VAN AWBZ NAAR WMO Overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
5 november 2014 Gemeente Stadskanaal
Inhoud 1
2
3
Inleiding ........................................................................................................................................... 4 1.1
Aanleiding ................................................................................................................................ 4
1.2
Beleidsplan .............................................................................................................................. 4
1.3
Visie en uitgangspunten .......................................................................................................... 5
1.4
Leeswijzer ................................................................................................................................ 5
Wmo 2015: nieuwe taken en doelgroepen..................................................................................... 7 2.1
Doelgroepen ............................................................................................................................ 7
2.2
Nieuwe taken .......................................................................................................................... 9
2.2.1
Begeleiding ...................................................................................................................... 9
2.2.2
Beschermd wonen ......................................................................................................... 10
2.2.3
Cliëntondersteuning ...................................................................................................... 10
2.2.4
Maatwerkvoorziening chronisch zieken en gehandicapten .......................................... 10
2.2.5
Overige nieuwe taken en ontwikkelingen ..................................................................... 10
De toekomst van de zorg in Stadskanaal....................................................................................... 12 3.1
3.1.1
Sociaal team .................................................................................................................. 13
3.1.2
Slim organiseren ............................................................................................................ 13
3.1.3
Ondersteunen vrijwilligers en mantelzorgers ............................................................... 14
3.2
Algemene voorzieningen ....................................................................................................... 14
3.2.1
Onafhankelijke cliëntondersteuning ............................................................................. 15
3.2.2
Openbare geestelijke gezondheidszorg en maatschappelijke opvang ......................... 15
3.3
Maatwerk .............................................................................................................................. 16
3.3.1
Continuïteit van zorg in 2015 ........................................................................................ 16
3.3.2
Persoonsgebonden budget (Pgb) .................................................................................. 17
3.3.3
Inkomensafhankelijke eigen bijdrage ............................................................................ 17
3.3.4
Ondersteuning bij een gestructureerd huishouden ...................................................... 17
3.3.5
Maatwerkvoorziening chronisch zieken en gehandicapten .......................................... 18
3.3.6
Provinciaal georganiseerde voorzieningen ................................................................... 18
3.3.7
Landelijk georganiseerde voorzieningen ....................................................................... 19
3.4 4
Eigen kracht en eigen netwerk .............................................................................................. 12
Toegang tot maatschappelijke ondersteuning ...................................................................... 19
Samenwerking en integraliteit ...................................................................................................... 20 4.1
Jeugdhulp .............................................................................................................................. 20
4.2
Participatiewet ...................................................................................................................... 20
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
2
5
6
4.3
Wijkgericht werken ............................................................................................................... 21
4.4
Afstemming zorgkantoor....................................................................................................... 22
4.5
Privacy ................................................................................................................................... 22
4.6
Communicatie ....................................................................................................................... 22
Kwaliteit en toezicht ...................................................................................................................... 24 5.1
Verantwoordelijkheid ............................................................................................................ 24
5.2
Kwaliteit ................................................................................................................................. 24
5.3
Monitoring en sturing............................................................................................................ 24
5.3.1
Cliëntervaringsonderzoek.............................................................................................. 24
5.3.2
Toezichthoudende taak ................................................................................................. 24
5.3.3
Sturen op resultaat ........................................................................................................ 25
5.3.4
Grip op financiën ........................................................................................................... 25
5.3.5
Klachten ......................................................................................................................... 26
Financiën ....................................................................................................................................... 27 6.1
Budgetten .............................................................................................................................. 27
6.2
Maatregelen .......................................................................................................................... 27
6.3
Voldoende budget? ............................................................................................................... 28
Bijlage 1
Begrippenlijst ..................................................................................................................... 29
Bijlage 2
Actiepuntenlijst ................................................................................................................. 32
Bijlage 3
Zelfredzaamheidsmatrix .................................................................................................... 34
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
3
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
Vanaf 1 januari 2015 zijn de drie decentralisaties op het gebied van jeugdzorg, participatie en zorg een feit. Hiermee worden gemeenten verantwoordelijk voor de ondersteuning van vrijwel alle inwoners van jong tot oud. Het Rijk ziet dit als een kans om de zorg en ondersteuning zo efficiënt en effectief mogelijk in te richten in de eigen omgeving. Onderdeel van de decentralisaties is de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). Deze wet treedt op 1 januari 2015 in werking. Deze wet bevat de volgende opdracht voor gemeenten: De gemeente draagt zorg voor de maatschappelijke ondersteuning, en bevordert in dat verband een goede toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking. De gemeente draagt ook zorg voor de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen, teneinde te bevorderen dat burgers zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen. Tenslotte draagt de gemeente ook zorg voor de kwaliteit en de continuïteit van de voorzieningen.’
