duiden met de naam van de provincie c.q. provincies; bovendien
werden Noord-Brabant en Zeeland elk zelfstandig als afdeling. De indeling was
nu : Zuid-Holland, Noord-Holland, Utrecht, Gelderland/Overijssel, NoordBrabant, Drente/Friesland en Groningen, Limburg en Zeeland. Op 25 november 1964 waren wij weer in het bezit van een nieuwe voorzitter. De eer viel te beurt aan de heer Ir. S. van der Wal, CBWR-Zwolle. De heer van der Wal was een dynamisch man, een persoonlijkheid. Welbespraakt
en iemand die recht voor zijn mening uitkwam zonder aanziens des persoons. Niet gemakkelijk te imponeren door wie dan ook.
Wat dit betreft zij het volgende vermeld. Ook hij was als voorzitter der NVBC lid van de Brandweerraad, evenals die van de KNBV. Deze was een burgemeester en toen deze die kwaliteit wilde uitspelen tegen de heer van der Wal, merkte
deze op, dat hij als voorzitter NVBC gelijkgerechtigd was als de voorzitter van de KNBV en het burgemeesterschap goen enkele rol spoelde. Van der Wal brak de koers van de NVBC meer open en bepaalde zich niet alleen tot het technische aspekt van de vereniging.
-.33.In 1965 gaf het hoofdbestuur in een uitvoerig schrijven zijn mening weer over de bekende rapporten van de Brandweerraad. Met nadruk werd op de noodzaak van een brandweerschool gewezen. In het schrijven werd een schets gegeven van de
organisatie van een regionale brandweer. Gewezen werd voorts op de toenemende mate waarin het publiek de hulp van de brandweer inroept in gevallen anders
dan brand. Uit dit schrijven, opgenomen in het maandblad en toegezonden aan de Minister, bleek duidelijk dat onze vereniging positief stond ten opzichte van de vorming
van regionale brandweren.
In 1965 kwam de Stichting Nationaal Brandpreventie Instituut (NBPl) in aktie. De oprichting was een initiatief van de hoofd-inspekteur de heer ter Poorten. Deze had zich al spoedig ingeleefd in de brandweerproblemen. In het bestuur van de NBPI had ook onze vereniging zitting. In 1965 was er weer een voorzitterskwestie. De heer van der Wal stapte van ge-
meentelijke naar het partikuliere leven over en was zodoende ook CBWR af.
Statutair gezien moest hij dus aftreden. Hij was evenwel bereid om tot september 1966 aan te blijven als voorzitter. Ingesteld werd een werkgroep Hulpverlening, waaruit later de zgn. Amstelveen-
groep ontstond. Een incident na de tentoonstelling in 1965 zal aan de meeste leden zijn voorbij gegaan. Gewoonlijk werd - en wordt - na een tentoonstelling een en ander gepubliceerd over de verschillende stands. Een der redaktieleden verzorgdt dit
meestal. Ook deze maal. Op een gegeven moment werd de vertegenwoordiger van het hoofdbestuur in de redaktie opgebeld door een lichtelijk van paniek bevangen sekretaris der redak-
tie, de heer Keuzenkamp.
Het bewuste artikel over de tentoonstelling was dermate groot, dat de kosten van de editie waarin het zou worden geplaatst, ongeveer zo groot zouden zijn
als van een jaareditie. Er werd een spoedvergadering in Den Haag belegd. Overleg werd gepleegd met de algemeen penningmeester, die, anders angstig precies waar het uitgeven betrof zich "bescheiden" terugtrok van deze affaire. De redaktie besloot het artikel aanzienlijk te bekorten, hetgeen niet wegnam, dat van het batig saldo van de tentoonstelling een aanzienlijk deel werd af-
geknabbeld.
-.34.In het begin van 1966 gaf het weer enige moeilijkheden in de redaktie. Zoals bekend behoort het maandblad aan het einde van de maand in het bezit van de leden te zijn. De editie van februari kregen de leden pas op 17 maart in de bus. Het was voor de vertegenwoordiger van het hoofdbestuur in de redaktie aanleiding de voorzitter van de redaktie de heer Gilyamse en de heer Broekman, die beiden de kontakten met de drukkerij Swart onderhielden, een briefje te zenden met het verzoek te bewerkstelligen dat het blad voortaan op tijd bij de leden zou zijn. De uitwerking van het briefje was nogal explosief. Beide heren namen
ontslag uit de redaktie en bedankten tevens als lid van de NVBC. Het hoofdbestuur betreurde hun ontslag en dankte beide heren voor het vele werk besteed aan het maandblad. Vooral de heer Gilyamse heeft zich de jaren door
zeer verdienstelijk gemaakt met allerlei bijdragen op redaktioneel gebied, zowel voor ons orgaan als voor de jaarboekjes. De heer Broekman trad enige tijd later in de redaktie van "Brand". Uit de beide besturen van de KNBV en NVBC werd in 1966 een kleine kommissie gevormd teneinde te praten over een gemeenschappelijke aanpak van bepaalde zaken. De kommissie bestond voor de KNBV uit de heren Rijnders en baron Tuyl van Serooskerke, respektievelijk voorzitter en sekretaris en voor de NVBC uit de
heren Havinga, sekretaris en Honig.
