Verleden, heden en toekomst van het cultuuronderwijs op de Pabo
th em a’s cu ltuu r educati e Een visi e op cu ltuu r educati e Cu ltuu r educati e zic htba ar m aken
Colofon Cultuureducatie op de Pabo Hoofdredactie Eeke Wervers Eindredactie Bea Ros Redactiegroep en auteurs Sanne van den Hoek Josefiene Poll Anneloes Vermeulen Marije Visser Melissa de Vreede Eeke Wervers
Ver an ker i ng E ducati ef ontwer pen vakoverstijgen d wer ken Sa menwer ken met basissc holen Sa menwer ken met cu ltu r ele i nstelli ngen N i euwe media Ler en on derzoeken
Interviews Peter Zunneberg Productie Miriam Schout Fotografie Willem Mes Jochem Jurgens Gerard Braakhuis, Elsje Huij, Irmgard Noordhoek, Melissa de Vreede, www.loesje.nl Ontwerp www.taluut.nl Drukwerk Drukkerij Libertas Bunnik
© Cultuurnetwerk Nederland Cultuurnetwerk Nederland Ganzenmarkt 6 Postbus 61 3500 AB Utrecht Telefoon 030-236 12 00 Fax 030-236 12 90 E-mail
[email protected] Internet www.cultuurnetwerk.nl
Verleden, heden en toekomst van het cultuuronderwijs op de Pabo
69
Inhoud 4 6 8 9
2
Voorwoord Eeke Wervers Twaalf jaar cultuureducatie op de pabo Een sterk netwerk Handboek en Cultuurmonitor
10 12 16 18 22 24 28 30 34 36 40 42 46 48 52 54 56 58 60
Interview met Wim Burggraaff
62 64 66
Cultuurwerkplaatsen
Zet een stip aan de horizon Interview met Paul Vogelezang Onbekend maakt onbemind Interview met Niekje van de Lavoir Cultuur als cement van het curriculum Interview met Nicole van Son Een krachtige leeromgeving maak je zelf Interview met Naomi Spoelstra en Gerda van de Heide Creatief proces in een snelkookpan Interview met Dominique Hoozemans Wederkerigheid is voorwaarde Interview met Frans Geurts Diverse monniken, diverse kappen Interview met Marjo Berendsen Zoeken naar meerwaarde Interview met Elsje Huij Kennis als bron voor vernieuwing Interview met Jozef Kok
Samen werken aan de toekomst Van Cultuurnetwerk naar LKCA
3
Een prachtig project
Vol trots presenteren we in deze publicatie de resultaten van projecten die veertien pabo’s de afgelopen vier jaar hebben uitgevoerd. Docenten en studenten, soms ook leerkrachten, hebben zich in een zogeheten cultuurwerkplaats samen gebogen over vragen of problemen uit de praktijk van cultuureducatie op pabo of basisschool. Via praktijkonderzoek zochten ze naar passende oplossingen. Omdat hun vragen vaak herkenbaar zijn - en hun inzichten bruikbaar - voor andere pabo’s, delen we ze graag met u. Cultuurnetwerk Nederland heeft in opdracht van het Ministerie van OCW, samen met pabo’s, sinds 2001 projecten uitgevoerd. De student als cultuurdrager en cultuuroverdrager, dat stond in veel projecten centraal. Cultuurdrager is iedereen: iedere student heeft zijn eigen achtergrond en eigen bagage. Wat is je bagage en hoe breid je die uit? En nog belangrijker, hoe word je cultuuroverdrager. Hoe draag je aan kinderen je eigen culturele kennis en ervaringen over? Hoe draag je je passie over? Hoe zet je je talenten in? En hoe kun je stimuleren dat kinderen hun talenten ontwikkelen? Om pabostudenten goed voor te bereiden op hun rol als cultuuroverdrager hebben docenten uit het Pabonetwerk de afgelopen twaalf jaar veel ontwikkeld. De eerste jaren waren de activiteiten vooral op de pabo zelf gericht, op de inhoud van cultuureducatie en de plek ervan in het curriculum. Vervolgens ontstonden in ontwikkelgroepen algemene producten, zoals het Handboek Cultuureducatie in de pabo en het daarin beschreven basis- en verdiepingsprogramma voor cultuureducatie op de pabo. En niet te vergeten de Cultuurmonitor pabo/PO, een uitgebreid instrument om zowel op de pabo als op de basisschool de kwaliteit van cultuureducatie te meten. Zeker in deze tijd waarin die kwaliteit centraal staat een prachtig instrument.
ontwikkeling, en van samenwerken met het basisonderwijs of culturele instellingen tot vakoverstijgend werken. We hebben de onderwerpen van de cultuurwerkplaatsen zoveel mogelijk thematisch gegroepeerd en over deze thema’s vindt u in deze publicatie artikelen. Deze worden afgewisseld met interviews met diverse betrokkenen bij het Paboproject. Iedere geïnterviewde belicht het project vanuit zijn of haar optiek, als docent, als beleidsambtenaar bij OCW, als voorzitter van de stuurgroep of student. Met de keuze van cultuurwerkplaatsen hebben we gestreefd naar representativiteit, niet naar volledigheid. Ook de keuze van de geïnterviewde personen was exemplarisch. We kijken in deze publicatie terug. Vooral op de afgelopen vier jaar, maar ook op het Paboproject als geheel. Het project en het netwerk in deze vorm houden op te bestaan. Ook Cultuurnetwerk Nederland houdt op te bestaan. Terugkijken brengt vaak wat weemoed met zich mee, tenminste, wanneer je op een plezierige tijd terugkijkt. En dat is zeker het geval bij het Paboproject. Er zijn niet alleen prachtige dingen gebeurd en gemaakt, bijzondere en innovatieve projecten uitgevoerd, het was ook fijn om samen te werken aan de ontwikkeling van cultuureducatie op de pabo’s. En het was fijn om elkaar steeds te ontmoeten tijdens netwerkbijeenkomsten. Fijn was ook de steun van de verschillende stuurgroepleden en de langdurige steun van OCW. Maar laten we ook vooruitblikken. Dan moeten we helaas constateren dat op sommige pabo’s cultuureducatie en de kunstvakken weer onder vuur liggen. Hetzelfde geldt voor veel basisscholen. We hopen dan ook dat al het prachtige materiaal dat is ontwikkeld en dat op onze website te vinden is, gebruikt zal worden om cultuureducatie ook in de toekomst de plek te geven die het toekomt.
‘ Er zijn prachtige dingen gebeurd en gemaakt, bijzondere en innovatieve projecten uitgevoerd’
In deze publicatie ligt het accent op de resultaten van de afgelopen vier jaar. In deze periode hebben pabo’s voorstellen ingediend om te werken aan een probleem uit de praktijk van cultuureducatie op pabo of basisschool. Van hun praktijkonderzoek deden ze verslag tijdens netwerkbijeenkomsten en in publicaties. Onderwerpen variëren van een nieuw curriculum tot visie-
4
We wensen u veel inspiratie en leesplezier! Eeke Wervers Projectleider
5
Twa alf ja ar
cultuure d u cati e op de pabo
In 2001 startte Cultuurnetwerk Nederland als opvolger van het LOKV als expertisecentrum voor cultuureducatie. Datzelfde jaar kregen we de opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) een pilot op te zetten waarin pabo’s werken aan cultuureducatie. Nu, twaalf jaar later en vlak voordat Cultuurnetwerk Nederland overgaat in het nieuwe Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA), ronden we de vierde fase van het Paboproject af. Deze pagina’s bieden een overzicht van de belangrijkste wapenfeiten van twaalf jaar samenwerken aan cultuureducatie op de pabo in de context van landelijke ontwikkelingen in cultuureducatie op pabo’s en basisscholen. Tekst: Anneloes Vermeulen
Het begin
De verbreding
De verdieping
De verankering
2001-2003
2004-2006
2006-2009
2009-2012
Context
Context
Context
Context
1997 OCW start Cultuur en School. Doel is het leggen en onderhouden van duurzame relaties tussen scholen en culturele instellingen en de versterking van de aandacht voor cultuur in het onderwijsprogramma.
2004 De expertgroep kwaliteit lerarenopleiding primair onderwijs publiceert de notitie Koersen op meesterschap. Competentiegericht en zelfregulerend leren en samen opleiden in partnerschappen tussen basisscholen en pabo’s moeten een kwaliteitsslag geven aan de pabo.
2006 De Onderwijsraad en Raad voor Cultuur publiceren een gezamenlijk advies, Onderwijs in Cultuur. Versterking van cultuureducatie in primair en voortgezet onderwijs. Ze schrijven: ‘Cruciaal voor de ontwikkeling van cultuureducatie in het onderwijs is het opleiden van deskundige leraren. Studenten op de Pabo’s moeten zich kunnen ontwikkelen tot leraren met ruim voldoende culturele bagage. Het curriculum van de Pabo’s dient daarom structureel aandacht te besteden aan kunst- en erfgoededucatie, omgevingsonderwijs, media-educatie, literatuureducatie.’
2008-2010
2012 Start programma Cultuureducatie met Kwaliteit van staatssecretaris Zijlstra met de nadruk op versterking van de kwaliteit van cultuureducatie in het primair onderwijs.
wapenfeiten
wapenfeiten
2009-2011
2006-2009
wapenfeiten
2001 Cultuurnetwerk Nederland en Stichting Erfgoed Actueel starten pilot Cultuur en School Pabo met vijf lerarenopleidingen. De doelstellingen zijn: studenten leren relaties te leggen tussen basisschool en culturele omgeving en verankering van cultuur in het curriculum van de pabo. Pabo’s werken aan kunst- of erfgoededucatie.
2004 Start Regeling Versterking Cultuureducatie in het PO. Basisscholen kunnen jaarlijks € 10,90 per leerling krijgen om cultuureducatie te versterken.
2002
wapenfeiten
Dertien nieuwe opleidingen sluiten zich aan en werken aan dezelfde doelstellingen.
2001-2003
Uitwisseling tussen deelnemende pabo’s op netwerkbijeenkomsten. De netwerken hebben een eigen website en nieuwsbrief.
publicatie
Cultuur aan de Basis (2004) belicht de resultaten uit de eerste pilotjaren.
2006 Invoering herziene kerndoelen voor het vakgebied kunstzinnige oriëntatie in het primair onderwijs. 2004-2006
Uitbreiding Paboproject met twee belangrijke doelstellingen: • Overdracht van de ervaringen naar andere pabo’s • Pabo’s stimuleren dat ze onderzoeken welke rol zij in regionale netwerken primair onderwijs kunnen spelen. De achttien deelnemende pabo’s verstevigen de samenwerking met culturele partners en basisscholen in de eigen regio, nemen cultuureducatie structureel op in hun curriculum en delen hun ervaringen met andere opleidingen tijdens expertmeetings en netwerkdagen. Steeds meer pabo’s verbinden kunst- en erfgoededucatie in cultuureducatie.
publicatie
Een rugzak gevuld met cultuur (2006) beschrijft de tot 2006 opgedane ervaringen.
6
Docenten van twaalf pabo’s ontwikkelen onder begeleiding van Cultuurnetwerk: • Een basisinhoud voor cultuureducatie op basis van de SBL-competenties waar alle studenten na afronding van de majorfase aan moeten voldoen. • Een verdiepingsinhoud voor studenten die zich tijdens een minor willen verdiepen in cultuureducatie. • De handreiking voor toepassing van de cursus interne cultuurcoördinator in minoren, zodat studenten al op de pabo icc’er kunnen worden. • Een evaluatie-instrument voor pabo’s en basisscholen waarmee zij zicht kunnen krijgen op cultuureducatie binnen hun opleiding of school, bestaande uit diverse vragenlijsten.
2008-2009
De netwerkbijeenkomsten worden uitgebreid met vier uitwisselingsdagen met lerarenopleidingen basisonderwijs uit Vlaanderen.
Ontwikkeling Kennisbases voor de verschillende vakken van de pabo, waaronder dans & drama, muziek, beeldend onderwijs en cultuureducatie.
vanaf 2009
Graduele invoering Kennisbases, te beginnen bij rekenen en Nederlandse taal.
implementatiecursus Handboek cultuureducatie in de pabo en Cultuurmonitor pabo/PO voor docenten die met de ontwikkelde instrumenten willen leren werken.
2009-2012
Voortzetting netwerkbijeenkomsten en nieuwsbrieven over cultuureducatie in de pabo.
2010-2011
Implementatiecursus Handboek cultuureducatie in de pabo en Cultuurmonitor pabo/PO voor docenten die met de ontwikkelde instrumenten willen leren werken.
2009-2012
Uitvoering van 19 cultuurwerkplaatsen op pabo’s waarin zij praktijkvraagstukken uit de pabo en het PO onderzoeken.
publicatie publicaties
6 dec 2012
Handboek cultuureducatie in de pabo (2009) Cultuurmonitor pabo/PO (2009) Zie ook: http://cultuurmonitor.cultuurnetwerk.nl/ voor downloaden handboek en invullen vragenlijsten.
publicatie.
Slotconferentie en presentatie van deze
7
Twee handzame instrumenten
Een sterk netwerk
Handboek en cultuurmonitor
Vanaf de start van het Paboproject in 2001 is gebouwd aan
Van 2006 tot 2009 hebben pabodocenten in ontwikkelgroepen gewerkt aan de
een netwerk waar docenten en directies van pabo’s elkaar
kwaliteit van cultuureducatie. Hun werk resulteerde in een kader voor de invulling
leren kennen en ervaringen kunnen uitwisselen. Anno 2012
van cultuureducatie, het Handboek cultuureducatie in de pabo, en een kwaliteits-
staat er een sterk netwerk van ruim honderdvijftig deel-
meetlat, de Cultuurmonitor pabo/PO.
nemers. Cultuurnetwerk Nederland stuurt hen regelmatig een nieuwsbrief en organiseert netwerkbijeenkomsten. Tekst: Anneloes Vermeulen
Onderwerpen van gesprek Netwerk pabo’s
Groei netwerk pabo’s
5
18
2001 2008
32
2012
Dekking netwerk in 2012 Lid netwerk: 32 pabo’s Geen lid netwerk: 3 pabo’s
Van 2006 tot 2009 lag de nadruk in de bijeenkomsten op het handboek en de monitor waaraan de ontwikkelgroepen werkten. Veel discussie is er gevoerd over wat cultuureducatie nu eigenlijk is. Op de laatste netwerkbijeenkomst van 2009 zijn de producten, Handboek cultuureducatie in de pabo en Cultuurmonitor pabo/PO feestelijk gepresenteerd. Sinds 2009 waren de onderwerpen van gesprek de kennisbases, het onderzoek Cultuur in de Spiegel van de Rijksuniversiteit Groningen en natuurlijk de ervaringen uit de cultuurwerkplaatsen.
‘ Het is altijd erg inspirerend en leerzaam om tijdens netwerkbijeenkomsten met collega’s van andere pabo’s te spreken.’ Loes Bastiaansen, InHolland Haarlem, tijdens de netwerkbijeenkomst
Internationale uitwisseling In 2008 en 2009 zijn docenten van Nederlandse en Vlaamse pabo’s vier keer bijeen geweest om ervaringen uit te wisselen. Ze voerden levendige discussies over gemeenschappelijke thema’s als kwaliteitsbewaking, culturele diversiteit, mediaeducatie en ontwikkeling van een visie op cultuureducatie.
8
Sinds 2010 waren Gemiddeld zijn er er 6 bijeenkomsten 25-30 met 72 verschillende deelnemers per deelnemers bijeenkomst
Inhoud Handboek
Inhoud Cultuurmonitor
• • •
Wat is cultuureducatie? Waarom is cultuureducatie belangrijk? Wat moeten studenten kennen en kunnen: - basisinhoud cultuureducatie voor alle studenten, in beroepstaken, competenties en indicatoren - verdiepingsinhoud voor keuzeminor cultuureducatie, in beroepstaken, competenties en indicatoren - competentieprofiel icc voor pabo’s die studenten het icc-certificaat willen aanbieden
• • •
Wist u dat de Cultuurmonitor er ook is in een PO-uitvoering? Daarmee kunnen basisscholen hun eigen beleid en activiteiten voor cultuureducatie onder de loep nemen.
Samen met icc Omdat steeds meer pabodocenten ook icc-trainer zijn, hebben we de afgelopen jaren ook bijeenkomsten georganiseerd over thema’s die voor beide groepen interessant zijn. Zo organiseerden we in 2011 samen met Stichting Toeval Gezocht de conferentie Kunst en Leren. In totaal namen hieraan 287 mensen deel, waaronder 42 leden van het pabonetwerk.
op 20 september 2012.
Tekst: Anneloes Vermeulen
5 mensen bezochten alle 6 bijeenkomsten
Gestuurde gesprek cultuureducatie: vragenlijst om met collega’s en directie het gesprek over cultuureducatie (visie en beleid) aan te gaan. Digitale vragenlijst cultuureducatie: om zicht te krijgen op alle factoren die van invloed zijn bij de inrichting van cultuureducatie en de huidige stand van zaken daarvan binnen de eigen opleiding of school. Vragenlijst cultuureducatieve activiteit: om zicht te krijgen op succesfactoren bij de voorbereiding, organisatie, uitvoering en evaluatie van een specifieke activiteit. Te downloaden op http://cultuurmonitor.cultuurnetwerk.nl
Wist u dat de Cultuurmonitor pabo/PO ook zeer geschikt is voor studenten die onderzoek moeten doen op basisscholen? De monitor biedt kant-en- klare, zorgvuldig samengestelde vragenlijsten om cultuureducatie in kaart te brengen.
Wist u dat u de vragenlijsten ook online kunt invullen op http://cultuurmonitor. cultuurnetwerk.nl en de antwoorden kunt vergelijken met die van anderen?
Implementatietraject Vier teams van in totaal veertien docenten van twaalf pabo’s hebben beide instrumenten ontwikkeld. Om deze bredere bekendheid te geven onder alle pabo’s is in 2010 en 2011 een aantal keer de implementatiecursus gegeven. Hieraan namen 58 docenten van 20 verschillende pabo’s deel.
Reactie van een trainer: ‘Het Gestuurde gesprek hebben we gekoppeld aan de thema’s visieontwikkeling en draagvlak. De gesprekken resulteerden niet alleen in boeiende inhoudelijk ontmoetingen, maar leidden in een aantal gevallen tot onverwachte toezeggingen van leidinggevenden. Enkele voorbeelden zijn het oprichten van een culturele commissie, een eigen budget voor cultuureducatie en een opdracht voor het schrijven van een cultuureducatieplan.’
Reactie van een cursist: ‘Met collega’s van kunstzinnige oriëntatie, geschiedenis en erfgoed hebben we het implementatietraject gevolgd. Het was waardevol om juist ook met collega’s van andere vakgroepen van gedachten te wisselen over onze wensen en visies op cultuuronderwijs. Dit heeft bijgedragen aan een grotere kennis van en begrip voor elkaars vakgebied.’ 9
Wim Burggraaf
is beleidsambtenaar op het Ministerie van OCW.
Hij was de laatste jaren nauw betrokken bij het Paboproject.
‘ In Pabonetwerk is veel kracht gebundeld’ ‘Het mooiste van het hele Paboproject vind ik dat het een beweging is die van onderaf is ontstaan’, zegt Wim Burggraaff. ‘In het begin was het project er vooral op gericht om de pabo’s te laten samenwerken met instellingen, maar later is het accent meer komen te liggen op curriculumontwikkeling.’ Tekst: Peter Zunneberg
Volgens Burggraaff is er in de opeenvolgende subsidieperiodes sprake geweest van een logische volgorde: ‘Na de fase van ontmoeting en leren kennen en de daarop volgende samenwerking, zit het project nu in een fase van inhoud en kwaliteit.’ Nieuwe methode Terugkijkend vindt Burggraaff dat er veel bereikt is. Zo wijst hij op de mogelijkheid om als pabostudent het icc-certificaat te halen en op de totstandkoming van het Handboek cultuureducatie in de pabo en de Cultuurmonitor pabo/PO. ‘Dat is allemaal afkomstig uit het Pabonetwerk, waarin heel veel kracht en energie is gebundeld.’ Ook is hij erg positief over de cultuurwerkplaatsen waarin pabo’s vaak samen met instellingen en basisscholen samenwerkten aan oplossingen voor vragen uit de praktijk. ‘Mijn indruk uit de presentaties van de cultuurwerkplaatsen is dat het een heel goede manier van werken is. Het is een nieuwe methode om kennis en ervaring te verzamelen, die geleid heeft tot de ontwikkeling van websites waar die kennis en ervaring gedeeld worden. Het heeft ook geleid tot meer vakoverstijgend denken.’
fileren, maar tegelijkertijd moet wel op alle pabo’s een bepaald minimum bereikt worden. Ik denk dat daar een mooie taak ligt voor het nieuwe kennisinstituut dat deskundigheidsbevordering als een van de basistaken moet oppikken.’ Dit instituut zou via effectieve acties cultuureducatie op de pabo’s als aandachtspunt moeten blijven stimuleren. ‘Dat kan bijvoorbeeld door het Pabonetwerk te continueren en door te blijven hameren op het belang van de cultuurwerkplaatsen.’ Burggraaff heeft grote verwachtingen van het kennisbasestraject. ‘Als oplossing voor het probleem dat steeds vaker de kennis van jonge leraren tekort schoot, moeten deze er uiteindelijk toe gaan leiden dat pabo’s belangrijk worden als regionaal kenniscentrum. Het onderwijs is een sector waar je professionele ontwikkeling uiterst serieus moet nemen. Een succesvolle implementatie van die kennisbases is voor de pabo’s dan ook van groot belang. Daarnaast is de regionale positionering en profilering voor de pabo’s een belangrijke ontwikkeling.’