We worden als gemeente verantwoordelijk voor een nieuwe doelgroep, met andere mogelijkheden, talenten en beperkingen. Beperkingen zijn veelal zwaarder, langduriger en strekken zich uit over meer levensdomeinen dan bij de mensen die tot dusver aanspraak maakten op de Wmo. Het gaat bijvoorbeeld om burgers met verstandelijke beperkingen, psychische, psychiatrische of psychogeriatrische aandoeningen of lichamelijke beperkingen. Om gemeenten in staat te stellen deze doelgroep passende ondersteuning te bieden worden taken vanuit de AWBZ overgeheveld naar de Wmo. Er gaan ook onderdelen van de huidige AWBZ over naar de Zorgverzekeringswet (persoonlijke verzorging en verpleging). De AWBZ zelf verdwijnt en wordt vervangen door de Wet langdurige zorg (Wlz), waarvoor ook andere toelatingseisen gaan gelden (bedoeld voor mensen die de hele dag intensieve zorg en toezicht dichtbij nodig hebben).
1.2
Beleidsplan
Op grond van de Wmo 2015 zijn gemeenten verplicht om een beleidsplan vast te stellen waarin het te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning wordt beschreven. In deze nota wordt het beleid voor de nieuwe taken beschreven, als aanvulling op het bestaande beleidsplan. In het Wmo-beleidsplan “De Kracht van Verbinden” 2013-2017 hebben we het Wmo-beleid op basis van de huidige Wmo vastgelegd. Bij de vaststelling van het huidige beleidsplan hebben we rekening gehouden met de Wmo 2015. In deze nota beschrijven we aanvullend op de bestaande nota de nieuwe ontwikkelingen en taken. We zien, naast alle veranderingen ook een grote inhoudelijke continuïteit ten opzichte van het huidige Wmo-beleid. In het integraal beleidskader Sociaal Domein “Stadskanaal: samen met de burger” zijn de beleidskaders voor het gehele sociale domein vastgelegd. Samen met het huidige beleidsplan ligt er met de vaststelling van de nota “van AWBZ naar Wmo” een stevig fundament onder de nieuwe taken vanaf 2015. We zien 2015 als een overgangsjaar: een jaar waarin we er als gemeente voor zorgen dat de continuïteit van de zorg gewaarborgd blijft en waarin we de zorg voor de toekomst verder vormgeven. Wij kiezen er daarom voor in 2015 geen volledig nieuw beleidsplan vast te stellen maar voor een aanvulling op het bestaande beleidsplan: de overgangsnota “Van AWBZ naar Wmo”.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
4
We maken onderscheid tussen transitie en transformatie. Onder transitie verstaan we de overname en het organiseren van nieuwe taken. De transitie moet op 1 januari 2015 gereed zijn. In 2015 en daarna werken we verder aan de transformatie. Daarbij gaat het gaat om een volledige veranderopgave: het omvormen van voorzieningen, integraal werken en ‘kantelen’. Deze overgangsnota is gericht op de transitie en geeft een aanzet voor de transformatie die we in 2015 in gang zetten. We maken onze keuzes voor de invulling van de nieuwe taken en de uitwerking daarvan in de praktijk inzichtelijk. Daarnaast geven we richting aan de veranderopgave waar we, samen met inwoners en organisaties voor staan. Dit doen we door actiepunten te benoemen voor 2015. De overgangsnota stellen we vast voor een periode van twee jaar. Dit doen we omdat er nog onzekerheden en ontwikkelingen zijn die van invloed zijn op de uitwerking van de transformatie. In 2016, als we ervaring hebben opgedaan met de nieuwe taken en doelgroepen, starten we met het opstellen van een nieuw beleidsplan. Onderwerpen die al zijn uitgewerkt in het Wmo-beleidsplan “De Kracht van Verbinden “, in het integraal beleidskader Sociaal Domein “Stadskanaal: samen met de burger” of in de beleidsnota 0de lijn “Voor- vroeg- en nazorg” zijn niet opnieuw opgenomen in deze overgangsnota. Wel komen in verband met de leesbaarheid onderdelen samengevat terug.
