gemeente Eindhoven Raadsnummer 15R6168 Inboeknummer 15bst00110 Beslisdatum B&W 3 februari 2015 Dossiernummer 15.06.103 (2.2.1)
van het raadslid de heer P. van der Voort van BBL over Raadsvragen praktijken van het Werkleerbedrijf
Op 1 januari is de nieuwe participatiewet in werking getreden. De wet beoogd, met inzet van verschillende instrumenten, mensen en vooral diegenen met een afstand tot de arbeidsmarkt, te helpen bij hun zoektocht naar en het behouden van betaalde arbeid. Zodat ook zij economisch onafhankelijk kunnen worden, meer sociale contacten op kunnen bouwen en weer als volwaardig burger maatschappelijk mee kunnen doen. Prima doelen waar ook de BBL zonder meer achter kan staan. Alleen, de praktijkvoorbeelden van bijstandsgerechtigden die nu onder onze aandacht zijn gebracht, stemmen ons niet vrolijk over hoe deze wet uitgevoerd gaat worden. Bovendien zijn deze praktijkvoorbeelden volkomen in tegenspraak met het beeld dat uw college ons gaf van de actuele situatie bij het Werkleerbedrijf in uw memo d.d. 27 november 2014. Het beeld dat wij uit deze Eindhovense praktijkvoorbeelden krijgen is dat bijstandsgerechtigden geïntimideerd en rechteloos behandeld worden en dat er volstrekt onvoldoende maatwerk wordt geleverd. Als dat al het geval was, onder de ‘oude’ wet’, moeten we ons dan nog meer zorgen maken hoe het wordt onder deze nieuwe wet die uitkeringsgerechtigden nog sterker verplichtingen oplegt? BBL wil een gemeentelijke inzet, instrumenten en een werkwijze die uitkeringsgerechtigden op een positieve wijze benaderd en hen op een soortgelijke wijze activeren en motiveren. Volgens BBL dienen de uitganspunten voor-integratie en maatschappelijke participatie onder andere te zijn: - Benadering met respect en een heldere rechtspositie voor cliënten - Regie is aan de cliënt - Ruimte voor persoonlijke ontwikkeling, keuze vrijheid en om- en/of bijscholing - Rekening houden met mantel zorgtaken en/of vrijwilligerswerk - Werkleertraject mag niet leiden tot verdringing van betaalde arbeid - Goed overleg tussen partijen op gelijkwaardige basis.
Raadsnummer 15R6168
Vanuit de praktijkvoorbeelden die onder onze aandacht zijn gebracht en onze zorgen om een menswaardige en motiverende behandeling van cliënten, stelt BBL daarom de volgende vragen aan het college: 1.
Bent u het met ons eens dat veruit de grote meerderheid van de bijstandsgerechtigden onvrijwillig een beroep doet op de bijstand en al een of andere vorm van vrijwilligerswerk doet?
2.
Bent u het met ons eens dat als er voldoende betaald werk zou zijn, uitkeringsgerechtigden daar massaal voor zouden kiezen?
3.
Bent u het met ons een dat om participatie en maatschappelijk meedoen te bevorderen, het stimulerend is als cliënten zelf hun vrijwilligerswerk in kunnen brengen.
4.
Hebt u kennis dan wel informatie dat casemanagers hun cliënten op zo een wijze benaderen dat zij deze ervaren als intimiderend, respectloos, rechteloos, willekeurig en vernederend? Zo ja, op welke wijze probeert u deze praktijk ten positieve te veranderen, zo neen bent u bereid dit te (laten) onderzoeken en daarop maatregelen te nemen?
5.
Een praktijkvoorbeeld: aan cliënten werd gevraagd toestemming te geven tot het doen van een huiszoeking door de casemanager. Dit gebeurde onder dwang dan wel dreiging van stopzetting van de verdere behandeling van een aanvraag of korting van hun uitkering? Deze praktijk als exemplarisch voorbeeld nemend, hoe verhoudt een dergelijke werkwijze zich tot de privacy van de cliënt en het respecteren van zijn menselijke waardigheid en burgerrechten. In welke omstandigheden vindt u dit een acceptabele werkwijze en op welke wijze wil het college de privacy van de cliënt waarborgen?