Onderwerpen van gesprek waren : een landelijke preventieverordening (werd later de model-brandveiligheidsverordening);
opvolging van de heer Franken als voor-
zitter S.B.O.N., hulpverlening, uniformering en rechtspositie vrijwillig brand-
weerpersoneel. Na de vondst van het aardgas in Groningen deden zich bij de exploitanten van de gasbel langzamerhand diverse problemen voor.
In gezamenlijk overleg van KNBV en NVBC werd opgericht een kommissie brandveiligheid en aardgas. De eerste voorzitter was de heer ir.H.J.G. van der Veen
van de Hinderwet- en Bouwtoezichtvereniging en na diens overlijden in 1966
de heer ing. P.J. Tupker. Ook werden kommissies gevormd voor de uitwerking van de plannen voor een model-
preventieverordening é*n voor die van een verordening rechtspositie vrijwillig brandweerpersoneel.
-.35.Op 28 juni 1966 waren we weder in het bezit van een nieuwe voorzitter. Als zodanig werd op het schild geheven de heer Ch.H.J. Brauers. Begonnen bij de Brandweer Tilburg, ging hij na enige jaren naar de Brandweer Haarlem om daar tenslotte tot kommandant te worden benoemd. Het was een man met grote kapasiteiten, bedachtzaam, wel overwogen in zijn beslissingen, gezaghebbend, maar prettig in de omgang. Het was een goede keuze, zoals later zou blijken. Reeds in 1962 adviseerde een hoofdbestuurslid, om analoog als in Rotterdam bij de redaktie van het personeelsblad "De Brandweerman", een journalist-eindredak-
teur aan te trekken. De opmaak van ons blad voldeed niet meer aan moderne eisen. Het zijn niet alleen
de artikelen, welke een orgaan leesbaar maken, doch ook de wijze waarop ze geplaatst zijn. Het duurde echter tot 1966 eer werd overwogen en tenslotte besloten gehoor aan het voorstel te geven. Het werd de heer B. Swaep, beroepsjournalist te Rotterdam, die terzijde werd gestaan door een kollega de heer W.H.J. de Bruijn. Om niet van geldsmijterij beschuldigd te worden, zij vermeld dat het w as twee halen, maar één betalen.
Hun inbreng was van stonde af aan zeer goed bemerkbaar in het maandblad. Het is altijd een wat vreemde situatie geweest, dat zowel de NVBC als de KNBV onderscheidingen kon toekennen. Op 1 april 1967 besloten beide verenigingen dit gemeenschappelijk te doen. Het voorzitterschap van de kommissie onderscheidingen kwam te berusten bij de
OBV en het sekretariaat bij de NVBC. Een ander belangrijk besluit was, dat men in 1967 weder van drukker veranderde. De drang daartoe kwam in hoofdzaak van de zijde van de heer Derks. In december 1962 betoogde hij op een hoofdbestuursvergadering dat het maand-
blad verlies oplevert; men kon zo niet doorgaan. In maart 1963 stelde hij voor naar een andere drukker te gaan en in januari 1964 nam hij kontakt op met de fa. Swart over een gewijzigde vormgeving van het blad. Tevens deelde hij op de hoofdbestuursvergadering mede, dat hij op zoek was naar een andere drukker.
-.36.Dit wegens te hoge kosten bij de fa. Swart, althans volgens de heer Derks.
Op 27 oktober 1965 deelde Derks mede in de hoofdbestuursvergadering dat hij kontakt had gehad met de fa. Vermande, met ene heer Allan. Niet duidelijk is of het initiatief van de heer Derks danwei van de fa. Vermande is uitgegaan.
Tenslotte werd op Derks1 voorstel de fa. Verweij als drukker uitverkoren. Het zou door deze firma goedkoper worden gedaan, waarvan het bewijs overigens ontbreekt. Dit was in 1967. Een der firmanten, Joh. Verweij, was lid van het afdelingsbestuur Utrecht. De fa. Swart werd voor de tweede maal afgedankt. Al met al is het hoofdbestuur uit die dagen wat lichtvaardig geweest met dit besluit. Al vaker is betoogd dat het orgaan het voornaamste kommunikatiemiddel
is voor de vereniging, zodat het zich geenszins zelf moet bedruipen waar het de kosten betreft. Het mag gerust wat geld kosten. Dit temeer daar de vereniging beslist niet armlastig was. In 1964 deelde de penningmeester mede, dat hij een reservefonds ter grootte van ƒ. 20.000,— had gevormd, waarvan verondersteld wordt dat dit fonds in de volgende jaren wel in grootte zal zijn toege-
nomen. Wat nog niet in de historie van het maandblad was voorgekomen, was in februari 1968 de verschijning van een extra-editie. In deze uitgave werd uitvoerig de grote brand in de raffinaderij van de Shell te Pernis behandeld. Deze brand had
plaats op 20 januari 1968. De redaktie oogstte met "Extra" veel sukses zowel in binnen- als buitenland.