‘Het mooiste van het hele Paboproject vind ik dat het een beweging is die van onderaf is ontstaan’
Kennisbasis Hoewel het Paboproject binnenkort afloopt, is het werk nog niet klaar. ‘Als ik naar de pabo’s kijk, zie ik een grote diversiteit. Lang niet alle instellingen zijn al even ver. Nu heeft dat natuurlijk te maken met de tendens dat ook pabo’s zich steeds meer gaan pro-
10
11
Een v is i e op c u ltu u r ed ucati e
Zet een stip aan de horizon Een visie op cultuureducatie is belangrijk als inspiratiebron. Je schetst een visionair en ambitieus beeld van wie en wat je wilt zijn. Daarbij kijk je naar de wereld van nu, naar de kansen in de toekomst en beschrijf je de droomsituatie. Je zet samen een stip aan de horizon: dát vinden wij belangrijk, dáár gaan wij naar toe. De pabo’s in Nijmegen en Rotterdam hebben al met dit bijltje gehakt.
Tekst: Eeke Wervers
Visie, missie en strategie, het zijn begrippen uit de organisatiekunde. Maar ze bewijzen ook hun diensten in onderwijs en cultuureducatie. Ze helpen je nadenken over hoe je kunt aansluiten bij belangrijke ontwikkelingen en hoe je cultuureducatie kunt positioneren. Een visie geeft een beeld van de plaats en positie in de verre toekomst. Om een visie op cultuureducatie te formuleren kun je jezelf de volgende vragen stellen: • Welke ontwikkelingen (economisch, sociologisch, demo- grafisch, politiek) zijn belangrijk voor het onderwijs en voor cultuureducatie? • Hoe ziet onze toekomst eruit (en die van eventuele concurrenten)? • Welke ambities hebben wij op langere termijn? • Welke competenties moeten we gaan ontwikkelen? Een missie definieert het bestaansrecht en de identiteit. Met je missie vertel je wie je bent, wat je doet en wat je wilt bereiken. Je missie is tijdloos en staat, in tegenstelling tot je visie, niet ter discussie. De missie van een organisatie bestaat doorgaans uit de volgende vier onderdelen: werkterrein, bestaansrecht, betekenis voor belanghebbenden en normen, waarden en overtuigingen. Uit je missie en visie vloeien doelen voort. Strategie bestaat uit de activiteiten om deze doelen te bereiken. Bij voorkeur duurzame activiteiten waarmee je kunt uitblinken en je kunt onderscheiden. Je strategische planning is richtinggevend voor alle beslissingen voor de komende jaren.
12
Profileren Voor het toewerken naar je visie is een nulmeting nodig: waar sta je nu en wat moet je doen om bij die stip aan de horizon uit te komen? In het Paboproject is daarvoor de Cultuurmonitor ontwikkeld (zie pagina 9 artikel Handboek & Monitor). Een visie geeft richting aan het curriculum en aan de samenwerking met andere vakken en partners buiten de pabo. Je krijgt gemakkelijker alle neuzen dezelfde kant op om samen te werken aan de verdere ontwikkeling van cultuureducatie. Vanuit een visie kun je cultuureducatie ook beter profileren. We geven hier twee voorbeelden van pabo’s die gewerkt hebben aan een stevige missie en visie Opleidingsvisie Pabo Groenewoud in Nijmegen heeft een duidelijke, inspirerende visie en missie geformuleerd voor het onderwijs als geheel, waar alle vakken hun eigen aanpak en invulling op baseren. De pabo beschrijft in haar Visie op leren onderwijzen als proces: ‘Onze studenten hebben zo’n 13.000 uur naar leraren gekeken voor ze met de opleiding starten. Deze ervaringen vormen de basis voor hun waarneming, opvattingen en manier van leren. Het is belangrijk dat studenten zich bewust worden van deze persoonlijke basis, want daar begint hun leren (…) Betekenisgericht leren, ook in de ontmoeting met elkaar, is hiervoor nodig. Dit vraagt om een dynamisch zelfconcept en een gezonde dosis zelfwaardering en zelfvertrouwen.’ In haar visie op het opleiden tot leraar schrijft de pabo: ‘Een goed curriculum is actueel, helder en samenhangend. Qua niveau voldoet het aan internationale standaarden en qua inhoud is het afgestemd met de beroepsgroep waarvoor wordt opgeleid (…) Onafhankelijk van de bouwkeuze bereiken studenten een gedegen kennisniveau, passend bij de kerndoelen van het gehele basisonderwijs. De vorm en inhoud van zowel onderwijs als de toetsing passen bij de doelen die worden nagestreefd. Dit bevordert de kwaliteit van het leren van de student (…) Door alle jaren en opleidingsactiviteiten heen wordt het ontwikkelen van een onderzoekende houding gestimuleerd, evenals de ontwikkeling van een sterke (beroeps)identiteit, reflecterend vermogen en een open blik naar de wereld.’
Curriculum Met de Cultuurmonitor heeft Pabo Groenewoud cultuureducatie binnen de opleiding in kaart gebracht en op basis daarvan activiteiten ondernomen. De opleiding heeft cultuureducatie beter zichtbaar gemaakt (zie pagina 8). Daarnaast hebben de betrokken docenten op basis van de uitkomsten van de monitor en de opleidingsvisie een curriculum voor de kunstvakken en voor cultuureducatie geschreven. In de propedeuse moet de student ervan doordrongen raken dat hij ‘als leerkracht moet inspireren als cultuurdrager en cultuuroverdrager en dat [ik] open moet staan voor andere culturen om hier sensitief mee om te kunnen gaan’. Tijdens een zogeheten Meesterproef en in hun Cultureel paspoort tonen de studenten hoe ze dit gaan vormgeven. Tijdens de kernfase volgt verdieping. De student leert vanuit een cultuurbeschouwelijk perspectief na te denken over onderwijs en opvoeding in de hedendaagse samenleving. Verder leert hij te herkennen hoe mensen uitdrukking geven aan hun beleving en hoe hij dit met de kunsten praktisch kan ondersteunen. Bij levensbeschouwelijke onderwijsactiviteiten zet de student expressieve elementen in die op de kinderen zijn afgestemd. De student krijgt kunstvakken en kunstbeschouwing. Daarbij weet hij op welke manieren een leraar cultuurdrager en cultuuroverdrager is en kan zijn, kent hij de uitgangspunten van cultuureducatie en kan hij de culturele omgeving van kind en school evenals de eigen culturele bagage verantwoord inzetten in zijn
‘ Vanuit een visie kun je cultuur educatie beter profileren’
13
lessen. Daarnaast kunnen studenten kiezen voor de minor Kunst en cultuur, die afgesloten wordt met een icc-certificaat. Kritische blik In het pabocurriculum van Hogeschool Rotterdam werd, naast de kunstzinnige vakken drama, muziek tekenen en handvaardigheid (beeldend), ook een programma kunsteducatie aangeboden. Voor dit laatste onderdeel had de pabo een samenwerkingsconvenant gesloten met diverse instellingen en kunstenaarsinitiatieven in Rotterdam. In overleg met deze ‘kunstpartners’ is een onderwijsprogramma ontwikkeld. Tot slot was het mogelijk een verdiepende minor Cultuureducatie te volgen die werd afgesloten met het icccertificaat. Door bezuinigingen kwamen minder uren beschikbaar voor het programma kunsteducatie. Dat was aanleiding om alle activiteiten kritisch onder de loep te nemen en vooral ook te kijken naar de samenwerking met culturele instellingen. De pabo greep de cultuurwerkplaats aan om een gewijzigd curriculum te ontwerpen, passend bij de grootstedelijke context van de pabo en met behoud van de intensieve samenwerking met de kunstpartners. Bij dit hele traject is veel aandacht geweest voor gemeenschappelijke visievorming. Drie studenten hebben onderzoek gedaan naar visievorming. Ook binnen het team plus samenwerkingspartners en in de cursus over het handboek en de monitor is veel aandacht besteed aan de visie op cultuureducatie.
Vrijwel alle instellingen zien als meerwaarde van de samenwerking het feit dat de studenten kennis maken met hun instelling. Ze hopen dat de studenten later als leerkracht terugkomen met hun kinderen. Daarnaast vinden de meeste instellingen het belangrijk studenten te confronteren met kunst. Veel studenten bezoeken niet uit zichzelf de culturele instellingen. De samenwerking biedt instellingen de kans de vonk voor kunst en cultuur over te brengen en studenten te laten kennismaken met verschillende kunstvormen. Daarbij benadrukken sommige instellingen dat zij het belangrijk vinden om aan te sluiten bij de passies en interesses van studenten om hen zo te kunnen raken en te enthousiasmeren. Diverse instellingen willen ook bijdragen aan de competenties van studenten. Ze willen studenten bijvoorbeeld leren om creatief te denken, om vragen te stellen, om onbevangen te kijken en om te reflecteren op kunst en op zichzelf. Deze vaardigheden zijn volgens hen niet alleen van belang voor kunsteducatie, maar algemeen nuttige vaardigheden.
‘ Met een visie krijg je gemakkelijker alle neuzen dezelfde kant op’
Onderzoek De twee projectleiders voerden gesprekken met vrijwel alle convenantspartners over de ervaringen tot dan toe, over de meerwaarde die beide partijen zien in de samenwerking en over mogelijkheden, ideeën, kansen en wensen voor de toekomst. Ook zijn contacten gelegd met nieuwe partners, vooral culturele instellingen die zich specifiek op kinderen richten. Het bleek dat de samenwerking goed was bevallen, maar ook dat de instellingen heel verschillende wensen en mogelijkheden hebben. In plaats van een vast convenant en vaste opzet bleek dat afzonderlijke, op maat gesneden afspraken over ieders bijdrage aan het programma kunsteducatie beter werken. Dat versterkt het onderwijs en sluit beter aan op de wensen en visies van de verschillende instellingen.
14
Uitgangspunten De studenten geven op basis van hun onderzoek de volgende uitgangspunten voor de vorming van een pedagogische visie op kunstonderwijs binnen de pabo van Hogeschool Rotterdam: • Kunstonderwijs in het teken van betekenisgeving en zingeving: zowel de pabo als de docenten hechten hier waarde aan. Neem dit als uitgangspunt om bij te dragen aan de persoonlijke ontwikkeling van studenten en aan een breder maatschappelijk belang. • Kunst in samenhang, een betekenisvolle context: plaats kunstonderwijs in samenhang met andere vakken en in een actuele en levensechte leeromgeving. • Belevingswereld van het kind als uitgangspunt, niet als eindpunt: sluit aan bij de ervaringen van studenten en leerlingen om hen te motiveren en te stimuleren hun grenzen te verkennen en te verleggen. • Emotionele ervaringen als basisvoorwaarde: de pabo docenten zeiden dat zij het plezier en de beleving van kunst van belang vinden. Door uit te gaan van de emotionele ervaringen draag je bij aan de persoonlijke ontwikkeling van kinderen.
• • •
Het ontwikkelen van vaardigheden en technieken: hoewel pabodocenten deze kwalificerende functie minder sterk als ideaal benoemen, vinden zij wel dat dit een voorwaarde is voor betekenisvol kunstonderwijs. Kunst als (beeld)taal: de Rotterdamse pabo legt een nadruk op taalonderwijs, sluit hier in het kunstonderwijs op aan. De pabodocent als participerend onderzoeker: leg de nadruk op de pabodocent als participerend onderzoeker die de studenten (en via hen de leerlingen) begeleidt in het proces.
Deze onderzoeksresultaten worden gebruikt om de gemeenschappelijke pedagogische visie op kunstzinnig onderwijs te versterken, waarna de vakgroep kunstzinnige oriëntatie een betekenisvol vakinhoudelijk curriculum kan vormen. Het onderzoek en de hernieuwde bewustwording van de eigen visie stelde de pabo in staat om de kwaliteit van het programma binnen een gewijzigd curriculum te behouden en te actualiseren. Aanscherping Wouter Engelbart, docent beeldende vorming en onderwijskunde aan de pabo van Hogeschool Rotterdam, deed in het kader van zijn studie Urban Education een innovatieonderzoek. Op basis daarvan formuleerde hij tien aanvullende punten voor het aanscherpen van het programma kunsteducatie binnen de Rotterdamse pabo. Deze zijn ook bruikbaar voor andere pabo’s die met hun culturele omgeving willen gaan samenwerken: 1 De doelen van het programma kunsteducatie dienen voort te komen uit een goed beschreven visie en missie, waarmee de vakgroep richting en continuïteit geeft aan haar beleid en programma. 2 De vakgroep kunstzinnige oriëntatie dient het aanbod van de culturele instellingen af te stemmen op de pedagogische, didactische en kunstzinnige doelen van de pabo. 3 De vakgroep kunstzinnige oriëntatie dient echter ook ruimte te bieden voor kwaliteiten van diverse instellingen, om haar programma kunsteducatie te versterken. 4 Daarom kan het algemene convenant voor alle instelligen beter omgezet worden naar een convenant per instelling, omdat motieven van samenwerking, doelen, samenwer- kingsvorm, organisatie en financiering per instelling sterk verschillen. 5 a. In elk convenant dienen de motieven, doelen, vorm, organisatie en financiering van samenwerking opgesteld te worden, zodat beide partijen helder hun verwachtingen vermelden.
b. De grootte van de groep studenten die een culturele in stelling bezoekt kan per instelling anders zijn, omdat de doelen en werkwijze van iedere instelling verschilt. 6 De culturele instellingen en de pabo denken na over de wijze waarop studenten ‘geraakt’ kunnen worden en affiniteit ontwikkelen met kunst en kunsteducatie. 7 Voor sommige instellingen is een samenwerking met scholen uit het primair onderwijs wenselijk, zodat studenten zien hoe kinderen kunst beleven. Dit laat studenten het belang van kunsteducatie voor jonge kinderen ervaren. 8 Bied oriëntatie voor alle studenten, zodat iedereen het belang ervaart; bied specialisatie voor geïnteresseerden, zij kunnen kunsteducatie kwalitatief vormgeven. 9 De vakgroep kunstzinnige oriëntatie kan een bijdrage leveren aan de pabobrede visie op opleiden, aangezien kunst aandachtsvelden waardeert die onderscheidend zijn en die een bijdrage leveren aan de brede oriëntatie van de student. 10 Breng de kwaliteiten van het programma onder de aandacht van verschillende afdelingen binnen de organisatie en het werkveld, zodat pabo en basisscholen waardering voor en inzicht krijgen in kunsteducatie. Met de adviezen uit beide onderzoeken gaat de Rotterdamse pabo haar visie aanpassen. Belangrijkste uitgangspunten zijn de eigen leefwereld van de studenten en meer aandacht voor flexibiliteit om op de verschillende mogelijkheden van de instellingen in te spelen. Daarnaast wil de pabo in aansluiting op het Groningse onderzoeksproject Cultuur in de Spiegel meer aandacht besteden aan cultureel bewustzijn. In een film van een half uur vertellen instellingen over het belang van samenwerking. Bekijk de film ‘kunsteducatie op de pabo hogeschool Rotterdam’ op YouTube.
15
‘ Het begrip cultuureducatie was destijds nog niet gangbaar’ Paul Vogelezang stond in
‘Ik ben erg trots op alles wat dit project in ruim tien jaar bereikt heeft’, zegt
2001 aan de wieg van het Paboproject.
voormalig projectleider Paul Vogelezang. ‘Het enige wat ik anders zou doen, is dat ik
Tot hij in 2010 directeur werd van EDU-ART
van meet af aan ook basisscholen veel meer bij het project zou hebben betrokken.
heeft hij bij Cultuurnetwerk Nederland het project gecoördineerd.
Want het blijft natuurlijk de vraag hoeveel van de kennis van en ervaring met cultuureducatie van jonge leraren daadwerkelijk landt in de scholen.’ Tekst: Peter Zunneberg
En dat laatste was precies het idee van het Paboproject: om cultuureducatie in de basisscholen een flinke impuls te geven door ermee te beginnen in de opleiding van leerkrachten in spe. ‘Daarbij was het plan om te kijken hoe je vanuit de kunstvakken cultuureducatie meer in het curriculum kon krijgen.’ Zoektocht De eerste ronde startte met vijf pabo’s. ‘Zij gingen bij zichzelf na hoe kunst en erfgoed een plek in hun eigen curriculum hadden, want dat was nog helemaal niet gestructureerd. Het begrip cultuureducatie was nog niet algemeen gangbaar. En die inventarisatie bleek erg nuttig. Opleidingen moesten bepalen waar ze stonden met die vakken en hoe het zat met de integratie en de samenhang ervan met de rest van het curriculum. Die samenhang en integratie bleek met de kunst- en erfgoedvakken onderling al moeilijk genoeg. Wat geef je bijvoorbeeld je studenten voor stageopdracht mee? Op dat moment waren er nog geen minors, maar zat alles nog in het basisprogramma.’ In de tweede tranche gingen de pabo’s verder, maar werd bovendien afgesproken dat ze zouden kijken wat ze van elkaars opbrengsten konden gebruiken. ‘Zo leerden de kunstpabo’s iets wat bij erfgoedvakken al heel normaal was: kijken naar de directe omgeving. Mode, architectuur, dat is er veel meer bij betrokken. Achteraf kun je constateren dat het project één hele lange zoektocht is geweest naar wat nu eigenlijk cultuureducatie is.’
In de eerste vier à vijf jaar zag Vogelezang dat op allerlei plekken de hakken in het zand gingen. ‘Allerlei docenten, van kunstvakken, maar ook van geschiedenis en aardrijkskunde, waren bang dat een nieuw vak cultuureducatie ten koste zou gaan van hun eigen vak en daar was behoorlijk wat verzet tegen. De vraag wat er over zou blijven van hun vak en het ambacht, was voor docenten belangrijker dan de vraag wat een student nodig heeft om met cultuureducatie bezig te zijn.’ Cultuuroverdrager Belangrijk bleken de termen cultuurdrager en cultuuroverdrager. Iedere burger is cultuurdrager, maar als leerkracht moet je die cultuur ook overdragen. ‘En dan kom je bij de vraag welke cultuur dat dan is. Want de ene pabo is de andere niet, onderling zijn er grote verschillen. In de derde tranche zijn we het daarom vooral over de inhoud gaan hebben: welke cultuur moeten leerkrachten overdragen? En in de vierde tranche hebben we gekeken hoe je dan de kwaliteit daarvan kunt meten. Uiteindelijk hebben we de Cultuurmonitor pabo/ PO opgesteld: een matrix waarin alle randvoorwaarden zijn benoemd om kwalitatief goed met cultuureducatie bezig te zijn. Dan heb je het over tijd, geld, ruimte, materialen, de mogelijkheid om naar buiten te gaan. Maar uiteindelijk staat of valt de aandacht voor cultuureducatie met het management. Als zij het niet zien zitten, komt het nooit van de grond.’
‘ Ik ben erg trots op alles wat dit project in ruim tien jaar bereikt heeft’
16
17
Cu ltu u r ed u cati e zic htba ar m ak en
Onbekend maakt onbemind Collega’s van andere vakken weten vaak niet wat de kunstvakken en cultuureducatie inhouden en wat ze toevoegen aan de pabo-opleiding. Door dit zichtbaar te maken zullen docenten en studenten de waarde en relevantie van deze onderdelen eerder onderkennen. Voorbeelden van pabo’s uit Nijmegen, Breda en Meppel laten zien hoe je dat kunt aanpakken.