1.3
Visie en uitgangspunten
In het integraal beleidskader Sociaal Domein “Stadskanaal: samen met de burger” hebben we onze visie op de drie decentralisaties als volgt verwoord: Wij willen in Stadskanaal een veilige samenleving waarin jongeren naar school gaan, volwassenen aan het werk zijn en kwetsbare en oudere inwoners zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Participatie staat voorop. Inwoners hebben hierbij zelf een verantwoordelijkheid voor hun eigen huishouding, het onderhouden van een sociaal netwerk en deelname aan de samenleving en de arbeidsmarkt. Indien dit op de een of andere manier niet lukt dan regelen wij samen met professionele instanties, zo dicht mogelijk bij de eigen leefomgeving, aanvullende zorg en ondersteuning. Zo nodig faciliteren wij voor kwetsbare inwoners snel en adequaat specialistische geïntegreerde hulp. De rol van de gemeente wordt vooral faciliterend, voorwaarden scheppend en daar waar nodig regisserend.
Bij de uitvoering van deze visie hanteren we de volgende uitgangspunten: - Inwoners zelf verantwoordelijk voor hun problemen - Van aanbod- naar vraaggerichte dienstverlening - Simpel waar het kan. Specialistisch waar het moet - Eén gezin, één plan, één regisseur - Vertrouwen geven en loslaten - Persoonlijk, maatwerk, respectvol, gelijkwaardigheid en serieus genomen worden - Zorg en diensten binnen de gestelde financiële kaders - Houden aan regels. Afspraak is afspraak
1.4
Leeswijzer
In deze nota geven we aan hoe we de nieuwe taken binnen de Wmo 2015 gaan uitvoeren. Het volgende hoofdstuk bevat een overzicht van de nieuwe taken en doelgroepen. In hoofdstuk 3 geven we aan hoe we uitvoering geven aan de nieuwe taken. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe we de zorg in de toekomst willen gaan vormgeven. Daarbij geven we per onderdeel aan hoe we de transformatie in gang zetten en wat we hebben geregeld voor de transitie van de nieuwe taken in 2015. De samenwerking en integraliteit met andere domeinen en samenwerkingspartners is
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
5
omschreven in hoofdstuk 4 en in hoofdstuk 5 hebben we beschreven hoe we de kwaliteit en toezicht organiseren. Tenslotte biedt hoofdstuk 6 inzicht in de financiën. We hebben per onderwerp een aantal actiepunten benoemd waar we in 2015 mee aan de slag gaan. In bijlage 2 is per hoofdstuk een overzicht van deze actiepunten opgenomen.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
6
2
Wmo 2015: nieuwe taken en doelgroepen
Met de invoering van de Wmo 2015 krijgen we als gemeenten de verantwoordelijkheid voor de georganiseerde ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking, chronische, psychische of psychosociale problemen. Deze ondersteuning is er op gericht dat burgers zolang mogelijk in hun eigen leefomgeving kunnen blijven en dat cliënten die beschermd wonen of opvang ontvangen een veilige woonomgeving hebben en, indien mogelijk, weer in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn: het organiseren van zorg en ondersteuning dichterbij de burger, het meer benutten van de eigen kracht en het sociale netwerk van burgers, en het zoveel en zo lang mogelijk thuis ontvangen van die zorg en ondersteuning. De negen prestatievelden zoals we die kennen van de Wmo 2007 worden met de Wmo 2015 vervangen door drie doelen: • het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld; • het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving; • het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg). Een aantal bekende begrippen uit de oude Wmo keert niet terug in de nieuwe wet. Zo wordt het begrip “individuele voorziening” vervangen door het begrip “maatwerkvoorziening”. Het grote verschil is dat het in de Wmo 2015 niet langer gaat om een of meer concrete en herhaalbaar in te zetten vormen van individuele voorzieningen maar om een op maat afgestemd geheel van maatregelen aanvullend op hetgeen de cliënt zelf of met zijn persoonlijke netwerk kan doen. Voor ogenschijnlijk dezelfde problematiek kunnen dus verschillende oplossingen gevonden worden. Daarnaast geldt een resultaatverplichting in plaats van de compensatieplicht in de oude Wmo. Kortom: het gaat om maatwerk, resultaat en eigen verantwoordelijkheid. Een andere belangrijke wijziging ten opzichte van de oude Wmo is dat de term “hulp bij het huishouden” niet terugkomt in de Wmo 2015. Gemeenten zijn niet langer verplicht deze vorm van ondersteuning te bieden.