6.
Bent u van mening dat indien cliënten zich op deze wijze behandeld voelen, dat dit niet in overeenstemming is met het door de raad (en de wet) gewenste maatwerk en een behandeling is die de menselijke waardigheid en eigenwaarde van de cliënten negatief beïnvloeden?
7.
Hebt u kennis dan wel informatie op welke wijze cliënten te werk gesteld worden als instrument voor arbeidsreïntegratie? Weet u, dat veel cliënten deze arbeidsreïntegratie als dwangarbeid ervaren, waarbij geen maatwerk geleverd wordt en waarbij competenties, capaciteiten en beperkingen van de cliënt niet leidend zijn?
8.
De mensenrechten (artikel 8 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten) verbieden gedwongen arbeid. Indien het verplicht tewerkstellen van cliënten geen dwangarbeid is, welke rechten en inspraak hebben zij dan bij het bepalen of maatwerk is geleverd bij de tewerkstelling?
9.
Hebt u kennis dan wel informatie dat sommige casemanagers ook actief zijn als reintegratie zzp-er? Kent u voorbeelden dat casemanagers cliënten verplicht te werkstellen bij organisaties of bedrijven, waar zij als re-integratie zzp-er direct of indirect banden mee hebben? Indien dergelijke praktijk zich voordoet wat is daarover het standpunt van het college?
2
Raadsnummer 15R6168
10. Hebt u kennis dan wel informatie dat dure cursussen door re-integratie bureaus worden aangeboden zonder certificaat of diploma, die veel goedkoper aangeboden worden door particuliere leerinstellingen zoals het LOI? 11. Dienen casemanagers zich te houden aan een gedrags- en/of werkwijze code en zo ja kunnen cliënten deze inzien. Zo neen, bent u bereid een dergelijke code(s) te ontwikkelen waarbij bijvoorbeeld maatwerk, versterken en bevorderen van menselijke waardigheid en de privacy van de cliënt uitgangspunten zijn? 12. Een veelgehoorde klacht die wij hebben ontvangen is dat er geen hoor-wederhoor wordt toegepast en dat sancties rücksichtslos worden opgelegd. Bijvoorbeeld 5 minuten te laat op de tewerkstellingsplek kan 40% korting opleveren. Is het mogelijk dat casemanagers een sanctie, gedifferentieerd kunnen opleggen en dat men eerst het hoor-wederhoor principe toe moet passen? Is het ook mogelijk dat uitnodigingen voor een gesprek ook digitaal (e-mail) verstuurd kunnen worden naar de cliënt en niet alleen schriftelijk? En dat cliënt altijd gevraagd wordt naar een reactie/ toelichting, waarom niet voldaan is aan een verzoek van de casemanager.
Antwoord van burgemeester en wethouders 1.
Bent u het met ons eens dat veruit de grote meerderheid van de bijstandsgerechtigden onvrijwillig een beroep doet op de bijstand en al een of andere vorm van vrijwilligerswerk doet? Op dit moment zijn ruim 6.200 inwoners afhankelijk van een bijstandsuitkering. Veel mensen zijn door een samenloop van allerlei verschillende omstandigheden bijstandsgerechtigd geworden, veelal onvrijwillig. Op tal van manieren stimuleren wij dat zij aan het arbeidsproces kunnen deelnemen of anderszins kunnen participeren. Daartoe behoren ook vormen van sociale activering of vrijwilligerswerk. Voor mensen kan dit ook weer een opstap zijn om in een later stadium uit te stromen naar betaald werk.
2.
