VAN EERGISTEREN NAAR OVERMORGEN ANALYSE DER HANDELSBETREKKINGEN VAN DE
NOORDSCHE- EN BALKANLANDEN IN DE PERIODE 1933-1938 HET
DUITSCHLAND DOOR
Drs. W. TH. VOGELAAR
UITGEVERIJ „DE VESTE"
.
's GRAVENHAGE
.
1941
PRIJS Fl. 2.90
VAN
EERGISTEREN
NAAR OVERMORGEN
VAN
EERGISTEREN NAAR OVERMORGEN
A N A L Y S E DER
HANDELSBETREKKINGEN VAN
DE
NOORDSCHE- E N B A L K A N L A N D E N IN D E P E R I O D E 1933-1938 MET
DUITSCHLAND DOOR
Drs. W . T H . V O G E L A A R
UITGEVERIJ „DE VESTE ' -
's GRAVENHAGE
-
1941
Alle
Rechten
voorbehouden
— Copyright bij Uitgeverij „ D e Veste ' -
—
1941
INHOUD : Pag.
I.
Inleiding
5—10
II.
Groep Noordsche Landen
11—20
III.
Groep Balkanlanden
21—30
IV.
Duitschlands buitenlandsche handel, die van de landen der beide groepen en
V.
het Nederlandsen doorvoerverkeer
31—40
Tabellen en Grafieken
41—84
Van Eergisteren naar Overmorgen I.
Inleiding
In een tijd van groot rumoer, van gespannenheid om den afloop van het Europeesch conflict en zijn uitloopers, valt het te begrijpen, dat velen de rust, de lust of het vermogen ontbreekt, zich te zetten tot een zooveel mogelijk objectieve beschouwing van de richting, waarin dit werelddeel lijkt te evolueeren. E r wordt w e l geroepen om, of afgegeven op : de nieuwe orde in Europa ! D a a r zijn groepen, welke die nieuwe orde reeds, praematuur, verwelkomen, alsof niet het ontwaken uit een wenschdrooni desillusie zou kunnen brengen. D a a r zijn weer andere groepen, welke die nieuwe orde reeds bij voorbaat verwerpen, daar zij zich niet kunnen of w i l l e n losmaken van een constellatie van het oogenblik, die als onaangenaam of onaanvaardbaar wordt gevoeld. M a a r de wellicht grootste groep wordt gevormd door degenen, die over de nieuwe orde beschikken als over een slagwoord, een vaag begrip, hetwelk naar den eisch van het oogenblik kan dienen om in de argumentatie over welk onderwerp dan ook te w o r d e n ingelascht. Immers, niemand zal direct preciseering vragen, niemand zal het debat ophouden met de vraag : wat bedoelt ge nu precies wèl en wat precies niet met die nieuwe orde ? H e t schermen ermede, zonder dat er de noodige overeenstemming in opvatting is ten aanzien van het begrip zelf, is een kwestie van mode geworden. D e vernieuwers ontwijken er de noodzaak tot concretiseering hunner nog niet uitgewerkte plannen mede, de anti-vernieuwers geven haar de schuld van alles en nog wat, de zeer bedachtzamen houden zich buiten het debat. W a r e het niet zoo gevaarlijk en eigenlijk bedroevend, men zou om de Babylonische spraakverwarring van 1941 moeten lachen ! W a n t noch omtrent het begrip ,,nieuw", noch over het begrip „ o r d e " heerscht overeenstemming van opvatting. Z o o l a n g voor den é é n evolutie heet, wat de ander met revolutie aanduidt, nieuw voor den één is : verbetering, 5
verjonging, veredeling en dus het vervangen van veel uit het oude regime door iets nieuws, doch met behoud van wat zich uit dat oude regime als goeds laat behouden, terwijl de ander het nieuwe niet ziet of niet w i l zien als hoogere phase, als gesaneerd stadium van het oude, maar uitsluitend als de schrilst denkbare tegenstelling tot dat oude, zoolang blijft de verwarring aanhouden. D i e nieuwe orde moge dan al aanduiding zijn voor alle gebieden des volkschen en individueelen levens, zoolang de é é n het begrip zonder waarschuwing gebruikt om er de structuur der nationale staatshuishouding mee aan te duiden, terwijl de ander er de samenbundeling der continentale staten van E u r o p a mee bedoelt, zoolang kan het niet anders of men blijft langs elkander heen redeneeren, en daarmee stijgt de neiging van velen om zich overal buiten te houden. D e z e velen redeneeren immers : laat men het eerst eens w o r d e n over wat men eigenlijk bedoelt met die fameuze nieuwe orde en als daarvan de definitie vaststaat, is het nog altijd tijd genoeg voor ons om eens te onderzoeken, wat er nu eigenlijk voor nieuws en wat er voor ordelijks aan is. Zachtjes zeggen ze erbij : en wie weet komt er w e l heelemaal niets van, waarom zullen we ons er dan nu al over opwinden ? M e n kan deze afzijdigen in eenige opzichten geen ongelijk geven ; zeker zal die nieuwe orde er niet komen op de wijze en in den vorm, welke men zich nu denkt, daarvoor wijzigen zich de omstandigheden te kaleidoscopisch en spelen de machtsfactoren nog een te groote rol. E e n compleet plan voor de nieuwe orde in E u r o p a , ware het al uitgewerkt in alle details, zou dus met de grootste waarschijnlijkheid straks moeten w o r d e n aangepast aan thans nog door niemand te voorziene omstandigheden. M a a r of dit nu reden mag zijn, te ontkennen dat het noodig is en goed, zich reeds thans te zetten tot het opstellen van een soort minimum-program, een stramien te weven waarop te gepaster tijd de nieuwe orde geborduurd kan w o r d e n door wie zich dan tot initiatiefnemer mag opwerpen, is een andere kwestie. H e t is dom te weigeren de mogelijkheden te bestudeeren om eenmaal te komen tot iets, dat beter is dan het voorbije en het is zoo mogelijk nog dommer om dat voorbij-zijn te w i l l e n ontkennen, alleen omdat men zich bij het verleden 6
als individu toevalligerwijze w e l bevond, terwijl toch alle teekenen erop wijzen, dat wij voor den dageraad staan van een nieuwe epoche i n de geschiedenis der menschheid, dat de tijd gekomen is, w a a r i n zich nieuwe systemen, nieuwe vormen, nieuwe principes gaan doorzetten, waarbij ons land toch zeker niet de grens zal vormen, de voortzetter zal kunnen zijn in „ s p l e n d i d isolation" van een overleefde structuur temidden van een zich verjongend E u r o p a . H e t moge dus eenerzijds verdedigbaar zijn, dat men zich nog niet in alle detailpunten wenscht te verdiepen in de zegeningen of tekortkomingen van een nieuwe orde in de onderlinge relatie der continentale volken, zoolang die nieuwe orde nog niet verder dan in vagen opzet aanwezig is en slechts regionale toepassingen in eenige landen van E u r o p a een idee vermogen te geven van wat later in grooter verband zal kunnen uitgroeien, anderzijds kan er toch geen enkel bezwaar tegen rijzen om alvast eens wat nader in te gaan op zekere feitelijkheden, welke er waren vóór het uitbreken van dezen oorlog en die er straks na afloop evengoed zullen zijn, want het getuigt zeker niet van verantwoordelijkheidsbesef om uit sentimentsoverweging, een laakbare gemakzucht in de kaart spelend, de afzijdigheid zoover te drijven, dat nog slechts sprake blijft van struisvogelpolitiek of stumperige passiviteit. T o t die feitelijkheden rekenen wij, dat er een N e d e r landsen volk is, dat zal voortleven, dat er een N e d e r landsche bodem is, een N e d e r l a n d s c h klimaat, een Oceaan ter eene, een groot nabuurland ter andere zijde, een koloniaal gebied rond den evenaar. D a a r zijn eveneens de niet te loochenen afkomst der volken van N o o r d w e s t E u r o p a , het cultureel niveau en de eigenheid in levenshouding, welke een groepeering op logische basis stelt. D a t alles speelde een rol in de voorbije periode en het zal een rol spelen in de toekomst, een eervolle rol, als wij die actief mede-bepalen, dat is : ons erop voorbereiden, ons ervoor openstellen met volledig behoud van ons nationaal zelfrespect, maar zonder wrok, zonder lijdelijk verzet uit rancuneuse overweging. D a t zich voorbereiden kan bestaan in het aangeven der wegen, waarlangs een opbouw van de Europeesche ruïne mogelijk lijkt tot een nieuw, harmonisch geheel, het kan even nuttig bestaan in het bestudeeren van voor den oorlog gegroeide verhoudingen 7
der continentale samenleving en dus geheel abstraheerend van de machtsfactoren en politieke tendenzen, welke tezeer 'n stempel drukken op den boozen droom van het heden, M e n zal nu kunnen tegenwerpen, dat het voor een typisch alzijdig g e o r i ë n t e e r d handels-, maritiem en koloniseerend volk als het onze geen nut heeft, over de continentale verhoudingen uit te weiden, alsof N e d e r l a n d zich eenmaal zal gaan opsluiten in een theoretisch min of meer zelfgenoegzaam blok. D i t is ook zeker niet de bedoeling van de hierna te volgen beschouwing en als wij nochtans pogen, de functie van ons land in een groep Noordsche landen en deze groep in hare relatie tot D u i t s c h l a n d aan de hand van enkele cijfers uit de periode 1933''38 te belichten, dan zijn wij ons daarbij bewust, dat dit niet meer is dan de belichting van een enkel, wellicht niet eenmaal het belangrijkst, aspect van onze toekomst. Stellen wij bovendien de genoemde groep min of meer als tegenhanger van een groep Balkanlanden, dan geschiedt zulks niet uitsluitend, omdat die beide groepen mogen gezien w o r d e n als de typische concurrenten ten aanzien van de omstreden grootste Europeesche markt, maar veeleer om door vergelijking van eenige cijfers meer reliëf te geven, zekere constateeringen beter naar voren te doen springen. Daarmee is de gekozen groepeering evenmin als geheel willekeurig te beschouwen, al ligt er geen nieuwe Oslo-gedachte aan ten grondslag, noch een Entente balkanique. Indien al een oorlog in staat ware, de oplossing van moeilijke problemen te vergemakkelijken, hetgeen mag w o r d e n betwijfeld, zoo zal de oorlog, die wij nu doormaken, bij zijn einde een zoo groot aantal problemen te zien geven, dat men zich zal afvragen, waar te beginnen met de oplossing ervan en hoe te beginnen. Indien dan de winnaar zijn overwinning als uitgangspunt zal nemen voor het herorganiseeren van de Europeesche samenleving in de allereerste plaats ten eigen nationalen nutte en niet uitsluitend en alleen als de noodzakelijke machtsfactor, welke de doorvoering van een voor allen gunstige orde vermag af te dwingen, indien en waar dit noodig mocht blijken, zoo ware het beter, dat de groote partij remise eindigde. Bedoeling van deze studie is dus : een bescheiden bijdrage te leveren voor het geven van inzicht in de betee8
kenis van N e d e r l a n d als leverancier en klant van D u i t s c h land, als deel van een groep N o o r d s c h e landen en deze als pendant van een groep Balkanlanden, dit alles in de verhoudingen zooals deze zich aan de hand van statistische gegevens voordoen in de periode, direct aan dezen oorlog voorafgaand. Uitgangspunt daarbij is : dat men over het nieuwe slechts kan spreken, als men het oude kent en dat men dit oude, toch ook ten deele gegroeid langs lijnen van een natuurlijke ontwikkeling, dus van alle zijden heeft te belichten, zoo onder meer uit den gezichtshoek van eenvoudige, op controleerbare cijfers zich baseerende en daardoor wellicht wat nuchter aandoende, constateeringen of beschrijvingen. W a t deze studie dus niet behoeft te geven, is een rechtstreeksch antwoord op de vraag : dient de belangengemeenschap tusschen de staten opgebouwd te w o r d e n op basis van traditioneelen groei of volgens rationeele principes van een, met de tradities weinig of geen rekening houdende, nieuwe orde 1 H e t aoet er tenslotte weinig toe, of men een vernieuwing w i l zien als een groeiproces of een scheppingsdaad, het is ook hier slechts het resultaat dat telt en de wijze van ontstaan, voorzoover zij tot dat resultaat bijdraagt. E n dan kan onderschreven w o r d e n , hetgeen aan het hoofd v a n een interessante artikelen-serie van het tijdschrift „ D e r Vierjahresplan" (20 Febr. 1941) geschreven staat : „ D i e wirtschaftliche N e u o r d n u n g Europas bildet den Gegenstand lebhafter E r ö r t e r u n g e n in den einzelnen europaischen L a n d e r n . M a n erkennt in immer mehr zunehmendem M a s s e , dass eine W i e d e r k e h r der w i r t schaftlichen Zerrissenheit Europas, wie sie vor dem jetzigen K r i e g e bestand, ausgeschlossen w e r d e n muss, w e n n die wirtschaftliche Befriedung Europas kommen soll und wenn die europaischen Lander g e g e n ü b e r den grossen aussereuropaischen W i r t s c h a f t z u s a m m e n s c h l ü s s e n bestehen sollen. W e n n E u r o p a einer wirtschaftlichen Blüte von D a u e r z u g e f ü h r t w e r d e n soll, darf keine Arbeitskraft falsch angesetzt werden. Diese Z i e l s e t z u n g bedeutet, dass eine möglichst grosse Z a h l europaischer Lander sich darauf einstellen muss, sich als einheitliches Wirtschaftsgebiet zu fühlen, seine E r z e u g u n g auf landwirtschaftlichem und industriellem Gebiet entsprechend einzurichten und auch seinen H a n d e l auf diese Z i e l s e t z u n g auszurichten. 9
Die Wege, auf denen dieses Ziel erreicht werden kann, bedürfcn einer sorgfaltigen Prüfung, um an sich verstandliche nationalwirtschaftlich gesehene Einzelwünsche den Interessen des Ganzen anzupassen."
10
II.
GROEP NOORDSCHE L A N D E N
Dat in deze groep, waartoe wij rekenen Nederland, België, Denemarken, Noorwegen, Zweden en Finland, een aantal landen, bevolkt door lieden van voor het meerendeel Germaansche afstamming, maar met een duidelijke, mede door hun ligging, cultuur en geschiedenis bepaalde, eigenheid en een daaraan evenredigen onafhankelijkheidszin, de drang tot samenwerking ertoe leidde, concrete, zij het wat schuchtere, want met tal van voorbehouden omkleede, pogingen te doen om die samenwerking te organiseeren, was in een tijd van zich toespitsende economische tegenstellingen en rampzalige verwijdering op schier elk gebied, — voorspel van dezen oorlog —, al een symptoom van principieel verheugende beteekenis. A l meende men dan ook, dat de conventie betreffende de wenschelijkheid van economische toenadering (Oslo 22. 12. 1930), nader bevestigd door een overeenkomst tot bevordering van het handelsverkeer (Den Haag, 28.5. 1937) door de ontwikkeling van de wereldconjunctuur niet meer kon worden gehandhaafd, toch nam men slechts noode van elkander afscheid, er zich van bewust, de verwezenlijking van een gemeenschappelijk ideaal prijs te geven, althans te verschuiven tot in een onzekere toekomst (Declaratie van Oslo, 11. 5. 1938) en men verklaarde zich dan ook bereid, onder geschikter omstandigheden de taak weer te zullen opnemen. Mag men er zich al over verwonderen, wellicht ergeren, dat het toenmalige initiatief tot zoo gering practisch resultaat heeft vermogen te leiden, dat is niet, waar het hier om gaat. Belangrijk is toch, dat er een symptoom is aan te wijzen voor een bewustzijn van verbondenheid in deze groep, zich uitend in een voor dien tijd toch zeldzame poging tot initiatiefnemen, tot voorbeeld geven door „een gemeenschappelijke actie te ondernemen tot verruiming van de economische betrekkingen in het algemeen". De Noordsche groep moge er niet in geslaagd zijn, orde in eigen huis te brengen en daarmee bij te dragen tot den afbouw der handelsbelemmeringen en het verbijsterend samenstel van verdedigingsmaatregelen tegen de gevolgen der wereldcrisis, er blijkt toch uit de pogingen tot dit ordescheppen, dat de deelnemende staten de behoefte ge11
voelden hun onderlinge gelijkgeaardheid en daardoor natuurlijke saamhoorigheid te belijden in een daad. D a t het falen eenerzijds gevolg is geweest van gebrek aan leiding binnen de groep, anderzijds van gebrek aan macht en dus aan aanzien op het Europeesch continent, kan een vingerwijzing zijn, hoe een nieuwe orde i n grooter groepsverband ook nimmer zal kunnen doorgevoerd worden zonder op recht gebaseerd leiderschap en op macht gebaseerd aanzien ! H e t „ m a c h t geeft aanzien" moge daarbij in even sterke mate gelden als het „ n o b l e s s e oblige".
N a a r de oppervlakte gerekend, bevinden zich in de groep drie groote landen en drie kleine. ) D i e drie kleine echter beheerschen ieder voor zich gebieden buiten E u r o p a , w a a r v a n men goed doet zich de uitgestrektheid te realiseeren. In vergelijking met de oppervlakte van E u r o p a toch waait de Nederlandsche vlag over een oppervlakte van 1 7 % , de Belgische over 20,8 % , de Deensche over 20,5 % v a n die Europeesche uitgestrektheid, dat is dus tezamen over meer dan de oppervlakte van alle E u r o peesche landen samen, als men Europeesch R u s l a n d w e g laat. V a n u i t dit oogpunt beschouwd, zou ook Portugal bij deze groep hooren met een percentage van 19 ; ook daar is het met de ligging aan het groote water samenhangend maritiem karakter van de bevolking en zijn de daaruit voortvloeiende eigenschappen en neigingen grondslag geweest en rechtvaardiging van en voor een omvangrijke gebiedsbeheersching. M a a r dan zouden van die vier kleinere landen toch alleen N e d e r l a n d en België kunnen wijzen op een duidelijk tekort aan Europeesche levensruimte. H e t zijn de twee veruit dichtstbevolkte landen uit de groep, een omstandigheid, welke d w o n g zoowel tot koloniale expansie als tot binnenlandsche industrialisatie. W a n t indien een industrieland als D u i t s c h l a n d met een bevolkingsdichtheid van 135 personen per vierk. k m reeds wijst op een tekort aan levensruimte op zijn toch zeer groot Europeesch grondgebied, zoo kunnen de inwoners van België, alhoewel met een grooter deel der arbeidende bevolking werkzaam in industrie en mijnbouw, maar met een 1
i)
12
Z i e tabel 1.
bevolkingsdichtheid van 273, en de Nederlanders, met een vrijwel gelijk deel der bevolking in de industrie als Duitschland, doch met een bevolkingsdichtheid van 247, ueberhaupt op en van hun Europeesch gebied niet leven. Zij zwermden dan ook uit, zooals zij ook straks weer zullen uitzwermen. Naar hun koloniën en bezittingen, als vrachtvaarders, als zeesleepers, als havenbouwers en waterbouwkundigen naar alle deelen van.de wereld. Om na volbrachte taak weer terug te keeren naar hun eigen, bescheiden plek in Europa, naar hun lage land aan de rivieren, naar de stilte van oude stadjes en het rumoer der groote havens, Rotterdam, Antwerpen, Amsterdam. Het is beteekenisvol, zich in dit verband te realiseeren, dat, na Londen, Rotterdam in 1938 de tweede haven van de wereld was : havenverkeer 1938 Rotterdam 42.371.000 ton Amsterdam 5.655.000 ton Antwerpen 23.579.000 ton Hamburg 23.742.000 ton Dat een dergelijke haven groot werd door de natuurlijke ligging in het Rijnmondingsgebied en basis vormde, centraal punt werd, voor de aanknooping van de meest veelzijdige handelsrelaties, zooals in wisselwerking juist dit internationale netwerk van relaties, uitgelegd door een ondernemenden koopmansstand, den groei der haven bevorderde, kan geen verwondering wekken. W è l in zekeren zin, dat particulier initiatief hier bereikte, wat in groote staten onder stimuleering en met machtssteun van de regeering slechts zou zijn tot stand gekomen. Hier werd het „macht geeft aanzien" gecorrigeerd door „de natuur is sterker dan de leer". En wat voor de Nederlanders geldt, doet zulks evenzeer voor de Denen, Noren en Zweden. Neemt men het totaal der handelsmarine, ) bemand door deze vier volken, dus uit een totaal van nog geen 22 millioen zielen, dan komen we tot 10.175.000 brutoregistertonnen (19381 tegenover de gezamenlijke handelsmarine van Duitschland en Italië, bij een zielental van 122 millioen, van 7.534.000 brutoregistertonnen. Onder de acht voornaamste vlaggen, welke 2
2)
Zie tabel 2.