Een gedurfde onderneming was het organiseren van het 3e Internationaal Brandweer Symposium van 1 6 - 1 9 oktober 1968 te Eindhoven. Het initiatief was van
ons hoofdbestuur en de animator én organisator, bijgestaan door Mr„Ing.J.Buitink en J. Keuzenkamp, was de heer J.J.C, van der Harten. Deze onderneming geschiedde in samenwerking met de V.P.D.B.
De Direkteur-Generaal voor 0.0.& V. de heer Mr.F.R. Mijnlieff hield de openingsrede. Hij deelde mede dat de uitspraak van Minister Struijcken in Breda : "de brandweer is een onderontwikkeld gebied", in feite van de hand van hem was. Het speet hem wel dat genoemde minister niet aanwezig was, omdat hij dan waarschijnlijk zijn woorden zou hebben ingetrokken. Dit symposium bewijst dat men in het brandweerwezen zich bewust is geworden van de dringende noodzaak om de
immense problemen, welke zich op het gebied van de brandpreventie in deze moderne, sterk geïndustrialiseerde maatschappij voordoen, op een wetenschappe-
lijke wijze te benaderen.
-.37.Een zeer belangrijke uitspraak van de heer Mijnlieff was : de brandweer zou het meest parate hulpverlenend orgaan kunnen zijn, met de meeste technische
know-how, waarover de overheid bij ernstige evenementen en rampen in vredestijd kan beschikken.
Ook hij legde de nadruk op regionalisatie van de brandweer. Het symposium was een groot sukses. Er waren deelnemers uit : België, Denemarken, West-Duitsland, Oost-Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië', Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Spanje, TsjechoSlowakije, Noord-Amerika, Zweden en Zwitserland.
Alle voordrachten en diskussie werden - meertalig - in boekvorm uitgegeven. Alle deelnemers ontvingen een eksemplaar en ook alle leden van de NVBC. In 1969 kwam weer een Nationale Brandweerdag op de proppen. Er was in het verleden al meer over gedacht - wij schreven er al over - maar het was niet uit de verf gekomen. Aanleiding nu was een uitzending van een der omroepen - de VARA - die een programma zou uitzenden, welke ten doel had om belangstelling van de jeugd te wekken voor verschillende onderwerpen. In die zomer zou ook de brandweer op-
genomen worden in het programma. Het hoofdbestuur van de NVBC was bereid mede-
werking te verlenen. Het werd een geslaagde aktie.
Nadien werd jaarlijks een "open dag" van de brandweer gehouden.waaraan vele korpsen medewerkten, om ons werk onder de aandacht van groot en klein te brengen. Op 26 juni 1969 overleed ons ere-lid en een der oprichters van de NVBC de heer
E. Priester. Van 1945 tot 1960
was hij ondermeer lid van het hoofdbestuur in
de funktie van sekretaris en later van sekretaris/penningmeester. Medio december 1969
bracht de kommissie rechtspositieregeling vrijwillig
brandweerpersoneel haar eindrapport uit. In hetzelfde jaar werd de Nederlandse Brandweer opgeschrikt door een bericht in de Haagse Courant, waarin werd vermeld, dat alle brandweerkorpsen onder
supervisie van de Bescherming Bevolking zouden komen, als het plan waaraan op Binnenlandse Zaken werd gewerkt, doorgaat. Het bericht veroorzaakt enorm voel deining. De hoofdbesturen van NVBC en van KNBV, alsmede Vereniging van Nederlandse Gemeenten, zotten zich op niet, mis
te verstane wijze af tegen deze plannen.
-.38.In een gezamenlijk schrijven richtten zij zich tot de Minister Binnenlandse Zaken. Eveneens werd een schrijven verzonden aan' de Commissarissen der Koningin en aan alle Gemeentebesturen. Het bleek tenslotte een storm in een glas water te zijn geweest. Tijdens het congres in oktober 1969 te Zeist, zei Mr.Mijnlieffnaar aanleiding van de geruchten J "Hoe moet men op onzin reageren ? ". Toch brandt in ons achterhoofd een heel klein lampje dat de vraag beschijnt : was het wellicht een opzettelijke indiskretie aan de pers geweest, i.c. aan de
Haagse Courant, om de reakties eens te peilen ? Welnu, die kwamen en snel. Het werd verder stil om deze kwestie. De door de NVBC en KMBV ingestelde kommissie tot herziening van rangen en onderscheidingstekenen van het vrijwillig personeel was intussen gereed gekomen met haar opdracht. In 1964 werden voor de Inspektie nieuwe dienst en rangonderscheidingstekenen vastgesteld. Aansluitend hierop vond de Minister, ingevolge een verzoek van de Broederschap van beroepsbrandweerofficieren, het goed dat deze uniform etc.
ook voor de gemeentelijke beroepsbrandweren gold. Hiermede was het brandweeruniform een beschermd uniform geworden. Het was wenselijk om ook in de uniformering van het vrijwillig personeel een-
heid te brengen. Wel stelde men in die kringen er prijs op te laten uitkomen tot het vrijwillig gedeelte te behoren. Een zeer te billijken*standpunt. Op 7 januari 1970 installeerde de Minister van Binnenlandse Zaken een landelijke stuurgroep ter begeleiding van de regionale werkgroepen, die tot taak hadden het bestuderen van de koördinatie der verschillende hulpverlenings-
diensten in hun regio. Deze stuurgroep staat bekend als de kommissie Rijnders (burgemeester van Amstelveen en oud-voorzitter van de KNBV; hij werd wat dit laatste betreft opgevolgd door Mr. Jonkheer Quarles van Ufford). Wij komen op deze kommissie nog terug.
