De wereld van overmorgen
Mei 2016
Het Nederlandse verdienvermogen van overmorgen
Verdienvermogen is een abstract begrip. Maar het gaat erom dat wij, Nederlanders, ook in de toekomst economische activiteiten weten te verrichten waarop Nederlanders en mensen in het buitenland zitten te wachten. Dat we toegevoegde waarde creëren die in de toekomst relevant is. In dit artikel verkennen we dit. We beginnen met het verleden en het heden: waar was en is Nederland goed in? Vervolgens richten we onze blik op de toekomst: wat verandert er in de economie, waar ligt in de toekomst de belangrijkste toegevoegde waarde van Nederlandse bedrijven en hoe kunnen innovatie en ondernemers hieraan een bijdrage leveren?
1. Het verleden als uitgangspunt voor de toekomst Nederland neemt in de economische geschiedenis een unieke plaats in doordat ons land wordt beschouwd als de eerste moderne economie. Nederland had al in de zestiende eeuw een modern institutioneel raamwerk waarin de macht van de overheid was gecontroleerd, eigen bezit werd gewaarborgd en markthandel plaatsvond. Dit maakte het mogelijk dat Nederland –en dan met name Holland– in de zeventiende eeuw kon uitgroeien tot het mondiale economische centrum, tot de commerciële en financiële spil van de wereld en tot het meest welvarende land van Europa.
Nederland heeft van oudsher een gediversificeerde economie met een aantal specifieke kenmerken. Door onze gunstige ligging tussen Noord- en Zuid-Europa en aan de Noordzee is Nederland met goede doorvoerwegen over land en water naar het achterland al eeuwen lang een open economie. Hoewel de historische kenmerken van de Nederlandse economie, zoals een productieve landbouwsector en de openheid ervan, tot op de dag van vandaag merkbaar zijn, is de sectorstructuur in de loop der tijd wel ingrijpend veranderd. Zo was de landbouwsector in Nederland rond 1800 van groot belang voor de werkgelegenheid; bijna de helft van alle mensen was hierin werkzaam. Eind negentiende eeuw nam door de (late) industrialisatie van Nederland de werkgelegenheid in de industrie toe, om in de jaren zestig weer af te nemen. In de tweede helft van de twintigste eeuw zette een periode van de-industrialisatie in, waardoor juist de dienstensector een explosieve groei doormaakte. Zeventig procent van onze economie bestaat uit diensten en zelfs meer dan tachtig procent van onze werkgelegenheid komt nu voor rekening van de dienstensector. De genoemde historische ontwikkelingen zijn ook nu nog zichtbaar in Nederland: wij zijn nog steeds een open handelsland. Zo is ons land ondanks zijn relatief geringe omvang toch goed voor 3 procent van de wereldhandel (zevende qua goederenexport) en is de Nederlandse economie voor een derde afhankelijk van de handel met het buitenland. Dit heeft alles te maken met onze geografische positie: we zijn een doorvoerland naar de rest van Europa. De haven van Rotterdam is een duidelijk voorbeeld van het belang van handel: met 10 miljard toegevoegde waarde is het de grootste haven van Europa (qua goederenvolume én qua aantal containers). Ook de Nederlandse landbouwsector is vandaag de dag nog steeds erg productief. Na de Verenigde Staten is ons land zelfs de belangrijkste exporteur van agrarische producten ter wereld. Ook op regionaal gebied zijn onze historische wortels nog steeds zichtbaar. Door de opkomst van diensten in de economie zien we weliswaar dat sectoren als overheid en zakelijke dienstverlening in de meeste provincies erg belangrijk zijn. Toch blijkt er nog steeds een duidelijke variatie tussen regio’s te zijn. Zo is de industrie ook nu nog relatief belangrijker in het zuiden van het land, terwijl we de handel en de zakelijke dienstverlening nog steeds voor een groter deel terugvinden in de Randstad.