13
door het Suezkanaal varen, nam Nederland in 1937 na Engeland en Duitschland een eervolle derde plaats in, vóór Frankrijk, Noorwegen, Denemarken, U S A en Zweden in deze volgorde. ) En het is mede daarom, dat de Noordsche groep zich de „luxe" van een voortdurend passieve handelsbalans kon permitteeren, de betalingsbalans der groep vertoonde toch een overschot, gevolg van haar vrachtvaart en de activiteit harer internationaal georiënteerde handels- en bankhuizen. Een enkele blik op de deviezen- en goudpositie dezer Noordsche landen geeft daarvan een sterken indruk en laat wel zeer duidelijke tegenstelling zien tot de Balkangroep. ) Het betrekkelijk hoog welvaartspeil komt eveneens tot uitdrukking in de vergelijkende cijfers van in- en uitvoerwaarde, omgerekend per hoofd der resp. bevolkingen en waarbij een merkwaardige uniformiteit zoowel in de Noordsche- alsook, op een zeer laag niveau, in de Balkangroep optreedt en het laagste cijfer van invoer plus uitvoer van een der landen uit de eerste groep in 1937 (Finland 261) toch nog altijd precies driemaal zoo hoog ligt als het hoogste totaal uit de Balkangroep (Hongarije 87). ) Omgerekend per hoofd der bevolking wordt door Nederland tot een waarde van 247 ingevoerd (tegenover het totaal van de hééle Balkangroep 165), waartegenover slechts een uitvoer staat van 183 (eveneens voor 1937 en met een totaal voor de heele Balkangroep van 174) en daarin vinden we tevens de indicatie, dat de passiviteit der Nederlandsche handelsbalans, benauwend als zij op grond dezer cijfers lijkt, wel op een zeer bijzondere wijze moet worden gecorrigeerd tot een gunstige betalingsbalans. Het zijn de jobbers en brokers, de reederijen en havens naast nog zooveel anderen, die het evenwicht, hetwelk in zoo tal van landen hoofdbrekens kostte, hebben hersteld op een uniek hoog niveau. Bezien wij verder een hoofdindeeling van de bevolkingen der Noordsche landen naar de bezigheid, dan treffen wij minder uniformiteit. W i j zien dan Nederland aan de spits in de groepen „handel en verkeer" en „vrije 3
4
5
3)
Z i e tabel 3.
•*)
Z i e tabel 4.
)
Z i e tabel 5
5
14
beroepen", op één na laatst in de groep „ a g r a r i s c h e bedrijven". °) V o o r t s blijkt België het verst g e ï n d u s t r i a l i seerd te zijn, F i n l a n d het meest agrarisch, terwijl i n D e n e marken een hoog percentage der bevolking i n huiselijke en andere persoonlijke dienstbetrekkingen werk vindt. D e gegevens dateeren intusschen in hoofdzaak van eenigszins ouden datum, zoodat het mogelijk is, dat sedertdien eenige verschuivingen hebben plaatsgevonden.. D e algemeene tegenstelling tusschen de Balkangroep als agrarisch en de N o o r d s c h e groep als gemengd-agrarisch-industrieel-commercieel (met uitzondering van F i n l a n d ) gold ook onverminderd in de latere jaren en is zeker in hooge mate bepalend voor de mogelijkheid tot functioneele verdeeling der taken in een min of meer afgerond Europeesch blok. indien men tenminste bij die taakverdeeling de natuur geen geweld aan w i l doen en daardoor a priori komen tot een gekunsteld evenwicht, hetwelk uit zich zelf de neiging zou blijven vertoonen om het tijdstip zijner hevige verstoring te vervroegen. W a n t de betrekkelijke stabiliteit van het evenwicht in een harmonisch opgebouwd economisch plan voor E u r o p a , zich zonder schokken aanpassend en wijzigend door factoren van normale dynamica, hangt zeker ten nauwste samen met de mate, w a a r i n de eigenheid, de geschiktheid, de potentie ook der N o o r d s c h e landen tot haar recht zal komen en zulks zekerlijk in niet mindere mate dan waarin een natuurlijk uitgangspunt : de economische groepeering rond de Duitsche levensruimte, dient te w o r d e n i n acht genomen. Z o u d e n dan ook de toekomstige opbouwers van E u r o p a om motieven v a n te eenzijdig beklemtoond en dus verkeerd gezien eigennut een structuurverandering der N o o r d s c h e landen forceeren, dus onder d w a n g tot stand brengen, zoo zou niet alleen de grondslag tot spoedig uiteenvallen dezer nieuwe orde gelegd worden, maar het uitzicht op een diep v e r v a l i n de toekomst onvermijdelijk geopend zijn. D a t het evengezegde allerminst een pleidooi beteekent voor de wenschelijkheid tot verstarring in een onder een afgedaan systeem historisch gegroeide constellatie, behoeft nauwelijks betoog. H e t is immers wel duidelijk, dat de N o o r d s c h e landen, evenzeer als de Balkanlanden, functioneel in een «)
Zie tabel 6. 15
nieuw E u r o p a tot grooter zegen kunnen zijn en dus, naar veler meening, ook moeten zijn. E r kan dan ook alleen sprake zijn van den eisch tot bezinning op de wenschelijkheid van het onaangetast laten van de structueele en cultureele essentialia dezer landen bij derzelver harmonische inschakeling in de Europeesche statenfamilie, waar zoodanige aantasting slechts na verloop van tijd en via natuurlijk verzet zou moeten leiden tot een dan veel moeilijker te herstellen verstoring der harmonie, economisch en politiek. D e , laat genoeg ontwaakte, voorvechters en verdedigers van het standpunt, dat . . O r d n u n g muss sein" vindt men in grooten getale ook in de Noordsche landen, maar indien men dezen voorhoudt, dat „ Z w a n g s ordnung muss sein", dan stuit men, gezien den onafhankelijkheidszin en het diepgeworteld, gefundeerd zelfrespect der betreffende volken op een welhaast intuïtief te noemen verzet, zich uitend in voor het nagestreefde doel schadelijke actie of apathische afzijdigheid, al naar de kans van het oogenblik. G a a t het dus niet aan, te verwachten dat de nieuwe orde in E u r o p a zonder diep ingrijpen in het resultaat der primair door rentabiliteit en opportuniteit beheerschte, vrije economie tot stand zal komen, de inrichting van het nieuwe plan en vooral het resultaat daarvan zal in zijn duurzaamheid grootendeels afhankelijk kunnen blijken van juist de methodiek bij dit ingrijpen. E n zeker zal daarbij niet de geneigdheid tot c o ö p e r a t i e in de eerste plaats omgekeerd evenredig zijn aan den omvang der offers, welke door de verschillende landen zullen gebracht moeten worden, indien het uitgangspunt op de psychologisch alleen verantwoorde wijze wordt gevonden i n een gentlemen's agreement tusschen gelijkwaardigen, d.i. tusschen van elkander de waarde erkennende en de wederzijdsche economische afhanklijkheid ten volle beseffende partners.
Laat ons nu een oogenblik stilstaan bij het belang van de N o o r d s c h e groep van landen bij en voor den Duitschen buitenlandschen handel. W a n t weliswaar wordt er vaak met wijdsch gebaar gesproken van het groote Duitsche achterland, de groote afnemer en leverancier, maar niet ieder, die dit aanhoort, was in de gelegenheid, zich op basis 16
van nuchtere cijfers van den omvang en relatieve beteekenis van dat belang een indruk te vormen. G e l d t voor landen, welke ter verzorging van hun levensbehoeften grootendeels op invoer uit het buitenland zijn aangewezen, dat zij moeten ,,exporteeren of ten onder gaan", zoodat het in evenwicht brengen van hun handelsbalans in hooge mate bijdragen kan tot het nagestreefde evenwicht in hun betalingsbalans, terwijl, ze-ker in het oude systeem, moeilijkheden konden worden verminderd door een nauwkeurige controle ook op de partieele handelsbalansen, dan is het verdedigbaar om aan de capaciteit der afzetgebieden als zoodanig hoogere waarde toe te kennen dan aan die der leveranciersgebieden. W e kunnen ons dan afvragen : welk stuk van den totalen uitvoer van elk der N o o r d s c h e landen vond zijn bestemming in Duitschland (incl. Oostenrijk) in bijv. 1938 ? E n daarna : w e l k stuk van den totalen invoer van elk der N o o r d s c h e landen k w a m , bijv. in 1938, uit D u i t s c h land (incl. Oostenrijk) ? D e andere kant van dezelfde twee medailles is : wat beteekende die uitvoer der N o o r d s c h e landen in het totaal van den Duitschen invoer, resp. welk deel van den Duitschen uitvoer vond afzet in de N o o r d s c h e landen ? D i e vier vragen vinden haar behandeling in een tweetal grafieken, evenals dit geschiedt ten aanzien van gelijksoortige vragen voor de landen der Balkangroep, welke grafieken een bewerking zijn van gegevens, gecombineerd uit de Duitsche statistieken en die van den V o l k e n b o n d . V o o r het meer historisch verloop (1933''38) kunnen wij voorts verwijzen naar een tweetal andere opstellingen. ) D e algemeene tendens moge daaruit duidelijk zijn. V o o r de N o o r d s c h e groep kan zij nauwelijks bevredigend w o r d e n genoemd. W e l i s w a a r liep in genoemde periode het percentage, aangevend de relatieve beteekenis van den uitvoer der N o o r d s c h e groep van 1914 tot 21,6 op, maar in diezelfde periode w o n de Balkangroep een dubbele beteekenis met een voor die groep stijgend percentage van 5,6 tot 12,0. E n binnen de groep behoort N e d e r l a n d onder de landen, welker uitvoer naar D u i t s c h l a n d in relatieve beteekenis sterk afnam (5,5 % tot 3 , 6 % ) . In de heele Balkangroep komen dergelijke gevallen niet voor. 7
7
)
Z i e tabellen 7a en 7b.
17
H e t valt niet binnen het kader van deze beschouwing, na te gaan, aan welke factoren deze ontwikkeling te wijten was. M i s s c h i e n , dat als we ons herinneren, dat in 1939 door E n g e l a n d 4 2 M millioen kg van onze goede boter werd afgenomen tegen een prijs van ongeveer 77 cent per k g , terwijl D u i t s c h l a n d ons tegen een prijs van 97 cent per kg van \0 A millioen kg afhielp (en wij hier te lande tegen ƒ 1,70 consumeerden) de ongezondheid van een systeem, dat ons van ons belangrijkst afnemersland moest vervreemden, een begin van verklaring verkrijgt en tot bezinning stemt. Z o o v e e l lijkt wel zeker, dat, afgezien van de inderdaad destijds niet geringe moeilijkheden op betalingsgebied, uitsluitend logisch-commercieele overwegingen aan den gang van zaken in bedenkelijke mate vreemd zijn geweest. l
D e groote voorsprong als groep tegenover groep w e r d dus gedurende de vooroorlogsche periode van het nieuwe Duitsche r é g i m e al een eindweegs verloren, den B a l k a n landen w e r d de voornaamste continentale markt ontsloten, voor het „ v e r o v e r e n " waarvan zij geen moeite hadden te doen, welke ook maar in eenige beteekenisvolle verhouding stond tot de moeite, welke de N o o r d s c h e landen zich voor een groot deel getroostten, voor een ander deel hadden moeten getroosten, om den voorsprong te behouden, hun marktpositie te handhaven. D e Balkangroep w o n ook als klant v a n D u i t s c h l a n d aan beteekenis in de jaren 1933/'38 (4 % tot 13,1 % van den totalen Duitschen uitvoer), al bleef haar beteekenis ook als zoodanig nog verre ten achter bij de groep der N o o r d s c h e landen, hoezeer deze laatste groep aan beteekenis als klant van D u i t s c h l a n d inboette (28.7 tot 26.8"% ), hetgeen overigens uitsluitend op rekening van N e d e r l a n d en België komt (zie tabel 7 b ) . M e t name blijkt, dat in de periode onder beschouwing weliswaar N e d e r l a n d op de eerste plaats bleef als afnemer van D u i t s c h l a n d in de N o o r d s c h e groep, maar zijn aandeel in den totalen Duitschen uitvoer zakte van 12,6 % naar 8,5 % , terwijl de nominale vermindering van 612,8 mill. R M tot 448 mill. R M ten deze ook duidelijke taal spreekt. V o o r België kunnen wij hetzelfde op een lager niveau constateeren en dit l a n d w e r d zelfs i n 1938 door Z w e d e n voorbijgestreefd. D e zoogenaamde vrije economie werd tot een politieke 18
economie, de handelspolitiek der continentale landen w e r d meer en meer beheerscht door de politieke o r i ë n t e e r i n g , waarmee een aanpassing van den staatsinvloed op het mechanisme van den buitenlandschen handel gelijken tred hield en een afwijking van de natuurlijke verhoudingen forceerde, welke tot een uitbarsting moest leiden. A l valt die catastrophe in de hoogste mate te betreuren en zullen de problemen door den oorlogsuitslag op zichzelf geen oplossing vinden van constructieven aard, de kans bestaat, dat E u r o p a met een schoone lei zal kunnen herbeginnen en zijn opbouw zal vermogen te organiseeren volgens principes, inhaerent aan een nieuwen geest, een vasten w i l om van lapmiddelen af te zien, een ideaal, dat zich. eindelijk, zal kunnen realiseeren tot een harmonisch evenwicht. O f dat evenwicht stabiel zal zijn voor langeren tijd, zal afhangen, het zij herhaald, van de innerlijke structuur der continentale eenheid en van de methode, waarop men tot deze structuur komt en haar handhaaft, kortom van economisch-politieke strategie en psychologie. M a a r als men, zocals logisch is, uitgaat van de productieve en consumptieve potentie aller landen van E u r o p a , dan zal het nieuwe stelsel terdege rekening hebben te houden met de N o o r d s c h e landen, met name zal een zeer sterke intensiveering van het handelsverkeer tusschen die landen en Duitschland niet alleen tot de mogelijkheden, maar tot de noodzakelijkheden behooren. D a t zulks a priori een perfect fluitend monetair systeem vooronderstelt, spreekt welhaast vanzelf en dat bedoeld systeem niet in de eerste plaats op goud en deviezen kan gebaseerd zijn, maar den arbeid der volken tot basis heeft, ligt in de lijn der verwachting diergenen, die zich niet gesloten houden voor de teekenen des tijds en aanvaarden, dat de nieuwe orde in E u r o p a zal zijn een belangengemeenschap van gelijkgerechtigden, ongehinderd door sentimentsoverwegingen. D i t laatste spontaan, zoo het kan, onder aanvankelijken d w a n g , zoo het niet anders gaat. H e t kan daarbij niet gaan om de oude volkenbondsidee in een nieuw gewaad en onder andere regie, hoezeer ook het idealisme van een wereldvreemde minderheid zich tot dien bond aangetrokken voelde en . . . wie zal het zeggen, de oogen in verbazing zal voelen opengaan bij het ervaren, dat er ondanks alles toch een vorm 19
van samenwerking kan en zal w o r d e n gevonden, welke zelfs hun teleurgesteld idealisme nieuwen moed geeft. W a n t dat kan slechts tot een goede nieuwe orde leiden : de harmonische synthese van idealisme en realisme, van het een niet zonder het andere.
20
III.
GROEP BALKANLANDEN
1
)
O n d e r deze groep landen met een geprononceerd agrarisch karakter rekenen wij Bulgarije, G r i e k e n l a n d , Turkije, R o e m e n i ë , J o e g o - S l a v i ë en Hongarije, landen met een sterke bevolkingsaanwas in vergelijking met de andere landen van E u r o p a , n l . van 1924 tot 1938 met niet minder dan 22Vi % (Turkije aan de spits met 31 8 % , dan G r i e kenland met 26,1 % en J o e g o - S l a v i ë met 23,1 % ), waarbij zelfs N e d e r l a n d ten achter blijft ( 1 9 M % ) , om niet te spreken van D u i t s c h l a n d (7,6 °/c ) en E n g e l a n d (5,8 % ) • ' ) E n daarbij dient men dan nog rekening te houden met voor W e s t - E u r o p e e s c h e begrippen zeer hooge sterftecijfers, welke evengenoemd percentage van den bevolkingsaanwas nog afzwakken. D e bevolkingsdichtheid (tabel 1) blijft echter nog steeds bij die v a n de Noordsche landen verre ten achter, indien men van de cijfers voor N o o r w e g e n en F i n l a n d afziet, maar men vergelijke de cijfers voor F r a n k rijk (76,2) en Spanje (48,5) om te concludeeren, dat die vrij dungezaaide bevolking ook elders voorkomt. V e r w e z e n wij reeds eerder naar eenige opgaven van ouderen datum met betrekking tot het deel der arbeidende bevolking, hetwelk in de agrarische bedrijven bezigheid vindt (tabel 6 ) , elders treffen wij gegevens aan, ) welke doen concludeeren, dat de opgegeven percentages voor deze landen middelerwijl niet onaanzienlijk zijn verlaagd (schattingen voor 1938 luiden namelijk voor Hongarije 49, voor R o e m e n i ë 72, voor J o e g o - S l a v i ë 71, voor B u l garije 74, voor G r i e k e n l a n d 50 en voor T u r k i j e 73 % ) , gevolg van een toenemenden trek naar de industrie, welke, ten deele systematisch, in die landen wordt bevorderd. Het aantal kleine en kleinste bedrijven in den landbouw is verreweg overheerschend, de productiemethoden zijn veelal nog uitermate primitief, de opbrengsten per eenheid van landstuk blijven dan ook bij die in ons deel van E u r o p a ;
:l
1
)
D e aandacht w o r d t erop gevestigd, dat het hierna volgende
in M a a r t '41 w e r d geschreven, zoodat uiteraard geen aandacht kon w o r d e n besteed aan de recente militaire en politieke o n t w i k k e l i n g i n den B a l k a n ( A p r i l 4 1 ) . -')
Z i e E . S. B . N o . 1282 blz. 504 e.v.