De heer C. ter Poorten legde in mei 1970 zijn funktie van hoofdinspekteur neer. De heer ter Poorten had zich spoedig vertrouwd weten te maken in de brandweerwereld. In zijn 9-jarige ambtsperioden bracht hij veel tot stand. Door zijn steun aan de opleidingen, waaronder de kursussen voor beroepsbrandweerofficior, welke onderzijn bezielende leiding goed van de grond kwamen; het stimuleren van de regionale gedachte; door het in het leven roepen van het Nederlandse Brandpreventie Instituut.
-.39.Reeds in februari 1970 werd bekend dat onze voorzitter, de heer Ch.H.J. Brauers was benoemd tot zijn opvolger. Verrassend, niet verwonderlijk. Verrassend omdat voor het eerst een man uit eigen brandweerkring als hoofdinspekteur werd benoemd. Niet verwonderlijk, omdat zij die in wat nauwer kontakt stonden met de heer Brauers hem volkomen in staat achtten deze niet bepaald gemakkelijke funktie goed te vervullen. Voor de NVBC was het een reden tot blijdschap en tevredenheid. Velen hadden gehoopt dat de heer Brauers voorzitter zou zijn gebleven tot
juni 1970, de maand waarin wij het 25-jarig bestaan zouden gedenken. Om dan, op het congres in juni de heer Brauers een grandioos afscheid te bereiden. Formeel niet onjuist, doch nu werd op een gekombineerde vergadering van
hoofdbestuur en afdelingsbesturen reeds in april een nieuwe voorzitter gekozen enwel de heer Mr.Ing.J. Buitink, CBWR-Arnhem. De bijzondere reden van het vertrek van de heer Brauers zou meer reliëf hebben
gekregen, indien de overdracht voor het forum van de algemene vergadering zou hebben plaats gevonden. Temeer daar ook de heer Brauers naar het herdenken van het 30-jarig bestaan van de NVBC had toegeleefd. Van het toenmalige hoofdbestuur is het een tekortkoming geweest.
In september 1970 verloren we weder iemand van de oude garde. Het ere-lid C.W.P. Otten, lid van het eerste uur van het hoofdbestuur verwisselde het tijdelijke met het eeuwige. Het interim-rapport van de kommissie Rijnders viel beslist niet in goede aarde.
Onze voorzitter
Buitink, schreef een scherp artikel in het maandblad. Hij
schreef ondermeer : "Het is wel uit de tijd, dat niet alleen over betrokkenen gesproken, maar ook zelfs hun toekomst bepaald wordt, zonder dat ze zelf aan de principiële opzet mogen meewerken. Wie meende dat het tijdperk van het ver-
licht despotisme voorbij is, komt wel bedrogen uit. Nu de opzet klaar is, wor-
den we uitgenodigd om van de tribune te komen en mede te spreken, maar ....... binnen de lijnen te blijven".
Wat bijzonder veel ergernis deed ontstaan, was de suggestie in het rapport de naam "Brandweer" maar te laten vervallen en de naam "Hulpverleningsdienst (HVD)" in te voeren.
-.40.De kommissie had kennelijk geen flauw idee wat de naam "brandweer" betekende voor de ca. 25.000 mannen die vrijwillig deel uitmaken van de brandweerorganisatie. Zij deden dat niet om geldelijk gewin; de vergoeding was in wezen, en is het nog, een habbekrats. Ook voor de beroepskrachten betekende de naam brandweer iets. Allerwege rezen protesten. De heer Mr.J. Klaasesz, Kommissaris der Koningen in de provincie Zuid-Holland en voorzitter van de Brandweerraad, sprak zich ook afwijzend uit. Doelend op de noodzaak van regionalisatie, waardoor ook de algemene hulpverlening op gang kan komen, zei hij : "De kip broedt, men moet haar niet storen door nu ineens de brandweer, algemene hulpverlening en BB. te willen koppelen !". Hij meende dat de naam HVD eveneens minder goed bij het publiek zou vallen,
zoals met de naam BB reeds het geval was. De Amstelveengroep, samengesteld uit vertegenwoordigers van NVBC, KNBV, CCGG,
VNG, Hoofdinspektie, wendde zich met een uitvoerig schrijven tot de Minister van Binnenlandse Zaken, Het was een gedegen werkstuk, waaruit duidelijk bleek het niet eens te zijn met het gestelde in het rapport van de kommissie Rijnders. In 1972 veranderde de Landelijke Preventie Studie Commissie de naam in Brandpreventieraad. Voorheen was het gebruikelijk om de resultaten van de LPSC jaarlijks te publiceren, maar nadien werd dit om onduidelijke redenen nagelaten. Vermoed wordt dat de gegevens bij het hoofdbestuur zijn blijven steken. In april 1974 was voor de zittende voorzitter, heer Buitink, de tijd gekomen plaats te maken voor een ander. Hij verliet de brandweerdienst en moest volgens de statuten - ook de voorzittershamer aan een ander overdragen. In zijn periode werd veel werk, waarvan een en ander begonnen onder zijn voor-
gangers, afgerond. Hij was in de NVBC een rustgevende figuur en hij stond op de bres voor de belangen van de NVBC.
