n de vorige Gavergids (2005 / 2) kon u lezen hoe de Desselgemnaren Joseph De Coster en Jacob Jacques, op pelgrimstocht van Desselgem naar Rome, langs de Rijn van Keulen naar Bazel stapten. In deze aflevering van het historische reisjournaal uit 1749 gaat de tocht verder over de Alpen naar Milaan.
I
Van Bazel naar Milaan De 13de juni werden wij 's morgens allen te zamen door de bedelvoogden uit de stad geleid, langs de poort waar we binnengekomen waren. Daarom waren we genoodzaakt rond de stad te lopen tot we weer op de goede weg kwamen. De stad heeft een muur en tamelijk diepe grachten. Ze heeft ook soldaten om de wacht op te trekken in de stad en aan de poorten. In de omgeving liggen ook veel wijngaarden en speelhoven (lusttuinen). We trokken deze dag ook nog door een klein stadje, Lestal genaamd. Het ligt ook in Zwitserland, op drie uur van Basel, en is eveneens calvinistisch. Toen we de poort weer buitengingen, kregen we hier ook twee rappen reisgeld. Deze avond kwamen we dan aan in het stadje Olten waer in de borgers al christenen (katholieken) sijn. Het ligt in Zwitserland, in een vallei tussen de bergen, aan de rivier de Aare. We gingen hier in het hospitaal overnachten, daer sij ons een weijnigh bouillon op ons braadt gaeven. Ze sloten ons dan op in het hospitaal ofte stove waar wij noch stro noch ponton vonden om op te slapen. Ik ging dan maar op een bank liggen. We hebben daar wel wat koude geleden. Wij saegen desen voorgaenden dag een ghehauwt bol van een eecke op de straete liggen dat vijf voeten diepe was (een stam van een eik met een diameter van anderhalve meter). Ik heb het met mijn stok gemeten. De 14de juni, bij het verlaten van de stad, gingen we de genoemde rivier de Aare over alover een overdekte brug. Die rivier is een snelstromend water. Wij sijn dan gepasseert door een cleijn calvijnsch stedeken genaemt Arbourgh (Aarburg). Aan de poort hier moest ons paspoort van een handtekening voorzien worden. Het stadje is gelegen in Zwitserland, tussen de bergen en aan het voornoemde water de Aare, een uur van Olten af. Het bezit een versterkt kasteel of citadel in de omgeving, boven op een berg. We trokken ook door de stad Soffijnghen (Zofingen), eveneens calvinistisch. Het is een kleine stad die, net als de vorige, in Zwitserland ligt, op een uur van Aarburg. Toen we aan de poort kwamen, zond men ons naar een andere, waar de bedelvoogden ons in en vervolgens weer uit de stad leidden. We kregen hier oock elck een brootje voor passade. We brachten de nacht door op twee uur van de genoemde stad. de Gavergids 2005 / 3
13
In dit landt sijn 't al rotsberghen daer al bosch van deijlboome (naaldbomen) op staen. De mensen in dit land gaan heel raar gekleed. Zij draegen groote broeeken daer seven ellen stoffe in is. De oudere lieden laten hun baard zo lang groeien als capucinenbaerden. De huizen staan hier wat uitgezaaid en ze hebben ook geen schoorstenen. De mensen koken hun eten op hoge haarden en den roock die comt aen alle canten door de vensters ende de verdiepen van de huijsen uijt. In de kamer waar ze eten hebben ze meestal eene stove (waarschijnlijk een gemetselde kacheloven) daer sij vier in maecken met houdt, want dat is daar heel overvloedig voorhanden. Hier zijn ook veel ooievaars. In sommige dorpen ziet men twee tot drie nesten op de daken van schuren staan. In dit land zijn ook schoone coeije beesten ende hunne hoorens sijn al achterwaerts gegroeijt, soa dat ick geloove dat het van uijt de cribben ende rosteelen te eten is.