Bent u het met ons eens dat als er voldoende betaald werk zou zijn, uitkeringsgerechtigden daar massaal voor zouden kiezen. Ja, veel mensen zijn intrinsiek gemotiveerd om werk te aanvaarden. De economie vertoont voorzichtige tekenen van herstel. Als gemeente versterken we dit door het op verschillende manieren faciliteren en stimuleren van ‘werk’ in onze arbeidsmarktregio zodat we meer mensen die nu nog aan de kant staan, aan werk kunnen helpen.
3.
Bent u het met ons eens dat om participatie en maatschappelijk meedoen te bevorderen, het stimulerend is als clienten zelf hun vrijwilligerswerk in kunnen brengen?
3
Raadsnummer 15R6168
Als gemeente moeten we op grond van de Participatiewet onderzoeken wat maakt dat iemand werkloos is. Tevens moeten we beoordelen of een bijstandsgerechtigde zelfstandig kan komen tot arbeidsinschakeling of dat hierbij ondersteuning noodzakelijk is. Als dit aan de orde is, dan moeten wij beoordelen welke voorziening het beste ingezet kan worden. Vrijwilligerswerk (al dan niet zelf ingebracht) kan een uitstekende vorm zijn om mee te doen in onze samenleving. Voor sommigen kan dit een onderdeel van een traject vormen richting betaald werk. De beoordeling vindt altijd op individuele gronden plaats.
4.
Hebt u kennis dan wel informatie dat casemanagers hun clienten op zo een wijze benaderen dat zij deze ervaren als intimiderend, respectloos, rechteloos, willekeur en vernederend? Zo ja, op welke wijze probeert u deze praktijk ten positieve te veranderen, zo neen bent u bereid dit te (laten) onderzoeken en daarop maatregelen te nemen? Nee, maar als er een klacht wordt ingediend dan vindt nader onderzoek plaats. Begin 2013 is een tijdelijke geschillencommissie op het Werkleerbedrijf georganiseerd. Deze procedure is eind 2013 geëvalueerd. Aangezien het aantal klachten relatief beperkt was (in 2013 totaal 6) en onze gemeentebrede klachtenprocedure inclusief onafhankelijke ombudscommissie ook voldoet aan de gestelde criteria, is begin 2014 de klachtenprocedure van het Werkleerbedrijf onderbracht in onze gemeentebrede klachtenprocedure. We gaan op korte termijn deze klachtenprocedure evalueren, zowel op inhoud als op proces. e Zoals toegezegd, zullen we in het 1 kwartaal 2015 een werkwijze invoeren waarbij aan elke deelnemer vragen worden gesteld over de ervaringen tijdens het Werkleertraject. Op basis hiervan kunnen we een representatief beeld vormen en verdere verbeteringen doorvoeren.
5.
Een praktijkvoorbeeld: aan clienten werd gevraagd toestemming te geven tot het doen van een huiszoeking door een casemanager. Dit gebeurde onder dwang dan wel dreiging van stopzetting van de verdere behandeling van een aanvraag of korting van hun uitkering. Deze praktijk als exemplarisch voorbeeld nemend, hoe verhoudt een dergelijke werkwijze zich tot de privacy van de cliënt en het respecteren van zijn menselijke waardigheid en burgerrechten. In welke omstandigheden vindt u dit een acceptabele werkwijze en op weke wijze wil het college de privacy van de cliënt waarborgen? Om het recht op een uitkering rechtmatig te kunnen vaststellen, moet in bepaalde situaties een huisbezoek plaatsvinden om de woon- en leefsituatie te kunnen beoordelen. Dit is echter geen standaard procedure maar hiervoor moeten gegronde redenen zijn die in nagenoeg alle gevallen vooraf aan de cliënt medegedeeld worden. Onaangekondigde huisbezoeken vinden alleen plaats als er sprake is van concrete aanwijzingen van fraude. Wij beogen zoveel mogelijk de privacy van cliënten te
4
Raadsnummer 15R6168
waarborgen en handelen geheel conform wet- en regelgeving en jurisprudentie op dit vlak. Dit is in de uitvoering in een protocol huisbezoeken vastgelegd.