i)
Ibid. 21
zeer ver ten achter. De Noordsche landen woekeren met minder land, maar met betere bemesting, wetenschappelijker bestrijding van plantenziekten, moderner methoden in elk opzicht, kortom veel intensiever cultuur en zij behouden nog de overhand niettegenstaande ongunstiger klimaat en veelal zelfs ongunstiger bodemgesteldheid. De Noordsche landen specialiseeren zich in elk opzicht en zoo nemen zij de concurrentie op tegen hun armere broeders in den Balkan, waar armoede de landbouwers houdt in den cirkel van : geen geld - geen verbetering, geen verbetering geen geld ! Voorts is in den Balkan het karakter van den landbouw zeer extensief, het is voornamelijk graan, dat zelfs op de dwergperceelen wordt verbouwd, op perceelen, waar men in het Westen een paar kassen zou zetten om er tomaten of druiven te kweeken. Die graanbouw geeft weinig werk te verzetten en zoo kunnen wij, bij de reeds geconstateerde geringe bevolkingsdichtheid, zelfs van een landbouw-werkloosheidsprobleem in de Balkanlanden spreken, een probleem dat in ernst toeneemt, naarmate de bevolking groeit en de aanwas niet door de industrie kan worden opgenomen in den arbeid der stedelijke centra. Is het dan een wonder, dat de helpende hand van Duitschland meestentijds met graagte werd aangenomen, toen de mogelijkheid geopend werd, den afzet van graan naar dat land sterk te doen toenemen juist in een periode, dat de scherpe daling van de wereldmarktprijzen voor granen tot een catastrophe in de Balkanlanden dreigde te zullen leiden? Door de Balkanlanden werd dit als de redding gevoeld en als een aanwijzing, in welke richting men de toekomstige oriënteering had te voeren, de handelspolitiek werd erop aangepast, voorzoover deze niet heilloos doorkruist werd door algemeen-politieke motieven. In de vooroorlogsche periode zien wij overal in de Balkanlanden de poging tot intensiveering van den landbouw en den mijnbouw, die ook nog een grooten achterstand in te halen had en daarnaast het streven om door stelselmatige industrialiseering te komen tot een betere zelfvoorziening en de leniging van de nooden der landbouwende bevolking, waarvan reeds sprake was. Grootere verscheidenheid van aanplant was daarbij dringende eisch wegens de te groote conjunctuurgevoeligheid van den agrarischen afzet en dus wilde men niet een te eenzijdig risico loopen 22
in den buitenlandschen handel ; zoo zien we Bulgaarsche druiven, T u r k s c h e oliehoudende zaden, Roemeensche soyaboonen op de markten verschijnen, zij het nog bescheiden van kwaliteit en kwantiteit. D u i t s c h l a n d w e r d de groote kooper, de vaste afnemer, de klant die onder geen omstandigheden in den steek liet. D e industrie profiteerde van die meerdere agrarische variatie in de verwerkende bedrijven, een zekere opleving valt te constateeren en daarmee gelijken tred houdend : een toenemende economische verbondenheid met D u i t s c h l a n d , iets dat in de N o o r d s c h e landen niet zonder bezorgdheid w e r d gade geslagen en, ten onrechte, w e r d uitgelegd als een verminderde interesse van D u i t s c h l a n d voor W e s t - E u r o p a als leverancier van zijn levensbehoeften. Enorme uitgestrektheden voordien braakliggende gronden in de B a l k a n l a n d e n werden voor het eerst na 1932 in cultuur gebracht en het valt daarbij op. dat deze niet zooals vroeger voor het meerendeel w e r d e n bestemd voor den aanbouw van granen, maar dat er juist zeer veel tabak, vezelplanten en oliehoudende zaden op w e r d e n verbouwd, zoodat het algemeen spreidingsbeeld der landbouwproductie er veel gunstiger gaat uitzien. D i t beeld is echter niet van dien aard, dat de N o o r d s c h e landen er een toename van de concurrentie uit mogen zien, immers op het gebied van die artikelen, welke uit het W e s t e n komen, is de B a l k a n niet in staat te concurreeren en op het gebied v a r granen, zuidvruchten, vezelplanten, tabak, oliehoudende zaden en dergelijke heeft men toch in het W e s t e n niets of weinig af te geven. Spreekt men van den mijnbouw van de B a l k a n l a n d e n . dan wijst men in de allereerste plaats vanzelfsprekend op de aardolieproductie van R o e m e n i ë en de voortbrenging van mineraalertsen in groote verscheidenheid in JoegoSlavië ; men is geneigd over het hoofd te zien. dat T u r k i j e voor het E u r o p a van de toekomst op dit gebied minstens zoo belangrijk is. E n zoo wij in deze beschouwing niet alleen het Europeesch deel van Turkije, maar ook het A z i a t i s c h deel betrekken, dan moge er op gewezen worden, dat in laatstbedoeld deel gevonden w o r d e n : kolen, chroom, zink, koper, amaril, zwavel, kwikzilver, meerschuim, ijzer, antimonium, barnsteen, magnesiet, goud,
23
lood, boraciet, nikkel, arsenicum, marmer, magnesium, zilver en mica. ) Naarmate het Westeuropeesch kapitaal meer in de gelegenheid zal worden gesteld, zich te interesseeren voor de exploratie en exploitatie van deze gigantische natuurlijke rijkdommen, zal het probleem der voortschrijdende zelfverzorging van het Europeesch continent de oplossing eerder en dichter naderen. De industrialisatie van de Balkanlanden dateert in hoofdzaak van na den wereldoorlog, maar ondervond reeds spoedig een zekere reactie, totdat na 1930 meer systematisch werd gewerkt aan dit probleem en resultaten van blijvender beteekenis vallen te signaleeren, al zijn het de typische resultaten van twee kenmerkende factoren : kapitaalgebrek en goedkoope arbeidskracht. Het eerste mede ten gevolge van de voortdurende politieke onrust in dat deel van Europa, waardoor investeerders van buitenaf werden afgeschrikt, het tweede als gevolg van de relatieve overbevolking in den landbouw, waarvan reeds sprake was. Rekening houdend met deze twee factoren, kon men geen onstaan van bijzonder kapitaalintensieve bedrijven verwachten, maar is 't begrijpelijk, dat wij veeleer arbeidsintensieve industrieën zien ontstaan, waaronder voornamelijk de metaalbewerkende en textielindustrie opvallen, welke industrieën ook in de eerste plaats voor de binnenlandsche behoeften van nut zijn te achten (werktuigen voor den landbouw, kleeding, etc). Maar ook andere industrieën, als de papierindustrie, de sigarettenindustrie en vele andere industrieën op het gebied van voedings- en genotmiddelen begonnen zich te ontwikkelen en fabriceerden na enkele jaren reeds niet meer uitsluitend voor de binnenlandsche markt. Kenmerkend verschil met de Noordsche groep lijkt in dit verband, dat het tempo, waarin zich de industrialiseering in den Balkan voltrekt, zooveel sneller is ondanks de zooveel moeilijker omstandigheden, waarmee men daar te kampen heeft. (Gebrek aan ervaring, gebrek aan experts, aan organisaties, aan geschoold personeel, aan voldoende koopkracht der bevol4
) L'industrie pag. 8 e.v. 4
24
Minière
de la Turquie
U i t g a v e v a n T ü r k o f i s 1935,
king en nog zooveel meer !) ) Daaraan zal het tusschenspel van dezen oorlog niets veranderen : de Balkanlanden zullen zich in snel tempo ontwikkelen tot waardevolle handelspartners en tot volwaardige leden der Europeesche statenfamilie, een blok vormend door gelijkgeaardheid in velerlei opzicht, als daarin eenmaal de splijtzwam van politieke verdeeldheid, van buitenaf erin gebracht, elke reden van bestaan zal hebben verloren. 5
Het belang van de Balkangroep bij en voor Duitschland (zie tabellen 7a en 7b, alsmede de grafieken), wij zagen het reeds, nam in den loop der dertiger jaren snel en opvallend toe, zoowel relatief alsook nominaal, alhoewel het totale volume van het handelsverkeer tusschen Duitschland en deze groep minder een materieele dan veeleer een symptomatische beteekenis heeft. Van den Duitschen uitvoer nam de Balkangroep in 1938 niet minder dan 455 M i l l . R M . meer af dan in 1933, waardoor haar percentage van den geheelen Duitschen uitvoer dan ook steeg van 4,0 tot 13,1. Het belang van de Noordsche groep is in dezen zin in 1938 nog steeds ruim tweemaal zoo hoog (26,8 % ) . En Duitschland nam van den uitvoer der Balkanlanden in 1938 voor een waarde van ruim 415 M i l l . R M . meer dan in 1933 af, waardoor het percentage in den geheelen Duitschen invoer, hetwelk voor rekening van deze groep kwam, steeg van 5,6 tot 12,0. Over diezelfde periode steeg het aandeel van de Noordsche groep eveneens, maar slechts van 19,5 % tot 21,6 % met nominaal 368 M i l l . R M . De vermeerderde belangstelling van Duitschland voor den Balkan is logisch gevolg van verschillende omstandigheden, voorzoover zij al niet terug te voeren is tot bepaalde politiek-strategische factoren. Immers Duitschland had een •") O v e r i g e n s toonen eenige cijfers voor Zweden, dat ook i n het W e s t e n dit tempo kan imponeeren. N o g rond 1870 was Z w e d e n i n hoofdzaak agrarisch, waarbij 72% van de arbeidende b e v o l k i n g in den landbouw werkten, 1 5 % i n industrie en handwerk, 5% in handel en verkeer. T a b e l 6 geeft voor 1936 wel een zeer ver d a a r v a n afwijkende onderverdeeling!
25
dringende behoefte aan handelspartners, die als leveranciers konden optreden van een groot aantal grondstoffen, zonder dat dit aan Duitschland deviezen kostte (dus via clearingen), waar de deviezenvoorraden, afkomstig van den actieven handel met de Noordsche groep, in de eerste plaats noodig waren in het, voor Duitschland passief, handelsverkeer met de leverancierslanden van overzee. Bij het snel toenemend zich uitbreiden en verdichten van een netwerk van deviezenverordeningen en in het algemeen : protectionisme over geheel Europa, werd deze situatie zoodanig moeilijker, dat Duitschland hoe langer hoe meer de leveringen dier overzeelanden moest zien te vervangen door leveringen uit landen, die daarmee op den slinkenden deviezenvoorraad geen beroep deden, landen bovendien, welke voor de Duitsche eindfabrikaten een afzetgebied van stijgende potentie gingen vormen. Zag zich Duitschland daarbij gedwongen, zijn aankoop te verrichten tegen prijzen, welke veelal ver boven het wereldmarktniveau lagen, deze factor werkte niet storend, zoolang de Duitsche uitvoerproducten, over de clearing verrekend, ook zeer hooge prijzen konden behalen en dus het primair effect was : een enorme duurte in de Balkanlanden voor goederen, die er geïmporteerd moesten worden, maar daarnaast een exporteerende categorie (landbouw), welke melde ontwikkeling van den buitenlandschen handel meer dan tevreden kon zijn, want bij een qualitatieven achterstand der exportproducten door eenzijdig richten van den export bijzonder hooge prijsresultaten bereikt zag. Dat dit eenzijdig richten van den export tegen hooge prijzen, bepaald door wat Duitschland ervoor betalen wilde en dus in laatste instantie door wat door den Balkan voor Duitsche eindfabrikaten werd betaald, tot gevolg moest hebben, dat voor die exporteerende landen de WestEuropeesche markten geleidelijk aan verloren gingen, spreekt vanzelf, hoezeer ook een compensatieverkeer op basis van zeer hooge, deze prijsverschillen op den Balkanconsument afwentelende, premies nog ten deele corrigeerend optrad. De neiging om zich in snel tempo te industrialiseeren en zich daardoor in mindere mate afhankelijk te houden van den invoer uit het buitenland, alsmede van de oogstresultaten in den eigen landbouw, doorkruist door motieven van 26
nationaal prestigegevoel, dat op den duur bevrijding zoekt uit een toestand, welke eenigszins op gekoloniseerd worden door kapitaalkrachtiger landen lijkt, zoo ook om in de behandelde periode meer accent verkrijgende strategische overwegingen, wijst erop, dat de Balkan zich niet zonder meer op het standpunt heeft geplaatst, dat de zooeven geschetste ontwikkeling de eenig wenschelijke was te achten ook voor de toekomst. En de vraag, of nu de tendens naar veelzijdiger zelfverzorging in de Balkangroep zich nog zal voortzetten in een nieuwe Europeesche orde, zou er grootendeels mee kunnen samenhangen, of men bij het optrekken van dat nieuwe systeem dezen landen den indruk vermag te geven, dat zij als naar volwaardigheid strevende partners ingeschakeld worden, waarbij toch hun achterstand op vele gebieden bepaalde voorzieningen motiveert, wil hun aandeel in het harmonisch geheel ooit komen op het niveau der belangrijkheid, dat hun van nature toekomt en dat geen eenzijdige economische afhankelijkheid behoeft te impliceeren. Maar dit brengt ons, als elders, op het netelige punt : in hoeverre is een onderschikking aan algemeener belang op verantwoorde wijze te combineeren met een gezond streven naar verzorging van het eigen belang der deelhebbers in de groep en op welke wijze kan dat combineeren plaatsvinden, zonder dat de ontbindingskiem reeds in den aanvang gelegd wordt, inhaerent aan elke kunstmatigheid. Daarbij lijkt een oorlogstijd nauwelijks geschikt om de vereischte teamspirit te doen ontstaan, welke toch voorwaarde is voor en vooraf moet gaan aan den opbouw in idealen zin. En mogen daarom de meeningen uiteenloopen ten aanzien van het meest geschikt moment om de idealen te verwezenlijken, mogen al velen den klemtoon leggen op de onvermijdelijkheid van een periode na den oorlog, waarin gevoelens van niet primair economischen aard nog een beletsel zullen vormen voor de toenadering op de nuchtere basis van wederzijdsch belang, daaruit valt toch geen argument te putten om nu ook de bestudeering van het toekomstbeeld aan de hand van min of meer stabiele, historisch te begrijpen, factoren voorloopig achterwege te laten. Het probleem van de Noordsche groep was daarvan slechts een facet, dat van de Balkangroep een ander en zoo zijn er welhaast ontelbare, waarvan de onderlinge 27
samenhang de moeite van het beschouwen waard is. Maar dat niet overal dit beschouwen zich baseert op nuchterheid van feiten, doch veeleer getint wordt door politieke overwegingen en een begrijpelijke ongerustheid van het oogenblik, maakt het stadium van de toch zoo noodzakelijke voorbereiding gecompliceerd en zwaar, terwijl velen dit stadium zelfs nog niet gekomen achten. Dat dan ook voor sommige landen de weg naar de nieuwe orde een langere en zwaardere zal zijn dan voor andere, ligt voor de hand en worde kort gedemonstreerd aan een summiere vergelijking tusschen T U R K I J E en JOEGO-SLAVIË, goed vergelijkbare landen, maar wier inschakeling in een planmatige Europeesche statenhuishouding zeer uiteenloopend zal moeten zijn doordat zij zich in het jongste verleden zoo geheel van elkaar verschillend economisch oriënteerden op grond van hier niet nader te preciseeren niet-economische overwegingen. ) De Turksche handelsbalans zien wij over 1940 sterk terugloopen tegenover 1939 en wel (invoer plus uitvoer) van 245, 64 Millioen Turksche ponden ) tot 180,37 M i l l . Ltqs. De sterkste teruggang valt aan de kant van den invoer aan te wijzen (118.15 tot 68.92) als gevolg van de onderbreking der ontwikkeling van de Duitsch-Turksche handelsbetrekkingen. Italië kwam daardoor in den Turkschen buitenlandschen handel op de eerste plaats gevolgd door Duitschland en wel : 6
7
Turksche uitvoer Aandeel van: Italië Duitschland en voorm. Tsj. Slow. Roemenië USA Engeland (Nederland) ")
28
16.29 %
12,86 % 10,76% 14,2 % 10,36 % (0,14%)
15,40 % 15,58% 10,80% 14,02 % (1,56%-)
E e n i g e cijfers zijn ontleend aan Wirtscha[tsdienst
1941 pag. 146-147. 7)
Turksche invoer
16.11 %
Ltq. 1
is
ƒ 1.45 )4.
van F e b r
De uitvoer van Turkije in December 1940 had de volgende samenstelling : Tabak 25,24 % Sesamzaad 4,99 % (2,99 Mill. Ltqs.) Rozijnen 3,83% Mohair 10,87% Vijgen 2,91% Wol 6,71 % Katoen 4,65 % Hazelnoten 7.18 % Opium 3,82 % Joego-Slavië heeft kans gezien, nog in 1940 een actief in de handelsbalans te toonen, dat hoewel met 662 Millioen Dinar ) lager dan in 1939 (763,8 mill. Din.), hooger lag dan het gemiddelde over de jaren 1935''38. En dit niettegenstaande de omstandigheid, dat het quantum van den buitenlandschen handel vrij sterk terugliep : 1939 3,46 Mill. ton ) .. 1940 3,25 M i l l . ton ) De exportprijzen voor zijn producten, grootendeels bepaald door wat Duitschland ervoor wenschte te betalen, liepen echter sterk op, vooral voor agrarische producten en mineralen. Joego-Slavië heeft zich reeds een eindweegs voorbereid op zijn functie in een nieuwe Europeesche orde en intensiveerde rationaliseerend volgens een vergaand plan zijn landbouw tot zeer opvallende resultaten, speciaal op het gebied van oliezaden, waaronder men zelfs tabakszaad rekent (5 M i l l . kg zaad geeft VA M i l l . kg tabaksolie voor verfstoffen en zeepfabricage). Maar daarnaast industrialiseerde het zich in snel tempo, waarbij het in de moeilijke omstandigheden van het oogenblik een soepel aanpassingsvermogen toont door zijn textielindustrie om te schakelen van katoen op verwerking van binnenlandsche hennep (oogst 1939 was rond 54.000 ton), celwol (Duitschland) en kunstzijde (Italië), terwijl de capaciteit van zijn leder- en houtverwerkende industrieën, zijn cement- en metaalindustrie, zijn mijnbouw sterk werd opgevoerd. Joego-Slavië zal uit dit intermezzo sterker en beter voorbereid te voorschijn komen, Turkije zal een eertijds reeds bestaanden achterstand nog aanzienlijk zien vergroot. ) s
m t v o e l
8
6
)
')
1 D i n a r is 4.23 cent. In hoeverre de A p r i l g e b e u r t e n i s s e n v a n 1941 en met name
de afscheiding v a n K r o a t i ë het toekomstbeeld zullen b e i n v l o e d e n , onttrekt zich voorshands aan elke beoordeeling.
29
M a a r of deze landen nu eenmaal de concurrenten worden van de N o o r d s c h e groep, valt te betwijfelen, ook al neemt men aan, dat zij zich uit natuurlijke concurrentiedrang ook geleidelijk zullen gaan toeleggen op specialiseering en rationaliseering van den landbouw naar W e s t Europeesch model en tevens, dat de N o o r d s c h e landen, die zich momenteel in hoofdzaak bekommeren om het moeilijk probleem der zelfverzorging, te zijner tijd weer zullen voortgaan in de richting van veredeling van gewassen. E r zal toch voorloopig een cultuurvoorsprong blijven, welke zich niet kunstmatig laat nivelleeren en die tot gevolg zal blijven hebben, dat de Noordsche groep den boventoon voert, terwijl de landen van den B a l k a n zich meer aan hun natuurlijke taak : graanbouw, zullen blijven wijden. D a t de industrieele ontwikkeling van de Noordsche landen bewust geremd of teruggesteld zou worden, zooals het k w a a d gerucht wel w i l , valt nauwelijks aan te nemen als men bedenkt, dat toch niemand er voordeel in zou kunnen zien om een zoo groot deel dezer bevolkingen, w a a r v a n juist de vergaande gespecialiseerdheid waardevol zal zijn voor de zelfverzorging eener Europeesche levensruimte, als ongeschoold naar den landbouw onder d w a n g af te voeren. Eerder lijkt een dergelijke terugschakeling in de Balkanlanden doorvoerbaar en in hel algemeen belang verdedigbaar.
30
IV.
DUITSCHLANDS BUITENLANDSCHE H A N D E L , DIE V A N D E L A N D E N DER BEIDE G R O E P E N E N H E T NEDERLANDSCH DOORVOERVERKEER.
Het kost veel hoofdbrekens, eenig inzicht in deze materie te geven, zonder daarbij een ware lawine van dorre cijfers over den lezer uit te storten. Getracht werd, dit te voorkomen en slechts een paar cijfergroepeeringen te geven, waaruit de relatieve beteekenis van de Noordsche landen en van de Balkanlanden voor en bij den Duitschen buitenlandschen handel naar voren komt, zonder dat het historisch verloop daarbij beklemtoond wordt. Hadden wij dit laatste willen doen en toch nauwkeurige cijfers en vooral : voor de diverse landen vergelijkbare cijfers geven, dan was het comprimeeren der beschikbare statistische gegevens niet doenlijk geweest. Immers dan waren wij al dadelijk vastgeloopen op het rif der buitengewoon sterke koersfluctuaties in de periode 1933—1938, de devaluatie van den gulden in 1936 daarin begrepen, voorts de wisselende systemen van „Aufgelder" in eenige der beschouwde landen, de afwijkingen tusschen clearing- en compensatiekoersen, enz. enz. Omrekening naar een bepaalde munteenheid, hoezeer de vergelijkbaarheid der nominale bedragen oogenschijnlijk ten goede komend, ware op die wijze onvermijdelijk een slag in de lucht geweest, op basis waarvan de conclusies van onwaarde waren geworden, voorzoover op waarden betrekking hebbend. Ook om andere reden was de bijeenvoeging van separate cijfers voor den im- en export der landen uit de twee groepen niet mogelijk, zonder het totale beeld bedrieglijk te maken. Een tweetal voorbeelden mogen dit verduidelijken. W i j zouden kunnen constateeren, dat in 1935 de export van ,,de Noordsche groep" voor chemische producten, omgerekend op basis van de gemiddelde koersen van dat jaar, een bedrag van Gids. 120.678.000,— uitmaakte. Maar in feite hadden daaraan Denemarken, Zweden en Finland geen deel, doch was dit groepscijfer voor den export samengesteld als volgt : Nederland + Indië ƒ 43.700.000.-; 31
België B.frs. 1.076.000.000.- en N o o r w e q e n N . K r 50.400.000.—. O f wij zouden kunnen aangeven, dat „ d e B a l k a n g r o e p " in 1938 tot een waarde van ƒ 1.105.000.— aan vleesch i n vqerde, terwijl zulks in feite uitsluitend voor rekening van R o e m e n i ë k w a m met L e i 85.000.000. — . E n deze groepscijfers, hoe misleidend ook reeds, zouden dan nog slechts een enkel jaar omvatten. E e n gemiddelde over de periode 1933—'38. middel om zeer omvangrijke cijferreeksen te voorkomen, zou dan toch, vooral bij de noodzakelijke omrekening op basis van zeer aanvechtbare koersen, niet de geringste beteekenis meer hebben. W i j hebben er ons dan ook toe bepaald, de indeeling in groepen van artikelen volgend, zooals deze destijds door den V o l k e n b o n d werd aanbevolen, een globaal cijfer in landsvaluta te geven voor elk land en elke artikelcategorie afzonderlijk, terwijl de samenstelling der categoriën moge blijken uit het wat uitvoeriger overzicht, voor Duitschland opgesteld. ) 1
Beschouwen wij dan in de eerste plaats den invoer van Duitschland gedurende de periode 1933—1938. In de eerste categorie treffen ons de belangrijke invoeren van granen, fruit, koloniale artikelen, zuivelproducten en eieren, alsmede tabak, gevolgd door levende dieren, vleesch en groenten, terwijl visch, veevoeder en rijst de rij sluiten. D e beteekenis van deze categorie (voedingsen genotmiddelen) nam nominaal en relatief toe (1933 : 1259 M i l l . R M = 2 9 . 9 % van den totalen import tegenover 1841 M i l l . R M . = 33,8 % van den totalen import in 1938). Bij de granen spreekt zulks het duidelijkst (122 naar 368 M i l l . R M . 2,9 tot 6,7 % uitmakend, terwijl dit voor het jaar 1937 nog sterker spreekt met 393 M i l l . R M . en 7,2 % ) . Gedurende het topjaar van den graaninvoer (1937) was de verdeeling als volgt : tarwe 156,2 M i l l . R M . rogge 23,2 M i l l . R M . voedergerst 5,5 M i l l . R M . haver 5,3 M i l l . R M . ')
32
Z i e tabellen 33 t.m. 3 5 . a
mais andere granen
178,0 M i l l . R M . 24,8 M i l l . R M .