Tekst: Eeke Wervers
In het Handboek cultuureducatie in de pabo beschrijven teams van pabodocenten wat cultuureducatie inhoudt, hoe je het aan kunt pakken en wat het belang is voor studenten en basisschoolleerlingen. Cultuureducatie, aldus het handboek, rust kinderen toe om in de toekomst goed te kunnen participeren in de samenleving, waarvan erfgoed, kunst en media belangrijke onderdelen zijn. Daarnaast gaat het om overdracht van culturele verworvenheden en individuele ontwikkeling door het opdoen van persoonlijke, vormende ervaringen. Cultuureducatie kent een veelheid aan doelen en effecten. Zo versterkt erfgoededucatie de binding met het verleden en het historisch besef. Kunsteducatie vergroot de kunstzinnige en creatieve vermogens van mensen en verschaft mensen de middelen om een gemotiveerde keuze te maken uit het kunstaanbod en actief deel te nemen aan het culturele leven. Media-educatie draagt bij aan mediawijsheid en leert kinderen kundig en kritisch om te gaan met massamedia.
ger gaan opereren. Gedurende het jaar zijn meer specifieke taken verdeeld en beoogde resultaten afgesproken. De leden voelen zich hierdoor meer eigenaar van het proces, wat ook meer betrokkenheid en plezier oplevert.’ Het bleek belangrijk om voortdurend druk te blijven uitoefenen op nieuwe curriculumontwikkelingen. ‘Wij kunnen het ons niet permitteren om de teugels te laten vieren. Als groep van betrokken docenten met gebundelde krachten is daarbij meer te bereiken dan als eenling.’ Door hun inspanningen is er een verankerde, zichtbare lijn cultuureducatie in het nieuwe curriculum opgenomen en wordt die ook de toetsing meegenomen. Interviews met collega’s Om cultuureducatie zichtbaar te maken moet wel duidelijk zijn wat cultuureducatie is en wat de rol is binnen het curriculum. Daarom heeft de werkgroep op Pabo Groenewoud een visie op cultuureducatie geformuleerd en gepresenteerd op een personeelsbijeenkomst. Daarnaast heeft de werkgroep enkele collega’s en studenten geïnterviewd voor de nieuwsbrief van de pabo, het Groenewoud Journaal. Deze interviews zijn ook gepresenteerd op grote borden in de gangen van de pabo. Met het curriculum als inhoudelijk fundament kan cultuureducatie verder zichtbaar worden gemaakt met culturele activiteiten en prikkelende voorstellingen binnen en buiten het gebouw. Voorbeeld van een terugkerend evenement is de performance night. Cultuureducatie krijgt ook in de samenwerking met scholen een nadrukkelijker accent, bijvoorbeeld tijdens de stages van studenten. De samenwerking met culturele instellingen wordt verder geïntensiveerd. De volgende stap is een doorgaande lijn met programmaonderdelen cultuureducatie in alle leergebieden en innovatieve cultuureducatieve leerarrangementen die door minor- en majorstudenten worden gepresenteerd. Verder start de werkgroep de samenwerking tussen pabo, icc’ers en studenten op.
‘ Als groep van betrokken docenten met gebundelde krachten is meer te bereiken dan als eenling’
Culturele werkgroep Hoe kun het belang en waarde van cultuureducatie nu delen met collega’s? Pabo Groenewoud van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) heeft daar een project aan gewijd. De opleiding heeft onderzocht hoe je voor cultuureducatie een krachtige leeromgeving kunt creëren met als doel een zichtbaar cultureel klimaat binnen de opleiding. Docenten en studenten moeten zich bewust worden van de waarde van deze krachtige culturele leefomgeving en daarmee de noodzaak ervaren om deze rijke omgeving te gebruiken in hun onderwijs. De pabo stelde een culturele werkgroep in om cultuureducatie binnen het curriculum vorm te geven. Deze werkgroep, bekostigd met project- en incidentele gelden, ontplooit activiteiten rondom kennisconstructie, curriculum en werkveld. Ze is bovendien verantwoordelijk voor het behalen van de doelstellingen voor cultuureducatie binnen Pabo Groenewoud en zet zich in om cultuureducatie zichtbaar te maken en blijvend op de agenda te zetten. Om een krachtige leeromgeving voor cultuureducatie te creëren is een enthousiaste groep collega’s noodzakelijk. Eén kartrekker is te kwetsbaar, aldus Niekje van de Lavoir, docent beeldend en projectleider. ‘Tijdens en door het project zijn alle leden van de culturele werkgroep zich deskundiger gaan voelen en zelfstandi-
18
Fysieke cultuurwerkplaats De pabo van Hogeschool Avans in Breda neemt creativiteit en creativiteitsontwikkeling mee in het hele curriculum. Dat biedt veel aanknopingspunten voor vooral cultuureducatie en de
19
kunstvakken. De vakgroep cultuureducatie krijgt uren voor overleg en ontwikkeling en er is een werkplaatsassistent aangesteld ter ondersteuning van docenten en studenten. De pabo werkt samen met een aantal vaste partners, onder meer met de lokale bemiddelingsorganisatie tussen instellingen en scholen. De directie vindt cultuureducatie belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen en studenten, vandaar ook de aandacht voor creativiteitsontwikkeling en de goede faciliteiten. Avans heeft met landelijke subsidie uit het Paboproject een fysieke cultuurwerkplaats ingericht. Een groot lokaal in de vleugel bij de kunstvakken is ingericht als studiecentrum en praktijklokaal. Studenten kunnen hier zelfstandig werken, maar de cultuurwerkplaats heeft vooral een externe functie. Het is een plek waar scholen en instellingen een vraag kunnen stellen over cultuureducatie. Studenten en docenten gaan vervolgens samen met de school of instelling op zoek naar een antwoord. De cultuurwerkplaats is met een grote conferentie met presentaties en workshops geopend, waarbij veel scholen en instellingen uit de regio aanwezig waren. Het bleek een succesvolle manier om cultuureducatie en de rol van de pabo daarbij zichtbaar te maken. Het feit dat zoveel scholen het de moeite waard vonden deze conferentie te bezoeken zorgde ook intern voor succes: het vestigde bij veel collega’s de aandacht op het belang van cultuureducatie.
vendien om andere scholen op ideeën te brengen. Docenten en studenten zijn benieuwd welke vragen er komend jaar op hen af komen. Rijk educatief aanbod In de cultuurwerkplaats van de Pabo Meppel staat de samenwerking tussen de diverse instellingen in de aangrenzende wijk Haveltermade centraal. Pabostudenten en -docenten ontwikkelen samen met medewerkers van diverse instellingen voor deze wijk een steeds rijker cultuureducatief aanbod. Haveltermade is een achterstandswijk waar veel culturen samenleven. In het centrum van Meppel is veel historisch erfgoed, kunst en cultuur, maar uit onderzoek blijkt dat kinderen uit dit soort wijken niet of nauwelijks in contact komen met deze cultuur. Alleen het aanbod van de twee basisscholen in de wijk brengt hen hiermee in contact en dit aanbod lijkt minimaal. Met een rijk educatief aanbod hoopt de pabo bij te dragen aan de integratie van de diverse bevolkingsgroepen in de wijk. Daarbij besteedt de opleiding in het buitenschoolse traject aandacht aan taalontwikkeling en aan kennis en waardering van elkaars culturen.
‘ De grote opkomst van basisscholen vestigde bij collega’s de aandacht op het belang van cultuureducatie’
Kunstweek De eerste opdracht voor de cultuurwerkplaats kwam van een basisschool die vroeg om een kunstweek te ontwikkelen voor alle groepen. Onder begeleiding van hun docenten ontwikkelden studenten voor alle disciplines lessen en workshops. Tijdens een week in mei gaven ze elke middag in groepjes les aan de klassen. Ze werkten toe naar een presentatie of tentoonstelling. Op vrijdagmiddag waren alle ouders uitgenodigd en de kinderen lieten trots hun resultaten zien. Er waren fotocollages, schilderijen, dans, zang, muziek en toneel. Indrukwekkend, vonden alle betrokkenen. Door dit project werd binnen de basisschool en voor de ouders duidelijk wat cultuureducatie is, wat het belang ervan is voor kinderen en wat de rol van de pabo kan zijn. Ook over dit project werd uitgebreid bericht, bijvoorbeeld in een papieren nieuwsbrief naar alle basisscholen in de regio. Daarmee profileerde de pabo zich met cultuureducatie. Doel was bo-
20
Pabo Meppel ziet dit project vanuit haar missie - het opleiden van goed toegeruste leraren – als een kans voor de studenten om de ontmoeting met diverse culturen vorm en inhoud te geven (veel van de praktijkscholen zijn ‘witte scholen’) en zich te verdiepen in de culturele dimensie van de schoolomgeving. Ontwerponderzoek Het cultuurwerkplaatsproject maakt deel uit van de nieuwe minor Educatief ontwerpen voor derde- en vierdejaarsstudenten. Hierin moeten studenten een activiteitenaanbod realiseren dat de kinderen actief in contact brengt met de vier Meppelse aandachtsgebieden van cultuureducatie (kunst, media, erfgoed, jeugdliteratuur). Uitgangspunt bij deze minor is ontwerponderzoek (design research): de student ontwerpt na theoretische verdieping een goed beargumenteerd educatief arrangement. Hij past dit ontwerp toe in de praktijk en reflecteert vervolgens op de bevindingen. Vervolgens komt hij met een theoretische bijstelling, verantwoording en aanpassing van het educatief ontwerp. Deze cyclus kan verschillende keren doorlopen worden. De student ontwikkelt zo onderzoeksvaardigheden die hij in de onderwijspraktijk veelvuldig zal moeten toepassen ter verbetering of vernieuwing van het onderwijs. Van en met elkaar leren krijgt in de minor bijzondere aandacht. Er vindt uitwisseling plaats op diverse niveaus: tussen studenten en leerlingen, maar ook tussen studenten en leerkrachten,
welzijnswerkers of medewerkers van diverse instellingen. Ook pabodocenten wisselen kennis uit met diverse partijen en zo stimuleert de cultuurwerkplaats dat docenten en medewerkers in elkaars keuken gaan kijken en samen projecten doen. Op deze manier wordt voor alle betrokkenen zichtbaar wat cultuureducatie is en hoe je dit in een wijk als Haveltermade kunt inzetten. Dat geldt voor alle samenwerkingspartners: Scala (centrum voor de kunsten), educatieve uitgeverij Edu-Actief, instellingen in de wijk (Eigen Kracht Café, Welzijn Meppel), het buurthuis en de naschoolse opvang Speelwerk. Ook de gemeente Meppel toont interesse in dit project. Pabo Meppel heeft het zogeheten Marokko-overleg opgericht, een werkgroep die regelmatig bijeen komt en met de verschillende partners culturele activiteiten ontwikkelt, zoals projectweken, lezingen en theatervoorstellingen. Bij alle partners en ook bij de gemeente is duidelijk wat de inhoud en waarde van cultuureducatie kan zijn. Zichtbaar Om cultuureducatie zichtbaar te maken moet je binnen de eigen opleiding beginnen. De zogeheten kwaliteitsdriehoek (zie pagina 22) moet in balans zijn: cultuureducatie moet een duidelijke plek in het curriculum hebben, er moeten voldoende budget en faciliteiten zijn en de organisatie en de samenwerking met partners moet in orde zijn. Van daaruit kun je cultuureducatie zichtbaar maken, binnen en buiten de opleiding. Duidelijke en innovatieve projecten helpen daarbij, omdat je daarmee goed kunt vertellen waar het om gaat. Inspirerende voorbeelden maken cultuureducatie zichtbaar.
21
Niekje van de Lavoir is docent beeldend op Pabo Groenewoud in Nijmegen. Bij het Paboproject was zij medeverantwoordelijk voor de Cultuurmonitor pabo/PO en was ze betrokken bij het ontwikkelen en uitvoeren van de implementatietraining.
‘ De kwaliteitsdriehoek moet in balans zijn’ ‘Kwaliteit is altijd afhankelijk van drie factoren’, stelt Niekje van de Lavoir. ‘Uiteraard is dat inhoud, waar visie en onderwijscurriculum een rol spelen. Daar horen randvoorwaarden als financiën, faciliteiten, schoolorganisatie bij. En als derde is er de relatie en de samenwerking met de partners.’ Tekst: Peter Zunneberg
Van de Lavoir, vrijwel vanaf het begin betrokken bij het Paboproject, heeft onder meer een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de Cultuurmonitor pabo/PO, waarin criteria zijn vastgelegd om de kwaliteit van cultuureducatie te bepalen. Het is volgens haar essentieel dat de hoeken van de kwaliteitsdriehoek in balans zijn. ‘Je kunt nog zo’n prachtige visie hebben of een mooi onderwijscurriculum, maar als je de middelen niet hebt of het personeel ontbreekt om het deskundig uit te voeren, dan laat de kwaliteit natuurlijk te wensen over.’
we een training hebben opgezet. Elke pabo mocht een aantal docenten naar de training sturen en daarvoor werden ze zelfs betaald.’ Het trainingsmateriaal bestond uit een gestuurd gesprek, een vragenlijst cultuureducatie en een vragenlijst cultuureducatieve activiteit. ‘Het leuke van de training was dat deze elke keer op een andere pabo plaatsvond. Zo kwam je telkens in een andere cultuur. Aan de ene kant zag je wat er gerealiseerd was, pareltjes, maar je zag ook waar collega’s nog mee worstelden.’ De bedoeling van de training was om in elke opleiding het gesprek op gang te brengen over visie, inhoud en het belang van cultuureducatie. ‘Daarbij diende de vragenlijst cultuureducatie om te kijken waar je nu precies stond. Tijdens de bijeenkomst is veel uitgewisseld over hoe je de directie en collega’s van andere leergebieden warm kunt maken voor cultuureducatie.’
‘ Dankzij handboek en monitor werd cultuureducatie op onze pabo breed gedragen’
Training Naast de Cultuurmonitor werd het Handboek cultuureducatie in de pabo ontwikkeld. Beide moesten onder de aandacht van pabodocenten worden gebracht. ‘Een aantal docenten zag je telkens weer op netwerkbijeenkomsten, maar een veel groter aantal bereikten we daarmee niet. Vandaar dat
Kansen Van de Lavoir heeft weinig zicht op hoe andere pabo’s de monitor en het handboek gebruiken. ‘Voor onze pabo heeft het opgeleverd dat cultuureducatie breed gedragen werd en dat de directie daar helemaal achter stond. Inmiddels is er een nieuwe directie en moet ik opnieuw het gesprek aangaan over de positie van het vak. Dat is in een tijd waarin zo gefocust wordt op taal en rekenen niet makkelijk.’ Tegelijkertijd ziet ze ook wel weer kansen. ‘Als straks de kennisbasis cultuureducatie geïmplementeerd moet worden, biedt dat een aanknopingspunt om daar weer op in te gaan en de positie van het vak te verstevigen. Ik denk wel dat ons curriculum van competentiegericht weer meer doelgericht is geworden. Natuurlijk hebben we de competenties niet helemaal losgelaten, maar we hebben bij alle beroepstaken doelen geformuleerd, die worden omgezet in toetscriteria. En daarbij wordt cultuurdragercultuuroverdrager op een aantal plekken benoemd.’
22
23
Ver an k er i n g
Cultuur als cement van het curriculum Met een vaste plek in het curriculum worden culturele activiteiten van ‘uitstapjes’ serieuze lesstof. Ze kunnen niet zomaar worden weggestreept als andere zaken tot prioriteit worden verheven. Twee cultuurwerkplaatsen hebben zich in het afgelopen jaar ieder op eigen manier ingespannen om cultuuronderwijs binnen het curriculum van hun pabo te verankeren.
‘ Tot grote spijt van velen ontbreekt in het domein kunst zinnige oriëntatie nog de kennisbasis cultuureducatie’
Tekst: Melissa de Vreede
In september 2012 zijn 24 eerstejaarsstudenten begonnen met een bijzondere opleiding. Zij vormen samen de Cultuurklas van Pabo Hogeschool Leiden en gaan zich de komende vier jaar voorbereiden op hun toekomstige beroep als leerkracht annex cultuurcoördinator of – wie weet? – als medewerker educatie van een culturele instelling. De Leidse pabo is een grote opleiding met jaarlijks zo’n zes tot acht groepen eerstejaars. Studenten met sportieve aspiraties kunnen zich sinds dit studiejaar aanmelden voor de specifieke Sportklas en studenten ‘met een passie voor cultuur’ kunnen de Cultuurklas volgen. ‘Houd je van dansen? Zing je graag of zit je op toneel? En vind je het leuk om basisschoolkinderen kennis te laten maken met kunst, media en cultureel erfgoed? Dan is de Cultuurklas iets voor jou!’, aldus de website van Hogeschool Leiden. Extra competenties Cultuurnetwerk Nederland volgde het opzetten en ontwikkelen van het specifieke lesprogramma voor de Cultuurklas met belangstelling. Een dergelijke intensieve onderdompeling in kunst- en cultuuronderwijs biedt immers de kans op leerkrachten die het culturele klimaat op hun werkplek positief kunnen beïnvloeden. Afgestudeerden van de Cultuurklas ontvangen het icc-certificaat. De geïnteresseerde student krijgt de waarschuwing er rekening mee te houden dat de keuze een verzwaring van de studie betekent. Degene die dit traject volgt, krijgt namelijk naast het normale curriculum aanvullende opdrachten voor kunst, media en cultureel erfgoed. Ze verwerven met andere woorden extra competenties.
24
Hiermee lijkt al enigszins tegemoet te worden gekomen aan wat in het advies van de Commissie Kennisbasis Pabo het profieldeel voor kunstzinnige oriëntatie heet. Naast het voor alle studenten verplichte kerncurriculum (basisdeel) is er voor wie wil ruimte voor verdieping dan wel profilering. Zo kan een basisschool in de toekomst een gedifferentieerd docententeam samenstellen, waarin leerkrachten elkaar aanvullen en ieder zijn eigen deskundigheid inbrengt. Stagescholen Voor de betrokken docenten van Pabo Leiden is de ontwikkeling van het specifieke curriculum voor de Cultuurklas én alle bijkomende organisatorische en praktische zaken een spannend proces. De grote lijnen voor de vier leerjaren liggen vast en ook over het eindprofiel van de student met een Cultuurklasdiploma op zak bestaat consensus. Maar de precieze invulling krijgt pas gaandeweg gestalte. Terwijl de eerstejaars met het eerste semester bezig zijn, leggen de pabodocenten de laatste hand aan de opdrachten voor het tweede semester. De pabodocenten hebben geprobeerd om zoveel mogelijk cultuuronderwijs te integreren in het reguliere eerstejaarscurriculum. Daarbij krijgen in de Cultuurklas reguliere opdrachten een kunst- en cultuurinvalshoek. Het meest hiervoor in aanmerking kwam een aantal stageopdrachten, waarbij studenten zich moeten verdiepen in zaken als lesaanpak en keuzes van de school. Daarvoor waren stagescholen nodig die kunst- en cultuureducatie hoog in het vaandel hebben. Dit bleek een van de knelpunten: anders dan in het voortgezet onderwijs bestaan er immers (nog) geen cultuurprofielscholen in het basisonderwijs. De pabo was voor het vinden van geschikte stagescholen afhankelijk van tips en suggesties die via via binnenkwamen. Extra struikelblok was dat veel basisscholen toch al niet graag stageschool voor eerstejaarsstudenten zijn. Renate Ammerlaan, samen met haar collega Rebecca van Ingen verantwoordelijk voor de Cultuurklas, zegt hierover: ‘Stagescholen met een cultuurprofiel zijn zeldzaam. We hebben een overzicht gemaakt van scholen die meer dan gemiddeld aan cultuureducatie doen en slechts een aantal daarvan vonden we bereid om Cultuurklasstudenten te ontvangen. Er zijn bijvoorbeeld Jenaplanscholen die vanuit hun visie veel aan cultuureducatie doen, maar die willen geen eerstejaars. Ook een kunstmagneetschool waarmee we al heel lang goed contact hebben, wil dat niet, omdat het een school is in een achterstandswijk. Die scholen bewaren we dus voor de tweedejaars.’