De 15de juni hebben we overnacht op een uur afstand van ons vorig logies. Vanwege de regen konden we niet verder trekken. Den 16e sijn wij ghepasseert door een cleijn stedeken genaemt Soursee (Sursee). We kregen er elk negen rappen passagegeld, wat bijna zoveel is als twee stuivers van ons eigen geld. Sursee is een kristelijk stadje en ligt in Zwitserland, net als de vorige. Het ligt aan een groot stil water tussen de bergen, op vier uur van Zofingen. Langs het genoemde water, dat ongeveer een uur breed is, zijn we dan verder getrokken tot aan het stadje Sempach. Ook dit is katholiek. Het ligt aan het voornoemde water, t'welcke genaemt wordt volgens den naem van dit stedeken de Sempach zee. Het stadje ligt op ongeveer twee uur van Sursee, in Zwitserland. We kregen hier drie rappen passagegeld. We trokken dan nog over twee overdekte bruggen. De eerste was maar een kleine, maar de tweede vonden we tweehonderd schreden lang. Een beetje verder stapten we dan op langs een rivier genaemt de Ruijse (Reuss), wier water groen lijkt maar nochtans heel helder is. Zo kwamen we dan tegen de avond bij de stad Luzern en gingen overnachten in het hospitaal dat buiten de stad staat. We kregen hier een broodje ende oock eene soepe daer een weijnigh graen in ghesoden was. We hadden hier evenwel een goed bed en de stove brandde in het hospitaal, zodat we hier geen koude leden. De 17de juni kregen we 's morgens nog wat van die soep, met een broodje. Dan werden we door de bedelvoogden in de stad gebracht bij de nuntius, daer wij oock patente van hadden (een aanbevelingsbrief voor de pauselijke nuntius). Op de grond bij de vesten zagen we herten grazen die zo groot waren als ezels. Lutzerne is noch eene schoone stadt gelegen op de voors. riviere de Ruijse ende tegen een groot waeter genaemt de Lutzerner zee (het Vierwoudstedenmeer). De genoemde rivier neemt hier haar oorsprong. De stad ligt in
de Gavergids 2005 / 3
14
Zwitserland, drie mijl van Sempach af. In deze stad zijn het ook kristelijke burgers. In de omgeving ligt een met sneeuw bedekte berg die wij gesien hebben wel van veerthien mijlen verre. In een kerk zagen we hier een orgel waarin vijf overgrote pijpen zaten, waer van de middelste wel drij voeten coorde dicke was (met een diameter van ongeveer 90 cm). Bij het verlaten van de stad gingen we over een overdekte brug langs en over het genoemde water. Ze was wel een kwartier lang. We stapten dan op langs dit water dat zich uitstrekt tussen hoge bergen. Deze nacht brachten we door op drie uur van de voornoemde stad, daer dit waeter eijndigt.
De 18de juni trokken we lanckxt een ander waeter genaemt Deret zee (Zugsee). We kwamen dan voorbij een dorp genaemt Art (Arth). Het ligt bij het genoemde water. Dit dorp heeft een Capucijnerklooster en ligt in Zwitserland, op vijf uur van Luzern en tussen hoge met sneeuw bedekte bergen. We overnachtten op omtrent vier uur voorbij dit dorp. In dit land staan de huizen wat uitgezaaid. Ze zijn gedekt met gekloven sparreplankjes. Die liggen op de huijsen vast geleijdt met persen ende steenen. Hier groeien ook veel sparren op de bergen. In de laagte, in de valleien, groeien ook fruitbomen zoals appelaars, perelaars, kriekebomen en kersebomen. De vruchten ervan worden gedroogd om dan op te eten. In dit land groeien geen koren- of graanvruchten, maer veel gras daer sij hoeij van maecken om hunne coeijen te onderhouden. Het eten of de soep die de lieden hier koken is van melk, gelijck het scheeuweij en laeten daer de cappelijnghen in (Scheewei is het afgietsel van gestremde melk. Kappelingen zijn de vaste deeltjes in de niet meer gebonden karnemelk; cf. ‘gekappelde melk’). Ze eten ze zonder toevoeging van brood en lepelen ze allen samen uit. Ze koken ook gedroogde kersen in een beetje water. Dat eten ze somwijlen met brood, als ze dat hebben. Men krijgt hier weinig brood in dit land. Wel eenen dronck melck met gedroogde appels, peiren en kersen. De 19de juni, wesende donderdagh, sijn wij ghecommen tot Marie lnsedel. (Einsiedeln, een bekende bedevaartsplaats. Het huidige gebouwencomplex van het Benediktijnerklooster werd opgetrokken tussen 1704 en 1777, en was dus volop in aanbouw toen de reisgezellen er passeerden.) Het is een fraai dorp.