6.
Bent u van mening dat indien clienten zich op deze wijze behandeld voelen, dat dit niet in overeenstemming is met het door de raad (en de wet) gewenste maatwerk en een behandeling is die de menselijke waardigheid en eigenwaarde van de clienten negatief beïnvloeden? Zie het antwoord op vraag 5. We proberen de privacy van clienten zoveel mogelijk te waarborgen. Er vindt alleen een huisbezoek plaats als dit noodzakelijk is. Ook in die gevallen doen we dit met zorg en respect.
7.
Hebt u kennis dan wel informatie op welke wijze clienten te werk gesteld worden als instrument voor arbeidsre-integratie? Weet u, dat veel clienten deze arbeidsreintegratie als dwangarbeid ervaren, waarbij gene maatwerk geleverd wordt en waarbij competenties, capaciteiten en beperkingen van de cliënt niet leidend zijn. Wij moeten op grond van de Participatiewet beoordelen of een bijstandsgerechtigde zelfstandig aan het werk kan komen of daarbij ondersteuning bij arbeidsinschakeling noodzakelijk is. Als ondersteuning noodzakelijk is, dan dienen wij te beoordelen welke vorm van ondersteuning naar arbeidsinschakeling het beste ingezet kan worden. Uit vele onderzoeken blijkt dat re-integratie effectief is als de dienstverlening zo snel mogelijk wordt aangeboden na de aanvraag voor een uitkering, als maatwerk wordt geboden, via zelfsturing, via het opdoen van werknemersvaardigheden en via combinaties van werken en leren. Om deze redenen hebben wij instrumenten zoals het Werkleerbedrijf en het Persoonsgebonden Re-integratiebudget ontwikkeld. In het kader van het Werkleerbedrijf zijn de afgelopen jaren tal van verbeteringen doorgevoerd op het gebied van onder meer maatwerk in begeleiding en werksoorten. In het memo van 27 november 2014 is de actuele stand van zaken m.b.t. het Werkleerbedrijf opgenomen.
8.
De mensenrechten (artikel 8 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten) verbieden gedwongen arbeid. Indien het verplicht tewerkstellen van clienten geen dwangarbeid is, welke rechten en inspraak hebben zij dan bij het bepalen of maatwerk is geleverd bij de tewerkstelling. e
Het Werkleerbedrijf is een 2 lijnsre-integratievoorziening. Er is sprake van een werk- en leercomponent. Bij de werkcomponent staat het opdoen en behouden van werknemersvaardigheden centraal die noodzakelijk zijn om tot arbeidsinschakeling te komen. Tevens wordt arbeidsritme opgebouwd en behouden. Zoals uit voornoemd memo blijkt kunnen de deelnemers bij het Werkleerbedrijf na de periode van 3 weken voor de invulling van de werkcomponent zelf een werkplek voordragen. Daarnaast kunnen deelnemers een tijdelijke vrijstelling krijgen op individuele
5
Raadsnummer 15R6168
gronden. Uiteraard staan alle besluiten, óók in het kader van de reintegratievoorzieningen, voor bezwaar en beroep open.
9.
Hebt u kennis dan wel informatie dat sommige casemanagers ook actief zijn als reintegratie zzp-er? Kent u voorbeelden dat casemanagers cliënten verplicht te werkstellen bij organisaties of bedrijven, waar zij als re-integratie zzp-er direct of indirect banden mee hebben? Indien dergelijke praktijk zich voordoet wat is daarover het standpunt van het college? De ingehuurde casemanagers worden ingezet via detacheringsbureaus of via een payrollbedrijf. Onder deze groep bevinden zich ook ZZP-ers. Bij de start van hun werkzaamheden wordt een integriteitverklaring ondertekend. Betreffende verklaring zullen we nog eens kritisch tegen het licht houden, met name gericht op de situatie waar u op doelt. Er zijn ons geen voorbeelden bekend waarbij sprake is van belangenverstrengeling. Mocht er duidelijke aanwijzingen zijn dat de integriteit geschonden is, dan kan dit gemeld worden bij het gemeentelijke Meldpunt Integriteit. Dit meldpunt zal de melding dan onderzoeken.