Scholen voelden ook weinig voor het ontvangen van een groepje studenten. ‘Het idee van meer studenten op één school moesten we dus laten varen. Nu laten we studenten halverwege het jaar wisselen om toch iedereen de kans te geven een semester stage te lopen op een school met extra aandacht voor cultuur.’ Intakegesprek Een andere onzekere factor was het aantal aanmeldingen voor de Cultuurklas. Te veel, waardoor selectie noodzakelijk zou zijn? Of juist te weinig, waardoor misschien combinaties met de reguliere paboklassen of met de Sportklas gemaakt moesten worden? Uiteindelijk bleek in deze eerste ronde geen van beide het geval: het aantal geïnteresseerde studenten was precies goed. En tot vreugde van de initiatiefnemers bestaat de klas niet uit alleen meisjes, maar doen er ook zeven jongens mee. Met alle kandidaten is een intakegesprek gevoerd zodat beide partijen weten waar ze aan toe zijn. Een aantal potentiële deel-
25
nemers besloot op basis van het gesprek toch voor de ‘gewone’ pabo te kiezen. ‘Een aantal studenten is na de intakegesprekken uit eigen beweging afgevallen’, vertelt Ammerlaan. ‘Overigens waren dat studenten waar wij zelf ook al twijfels over hadden. Zij gaven als reden dat ze opzien tegen de zwaarte van het programma. Het ís inderdaad een verzwaring en om die reden raden we het mensen soms ook af, zoals een student met dyscalculie. Die moet al alle zeilen bijzetten met rekenen en dan is zo’n extra cultuurtraject geen verstandige optie.’ De kersvers gestarte Cultuurklas heeft al voor het eerste onverwachte neveneffect gezorgd. Aan het eind van de introductieweek vindt traditiegetrouw De Parade plaats, een soort bonte avond. Wie zich daar nadrukkelijk manifesteerden laat zich raden: de studenten van de Cultuurklas. Kennisbasis cultuureducatie Tot grote spijt van velen ontbreekt in het domein Kunstzinnige oriëntatie nog de kennisbasis cultuureducatie (zoals in het domein Oriëntatie op jezelf en de Wereld nog de kennisbasis sociale redzaamheid ontbreekt). Degenen die al jaren bezig zijn cultuureducatie binnen hun pabo te verankeren en daarbij regelmatig forse tegenwind ondervinden, voelen zich in de steek gelaten. Immers, hoe kunnen ze hun directie nu overtuigen van het belang van cultuureducatie als er niet eens een plek voor is ingeruimd binnen de kennisbasis? De adviescommissie Kennisbasis Pabo heeft overigens beloofd dat de ontbrekende delen alsnog worden aangevuld en voert als verdediging voor het – voorlopig! - weglaten van cultuureducatie en sociale redzaamheid aan dat deze beide kennisbases een ander karakter hebben dan de andere. In haar advies Een goede basis (2012) schrijft ze: ‘Ze gaan niet over een schoolvak, maar over thema’s en vaardigheden die groepen vakken met elkaar verbinden, ook wel educaties genoemd. Het ligt voor de hand om de thema’s in deze educaties te verweven met de betreffende vakken. Voorbeelden: aandacht voor milieueducatie raakt aan een scala van vakken; hetzelfde geldt voor aandacht voor ons cultureel erfgoed. De beide aangeleverde kennisbases pasten niet zonder meer in de door ons voorgestelde structuur. Het lukte niet om op basis van de stukken in kort tijdsbestek te komen tot een acceptabel resultaat. Wij zijn van mening dat het hier om belangrijke thema’s gaat die nog een serieuze ontwikkelslag verdienen.’ Inventarisatie Een van de pabo’s die er last van heeft gehad dat de kennisba-
26
sis cultuureducatie nog geen plek heeft in het advies, is Fontys Hogeschool Kind & Educatie (FHKE). Deze opleiding omvat vijf pabo’s op vijf locaties (Den Bosch, Venlo, Veghel, Eindhoven en Tilburg). Op alle vijf heeft cultuureducatie - of cultuuronderwijs zoals het steeds vaker wordt genoemd – een plek binnen het curriculum. Maar wat is die plek en hoe wordt die ingevuld? Dat wilde een aantal kunstvakdocenten graag weten om vervolgens te komen tot één curriculum voor de nieuwe FHKE. Bij het vormgeven van dit curriculum wilden de docenten aansluiten bij de kennisbasis cultuuronderwijs. Het voorlopig uitblijven van deze kennisbasis heeft de initiatiefnemers er niet van weerhouden te starten. De inventarisatie van de huidige programma’s en activiteiten voor cultuureducatie op de vijf pabo’s is degelijk aangepakt, met de Cultuurmonitor PO als leidraad. Allereerst werd een uitvoerige digitale vragenlijst verstuurd aan alle 151 docenten aan de vijf pabo’s. De respons was 43% (65 docenten). Vervolgens werden alle studenten (23) die de minor cultuuronderwijs hebben gevolgd, gevraagd naar hun herinneringen aan en mening over deze minor. Als derde actie zijn sleutelfiguren geïnterviewd om te achterhalen hoe het curriculum op iedere locatie concreet vorm krijgt: welke activiteiten worden ondernomen, wat is de visie op cultuuronderwijs en met welke partners wordt samengewerkt? De uitkomsten van deze drie onderdelen zijn ten slotte voorgelegd aan een aantal in- en externe betrokkenen om conclusies te checken en waar nodig extra informatie naar boven te halen. Doel was ook om te kijken waar kansen en bedreigingen lagen. Positieve houding Zowel docenten als studenten blijken over het algemeen een positieve tot zelfs zeer positieve houding te hebben tegenover cultuuronderwijs. De docenten vinden dat de cultuuronderwijsvakken in belangrijke mate bijdragen aan creativiteit, fantasie en nieuwsgierigheid en aan in hun ogen essentiële beroepstaken als inspireren, visie ontwikkelen en ontwerpen. De meesten geven te kennen zelf graag een rol te spelen binnen cultuuronderwijs. Ze zijn ook bereid tot professionalisering, zij het bij voorkeur niet door een cursus te volgen. Liever leren zij van hun collega’s in de kunstvakken. Ook bezoek aan culturele instellingen vinden ze aantrekkelijk. Op de Fontys Pabo’s krijgt dans verreweg de minste aandacht en wint beeldend van muziek en drama. Alleen Tilburgse docenten en studenten vermelden ervaringen met dans; deze pabo heeft dan ook als enige een vakdocent dans in dienst. Gevraagd naar excursies herinneren studenten zich vooral de
meest recente uitstapjes. Voor materieel erfgoed weet bijna niemand een voorbeeld te noemen, terwijl later uit de antwoorden blijkt dat bijvoorbeeld een bezoek aan Kamp Vught is gebracht. Kennelijk wekt het begrip ‘materieel erfgoed’ geen associaties met een dergelijk excursiedoel. De docenten hebben hiervan alvast geleerd dat zij hun activiteiten nadrukkelijker van labels moeten voorzien, zodat studenten ze beter kunnen plaatsen en wellicht ook beter onthouden. Hobbels Als hobbels op de weg naar een geïntegreerd curriculum cultuuronderwijs komen uit het Fontys-onderzoek een aantal overbekende zaken naar voren. Met stip op nummer 1 staat tijdgebrek. ‘Druk, druk, druk’, schrijft een aantal respondenten als antwoord op de vraag naar ervaren belemmeringen. Ook varianten als ‘gebrek aan ruimte, rust en middelen’ en de ‘dwang van de roosters’ worden herhaaldelijk genoemd. Eén docent verwoordt de door hem gevoelde belemmeringen als volgt: ‘Bureaucratie, roostering en formats kunnen spontane en verrassende processen volledig blokkeren en in de wielen rijden. Binnen heldere kaders moet mijns inziens juist heel veel vrijheid worden gegeven. Zo kan een onorthodoxe kijk op dingen een plek krijgen en kan je samen met studenten een avontuur en een gesprek aangaan. Samen naar oplossingen zoeken. Dat is toch het mooiste dat je kan nastreven?’ Een ander knelpunt dat herhaaldelijk genoemd wordt, is de nadruk in de opleiding op kennis en de toetsing daarvan. Respondenten pleiten voor meer vrijheid bij de invulling en vormgeving van de verschillende domeinen én voor cross-overs. ‘Hokjesdenken en teveel nadruk op kennis, kennis en nog eens kennis. Dát is het probleem’, zegt iemand. ‘Sommige locaties zitten erg vast aan strakke patronen. Ik denk dat we ondernemerschap en een bredere invulling van bijvoorbeeld de stage echt ruimte moeten gaan geven’, vindt een ander. Hoe zou het allemaal beter kunnen? Ook daarover lijken de opvattingen redelijk eensluidend. ‘Benut de talenten en de kennis van collega’s’, is een tip die herhaaldelijk opduikt. Een van de respondenten suggereert een ‘Dag van de verborgen talenten’ te organiseren om ‘te makelen, te organiseren, te koppelen, te verbinden én te vieren’. Op die dag zou niet alleen de aanwezige
expertise kunnen worden geïnventariseerd, maar zou ook gekeken kunnen worden hoe je krachten kunt bundelen. Dergelijke tips sluiten aan bij de eerdere wens om van elkaar te horen en te leren. In uitwisseling liggen dus zeker kansen voor de vormgeving van een curriculum cultuuronderwijs dat, om de adviescommissie Kennisbasis Pabo te citeren, ‘de vakken verbindt’. Wie weet gaat dan de wens van een van de respondenten in vervulling: ‘Ik zou cultuuronderwijs als kapstok of als cement voor de andere vakken willen zien.’ Draagvlak Als het aan de adviescommissie ligt, kiest iedere pabo haar eigen invulling voor cultuureducatie. Want wanneer hun advies wordt overgenomen, volgen studenten in de toekomst naast het afgesproken kerncurriculum een of meer profieldelen. En blijven zij zich ook tijdens hun werkzame leven nog verder scholen. Zoals gezegd kijken pabo’s met spanning uit naar de precieze plek die cultuuronderwijs in het kerncurriculum en het profieldeel zal krijgen. Maar diverse pabo’s hebben zich al flink ingespannen om een curriculum cultuureducatie vorm te geven en namen – ieder op eigen wijze - een voorschot op de uitkomsten. Voor de positionering van cultuuronderwijs binnen het curriculum is draagvlak bij het management en de collega’s onontbeerlijk. Zonder steun van de adviescommissie Kennisbasis Pabo, maar ook van de HBO-raad, de PO-Raad, de Onderwijsraad, de Raad voor Cultuur en het Ministerie van OCW gaat alle aandacht uit naar taal en rekenen in de beperkte opvatting van deze vakgebieden zoals vele politici en andere sleutelfiguren deze de laatste jaren bezigen. Hopelijk dragen de in de cultuurwerkplaatsen opgedane ervaringen ertoe bij dat nut en noodzaak van verankering van cultuuronderwijs in het pabocurriculum worden gezien én erkend.
‘ Als hobbels op de weg naar een geïntegreerd curri culum cultuuronder- wijs staat tijdgebrek met stip op nr 1’
27
Nicole van Son was tot voor kort directeur van de pabo van Avans Hogeschool Breda. Op haar opleiding heeft ze voortdurend gehamerd op het belang van cultuureducatie, voor studenten èn voor basisschoolleerlingen.
‘ Cultuureducatie is onderdeel van het echte leven’ ‘Kijk eens naar kinderen. Vanaf dat ze heel klein zijn, zijn ze nieuwsgierig en creatief. Dat is de ideale voedingsbodem om te leren.’ Nicole van Son hoeft niet lang na te denken over de vraag waarom cultuureducatie van belang is voor pabo’s. ‘Daarbij is cultuureducatie onderdeel van het echte leven, het opent ook vele deuren op cognitief gebied.’
28
Tekst: Peter Zunneberg
Achterstand Zelf heeft Van Son van huis uit onvoldoende belangstelling voor cultuur meegekregen. ‘Ik had daardoor minder goed leren kijken en ik voelde me daardoor enorm op achterstand gezet. Dat heb ik later allemaal moeten inhalen. Ook nu nog zijn er kinderen die helemaal nooit in aanraking komen met cultuur. Moeten we hen op dit gebied dan met een achterstand laten beginnen?’ Van Son vindt van niet. Cultuureducatie is net als wetenschap en techniek en uiteraard net als taal en rekenen iets wat als basis in kinderen ontwikkeld moet worden. ‘Creativiteit en kritisch vermogen zijn de belangrijkste vaardigheden waarmee je kinderen toekomstbestendig kunt maken.’ Die houding verlangt Avans ook van haar studenten. ‘Vanaf leerjaar 1 hebben wij onze studenten altijd geleerd om alles wat er op hen afkomt in twijfel te trekken. Of dat nou om rekenen of bewegingsonderwijs gaat. Altijd willen we dat ze bij zichzelf nagaan hoe zij zich erbij voelen en of het wellicht ook anders kan. Zo gaan ze meer out of the box denken. Ik weet het, het is een platgetrapt begrip. Maar in het primair onderwijs gebeurt het veel te weinig.’ Van Son is niet bang dat pabostudenten straks daarvoor met al hun kennis en ervaring in hun eerste werkkring geen gehoor zullen vinden. ‘Ik heb niet het idee dat wij zaaien in dorre grond. Wij zijn een opleidingsschool en hebben daar van het ministerie ook een keurmerk voor gekregen. Wij willen nadrukkelijk de opleider zijn voor scholen in West-Brabant. Dat weten de scholen ook en die werken graag met ons samen. Wij willen creatieve en kritische studenten afleveren die willen excelleren en die bij-
voorbeeld beschikken over onderzoeksvaardigheden. Wij hebben gekozen voor kwaliteit en keuzemogelijkheden boven kwantiteit. Daarom vragen we misschien ook wel meer van onze studenten dan de gemiddelde hbo-opleiding.’ Verwondering Op pabo Avans heeft cultuureducatie een stevige plek in het curriculum. Dat begint al in het eerste leerjaar waarin studenten worden meegenomen in verwondering, zoals Van Son het noemt, op bezoek in musea en bij kunstenaars. Ook in het tweede en derde jaar is er veel aandacht voor cultuureducatie, onder meer in de minor in het derde jaar. En in het vierde jaar doet een deel van de studenten praktijkgericht onderzoek naar cultuureducatie op verzoek van scholen. ‘We zijn vier jaar geleden met de minor begonnen. We hadden vijftien studenten nodig om rendabel te zijn. Er kwamen er maar vier. Toch zijn we gestart. Het jaar erop hadden we acht studenten, nu zijn het er zestien. Dat onderstreept nog maar eens hoe belangrijk we cultuureducatie vinden.’
‘ Creativiteit en kritisch vermogen zijn de belangrijkste vaardigheden om kinderen toekomstbestendig te maken’
29
Ed u cati ef ont wer pen
Een krachtige leeromgeving maak je zelf Educatief ontwerpen staat centraal in de cultuurwerkplaatsen van de pabo’s van de Iselinge Hogeschool in Doetinchem en Stenden Hogeschool in Meppel. Twee betrokken docenten leggen uit waarom educatief ontwerpen een belangrijke vaardigheid is voor aankomende leerkrachten. Mooi onderwijs Educatief ontwerpen is het ontwikkelen van een samenhangend leerarrangement. Het is het vertalen van een onderwerp naar een specifieke doelgroep en het toepassen van didactische middelen om kennisdoelen, vaardigheidsdoelen of attitudedoelen te realiseren. In de cultuurwerkplaatsen van Iselinge Hogeschool staat educatief ontwerpen centraal. Mieke Knaapen, vakdocent beeldend, legt uit waarom: ‘Wij vinden het belangrijk om de ogen van studenten te openen voor de wereld om hen heen en de mogelijkheden die deze biedt voor mooi onderwijs. Je kunt de culturele omgeving alleen inzetten in je onderwijs als je ook in staat bent zelf onderwijs te ontwikkelen.’ Studenten maken in het eerste jaar een culturele kaart en maken daardoor kennis met de omgeving van hun stageschool. ‘Ze gaan op onderzoek uit en realiseren zich dat kinderen op dezelfde manier ook onderzoek kunnen doen in die omgeving. Dat is al een eyeopener’, vertelt Knaapen. ‘Daarnaast zetten we kunstenaars in om te ontregelen, om studenten te leren out of the box te denken en te laten zien dat je ook andere paden kunt bewandelen en je eigen creativiteit in kunt zetten om te werken met kinderen. Want het gaat om de kinderen en hoe je die kunt motiveren en inspireren. De student moet ook leren te genieten van wat de kinderen in huis hebben. Dat is heel veel en als je dat ziet en meeneemt in je lessen, komt je onderwijs op een hoger plan.’
Tekst: Marije Visser
Ook Jaap Tuit, vakdocent geschiedenis en projectleider van de cultuurwerkplaats van de pabo in Meppel onderstreept het belang van educatief ontwerpen. ‘In het onderwijs van de toekomst hebben kinderen de regie over hun eigen leerproces. Daarom moet de leerkracht in staat zijn om een krachtige leeromgeving te ontwikkelen en moderne media in te zetten. Voor het buitenschools leren is het prikkelen en ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden bij kinderen belangrijk. Dat leert een student door zelf educatief materiaal te ontwikkelen.’ In een krachtig educatief ontwerp is de verbinding tussen binnen- en buitenschools leren een voorwaarde. Educatief ontwerpen is op de pabo in Meppel gekoppeld aan cultuureducatie, omdat die een aanspraak doet op meer intelligenties.
‘ Je kunt de culturele omgeving alleen inzetten in je onder- wijs als je ook in staat bent zelf onderwijs te ont wikkelen’
30
Kunstketting In Doetinchem begint de training in educatief ontwerpen met het zelf ervaren van wat kunstarrangementen teweeg kunnen brengen. Knaapen: ‘Studenten ontdekken hoe leuk kunst is en wat creativiteit kan doen voor je. Het wordt iets van waarde wat ze ook met kinderen willen doen.’ De tweedejaars krijgen bijvoorbeeld een kunstketting voorgeschoteld: een vakdocent geeft in een donkere, theatrale setting een minivoorstelling, daarop reageert een andere docent met muziek, de reactie hierop wordt in een dans gevat en als laatste schildert (letterlijk) een vakdocent zijn reactie. Dit wordt met opzet heel spannend en groots gebracht om verbazing en
31
Bekijk het De educatieve ontwerpen van studenten van Iselinge Hogeschool zijn te bekijken op: https://sites.google.com/a/ijsselgroep.nl/filokunst/ De educatieve ontwerpen van studenten van de Stenden Pabo Meppel zijn te bekijken op: http://www.cultuurwerkplaatsmeppel.yurls.net/nl/
nieuwsgierigheid te creëren. Het draait daarbij om de vraag ‘wat doet het met je?’ Vervolgens gaan studenten zelf aan de slag om een soortgelijke kunstketting te maken. Er zijn workshops dichten, beeldend, muziek en dans. Alle groepen presenteren hun kunstketting en worden geprikkeld om de vertaalslag te maken naar een dergelijk arrangement voor kinderen. ‘Dit noemen we een kunstsamenhangactiviteit’, vertelt Knaapen. ‘Zo is er ook een interactieve theatervoorstelling met kunst en filosofie. In al die kunstsamenhangactiviteiten zijn studenten bezig met educatieve ontwerpen. Daarnaast zijn er ondersteunende ateliers waar het zwaartepunt ligt op kennis over materialen, technieken en didactische aspecten.’ In Meppel is educatief ontwerpen in het curriculum verschoven van het eerste naar het derde en vierde jaar. ‘We wilden voorkomen dat de studenten op stagescholen al gevormd werden tot leerkrachten die alleen methodes gebruiken en die niet van de geijkte paden durven af te wijken’, vertelt Tuit. ‘Maar dit bleek veel te moeilijk voor de studenten, ze hadden eerst input nodig over leerprocessen, didactiek en pedagogiek. Nu leren studenten in hun eerste jaar juist om met de methodes te werken en gaan ze daarna pas bezig met het ontwikkelen van die krachtige leeromgeving.’ Dit gebeurt in een projectweek waarbij ook aandacht is voor vernieuwingsonderwijs. ‘Studenten kunnen dan vanuit het gedachtegoed van bijvoorbeeld Jenaplan of ontwikkelingsgericht onderwijs educatieve ontwerpen maken.’
nooit onderzocht’, vertelt Knaapen. ‘Ik krijg van hen wel te horen dat ze soms door een barrière moeten op school. En dat scholen weinig materialen hebben, bijvoorbeeld apparatuur of krijt. Ook zijn sommige jonge leerkrachten bang voor ordeproblemen, juist als ze van de gebaande paden afgaan. Alsof de methode een garantie is voor orde.’ Tuit ziet in de praktijk dat het moeilijk is bepaalde patronen op de basisscholen te doorbreken. ‘Het is waar dat zodra afgestudeerden op een school gaan werken, ze worden ingekapseld door de bestaande manier van werken. Ze moeten zich houden aan een strikt programma van methodes die helemaal doorgewerkt moeten zijn aan het eind van het jaar. Een beleid dat ontstaat onder de druk van de onderwijsinspectie, Cito, kritische ouders en de score in de Schoolprestatielijst van dagblad Trouw. Met het gebruik van een eigen educatief ontwerp neem je als leerkracht een risico, de uitkomst is niet van te voren bekend.’ Tuit denkt dat patronen van hoe studenten zelf ooit les hebben gehad, hardnekkig zijn. ‘Die patronen zijn door al die uren in de schoolbanken behoorlijk ingesleten. En daar vallen jonge leerkrachten onder werkdruk op terug.’
‘ Zodra afgestudeer- den op een school gaan werken, worden ze ingekap- seld door de bestaande manier van werken’
Beroepsprakrijk Prangende vraag is hoe deze aandacht voor educatief ontwerpen zich verhoudt tot de beroepspraktijk. ‘Dat is een voordurend aandachtspunt, want wij willen graag dat scholen nieuwe leerkrachten de kans bieden om zelf educatieve ontwerpen te maken’, vertelt Knaapen. De pabo van Iselinge Hogeschool werkt daar op drie manieren aan. Derdejaarsstudenten doen een schoolontwikkelthema op hun stageschool, vaak op het gebied van cultuureducatie en daarmee brengen ze het educatief ontwikkelen de school in. Ten tweede organiseert de pabo veldcontactdagen voor scholen. Daar komen ook cultuureducatie en filosofie aan de orde en deelt de pabo verworvenheden met het veld. Ten slotte werkt de pabo nauw samen met veertien opleidingsscholen. Via de interne opleider wordt kennis vanuit de pabo op teamniveau gedeeld; ook kan een pabodocent een presentatie geven. ‘Of afgestudeerden in hun baan ook daadwerkelijk educatief ontwerpen hebben we
32
op onderzoek uit te gaan. Dat lukt het beste door het onderwijs zo in te richten dat studenten ervaren dat bepaalde kennis urgent wordt. Ze ontwikkelen zich van cultuurdrager naar cultuuroverdrager en in die laatste rol wordt kennis urgent.’ Het stellen van een goede vraag, waarbij nagedacht is over hoe leerprocessen werken, blijkt lastig voor studenten. Iselinge Hogeschool wil studenten daar instrumenten voor geven. Daarom zijn denkvaardigheden (thinking skills) een speerpunt van de school: ‘Hoe kun je kinderen mobiliseren tot nadenken? Daarom zijn we nu begonnen met filosoferen.’
ontwikkeld in de opleiding bijvoorbeeld routes rondom de school met mobieltjes, gebruik van QR-codes voor korte instructies op een specifieke plek en de ontwikkeling van eenvoudige games. Het maakt onderwijs leuker en afwisselender, voor de studenten en kinderen’ (zie ook pagina 54-55). Door het gebruik van foto’s en bewegende beelden vindt er heel andere kennisoverdracht plaats. Studenten hebben bijvoorbeeld prachtige stopmotionfilmpjes gemaakt over de zintuigen. Daarbij is het delen van educatieve ontwerpen of lessen via internet ook een stuk gemakkelijker en daar maken pabo’s en leerkrachten volop gebruik van.