De huizen zijn gebouwd van blauwe rotssteen en afgedekt naar de wijze van het land, zoals het boven al gezegd werd. Het ligt in Zwitserland, in een vallei tussen de bergen, op 5 uur van Arth. In dit dorp staat een fraai Benediktijnerklooster en ook een mooie kerk. Die heeft in het midden, tegen de deur, een kapel die ons Heere selver gewijt heeft uijt den hemel daelende vergheselschapt met veel Engelen en heijligen. Als herinnering daaraan heeft Hij sijn gebenedijde vijf vijngeren ghesteken ofte gheprent in eenen steen boven de deure vande voors. capelle. Die steen is beslagen met een zilveren plaat waardoorheen ook de gaten gemaakt zijn. Uit devotie steken de lieden ook hun vingers in die gaten, terwijl ze hun gebed doen. Op het altaar van deze kapel, versierd met gouden wolken rondom en met vijf zilveren lampen, staat ook een beeld van Onze-Lieve-Vrouw. Het is bruijn blinckende van roesen. Ook hiertoe
de Gavergids 2005 / 3
15
nemen veel mensen hun toevlucht. Men ziet dat de vloerstenen van de kapel, bij de deur, wel een halve voet diep uitgesleten zijn. Aan weerszijden van de kerk staan altaren die gemaakt zijn van marmer. Ik geef hierna de naam van de heiligen die daar te zien zijn. Alvooren siet men onder den schoot vanden tweeden altaer soo men ingaet aen de rechte handt de ghebeenderen van t geheel vanden heijligen Charlito martelaar, bekleedt met schoone kleederen. In het derde altaar rechts ziet men, eveneens gekleed, het gebeente van de heilige Ametistus, martelaar. In het vierde altaar ziet men het geklede gebeente van Sint-Candida, martelares. Aen den tweeden altaer soo men ingaet al de slijncker handt siet men de ghebeenderen vant lichaem vanden H. Dionijsij maertelaer bekleedt als vooren. Het derde altaar links toont het lichaam van SintOvitalis, martelaar, en het vierde dat van Sint-Placidus, martelaar, insgelijks gekleed. Dese kercke is oock van boven schoon geschildert met postueren ende boven den choor seer schoone verguldt. Deze kerk heeft ook een thesaurie of schatkamer. Daarin hebben we veel schatten en relikwieën gezien. Er bevinden zich daar ook veel geklede lichamen van heiligen, zelfs twee van de onnoosele kinderen die van Herodes ter doodt ghebracht sijn gheweest.
We zijn dan uit dit dorp vertrokken langs dezelfde weg waarlangs we gekomen waren. Dat dorp lag immers buiten onze weg, links, ongeveer twee uur gaans. We overnachtten op ongeveer twee uur van Einsiedeln. Op vrijdag 20 juni sijn wij gepasseert door een dorp genaemt Sweijts (Schwyz). Het ligt in Zwitserland, vijf uur van Einsiedeln af en slechts drie van het vroeger genoemde dorp Arth. Het is een tamelijk fraai dorp. We hadden er ‘s middags soep in het hospitaal. Wij sijn dan gecommen in een dorp genaemt Bronne (Brunnen), oock in Switserlandt. Het is eveneens mooi en ligt aan een water genaemt de Ourie zee (Urner See). Het is het water dat vanuit Luzern hierheen komt, tussen de bergen door. Vanuit Luzern kan men dus sneller naar hier komen per schuit dan over land. Zo is het slechts één uur ver. Hier moesten we scheep gaan om het water over te steken. Men kan immers over de bergen niet, want sij te hooge sijn en sijn oock al met snee bedeckt en men siet de rotsen naest het waeter onschrijvelijck hooge, zo loodrecht als een muur. Na ongeveer een half uur roeien, werd het zeil gehesen. We voeren met de wind tot ongeveer een half uur van land en voor de rest werd dan weer geroeid tot dat wij arriveerden in een dorpken genaemt Flielle (Flüelen). Voor het overzetten van ons beiden betaalden we achttien rappen of twee batsers. De felle wind die tussen de bergen waait maakt grote baren op het water. Het scheepje voer altijd al vrijnghen ende swieren. Als men naar het gebergte kijkt, ziet men niet dat men vordert of vaart, ter oorsaecke dat het wel een ofte twee mijlen wijdt is. We hebben zo gedurende drie uren over dit water gevaren. De schuijten ofte schepen sijn gemaeckt van deijlebert op forme van eene ponte (platte schuiten gemaakt van naaldhout). de Gavergids 2005 / 3
16
Flüelen is een Zwitsers dorp dat aan het voornoemde water ligt, in de vallei genaamd Uri. Het ligt op drie uur van Brunnen en, alover het water, op acht uur van Luzern. Tegen de avond zijn we dan in het dorp Altdorf aangekomen, in Hoeri (Uri; Altdorf was het dorp van Willem Tell). Dit is een mooi dorp in Zwitserland, gelegen tussen de bergen, in de voornoemde Vallei Uri. Het ligt op een half uur van Flüelen. Deze nacht logeerden we hier in het hospitaal, daer wij wat soepe en broodt hadden oock een goedt bedde om ons te slaepen. De lieden zijn hier ook nog op zijn Zwitsers gekleed en draegen pattijnen aen hunne voeten gelijck de paters Capucinen ofte Recolecten in ons landt.