Zijn opvolger werd de heer R.H.P. Baaij, CBWR-Amsterdam. Deze was van oorsprong geen brandweerman, doch marine-officier. Het is een ietwat merkwaardige keuze geweest hem kandidaat te stellen. In de eerste plaats waren er voldoende kapabele figuren in de vereniging, die als het ware van huis uit brandweerman waren en vertrouwd waren met de geschiedenis en traditie van de NVBC.
-.41.Voorts was de heer Baaij lid van het hoofdbestuur van de KNBV. Deze funktie zou hij echter neer moeten leggen, indien hij tot voorzitter zou worden gekozen. Dit geschiedde dan ook. Een vreemde zaak was dat hij lid bleef van de redaktie van het blad van de KNBV "Brand". Dit werd door vele leden niet erg gewaardeerd. Bij de uitreiking van de diploma's in 1974 aan de deelnemers van de 11e kursus voor beroepsbrandweerofficier, deed de hoofdinspekteur Brauers een belangrijke mededeling. In de beleidsnota van de Minister van Binnenlandse Zaken met betrekking tot de toekomstige organisatie van de hulpverlening, welke nota binnenkort gereed zou zijn, werd een centrale plaats toegekend aan de brandweer. Wij geloven dat het begrip en de waardering voor de brandweer voor een groot deel te danken is aan het onvermoeid werken van de heer Brauers. Een ander hoopvol perspektief
was de bekendmaking in november 1974 door de
hoofdinspekteur, dat hij binnen afzienbare tijd hoopte te kunnen beschikken over een eigen opleidingsschool en brandweerakademie te Schaarsbergen. Reeds jarenlang werd in woord en geschrift gepleit voor een centrale brandweer-
school. Het was een harde noodzaak voor de Nederlandse Brandweer een dergelijk instituut te bezitten om niet achterop te geraken bij de technische ontwikkelingen in de samenleving. Een tijdelijke oplossing was het in gebruik nemen
van het kasteel Hoekelem te Ede.Medewerking werd verleend door de regionale
brandweer West Veluwe Valleigebied, de Brandweer Ede en de Koninklijke Luchtmacht. Het 30-jarig bestaan van de NVBC werd met veel verve gevierd. Natuurlijk weer
een brandweertentoonstelling - in de RAI - met veel buitenlandse deelnemers en een congres. Tegelijkertijd herdacht het NPBI het 10-jarig bestaan. Naar verluidt zou voortaan in stede van om de vijf, voortaan om de vier jaren
een tentoonstelling worden gehouden. In 1975 werd door de kommissie voor de model-verordening betreffende de organisatie en het beheer van de gemeentelijke brandweer, bestaande uit leden van de NVBC, KNBV, VNG, Interprovinciaal overleg en hoofdinspektie, aan hun besturen een ontwerp aangeboden. Op 14 april 1975 formuleerde de Amstelveengroep tijdens een hoorzitting van de vaste Kamerkommissie waardering én kritiek op de Nota Hulpverlening bij ongevallen en rampen.
-.42.In eigen kring deed de nota nogal wat stof opwaaien. Met name leefde onder een bepaalde groep van vrijwilligers de vrees, dat zij enigszins op een zijspoor zouden worden gerangeerd. Dit in verband met de vorming van organisaties
in groter verband. Ons inziens behoefde daarvoor geen vrees te bestaan, De reeds funktionerende regionale organisaties zijn daarvan een goed voorbeeld.
Zowel de Minister als de Hoofdinspekteur betoogden meerdere malen dat deze engst niet terecht is. Men wilde de vrijwillige brandweer geheel in hun waarde laten.
Toch dreigt er gevaar van scheuring, van tegenstellingen, hetgeen ook op onze vereniging uitwerking zal hebben. Het is zaak voor het hoofdbestuur zich daar grondig in te verdiepen en in de eerste plaats orde op zaken te stellen in de eigen organisatie van de NVBC.
Dit was de geschiedenis van de NVBC over eenendertig jaren, te rekenen van
de oprichting in 1945 af.
Het was soms noodzakelijk op een zijspoor te gaan in verband met omstandighe-
den waar de NVBC niet op de eerste plaats stond, doch er wel nauw bij betrokken was.