Stopmotion Technische mogelijkheden en vaardigheden van leerlingen maakt educatief ontwerpen voor aankomende leerkracht laagdrempeliger. Knaapen wijst op het ict-project Leren van de toekomst waarbij Iselinge Hogeschool ook betrokken is. ‘We stimuleren studenten na te denken over hoe je op een slimme manier ict kunt toepassen in je onderwijs. Daar zijn goede voorbeelden van
Kennisniveau Gevraagd naar de kwaliteit van de educatieve ontwerpen van studenten binnen de cultuurwerkplaatsen antwoordt Tuit dat de beoordeling van de leeropbrengsten lastig is. ‘Juist omdat educatief ontwerpen procesgericht is. Methodes zijn vaak resultaatgericht. Dit is iets waar we als pabo over nadenken en waar onze studenten ook in moeten worden opgeleid.’ Tuit merkt dat de verwachtingen van stagescholen over educatieve ontwerpen van studenten te hoog zijn. ‘Dat komt onder meer omdat het een nieuw terrein is, waar ook mentoren op de stagescholen weinig goede feedback op kunnen geven. Ook is er vaak weinig tijd voor goed inhoudelijk onderzoek. Je moet als educatief ontwikkelaar wel boven de materie staan om de vertaalslag voor kinderen te kunnen maken.’ Knaapen ziet over de hele linie een nieuwe manier van informatieverwerking bij studenten. ‘Meer sociaal-constructivistisch. Ze kunnen echt goed multitasken, gebruikmaken van nieuwe media en snel informatie verzamelen. En zo leren kinderen ook steeds meer.’ Het kennisniveau schiet daarentegen soms tekort, vooral bij cultuureducatie. ‘Ze hebben geen kennis over kunstgeschiedenis of de manier waarop kinderen naar kunst kunnen kijken, zoals de vijf brillen van Parsons. We kunnen in vier jaar pabo niet al die kennis overbrengen. We willen ze wel stimuleren om zelf
33
‘ Je brengt een creatief proces op gang bij kinderen’ Gerda van der Heide
‘Het moeilijkste was nog om de kinderen helemaal los te laten’, zegt pabostudent
is student op de pabo van de Noordelijke
Gerda van der Heide. ‘Je hebt toch de neiging om kinderen te begeleiden.’ Samen met
Hogeschool Leeuwarden,
Naomi Spoelstra volgt daar de lerarenopleiding beeldende kunst & vormgeving. Samen namen ze deel aan de
Naomi Spoelstra nam ze deel aan de cultuurwerkplaats die in het teken stond van het landelijke project Toeval Gezocht. Het ontdekkend laten leren van jonge kinderen stond hierin centraal.
Tekst: Peter Zunneberg
cultuurwerkplaats Toeval Gezocht. Vuilniszakken Bijna twee maanden werkten de studenten samen met een kunstenaar op een basisschool. ‘Bij die school was een groot veld dat afgezet was met een hek’, vertelt Spoelstra. ‘Dat veld hebben we de kinderen laten ontdekken. Sommigen waren vooral in het hek geïnteresseerd. Zij begonnen er met stokken tegenaan te slaan om te horen wat voor geluid dat maakte. Anderen wilden graag over het hek. Door met hen te praten over wat ze daarvoor nodig hebben, breng je een creatief proces op gang. Deze leerlingen hadden bedacht om een bakje te maken met vuilniszakken als ballonnen en er dan overheen te vliegen.’ Toeval Gezocht sluit aan bij de ideeën van Reggio Emilia. Het schoolteam had daar al een studiereis naar ondernomen. ‘Voor ons was het interessant om te zien waar kinderen mee komen, wat ze bedenken en wat ze willen’, vertelt Van der Heide. ‘We hebben ze ook met opzet vooraf geen materiaal gegeven. Ze moesten zelf bepalen waar ze behoefte aan hadden.’ Na elk dagdeel met de kinderen volgde er een evaluatie van de ochtend met de groepsleerkracht van de basisschool en begeleiders van het project. Daarin kwamen onder meer vragen aan de orde als ‘Wat heb je zien gebeuren?’ en ‘Wat kun je volgende keer doen om ze een stap verder te laten zetten?’
kinderen. Als je hen vrijheid geeft, zie je dat ze daar ook gebruik van maken en dat ze heel mooie dingen doen.’ Maar ook de reflectie vonden beiden waardevol. ‘Doordat je zo bewust observeert wat de kinderen doen en nadenkt over hoe je daarmee om moet gaan, raak je je ook meer bewust van je eigen handelen. En je leert ook van elkaar.’ Zo was er op een dag een natuur- en techniekdocent aanwezig. Zij zag hoe kinderen techniek toepasten, zoals het experimenteren met zwaartekracht of met meten. De beeldend kunstenaar waren de beeldende dingen opgevallen, de groepsleerkracht had vooral oog voor de samenwerking tussen de kinderen en Van der Heide zag juist het plezier in het spel van de kinderen. ‘Zo heeft iedereen input vanuit zijn eigen achtergrond.’ Toeval Gezocht heeft ook op andere plekken projecten uitgevoerd. Er komt een landelijke afsluiting met een symposium en een tentoonstelling. Van der Heide en Spoelstra hadden er nog wel even mee door willen gaan. Vooraf hadden ze niet gedacht dat het zoveel indruk op ze zou maken. ‘Ik kan het iedereen aanraden’, zegt Van der Heide, ‘omdat je er zelf ook heel veel van leert.’
‘ Het moeilijkste was om de kinderen helemaal los te laten’
Eyeopener Beide studenten zijn erg enthousiast over de cultuurwerkplaats. Voor hen was de werkwijze een eyeopener. ‘In principe word ik opgeleid voor het voortgezet onderwijs’, zegt Spoelstra. ‘Het was voor mij dan ook heel bijzonder om nu te werken met jonge
34
35
vakov erstijg en d wer k en
Creatief proces in een snelkookpan Om vakoverstijgend te kunnen werken moeten leerkrachten hun eigen creativiteit weten aan te boren. Vanuit die gedachte ontwikkelde Pabo Inholland in Haarlem twee projecten waarin ze studenten onderdompelden in kunst en erfgoed.
Tekst: Marije Visser
In 2010 is Passie(f) ontwikkeld met subsidie vanuit het Paboproject, in 2012 volgde Levend Erfgoed. Beide projecten zijn geconcentreerd in één week. In vijf dagen werden tweedejaarsstudenten ondergedompeld in kunst en cultuur en als in een snelkookpan klaargestoomd om een vakoverstijgend lesproject te kunnen ontwikkelen. In de projectweek kwamen de vier fasen van het creatieve proces aan bod: ideeën verzamelen, ordenen en selecteren, vormgeven en presenteren.
Passie Hans van Eerden, muziekdocent in Haarlem en projectleider van Passie(f) licht de doelstellingen van dit project toe: ‘We willen bewerkstellingen dat studenten hun eigen artisticiteit of vermogen om te creëren ontdekken om dit vervolgens in te kunnen zetten bij alle vakken.’ Daartoe gaan studenten terug naar eigen culturele sleutelervaringen en plaatsen ze deze op een tijdbalk. De rol van de leerkracht als cultuurdrager staat hierbij centraal. Daarnaast ontmoeten studenten kunstenaars. Ze bezoeken het atelier of de werkplek van de kunstenaar en maken kennis met diens manier van werken door een interview met hem te houden. ‘Deze kunstenaars zijn BIK’ers (beroepskunstenaar in de klas) en hebben educatieve vaardigheden in huis om met de studenten samen te werken in een workshop’, vertelt Van Eerden. ‘Dit werkt ontregelend. Het laat studenten zien dat als je vanuit je eigen passie werkt, je heel goed cultuuroverdrager kunt zijn.’ Inspiratiebron voor dit projectonderdeel vormde David Hargreaves theorie over mini-trauma’s. De ontmoeting met de culturele beroepsbeoefenaar vormt een positieve traumatische ervaring, waarmee de intrinsieke motivatie van de student wordt gevoed. ‘Uiteindelijk bewerkstelligen we daarmee dat studenten hun eigen creativiteit durven in te zetten voor de ontwikkeling van cultuureducatie. Dat kan in een groot, schoolbreed project zijn, maar ook iets kleins zijn als een eigen draai geven aan een methodeles. Dat is afhankelijk van het talent van de student en de culturele omgeving van de school. Maar doel is altijd om nog beter aan te sluiten bij de belevingswereld van de kinderen.’
‘ Vakkenintegratie levert rijker onderwijs op dat meer gebaseerd is op de werkelijkheid’
Oorlogsmuziek Het project Levend Erfgoed is een logische vervolgstap. In dit project zijn de kunstvakken en kennisoverdracht gecombineerd, vertelt projectleider en dramadocent Loes Bastiaansen. ‘Er wordt van de studenten verwacht dat ze op creatieve wijze de inhoud tot leven laten komen’ (zie ook pagina 52-53). Het overkoepelende thema in 2012 was oorlog en de eigen culturele omgeving was uitgangspunt. ‘Hier in Haarlem en omstreken kom je dan uit bij drie belangrijke gebeurtenissen en fenomenen uit verschillende tijdvakken: het beleg van Haarlem, de Stelling van Amsterdam en de Tweede Wereldoorlog’, vertelt
36
Jilles de Kooker, docent geschiedenis. Van elke periode zijn nog tastbare resten, zoals archiefbronnen, een kogel, de forten van de Stelling, gedenkplaten en een huis met een schuilplek voor onderduikers dat nu als museum is ingericht. In de eerste twee dagen kregen studenten vooral heel veel informatie. Zo gaf de docent geschiedenis een inhoudelijke workshop over het thema oorlog, verzorgde Plein C een workshop met voorbeelden van bestaand lesmateriaal over de Stelling van Amsterdam en waren er drama- en muziekworkshops. Van Eerden liet bijvoorbeeld muziek over oorlog uit verschillende periodes horen, van de Missa L’Homme armé, een Frans volksliedje bewerkt tot verschillende missen tot een protestsong uit de jaren zeventig. ‘Daarna gingen studenten zelf aan de slag, heel eenvoudig met keyboard, telefoon of computer. Uiteindelijk resulteerde dat bijvoorbeeld in een hoorspel over verzetsstrijdster Corry ten Boom, waarbij ze bestaande muziek en bodysounds gebruikten. Ook is er een muziekstuk gemaakt waar de verveling van afdroop, als symbool voor het leven van soldaten in de forten van de Stelling van Amsterdam tijdens de Eerste Wereldoorlog, dat voornamelijk uit wachten bestond.’ Bastiaansen greep bij de dramaworkshop terug naar de in het eerste jaar behandelde spelvormen. ‘Dit was een mooie vervolgstap: welke spelvorm ligt je en welke vorm leent zich voor een vertaling van deze inhoud naar de kinderen? Een mooi resultaat was bijvoorbeeld een serie tableaus vivants over het beleg van Haarlem.’ Daarnaast gaf Fred Rosenhart, initiatiefnemer en acteur van Stichting Living History, een workshop over theater als middel. De voorstellingen van deze stichting worden gespeeld op erfgoedlocaties zoals Museum de Cruqiuis, Teylers Museum en Fort Vijfhuizen. Rosenhart gaf verder met zes studenten een theatrale rondleiding op het fort van Spaarndam. ‘Fred was de ontregelende factor in de projectweek’, vertelt Bastiaansen. ‘En de zes studenten hebben bij hun medestudenten echt respect afgedwongen door hun lef en creatieve inbreng. Hiermee werd de lat hoog gelegd voor de presentaties aan het eind van de week.’
37
Bekijk het Om studenten te motiveren een goed educatief ontwerp te maken is een prijsvraag georganiseerd. Het beste ontwerp is bruikbaar en deelbaar gemaakt door de docenten en op de website van Inholland te vinden: http://www.inholland.nl/ Studenten van de afdeling Media en Entertainment Management van Hogeschool Inholland hebben van het project Levend Erfgoed een film gemaakt. Zo is de werkwijze van het project voor andere pabo’s beschikbaar. Bekijk de documentaire op: http://www.youtube.comwatch?v=2kd2Is2Qve4 en op http://www.yurls.net/nl/page/
Vakkenintegratie Inholland is al een jaar of tien bezig met vakkenintegratie. Het begon met een project over een reiskoffer, waarin wereldoriëntatie en kunstzinnige oriëntatie gecombineerd werden. ‘De nadruk lag toen nog veel op beeldend’, vertelt Bastiaansen. ‘Dat ligt ook meer voor de hand en gaat veel studenten en leerkrachten gemakkelijk af. Door de aandacht voor cultuureducatie in de afgelopen jaren zijn we het verder gaan ontwikkelen.’ Van Eerden benadrukt het belang van vakoverstijgend leren: ‘In de stages merken studenten al snel dat door het denken in vakken en het werken met methodes er ontzettend veel moet op een school. Het doorbreken van dit patroon en het integreren van vakken leveren tijdwinst op. Dat is voor de beginnende leerkracht een zeer legitiem argument.’ Daarnaast levert vakkenintegratie een inhoudelijke verbetering op, doordat je een verbinding legt tussen de verschillende leergebieden. ‘Vakintegratie levert rijker onderwijs op dat meer gebaseerd is op de werkelijkheid door ook de culturele omgeving erbij te betrekken. Dat laatste prikkelt de student om zelf op onderzoek uit te gaan en dit ook samen met de leerlingen te doen. Zo wordt kennis niet topdown over de leerlingen uitgestort maar komt ze constructivistisch tot stand.’ De Kooker vult aan: ‘Het gebruiken van echte historische bronnen was bijvoorbeeld een eyeopener voor de studenten, het maakt geschiedenis relevant en leren urgent. Studenten zijn daardoor met hun inhoudelijke onderzoek ook veel verder gegaan dan louter het raadplegen van Wikipedia.’ Ze raadpleegden bijvoorbeeld de beeldbanken van de Koninklijke Bibliotheek en het Noord-Hollands Archief en haalden veel informatie uit de openbare bibliotheek. Al deze instellingen waren ook bij het project betrokken.
Van Eerden vult aan dat een week te kort is. ‘Natuurlijk wil je nog veel meer vakinhoud kwijt en nog meer met studenten oefenen. Maar wij mogen als overenthousiaste docenten niet over de studiebelastingsuren heen gaan.’ Overigens kozen niet alle studenten een kunstzinnige vorm om het thema te presenteren. Er is bijvoorbeeld ook een prezi gemaakt met foto’s van archiefbronnen en een quiz. ‘Daarbij ligt het zwaartepunt toch op kennisoverdracht en minder op beleving’, aldus Van Eerden. Beroepspraktijk Beide projecten zijn inmiddels opgenomen in het pabocurriculum van Inholland. Uit evaluaties bleek dat docenten en studenten erg enthousiast zijn over de inhoud en de opzet van de projectweken. Eén student zei over Levend Erfgoed: ‘De themaweken prikkelen mij meer om wat te leren en uit te zoeken dan de themaboeken. Dit is veel interessanter!’ Hoe sluit de ervaring met vakoverstijgend werken aan op de beroepspraktijk? Hester Elzerman, docent beeldend, ziet in de eindportfolio’s van de studenten veel voorbeelden terug van vakkenintegratie. ‘Studenten nemen de tijd om vakoverstijgende lessen te ontwikkelen voor hun stageschool. De stagescholen zetten hen hier ook wel specifiek voor in, omdat leerkrachten daar zelf weinig tijd voor hebben. Dat is juist goed. Wij zien natuurlijk graag dat onze afgestudeerden daar later in hun beroepspraktijk mee verder gaan. Maar we weten niet of dat ook daadwerkelijk veel gebeurt. Na dit project weten de studenten wel dat erfgoed in je eigen omgeving heel goed het beginpunt kan zijn voor vakoverstijgend werken.’
‘ Erfgoed in je eigen omgeving kan heel goed het begin punt zijn voor vak- overstijgend werken’
Vorm en inhoud Hoe beoordeelden de vakdocenten drama en muziek de presentaties? Het gevaar lag op de loer dat alle aandacht naar de inhoud zou gaan en niet naar de vorm. Even los van het feit dat de kwaliteit van kunstzinnige producten van pabostudenten altijd wisselend is – ‘niet iedereen is in de wieg gelegd voor actrice’ – denkt Bastiaansen dat die inhoud niet te veel domineerde. ‘Het is niet zo dat door de inhoudelijke component de dramavaardigheden niet uit de verf kwamen. Ik denk dat vorm en inhoud heel goed samen op kunnen gaan.’
38
39
Dominique Hoozemans is voorzitter van het Landelijk Overleg Lerarenopleidingen Basisonderwijs (LOBO), en van de stuurgroep die aanvragen voor cultuurwerkplaatsen beoordeelt.
‘ Cultuureducatie hoort in de rugzak van elke beginnende leraar’ ‘Eigenlijk moet je een cultuurwerkplaats zien als een kruiwagentje’, zegt Dominique Hoozemans. ‘In cultuurwerkplaatsen wordt kennis en ervaring verzameld die de pabo’s, maar daarna ook het primair onderwijs in staat stellen cultuureducatie een stapje verder te brengen. Die werkplaatsen worden opgehangen aan lokale projecten waarin instellingen, studenten en basisscholen samenwerken.’ Tekst: Peter Zunneberg
40
De beoordeling van de aanvragen voor de cultuurwerkplaatsen kan gezien worden als een verantwoording vooraf. Tegelijkertijd waarschuwt Hoozemans aanvragers altijd voor te grote verwachtingen. ‘Het gaat maar om een bescheiden ondersteuning en vaak zien we dat er toch al plannen waren voor een project. Maar het binnenhalen van zoveel mogelijk geld maakt wel de kans dat plannen daadwerkelijk uitgevoerd worden, groter.’ Vast format Bij de beoordeling van de aanvragen hanteert Hoozemans met zijn stuurgroep een vast format met tien punten. ‘We kijken bijvoorbeeld of er een duidelijke relatie is tussen het doel van het project en de opbrengst voor de pabo. We kijken of een aanvraag goed verantwoord wordt en of de gekozen methoden en technieken goed genoeg zijn om het project tot een succes te maken. Daarnaast hebben we ook oog voor de rol van het onderzoek binnen het project: waarmee stuur je studenten op stap?’ Hoozemans is blij met de enorme verscheidenheid die de cultuurwerkplaatsen hebben laten zien. ‘Het is allemaal niet wereldschokkend, maar het gaat wel om zaken die voor verbetering vatbaar waren. Door in een cultuurwerkplaats te bikken en te slijpen leren de studenten en indirect ook de pabo’s.’ Hij komt daarbij ook verrassende onderwerpen tegen. ‘Pas stond de toetsing van cultuureducatie centraal in een
cultuurwerkplaats. Dat is nu met de invoering van de kennisbasis heel erg actueel. Het is duidelijk dat je cultuureducatie niet op eenzelfde manier toetst als taal en rekenen. Dan gooi je het kind met het badwater weg. Maar een peergroupachtige benadering, waarin professionals onder elkaar verantwoorden wat zij hebben gedaan, biedt wel mogelijkheden.’ Keuzes Hoozemans is optimistisch gestemd over de toekomst. Zo verwacht hij veel van de kennisbasis. ‘Cultuureducatie hoort in de rugzak van elke beginnende leraar. Het kerndeel van de kennisbasis gaat daarvoor zorgen. Daarnaast krijg je studenten die ook het profieldeel kiezen. Dat worden de specialisten met een grotere rugzak.’ Daarbij kan Hoozemans zich ook helemaal vinden in het idee van een leven lang leren, zoals dat ook in het advies van de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur verweven is. ‘Leraren zullen zich voortdurend moeten bijspijkeren. Daarin is een mooie rol weggelegd voor het nieuwe kennisinstituut voor cultuureducatie en amateurkunst. Maar het noopt ook de pabo’s tot het maken van keuzes. Zo wordt het tijd dat pabo’s die kiezen voor cultuureducatie, zelf ook gaan zorgen voor een doorlopende leerlijn. Als je via cultuureducatie wilt werken aan 21st-century skills, moet je in ieder geval zorgen dat je je eigen toolbox op orde hebt.’