2. Veranderingen in de werking van de economie Nederlandse bedrijven specialiseren zich steeds meer op een klein onderdeel van de waardeketen bij het maken van een product of dienst. Ze bekijken voortdurend of activiteiten van de waardeketen door andere bedrijven goedkoper kunnen worden uitgevoerd, waarbij ze ook over de grens kijken. Wat betekent dit voor het toekomstige verdienvermogen van Nederland? Hoewel de historische structuur altijd van belang blijft voor het toekomstige verdienvermogen van ons land, verandert de manier waarop bedrijven waarde toevoegen aan de economie in hoog tempo. Nederlandse bedrijven houden zich steeds vaker met een kleiner deel van de productieketen bezig. Met een productieketen worden alle processen bedoeld die nodig zijn om van de grondstof een eindproduct te maken. De (mondiale) waardeketen van een product (in het Engels de ‘global value chain’) verwijst naar alle activiteiten die nodig zijn om een product te produceren. Een waardeketen is dus een breder concept en neemt ook de activiteiten mee die bijvoorbeeld voor of na productie plaatsvinden, zoals research & development, logistiek, marketing en sales. Waar bedrijven voorheen regelmatig nog het hele productieproces in handen hadden,
wordt steeds vaker een deel van het product ingekocht van andere partijen die dat goedkoper kunnen produceren. Behalve halffabricaten worden ook activiteiten die nodig zijn om het product of de dienst bij de consument te krijgen, steeds vaker ingekocht. Denk daarbij aan ICT-service, maar bijvoorbeeld ook aan marketing en transport. Je ziet dus dat steeds meer bedrijven meewerken aan de productie van een product of dienst. Een gevolg hiervan is dat het bedrijfsleven indelen in sectoren steeds minder relevant is geworden: de onderlinge verwevenheid, de waardeketen, bepaalt in toenemende mate het succes en het falen van bedrijven. Zo zullen gespecialiseerde schoonmaakbedrijven of ICT-dienstverleners gericht op de fysieke detailhandel het nu wellicht niet gemakkelijk hebben, terwijl dienstverleners aan de biotech-industrie of andere groeiende bedrijven het misschien relatief goed doen. Behalve dat meer bedrijven betrokken zijn bij het maken van een product of dienst, zijn hier ook vaker meer landen bij betrokken. Dit komt doordat bedrijven voortdurend bekijken waar de verschillende onderdelen van het productieproces het voordeligst plaatsvinden, waarbij ze ook over de grenzen heen kijken. Daarnaast hebben technologische ontwikkelingen zoals de opkomst van ICT ervoor gezorgd dat het steeds gemakkelijker en goedkoper wordt om zaken te doen met buitenlandse bedrijven. Dit alles betekent dat bedrijven vaker internationaal handelen met meer landen. Dit geldt ook voor kleinere bedrijven: het Nederlandse mkb is vaker over de grens actief. Samenwerking in een internationale waardeketen biedt deze bedrijven de mogelijkheid om te profiteren van kennis spillovers van bijvoorbeeld multinationals of andere bedrijven.