Er zijn namen genoemd, maar niet van velen die toch zeer verdienstelijk waren
voor onze vereniging. Enige beperking moest worden aangehouden en dat niet alleen wat namen betreft. De schrijver hoopt, dat zij die dit geschrift doorlezen enig inzicht zullen
verkrijgen in het doen en laten van de NVBC. Soms bekruipt ons het gevoel dat de binding met de NVBC aan het tanen is. Misschien wanneer een jongere generatie kennis neemt van deze geschiedenis, het besef ontstaat dat een organisatie waaraan zovelen met grote inspanning
en liefde hebben gewerkt, niet verloren mag gaan.
Zovelen; wij hebben ze bijna allen gekend en van elk zou wel iets wetenswaardig zijn te vertellen. Wij kwamen wel in de verleiding het te doen, maar om de lengte van dit relaas tot enige proportie te beperken, is het nagelaten.
Bij het 25-jarig bestaan werd in ons verenigingsorgaan "De Brandweer", geschreven en we nemen het over :
"Dat het u moge gaan zoals mij» bij wie bij het nagaan van de geschiedenis tal van gedachten opwelden; gedachten aan fijne mensen, aan goede vrienden, aan onzelfzuchtige, noeste werkers ten gunste van de Nederlandse Brand-
weer. Dat de generatie die staat aangetreden voor de volgende kwarteeuw er enige inspiratie uit moge putten om het mooie werk van de WVBC voort te zetten !". Deze wens zou het slot kunnen zijn, zij het niet dat nog één geschiedenis verhaald moet worden. Een wat triest verhaal. Met ingang van 1 januari 1977 zal namelijk ons maandblad niet meer verschijnen. Ons blad en dat van de KNBV zullen worden samengevoegd. Gaven we het zelf uit, nu zal dit geschieden door de fa. Vermande. Op de kop af hebben wij aan het einde van 1976 het blad 30 jaren zelf uitgegeven en verzorgd. De geschiedenis begon op de algemene vergadering te Middelburg in 1971 waar een lid informeerde of men tot één brandweerblad zou kunnen komen, waarop het hoofdbestuur ontwijkend antwoordde.
In 1972, op de A.V. te Haarlem, stelde een ander lid de vraag of er al serieuze plannen bestonden omtrent het samengaan. Er was inderdaad een kommissie ter voorbereiding gevormd was het antwoord.
Op de A.V. te Rotterdam in 1973 sprak de vergadering zich in principe uit voor een samengaan. Te Eindhoven in 1974 werd medegedeeld, dat het overleg met de KNBV was vastgelopen en dat de tijd nog niet rijp was voor samengaan. Een principe-verklaring is uiteraard nog geen toestemming van de leden om oen
definitief besluit te nemen. Opgemerkt zij, dat de redaktiekommissie geheel buitenspel was gebleven tot heden»
Half september 1975 werd aan deze redaktie medegedeeld door'het hoofdbestuur, dat vóór juli 1976 geen datum tot samengaan viel te verwachten, maar in december 1975 werd de redaktie medegedeeld dat het besluit tot samengaan was
gevallen en op 1 januari 1977 van kracht zou zijn. Ons inziens was dit besluit aanvechtbaar enwel om de volgende redenen : 1e. In de statuten is vastgelegd dat ondermeer tot de doelstellingen van de MVBC behoort ; het uitgeven van een eigen orgaan.
-.44.2e. Belangrijke besluiten behoren te worden genomen op een gekombineerde vergadering van hoofdbestuur met afdelingsbesturen. (Ondermeer het kiezen van een voorzitter geschiedt ook op deze vergaderingen).
3e. Het huishoudelijke reglement schrijft voor dat bij belangrijke beslissingen de mening van alle hoofdbestuursleden moet worden ingewonnen. Gekonstateerd werd dat tenminste drie hoofdbestuursleden onkundig waren van het besluit tot samengaan„ Naar onze mening is het hoofdbestuur en daarvan vermoedelijk het dagelijks bestuur, onzorgvuldig tewerk gegaan, welke mening ten dele ook door het bestuur van de afdeling Zuid-Holland wordt gedeeld. Het hoofdbestuur was echter al te ver gegaan met de verschillende besprekingen om zonder schade de bakens te verzetten, zodat het samengaan een feit zal worden. Een roemloos einde van ons maandblad ! Een andere tendens welke leeft in het hoofdbestuur moet in dit verband opge-
merkt worden.
In 1975 vroeg de algemeen voorzitter zich af, op een vergadering van de afdeling Zuid-Holland: "of er redenen aanwezig waren om de NVBC en KNBV naast el-
kaar te laten voortbestaan !"„
De algemeen sekretaris zegt in een schrijven dat "samenbundeling" de filosofie van het hoofdbestuur is.
Waar wil men heen ?
Kennelijk wordt door hoofdbestuursleden zonder de medeleden erin te kennen, een weg bewandeld, welke niet de goedkeuring heeft van die medeleden.