‘ Je moet een cultuurwerkplaats zien als een kruiwagentje’
41
Sa men wer k en met bas is s c holen
Wederkerigheid is voorwaarde Pabo’s willen basisscholen graag helpen bij het vormgeven van cultuureducatie. De pabo’s in Groningen, Zwolle en Leeuwarden benutten de cultuurwerkplaatsen om de samenwerking tussen pabo en basisonderwijs te versterken. Dat bleek nog niet zo eenvoudig. ‘Samenwerken is veranderen’, stelde Tyl Bossuyt, directeur van De Veerman in Antwerpen, in zijn keynote tijdens de Dag van de Cultuureducatie 2012 te Amsterdam. Wie daartoe niet bereid is, moet niet gaan samenwerken, is zijn devies. Veranderingsbereidheid vonden we in de meeste cultuurwerkplaatsen ook terug, zij het wellicht niet zoals Bossuyt bedoelde. Zo willen veel pabo’s graag iets veranderen bij de basisschool. Uiteraard met de beste bedoelingen: ze willen scholen graag helpen cultuureducatie vorm te geven. Scholen blijken hier in de praktijk immers mee te worstelen. Op diverse manieren hebben pabo’s eraan gewerkt dit te bewerkstelligen.
Tekst: Josefiene Poll
Hoewel inspirerend leidde de pilot nauwelijks tot concrete plannen van basisscholen. In hun eindverslag steken Elsje Huij, docent beeldende vorming en cultuureducatie, en Inger van Til, adviseur cultuur en onderwijs bij Kunststation C, de hand in eigen boezem: ‘De manier waarop de conclusies van het eerste onderzoek vertaald zijn naar een praktische impuls, is nog vanuit de aanbodkant geredeneerd. De leerkrachten zijn niet actief betrokken bij de totstandkoming van de pilot.’ Terugkijkend concluderen ze dat de basisscholen, anders dan de initiatiefnemers, de noodzaak van versterking van cultuuronderwijs niet zagen. Voor een daadwerkelijk innovatieve impuls moeten alle partijen de noodzaak voelen en moeten ze vanaf het begin die impuls gezamenlijk vormgeven. Maar iemand moet wel de regie en het initiatief nemen, stellen Huij en Van Til. ‘Hiervoor is een drijvende kracht nodig, één die een platform biedt, de mensen bij elkaar brengt, het gesprek op gang brengt en zorg draagt voor concretisering. Deze rol is goed weggelegd voor steunfunctie-instellingen.’ Als rol van de pabo noemt Huij: ‘Een goede samenwerking met het onderwijs begint bij een leerkracht die de eigen kwaliteiten kan analyseren en die van anderen kan (h)erkennen. Er ligt daarom een vernieuwde opdracht voor de pabo’s. Binnen het curriculum moet gekeken worden naar waar we versterking kunnen bieden aan studenten, inhoudelijk en vakdidactisch, maar ook als het gaat om de competentie ‘samenwerken met anderen in de omgeving van de school’.
‘ Basisscholen zagen, anders dan de initiatiefnemers, de noodzaak van versterking van cul- tuuronderwijs niet’
Krimpgebieden De pabo van de Hanzehogeschool in Groningen wilde in de cultuurwerkplaats onderzoeken hoe ze een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van cultuuronderwijs op basisscholen in krimpgebieden (zie ook pagina 56-57). Hiertoe ontwierp de opleiding samen met Kunststation C (steunfunctie-instelling cultuuronderwijs) een pilot, dit mede op basis van de resultaten uit haar eerdere cultuurwerkplaatsonderzoek naar de gevolgen van krimp voor cultuureducatie. Studenten kwamen in deze pilot vier woensdagen naar de scholen in een krimpgebied. ‘s Ochtends verzorgden zij lessen waarbij de relatie tussen muziek en taal centraal stond. De middagen stonden voor de studenten en enkele leerkrachten van de scholen in het teken van deskundigheidsbevordering en kennismaking met mogelijke culturele partners. Dit gebeurde meestal in de vorm van een workshop en een presentatie verzorgd door een culturele partner.
42
43
Vage vraag In de minor Onderzoek en innovatie krijgen pabostudenten van de Gereformeerde Hogeschool Zwolle de rol van innovatieve kracht. Binnen de minor kiezen zowel studenten als basisscholen uit vijf onderwerpen, waaronder cultuuronderwijs. Zo komt een match tot stand tussen een school en een student. Tijdens de cultuurwerkplaats volgde en begeleidde de pabo studenten die voor cultuuronderwijs hadden gekozen. De studenten bevroegen hun school op cultuuronderwijs met als doel dat de school zelf een onderzoeksvraag zou formuleren. De studenten zochten, ontwierpen en testten een oplossing voor dat vraagstuk. Daarbij hechtte de pabo eraan dat studenten geen losse activiteiten ontwierpen, maar dat ze met hun ontwerp de school echt verder hielpen in hun ontwikkeling. Dat bleek in de praktijk moeilijk te zijn, simpelweg omdat een deel van de scholen niet goed wist wat ze wilden. Ludie Gootjes-Klamer, hoofddocent beeldende vorming en cultuureducatie, schrijft in haar eindverslag: ‘Ik heb er heel bewust voor gekozen om de studenten de kar te laten trekken. Dus als een school eigenlijk nog geen visie had en/of niet zo behulpzaam was, dan moesten de studenten hier zelf aan gaan werken. Als docenten boden we hen de ruggensteun. Zo hebben alle studenten geleerd om echt zelfstandig een rol in te nemen op de scholen. Ze waren meer dan alleen stagiair, maar moesten als volwaardig gesprekspartner ook de directie kunnen overtuigen.’ De student in de rol van deskundig specialist in cultuuronderwijs werd ondersteund met vier bijeenkomsten waarin hij ervaringen kon uitwisselen met medestudenten. Die medestudenten waren
ook leerkrachten uit het primair onderwijs die de minor volgden in het kader van hun icc-opleiding. Gootjes noteert: ‘Voor de overige studenten was deze uitwisseling met ervaren leerkrachten van groot belang: zij hebben veel van hen geleerd.’ De uitwisseling van kennis en ervaring tussen studenten en zittende leerkrachten bleek, hoewel niet van te voren geregisseerd, een kracht van deze minor. Netwerkleren De pabo van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (NHL) wilde de cultuurwerkplaats gebruiken om een lerend netwerk op te zetten. Leren van en met de praktijk van zowel onderwijs- als culturele partners was daarbij het uitgangspunt. De NHL liet zich daarbij inspireren door het dossier en de ToolKit netwerkleren van het aan de Open Universiteit verbonden Ruud de Moor Centrum (inmiddels LOOK geheten). Dit centrum onderscheidt drie fasen van netwerkleren. De eerste fase is de zaaifase: ‘Een leernetwerk start vaak met een ‘klik’, zoals de LOOK-website vermeldt. Mensen ontmoeten elkaar en ontdekken dat ze een passie of dezelfde vragen delen. De pabo van de NHL is sinds voorjaar 2011 aangesloten bij het noordelijke netwerk Toeval Gezocht Noord. Ze besloot dit te combineren met de cultuurwerkplaats. Zoals Anja Morsink, pabodocent beeldende vorming en cultuuronderwijs, noteert: ‘Leren zonder inhoud gaat immers niet. Ik heb toen kunstenaars, onderwijs en culturele organisaties benaderd waarvan ik wist of inschatte dat zij geïnteresseerd waren in de werkwijze van Toeval Gezocht.’ Het netwerk wilde twee Toeval Gezocht-projecten opzetten op
twee basisscholen. Dat werd bewerkstelligd tijdens de tweede ofwel cultiveerfase van het netwerkleren. Na een aantal bijeenkomsten kregen de ideeën concrete vorm en leerde men elkaar kennen en elkaars netwerk benutten. Zo werden twee scholen gevonden die mee wilden doen aan het project. Voor elke school werd een werkgroep samengesteld met een kunstenaar, een pabostudent, een student van docentenopleiding beeldende kunst en vormgeving en een leerkracht. De overige deelnemers aan de cultuurwerkplaats vormden een buitenkring die deze werkgroepen ondersteunden bij het opzetten, uitvoeren en evalueren van de projecten. Na drie scholingsmiddagen gingen de werkgroepen van start. Gedurende acht weken werd twee keer per week het volgende stramien doorlopen: ‘s ochtends werken in de groep met kinderen, ‘s middags uitwerking van de verzamelde gegevens (observatie) en reflectie door het team van betrokkenen. Morsink noteert: ‘Alle deelnemers aan het netwerk hadden de rol van praktijkonderzoeker. Dit zorgde ervoor dat iedereen heel open zijn ervaringen en leermomenten deelde. De leeropbrengst voor iedereen was daarom groot’ (zie ook pagina 34). Nadeel van de gekozen vorm was echter de grote tijdsinvestering. Bovendien bleek het niet altijd gemakkelijk om buiten het eigen kader te denken en handelen. Morsink: ‘Een kunstenaar kijkt toch heel anders naar het gedrag van kinderen dan een leerkracht. Dit verschil merkten wij ook tussen de studenten van de pabo en van de docentenopleiding.’ De derde ofwel oogstfase omvatte niet alleen leren over Toeval
Gezocht. Zo is het netwerk door het aanvragen van subsidie voor deze projecten gesprekspartner geworden van de gemeente Leeuwarden voor cultuureducatiebeleid. ‘De contacten binnen het netwerk zorgen ook voor meer samenwerkingsmogelijkheden binnen het pabocurriculum. Zo heb ik enkele kunstenaars uit het netwerk bereid gevonden mee te werken aan de cultuurweek die wij elk jaar organiseren. Ook merk ik dat collega’s van mij nieuwsgierig zijn geworden naar het netwerk en de opbrengsten daarvan,’ aldus Morsink. Veranderingsbereid De ervaringen van deze drie cultuurwerkplaatsen leren dat samenwerking gericht op innovatie en kwaliteitsverbetering vruchtbaarder is als er een gezamenlijk vertrekpunt is en als de rolverdeling tussen basisschool en pabo gelijkwaardig is. Of, om terug te komen op Bossuyts opvatting over samenwerking: beide partijen moeten veranderingsbereid zijn. Anders gezegd: wederkerigheid is een voorwaarde. Dat betekent allereerst dat je bepaalt waarom je wilt samenwerken en wat dit moet opleveren voor de eigen organisatie. Maar minstens zo belangrijk is het om een samenwerkingspartner te zoeken die ook bereid is te veranderen en te investeren. Helderheid over de eigen verwachtingen en die van de ander is cruciaal voor het welslagen van een samenwerkingsverband. Dat betekent wel een tijdsinvestering in de eerste fase van de samenwerking, maar hiermee voorkom je onduidelijkheid of zelfs onwilligheid in een later stadium.
‘ Helderheid over de eigen verwachtingen en die van de ander is cruciaal voor het welslagen van een samenwerkings verband’
44
45
Frans Geurts is algemeen directeur van Stichting Primair Onderwijs Condor, een koepel van negen basisscholen in het Rijk van Nijmegen. Zijn scholen halen graag minor-studenten van de pabo in huis.
‘ De frisse blik van studenten kan een schoolteam verder helpen’ ‘Het mooist vond ik een minorproject waarbij een pabo-student en een student van een kunstopleiding aan elkaar gekoppeld werden’, vertelt Frans Geurts. ‘Zij kenden elkaar niet, maar er ontstond een hele mooie uitwisseling waardoor we binnen de kortste keren hele mooie dingen zagen gebeuren.’ Met die ideeën hebben de beide studenten de scholengroep ondersteund bij het uitwerken van de visie op cultuureducatie.
46
Tekst: Peter Zunneberg
Via onderzoek brachten ze advies uit in welke richting het cultuureducatiebeleid zou kunnen worden vormgegeven en welke elementen daarin een rol zouden kunnen spelen. ‘Voor ons was dat erg nuttig, omdat wij cultuureducatie heel erg belangrijk vinden. Wij willen onze leerlingen zo compleet mogelijk vormen en daarin is cultuur onmisbaar.’ CUEKA Drie keer per jaar organiseert Condor een overleg met alle iccers van de negen scholen. ‘Met hen hebben wij die studenten CUEKA, het cultuureducatiekansenspel laten spelen. Wij hebben dat bewust door hen laten doen, omdat het ons voor hen een heel mooi leermoment leek. En dat brachten ze er zo goed af. Het is mooi om te zien dat je als je hen vertrouwen en ruimte geeft daarvoor ook iets goeds terugkrijgt.’ Het jaar erop hebben diverse scholen individueel ondersteuning gehad van een minor-student. ‘Met de ideeën die hier centraal zijn ontstaan zijn zij vervolgens op de scholen aan de slag gegaan. Toen is bijvoorbeeld dat CUEKA-spel met de schoolteams gespeeld. Want uiteindelijk streven wij met onze scholen wel hetzelfde na, maar de mogelijkheden wisselen per school behoorlijk.’ Met de uitkomsten van het CUEKA-spel wisten scholen waar ze stonden en waar ze naar toe wilden. Alle veranderingsonderwerpen zijn vervolgens in een projectplan gezet. ‘Daarbij hebben we tegen de scholen gezegd dat ze iets nieuws moesten bedenken en niet iets dat al bestaat versterken. We willen niet meer van
hetzelfde. Om echt verder te komen moeten we nieuwe dingen bedenken. En daar hebben de minor-studenten ook een rol in gespeeld.’ Keuzes Geurts vraagt zijn scholen om een bewuste keuze te maken. ‘Je zou cultuureducatie kunnen zien als een kast met allemaal laden. Je kunt ervoor kiezen om al die laden zo vol mogelijk te stoppen. Maar uiteindelijke werkt dat niet. Heel veel dingen half doen is minder goed dan een paar dingen helemaal doen. En dus vragen wij onze scholen om bewust te kiezen voor één of enkele laden en die met overleg te vullen.’ Heel belangrijk vindt Geurts het gesprek over en het begrip voor beweegredenen. ‘Waarom teken jij iets op die manier is veel belangrijker dan of je het mooi vindt. Inzicht in waarom mensen zich op een bepaalde manier uitdrukken, begrip voor elkaars cultuur. Een gebrek daaraan, dat is waar het vaak misgaat. Conflicten ontstaan omdat we elkaar niet begrijpen.’ Momenteel is er een minor-student op De Biezenkamp, een school in Beek-Ubbergen nauw betrokken bij de ontwikkeling van een doorgaande leerlijn muziek. Het liefst zou Geurts op nog meer scholen minor-studenten inzetten. ‘Maar je bent wel afhankelijk van het aanbod. Er zijn er op dit moment simpelweg niet meer. Wij bieden ze graag een plek, want wij merken dat de frisse blik van studenten een schoolteam verder kan helpen in een ontwikkeling. Als je stil staat betekent dat feitelijk achteruitgang.’
‘We hebben tegen de scholen gezegd dat ze iets nieuws moes- ten bedenken en niet iets dat al bestaat ver- sterken. We willen niet meer van hetzelfde’
47
Sa men wer k en met c u ltu r ele i n stelli n g en
Diverse monniken, diverse kappen Voor samenwerking tussen pabo’s en culturele instellingen zijn diverse scenario’s mogelijk. Binnen de cultuurwerkplaatsen van Haarlem, Meppel, Rotterdam en Breda zijn diverse mogelijkheden beproefd. Gemene deler is dat een gezamenlijk belang voorwaarde is.
48
Tekst: Josefiene Poll
meer Plein C en stichting Living History. Dat resulteerde in een introductiecollege door Marjo Berendsen van Plein C over cultuureducatie en een bezoek van studenten aan een voorstelling en een workshop van Living History (zie pagina 52). Vervolgens deden de studenten onderzoek naar een lokaal historisch onderwerp en maakten ze hiervan een theatrale vertaalslag. Loes Bastiaansen, dramadocent van Inholland Haarlem en projectleider schrijft in het eindverslag: ‘Ik heb de samenwerking met de kunstenaars en Plein C als prettig, meedenkend en kwaliteit verhogend ervaren. De adviseurs waren deskundig en kritisch, wat een meerwaarde voor het project had.’
In 2007 verscheen de publicatie Een rugzak gevuld met cultuur, over de resultaten van het Paboproject tot dan toe. Ze bevat ook inzichten over succesvol samenwerken: ‘Een win-winsituatie ontstaat alleen dan wanneer enerzijds de culturele instellingen ruimte bieden voor het door de opleiding gewenste leerproces van de student, en anderzijds docenten en studenten tegemoet komen aan de verwachtingen en wensen van de instelling. […] De samenwerking tussen culturele instellingen en pabo’s blijkt de meeste synergie op te leveren als beide partijen elkaar vinden in hun gemeenschappelijk belang: de ontwikkeling en toerusting van de kinderen in de basisschool. […] Goede afspraken maken is in elk geval belangrijk.’ Op basis van de destijds opgedane ervaringen zag men drie samenwerkingsscenario’s. In het eerste scenario benadert de pabo een culturele instelling uitsluitend vanuit het eigen perspectief: ze nodigt deze uit voor informatiemarkten, voorstellingen, workshops of gastcolleges binnen het lesprogramma. In het tweede scenario zet de pabo onderdelen van het eigen opleidingsprogramma uit bij een culturele instelling, bijvoorbeeld het onderzoeken van het educatieve aanbod van een instelling en het ontwikkelen van educatief materiaal voor bezoek van basisschoolleerlingen aan deze instelling. In het derde en laatste scenario erkent de pabo de verschillen in expertise en geeft ze die van de culturele instelling een plek binnen haar opleiding. Deze scenario’s van samenwerking zijn ook nu nog terug te vinden in diverse cultuurwerkplaatsen.
Echte opdrachtgevers Ook het tweede scenario vinden we in de cultuurwerkplaatsen terug. Zo werden pabostudenten van de Stenden Hogeschool in Meppel als educatief ontwerper ingezet voor diverse opdrachtgevers, zoals centrum voor de kunsten Scala, het Drukkerijmuseum en Aviodrome. Om hun leerervaring te vergroten testten de studenten het door hen ontwikkelde educatieve aanbod ook daadwerkelijk uit op hun stageschool. Het werken voor echte opdrachtgevers motiveerde de studenten enorm, zo constateert coördinator Jaap Tuit in het logboek van de cultuurwerkplaats. Dat het werken met externe opdrachtgevers ook een keerzijde heeft, bleek in de cultuurwerkplaats van de Marnix Academie Utrecht. Hier dachten en werkten studenten mee aan educatieve activiteiten voor de viering van de Vrede van Utrecht. Organisator Stichting Vrede van Utrecht fungeerde als externe opdrachtgever. Omdat het project al een rijdende trein was, bleken bepaalde ideeën van studenten niet uitvoerbaar. Zo bedachten enkele studenten minigames bij het spel dat ontwikkeld wordt. Het ontwikkelproces van dit spel was echter in een te ver gevorderd stadium om deze ideeën uit te kunnen voeren.
Introductiecollege Een voorbeeld van het eerste scenario vinden we bij de pabo van Hogeschool Inholland Haarlem. Voor een goede invulling van de themaweek kunstzinnige- en wereldoriëntatie voor tweedejaarsstudenten zochten de pabodocenten samenwerking met onder
Convenant Het derde scenario is terug te vinden bij de pabo van Hogeschool Rotterdam. Deze opleiding kent een lange traditie in samenwerking met haar culturele omgeving. In overleg met haar ‘kunstpartners’ ontwikkelde ze een onderwijsprogramma waarbij
studenten kennis vergaren over kunsteducatie. Hiertoe heeft de pabo met deze instellingen een convenant gesloten. Begin 2010 werd echter een aantal bezuinigingen doorgevoerd in het curriculum, onder meer bij kunsteducatie. De opbouw van de modules en daarmee ook de afspraken met de culturele partners moesten opnieuw bekeken worden. ‘Met de cultuurwerkplaats wilden wij onderzoeken hoe we binnen een verminderd aantal contacturen toch de kwaliteit van ons onderwijs konden waarborgen en de samenwerking met de Rotterdamse kunstpartners konden behouden’, schreven Loes Dijkman en Chantal Oomen in hun eindverslag. Alle convenantpartners werden bevraagd over de ervaringen met de samenwerking tot dan toe, de ervaren meerwaarde en ideeën, kansen en wensen voor samenwerking in de toekomst. Dijkman en Oomen noteerden: ‘Naast de vele ideeën die dit opleverde, waren deze gesprekken ook goed om de gemoederen weer wat te kalmeren. Veel partners hadden de indruk gekregen dat cultuureducatie door het veranderen van het curriculum minder belangrijk was geworden op de pabo.’ Uit de gesprekken bleek dat de motieven en de mogelijkheden tot samenwerking zeer divers waren. Wel noemden veel partners kennismaking en confrontatie met kunstuitingen als belangrijk motief. Hiermee wordt het cultuurdragerschap van studenten vergroot, iets waar de pabo ook graag op inzet. Diverse instellingen wilden bovendien een bijdrage leveren aan de creatieve en reflectieve competenties van studenten, wat aansluit bij het streven van de pabo om ook te werken aan de ontwikkeling van studenten als cultuuroverdrager. De verkenning leverde de pabo als voornaamste inzicht op dat een flexibelere opzet en een convenant op maat meer recht doet aan de wensen en mogelijkheden van de culturele partners. In het herziene curriculum voor kunsteducatie is dit gerealiseerd. Ook zijn de activiteiten van studenten bij de instellingen beter gekoppeld aan de lessen en opdrachten binnen de pabo, waardoor de instellingen een meer integraal onderdeel zijn geworden van het cultuuronderwijs op de pabo.