De 21ste juni gingen we, aldoor al klimmen, langs de bergen en passeerden in eene plaetse in de snee daer een waeter onder liep gelijck onder eene brugghe. De wegen zijn alle goed aangelegd en draaien altijd bijna geheel om de bergen heen. Op sommige plaatsen is het ook heel gevaarlijk vanwege de afgrond naast de bergen, want het ter zijden den weg in veel plaetsen recht nederwaerts is schietende gelijck of het met eenen muer gemetst waere. Op dergelijke plekken heeft men voor de veiligheid een leuning geplaatst zoals bij een brug, opdat men niet naar beneden zou geworpen worden door de wind. Deze dag trokken we over een straat die ontrent twee hondert treden onder de steenrotsen ghehauwen is gelijck eene mijne (een tunnel van ongeveer 200 passen). In het midden ervan was een venster uitgehakt, opdat het klaar genoeg zou zijn bij het erdoor trekken met paarden en muilezels, met vracht beladen. In dit land ziet men geen wagens want alles met de paerden ende muijlen over de gheberghten in dit landt ghebracht wordt. We brachten de nacht door in het hospitaal van een stadje genaamd Andermat (Andermatt). We kregen hier een bed maar geen eten. Dit dorp is, zoals de vorige, gelegen in Zwitserland. Het ligt in de valleije genaemt Oursee, op acht mijl of stond van Altdorf in Uri. Hier vindt men veel kaas maar weinig brood. De 22ste juni hoorden wij mis in het voornoemde dorp en sijn dan ghecommen in een dorpken genaemt Hospitallet (Hospental). Dit dorp ligt eveneens in de voornoemde vallei, tegen den Goddaerts bergh (Gotthard), op een half uur van het vorige dorpje. Wij sijn dan soa gheclommen over den Goddaerts bergh denwelcken drij stonden opgaende is en drij stonden daelende. Wel drie uur ver hadden we hier overal sneeuw. Ze lag op sommige plekken zo hoog als een huis, waer in lange persen van deijl ofte pijngboomen gheplant sijn op dat men den rechten wegh soude volghen. Hier en daar steken die stokken maar een of twee voet boven de sneeuw uit. Het maeckte hier op oock soo coudt als bij ons in den winter. Dat kwam door de wolken die tegen de berg dreven, de welcke sijn als eenen grooten smoor soo dat men geen hondert voeten verre rondt uijt can sien. Onze kleren waren helemaal wit beijzeld, zodat we hierboven grote koude leden. de Gavergids 2005 / 3
17
Op deze berg staan slechts twee huizen ende eene capelle van St. Goddar dus int midden vanden bergh, daer twee Capucinen in woonen. In het andere huis is een herberg ondergebracht voor de passanten en een hospitaal voor de arme pelgrims. Daar kregen wij wat brood en kaas. Hier op desen bergh begint de ltaliaensche spraecke. Het hospitaal ligt drie uur van het voornoemde dorpje Hospental af. We trokken dan nog door een dorp genaemt Eriels (Ariolo), gelegen tegen de voornoemde berg. Dit dorpje behoort nog tot Zwitserland, maar is Italiaans van taal. Het ligt op zes uur van Hospental, vermits men zes uur nodig heeft om over de berg te