Zo werd op een vergadering van het CCGG op 7 september 1976 aangekondigd, dat tussen deze instantie de NVBC en KNBV een bespreking zou plaats hebben te Heemstede op 22 september daarop volgend om tot een vorm van samengaan te komen. Tengevolge van een nadere informatie bij een hoofdbestuurslid houdende de vraag waarom dit besluit door het hoofdbestuur was genomen, bleek deze onkundig ervan. Zijn overleg met de penningmeester had tot gevolg dat laatstgenoemde aan de algemeen voorzitter mededeelde zijn portefeuille ter beschikking te stellen indien genoemd overleg door zou gaan. Het overleg ging niet door !
-.45.Resumerend kunnen wij alleen maar de hoop uitspreken dat de leden van het hoofdbestuur de zaken steeds binnen goede banen kunnen houden d.w.z. wel altijd bereid met elke brandweerorganisatie samen te werken, maar slechts
met behoud van volledige zelfstandigheid, teneinde onze vereniging te kunnen doen groeien en bloeien tot in lengte van jaren !
Jac. Honig.
BIJLAGEN : 1 t/m 4.
Rotterdam,
1976,
CHRONOLOGISCH OVERZICHT VAN DE HOOFDBESTUtJRSLEDEN 1 . N. A. Felix
CBWR-Hilversum
2. E. Priester
CBWR-Utrecht
3. Ir. J. J. M. Mohrmann
CBWR-Tilburg
4. C.W.P. Otten
CBWR-Den Haag
5. Ing. F. Flameling
CBWR-Utrecht
6. R. Tiethof
CBWR-Apeldoorn
7. J. Dijkstra
CBWR-Groningen
8. Ir. S. Moesker
CBWR-Schiedam
9. A. Jonker
CBWR-Arnhem
BIJLAGE
1.
T t
1 945-1 952
voorzitter .
1945-1961
sekr./penningm.
1945-1948
penningmeester.
t
1945-1947
r t
1945-1947 1945-1947 1945-1961 1947-1962 1947-1961 1952-1961
voorzitter.
10. A. J. W. Mathijssen
CBWR-Middelburg
1 1 . Ph.C. Harmsen
CBWR-Baarle Nassau
12. J. Poorta
CBWR-Enkhuizen
13. H. J. van Oostveen
CBWR-Den Haag
14. Ing. H. J. E. M. Woudberg
CBWR-Venlo
1947-1969 1948-1964 1951-1961 1957-1962 1957-1966
15. J. A. A. P. Derks
C. bedr.bwr. -Utrecht
1961-1976
penningmeester.
16. S. J. Havinga
CBWR-Aalsmeer
1961-1970
sekretaris.
17. P. J. Tupker
CBWR-Enschede
1961-1964
voorzitter.
18. Ing. J. J. Mostard
CBWR-Zeist
19. R.H. Berends
CBWR-Emmen
t t t
1961-1975
23. Ing «J. Th. Rademakers
1962-1969 . Chef Brandw. Rotterdam/ 1962-1969 1964-1966 voorzitter. CBWR-Zwolle CBWR-Ooststellingwerf 1964-1974 CBWR-Breda 1964-1973
24. Ch.H.J. Brauers
CBWR-Haarlem
1966-1970
25. L. A. Smedts
CBWR-Horst
1966-1969
26. Mr. Ing. J. Buitink
CBWR-Arnhem
20. Jac. Honig 21. Ir. S. van der Wal
22. Ing. J. Stienstra
1966-1974 1970-1974
27. J. Coodee
CBWR-Delft
28. C. A. van Meurs
CBWR-Roermond
29. H. den Hartog
CBWR~He inkens z and
30. F. Th. H. Klouwens 31. Ir. C. Ouderkerk 32. H. Kop
plv. CBWR-Rotterdam CBWR-Huizen (NH.) plv. CBWR-Zaanstad
voorzitter.
voorzitter.
1969-1973 1969-1976
1969-.... 1976
penningmeester.
1970-.... 1970-1974
sekretaris.
1970-.... 1 974
sekretaris .
1971-....
BIJLAGE : 2. CBWR-Hengelo
'
1971-1976
35. A.J. Vesseur
Cdtn.bedr.bwr.-Arnhem Cdtn.bedr.bwr.-Terneuzen
1971-»-.... -|971_....
36. J.A.A. van Vliet
Cdtn.bedr.bwr.-Eindhoven
1971-»...
37. J.J. Wesseling
Cdtn.bedr.bwr.-Leeuwarden
1971-....
33. C.van Oosten
34. B.J. van Otterlo
38. J.W. de Wild
CBWR-Heerlen
1971-1974
39° R.H.P. Baaij
CBWR-Amsterdam
1974-....
40. A.H. Haarmans
CBWR-Tilburg
1974-....
41. J.J. Bron
CBWR-Rijswijk
1974-....
42. W.Th.
CBWR-Venlo
1974-....
43. J.J. Bijl
CBWR-Groningen
1974-....
44. Ing.J.P. van der Velde
CBWR-De Bilt
1975-....
45. J. Huisman
CBWR-Steenwijk
1976-....
46. W.J. Philips
CBWR-Maasbree
1976-...
47. J.H. Nowee
Cdtn.bedr.bwr.-Utrecht
van den Haterd
voorzitter.