3. Een glimp van de toekomst van ons verdienvermogen Het toekomstige Nederlandse verdienvermogen zal steeds vaker onderdeel zijn van internationale waardeketens. Daarbij blijft de basis ook in de toekomst de kennis en vaardigheden die Nederland van oudsher heeft. Alleen zullen we wel naar verdere bestemmingen moeten uitvoeren. Daarnaast wordt het verdienvermogen ook bepaald door verschuiving in behoeften van klanten: verduurzaming, maar ook meer persoonlijke dienstverlening. Ook zal het bedrijfsleven steeds vaker andere businessmodellen kennen. Er zijn goede redenen om aan te nemen dat het opknippen van productieketens nog door zal gaan. Bedrijven zullen de efficiëntie van de productie namelijk voortdurend proberen te verhogen. De kans is dus groot dat Nederlandse bedrijven zich nóg verder zullen specialiseren op één bepaald stukje uit de waardeketen. Daarbij zijn ‘we’ in Nederland niet opeens totaal andere zaken aan het doen. Economische thema’s waarin Nederland van oudsher goed is, zoals handel en logistiek, food en agri en water, zullen ook in de toekomst de clusters van bedrijven vormen waarin Nederlandse ondernemers excelleren. Daarnaast geldt dat ook voor de hightech industrie, life sciences en een deel van de chemie en energie. Dit zijn bedrijven die grotendeels onder de enigszins misleidende term ‘topsectoren’ vallen, zoals een aantal jaren geleden door de overheid gedefinieerd. Daarbij is de redenatie, ook naar het verleden kijkend, vrij eenvoudig. De basis van het verdienvermogen is dat waar een land gezien zijn historie, ligging, cultuur en kennis goed in is. Wat je alleen ziet is dat bedrijven zich steeds meer bezighouden met dat deel van de waardeketen waar het meest te verdienen valt. Omdat de productie van veel producten in lageloonlanden goedkoper kan worden uitgevoerd, besteedt de maakindustrie delen van de waardeketens uit aan minder ontwikkelde landen. En de delen van de productie die in Nederland uitgevoerd worden, worden steeds efficiënter gedaan. De zogenoemde ‘lach van de waardeketen’ laat zien dat de meeste waarde wordt toegevoegd door activiteiten in het begin of op het einde van de waardeketen. Dus niet of minder in het primaire proces (spullen maken) maar meer in het ontwerp,
in onderzoek en ontwikkeling aan het begin van de keten en marketing, gespecialiseerde logistiek en aftersales aan het einde van de keten. Dus het opschuiven in de waardeketens waar Nederland goed in is, vormt een deel van ons verdienvermogen. Het tweede element is de vraag waar we in de toekomst behoefte aan hebben. Welke producten, diensten en voorzieningen kunnen we verzinnen waar mensen in de toekomst op zitten te wachten? Dat heeft alles te maken met de megatrends waar we eerder over hebben geschreven. Ten eerste leidt de noodzaak tot verduurzaming tot minder productie en gebruik van fossiele brandstoffen. We willen duurzamere producten en diensten. Als we tenminste het klimaatakkoord serieus nemen. Dit betekent dat de bedrijven die een hoge CO2-uitstoot hebben, zoals de chemische industrie, maar natuurlijk ook de delfstoffenwinning, niet op deze manier groeimotoren van de toekomst zijn. Maar dat kunnen ze natuurlijk wel worden; als de kennis en kunde in de chemische industrie bijvoorbeeld tot biobased oplossingen leiden, of als energieproducenten voor zichzelf een rol weten te vinden in de verduurzaming van de energievoorraad. Circulair omgaan met grondstoffen kan, als alles goed uitpakt, een deel worden van het duurzame verdienvermogen van Nederland. Ten tweede leiden veranderingen als gevolg van ICT ertoe dat een deel van de samenleving verandert van een koop- naar een deel- en krijgeconomie: informatie is in toenemende mate gratis. Oude verdienmodellen, van de taxibranche tot de muziekindustrie, liggen in toenemende mate onder vuur, waarbij dat wat bedrijven uiteindelijk verdienen over het algemeen nog vrij beperkt is. We willen nog steeds hetzelfde, het kost ons alleen minder. Dat is niet goed voor het verdienvermogen. Ten derde zal de vraag in Nederland naar allerlei soorten dienstverlening die ons leven gemakkelijker en leuker maken, blijven toenemen. Denk aan de pakketautomaten waarbij je op onder meer stations pakketjes kunt ophalen, de eetbezorgdienst Hello Fresh en andere producten en diensten afgestemd op de on-the-go levensstijl van veel mensen. Maar denk ook aan kleine koffie- en eettentjes. Daarnaast zal personalisering een steeds belangrijkere rol gaan spelen. We willen producten die afgestemd zijn op onze persoonlijke voorkeuren, zoals zelf kunnen bepalen in welke kleurencombinatie je nieuwe schoenen worden gemaakt. Een laatste vraag bij het toekomstige verdienvermogen is waar in de wereld de vraag naar spullen en diensten uit Nederland de komende jaren het hardst zal groeien. Dit heeft alles te maken met demografische ontwikkelingen en de inkomensstijging van mensen in de wereld. In de megatrend geopolitiek hebben we hier meer over geschreven. Een aantal landen wordt door meer bronnen aangewezen als toekomstige groei-economieën: Brazilië, Chili, China, Colombia, Tsjechië, Egypte, Hongarije, India, Indonesië, Maleisië, Mexico, Peru, Filipijnen, Polen, Rusland, Zuid Afrika, Thailand, Turkije. We hebben bekeken welke Nederlandse sectoren het meest exporteren naar deze zogenoemde groeilanden. Dat zijn bedrijven die eindproducten en/of onderdelen maken voor computers, elektronische, elektrische en optische apparaten. Handelsstromen zijn veranderlijk maar ook in zekere mate padafhankelijk. Dit kan ertoe leiden dat deze sectoren in de toekomst gaan profiteren van de economische groei van deze landen.