‘ De samenwerking blijkt de meeste synergie op te leve- ren als beide partijen elkaar vinden in hun gemeenschappelijk belang’
Ontmoetingsplek Pabo Avans in Breda, ook een voorbeeld van het derde scenario, wilde met het inrichten van een fysieke cultuurwerkplaats een
49
ontmoetingsplek creëren voor studenten, leerkrachten, opleiders, kinderen en culturele instellingen. Samen zouden ze hier de kracht van cultuureducatie kunnen ontdekken. De cultuurwerkplaats fungeert daarbij als kenniscentrum voor innovatief cultuuronderwijs. Eind maart 2011 is de cultuurwerkplaats feestelijk geopend. Karen Leenaerts, docent beeldende vorming en coördinator cultuureducatie, noteert in het eindverslag: ‘Daarmee is voldaan aan de behoefte van studenten om zich zowel actief als reflectief te verdiepen in cultuureducatie en de kunstzinnige disciplines. Ook maken het onderwijs en het culturele veld reeds gebruik van de cultuurwerkplaats.’ Onder de noemer van de cultuurwerkplaats vindt tal van activiteiten plaats. Zo vindt in samenwerking met het lectoraat en een kenniskring onderzoek plaats naar creativiteitsontwikkeling en effecten van cultuureducatie; dat gebeurt door praktijkonderzoek op basisscholen. Ook is de pabo benaderd door Cultuurwinkel Breda om mee te werken aan het ontwikkelen van een doorgaande leerlijn erfgoededucatie. Studenten gebruiken de cultuurwerkplaats ook steeds meer, als plek om met kinderen cultuureducatieve activiteiten uit te voeren of voor het verrichten van praktijkgericht onderzoek. De cultuurwerkplaats is een middel om alle samenwerkingsverbanden te structureren. Karen Leenaerts meldt: ‘Alle activiteiten met partners worden
via het kenniscentrum ingezet, uitgedragen en geëvalueerd. De samenwerking wordt daardoor verdiept, omdat de onderzoeksopdrachten van de vierdejaarsstudenten niet alleen gericht zijn op de basisschool, maar ook op samenwerking met de culturele instellingen. Dit is al geëffectueerd binnen de minor Cultuureducatie. Daarin leren de studenten door stage te lopen bij een culturele instelling ook deze kant van het veld kennen en verdiepen zij zich in achtergronden en visies van verschillende instellingen.’ Inmiddels weten de verschillende partijen de cultuurwerkplaats goed te vinden. Leenaerts merkt een verschuiving in de samenwerkingsrelaties: ‘Daar waar vroeger nog wel eens concurrerende gevoelens de kop op staken, zijn zowel de scholen als de culturele instellingen ons meer als partners gaan zien. Ze komen nu sneller met een vraag naar ons toe.’ Niet altijd kan aan die vraag voldaan worden. Er zijn praktische grenzen – Zijn er studenten beschikbaar? Is de ruimte van de cultuurwerkplaats beschikbaar? – maar ook inhoudelijke. Zo moeten de activiteiten passen bij het curriculum en innovatie teweegbrengen, vertelt Leenaerts. ‘Hetzij bij de studenten, hetzij bij de scholen, hetzij bij de culturele partners, hetzij bij ons als pabo. Uiteindelijk willen we immers bereiken dat studenten cultuureducatie als vanzelfsprekend onderdeel gaan zien van hun eigen ontwikkeling en dat ze de mogelijkheden ontdekken die cultuureducatie biedt voor de ontwikkeling van kinderen. Vooral dit laatste is een gedeeld doel van al onze samenwerkingspartners.’
‘ Het werken voor echte opdrachtgevers motiveerde de studenten enorm’
Ruimte Welk scenario men ook kiest, de inzichten uit Een rugzak vol cultuur over succesvol samenwerken blijven van toepassing. Ruimte bieden voor elkaars doelen, vanuit het gezamenlijk belang om studenten en uiteindelijk de kinderen kansen te bieden zich te ontwikkelen. Daarbij is cultuureducatie zowel doel als middel.
50
51
‘ Studenten ondervonden aan den lijve wat erfgoed met iemand kan doen’ ‘De pabo vond het heel belangrijk om de studenten onder te dompelen, om ze aan den lijve te laten ervaren wat erfgoed met iemand kan doen. Zo zijn ze straks zelf beter in staat om dat over te brengen op hun leerlingen.’ Marjo Berendsen leverde op verzoek van Loes Bastiaansen van de Haarlemse pabo een bijdrage aan de cultuurwerkplaats. Daarin stond erfgoededucatie met werkvormen ontleend aan kunsteducatie centraal.
Tekst: Peter Zunneberg
‘Op locatie op het Fort Bezuiden Spaarndam kropen studenten in de huid van historische personages, gecoacht door acteur Fred Rosenhart van Living History Kennemerland, en maakten ze kennis met erfgoed via activerende didactiek.’
Marjo Berendsen is adviseur cultuureducatie bij de NoordHollandse steunfunctie-instelling Plein C. Ze hielp de pabo van Hogeschool Inholland in Haarlem bij de inrichting van een themaweek over erfgoededucatie.
52
Samenhang De pabo nam al in een vroeg stadium contact op met Berendsen. ‘Ze hadden wel een idee wat ze wilden bereiken in de cultuurwerkplaats, maar nog geen helder beeld van hoe ze dat zouden vormgeven. In diverse gesprekken heb ik hen geadviseerd over de samenhang tussen de verschillende onderdelen van de themaweek en geïnformeerd over vergelijkbare theaterprojecten. Ik heb ze ook verbinding helpen leggen met de diverse betrokkenen.’ Tijdens de themaweek gaven Berendsen en haar collega Sietske Dreschler ook een inhoudelijke bijdrage. Op de startdag gaven ze een gastcollege over wat cultuureducatie nou eigenlijk is en wat daarbinnen de plek van erfgoed is. Daarna gaven ze vier workshops over een leskist over de Stelling van Amsterdam – later in de week vond een theaterstuk plaats op een fort van de Stelling van Amsterdam - en over hoe je optimaal kunt werken met bestaand bronnenmateriaal. Behalve de workshops van Plein C volgden de studenten als voorbereiding ook theaterworkshops van Rosenhart. ‘Studenten leer-
den hier zelf dramavaardigheden, maar ook hoe een kunstenaar in de klas, naast de leerkracht, een aanvulling kan zijn.’ In het vervolg van de themaweek deden de studenten zelf historisch onderzoek naar een erfgoedthema en vertaalden ze dat naar een creatieve activiteit voor hun stageschool. Enthousiast Berendsen was aanwezig bij het theaterstuk op locatie om te monitoren en ook bij de evaluatie van de cultuurwerkplaats met alle betrokkenen. ‘Alle partijen waren het erover eens dat de samenwerking optimaal is geweest. Ook de studenten waren erg enthousiast. Ze vonden dat ze door deze aanpak van erfgoededucatie veel meer hadden geleerd dan wanneer ze bijvoorbeeld een traditionele rondleiding hadden gehad.’ Berendsen vindt het van groot belang dat pabo’s de provinciale steunfunctieinstellingen voor cultuureducatie kennen. ‘Zij kunnen bij ons terecht voor advies en ondersteuning voor de cultuurwerkplaatsen, maar ook voor andere vragen rondom cultuureducatie en kwaliteit.’ Het mag lijken alsof er sprake is van eenrichtingsverkeer, maar dat beeld wil Berendsen graag corrigeren:‘Wij werken als Plein C regelmatig samen met de pabo, bijvoorbeeld in gezamenlijke nascholingstrajecten. We leren hier ook veel van de daar aanwezige expertise.’
‘ Wij leren hier ook veel van de op de pabo aanwezige expertise’
53
N i euwe med ia
Zoeken naar de meer waarde Zelf een educatieve game maken, met je leerlingen in een wiki aan de slag of leren kijken naar beeldcultuur: mediawijsheid is onderdeel van cultuureducatie en hoort dus in het paboprogramma. Maar voor de meeste pabodocenten is het een nieuw terrein. De pabo’s in Utrecht en Doetinchem bogen zich over nieuwe media in hun cultuurwerkplaats.
Tekst: Sanne van den Hoek
Toen enkele docenten van de pabo van de Hogeschool Rotterdam deelnamen aan de implementatiecursus van het Handboek cultuureducatie, hebben ze hun eigen aanbod eens kritisch onder de loep genomen. ‘Media-educatie had nog geen grote rol in onze pabo, dat was een gemis’, schrijft Loes Dijkman, een van de coördinatoren cultuureducatie, in het eindverslag van de cultuurwerkplaats. ‘Met dank aan het implementatietraject hebben we meer inzicht gekregen in de wijze waarop media-educatie aansluit op de beeldende vakken. De vakgroep beeldend heeft dit opgepakt. De nadruk in de nieuwe lessen ligt op de bewustwording van studenten én kinderen van de werking en rol van media in de samenleving en hun persoonlijke betekenisgeving. We besteden aandacht aan televisie, reclame, nieuwsgaring en animaties maken.’ En de Rotterdamse pabo is niet de enige opleiding waar mediaeducatie nu standaard in het curriculum zit, vaak in aansluiting op de beeldende vakken. Op de pabo in Leiden bijvoorbeeld geeft beeldend docent Guido Paap al jaren les in ‘kijken’. Wiki-les Maar mediawijsheid is meer dan kijken en reflecteren. Net als bij de andere cultuurdisciplines gaat het ook om het zelf actief en creatief iets maken met media. Dit is een van de speerpunten van de pabo van Iselinge Hogeschool in Doetinchem. In hun drie cultuurwerkplaatsen speelde actieve mediawijsheid telkens een belangrijke rol. Als een van de weinige pabo’s in Nederland hebben zij een eigen mediadocent in dienst. De plannen waren steeds ambitieus, maar in de praktijk waren er soms haken en ogen. Zo moesten vooral de studenten wennen aan een andere manier van werken. Tweedejaarsstudenten in Doetinchem kregen instructie in het
54
werken met wiki, een webomgeving waar je met meer mensen op kunt inloggen en samen aan dezelfde documenten werken en waar je gemakkelijk werk kunt uitwisselen. De opdracht was simpel: ontwerp educatieve opdrachten voor creatief schrijven die je met de kinderen in je stageklas deelt in een wiki. De leerlingen kunnen via de wiki op elkaars werk reageren en kunnen ook familie en vrienden in de wiki toelaten om hun werk te lezen en erop te reageren. Na een korte uitleg waren de verschillen snel duidelijk: de ene student was een ervaren computergebruiker die hier zijn hand niet voor omdraaide, de andere had al moeite met basisconcepten van computergebruik. Toch vonden alle studenten het leuk. Een groot pluspunt vonden ze dat alles online staat, dus thuis konden ze gewoon verder werken. Maar hoe leuk studenten het ook vonden, de meerwaarde voor onderwijs zagen ze niet altijd. ‘Ik kan ook in de klas kinderen vragen om op elkaars werk te reageren en dat opa en oma nu mee kunnen kijken, is niet meer dan een geinige, leuke extra. Kinderen kunnen een geschreven opstel ook mee naar huis nemen’, zoals een student na de eerste wiki-les reageerde. Ook waren studenten bang dat kinderen een wiki konden ‘verpesten’. Mediadocent Henk Kip legde uit dat je als docent delen van de wiki kunt beschermen en andere delen open kunt zetten, zodat kinderen eigen plekken hebben waar ze zelf actief dingen kunnen toevoegen en veranderen. Faciliteiten Uiteindelijk hebben maar weinig studenten op de stagescholen met de kinderen in een wiki gewerkt. Niet omdat het hen niet lukte, na wat onwennigheid konden de meesten goed uit de voeten. Lastiger al was het dat de software Engelstalig is en dat kinderen dat niet zo goed begrijpen. Maar bovenal bleken de
meeste stagescholen de faciliteiten niet te hebben. Veel groepen hebben maar één of twee computers in de klas. Hier liepen derdejaarsstudenten in Doetinchem ook tegenaan. Voor de cultuurwerkplaats over kunst en filosofie moesten zij met hun stageklassen een verwerkingsopdracht met digitale fotografie uitvoeren. Maar de basisscholen bleken niet alleen te weinig computers te hebben, de meeste hadden maar één of twee digitale camera’s en hier mochten de kinderen niet altijd zelf mee werken. Bovendien was er op de meeste stagescholen weinig ondersteuning beschikbaar, zoals uit een reactie van een student in het eindverslag blijkt: ‘Normaal leer ik op stage van de ervaren leerkrachten. Maar bij dit soort dingen komen de leerkrachten met vragen bij mij en dat vind ik soms wel moeilijk. Gelukkig zijn ze wel allemaal wel heel enthousiast.’ Quiz Kunstdocent Mieke Knaapen uit Doetinchem vond het jammer dat de studenten zo snel tegen deze problemen aanliepen. ‘De onwennigheid met media en logistieke en technische problemen op scholen kosten tijd en energie, en dan vergeten de studenten waar het eigenlijk om gaat: wat leren kinderen hiervan?’ stelde ze al halverwege het traject. Bij een andere groep tweedejaars in Doetinchem was dat bewustzijn ook van belang. Zij moesten bij vensters uit de canon leeskisten maken met verwerkingsopdrachten, waaronder een game. De meeste studenten hadden uiteindelijk voor een simpele game gekozen, een quiz gemaakt in PowerPoint. ‘We hebben wel gekeken naar andere mogelijkheden maar daar ging ons gewoon te veel tijd in techniek zitten en dan is het ook nog eens heel moeilijk lesstof in een game te verwerken’, vertelde een van de studenten tijdens de eindpresentatie op de halfjaarlijkse Academische Conferentie van Iselinge Hogeschool. ‘Bovendien heeft dit als voordeel dat kinderen deze quiz zelf op een computer kunnen doen, maar dat je het ook met de hele klas via het digibord kunt spelen.’ Een van de studenten had wel geprobeerd een game te maken. Kinderen moeten in haar game een poppetje besturen dat rondloopt in een wereld en op de juiste plaatsen moet springen, zweven of duiken om punten te halen. ‘Ik wilde heel erg graag een
keer een echte game maken’, vertelde de studente. ‘En dat was super om een keer te doen. Maar de anderen hadden wel gelijk, ik ben twee hele dagen bezig geweest. En als ik eerlijk ben, de kinderen vonden het leuk, maar echt educatief is het natuurlijk niet.’ Ontwerpprincipes De studenten van de Marnix Academie in Utrecht hebben zich juist wel op die educatieve meerwaarde van games gestort zonder zelf een game te maken. Zij adviseerden het project de Vrede van Utrecht over een game over burgerschap en stelden hiervoor ontwerpprincipes op. Een van de studenten vond dit zo interessant dat ze een uitgebreider onderzoek heeft gedaan naar de eisen aan educatieve games in het basisonderwijs. Haar belangrijkste conclusies zijn dat games een uitdaging moeten bieden en kinderen moeten motiveren om te leren. En hoewel veel kinderen leren met een game leuker vinden, mag een game in het onderwijs niet alleen vermaak zijn. De leerdoelen en lesstof moeten duidelijk zijn, zowel voor de kinderen als voor de leerkrachten, en moeten aansluiten op het curriculum.
‘Educatieve games moeten een uitdaging bieden en kinderen motiveren om te leren’
Kansen Mediawijsheid is duidelijk nog in ontwikkeling op pabo’s. Vooral de vraag naar de educatieve meerwaarde van mediawijsheid is nog niet eenvoudig te beantwoorden. Welke mediavaardigheden wil je bij de studenten ontwikkelen? Moeten ze leren ontwerpen met media? Of is het voldoende als zij leren beoordelen welke media en games ze kunnen gebruiken in het onderwijs? Eén ding is wel duidelijk, de pabo’s die al actief met mediawijsheid aan de slag zijn gegaan, zijn enthousiast, leren van hun eerste ervaringen en gaan ermee door.
55
Elsje Huij docent beeldende vorming aan de pabo van de Hanzehogeschool in Groningen, is een van de pioniers van het Paboproject. Met haar collega’s organiseerde ze twee cultuurwerkplaatsen.
‘ Cultuuronderwijs is geen franje’ ‘Er is nu zoveel meer expertise dan tien jaar geleden. Dat moet je niet weggooien, maar juist inzetten.’ Pabodocent Elsje Huij is blij dat het managementteam van haar pabo het met haar eens is. ‘Wij hebben hier twee keer een cultuurwerkplaats ingericht en de opbrengsten daarvan zijn zo waardevol dat we ermee doorgaan, ook nu deze niet meer financieel worden ondersteund.’
Tekst: Peter Zunneberg
Krimpgebieden Huij is vanaf het begin betrokken geweest bij het Paboproject. Dus lag het volgens Huij voor de hand dat haar pabo ook een cultuurwerkplaats zou opzetten. Centraal in deze cultuurwerkplaats stond de vraag over welke competenties een beginnende leerkracht moet beschikken om in een krimpgebied het onderwijs vanuit een culturele omgeving vorm te geven. ‘Uiteraard is het opbouwen en het hebben van een goede relatie met je leerlingen heel belangrijk, misschien in krimpgebieden nog belangrijker dan elders. Daarnaast bleek een goede didactische aanpak heel belangrijk. Een leerkracht moet zijn lessen ook goed kunnen ontwerpen.’ Pabo’s steken vooral in op de pedagogische competentie, maar de didactische blijkt in krimpgebieden veel belangrijker. Verder blijkt samenwerken met de omgeving onontbeerlijk. ‘Leerkrachten moeten ook weten waar ze experts kunnen vinden om samen hun onderwijs op een hoger plan te krijgen. Ze moeten verder denken dan hun eigen klas of het team. En juist die vorm van samenwerken is hier vaak nog een ondergeschoven kindje.’
‘ Er is nu zoveel meer expertise dan tien jaar geleden. Die moet je niet weggooien, maar juist inzetten.’
Kennis In de tweede cultuurwerkplaats wilde de pabo de bevindingen uit de eerste werkplaats concretiseren. Op vier scholen in de gemeente Bellingwedde zijn studenten aan de slag gegaan met
56
het combineren van muziek en taal. Toen bleek onder meer dat samenwerking vanuit een culturele benadering alleen een succes kan worden als alle betrokken partijen die behoefte voelen. ‘In gesprekken met directeuren hoorden we dat ze in die krimpgebieden met heel andere zaken bezig zijn. Daar moeten scholen samengaan om te overleven. En als dan een school die wel veel aan cultuur doet, moet samengaan met een school die dat minder belangrijk vindt, moet die eerste dan terug naar af? Je hoopt natuurlijk van niet, maar uiteindelijk zijn het de fuserende scholen die er samen uit moeten komen.’ Uiteindelijk gaat het in de cultuurwerkplaatsen, vindt Huij, om het genereren van kennis. Dat is misschien wel belangrijker dan de opgezette projecten zelf. ‘Je ziet hoe kwetsbaar het is. Op een school vertrok de directrice, ergens anders wisselde een leerkracht van werkplek. Dan moet je soms opnieuw beginnen. Maar de kennis die we daar opdoen, dat is waardevol, daar kunnen we mee vooruit en die moeten we uitventen.’ ‘Natuurlijk steken wij als pabo ook sterk in op rekenen en taal. Maar dat betekent niet dat cultuuronderwijs franje is. En dat lijkt wel eens, omdat er geen referentiekader is. De kerndoelen zijn veel te vrijblijvend, waardoor scholen niet weten waar ze naartoe moeten werken. Hoe kun je nou goed onderwijs bieden, als je niet weet wanneer je het goed doet? Dat is waar we uiteindelijk naartoe moeten. Een compleet onderwijsaanbod, mét cultuuronderwijs.’
57
Ler en on d erzoek en
Kennis als bron voor vernieuwing Sinds een jaar of tien is de aandacht voor onderzoeksvaardigheden van studenten en docenten in het hbo enorm gegroeid. Alle studenten moeten op z’n minst kennismaken met onderzoek. De pabo’s in Zwolle, Groningen, Doetinchem en van Fontys zijn hiermee in hun cultuurwerkplaatsen aan de slag gegaan.