D e Nederlandsche Jaarstatistiek over 1937 geeft aan als uitvoer naar D u i t s c h l a n d vanuit N e d e r l a n d : rogge 3 4 H M i l l . k g 2Vi M i l l . G i d s . haver 3,6 M i l l . k g . 218.000 G i d s . Rogge, het product v a n onzen zandbodem, w e r d i n dat jaar op niet minder dan 243.000 H A verbouwd, de productie bedroeg 483.000 ton, de uitvoer 90.628 ton. V o o r de broodfabricage gebruikte N e d e r l a n d rond 100.000 ton. voor veevoeder en industrieele doeleinden (jeneverstokerijen e.d.) rond 352.000 ton. E r w e r d 59.618 ton ingevoerd uit het buitenland (rond AYi M i l l . G i d s . ) , hetgeen in hoofdzaak k w a m uit A r g e n t i n i ë , C a n a d a , Rusland. R o e m e n i ë en Turkije (compensaties!) in deze volgorde naar de waarde gerekend. D u i t s c h l a n d was veruit ons belangrijkste afzetgebied, daarna Denemarken, Z w i t s e r land, België en F i n l a n d . W i j zouden daaruit op het eerste gezicht kunnen concludeeren, dat het N e d e r l a n d s c h belang bij de voorziening van D u i t s c h l a n d met rogge niet zeer belangrijk was, tenminste niet in vergelijking met hetgeen Z u i d o o s t - E u r o p a leverde. D e Duitsche invoercijfers, welke op het stukN e d e r l a n d niet in overeenstemming zijn met de N e d e r landsche uitvoercijfers, geven de volgende indeeling te zien : Totale invoer van rogge in D u i t s c h l a n d , 1937 : 181.000 ton Roemenië 60.430 Nederland 32.530 Turkije. 28.560 Canada 26.170 Polen 18.470 Argentinië 13.260 Danzig 1.630 Echter dient niet te w o r d e n vergeten, dat een groot Nederlandsch belang steeds schuilt in den doorvoerhandel en zoo kunnen wij voor de rogge nog aanteekenen, dat in doorvoer (met overlading in een N e d e r l . haven) gedurende 1937 naar D u i t s c h l a n d w e r d geleverd : 6.323 ton Poolsche, 1792 ton T u r k s c h e , 18.235 ton Canadeesche, w a a r v a n uit :
33
10.595 ton Argentijnsche en 2841 ton andere Amerikaansche rogge, zoodat Nederland ook nog eens bij rond 40.000 ton andere dan Nederlandsche rogge betrokken was, voorzoover bestemd voor Duitschland. Waar Rotterdam de best gelegen en best geoutilleerde overlaadhaven is voor de granen van de andere zijde van den Atlantischen Oceaan met bestemming : de Duitsche levensruimte, gaat dan ook de eventueele sterke opvoering van de leveringen uit Zuidoost-Europa, indien dit ten koste mocht gaan van de overzee-aanvoeren, tot aanzienlijke bedragen ten koste van Nederland en dit stelt het nieuwe-orde-probleem voor ons land dan ook in een zeer speciaal licht, met name verleent het de tendens van vergaande zelfvoorziening eener min of meer gesloten Europeesche levensruimte een aspect, dat vele kringen hier te land met groote bezorgdheid moet vervullen. Indien wij dit punt nog aan de hand van een paar andere voorbeelden uitwerken, moeten wij eigenlijk afzien van die producten, welke ook na den oorlog evengoed van buiten Europa zullen aangevoerd moeten worden als zulks in de vooroorlogsche jaren geschiedde, eenvoudigweg omdat Europa op dien aanvoer aangewezen blijft (koloniale grondstoffen e.d.), er niets eigens tegenover kunnende stellen. Maar zelfs in die categorie van behoeften vallen producten aan te wijzen, waarvoor de Europeesche belangstelling verminderd zal zijn, nadat een harde noodzaak de vervaardiging van vervangende producten zoo sterk stimuleerde, hetgeen hier en daar tot merkwaardige resultaten leidde (celwol als vervangend product voor wol en katoen is er een voorbeeld van). Maar wij kunnen vóór alles de orde van grootte vaststellen van het Nederlandsche tusschenhandelsverkeer in de periode onder beschouwing : Opslag in entrepot (in tonnen)
1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939 34
1.557.023 1.953.494 2.181.970 2.547.903 2.854.199 2.991.066 2.333.914
Wederuitvoer uit entrepot (in tonnen) over Belgische over Duitsche grens grens
30.443 39.159 35.224 58.072 75.469 98.069 84.195
449.411 578.534 672.850 722.265 855.700 1.019.671 818.546
Buiten en behalve het entrepótverkeer zien wij verder nog : Aangevoerd over zee en via de landsgrenzen (in tonnen) 1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939
m
e
t
Doorgevoeld, behalve ter zee, (in tonnen) over Belgische grens | over Duitsche grens j overlad. | zonder overl. | . zonder overl.
28.049.562 33.158.526 35.369.594 40.763.467 52.533.603 50.202.029 36.969.630
m
594.831 571.580 499.668 633.531 608.645 502.Ï79 425.281
5.936.312 6.173.926 6.603.471 6.713.359 9.310.082 6.781.585 5.019.306
|
'
e
t
o
v
e
r
I
a
d
8.921.316 11.588.717 11.193.066 13.634.822 16.712.858 19.248.569 13.720.961
;
: ' |
3.168.936 3.619.201 4.077.546 4.656.777 6.071.981 5.836.946 4.415.416
Hadden wij reeds gelegenheid, de aandacht te vestigen op het enorme havenverkeer van Rotterdam, waarbij een cijfer voor 1938 werd genoemd van 42.371.000 ton, hetgeen alleen aangeeft, wat ter zee werd aangevoerd en weer weggevoerd, tot een nauwkeuriger inzicht komen we, indien dit gegeven wordt aangevuld met hetgeen te land en over de rivieren en kanalen naar en van Rotterdam zijn weg vindt, hetzij bestemd voor in- of uitvoer, voor entrepótverkeer dan wel voor doorvoerverkeer : Buitenl. haven- en spoorwegverkeer in totaal (in tonnen)
Rotterdam : ter zee
1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939
23.115.435 27.324.331 28.195.785 33.223.985 42.352.611 42.370.990 33.230.879
over rivieren en kanalen
per as
Totaal generaal
16.311.316 311.050 39.737.801 20.112.116 297.794 47.734.241 21.023.637 216.129 49.435.551 25.132.397 309.498 58.665.880 31.909.841 280.392 74.542.844 32.662.430 321.591 75.355.011 23.860.281 398.811 57.489.971
Amsterdam : ter vergelijking 1933 4.989.757 2.074.235 190.571 7.254.563 1934 5.331.030 2.226.281 181.775 7.739.086 1935 4.935.899 1.939.201 149.015 7.024.115 1936 5.000.786 1.962.017 153.084 7.115.887 1937 5.859.462 2.531.446 182.734 8.573.642 1938 5.654.955 2.219.234 186.220 8.060.409 1939 5.288.936 2.002.601 240.358 7.531.895 (Bron : Ned. Jaarstatistieken van den in-, uit- en doorvoer ). 35
Nemen wij de cijfers voor de meest massale posten uit den doorvoer, '-') dan valt op te merken, dat nagenoeg drie maal zooveel goederen in dat verkeer moeten overgeladen worden dan zonder overlading weder uitgevoerd worden. Het geeft een idee van de werkgelegenheid, welke daaraan verbonden is, van de outillages, welke erbij betrokken worden. Het geeft tevens de verklaring, waarom het standpunt ten opzichte van de nieuwe orde, in Nederland mede wordt bepaald door de mate, waarin die orde het ontwikkelen van den doorvoer zal kunnen bevorderen ! Een te groot deel van de Nederlandsche welvaart toch is afhankelijk, rechtstreeks en aanwijsbaar, van de typische bemiddelaarspositie van ons land, dan dat deze functie niet bij een herordening van Europa de volle maat zou moeten verkrijgen om Nederland een min of meer enthousiast deelhebber aan dat systeem te kunnen doen zijn, dat is : een deelhebber, die zich zijn natuurlijke ontwikkelingsmogelijkheid niet ziet beperkt of ontnomen, als handelsnatie, als zee- en vrachtvaarder, als koloniale mogendheid, kortom : als specialist op velerlei gebied, gedoemd ten onder te gaan, zoo men het emplooi voor die specialistische capaciteiten beknot of er de vrijheid tot initiatiefnemen te zeer aan onthoudt. Komend tot de rol, welke Duitschland in het Nederlandsch doorvoerverkeer (1938) speelde, dan kan vermeld worden, dat uit Duitschland 17.692.200 ton goederen ter doorvoer hier binnenkwamen, waarvan niet minder dan 12.401.969 ton steenkolen, cokes, briketten en bruinkool, alsmede ruim 1 mill. ton mineralen en fabrikaten daarvan (dit alles met overlading), terwijl nog eens zonder overlading uit Duitschland voor doorvoer binnenkwam een quantum van 4.21 1.857 ton steenkolen. In buitenwaartsche richting ging naar Duitschland (wederom 1938) aan ijzererts, geroost pyriet en mangaanerts 11.346.125 ton, aan andere ertsen 1.667.207 ton, aan steenkool 1.025.139, aan tarwe 655.384 ton, aan mineralen en fabrikaten daarvan 988.686 ton (alles met overlading), alsmede zonder overlading nog eens 1.784.963 ton ijzererts, 409.198 ton oud ijzer en 269.718 ton mineralen en fabrikaten daarvan. 2)
36
Z i e tabel 32.
Het totale Nederlandsch doorvoerverkeer met Duitschland beliep : x 1000 ton met overl.
1935 1936 1937 1938 1939
12.693 14.799 18.949 17.692 11.927
x 1000 ton
zonder overl.
6.912 7.377 10.059 7.681 5.851
met overl.
12.143 15.039 18.395 21.558 15.940
3.531 4.360 5.574 5.474 4.317
kanalen, per over landwegen en doorde lucht samen
Vergelijkt men deze cijfers met die, welke reeds opgenomen werden inzake het totale doorvoerverkeer van Nederland, dan springt de zeer bijzondere plaats, welke Duitschland in dit verband voor onze welvaart inneemt, duidelijk naar voren. De gegevens over 1939 werden erbij opgenomen, teneinde te demonstreeren, welken invloed reeds de eerste korte phase van den huidigen oorlog op het Nederlandsch doorvoerverkeer uitoefende, hoewel toen Nederland nog niet rechtstreeks bij het conflict betrokken was.
Voor wat betreft verdere specificatie van den Duitschen invoer worde verwezen naar de betreffende opstelling waarbij de groep „voedings- en genotmiddelen", de groepen „textiel", „metalen" en „vethoudende stoffen" van groote beteekenis blijken, direct gevolgd door de groepen „brandstoffen" en „hout". Men kan ook een eenvoudiger indeeling maken, waarbij voor een bepaald jaar zoowel voor den invoer alsook voor den uitvoer van Duitschland, van de groep Noordsche landen en van de groep Balkanlanden slechts drie categorieën worden samengesteld en deze, voor vergelijkbaarheid der nominale bedragen, worden omgerekend in dezelfde munteenheid. Een dergelijke indeeling, voor 1937 uitgewerkt, moge hier volgen ) : 4
:;
)
*)
Zie tabel 35a Zie ook grafiek III.
37
(in mill. R . M . INVOER Levende Gronddieren stoffen p- J en levens en half" ' middelen fabr. 1
1
omgerekend ) UITVOER Levende Gronddieren stoffen p en levens en halfmiddelen fabr. J
J "
Duitschland 1782.7 3585.5 782.0 105.9 1148.3 6227.6 Noordsche groep (zonder Finland, incl. N . Ind. e n B . Congo) 1337.9 3404.2 3401.3 1804.8 3447 9 2363.8 N e d e r l . e n N e d . I n d i ë 474.3 921.8 1411.0 857.8 1467.6: 538.6 Balkangroep 182.4 5059 10-i8.6 882.1 952 8 181.0
De op deze wijze verkregen, zeer globale samenstelling van den buitenlandschen handel wijst op een actieve handelsbalans voor Duitschland, gevolg van zijn uitvoer van hoogwaardige eindproducten, waardoor dit land in de gelegenheid is, zijn invoer van levensmiddelen en grondstoffen plus halffabrikaten ruimschoots te betalen. Voor den Balkan zien wij eveneens een activiteit van de handelsbalans, waardoor juist de export van agrarische producten en grondstoffen plus halffabrikaten de gelegenheid opent, de sterke behoefte aan eindproducten-invoer financieel te dekken. De Noordsche groep daarentegen heeft als zoodanig een passieve handelsbalans, maar kan zich deze veroorloven doordat zeer hooge uitkomsten verkregen worden uit zee- en vrachtvaart, doorvoerhandel, veredelingsverkeer en rentedienst van in het buitenland uitgezet kapitaal. Voorts blijkt in de gezamenlijke handelsbalans van Nederland en Indië vrijwel evenwicht te heerschen, gevolg van den grondstoffenuitvoer van Indië, welke de passiviteit van de Nederlandsche handelsbalans ) compenseert en, zoo zou men kunnen zeggen, de Nederlandsche transitowinsten, rentebronnen en dienstverleeningsopbrengsten vrijmaakt voor het tot stand brengen van een evenwicht ) op de betalingsbalans, basis van een hoog gestegen welvaart, hoezeer het spreidingsbeeld van die welvaart tot rechtvaardige critiek aanleiding geeft en den drang naar een nieuwe orde een verdedigbaren achtergrond verleent, ook en niet in de laatste plaats voor Nederland. 5
0
Verder analyseerend ) , valt op, dat aan de importzijde 7
-•)
Z i e tabel 38
«)
Z i e tabel 38.
7
38
)
Uitgaande van de tabellen 36 en 37.
voor de Noordsche groep een zekere uniformiteit heerscht ten aanzien van de rangorde der belangrijkheid van de verschillende categorieën en met name ligt het accent op de groepen „voedings- en genotmiddelen", „machines en voertuigen", „metalen" en „textiel en kleeding". Bij Ned.Indië komt de groep „chemische producten" nog op de derde plaats, achter de „voedings- en genotmiddelen", doch voor „machines en voertuigen". Stelt men daar direct de uitvoersamenstelling van Duitschland tegenover, waarin de rangorde aan den top wordt gevormd door de categorieën „metalen", „machines en voertuigen", „chemische producten" en „textiel en kleeding" zoo kan men toch tot geen andere conclusie komen, dan dat de planmatige afstemming op elkander van de Noordsche importbehoefte en de Duitsche exportcapaciteit mogelijk moet zijn en beide partijen tot voordeel kan strekken. Voor de Balkangroep praevaleert de importcategorie „textiel en kleeding" vrijwel over de heele linie (slechts voor Griekenland komt zij op de tweede plaats na de categorie „voedings- en genotmiddelen), gevolgd door de groepen „metalen" en „machines en voertuigen", daarna komt pas de groep „voedings- en genotmiddelen" en vervolgens de groep „chemische producten". Maar ook hier zien wij duidelijk de groote mogelijkheden voor Duitschland, op gesystematiseerde wijze op te treden als voornaamste leverancier door de natuurlijke structuur van zijn exportcapaciteit. Als tegenhanger zien wij dan, dat zoowel in de Noordsche groep, alsook in de Balkangroep, de categorie „voedings- en genotmiddelen" in relatieve waardebeteekenis bij den export aan den kop gaat, gevolgd door eenige groepen, waarbij de uniformiteit tusschen de verschillende landen ver te zoeken is, zoodat te dien aanzien de relatie met de Duitsche importcapaciteit meer individueel dient te worden beschouwd. Overigens leent ook de wijze, waarop tot de samenstelling dezer rangorden voor de groepen is gekomen, zich allerminst tot het trekken van meer dan zeer oppervlakkige conclusies. Immers, wilde men deze goed fundeeren, dan ware een verdere splitsing van de categorieën noodzakelijk en kon men evenmin volstaan met een gemiddelde over 6 jaren, waarin toch zeker verschui39
vingen zijn opgetreden, op zichzelf tendenzen verradend, welke hier onbesproken bleven. Maar dan kwam de cijferlawine, die wij trachtten te voorkomen, eerst recht aan het rollen, terwijl wellicht ook een overmatig accent zou worden gelegd op een historische ontwikkeling, welke zeker niet den allesbepalenden grondslag vormen mag en vormen zal voor het economisch beeld van Europa na afloop van den huidigen oorlog, in de nieuwe Europeesche orde. Eindhoven. Maart 1941.
40
V.
TABELLEN E N GRAFIEKEN. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7a. 7b.
8-19. 20-31. 32. 33. 34. 35a. b. 36. 37. 38.
Gebied en Bevolking. Vergelijking van eenige koloniale Rijken. Handelsmarine van diverse landen. Vlaggen in de groote vaart. Doorvaart door'het Suezkanaal. Goud- en deviezenvoorraden, omgerekend in mill. R M . Invoer en uitvoer, omgerekend per hoofd der bevolking. Indeeling der bevolkingen naar eenige groepen van bezigheden. Relatie tot den Duitschen invoer. I (Grafiek), als onder 7a. Relatie tot den Duitschen uitvoer. II (Grafiek), als onder 7b. Import en Export van de Noordsche groep, landengewijze ingedeeld. Idem voor de Balkangroep. Nederlandsch Doorvoerverkeer 1938, de voornaamste posten. Jaargemiddelden over 1933 t/m. 1938 voor den buitenlandschen handel van de Noordsche groep. Idem van de Balkangroep. Idem voor Duitschland (Import), Idem voor Duitschland (Export). Rangorde der relatieve beteekenis van de exportcategorieën der beide groepen. Idem van de importcategorieën. III (Grafiek) Buitenlandsche handel van de beide groepen en Duitschland. Nederlandsche Betalingsbalansen der jaren 19351938.
Bronnen: Waar niet anders vermeld, zijn de gegevens overgenomen uit, of bewerkt naar de officieele statistieken.
41
T A B E L No. 1 (bij pag. 12) GEBIED E N B E V O L K I N G België Deneraarken IJsland Groenland Noorwegen Zweden Finland Nederland Ned. Indië Belg. Congo Turkije Hongarije Roemenië Joego-Slavië Griekenland Bulgarije
... , , V,erk. k m .
( x 1000) èevolking
Bevolk. dichtheid
30.507 42.929 102.846 2.170.000 322.681 448.953 382.801 35.007 1.904.346 2.336.892
8.361 3.764 117 17 2.908 6.285 3.807 8.640 66.400 14.900
273.1 87.7 1.1 — 9.0 14.0 9.9 246.8 34.9 4.7
762.736*) 93.073 295.049 247.542 130.199 103.146
Duitschland (na München) ter vergelijking Java Sumatra Celebes
16.490*) 9.035 19.646 15.400 6.933 6.319
21.6*) 97.1 66.6 62.2 53.3 61.3
583.280 78.517 134.6 in vierkante km. : 126.803 Engeland (zonder Ier471.551 land) 228.200 188.940 Italië 310.177 Frankrijk 550.986
*) Voor het Europeesch deel : 23.975
1.290
53.8
Vergelijking van eenige koloniale Rijken 1937 Moederland Vierk. k m % der < 1000 aardopp.
Engeland Frankrijk Spanje Portugal . . . . U.S.A België Nederland.... Italië Deneraarken .
42
242 551 512 92 7.839 31 35 310 43
0.2 0.4 0.4 0.1 5.8 0.02 0.03 0.2 0.05
Bez.
en
Koloniën
Bevolk. Vierk. k m % der i n . mill. X 1000 aardopp.
47 42 24 7 129 8 9 43 4
34.704 11.819 334 2.082 1.843 2.337 2.046 3.485 2.273
25.8 8.8 0.2 1.5 1.4 1.8 1.5 2.6 1.6
Bevolk. i n . mill.
478 69 1 10 16 15 67 9 —
T A B E L No. 2 (bij pag. 13) H A N D E L S M A R I N E IN B R U T O R E G I S T E R T O N N E N , T O T A A L A L L E S O O R T E N *) Nederland Denemarken Noorwegen Zweden Griekenland
1914 1.496.455 820.181 2.504.722 1.118.086 836.868
1937 2.634.321 1.117.987 4.347.612 1.501.969 1.855.435
1938 2.855.382 1.129.859 4.614.005 1.575.701 1.889.269
5.459.296 1.668.296
3.937.241 3.212.634
4.243.835 3.290.484
49.089.552
66.286.024
67.846.511
Ter vergelijking : Duitschland Italië Alle landen samen . .