komen. We overnachtten in een dorp of parochie, een half uur voorbij Ariolo. Van nu af zal ik de afstand uitdrukken in Italiaanse mijlen, want met iets anders wordt hier niet gerekend. Drie Italiaanse mijlen zijn gelijk aan één uur of Vlaamse mijl. De 23ste juni gingen wij nog altijd neerwaarts tussen de bergen door en passeerden door een dorpken genaemt Fait (Faido), daer wij wat soepe hadden in een clooster. Dit dorpje ligt tussen de bergen in Italiaanssprekend Zwitserland, op 12 mijl van Ariolo. We overnachtten op ongeveer 12 mijl voorbij het genoemde dorp. Ook in dit land zijn de huizen allemaal gemaakt van rotsstenen en met hetzelfde afgedekt als elders in Zwitserland. Ze zijn echter voor het merendeel van vooren beschildert met postueren van heijligen. Hier - en ook overal elders in Zwitserland - staan de hoijhuijsen ofte schueren op sommige plaatsen wel een kwartier van de woningen af. Op de bergen en in de valleien ziet men hier geen ander hout dan kastanjebomen. De mensen alhier koken de kastanjes om ze op te eten. De 24ste juni, wesende St. Jans dagh, sijn wij ghecommen in de stadt Bellinzone (Bellinzona). We overnachtten in het hospitaal, even buiten de stad. We hadden er een bed en kregen een pint wijn. In de stad hadden we al een broodje ontvangen en het kenteken om in het hospitaal binnen te geraken. Bellinzona is een tamelijke stad, gelegen in een vallei, op 24 mijl van Faido. Vandaag hebben we mis gehoord op een parochie waar de mannen en vrouwen om beurten het Gloria in excelsis Deo, het Credo, enz. zongen. Een koster zagen we daar niet. We gingen deze dag ook binnen in een parochiekerk daer de vesperen van gelijcken gesongen wierdt vanden pastor ende de prochiaenen die in de kercke waeren. De 25ste juni bleven we steken op ongeveer een mijl buiten de voornoemde stad Bellinzona. Ik kon immers niet gaan van pijne in mijnen voet die op den vreef seer geswollen was van het duijen van mijne gespen in 't afgaen van gheberghten. Deze nacht had ik straffe cortsen. De 26ste juni trokken we nog over een berg van ongeveer vier of vijf mijl gaans. We overnachtten op ongeveer negen mijl van de voornoemde stad. In dit land hebben al de lieden trappen ofte aenwassels aen den hals (‘krop’ of endemisch cretinisme, een zwelling van de schildklier door jodiumtekort, typisch voor bergstreken), die zo groot zijn als grote bollen. Ze gaan ook heel slecht gekleed. De 27ste juni sijn wij ghecommen in een stedeken genaemt Lucaen (Lugano). Het is een fraai stadje en het ligt tegen een groot stil water genaemt L'aqua de Lugaen (het meer van Lugano), op omtrent 21 mijl van Bellinzona. We logeerden hier in het hospitaal. 's Anderendaags, de 28ste, zijn we te bed gebleven omdat ik niet kon gaan van pijn in mijn voet. Ook mijn compagnon heeft deze nacht koorts gekregen en werd bloed afgetapt. Den chirurgijn sneedt oock den point van 't geswel af op den vreef van mijnen voet. Ik was als genezen.