Net als op andere hbo-opleidingen moeten pabodocenten en -studenten onderzoeksvaardigheden ontwikkelen. Achterliggende gedachte is dat deze vaardigheden de (toekomstige) leerkracht in staat stellen zich continu te blijven ontwikkelen en te reageren op nieuwe situaties in de lespraktijk. Bij de academische pabo’s is deze aandacht voor onderzoek nog groter dan gemiddeld. Sinds 2008 zijn volgens een rapport van Regioplan op achttien pabo’s varianten van de academische pabo gestart met extra aandacht voor theoretische kennis, zelfreflectie en onderzoeksvaardigheden. Veel hogescholen zijn nog zoekende naar goede manieren om onderzoek een plek te geven in het curriculum. Sommige opleidingen bieden aparte vakken aan, maar de meesten zoeken (daarnaast) naar verbindingen met andere vakgebieden en de praktijk op (stage)scholen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ook binnen de kunst- en cultuurvakken de aandacht voor onderzoeksvaardigheden van docenten en studenten is gegroeid en dat diverse cultuurwerkplaatsen hier de afgelopen jaren aan hebben gewerkt. Stappenplan Een van de cultuurwerkplaatsen waar onderzoek een belangrijke rol speelde, was die van de Gereformeerde Hogeschool in Zwolle. Daar startte in 2010-2011 de nieuwe minor Onderzoek en innovatie met daarbinnen een keuzemogelijkheid voor cultuuronderwijs. Studenten onderzoeken een vraag van een basisschool rondom cultuuronderwijs en ontwerpen vervolgens een innovatieve bijdrage aan cultuuronderwijs op die school. Ze voeren hun eigen ontwerp ook uit en meten de effecten. Voor het onderzoek krijgen ze van de docenten een aantal vaste stappen aangereikt. Ze moeten eerst een nulmeting doen op de basisschool met gebruik van de Cultuurmonitor pabo/PO. Ver-
58
Tekst: Sanne van den Hoek
volgens moeten ze literatuur bestuderen en op de school met leerkrachten en directie in gesprek gaan om een gerichte onderzoeksvraag te formuleren. Ondanks het heldere stappenplan bleek de kwaliteit van het onderzoek en de ontwikkelde projecten sterk te verschillen. ‘Waar de ene school al een cultuurbeleidsplan had en een concrete vraag, had de andere school nog eigenlijk geen idee van wat te doen met cultuureducatie. De studenten zijn in die gevallen zoveel meer tijd kwijt geweest met draagvlak en visie op de school dat er aan het eind slechts een beknopt project opgezet kon worden’, zo luidt de verklaring van Ludie Gootjes-Klamer, docent beeldende vorming en cultuureducatie, in haar eindverslag. De effecten van de projecten hebben de studenten over het algemeen niet meer kunnen meten. De studenten werden begeleid door kunstvakdocenten, studieloopbaanbegeleiders (tijdens de stage op de basisscholen) en docenten onderzoeksvaardigheden. Dat maakte onderlinge afstemming pittig, stelt Gootjes-Klamer: ‘De onderzoeksdocenten hadden geen ervaring met cultuureducatie en zeiden in eerste instantie hier ook niets van te hoeven weten, omdat zij zich alleen op de onderzoeksvaardigheden richtten.’ Maar toen zijzelf aanschoof bij een van de onderzoekslessen, bleek al snel dat de studenten moeite hadden om die twee vakgebieden uit elkaar te houden. Enige achtergrondkennis van cultuureducatie bleek toch nodig om de studenten te kunnen begeleiden bij het formuleren van goede onderzoeksvragen. Onderzoeksvraag Iselinge Hogeschool in Doetinchem heeft een academische pabo. Studenten volgen naast de reguliere pabolessen modules over onderzoek aan de Open Universiteit. Ze passen de opgedane onderzoeksvaardigheden direct toe in de pabolessen. Bijvoorbeeld
bij de nieuwe module Filosofische Kunstdetective, ontwikkeld in een cultuurwerkplaats. Studenten moeten hierin lesontwerpen maken om met kinderen te filosoferen over door hen gekozen kunstuitingen. Net als in Zwolle moeten de studenten voorafgaand aan hun lesontwerp onderzoek doen en krijgen zij hiervoor een aantal vaste stappen aangereikt. Omdat de docenten op Iselinge al snel merkten dat studenten het moeilijk vonden om een goede onderzoeksvraag te formuleren, hebben zij de studenten een vaste hoofdvraag aangereikt. Vervolgens konden studenten kiezen uit deelvragen en deden zij literatuuronderzoek naar hun kunstuiting en naar filosoferen met kinderen. De opgedane kennis was de basis voor hun ontwerpen. Docentenonderzoek De vijf Fontys-pabo’s (Den Bosch, Tilburg, Eindhoven, Venlo en Veghel) zijn in hun cultuurwerkplaats aan de slag gegaan met onderzoek door docenten. Op elke pabo deed een kunstvakdocent onderzoek naar de huidige situatie van en wensen voor cultuuronderwijs. Het uiteindelijke doel was een advies voor een leerlijn cultuureducatie voor alle Fontys-pabo’s. Ook hier werd de Cultuurmonitor pabo/ PO gebruikt bij het bevragen van collega’s. Na deze eerste fase van het onderzoek zijn studenten die de minor cultuuronderwijs hadden gevolgd bevraagd, zijn de oude pabocurricula beschreven en zijn er focusgroepen met collega’s georganiseerd. De docenten hadden geen ervaring met het doen van onderzoek. Zij vonden het leuk, maar ook spannend en het bleek veel meer werk dan ze hadden verwacht. Ze kregen begeleiding van Isabelle Diepstraten, onderzoeker bij Fontys; zij maakte telkens de analyse van de door de docenten aangeleverde gegevens.
sulent van Kunststation C, de provinciale steunfunctie-instelling en leidde uiteindelijk tot aanbevelingen aan de pabo om het curriculum aan te passen. De belangrijkste onderzoeksmethode was in dit geval bevragen van scholen met enquêtes en interviews. Ook hier was de Cultuurmonitor pabo/PO een belangrijke bron voor het formuleren van de vragen. Nieuw terrein Deze voorbeelden tonen enkele opvallende overeenkomsten die ook in andere cultuurwerkplaatsen met onderzoek naar voren kwamen. Duidelijk is dat onderzoek nog een nieuw terrein voor studenten en docenten is. Het is wennen en het niveau van onderzoek verschilt sterk. De meeste pabo’s zoeken dan ook samenwerking met onderzoekers binnen de eigen hogeschool of externe partners die kennis van onderzoek kunnen inbrengen. De meest gebruikte methoden voor dataverzameling zijn literatuur- of bronnenstudie en het bevragen van respondenten met vragenlijsten en interviews. Opvallend is dat een derde veel voorkomende methode binnen praktijkonderzoek, observatie, in de cultuurwerkplaatsen niet is gebruikt. Het betrof in alle gevallen onderzoek voorafgaand aan een ontwerp. Studenten gebruikten onderzoek als kennisbron voor een educatief ontwerp, docenten benutten de opgedane kennis voor aanpassingen in het curriculum. Evaluatie van het ontwerp werkt het in de praktijk? - is niet gebeurd.
‘Studenten vonden het moeilijk om een goede onderzoeksvraag te formuleren’
Krimpgebieden De Hanzehogeschool Groningen deed onderzoek naar cultuuronderwijs in krimpgebieden in Groningen. De centrale vraag luidde: wat hebben leerkrachten in een krimpgebied nodig om goed cultuuronderwijs te kunnen (blijven) verzorgen, ook als voorzieningen zoals musea en theater steeds verder uit de buurt liggen? Het onderzoek is uitgevoerd door een pabodocent en een con-
59
Jozef Kok heeft als onderwijsadviseur talloze vernieuwingstrajecten begeleid. Hij maakte deel uit van de commissie-Meijerink die OCW heeft geadviseerd over de nieuwe kennisbases voor de pabo.
‘ De toetsing van kunstvakken is nog een punt van zorg’ ‘Eigenlijk is het klagen over het gebrek aan kwaliteit van jonge leraren van alle tijden’, zegt Jozef Kok. ‘Daarbij constateerde onderzoeker Mineke van Essen dat het niveau van de instroom en voor een deel ook van de uitstroom van jonge opgeleide leraren in hoge mate samenhangt met de economische conjunctuur. Dat relativeert in ieder geval de discussie die op dit moment weer gevoerd wordt.’ Tekst: Peter Zunneberg
60
Mede onder invloed van de stichting Beter Onderwijs Nederland ontstond er volgens Kok een sfeer van ‘de juf kan niet rekenen’ en ‘de meester kan niet spellen’. En dus moest er iets gebeuren. ‘Toen kwam het idee: we gaan vaststellen wat een leerkracht moet kennen en kunnen. Daar kwam de kennisbasis uit voort.’ Discussie Al vrij vlot lagen er zestien dikke boekwerken voor alle vakken van de pabo. ‘Waarop de HBO-raad terecht stelde dat het een onmogelijke opgave was om al die kennis in een curriculum van vier jaar te stoppen.’ Er ontstond een discussie wat kennis was en wat er met vaardigheden moest gebeuren. ‘Maar omdat je, als je het over vaardigheden gaat hebben, heel dicht bij de grens van vrijheid van onderwijs komt, is al snel besloten dat we het alleen over vakinhoudelijke kennis hebben. Maar dan nog ligt de lat heel hoog. Dus heb je een aantal mogelijkheden. Laat je die lat zo hoog liggen, dan krijg je heel veel uitval en zorg je in feite voor selectie en straks voor problemen op de arbeidsmarkt. Uiteindelijk is de commissie-Meijerink aan het werk gezet met de opdracht de boekjes dunner te maken. Daarvan hebben we gezegd “dat doen we niet”. We wilden wel kijken hoe we de overladenheid van het opleidingsprogramma van de pabo kunnen oplossen.’ Uiteindelijk heeft de commissie geadviseerd om een kerndeel
en een profieldeel te hanteren. Van taal en rekenen moeten alle studenten beide doen, van de overige vakken doen ze verplicht het kerndeel en kiezen ze van een aantal vakken het profieldeel. Daarnaast komen er ingangstoetsen, waarmee eisen worden gesteld aan de instroom. Ten slotte moet een leraar in de eerste vier jaar dat hij werkzaam is, de vakken die hij niet gekozen heeft kunnen bijspijkeren. ‘Maar het is ook mogelijk om je in de vakken die je wel gekozen hebt, verder te specialiseren op masterniveau. Wat er al was voor lichamelijke opvoeding, doen we nu ook voor de overige vakken, waaronder de kunstvakken.’
‘ Je hebt straks een gespecialiseerde leerkracht die misschien wel aan een hele bouw muziek geeft’
Toetsing Kok ziet een gunstige ontwikkeling naar teamonderwijs. ‘Je hebt straks een gespecialiseerde leerkracht die misschien wel aan een hele bouw muziek geeft. Dat is gunstig voor de kwaliteit van de lessen.’ Iets meer reserves heeft hij op het terrein van de toetsing. ‘Je kunt beeldende vakken niet toetsen zoals je dat bij rekenen en taal doet. En dat weten studenten ook, dus die steken daar minder tijd en energie in. Dus hoe straks die kunstvakken getoetst moeten worden, dat is nog een puntje van zorg.’
61
Cultuurwerkplaatsen 2009-2012
• Avans Hogeschool Breda, Cultureel kenniscentrum voor regio De pabo ontwikkelde een cultureel kenniscentrum voor de regio, waar docenten, leerkrachten, studenten en medewerkers van culturele instellingen elkaar kunnen ontmoeten met vragen of opdrachten rond cultuureducatie.
• Iselinge Hogeschool Doetinchem, Modules bij canonvensters De pabo liet studenten van start gaan met een nieuwe module Schrijfverdrijf en Lettervreten, waarin ze met nieuwe en klassieke media het lees- en schrijfplezier van kinderen willen bevorderen.
• Avans Hogeschool Breda, Consolidatie en verdieping Deze tweede cultuurwerkplaats richtte zich op consolidatie en verdieping van de fysieke cultuurwerkplaats door uitbreiding van het aantal partners en disciplines, aandacht voor onderzoek, en verdieping van de bestaande disciplines en onderzoeken.
• Iselinge Hogeschool Doetinchem, Levensvragen en kunst De pabo ontwikkelde voor studenten en leerkrachten in het primair onderwijs handvatten om filosofische en kunstbeschouwende onderwijsactiviteiten te ondernemen rond kunstuitingen.
• Christelijke Hogeschool Ede, Verankering van burgerschap De pabo werkte aan een leerlijn over burgerschap die ze wil integreren in andere vakken en ondersteunde de stagescholen bij de verankering van burgerschap in het curriculum.
• Iselinge Hogeschool Doetinchem, Creatief schrijven in een wiki In de cultuurwerkplaats ontwierpen pabostudenten lesopdrachten voor verschillende genres die zij in een wiki-omgeving plaatsten.
• Fontys Hogescholen (Den Bosch, Tilburg, Eindhoven, Veghel, Venlo), Cultuur verankerd in gemeenschappelijk curriculum De vijf pabo’s deden onderzoek en werkten nauw samen aan het opbouwen van één gemeenschappelijk curriculum. • Gereformeerde Hogeschool Zwolle, Werken aan kennisbasis cultuureducatie De pabo volgde en begeleidde studenten die de minor Onderzoek en innovatie volgden met als keuzeonderdeel cultuuronderwijs. • Hanzehogeschool Groningen, Cultuureducatie in krimpgebieden De pabo onderzocht wat krimp betekent voor cultuureducatie in het primair onderwijs en keek naar de consequenties daarvan voor het opleiden van leerkrachten. • Hanzehogeschool Groningen, Cultuureducatie in krimpgebieden II In deze tweede cultuurwerkplaats vond consolidatie en verdieping van de onderzoeksresultaten uit de eerste tranche plaats. • Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (Pabo Groenewoud), Een krachtige leer omgeving voor cultuureducatie De pabo onderzocht hoe je voor cultuureducatie een krachtige leeromgeving kunt creëren met als doel een zichtbaar cultureel klimaat binnen de opleiding. • Hogeschool Leiden, Talentklas cultuureducatie De pabo startte een Cultuurklas met extra aandacht voor cultuureducatie waarbij studenten worden opgeleid tot cultuuroverdragers en intern cultuurcoördinatoren. • Hogeschool Rotterdam, Behoud kwaliteit ondanks bezuinigingen De pabo ontwierp een gewijzigd curriculum dat paste bij haar grootstedelijke context, met behoud van een intensieve samenwerking met haar kunstpartners en op basis van een gemeenschappelijk gedragen visie op kunsteducatie.
62
• Marnix Academie Utrecht, Geïntegreerde aanpak Major- en minorstudenten, partnerscholen en docenten werkten samen aan het vormgeven en uitvoeren van vakoverstijgend onderwijs met cultuureducatie en burgerschapsvorming als uitgangspunten. • Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Toeval gezocht en lerende netwerken De pabo ontwikkelde netwerken van pabodocenten, studenten, leerkrachten, kunstenaars en medewerkers van culturele instellingen met als doel om van en met elkaar te leren over de werkwijze van Toeval Gezocht in relatie tot cultuuronderwijs. • Pabo Hogeschool Zeeland, Kinderkunstweek De pabo organiseerde een Kinderkunstweek, naar voorbeeld van de Kinderboekenweek. Met partners uit het onderwijs en de beeldende kunsten – musea, kunstuitlenen, galeries – zijn diverse activiteiten voor kinderen ontwikkeld. • Inholland Alkmaar/Haarlem en Hoofddorp), Passie(f) - cultuur-educatief project Studenten ontdekten en ontwikkelden hun eigen passie en articiteit, droegen dit over door hun eigen ontworpen lessen uit te voeren op een basisschool en reflecteerden op hun eigen werk tijdens de presentaties voor docenten, studenten en kunstenaars. • Pabo Inholland, (Alkmaar, Haarlem, Hoofddorp), Kunst doet erfgoed leven De pabo wilde studenten en kinderen erfgoed en geschiedenis laten ervaren waarbij drama en verhalen vertellen als middel werden ingezet. Erfgoed en erfgoedlocaties zorgden daarbij voor een rijke leeromgeving. • Stenden Hogeschool Meppel, Ontwerpen voor een multiculturele wijk De pabo wilde kinderen uit de eigen, multiculturele wijk meer in aanraking brengen met cultuur. In de cultuurwerkplaats richtte ze een minor in waarin studenten educatieve ontwerpen voor cultuuronderwijs voor de wijk ontwikkelden.
63
Samen werken aan de toekomst
dules komt in de buurt van de cultuurexpert, zoals aangeraden in het advies van de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur. Een zeer gemotiveerde icc’er kan aanvullend de post-hbo-opleiding Cultuurbegeleider volgen.
U hebt het kunnen lezen en bekijken: er zijn de afgelopen jaren veel bijzondere en bruikbare producten ontwikkeld. Het Handboek cultuureducatie in de pabo is beschikbaar en met de Cultuurmonitor pabo/PO kunt u de kwaliteit van cultuureducatie in basisonderwijs en op de pabo beoordelen. In de cultuurwerkplaatsen ontstonden oplossingen voor praktijkproblemen, waarmee ook andere pabo’s hun voordeel kunnen doen. Het is belangrijk ons te realiseren wat er allemaal is en hoe we dit in opleidingen kunnen borgen en verder ontwikkelen om cultuureducatie en de kunstvakken aan te laten sluiten bij ontwikkelingen in de maatschappij. Cultuurnetwerk Nederland en Kunstfactor, sectorinstituut voor amateurkunst, gaan per 1 januari 2013 op in het nieuwe Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA). Het LKCA zal samen met het Fonds voor Cultuurparticipatie activiteiten ontwikkelen om de kwaliteit van cultuureducatie verder te verbeteren. De lerarenopleidingen spelen een belangrijke rol bij die verbetering. Niet alleen door het opleiden van nieuwe leerkrachten, maar ook door het verzorgen van na- en bijscholing van zittende leerkrachten. De nieuwe kennisbases kunnen daar het uitgangpunt voor vormen. De kennisbasis voor de kunstvakken is al beschikbaar, die voor cultuureducatie volgt in december 2012. Op basis van beleidsstukken van OCW en het advies van de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur kunnen ontwikkelgroepen van pabodocenten en medewerkers van het LKCA de voorstellen voor het kerndeel en het profieldeel van de kennisbases verder uitwerken. Een reactie dat de kennisbasis voor de kunstvakken niet ‘kunstzinnig’ genoeg zou zijn, kunnen we daarbij meteen meenemen. Op basis van het profieldeel kunnen opleidingen naen bijscholing ontwikkelen. Verder is de icc-cursus aan vernieuwing toe. Met nieuwe modules kan de cursus uitgebreid en geactualiseerd worden. De icccursus gecombineerd met een minimum aan aanvullende mo-
64
Cultuureducatie past ook in het bredere perspectief van de 21st century skills. De competenties betreffen niet alleen ict-vaardigheden en mediawijsheid, maar gaan over een nieuwe manier van leren, leven en werken. Voorbeelden zijn creativiteit, innoverend vermogen, kritisch denken, problemen oplossen, communicatie, samenwerking, aanpassingsvermogen, leiderschap, productiviteit en sociale vaardigheden. Het is interessant en belangrijk om te kijken op welke wijze cultuureducatie een bijdrage kan leveren aan deze competenties. Docenten en studenten van pabo’s en kunstvakopleidingen kunnen daarbij samenwerken aan innovatieve voorbeelden. Een andere interessante ontwikkeling is die van de integrale kindercentra waarbij het om een heel andere aanpak van het onderwijs draait. Een integraal kindcentrum gaat een stap verder dan een brede school. Waar de laatste voorziet in verschillende voorzieningen voor kinderen, werken deze in een integraal kindcentrum gezamenlijk aan dezelfde doelen en in hetzelfde klimaat. Het centrum is een plek waar kinderen van nul tot twaalf jaar de hele dag kunnen leren, spelen en zich kunnen ontwikkelen. Wat betekenen deze centra voor de inhoud en didactiek van cultuureducatie? En wat voor de opleiding binnen de pabo’s? Smal opleiden bereidt studenten en kinderen niet voor op de toekomst. Niet voor niets benadrukt de Onderwijsraad het belang van brede vorming. Kinderen leren niet voor de school, maar voor hun toekomstige leven. Vorming is niet alleen een wettelijke taak van scholen, kinderen en jongeren hebben vorming ook nodig om te kunnen functioneren in de complexe, pluriforme en dynamische samenleving. Kunst- en cultuureducatie kunnen daar vanuit hun eigen inhoud en aanpak een bijdrage aan leveren. De pabo is een belangrijke sleutel voor de kwaliteit en de inhoudelijke vernieuwing van cultuureducatie en haar plek binnen het basisonderwijs. We kijken ernaar uit om daar de komende jaren samen aan te werken. Eeke Wervers Projectleider
65
Van Cultuurnetwerk naar LKCA Cultuurnetwerk Nederland voerde dit project uit in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Van 2001 tot en met 2012 heeft Cultuurnetwerk als landelijk expertisecentrum cultuureducatie gewerkt aan de kennisontwikkeling en kennisdeling over cultuureducatie. Op 1 januari 2013 gaat Cultuurnetwerk samen met Kunstfactor op in het nieuwe Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA). Hoofdtaken van het LKCA zijn: • professionalisering van de educatiefunctie in de cultuur sector en deskundigheidsbevordering binnen de amateur kunst, zowel bestuurlijk als artistiek inhoudelijk; • deskundigheidsbevordering van leerkrachten op het terrein van cultuureducatie; • landelijke informatie- & netwerkfunctie; • onderzoek & monitoring, waaronder een onderzoeksagenda voor de beleidsontwikkeling.
66
De belangrijkste prioriteiten hierbij zijn: • ontwikkeling van de infrastructuur cultuureducatie en amateurkunst; • borging van de kwaliteit en samenhang in de amateurkunst; • cultuureducatie brengen naar het hart van het onderwijs; • het stimuleren van de culturele levensloop.
67