*) Bron : Lloyd's Register of Shipping
Een merkwaardig Juni 1939)
cijfer
voor
N O O R W E G E N *) : (geldt
1000 Br. Reg. T. 6
Britsche Rijk Ver. Staten Japan Duitschland Italië Frankrijk NOORWEGEN
21.215 12.003 5.630 4.493 3.448 2.953 4.835
Aant
?L£ r
Reg
voor
- T
per 1000 inwoners 40 82 55 60 67 26 1663
De doorsneeleeftijd der Noorsche handelsschepen is lager dan in welke andere handelsvloot ter wereld ook en het percentage modernste schepen is hooger ! *) Ontleend aan : „Die Wirtschaft Norwegens und ihre Entwicklungslinien" Febr. 1941 ( M i n . v. Handel, Staatsraad S. H . Johannessen)
43
T A B E L No. 3 (bij p j g . 14) V L A G G E N IN DE GROOTE VAART V a n het totaal aan netto Registertonnen hetwelk passeerde (100 %) door de drie grootste kanalen van de wereld, varend onder de 8 voornaamste vlaggen, was het aandeel dezer vlaggen : Kaiser Wilh. , ,,. Kanaal suezkanaal S l l p 7 k
D u i t s c h l a n d 1913 1937 U . S. A . 1913 1937 Engeland 1913 1937 Nederland 1913 1937 D e n e m a r k e n 1913 1937 N o o r w e g e n 1913 1937 Zweden 1913 1937 Frankrijk 1913 1937
57.1",, 48.7 % — — 5.1% 6.8% 4.9% 5.3 % 9.0% 5.0 % 8.6% 3.7 % 7.5% 7.0 % 0.5 % 0.8 %
Speciaal voor Suezkanaal
2610 462 326 245 263 78 73 51 5575
11.591 2.156 1.755 1.274 950 319 344 224 24.032
11
— 4.9 % 44.8% 35.0% 43.0°,, 26.4 % 0.6% 2.8 % 2.4% 3.1 % 3.5% 11.1 % 1.3% 2.2% 0.3 % 2.1 %
48.2 9.0 7.3 5.3 4.0 1.3 1.4 0.9 100.0
1937
1000 ; Aantal netto % van schepen R;g. T. tot.ul ! •-
2.994 533 427 264 337 147 90 67 6.397
(inclusief i n deze lijst niet genoemde vlaggen)
44
k a n a a l
nader uitgewerkt :
1 936 x 1000 I Aantal j netto % van schepen Reg. TV totaal I. E n g e l a n d . . . II. D u i t s c h l a n d . III. Nederland . IV. F r a n k r i j k . . . V. Noorwegen . VI. D e n e m a r k e n VII. U . S . A . . . . VIII. Z w e d e n . . . . T o t a a l alle landen
Panama-
n
16.3% 9.1 % — 1.4 % 60.2% 48.1 % 6.7% 8.0% 0.8% 1.8 % 0.4% 4.5 % 0.6% 1.1% 5.0 % 5.1 %
13.095 2.473 2.130 1.396 1.221 493 383 292 27.236
48.1 9.1 8.0 5.1 4.5 1.8 1.4 1.1 100.0
T A B E L No. 4 (bij pag. 14) GOUD- E N DEVIEZENVOORRADEN, M I L L . R . M . *) 1933 België Denemarken Noorwegen Zweden Finland Nederland Ned. Indië Belg. Congo Turkije Hongarije Roemenië Joego-Shvië Griekenland Bulgarije ter vergelijking : Duitschland Italië Gr. Brittannië U.S.A *) Bron : Slatislisches
1934
OMGEREKEND IN 1935
1936
1937
1595.6 1462.0 1513.5 1569.3 1884.7 155.3 157.2 141.5 140.7 172.7 165.5 177.4 237.1 308.5 348.2 734.5 745.5 864.3 1049.9 1274.9 114.5 112.4 122.8 160.5 181.8 1613.4 1477.6 1088.4 1217.3 2311.8 187.0 205.7 147.3 226.2 273.5 40.5 47.2 33.3 34.9 41.1 60.7 82.4 255.3 142.2 99.8 53.0
98.5 83.4 289.1 144.9 96.4 53.0
76.8 110.4 320.2 126.S 82.0 65.9
131.9 117.7 92.8 104.7 348.5 342.0 152.0 151.7 80.5 86.2 73.5 81.6
684.9 261.1 332.9 225.4 308.3 1634.3 1299.8 750.0 524.8 525.6 4110.7 4070.8 4260.9 6668.3 7339.7 16975.3 20427.1 25105.9 27912.5 31637.8 Jahrbuch für das deutsche Reich 1938.
45
T A B E L No. 5 (bij pag. 14) INVOER E N U I T V O E R PER H O O F D V A ND E B E V O L K I N G (OVER JAARPERIODEN, IN R . M . O M G E R E K E N D ) I N V O E R
België en L u x e m b u r g Denemarken Noorwegen Zweden Finland Nederland Turkije Hongarije Roemenië Joego-Slavië Griekenland Bulgarije
46
;
U I T V O E R
1932
1936
1937
1932
1936
1937
223 243 182 145 60 272
208 213 197 166 88 191
265 241 273 215 129 247
205 239 150 119 80 177
191 196 145 154 103 140
247 226 173 202 132 183
11 28 16 14 43 18
11 36 16 15 40 16
H 39 19 19 51 23
14 28 23 15 25 18
14 41 27 17 25 19
17 48 29 23 32 25
T A B E L No. 6 (bij pag. 15 en 21) I N D E E L I N G V A N D E B E V O L K I N G E N , VOORZOOVER ARBEIDEND (MANNELIJK + VROUWELIJK), NAAR E E N I G E GROEPEN (PERCENTAGES) Agrarische bedrijven
Industrie en mijnbouw
Handel en verkeer
Weermacht
Vrije beroepen en openb. dienst
• Huispertoneel e.d. u
België Denemarken Noorwegen Zweden Finland Nederland
1930 1930 1930 1936 1930 1930
17.1 35.0 35.8 32.0 64.6 20.5
48.9 28.1 26.5 37.0 22.0 39.3
21.2 18.4 21.2 18.0 7.5 23.4
1.4 0.4 0.3 0.6 0.4 0.4
7.2 6.4 5.9 6.2 3.2 8.8
4.2 11.7 10.3 7.2 2.3 7.6
Turkije Hongarije Roemenië Joego-Slavië Griekenland Bulgarije
1927 1930
81.6 53.1
7.9 23.8
5.1 10.1
3.0 0.9
2.4 6.7
— 5.4
0.4 0.7
4.6 3.6 '
1.5 0.6
0.4
8.0
4.0
1928 1926
Duitschland incl. Oostenrijk 1933
53.7 80.9 29.5
I (gegevens ontbreken verder 28.1 11.7 10.1 4.1 40.-
18.1
T A B E L N o . 7a (bij pag. 17 en 25) AANDEEL
ALS LEVERANCIERSLANDEN
IN
DE
TOTAALWAARDE
V A N DEN DUITSCHEN
Waarde i n m i l l . R . M a r k e n 1 9 3 8 ^ 1 9 3 7 [ 1936 België en L u x e m b u r g Denemarken Noorwegen Zweden Finland Nederland Nederl.-Indië Belg. Congo
1
1 1
194 172 99 262 89 198 133 43
197.6 157.7 91.3 231.9 70.1 215.8 122.2 j 37.8
116 110 140 108 94 84
I
! , | |
138.6 154.3 87.9 191.7 46.1 168.5 112.9 29.8
1935
1934
126.2 I 161.0 118.6 101.2 93.6 68.7 152.9 133.8 41.1 42.3 196.1 : 264.1 119.5 131.8 21.4 | 22.3
1933
1938
138.8 104.4 i 72.9 102.6! 37.2 232.0 111.7 22.9
3.6 3.1 1.8 4.8 1.6 3.6 2.4 0.7
Groep Noordsche landen: Turkije Hongarije Roemenië Joego-Slavië Griekenland Bulgarije
, j \\
97.8 118.5 114.1 93.4 179.5 92.3 132.2 75.2 76.4 : 68.4 71.8 57.6 ;
93.4 77.9 ' 79.9 61.4 58.5 41.4
67.5 I 37.9 63.9 34.2 59.0 46.1 36.3 33.5 55.3 53.4 33.7 31.3
Groep Balkanlanden:
-
Bronnen : zie tabel 7 b
INVOER
% van geheelen D u i t s c h e n invoer
( 21.6 2.1 2.0 2.6 2.0 1.8 1.5
1937 3.6 ! 2.9 1.7 4.2 1.3 3.9 2.2 0.7 ~205~ 1.8 2.1 3.3 2.4 1.4 1.3
~T2.0~ 12.3
1936 3.3 3.7 2.1 4.5 1.1 4.0 2.7 0.7
1935 | 1934 i 1933 3.0 : 2.9 ! 2.3 3.7 1.0 4.7 | 2.9 0.5
22.1
~ 21.0
2.8 2.2 2.2 1.8 1.6 1.4
2.2 1.9 1.9 1.5 1.4 1.0
ÏZÖ
9S
3.6 2.3 1.5 3.0 1.0 5.9 3.0 0.5
3.3 2.5 2.4 1.7 0.9 5.5 2.7 0.5
l~20.8 j
19.5
1.5 1.4 1.3 0.8 1.3 0.8
0.9 0.8 1.1 0.8 1.3 0.7
7jT|
5.6
,
co ^*
I
T A B E L N o . 7b (bij peg. 17 en 25) AANDEEL
ALS AFNEMERSLANDEN
IN
DE
TOTAALWAARDE
V A N DEN DUITSCHEN
Waarde i n m i l l . R . M a r k e n 1938
1937
1936
1935
België en L u x e m b u r g Denemarken Noorwegen Zweden Finland Nederland Nederlandsch-Indië Belgische C o n g o
227 208 123 267 82 448 54 5
287.8 211.5 201.8 212.7 182.3 141.9 139.5 91.3 87.4 277.3 230.4 2C6.8 78.2 53.6 49.2 468.0 395.5 404.2 56.3 38.6 35.2 4.0 2.4 1.8 j Groep Noordsche
Turkije Hongarije Roemenië Joego-Slavië Griekenland Bulgarije
151 110 149 118 111 56
111.0 11C.5 129.5 134.4 113.1 68.2
79.4 83.0 103.6 77.2 63.5 47.6
67.3 62.9 63.3 36.9 49.1 39.9
1934
1934
1933
235.9 278.1 4.3 4.9 4.4 4.7 5.7 140.2 144.7 3.9 3.6 3.8 3.3 3.4 79.6 85.0 2.3 2.4 1.9 2.0 1.9 198.3 191.1 5.1 4.7 4.8 4.8 4 8 43.3 44.2 1.6 1.3 1.1 1.2 1.0 481.8 612.8 8.5 7.9 8.3 9.5 11.6 34.8 38.6 1.0 1.0 0.8 0.8 0.8 1.9 ! 2.1 ' 0.1 | 0.1 \ 0.1 | 0.1 | 0.1 landen: 26.8 25.9 25.2 26.4 29.3
5 7 3.0 L7 3 9 o!9 12.6 0.8 0.1 28.7
50.9 39.6 50.9 31.5 29.3 19.3
Grot p Balkanlanden: B r o n n e n : Statistische
Janrbücher
für
UITVOER
% van geheelen D u i t s c h e n uitvoer
das Deutsche Reich en International
1933
1938
36.3 38.1 46.0 33.8 18.7 17.7
1937
2.9 2.1 2.8 2.2 2.0 1.1
1.9 1.9 2.2 2.3 1.9 1.2
13.1
11.4
Trade
Statistics
1936
1935
1.7 1.8 2.2 . 1.6 1.3 1.0
1.6 1.5 1.5 0.9 1.1 0.9
1.2 0.9 1.2 0.7 0.7 0.5
0.8 0.8 0.9 0.7 0.4 0^4
9.6
7.5
5.2
4.0
1938
(Volkenbond)
T A B E L No. 8 (bij pag. 11—20)
I M P O R T I N : BELGIË. W A A R D E I N M I L L . B. F R S . Uit : Duitschland Oostenrijk Italië
11933
%
2473
16.2
2004
29 ! 0.2
36
189
| 1934
1.2
Denemarken
i|~ 172 j 1.1 |
Finland
|[ 180 j 1.2]
Nederland Noorwegen Zweden Engeland Vereen. Staten van Amerika Overige landen T o t a a l
1742
11.4
|| 118 I 0.8~[ 180
1.2
%
1935
% j 1936
% j 1937
%
14.3
11.4
1938
%
2599
11.2
2133
12.2
2476
11.4
0.3 j
50
0.3
66
0.3
163
1.2
199
70
0.3
204
0.7
213
ÖsT
93
0.7
99
103
0.5
160
0.6
115
oTs"
1.3
lTFT 0.6
167
1.2
271
1.6
283
1437
10.2
1636
9.4
1936
163T 0.9
221
110 | 0.8 188
1.41
51 ~"Ö2~
292
1^
234
8.9~2275
8.2
2079
9^
1-
L2
190
ÖÜT 2.-
328
347
L6~
502
L8
459
9-
1098 | 7.8
1393
8.-
1959
9^
2307
1U
1836
1201
7.9
1004
1296
7.4
1475
6.8 ^ 3 6 8 ^
8.5
2559
7.2
249~
89 [ Ö3\
j 1372
T"7587 149.8 ; 7722
1.4
3175
j
54.9 \ 9957 N ^ l | l 2 7 7 2 ^ 58.9 16193
5^-\ 12832
7^ 11.1 55A
15423 100.- 14022 100.- 17446 100.- 21708 100- 27893 100- 23167 100.o in
TABEL E X P O R T U I T : BELGIË. W A A R D E
Naar :
Duitschland Oostenrijk
1933
%
1448
10.1
38
0.3 j
1934
1628 47]
(bij %
1935
11.8
1583 51
a3|
%
No. 9
pag. 11—20)
1936
%
1937
%
1938
%
9.8
2064
10.5
2779
10.9
2654
12.2
0.3
68
03
85~~j
(X3l
56
0.3
Italië
350
2.4
349
2.5
438
2.7
243
1.2
313
1.2
250
1.2
Denemarken
224
1.6
176
1.3
128
0.8
112
0.6
121
0.5
162
0.7
Finland Nederland Noorwegen Zweden Engeland V e r e e n . Staten van A m e r i k a Overige landen Totaal Ul "
I N M I L L . B. FRS.
••
55
0.4
82
0.6
105
0.7
169
0.8
280
1.1
1767
12.3
1549
11.2
1845
11.4
2360
12-
2818
11.-
2614
125
0.9
121
0.9
184
1.1
248
U2\
.332
1.3
279
1.3
200
1.4
247
1.8
323
2-
471
2.4
666
2.6
576
2.7
1792
12.5
2002
14.5
2400
14.9
2888
14.6
3455
13.5
2972
13.7
720
5.-
616
4.5
961
6.-
1573
8-
1909'
7.5
1442
6.6
7569
53.1
6978
50.6
8108
50.3
9549
48.4
12758
50.1
10500
48.3
14288
100-
13795
100-
16126
1 0 0 - 21724
100-
100.- 19745
100.- 25516
219 17— 12-
IMPORT IN : DENEMARKEN. WAARDE
Uit :
TABEL -
IN MILL. D. KR.
N o . 10 ,, nr
I U
1933
%
1934
%
1935
%
1936
D u i t s c h l a n d I)
287
22.7
288
21.3
292
22.-
376
Oostenrijk
—
—
—
—
_.
%
1937
25.3 j
407
!
%
1938
23.9
402
%
:
24.5
!
Italië
10
0.8
10
0.7
9
0.7
3
0.2
14
0.8
16 i
Ï.-
België
42
3.3
37
2.7
29
2.2
32
2.2
45
2.6
38 |
2.3
Finland
16
1.3
24
1.8
23
1.7
24
1.6
24
1.4
30 !
1.8
Nederland
48
3.8
48
3.5
40
3.-
45
0.3
57
3.3
63 j
3.8
Noorwegen
29
2.3
28
2.1
33
2.5
43
2.9
38
2.2
40
2.4
Zweden
89
7.-
103
7.6
90
6.8
101
6.8
103
6.1
107
29.9 476.2
35.8
Engeland
;
V e r e e n . Staten van A m e r i k a Overige h n d e n T
o
t
a
a
I
|
354.6
28.-
404.6
76
6-
82
314.4
24.8
329.4
!266
109.- 1354
6.1 24.3
70 267.8
100.- 1330
') Zonder Oostenrijk, behalve 1938 waarin vanaf 1-7-1938 dit land h opg:no:n2r.
5.3 20.100.-
540.6
36.4
636.4
37.4
79
5.3
93
5,5
242.4
19.-
284.6
16.8
1486
100.-
1702
564.9 131 249.1
100.- 1641
6.5 34.5 g_ 15.2 100.rN
T A B E L No. 11 , ,, „
EXPORT U I T : D E N E M A R K E N . WAARDE IN M I L L . D. K R .
I
Naar :
1933
w
r
% I 1934 % j 1935 % | 1936 % 1937 % 1938 %
Duitschland
158.-1 13.-1 189.-
15.3
Oostenrijk
•— I —
— J —
—
206.-
16.3
280.-
20.3
297.-
18.9
305.-
19.7 0.4
—
Italië
11-
0.9
II-
0.9
7.-
0.6
2.-
0.1
8.-
0.5
6.-
België
28.-
2.3,
17.-
1.4
19.-
1.5
18.-
1.3
34.-
2.2
24.-
1.5
Finland
11.-
0.9
14.-
1.1
18.-
1.4
23.-
1.7
35.-
2.2
26.-:
1.7
Nederland
17-
1.4
13.-
1.-
14.-
1.1
18-
1.3
27.-
1.7
26-
1.7
Noorwegen
31.-
2.5
42-
3.3
55.-
4.3
53.-
3.8
71.-
4.5
43-
2.8
76.-
6.1
82-
6.5
84.-
6.1
82.-
5.2
Zweden
,
Engeland Vereen. Staten van A m e r i k a . . . . Overige landen Totaal
f
58.-
4.8
781.6
64.4
8.-
0.7
740.6 60.11.-
732.6 57.8
744.6 53.9
823.8 52.5
0.9
9.-
0.7
12.-
0.9
29.-
1.8
1 0 9 . 4 P 9 . l f 120.4T 10.-
124.4
9.8
145.4
10.6
162.2
10.5
84.-:
5.4
860.9
55.5
17.-
1.1
159.1; 10.2
1213.- 100.- 1234.- 100.- 1267.- 100.- 1380.- 100.- 1569.- 100.- 1551.- 100-
T A B E L No. 12 (bij pag. 11—20)
IMPORT IN : NOORWEGEN. WAARDE IN : M I L L . N . K R . Uit : Duitschland
1933 |j 139.4
Oostenrijk Italië
% 21 _
1934 140.7 I _
%
1935
19.1 142.9 _
J—
%
1936
17.3 155.4 j~Z
I 9.9 | 1.5-[ 10.7- j 1.5 [ 11.4 j 1.4
~ 3.9
%
1937
%
16.8
213-
16.5 )
TZ
1938
6.4 • 0.5 \ ° ' 2
6
1
%
1
7
3
0.4
Ï4TÏ
l7l
22^5 ' 1.9
België
21.2
3.2 | 24.6 j 3.3 | 28.7 I 3.5
36.- j 3.9
52a
i T
38.7
3^2
Denemarken
31.9
4.8
50.7
5.5
78.8
6.1
62.9
53
3.7
0.6
5.7
0.6
Té.1
L4
28.8
4.3
34.4
3.7
4L9
372^
Finland Nederland Zweden Engeland Vereen. Staten van Amerika Overige landen T o t
aal
42.-
5.7
53.1
6.4
3.9 j 0.5 \ 4.6 ' 0.6 24.9 j 3.4
27.9
3.4
56.4 | 8.5 j 8 0 - | 10.9 j 87.1 | 10.6 111.2 ,lz^ 151.9 46.1 175.9
22.8 168.8 6.9
63.7
22.9 192.1 8.6
72.5
26.4 177.9 j 24.1
204.8
23.3 221.1 8.8
90.9
23.9 9.8
24.7 217.7 | 23.4
5T8
05~
557- 4^6
144.8 11.2
143- 12.-
318.1 24.6
275.7 23.1
9.3
129.3 10.8
285.4 22.1
120.-
253.7 21.3
665.2 100.- 737.2 100.- 825.1 100.- 927.- 100.- 1292.7:100- 1192.7'100-
T A B E L N o . 13 E X P O R T U I T : N O O R W E G E N . W A A R D E I N : M I L L . N .K R .
Naar:
Duitschland
Oostenrijk Italië
1933
69.8
"—-
%
1934
79.1
13.7
79.-
-
-
~
~
3.-
België...
19.3
3.4 18.2
Denemarken
23.8
4.3
23.-
8.4
1.5
7.9
25.4
4.~5
19.4 i
Nederland Zweden Engeland V e r e e n . Staten van A m e r i k a
1935
12.5
16.7
Finland
%
(bij
19.1
3.3
%
13.1
~
1936
89.1
%
13.— I 107.9
—" _ 7.6 I
1937
j
1.1
4.4
1938
13.1 l 0
, j
1 2 0 A
5
3
3T
16.9
2.8 22.1
3.2 28.8
3^5
2 L 5 ÏÏÏ
25.1
4.21
30.8
4.T
30.7
3J\
35.J
1.4
8.7
1.4
10.3
1.5
16.5
2.-
12.5
L6~
3.31
14.8
2.4
19.1
2.8
30.2
3.7
22.l|
2.8
6.8
43.6
7.5
53.2
8.8
57.8
8.4
140.3
24.3
164.9
27.3
180.8
26.4
70.6 : 235.9
23^5
'
4.-
20.4
2^6
1 5
1.8
38.-
3~
4^5"
8.6
71.9
9.1
28.6
220.5
28.1
60.3
10.8
55.3
9.6
61.7
10.2
76.6
11.2
75.8
9.2
Overige landen
182.3
32.8
172.4
29.8
170.1
28.-
191.-
27.9
201.4
24.5
Totaal
557.9
100.-
578.3
100.-
605.1 | 100.-
685.2
100.-
823.3
100.-
1
%
10.7
113.9
21.T
%
pag. 11—20)
58.9
7.5
200.2
25.4
786.5 100.-
T A B E L N o . 14 IMPORT
IN ZWEDEN. WAARDE
I N : M I L L . Z. K R .
Uit :
1934
(bij
1933
%
%
D u i t s c h l a n d I)
308
28.2
350.5
26.9
Oostenrijk
—
—
—
—
1935
357.6
%
24.2
1936
399.4
%
1937
24.5
%
485.5 I
1938
22.9 ]
pag. 11—20) %
486.7 '
.