de Gavergids 2005 / 3
18
De 29ste juni vertrokken we uit het hospitaal en werden pro Deo omtrent drie mijl over het genoemde water gevoerd. We overnachtten in een dorp genaemt Mindries (Mendrisio) op 15 mijl van Lugano. In dit land ziet men de cabruijtsche kriecken wassen gelijck de netels in ons landt (een soort krieken, welig groeiend). Men ziet hier ook veel meer beziebomen, de welcke sij al de blaederen afstropen om hunne zijde wormen te spijsen die sij hier in menigvuldigheijdt hebben. (De bladeren van de witte moerbeiboom zijn het specifieke voedsel voor zijderupsen.) De 30ste juni kwamen we bij de stad Commo (Como), alwaar we logeerden in het hospitaal, juist buiten de stad. Het is eveneens een goed hospitaal en ook al de andere tot Bonigna toe zijn goed. Men wordt er goed onthaald. Como is een keizerlijke Stad (deel van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk). Het ligt tussen de bergen, bij een groot water genaemt Laqua de Coma (het Comomeer), op vijf mijl van Mendrisio. Den 1e julius dijssendaghs overnachtten we op ongeveer 15 mijl voorbij de genoemde stad Como. We sliepen op versch hoeij in eene schuere daer wij sterck overvallen wierden van corssen (koortsen). In dit land was het tenvolle oogsttijd en enkele boeren haalden hun koren binnen. De 2de juli zijn we gegaan tot de vermaerde stadt Milanen en logeerden er deze nacht in het pelgrimshospitaal. We hadden grote moeite om tot daar te geraken, daar we iedere dag koorts hadden. Milaan is een mooie grote stad, maar is langer dan het breed is. Het heeft ook een versterkt kasteel of citadel en is onder de Regerijnge van de conijnginne (keizerin MariaTheresia, tevens soeverein van de Zuidelijke Nederlanden). Het is de hoofdstad van Lombardije. De stad ligt in vlak en vruchtbaar land, op 30 mijl van Como. De 3de juli, een donderdag, werden wij beiden opgenomen in het ziekenhospitaal van de genoemde stad. We bleven er tot de 23ste juli na de middag, toen we wederom gesondt geworden waeren door Godts gratie. We waren begerig onze reis voort te zetten en hebben onsen docteur, chirursins ende dienaers bedanckt over de goede sorgen die sij voor ons gehadt hebben. ‘s Avonds namen we dan onze intrek in het pelgrimshospitaal van Milaan, waar we nog verbleven hadden vóór we in het ziekenhospitaal kwamen. Het genoemde hospitaal van de zieken is een groot fraai gebouw. Net een paleis. Het heeft verscheidene grote zalen die kruisgewijs gebouwd zijn. In die zalen staat aan weerszijden het ene bed tegen het andere, elk daarvan voorzien van een nummer. Mijn bed droeg het nummer 37 en dat van mijn compagnon het nummer 36. We lagen in de SintJozefszaal. Er waren veel zieken, zodat elk bed geen dag onbezet bleef. Er dagelijckx incommen soo pilgrims, soldaeten die op de reijse sijn, als lieden uit de omgeving en uit de stad zelf. Al de zieke lieden uit de omgeving worden daar opgenomen. De dag dat wij zouden vertrekken moesten we' s morgens van ons bed opstaan en andere zieken werden er terstond in gelegd.
de Gavergids 2005 / 3
19
Men wordt er ook goed verzorgd, zo van medicijnen als anderszins. Twee keer per dag - 's morgens en na de middag - komt de dokter de zieken onderzoeken. Hij doet zijn ronde met den appoteker ende de chirurzijns van 't hospitael die alles opschrijven hetgonne den docteur ordonneert betreffende de aderlatingen, de verzorging en de medicijnen die men aan de zieken moet verstrekken. Ze brengen elke dag, 's morgens, de medicijnen of dranken en daarna van tijd tot tijd bouillon en voedsel. De chirurgijns en de knecht zijn er dag en nacht. Het bed van die chirurgijns staat ook in de ziekenzaal en ze hebben des nachts hunnen toer om met eenen lanteerne van tijdt tot tijdt naer de cranckste siecken te loopen. Ze staan ook de zieken bij in hun uiterste. Soo dat wij Godt bedancken van in onse siecte soo een hospitael te vinden. (Het was begrijpelijk dat de twee Desselgemnaren zich de ogen uit het hoofd keken want geen enkel stadshospitaal van bij ons kon de vergelijking doorstaan met het majestueuze Ospedale Maggiore, waarvan de oudste delen stammen uit 1456.)
(volgende aflevering: Van Milaan naar Loreto)
Bron Etienne Ducatteeuw & Michel Debrouwere, ‘Joseph de Coster en zijn voetreis naar Rome ten jare 1749’, in: 14de Jaarboek van de geschied- en heemkundige kring “De Gaverstreke”, 1986, p. 444-454. De oorspronkelijke voetnoten werden verwerkt in de tekst. De tekeningen zijn van de hand van Etienne Ducatteeuw.
de Gavergids 2005 / 3
20