REDAKTIELEDEN VAN HET MAANDBLAD "DE BRANDWEER" 1. C.W.F
Otten
CBWR-Den Haag
2. Ir.J. Hemmes
Distriktsinspekteur
3. P.J. van Heinsbergen
CBWR-Zaandam
4. P. Kaaijk
VBWR-Voorschoten
5. B. Meenhorst
Distriktsinspekteur
6. D,J.P. Legro
Distriktsinspekteur
7. Ir.S. Moesker
CBWR-Schiedam
8. A.C. Gilyamse
CBWR-Den Haag
9. J. Oldenkamp
AHB-Utrecht
't
f
r t
100 H.J. van Oostveen
CBWR-Den Haag
1 1 „ J. Keuzenkamp
Onder CBWR-Schiedam
12. Ir.R. Dijkshoorn
Direkteur Brandweer Rotterdam
13. J. Broekman
Kommandeur Brandweer Den Haag
14. Jac. Honig
Chef Brandweer Rotterdam
15. M.E. Formannoij
Kommandeur Brandweer Tilburg
16o A.H.P. Henskens
Voorzitter werkgr.Brandw.Europoort/Botlek Belangen
17. J.J. Bakker
CBWR-Nijmegen
t
BIJMÖE : 3. 18. J.A.A. van Vliet
CBWR-DAF Eindhoven
19. J. Coodee
CBWR-Delft
20. Dr„J.F. van Elteren
Leider Centrum Brandveiligheid TNO
Eindredakteuren : B. Swaep en K.H.J. de Bruijn - Rotterdam ERE-LEDEN
(in alfabetische volgorde)
1. P.L. van Boven
Hoofdinspekteur Brandweerwezen
2. Mr.Ing.J. Buitink
CBWR-Arnhem
3. J. Coodee
CBWR-Delft
4. J.A.A.P. Derks
Cdtn.bedr.bwr.-Utrecht.
5. J. Dijkstra
CBWR-Groningen
6. Ing.F. Flameling
CBWR-Utrecht
7. Ph.C. Harmsen
CBWR-Baarle Nassau
8. J.J.Co van der Harten
CBWR-Eindhoven
9. S.J. Havinga
CBWR-Aalsmeer
100 Jac. Honig
Chef Brandweer Rotterdam
11. H.G.A. Jacobs
CBWR-Vreeswijk
12. A. Jonker
CBWR-Arnhem
13. C. Kakes
CB¥R-Zaandam
14. A.J.W. Mathijssen
CBWR-Middelburg
15. H.J. van Oostveen
CBWR-Den Haag
16. C.W.P. Otten
CBWR-Den Haag
17. M. van Poelgeest
CBWR-Amstelveen
18. E. Priester
CBWR-Utrecht
19. Ing.J.Th. Rademakers
CBWR-Breda
20. F.H. Ringers
CBWR-Alkmaar
21. Ing.P.J. Tupker
CBWR-Enschede
22. Ing.H.J.E.M. Woudberg
CBWR-Venlo
23. J. de Roos
Dis trikts inspekteur
t t t
r tr
BlJüölf: 4, LEDEN TENTOONSTELLINGSKOMMISSIE 1„ B.P.M. Donders
CBWR-Den Bosch
2. C.Ch. van Dun
Adm.Brandweer Tilburg
3„ Ph.Co Harmsen
CBWR-Baarle Nassau
4 o J.J.C, van der Harten
CBWR-Philips
5. Jac.Honig
Chef Brandweer Rotterdam
6. J. Keuzenkamp
Onder CBtfR-Schiedam
7. G.P. Kooiman
plv. CBWR-Amsterdam
8. J. J o van Rosmalen
CB¥R-Den Bosch
9. J.W.M, de Wild
CBWR-Heerlen
10. M. de Vries
Kommandeur Brandweer Amsterdam
11. Ir.C. Ouderkerk
CBWR-Huizen
12. J. Coodee
CBWR-Delft
13. P. van der Scheer
Adm.Brandweer Delft
14. A.C. den Hartog
Brandweer Schiphol
15° W.I. Wiersma
CBWR-Baarn
LEDEN KOMMISSIE JAARBOEKJE
1. Ir.J. Hemmes
Distriktsinspekteur
2. P. Kaaijk
CB¥R-Voorschoten
3. IngoF. Plameling
CBWR-Utrecht
4. M.K. Fehres
Distriktsinspekteur
5o Ir.S. Moesker
CBWR-Schiedam
6. A.C. Gilyamse
CBWR-Den Haag
7. S.W. Hagedoorn
CBlffi-Leiden
8. J,, Oldenkamp
AHB-Brandweer Utrecht
9. P.J. Tupker
CB¥R-Enschede
t t t
10. J. Keuzenkamp
Onder CBWR-Schiedam
11. H.J. van Oostveen
CBWR-Den Haag
12. A.M. Formannoij
Kommandeur Brandweer Tilburg
13» Jac. Honig
Chef Brandweer Rotterdam.
Adressenboekjes (3 stuks) werden samengesteld door
J.A.A.P. Derks
Ir.C. Ouderkerk. •*####*•##*##
en