23.5 :
17
1.6 j
18.9; 1.41 22.91 L6\
8
0.5|
25.3
1.2
België )
26
2.4
33.8
2.6
42.8
2.9
67.7
4.1
103.6
4.8
86.3
4.2
Denemarken
62
5.7
76.8
5.9
96
6.5
100.5
6.1
122.5
5.8
118.1
5.7
Finland
10
0.9
13.4
1.-
18
1.2
22.9
1.4,
1.1
21.8
1.1
Nederland
48
4.4
62.9
4.8
73.1
5.-
84.4
5.2
5.-
114.8
5.5
Italië 2
Noorwegen Engeland V e r e e n . Staten van A m e r i k a Overigelanden T
o
t
a
a
l
>) Vanaf 1-1-1938 incl. Ccstcnrijk
23.3! 106.1
43
3.9
43.8
3.3
50
3.4
52.6
3.2
3.-
67.7
3.3
196
17.9
254.6
19.5
285.2
19.3
312.7
19.2
402.8
19.-
376.3
18.2
153.6
11.8
188.9
12.8
223
13.7
317.7
15.-'
336.7
16.3
22.1 ï 472.5| 22.2[
429.4j
20.7
113
10.3
j • 268
,24.7j
1091
100.-
:
296.4j 22.8 j' 341.8 j 23.1 j 361.5
64.2|
30.5, ~ÏJS
1304.7 100.- 1476.3 100.- 1632.7 100.- 2123.5 100.- 2068.2 100.-
-) Vanaf 1936 incl. L-j:;cTburp
^>
TABEL EXPORT
U I T : Z W E D E N . W A A R D E I N M I L L . Z. K R .
Naar :
%
1934
1935
%
1936
%
1937
%
1938
%
15.9
315.1
15.8
333
18.1
114
10.5
186.2
14.3
187.1
14.4
241.3
Oostenrijk
—
—
—
—
—
—
—
Italië 2
N o . 15
pag. 11—20)
%
D u i t s c h l a n d I)
België )
25
2.3
31
2.4
29.9
2.3
19.6
1.3
35.2
1.8
37.8
2.1
31
2.8
33
2.5
37.9
2.9 1
47.2j
3.1
73.8
3.7
55.2
3.-
Denemarken
73
6.7
85.7
6.6
76.-
5.9
81.1
5.4
83.3
4.2
87.9
4.8
Finland
30
2.8
39.4
3.-
45.3
3.5
60.2
4.-
87.4
4.4
86.4
4.7
Nederland Engeland Noorwegen
42
3.9
46.2
3.5
39.8
3.1
44.2
2.9
60.8
3.-
69.4
3.8
288
26.6
326.3
25.1
322.4
24.8
372.4
24.6
478.8
23.9
446.9
24.3
102.6
57
5.2
83.9
6.4
66.8
5.1
6.8
140.3
7.-
124.9
6.8
V e r e e n . Staten v a n A m e r i k a
131
12.1
128.6
9.9
155.7
12.-
188
12.4
221.1
11.1
165.8
9.-
Overige landen
292
27.1
342.1
26.3
336.5
26.-
357.6
23.6
504.6
25.1
431.5
23.4
Totaal ^
1933
(bij
') Vanaf 1-1-1938 incl. Oostenrijk
1083
100.- 1302.4 100.- 1297.4 100.- 1514.2 100.- 2000.4 100.- 1838.8 100.-
-) Vanaf 1936 incl. Luxemburg
T A B E L No. 16 «,:; ,,
IMPORT IN : FINLAND. WAARDE IN : M I L L . F M K . Uit :
1933
%
1934
o n
%
1935
%
1936
%
1937
%
1938
%
Duitschland
11081.- 27.5
988.- 20.7 1088.- 20.3 1201.-! 19.9 1804.- 19.4 1723.- 20.-
Oostenrijk
i' —
—
fa * 1
Denemarken Nederland Noorwegen
... „ ^ ^ ^ ^ ^ ^
Zweden... Engeland Vereen. Staten van Amerika Overigelanden T o t a a l
'~.
38.-
L-
37.-
08
~577-
LÏ
227
03
84^
126.-
3.2
212.-
4.4
225.-
4.2
299.-
4^7
518.-
3.6
160.-
3.4
225.-
4.2
286.-
4.5
452.-
8
België
—
143.j 140.-
| j
3.6 [ 185.-1 3.9 | 198.-
91.-1
2.3 |
84.- | ÏJ]
97.-
3.7 | 247.- j 3.9 | 408.1.8
124.-
1.9
204.-
oJT~ 101.-
U2
5.6
444.-
5^2
4.9
391,-
4.5
4.4 | 370.- | 4.3 2.2
LT
I61T-
|| 337.- I 9.9 | 501.- | 10.5 | 599.-[ 11.2 | 785.-I 12.3 1127.- j 12.1 1111.- 12.9 808.- 20.6 1090.- 22.8 1291.2 24.2 1502.2 ~23TeT2062.3 | 22.2 1862.7 21.7 289.-
7.4
412.-
8.6 j 405.- j 7.6
518.-
8.1
775.-
8.3
774.-
9^
j 825.- 20.9 1107.- 23.1 j 1158.8 21.7 1384.8 2iTFÏ871.7 2oTl669.3 19.3 3928.- 100.- 4776.- 100.- 5344^ÏoO.- 6369.- 1100.- 9306.- 100.- 18607.- 100.-
T A B E L No. 17 (bij pag. 11—20)
EXPORT UIT : FINLAND. WAARDE IN : M I L L . F M K . Naar :
Duitschland Oostenrijk
%
1
1934
%
1935
1
521.- 9.8 — —
%
1936
%
1938
Denemarken
145.-
2.7| 227.-!
Nederland
264-
Noorwegen
39-
0.7
45.-
0.7
78-
1.2
92-
1.3
198.-
2.1
96-
1.1
116.-
2.2
161.-
2.6
306.-
4.9
392-
5.4
463-
4.9
405-
4.8
Zweden Engeland
190-
3.4! 238.-' 3.1
201.-
2429.- 45.8 2912.7 46.8 2904.7 46.5 3462-
Vereen. Staten van Amerika
462.-
Overige landen
991.- 18.9 1165.3
Totaal
351.—| 5.6 j 368.—|
3.6 j 213.-[ 4.7
55^
8.7
429.-
6.9
561.-
18.8 935.3
9-
667.-
15.1 1029.-
0.8|
141.4 1.5 156.—' IS
L3j 4.9
5.- 294.-
L7i
r13.1 1244.- 14.8
69-
4.5
107.-
719.- 10.- 1228."1
%
262.-
277.-!
1.3
%
-T^n
I
631.- 10.1 595.- 9.5 j _ | I
8~iPi
1937
België
I t a l i
ë
1933
5.l| 422^}
4.5| 261.-'
3.3| 241.4 2.6 2.8
347-
3.7
3.7
270.-! 3.2 375.- 4.5
47.9 4189.7 44.7 3701.- 44.1 9.2
740.-
14.2 1410.3
7.9
773-
9.2
15.-[ 1117.-! 13.3
5298- 100- 6226.- 100.- 6241.- 100.- 7223.- 100.- 9380.- 100.- 8398.- 100-
T A B E L No. 18 /hii „,„ u _ ? n
IMPORT I N : NEDERLAND. WAARDE I N : M I L L . GULDENS. Uit: Duitschland Oostenrijk Italië België Denemarken
I 1933
%
379- 31.4
1934
%
11935
298.3 28.7 239.3
4-
0.3
3.6
0.3
3.6
17.-
1.4
14.2
1.4
1.2.1
124.- 10.3
108.- 10.4 103.3
°
0
25.6
j 1936
%
237.1 23.3
0.4
4.2
1.3 |
2.8 T 0.3 |
11.-
0.4
118.9 11.7
0.4
7.-
0.5
0.8
13.1
0.9
179.6
11.6
0.5'
4.8
0.5 ,
3.8
Finland
11.-
0.9
11.1
1.1
6.-
0.6
7.7! 0.8 I 16.7
Noorwegen
10.-! 0.8 j
Zweden Engeland Vereen. Staten van Amerika Overige landen Totaal
19.-
0.7
%
6.4
5.-
7-
1938
12.6
0.6
5.7 ^ 0 . 6
%
327.4 21.1 300.9 21.3
7-
9.3 F o . 9 |
0.4
|l937
11.6 ! 0.7! 1.1
162.2 11.5 13.1
0.9
15.8
LI
10.2 1 0.7 |
12.3
0.9
2^8
29.9j~2.r
1.6
18.9
1.8 j 14.3 J l . 5
16.2 j 1.6
109.-
9-
97.2
9.4
87.3
9 4 - Ijj^ 129.-
8.3~ 115.1 T~8~ï
78-
6.5
69.2
6.7
64.8
6.9
72.3
8.8
153.4 10.8
403.5 38.8 394.7
42.3
692.5 44.7
592- 41.9
451.- 37.2
9.3;
7.1
452.5 44.5
136.3
L8
1209.- 100.- 1038.3 100.- 935.9 100.- 1016.5 100.- 1550.1 100.-: 1414.8 100-
EXPORT
UIT: NEDERLAND.
Naar:
Duitschland Oostenrijk I t a I i ë
S
B e l
i ë
WAARDE
1933
T A B E L N o . 19
I N : MILL. FL.
(bij 1937
%
pag. 11—20)
%
1934
%
1935
%
1936
%
1938
%
157.-
21.6
176.6
24.9
129.2
19.2
116.6
15.6
176.1
15.4
153.9
14.9
3.-
0.4
4.2
0.6
5.-
0.7
5.9
0.8
8.4
0.7
5.3
0.5
14.-
1.9
15.6
2.2
15.6
2.3
3.6
0.5
11.7
1.-
12.4
1.2
100.-
13.8
81.5
11.4
72.1
10.7
85.6
11.5
125.9
11.-
105.7
10.2
Denemarken
8.-
1.1
7.6
1.1
3.5
0.5
5.3
9.7
5.6
0.5
7.9
0.8
F
3.-
0.5
4.8
0.7
4.5
0.7
5.7
0.8
10.8
0.9
9.4
0.9 1.5
i
n
l
a
n
d
Noorwegen
11._
1.5
.8
0.9
7.6
1.1
8.9
1.2
13.7
1.2
15.7
Z
13.-
1.8
16.5
2.3
20.5
3.-
23.3
3.1
32.2
2.8
35.9
3.5
126.-
17.3
135.1
19.1
142.3
21.2
165.5
22.2
247.7
21.7
234.-
22.7
w
e
d
e
n
Engeland V e r e e n . Staten van A m e r i k a Overige landen T
o
t
a
a
l
6
33.-
4.5
22.8
3.2
33.2
4.9
44.6
6.-
57.9
5.1
37.1
3.6
741.-
35.6
240.6
33.6
241.6
35.8
281.1
37.6
452.5
39.7
415.8
40.2
1209.- 100.-
711.8
100.-
675.1
100.-
746.1
100.- 1142.5 100.- 1033.1 100.-
T A B E L No. 20
IMPORT I N : TURKIJE. WAARDE IN : M I L L . LTQS. Uit : Duitschland
1933 || 19.0
%
1934
1.4
1.9 j
I t a l i ë
8.5
11.4 |
Bulgarije
0.2 j 0.2T~0.5 j, p.6
Hongarije
0.3
1.2 j 1.7 j
T o t a a I
1935
0.4
%
0.8
40.0 41.74
1937
45.1
3.8
|~30.9
41.5
31.8
100.- 86.5
48.13 42.1 1.851 1.6 |
2.2
6.08' 5.3
r
0.65
0.7
0.57
0.6
0.9
0.81
0.9
0.70
0.8
6.18
7.0
6.10 j 6.6~ 8.99
9.7
3 7 ^ 125.57 29.4 27.78 [30.-.
1938
%
70.41 47.0 0.77 | 0.5 ' 7.12
4.8
0.48
oX
0.59
0.5
0.75 ! 0.5
T
; 0.7
n a p
0.4
0.6 |7o.24 j 0.3 : 0.5l"~ "Ö6 ]"~Ö!48
4.4
%
2.8 |
1.6 j 1.8 -j 1.97 j 2.2~j 1.51 j 1.6 |
3.1
-5
%
7.4 ! 8.5 j 5.67 I 6.4 j 2.03
2.3
74
1936
2.4 1 2.91 j 3.3 ' 2.60
J 10.1 113.5 I 8.6 | 9.9 i 8.68 | 9.8
Vereen. Staten van Amerika Overige landen
2.1
0.8^0.6
Roemenië Engeland
%
j25.5 j 29.3 !33.8 35.51
Oostenrijk
Griekenland
f b i i
1.05
0.9
1.45
1.58
1.4
1.72 | 1.1
7.13
6.2
16.79 111.2
17.29 15.1 30.15
26.5J
1.0
15.68 10.5 34.63j23TÏ"
100.- 88.19 100.- 92.53 100.- 114.33 100.- 149.80 100.CN
T A B E L No. 21 (bij pag. 21—31)
EXPORT U I T : TURKIJE. WAARDE IN : M I L L . LTQS. Naar : Duitschland Oostenrijk Italië
.T.T.T7....T............
] "~
r
1933
%
1934
%
1935
%
18.2
18.9
34.4
37.4
39.20
40.9
1.0 I 1.0 I 13.0
13.5 0.3
Bulgarije
|
03
Griekenland
|
3.3 ! 3.4 j
Hongarije
0.6
1.5 ! 1.6 I 1.79 | 10.3
1936
%
60.04 51.0
1937
%
50.41 36.5
L9~!
1.471 1.2 |
2.80 | 2.0 |
11.2
9.49
9.9
4.34
3.7
7.27
5.3
0 3 j 0.3
0.20
0.2
0.321 0.3
0.37
0.3
3.4 | 3.7 | 2.14 I 2.2|
0.6
0.3
0.3
Roemenië
! 0.9 j 1.0
0.5
0.5 I 0.30
0.63
Engeland
j! . 8.6 • 8.9
1938
%
62.21 42.9 1.71 | 1.2 14.56 10.0 0.45
0.3
2.03' 1.7 | . 1.96 I 1.4 j 2.85 | 2.0~
0.6
0.52
0.3 !
0.52; 0.4
0.4
6.36 j 5.4 |
0.55
0.4
1.04
0.7
1.02 ! 0.7 ! 3.29 ; 2.3
5.3 j 5.8 j
5.19 j 5.4 j
Vereen. Staten van Amerika
10.1
10.5
9.5
10.3
9.65
10.1
13.42 11.4
19.20 13.9
9.77
7.1 j 4.94 i 3.4~ 17.77 12.3
Overige landen
40.2
41.9
26.6
28.9
27.27
28.5
28.71 24.5
44.63 32.4
36.13 24.9
Totaal
96.2
100.-
92.1
100.- 95.86
100.- 117.73 100.- 137.98 100 - 144.95 100-
IMPORT
IN : HONGARIJE. WAARDE
Uit :
.
TABEL : „„
I N : M I L L . Pö
] 1933
%
i
1934
( h i
%
j 1935
%
%
1938
%
61.5
19.6
63.9
18.3
91.3
19.9
80.6
23.4
75.5
23.2
7.4
41.1
11.9
39.3
7.5
32.3
7.5
34.0
7.0
25.4
6.1
2.5
0.8
0.6
0.2
3.1
0.8
2.8
0.7
2.2
0.5
3.2
' 0.8
Griekenland Joego-Slavië
|
Roemenië T
u
k
i
i
E
"g
e
l
r
•_•
I
25.9
124.4
29.7
86.9 J l 8 . 0
~46.5
11.1
2.0
0.6
0.9
0.3
1.1
0.3
1.8
0.4
4.0
0.8
4.9
j 1.2
19.4
6.2
14.1
4.1
24.6
6.1
19.2
4.4
23.9
4.9
21.7
' 5.2
7.8
30.3
8.8
53.9
13.4
58.2
13.4
47.6
9.8
42.3
10.1
I OA-j
2A
2.4
j 0.6 6.0
24.4 — • ••••
e
125.4
i
62.5
Bulgarije
25.8 IÏ6.7
%
Oostenrijk '
111.8
118.8 j 72.5
j 1937
Duitschland
I t a l i e
22.7
1936
N o . 22
n
1.5 J
0.5 T
U6 I 0.5 'I
l.S
| OS \. . L 7 . | , . Q ^ J
13.0
4.1
18.3
5.3
21.4
5.3
21.6
5.0
25.4
5.3
25.1
V e r e e n . Staten v a n A m e r i k a
20.9
6.7
19.7
5.7
20.7
5.1
22.9
5.3
22.6
4.7
21.4
5.1
Overige landen
81.7
26.4
74.7
21.5
74.-
19.6
91.4
29.3
199.9
22.8
190.9
24.1
397.4
190.-
436.5
100.-
483.6
100.-
418.2
100.-
T
o
t
a
a
l
a
n
d
312.6
199.-
344.9
199.-
T A B E L No. 23 „,
E X P O R T U I T : H O N G A R I J E . W A A R D E I N : M I L L . Pö |
'
N
a
a
r
1933
:
Duitschland Oostenrijk Italië
|
%J
1935
%
1936
% | 1937
%
1938
%
44.7
11.4
89.9
22.2
108.1
23.9
116.8
23.1
141.3
24.0 ! 144.3
27.7
106.7
27.1
98.9
24.5
86.3
19.1
68.8
17.1
99.0
16.8
94.8
18.2
65.81 13.0
72.1
12.3
4.22 " 8.5
31.11
8.7j
33.7
8.3|
60.8T 13.5]
Bulgarije
1.5
0.4
0.9
0.2j
2.4.
0.5]
2.01
0.4 I
2.5
0.4 |
5.0
1.0'.
Griekenland
1.3
0.3
1.6
0.4
1.9
0.4
8.3
1.6
9.6
1.6
1.5
0.3.
Joego-Slavië
21.4
5.4
11.8
2.91
103
12.6!
3.2
19.8
4.9
24.0'
5.3
1.4
0.4
2.3
0.6
2.6
0.6j
30.4j
7.7!
30.7
7.ö!
37.9
8.4
Roemenië
||
Turkije Engeland Vereen. Staten van Amerika
Ui
% Kl934
|[
2.3\ 1L5~]
2\3\ 12.7 [ 2.2 |
15j> 3.0
24.61
4.9
25.1
4.3
21.0
4.0
1.9
0.4
3.6
0.6
4.3
0.8
43.7
8.6
42.4 | 7.2 j 41.5 i 8.0
5.4
1.4
4.4
1.1
8.7
1.9
13.1
2.6
17.2
2.9
12.7
2.4
Overige landen
134.8
34-
110.2
27.3
114.7
24.1
129.9
26.-
162.5
27.7
137.-
26-
Totaal
391.3 100.- 404.2 100.- 457.7 100.- 504.4 100-
588.-
100.- 521.9
100.-
T A B E L No. 24 (bij pag. 21—31)
I M P O R T I N : ROEMENIË. W A A R D E I N : M I L L . L E I Uit :
1933
%
1934
%
Duitschland
2181
18.6
2048
15.5
Oostenrijk
1078
9.2
1303
9.9
Italië
1236 10.5
969 22
Bulgarije
18
0.2
1935
%
1936
%
1937
%
2543 24.4
4566 36.1
5853 28.9 \
1228
11.8
1695
13.4
1722
7.3
815 j 7.8
195
1.6
879
4.3
0.2
10 j 0.1
12
0.1
10
—
8.5 )
1938
6 9 0 8
%
3 6 - 8
930 9
5.0 —
Griekenland
116
1.0
173
1.3
253
2.4
302
2.4
274
1.4
227
1.2
Hongarije
351
3.0
539
4.1
715
6.9
769
6.1
841
4.1
672
3.6 <X9~
Joego-Slavië
90
0.8
93
0.7
59
0.6
77~ 0.6
120
0.6
164
Turkije
91
0.8
73
0.6
27 1 0.3
5(T 0.4
98
0.5
252
1744
14.9
2147
16.3
1907
9.4
1529
357
3.0
552
4.2
796
3.9
Engeland Vereen. Staten van Amerika Overige landen Totaal
4480 38.-
5290 39.9
1021
9.8
326
3.1
3851 32.8
929
7.4
450
3.6
3593 28.3
7785 38.4
L3~ 8.1
911 4.9^ 7166 ,383
11742 100.- 13209 100.- 10848 100.- 12638 100.- 20285 100.- 18768 1100.-
T A B E L No. 25 •• „, „
E X P O R T U I T : ROEMENIË. W A A R D E I N : M I L L . L E I Naar : Duitschland I t a l i ë
933
;
1300 •
6.6
1934
%
2264
16.6
1243
9.1
9.2 j 1 0 5 7 j 7.7
1935
%
1936
%
2727
16.6
3855
17.8
6054
19.2 -
2105
12.8
1874
8.6
2138
6.8
2672 16.2'
1937
%
1938
j
5707
%
26-5
1332 I 6.1 | 2071 j 6.6 | 1340 ' 6.2
99
0.7
91
0.7
106
0.6
103
0.5
243
0.8
Griekenland
323
2.3
502
3.7
670
4.1
649
3.0
1851
5.9
1470
Hongarije
562
4.0
750
5.5
1325
8.0
1041
4.8
1382
4.4
1106
5.1
Joego-Slavië
184
1.31
151 j 1.1
183|
ui
198
0.9.