4. Het zijn de mensen die het moeten bedenken en doen Het toekomstige verdienvermogen begint natuurlijk met activiteiten ontplooien waar ook in de toekomst behoefte aan is. Maar uiteindelijk zijn het de mensen die het moeten doen: zij moeten ondernemen, zij moeten nieuwe producten, diensten, toepassingen en processen bedenken.
Ondernemers zijn van groot belang voor de economische activiteit en daarmee de economische groei in een land. Zij bieden een bron van inkomsten en werkgelegenheid voor zichzelf, creëren werkgelegenheid voor anderen, produceren nieuwe en innovatieve producten of diensten en dragen zo bij aan de toekomstige welvaart. Het kleinbedrijf, een groot deel van ondernemend Nederland, is goed voor bijna een derde van de werkgelegenheid en de bruto toegevoegde waarde in de private sector. Dat wil niet zeggen dat alle kleine bedrijven ook ondernemerschap hebben of innovatief zijn. Dat is afhankelijk van de mate van vernieuwing van het bedrijf en het aanpassingsvermogen. Lang niet alle kleine ondernemers zijn dynamische startups en lang niet elke kleine ondernemer wordt een snelle groeier. Startups, beginnende bedrijven met een vernieuwend idee waarmee een product of dienst wordt gemaakt dat schaalbaar of herhaalbaar is, spelen daarbij een grote rol. In Nederland zijn inmiddels tal van startups, startup-platforms en incubators aan de weg aan het timmeren. Niemand weet exact of het nu meer of minder startups zijn dan in het verleden, maar het lijkt er wel op dat er meer startups zijn die werken aan zogenoemde disruptieve of ontwrichtende businessmodellen. Dit soort ondernemerschap is daarmee belangrijk voor economische dynamiek. Ondernemende bedrijven vormen een stimulans voor de economie doordat zij bijdragen aan vernieuwingen en innovatie. Vooral de bedrijven die overleven en snel groeien zijn hierbij van grote waarde voor de Nederlandse economie. Ook binnen organisaties is er sprake van ondernemerschap (‘intrapreneurship’). Het gaat hierbij vooral om ambitieuze werknemers die op zoek gaan naar nieuwe kansen. Startups zijn daarnaast voor grote bedrijven een manier om te experimenteren. Dat heeft ook te maken met de manier van innoveren in deze tijd: veel vaker is innovatie een kwestie van samenwerken en uitproberen, steeds minder kunnen bedrijven alles zelf doen. Behalve de kwaliteiten van de ondernemers speelt de mate waarin zij inspelen op veranderingen door het vernieuwen van producten en processen een grote rol in het toekomstige verdienvermogen van Nederland. In een samenleving die vergrijst, waarin de beroepsbevolking steeds minder hard groeit, moet vooruitgang in steeds hogere mate komen van dingen slimmer doen: innovatie. Nederlandse bedrijven die mondiaal toonaangevend zijn, zijn vaak ook innovatief. Denk bijvoorbeeld aan onze food&agri-sector, een sector met een hoge arbeidsproductiviteit mede door het gebruik van de modernste technieken, die grotendeels ook in Nederland zijn bedacht. De juiste prikkels maken investeren in nieuwe kennis aantrekkelijk: voldoende concurrentie, maar ook voldoende (niet te veel!) bescherming van innovatie door patenten en octrooien. Vaak helpt ook een goed innovatie-ecosysteem: impliciete kennis laat zich, ook in het ICT-tijdperk, toch nog steeds het best overdragen als bedrijven fysiek dicht bij elkaar zijn gevestigd. Dat zien we in Nederland bijvoorbeeld bij technische universiteiten of in Eindhoven in het Philips-ecosysteem. Werknemers kunnen dan gemakkelijker overstappen van het ene naar het andere bedrijf; men komt elkaar vaker tegen. Maar ook kunnen bedrijven in een netwerk opereren. Bijvoorbeeld als toeleverancier en afnemer. Ook kunnen bedrijven bijvoorbeeld van eenzelfde infrastructuur gebruik maken. De rol van startups is hierbij belangrijk. In een dergelijk ecosysteem komen ze gemakkelijker tot bloei. Deze startups werken steeds vaker op basis van nieuwe verdien- en businessmodellen, die niet helemaal te volgen zijn volgens de traditionele aanpak.