10. Hebt u kennis dan wel informatie dat dure cursussen door re-integratie bureaus worden aangeboden zonder certificaat of diploma, die veel goedkoper aangeboden worden door particuliere leerinstellingen zoals het LOI? Nee, in het kader van het Persoonsgebonden Re-integratiebudget kunnen clienten zelf een keuze maken, een en ander met ondersteuning van een specialist participatie en een PRB-adviseur. Daarbij wordt vervolgens beoordeeld of dit de meest effectieve en efficiënte wijze is om tot arbeidsinschakeling of participatie te komen.
11. Dienen casemanagers zich te houden aan een gedrags- en/of werkwijze code en zo ja kunnen cliënten deze inzien. Zo neen, bent u bereid een dergelijke code(s) te ontwikkelen waarbij bijvoorbeeld maatwerk, versterken en bevorderen van menselijke waardigheid en de privacy van de cliënt uitgangspunten zijn? De casemanagers zijn op basis van een CV en een persoonlijk gesprek geselecteerd. Daarnaast zijn zij getraind op Motivational Interviewing en Oplossingsgericht Coachen. Regelmatig zijn er intervisiebijeenkomsten waarbij gereflecteerd wordt op ieders functioneren.
6
Raadsnummer 15R6168
12. Een veelgehoorde klacht die wij hebben ontvangen is dat er geen hoor-wederhoor wordt toegepast en dat sancties rücksichtslos worden opgelegd. Bijvoorbeeld 5 minuten te laat op de tewerkstellingsplek kan 40% korting opleveren. Is het mogelijk dat casemanagers een sanctie, gedifferentieerd kunnen opleggen en dat men eerst het hoor-wederhoor principe toe moet passen? Is het ook mogelijk dat uitnodigingen voor een gesprek ook digitaal (e-mail) verstuurd kunnen worden naar de cliënt en niet alleen schriftelijk? En dat cliënt altijd gevraagd wordt naar een reactie/ toelichting, waarom niet voldaan is aan een verzoek van de casemanager. Een maatregel heeft betrekking op re-integratie. Bij een maatregel wordt het recht op bijstand afgestemd op de mate waarop de arbeids- en re-integratieverplichtingen worden nageleefd. Het betreft een correctie om gedragsverandering te bewerkstellingen met het oog om uitkeringsonafhankelijkheid te realiseren. In eerste instantie wordt altijd gepoogd gedragsverandering te bewerkstelligen via motivatie en positieve prikkels. Als dit echter niet succesvol blijkt en de cliënt niet voldoet aan de arbeids- en re-integratieverplichtingen, dan moet op grond van de Participatiewet een maatregel worden opgelegd. Er is daarbij altijd sprake van een beoordeling van de individuele omstandigheden. Dit betekent dat de ernst van de gedraging wordt beoordeeld, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden. Het college kan afzien van een maatregel als er dringende redenen zijn of als iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. Als er sprake is van maatregelwaardig gedrag, dan wordt de hoogte van de maatregel afgestemd op de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden. De maatregel kan daardoor lager worden vastgesteld dan in de Maatregelenverordening als richtlijn is opgenomen. Op basis van een rapportage van de werk-casemanager, die mede gebaseerd is op een hoor-weder-hoorgesprek, besluit de inkomenscasemanager over een op te leggen maatregel. Uitnodigingen voor een gesprek vinden ten behoeve van de rechtszekerheid bij voorkeur schriftelijk plaats. In de onlangs van kracht geworden Participatiewet zijn de gevolgen van het niet nakomen van de opgelegde arbeids- en meewerkverplichtingen nog strenger voorgeschreven. De beleidsvrijheid van de gemeente is dan ook aanzienlijk beperkt.
Eindhoven, 3 februari 2015.
7