434
1.4
317
1,5
Turkije Engeland Vereen. Staten van Amerika Overige landen Totaal 0>
%
1503 10.6
Oostenrijk Bulgarije
1933
99
0.7
2182
15.4
29
0.2
6957 49.-
0.9
72
0.4
189
0.9
195
0.6
1368 10.0
122
2105
12.8
2132
14.4
2783
8.8
39
0.2
248
1.1
530,
1.7
17
0.1
6091 44.6
4752 27.2
9082 41.9 13887 43.8
197To79~ 6.8
209~T uT 2386 11.1 283
1.3
8518 39.6
14171 100.- 13656 100.- 16756 100.- 21703 100.- 31568 100.- 21533
100.-
T A B E L No. 26 (bij pag. 21—31)
I M P O R T I N : JOEGO-SLAVIË. W A A R D E I N : M I L L . D I N . Uit :
j 1933
%
1934
%
1935
%
1936
Duitschland
379
13.2
497
13.9
498
16.2
1088
26.7
Oostenrijk
463
16.1
442
12.4
441
11.9
420
10.3
Italië . . . .
459
15.9
555
15.5
371
10.01
102 I 2.5
2 I 0.1
13
0.4
Bulgarije Griekenland.
1
40 ! 1.4
Hongarije
113
Roemenië
75
Turkije
—
1
59 | 1.6
3.9
103
2.6 —
66 j l.SI
2.9
108
64
1.8
3
0.1
8
% [ 1937
0.2
82 j 2x1
%
1938
%
1698
32.4
1618
32.5
538
10.3
342
6.9
430
8.2
445
6.9
10
0.2
15 | 0.3 [ 85
1.6
66
1.3
3.6
141
2.7
189
3.8
77
1.9
92
1.7
106
2.1
5
0.1
6
0.1
4
0.1 8.7
2.9
146
68
1.8
5
0.1
Engeland
280
9.7
331
9.3
373
10.1
347
8.5
409
7.8
431
Vereen. Staten van Amerika
148
5.1
230
6.4
229
6.2
260
6.4
312
6.0
299 . 6.0
Overige landen
924
32.1
1287
36.1
1428
38.6
1542
37.8
1512
28.9
1465 I 29.5
2883 100.- 3573 100 -
3700
100- 4077
100 -
5234 .100.- 4975
Totaal
100.cc
T A B E L No. 27 (bij pag. 21—31)
E X P O R T U I T : JOEGO-SLAVIË. W A A R D E I N : M I L L . D I N . Naar:
ijl933
%
1934
%
11935
%
1936
%
11937
%
j 1938
%
Duitschland
471
13.9
598
115.4 1 751 j 18.6^
1039
23.7
1361
21.7
Oostenrijk
732
21.7
634
16.4
577
14.3
640
14.6
848
13.5
Italië
726
21.5
798
20.6
672
16.7
137
3.1
587
9.4
324
6.4
—
31
0.8
4 I 0.1
4
0.1
11
0.2
8
0.2
Bulgarije
2
1814 306 j 6.1
Griekenland
134
4.0
146
3.8
147
3.6
246
5.6
191
3.0
130
2.6
Hongarije
119
3.5
137
3.5
201
5.0
165
3.8
223
3.6
215
4.3
Roemenië
107
3.2
43
1.1
17 10.4
104
2.4
45
0.7
52
1.0
3
0.1
10
0.3
9
0.2
13
0.2
10
0.2
181
9.6
Turkije
1
—
Engeland
90
2.7
4.7
212
5.3
432
9.9
465
7.4
485
Vereen. Staten van A m e r i k a . . . .
64
1.9 t 157 ^4.1
225
5.6
214
4.9
291
4.6
256
5.1
1214
30.1
1386
31.7 T2237
35.7
1447
28.6
100.- 4030 il00.-
4376
100.- 6272
100.- 5047
Overige landen Totaal
932
27.6
1150
3378 100.- 3878
29.5
100.-
TABEL -
IMPORT IN : GRIEKENLAND. WAARDE IN : MILL. DR.
Uit:
1933
Duitschland
864
Oostenrijk Italië Bulgarije
••
Joego-Slavië
Turkije
••••
Engeland V e r e e n . Staten van A m e r i k a Overige l a n d e n
T
o
t
a
a
l
| 1934
°
0
1935
%
%
1937
%
%
4256
28.8
10.1
1291
jl4.7
1.3
156
1.8
214
2.0
246
2.1
382
2.5
221
L5~
J
478~]
5.6
430
4.9
394
3.7
59
0.5
437
2.9
501
3.4
>4
—
15 411
0.2 F 4.7
32
0.3~
409
3.8
2674 | 22.6 | 4 1 3 4 1 27.2
1938
108"
3.7
1997 I 18.7
1936
|
318
Roemenië
%
N o . 28 „, „
1» 692
0.1
23!
0.2
38-
0.3
5.9
840
5.5
453
3.1
1692
11.1
1516
10.3
496
5.8
448
5.1
796
7.5
634
5.4
274
3.2
253
2.9
218 | 2.0
177
L5
1210
14.1
1470
16.7
1658
15.5
1889
16.0
1668
11.0
1926
492
5.7
552
6.3
667
6.2
846
7.2
652
4.3
1070
7.2
4188
50.5
3766
42.7
4296
40.3
4728
38.7
5174
34.0
4507
30.6
: 8432
100.-
8792
1 0 0 . - 10681
202 j
1 0 0 . - 1 11963 ; 1 0 0 . - 15204
1.3
273 ! 1.8
100.- 14761
13.0
100.o
T A B E L No. 29 bij pag. 21—31)
EXPORT U I T : G R I E K E N L A N D . WAARDE IN : M I L L . DRA. Naar: Duitschland Oostenrijk Italië
j
1933
%
1934
918
17.1
93
1.7
835
15.5
Bulgarije
10 [ 0.2
Joego-Slavië
86
Roemenië
%
1935
%
1936
%
1937
1231
22.5
2109
29.7
2681
36.4
2960
31.0
117
I 2.1
101
1.4
168
2.3
165
[ 1.7
168
L7~
534
9.8
423
5.9
132
1.8
601 ' 6.2
525
5.2
21 T 0.4 1
1.6
153
%
1938
%
3904 38.5
15
0.2
24
0.3
23
0.2
30
0.3
2.8
184
2.6
228
3.1
275
2.9
226
2.2
79
1.5
139
2.5
231
3.3
264
3.6
236
2.5
224
2.2
23
0.4
51
0.9
61
0.9
40
Ö5~
56
0.6
66
0.7
1098
20.4
952
17.4
897
12.6
899
12.2
922
9.6
843
8.3
642
11.9
805
14.7
1202
16.9
1057
14.3
1580
16.5
1731 [l7.0
Overige landen
1357
29.7
1461
26.9
1878
26.5
1886
25.5
2737
28.8
2432 23.9
Totaal
5141
100 -
5474 100.- 7101
Turkije
77PT!TT77]TT77.
Engeland Vereen. Staten van Amerika
100.- 7379 100.- 9555
100.- 10149
100-
IMPORT I N : BULGARIJE. WAARDE I N : M I L L . LEVA U
l
t
:
%
1 9 3 3
1 4 93
(bij pag. 21—31)
%
1935
%
1936
%
1937
:
Duitschland
841
38.2
902
40.2
1610
53.5
1940
61.0
2699
Oostenrijk
137
6.2
107
4.8
193
6.4
181
5.7
166
-
176
7.8
94
21
0.9
14
i
I
G
t
r
H o n
S
3
i
a r i
e
'
l
k
i
e
ë
n
2
l
a
8
n
1
«
d
1 2
M
,
e
T
u
r
k
8
•• i
j
e
n
H
H
L
• • • • • •
_
• •••• Vereen. Staten van A m e r i k a . . . . E
n
g
e
l
a
n
d
°
t
a
_
a
'
2
2
2
5
6.9 2.3
49
0
9 ' 0.4 '
25.5 1 0 0
3.1
19
0.5
14
' w\ 8 ' 0.3 '
- l ^ j ^ [T3o1 1.3 T 1 9 | _ 0 . 6 l
9
27
561
.29^1.0 j
0.4
1 5 2
Overige landen T
0.8
19 ! 0.9 ;
Joego-Slavië R o e m e n i ë
7
--
|
143 51 690
4
2
6.4 2.3 30.7
3
141 39 744
4.7 ; 1.3 24.7
11
0.6 0.4
246 18
%
146 69 627
2247 100.- 3009 100.- 3181
°
0
54.8 ) 3.4 ) 5.0
2 5 6 3
5
370
0.4
L
9
7.5
29
06
50 j J.frf"- -64 Y . 3 - p Ï 3 5
27
:
0.4 '
24
0.5
^ ^ A T M T T S _25|
1938
oTs I
:
173
i » T " J 5 | " 44 0
4.6 | 232 2.2 100 19.6
23
1268
2.0
343 134 '
0^5 3.5
I o'
9
2
f j " 7
24.5
1115
22^6
100.- 4986 100.-
4934
100.-
EXPORT UIT : BULGARIJE. Naar : Duitschland
T A B E L No. 31 (bij pag. 21—31)
WAARDE IN : M I L L . LEVA
••
1933
%
1934
%
1935
%
1936
%
1937
1025
36.0
1083
42.8
1562
277
9.7
135
5.3
149
48.0 4.6
1860 116
47.6
2163
3.0
202
4.0 *
9.2
4.2
r
Oostenrijk Italië Griekenland
J
Hongarije Joego-Slavië
i
•
—
%
1938
%
43.1 —'—=—( *?284
*58 O
258
9.1
233
285
8.7
142
3.6
211
' •4
0.1
18
0.7 1
32
1.0
20
0.5
23
oT5~|
422 j 7.6 34 I 0.6
33
1.2
11
0.4 |
78
2.4
45 j 1.2 j
46
0.9 |
70 j 1.2
0.2 !
23 • 0.7
19 I 0.5 |
33
0.7 [
12 j 0.2
0.8
10
0.3
6
0.2
12
0.2
1.4
16
0.5
25
0.6
32 ! 0.7
'142 : 4.4
2
0.1
5
Roemenië
17
0.6
19
Turkije
18
0.6
36
Engeland
50
1.8
53
2.1
454
11.6
695
13.8
267
4.8
Vereen. Staten van Amerika
32
1.1
16
0.6
34
1.0
101
2.6
192
3.8
190
3.4
Overige landen
1130
39.7
926
36.5
922
28.4
1122
28.6
1410
28.1
Totaal
2846 100 -
2535 100.- 3253 100.- 3910 100 -
5019
100- 5578
!
9
0.2
32 | 0.6
1258 22.5 100 -
T A B E L No. 32 (bij pag. 36) Eenige massale posten in het N E D E R L A N D S C H D O O R V O E R V E R K E E R OVER 1938 (gegevens betr. voor doorvoer bestemden aanvoer = tevens wederuitvoer ter zee, op rivieren en kanalen, per as, over den weg en door de lucht) met sonder overlading overlading Totaal (x 1000 Ton) (x 1000 Ton) (x 1000 Ton)
Steenkolen, bunkerkolen en briketten, cokes Ijzererts, geroost pyriet en mangaanerts Andere ertsen Granen, w.o Tarwe Mais Rogge Haver Gerst Hout, mijnhout, papierhout.. Mineralen en fabr. daarvan... Salpeter, kunstmest Ruw phosphaat Copra Palmpitten Soyaboonen Chemische prod.; geneesmidd. Ruwe aardolie, benzine, gasolie, petroleum, stookolie e.a. derivaten v. ruwe aardolie . Natuursteen Oud ijzer en staal, afval, rails, metalen, legeeringen, ruw ijzer en gegoten staal Plaatijzer en staal, profielijzer en staal, bandijzer
13.061
4.660
17.721
11.375 1.696 — 876 469 216 164 264 709 1.175 573 277 290 139 231 318
1.773 200 — 430 105 53 136 123 111 609 705 145 4 23 — 334
13.148 1.896 2.836
623 383
446 92
1.069 475
839
1.145
1.984
269
391
660
Totaal Niet genoemde posten
33.947 2.854
11.485 1.916
45.432 4.770
Geheele doorvoer 1938
36.801
13.401
50.202
74
820 1.784 1.278 422 294 162 231 6.52
J A A R G E M I D D E L D E N OVER D E J A R E N 1933 T M VAN
D E N IMPORT IN :
België
I. Voedings- en genotmiddelen II. Vethoudende stoffen III. Chem. producten . . . IV. Rubber V. Hout en cellulose . . V I . Papier VII. Huiden, enz... JX' X. XI. XIII. XIV. XV.
Textiel en kleeding Brandstoffen Delfstoffen Metalen Machines en voert. Diversen en niet geclassif. goederen . . Tot. in landsvaluta . . EN V A N D E N EXPORT UIT : I. Voedings-en genotmiddelen II. Vethoudende stoffen III. Chem. producten . . . IV. Rubber V. Hout en cellulose . . VI. Papier V I I . Huiden, enz
V I
J X ' Textiel en kleeding
X. XI. XIII. XIV. XV.
Brandstoffen Delfstoffen Metalen Machines en voert. Diversen en niet geclassif. goederen Tot. in landsvaluta
1938
Denemarken
'HB. frs.
%
3.786 509 987 121 736 441 585
19.2 2.6 5.0.6 3.7 2.2 3.-
302 21.2 100 7.87 6.1 14 1.59 4.1 35 2.5 20 1.4
3.414 1.571 240 2.708 1.590
17.3 8.1.2 13.7 8.1
197 2 00 30 163 109
M
Mill. D. Kr.
%
13.8 14.2.1 11.4 7.7
T A B E L No. 33 (bij pag. 32) Finland
Mill. F. Mk.
Nederland
Ned. Indië
%
Mill. Hfl.
%
999 77 499 84 — — 174
15.8 1.2 7.9 1.3 — — 2.8
201 70 66 9 73 19 27
16.8 5.8 5.5 1.6.1 1.6 2.3
73 2 31 2 1 8 —
20.6 0.6 8.8 0.6 0.3 2.3 —
813 566 144 966 978
12.9 9.2.3 15.3 15.6
157 84 16 103 130
13.1 7.1.3 8.6 10.9
104 2 3 26 28
29.4 0.6 0.8 7.3 7.9
:
Mill. Hfl.
%
Noorwegen Mill. N . Kr.
Zweden Mill. Zw. K r .
%
175 19.7 27 3.33 3.7 8 0.9 16 i 1.8 10 ; 1.1 15 1.7
237 61 134 22 18 8 38
14.3 3.7 8.1 1.3 1.1 0.5 2.3
135 15.2 103 11.6 39 ' 4.4 125 14.1 160 18.-
275 237 37 216 196
16.5 14.3 2.2 13.11.8
%
:
3.061 15.4 109 7.7 1.008 15.9 239 , 20.- [ 74 | 20.6 , 42 19.749 100.- 1.425 100- 6.308 100- 1.194 100- 354 100- 888
4.8 184 100.- 1.663
10.9 100-
708 90 1.324 75 130 260 383
3.8 0.5 7.2 0.4 0.7 1.4 2.1
21.5 6.1 9.3 — 9.16.2 3.6
91 9 12 1 204 438 26
6.0.6 0.8 0.1 13.5 28.9 1.7
4.511
24.5
8
0.6
—
1.156 6.3 1.231 6.7 4.948 26.9 1.125 6.1
1 13 24 107
0.1 1.1.8 8.1
— — — —
1.000 75.3 51 3.8 9 0.7 — 3 0.2 1 0.1 19 1.4
346 4.9 — — — — — — 4.917 69.884 12.4 102 1.4
274 37 44 -• — 18 16
32.6 4.4 5.2 — — 2.1 1.9
—
70
8.3
16
2.7
3
0.5
28
1.9
— — — —
51 6 27 83
6.1 0.7 3.2 9.9
110 — 42 —
18.6 — 7.1 —
— 8 114 21
— 1.2 17.7 3.3
3 12 349 220
0.2 0.8 23.1 14.5
25.4 100.-
114 590
19.5 100-
75 643
11.6 120 100.- 1.513
2.449 13.4 91 6.9 878 12.3 j.8390 100- 1.327 100- 7.127 100-
215 841
171 — 9 120 2 — 6
29.— 1.5 20.3 0.3 — 1.-
138 39 60 — 58 104 23
7.9 100.-
J A A R G E M I D D E L D E N O V E R D E J A R E N 1933 T / M 1938 V A N D E N E X P O R T U I T: Bulgarije Griekenland
I. II. III. VVI. VII. ix! X. XI. XIII. XIV. XV.
V o e d i n g s - e n genotmiddelen V e t h o u d e n d e stoffen C h e m i s c h e producten Hout Papier H u i d e n , leder en lederwaren T
e
x
t
i
e
l
e
n
kleeding
Brandstoffen Delfstoffen Metalen M a c h i n e s en v o e r t u i g e n . . D i v e r s e n en niet geel. goederen
T o t a a l i n landsvaluta . . . . ÏN V A N D E N I M P O R T I N : I. II. III. IV. V. VI. VII. VIII.
V o e d i n g s - en genotmiddelen V e t h o u d e n d e stoffen Chemische producten . . . . R u b b e r - e n rubberartikelen Hout Papier H u i d e n , leder en lederwaren _ . , .' .. 1 extiel en k l e e d i n g X . Brandstoffen X I . Delfstoffen X I I I . Metalen X I V . M a c h i n e s en v o e r t u i g e n . .
Hongarije
Mill. Leva
%
Mill. Dra.
%
82.8 4.4 1.6 0.6 — 4.4
5.146 647 — 212 _ 213
68.9 8.7 — 2.8 _ 2.8
242 4 4 5 _ 22
50.6 0.8 0.8 1.0 _ 4.7
2.060 63 152 785 24 116
45.8 1.4 3.4 17.5 0.5 2.6
0.5
133
1.8
19
4.0
189
4.2
5 1 208
0.2 _ o.l — 5.4
— _ 334 — 781
— _! 4.5 — 10.5
4 _ 25 48 105
0.8 _ 5.3 10.0 22.0
.857
100.-
7.466
100.-
478
100.-
4.497
76 58 308
2.2 1.7 9.0
104
0.7 1-5 3.0
3.264 — 762 — 460 298 267
28.0 — 6.5 — 4.0 2.6 2.3
36 — 33 — 44 22 23
9.0 __ 8.3.' — 11.0 5.5 5.8
289 57 257 44 39 122 103
6.3 1.1 1.0 3.0 2.5
1.024 __ 938 138 81 323 180
7.0 _ 6.4 0.9 0.6 2.2 1.2
6.159 1.494 1.286 3.369 2.855
4.8 |j 6.1 1.5 1.3 3.3 2.8
828
24.2
1.927
16.6
70
1.348
33.1
4.150
28.5
27.837
27.6
60 425 3.266 2.875 1.122 14.582
0.4 4.346 4.3 2.9 2.556 2.5 22.4 20.021 19.8 20.0 17.596 17.4 7.5 8.483 7.5 100.- 100.968 100.-
21 7 _
3
8
23 5
2
1
A
°„
17.5
MiuT Din.
T A B E L N o . 34 (bij p a g . 32) Roemenië Turkije
3.194 168 61 23 — 169
|
Mill. Pö.
Joego-Slavië
% I Mill. Lei 6.601 607 89 1.821 —
%
1
4
598 26 368
.5 9.030 13.3 — 0.6 8^2 1.750 2
%
75.261 1.779 2.559 2^41 _ 4.573
65.9 1.6 2.2 2!o
—
15.220
13.3
2 1
1000 Ltqs.
33.2 3.1 0.5 9.\ —
45.4 — 8.7
4.0
2 623 — 4.439
23 — 3.9
5.444
4.8
100.- 19.898 100.- 114.139 100.7.1 i
A
82 2.4 514 4.4 14 3.5 195 4.8 116 3.4 786 6.8 32 8.0 172 4.2 653 19.1 1.204 10.3 31 7.8 570 14.0 812 23.7 689 5.9 28 7.0 518 12.7 X V . D i v e r s e n en niet geel. goederen 277 8.0 1.468 12.6 66 16.6 360 8.8 T o t a a l i n landsvaluta . . . . 3.427 100.- 11.639 100.399 100.- 4.074 100.vuma-aj Kortingen : D r . = D r a c h m e n , P o = P e n g ö , D m . = D i n a r , L t q s . = T u r k s c h e P o n d e n
4.850 U
6
Bron : Volkenbondsstatistiek
T A B E L N o . 35a (bij pag. 32) IMPORT
I. Voedings- en Genotmiddelen 1. L e v e n d e dieren 2. V l e e s c h 3. Z u i v e l p r o d . en e i e r e n . . 4. V i s c h 5. G r a n e n 7. F r u i t 8. G r o e n t e n 10. K o f f i e , thee, c a c a o . . . . 12. Veevoeder 13. T a b a k Rijst Andere voedingsmidd... II. Vethoudende s t o f f e n . . . . 14. O l i e h o u d e n d e zaden . . . 15. O l i ë n III. C h e m i s c h e p r o d u c t e n , enz 16. C h e m i c a l i ë n ) 17. V e r f w a r e n ) 19. Meststoffen IV.
20. R u b b e r
V . 21. H o u t VII.
H u i d e n , enz 23. O n b e w e r k t ) 24. B e w e r k t ) 25. Pelterijen L e d e r en lederwaren . .
VIII. Textiel 26. Vezels 27. G a r e n s 28. Weefsels IX.
Kleeding 33. T e x t i e l n . a . g
X.