Randvoorwaarden voor een succesvol bedrijfsleven We kunnen tenminste drie sleutels tot succesvolle innnovatie en succesvol ondernemerschap onderscheiden: goed opgeleide mensen, toegang tot financiering en een overheid die ruimte geeft en faciliteert. Goed opgeleide mensen zijn de sleutel tot innovatieve bedrijven. Dat wil niet zeggen dat we allemaal techneuten nodig hebben. Creatieve geesten, maar ook mensen die goed kunnen organiseren zijn essentieel. Daarbij is een cultuur nodig van vernieuwing en mogen falen. In een organisatie die is gericht op het afvinken van lijstjes, waar verandering en vernieuwing vooral worden gezien als bedreigend en in strijd met de huidige orde, kunnen innovatieve medewerkers hun ei niet kwijt. De goede plannen dienen ook te worden gefinancierd. Die uitdaging geldt vooral voor de startups en kleinere bedrijven. Het Nederlandse bedrijfsleven maakt in het algemeen relatief veel gebruik van bancaire kredieten in vergelijking met andere vormen van financiering. De omvang van nieuwe financieringsvormen is nog beperkt tot enkele honderden miljoenen euro’s, een factor duizend kleiner dan conventionele financiering. Ondanks de nog beperkte omvang kunnen nieuwe financieringsvormen in de toekomst bijdragen aan het groeipotentieel van ondernemingen. Als laatste heeft de overheid een cruciale rol in de innovatiekracht en het innovatieklimaat van ons land. Fundamenteel onderzoek -duidelijk een collectieve taak- versnelt innovatie van bedrijven. Daarnaast kan overheidsbeleid, onder andere door subsidies en stimuleringsregelingen, ook (fundamenteel) onderzoek van bedrijven zelf stimuleren. De resultaten van de huidige pogingen daartoe zijn echter wisselend. Een andere poging die op dit moment in Nederland wordt gedaan, is de wetenschapsagenda deels in lijn proberen te brengen met de topsectoren en daarbij maatschappelijke uitdagingen binnen die topsectoren centraal te stellen: publiek-private samenwerking op een aantal thema’s.
5. Het verdienvermogen van overmorgen In dit artikel hebben we het toekomstige verdienvermogen van Nederland verkend. En daar worden we niet pessimistisch van. Nederland heeft een uitstekende uitgangspositie om ook in de toekomst welvarend te blijven. Dat optimisme is geworteld in het verleden. Nederlandse bedrijven zijn op sommige terreinen al decennialang toonaangevend in de wereld. En daar komen nieuwe bedrijven bij, terwijl andere verdwijnen. Door veranderingen in de economie zal het toekomstige verdienvermogen steeds vaker bestaan uit dienstverlening van kennis en expertise in internationale waardeketens. Door de rest van de maakindustrie efficiënt te organiseren, met weinig maar wel hoogproductieve mensen, kunnen de andere mensen het verschil maken door aandacht te geven, creatieve innovaties te bedenken en veel ondernemerschap te tonen.