34. B r a n d s t o f f e n
XIII. M e t a l e n 40. E r t s e n 41. I j z e r , staal 42. N i e t ijzerh. m e t a l e n . . . XIV. XV.
Machines Diversen Totaal
IN: DUITSCHLAND
1933
%
1934
1259 31 79 200 50 122 257 65 125 52 120 30 128
29.9 0.7 1.9 4.8 1.2 2.9 6.1 1.5 3.0 1.2 2.9 0.7 3.0
1210 33 61 183 50 129 250 88 119 11 124 27 135
295 269 26
7.0 6.4 0.6
133 133
IN MILL. RM.
"„
1935
27.1 0.7 1.3 4.2 1.1 2.9 5.6 2.0 2.7 0.2 2.8 0.6 3.0
1162 45 76 182 49 74 241 76 121 29 119 20 130
245 220 25
5.5 4.9 0.6
182 155 27
3.1
149
3.3
120
2.9
182
4.3
187
3.1
149
3.3
120
2.9
131
3.1
136
51
1.2
51
0.9
-
°
1936
%
1937
%
1938
%
28.0 1.1 1.8 4.3 1.2 1.9 5.8 1.8 2.9 0.7 2.9 0.5 3.1
1245 96 86 202 54 25 242 68 157 27 127 19 142
19.5 2.3 2.0 4.8 1.3 0.6 5.7 1.6 3.7 0.6 3.0 0.5 3.4
1736 107 80 246 53 393 218 79 198 42 132 23 165
31.9 2.0 1.5 4.5 1.0 7.2 4.0 1.4 3.7 0.8 2.4 0.4 3.0
1841 113 92 247 53 368 301 83 186 56 154 31 157
33.8 2.1 1.7 4.5 1.0 6.7 5.6 1.5 3.4 1.0 2.8 0.6 2.9
4.3 3.7 0.6
335 226 109
8.0 5.4 2.6
393 261 132
7.2 4.8 2.4
347 232 115
6.4 4.3 2.1
3.4
180
3.4
2.5
128
2.4
52
! 1.0
0
25
0.6
42
0.9
46
1.1
66
1.6
117
2.1
80
1.5
70
1.7
135
3.0
151
3.6
206
4.8
240
4.4
251
4.6
. 223
5.4
209
4.7
184
4.4
233
5.6
300
5.5
218
4.0
87
2.1
99
2.2
88
2.1
140
3.4
192
3.5
133
2.4
96
2.3
72
1.6
69
1.7
62
1.5
71
1.3
47
0.9
40 730 563 75 92
1.0 17.4 13.4 1.8 2.2
38 747 566 78 103
0.9 16.8 12.7 1.8 2.3
27 742 570 85 87
0.6 17.9 13.7 2.1 2.1
31 785 590 137 58
0.7 18.6 13.9 3.3 1.4
37 914 712 139 63
0.7 16.8 13.0 2.6 1.2
38 811 617 131 63
0.7 14.9 11.3 2.4 1.2
43 43
1.0 1.0
54 54
1.2 1.2
44 44
1.1 1.1
216
5.1
237
5.3
254
6.1
281
6.6
322
5.9
362
| 6.5
395 149 144 102
9.3 3.5 3.4 2.4
496 183 216 97
11.2 4.1 4.9 2.2
421 227 113 81
10.1 5.5 2.7 1.9
571 308 91 172
13.5 7.3 2.1 4.1
847 448 115 284
15.5 8.2 2.1 5.2
951 516 149 286
117.4 9.5 ' 2.7 5.2 j 1.4
70
1.7
81
1.8
57
1.4
69
1.6
63
1.2
77
745
17.8
846
19.2
796
19.1
245
5.9
336
6.1
325
100.- 4.218
100.-
5.455
100.-
5.443
4.204
100.- 4.451
100.- 4.159
6.1 1
100.-
Niet gebruikte c a t e g o r i e ë n . 6. 9. 11. 18. VI. 29. 30.
Meel Suiker Dranken Parfumerieën 22. P A P I E R T e c h n i s c h e textiel K l e e d i n g v a n textiel
31. 32. XI. 35. 36. 37. 38.
K l e e d i n g v a n leder Schoenwerk Delfstoffen R u w e delfstoffen Aardewerk Glas P r o d u c t e n n.a.g. v a n delfstoffen
XII. 39. Juweelen 43. M e t a a l p r o d u c t e n 44. N i e t electrische machines 45. Electrische machines 46. V o e r t u i g e n 47. D i v e r s e n onbewerkt 48. D i v e r s e n bewerkt
77
Bron : Volkenbondsstatistiek
T A B E L No. 35b (bij pag. 32) EXPORT UIT : DUITSCHLAND IN MILL. R M .
I. Voedings- en Genotmiddelen 5. Granen en rijst 9. Suiker 11. Dranken Andere voedingsmiddelen III. Chemische producten, enz 16. Chemicaliën en chem. en pharm. producten.. 17. Verfwaren 18. Parfumerieën en zeep.. 19. Meststoffen IV. 20. Rubber V . 21. Hout VI. 22. Papier VII. Huiden, enz 25. Pelterijen Leder en lederwaren.. VIII. Textiel 26. Vezels 27. Garens 28. Weefsels I X . Kleeding 33. Textiel n.a.g
1933
%
1934
%
1935
%
172 50 4
3.5 1.0 0.1
117 18 2
2.7 0.4 —
75 5 2
1.7 0.1 —
118
2.4
97
2.3
68
1.6
645
13.2
612
14.8
623
443 202
9.1 4.1
406 206
9.8 5.0
429 194
1936
%
1937
%
1938
%
81
1.7
70
1.1
35
0.7
17 64
0.4 1.3
20 50
0.3 0.8
15 20
0.3 0.4
14.5
725
15.2
848
14.4
10.0 4.5
403 192 27 103
8.4 4.0 0.6 2.2
465 208 31 144
7.9 3.5 0.5 2.5
718 13.7 414 160 25 119
7.9 3.1 0.5 2.2
47
1.0
41
1.0
39
0.9
42
0.9
49
0.8
45
0.9
74
1.5
49
1.2
37
0.9
63
1.3
61
1.0
43
0.9
216
4.5
191
4.5
198
4.6
150
3.1
182
3.1
133
2.5
218 90 128
4.4 1.8 2.6
143 58 85
3.5 1.4 2.1
149 52 97
3.5 1.2 2.3
134 48 86
2.8 1.0 1.8
125 54 71
2.1 0.9 1.2
82 33 49
1.5 0.6 0.9
479 84 91 304
9.9 1.7 1.9 6.3
369 69 73 227
8.8 1.6 1.8 5.4
332 46 70 216
7.7 1.1 1.6 5.0
327 22 109 196
6.9 0.5 2.3 4.1
359 9 102 248
6.1 0.2 1.7 4.2
282 6 66 210
5.3 0.1 1.3 3.9
151 50
3.1 1.0
110 38
2.6 0.9
95 36
2.2 0.8
182 44
3.8 0.9
182 52
3.1 0.9
157 43
3.0 0.8
285
5.8
297
7.1
338
7.9
420
8.8
633
10.7
521
9.9
X I . Delfstoffen 36. Aardewerk 37. Glas XIII. Metalen 41. Ijzer, staal 42. Niet ijzerh. metalen... 43. Metaalproducten
172 52 120
3.6 1.1 2.5
156 48 108
3.9 1.2 2.7
171 51 120
4.0 1.2 2.8
207 59 78
4.3 1.2 1.6
236 68 86
4.1 1.2 1.5
215 59 83
4.1 1.1 1.6
1011 18 64 929
20.8 0.4 1.3 19.1
900 20 32 848
21.6 0.5 0.8 20.3
981 22 18 941
23.1 0.5 0.4 22.2
991 41 149 801
X I V . Machines 44. Niet electrische 45. Electrische 46. Voertuigen en schepen
729
14.9
607
14.5
672
221 74
4.5 1.5
199 56
4.8 1.3
206 109
15.8 1080 22.7 593 12.5 4.8 258 5.4 2.6 229 4.8
672
13.8
575
13.8
560
13.2
366
7.8
441
7.6
420
8.0
103
2.1
92
2.2
102
2.4
151
3.2
185
3.1
178
3.4
X . 34. Brandstoffen
X V . Diversen 48. Bewerkt, horloges, apparaten eninstrumenten Totaal Niet gebruikte categorieën 1. Levende dieren 2. Vleesch 3. Zuivelproducten 4. Visch 6. Meel 7. Fruit 8. Groenten 10. Koffie, thee 78
4.871
100.- 4.167 100.- 4.270
12. 13. II. 14. 15. 23. 24. 29.
Veevoeder Tabak Vethoudende stoffen Oliehoudende zaden Oliën Onbewerkte huiden Bewerkte huiden Technische textiel
20.7 1285 21.7 0.8 24 0.4 3.2 175 2.9 16.7 1086 18.4
1126 21.5 19 0.4 154 2.9 953 18.2
1430 24.2 1472 28.0 750 12.7 711 13.4 312 5.3 318 6.1 36S 6.2 443 8.5
100.- 4.768 100.- 5.901 100.- 5.249 100.-
30. 31. 32. 35. 38.
Kleeding v. textiel Kleeding v. leder Schoenwerk Ruwe delfstoffen Producten n.a.g. van delfstoffen XII. 39. Juweelen 40. Ertsen 47. Diversen onbewerkt
T A B E L N o . 37 (bij pag. 38) RANGORDE NOORDSCHE JAREN
V A N D E RELATIEVE BELANGRIJKHEID GROEP
OP BASIS
Import van :
o
u
Bulgarije 8 9 4 11
t
Papier H u i d e n , enz T e x t i e l en kleeding Brandstoffen Delfstoffen Metalen M a c h i n e s en voertuigen Import van : V o e d i n g s - en genotmiddelen V e t h o u d e n d e stoffen C h e m i s c h e producten Rubber H o u t en cellulose Papier H u i d e n , enz T e x t i e l en kleeding Brandstoffen Delfstoffen Metalen M a c h i n e s en v o e r t u i g e n . . . Export Duitschland 9 12 3 11 10 7
INVOER
GEDURENDE DE
1933 T / M 1938
V o e d i n g s - en genotmiddelen V e t h o u d e n d e stoffen C h e m i s c h e producten Rubber H
VAN DE IMPORTWAARDEN VAN DE BALKAN-EN
V A N DEN GEMIDDELDEN
Nederland 1 7 8 12 6 10 9 2 5 11 4 3
Griekenland 1 n 5 12
Hongarije
JoegeSlavië 4 ]fj 5 11
Roemenië
3 n 4 12
Turkije
Totaal
5
12 5 9
j
4 10
25 65 27 65
4
2
12
8
2
12
10
11
55
10 6 1 7 5 3 2
9 10 2 7 4 3 6
9 8 1 10 5 6 7
8 9 1 6 7 2 3
7 8 1 11 6 2 3
7 8 1 6 9 2 3
50 49 7 47 36 18 24
Ned. Indië
België
2 8 3 9 11 6 12 1 10 7 5 4
Import Balkan- Noordgroep sche groep V o e d i n g s - en g e n o t m i d d e l e n . . . . 4 1 V e t h o u d e n d e stoffen 11 7 Chemische producten 5 6 Rubber 12 12 H o u t en cellulose 10 9 Papier 9 11
Denemarken 1 6 7 12 8 9 11 3 2 10 4
1 9 6 12 7 10 8 2 5 11 3 4
5
Noorwegen 1 8 7 12 9 II 10 3 5 6 4 2
Zweden
5
Totaal 1
7 6 10 11 12 8 1 3 9 4 2
Export Duitschland 8 4 5 6 1 2
Finland
2
H u i d e n , enz T e x t i e l en kleeding Brandstoffen Delfstoffen Metalen M a c h i n e s en voertuigen
10 6 9 12 11 7 4 5 8 3
9 55 43 76 64 69 65 16 35 62 27 25
Import Balkan- Noordgroep sche groep 8 10 1 2 7 5 6 8 2 4 3 3
79
T A B E L No. 36 (bij pag. 38) RANGORDE V A N DE RELATIEVE
BELANGRIJKHEID V A N DE EXPORTWAARDEN V A N DE BALKAN-
E N N O O R D S C H E G R O E P OP BASIS V A N D E N G E M I D D E L D E N U I T V O E R G E D U R E N D E D E J A R E N 1933 T / M 1938 Export van :
Bulgarije
Griekenland
Hongarije
JoegoSlavië
Roemenië
Turkije
Totaal
1 2 4 12 5 9 3 6 7 10 8 11
1 2 7 12 4 8 5 6 9 10 3 11
1 7 8 12 6 10 4 5 9 11 3 2
1 8 5 12 2 10 6 4 11 7 3 9
2 4 5 12 3 7 8 9 6 1 10 11
1 8 6 12 7 9 3 2 5 10 4 11
7 31 35 72 27 53 29 32 47 49 31 55
Nederland
Ned. Indië
België
Denemarken
Noorwegen
Zweden
1 6 5 11 12 8 9 3 4 10 7 2
1 9 6 2 8 10 7 5 3 11 4 12
7 11 3 12 10 9 8 2 5 4 1 6
1 3 7 12 9 10 5 8 11 6 4 2
1 6 4 11 5 3 7 10 12 9 2 8
5 10 8 12 4 1 7 6 11 9 2 3
Voedings- en genotmiddelen Vethoudende stoffen Chemische producten Rubber Hout Papier Huiden, enz Textiel en kleeding Brandstoffen Delfstoffen Metalen Machines en voertuigen Export van :
Voedings-en genotmiddelen Vethoudende stoffen Chemische producten Rubber Hout en cellulose Papier Huiden, enz Textiel en kleeding Brandstoffen Delfstoffen Metalen Machines en voertuigen Import Duitschland
1 4 8 10 7 11
Voedings- en genotmiddelen.... Vethoudende stoffen Chemische producten Rubber Hout en cellulose Papier
Export Balkan- Noordgroep sche groep
1 5 7 12 2 10
1 9 3 12 8 5
Import Duitschland
6 2 5 12 3 9
Finland
5 6 7 1 2 4 8 9 10 11 12
Totaal
3
1
9 50 39 67 49 43 47 42 55 59 31 45
Export Balkan- Noordgroep sche groep
Huiden, enz Textiel en kleeding Brandstoffen Delfstoffen Metalen Machines en voertuigen
3 6 8 9 4 11
7 4 10 11 2 6
T A B E L N o . 38 INTERNATIONALE Creditposten
BETALINGSBALANS V A N NEDERLAND ('"
Debetposten
1935 1936 1937 1938
1935I1936I1937|1938
—
Invoer v a n Goederen 972 1055 158111447 A a n k o o p v a n diamanten 18 30 29 18 en opbrengst v a n i n N e d e r l a n d door buitenlandsche visschersvaart aangevoerde visch ll 1 l | 1
1213 1086
991 ,1086 1611 1466
U i t v o e r v a n Goederen 689 V e r k o o p v a n diamanten 22 e n opbrengst van door N e d e r l . visschersvaart i n het b u i t e n l a n d aangevoerde v i s c h —
759 37
711
796
280
290
398
380
14
11
9
Passief
saldo
Renten van schulden, aangegaan d o o r buitenlandsche Regeeringen 15 I d e m en d i v i d e n d van i n het buitenl a n d geplaatst kapitaal a. lange t e r m i j n 147 b. korte t e r m i j n 17 W i n s t e n i n N e d e r l a n d uit Indische ondernemingen 20 199 Diensten A l s bankier, c o m m i s s i o n n a i r , etc. 4 Nederlandsche koopvaardijvloot . . . 76 D o o r v o e r met overl., binnenvaart, havengelden, reparaties aan buitenlandsche schepen 40 P . T . T . - o n t v . u i t het b u i t e n l a n d . . . 6 Pensioenen en verlofstractementen, betaald t.1. v a n I n d i ë 21 D i r e c t i e k o s t e n , pensioenen, etc. uit I n d i ë ontvangen 26 G e l d z e n d i n g e n uit I n d i ë aan N e d . partic 4 V e r r e k e n i n g e n met het N . I . G o u vernement 11 A n d e r e Regeeringsontvangsten . . . . — Touristenverkeer v a n buitenlanders 4
192 U i t v o e r v a n goud i n baren en m u n t stukken 530 Correctie wegens earmarktransacties van de Nederlandsche B a n k . . . . 218 748 Passief
saldo
(bij pag. 38)
^
m
—
195 16
1172 1063 41 23
—
|
223 13
175 16
34
62
117
259
309
317
Rente en d i v i d e n d van op langen termijn geplaatst kapitaal, aan het b u i t e n l a n d betaald I d e m v a n op korten termijn geplaatst kapitaal
Actief 4 93
9 155
5 153
48 7
78 8
79 8
19
22
26
30
37
41
4 16 1 5
6 17 1 6
5 — 1 6
227
339
324
264
101
648
192
827
456
928 1027
60
743
G o e d e r e n , Rentedienst, D i e n s t e n en g o u d :
379
saldo
48
75
120
111
8
7
7
23
56'
82
127
134
143
177
182
183
1 6
2 8
9 8
22
25
26
1
1
Diensten Betalingen wegens diensten door i n het b u i t e n l a n d gevestigde instell i n g e n als bankier, c o m m i s s i o n n a i r e.d. bewezen 1 P . T . T . bet. naar het b u i t e n l a n d . . . 6 I n k o m e n , uit N e d e r l a n d verkregen door i n het b u i t e n l . gevestigde personen o f l i c h a m e n 18 O n d e r s t e u n i n g aan N e d . i n het buitenland 2 V e r r e k e n i n g e n met het N . I . G o u vernement — A n d e r e R e g . uitgaven i n het buitenland 7 U i t g . v a n N e d . touristen i n het buitenland 35 Actief
69 123
saldo
Invoer van goud i n baren en m u n t stukken 249 Correctie wegens earmarktransacties van de Nederlandsche B a n k 255 504 Actief
actief saldo
saldo
1935 1938 passief saldo 1936 1937
244
—
j
—
1 15
7
10
10
38
42
42
75 152
88 251
111 213
350
875
472
166
796 [ 308
516 1671
780 247
: 230 m i l l . g u l d e n : 263 „ : 21 „ : 708 „
D e kapitaalbeweging over dezelfde jaren i n verband met aflossingen, verleende en toegestane credieten, aankoop en verkoop van fondsen, buitenlandsche kapitaaluitgiften i n N e d e r l a n d (waaronder N e d . Indische overheidsleeningen), e.d. toont bovendien de volgende saldi : actief saldo 1936 : 27 m d l . gulden 1937 : 215 „ passief saldo 1935 : 148 „ „ 1938 : 127 „ D e gegevens voor deze opstelling zijn ontleend aan : S T A T I S T I S C H Z A K B O E K 1940, pag. 119 t / m 123.
81
IMPORT gedurende het j a a r 1938 van;
A. Zweden B. Noorwegen 0. F i n l a n d D. Denemarken E. België F_1 Nederland £ Ned.Indië 2
2.068.2 1.192.7 8.607 1.641 23.167 1.414.8 478.2
Omgerekend t o t a a l . I. II. III. IV. V. VI.
waarvan u i t D u i t s c h • land i n e l . O o s t e n r i j k 561.1 M i l l . Z w . K r . 206.1 M i l l . N . K r . 1.723.0 M i l l . F . M k . 402.0 M i l l . D . K r . 2.650.0 M i l l . B . f r o , 307.9 M i l l . H f l . 49.1 M i l l . H f l .
Mill.Zw.Kr. Mill.N.Kr. Mill.F.Mk. Mill.D.Kr. Mill.B.frs. Mill.Hfl. Mill.Hfl.
I(M 1.436.7 M i l l .
Bulgarije 4.934 Mill.Leva G r i e k e n l a n d 14.761 Mill.Dra. Turkije 149.ÖOMill. L t q s . Joego Slavië 4.975.0 M i l l . D i n . Roemenië 18.768 Mill.Lei Hongarije 418.2 M i l l . P e n g o Omgerekend t o t a a l
2.563.0 4.477.0 71.2 1.960.0 6.908.0 170.9 RM
Mill.Leva Mill.Dra. Mill.Ltns. Mill.Din. Mill.Lei Mill.Pengö
796.7 M i l l .
E x p o r t gedurende h e t j a a r 1938 v
a
n
A. B. C. D. E. F. E 2
waarvan naar D u i t s c h land i n c l . Oostenrijk
!
Zweden Noorwegen Finland Denemarken België Nederland Ned.Indië
1.838.8 M i l l . Z w . K r . 786.5 M i l l . N . K r . 8.398 Mill.F.Mk. 1.551 Mill.D.Kr. 21.724 Mill.B.frs. 1.033.1 M i l l . H f l . 657.4 - M i l l . H f l .
Omgerekend t o t a a l 1. II. III. IV. V. VI.
333.0 120.4 1.244.0 305.0 2.710.0 159.2 23.7
RM. 1.182.6 M i l l .
Bulgarije 5.578 Mill.Leva Griekenland 10.149 Mill.Dra, Turkije 144.95MH1.Ltqs. Joego Slavië 5.047 Mill.Din. Roemenië 21.533 Mill.Lei Hongarije 521.9 Mill.Pengö omgerekend t o t a a l
Mill.Zw.Kr. Mill.N.Kr. Mill.F.Mk'. Mill.D Fr Mill.B.fVa. Mill.Hfl Mill.Hfl.
3.284 4.072 63.9 2.120 5.707 239.1 RM.
Mill.Leva Mm.Dra. Mill.Ltqn. Mill.Din. Mill.Lei. Mill.Pengö
858.2 M i l l .
BUITENLANDSCHE HANDEL 1937
III.
K 1866