2.1
Doelgroepen
Jan lijdt aan schizofrenie. Hij is alleenstaand en heeft weinig sociale contacten. Jan krijgt hulp van een begeleider die wekelijks langskomt. Met deze begeleiding lukt het hem om zelfstandig te blijven wonen. Drie keer in de week gaat Jan naar een zorgboerderij voor dagbesteding.
Naast onze huidige Wmo-cliënten die gebruik maken van voorzieningen zoals hulp bij het huishouden, vervoer of individuele hulpmiddelen krijgen we er vanaf 2015 een nieuwe doelgroep met nieuwe ondersteuningsvragen bij. Dit zijn de mensen die voorheen extramurale AWBZ begeleiding ontvingen: mensen van 18 jaar en ouder met lichte maar soms ook ernstige beperkingen of complexe hulpvragen. Het gaat om bijvoorbeeld ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek en volwassenen met psychiatrische problematiek, een verstandelijke, zintuiglijke of lichamelijke beperking of chronische ziekte. Corrie heeft door hersenletsel 24-uur per dag zorg nodig. Haar man Henk is met pensioen en zorgt fulltime voor zijn vrouw. Soms ziet Henk het even niet meer zitten. Het echtpaar maakt daarom gebruik van respijtzorg. Corrie gaat dan naar een logeerhuis waardoor Henk bij kan tanken.
Aantallen en overlap Onderzoek & Statistiek Groningen heeft op basis van aangeleverde gegevens van Menzis onderzoek gedaan naar de omvang van de nieuwe doelgroep. Daarbij is ook
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
7
gekeken naar overlap met andere zorg en voorzieningen. De gegevens hebben betrekking op de periode 1 januari 2013. Meer recente gegevens zijn (nog) niet beschikbaar. De doelgroep die AWBZzorg gebruikt is echter vrij stabiel waardoor de cijfers een betrouwbaar beeld geven. Tabel 1: Totaal aantal personen dat gebruik maakt van voorzieningen in Stadskanaal Aantal 697 214 483 405 504 2.860 1.194 485 1.074 505 749 279 898 48 191 32.888
AWBZ (extramuraal) Waarvan jonger dan 18 18 jaar en ouder Bureau Jeugdzorg Jeugd ggz (<18) Wmo Algemene bijstand GKB Minimabeleid Bijzondere bijstand Kwijtschelding Leerplicht Wedeka Loonkostensubsidie MEE Totaal bevolking gemeente Stadskanaal Bron: Onderzoek en Statistiek Groningen
In tabel 1 is te zien dat er een groep van 483 inwoners van 18 jaar en ouder gebruik maakt van een AWBZ-voorziening. De zorg voor deze doelgroep valt vanaf 1 januari 2015 onder de Wmo 2015. Tabel 2: Vormen van AWBZ-zorg in Stadskanaal
2 15 0 0 38 0 21 76
Totaal aantal unieke personen
0 0 0 0 11 0 0 11
Kortdurend verblijf
Lichamelijke handicap 60 0 Psychiatrisch/psychisch 253 17 Psychogeriatrisch 22 0 Somatisch 31 0 Verstandelijke handicap 249 59 Zintuigelijke handicap 9 5 Onbekend 48 3 Eindtotaal 672 84 Bron: Onderzoek en Statistiek Groningen
Behandeling
Persoonlijke verzorging
Begeleiding
Grondslag
1
61 258 22 31 261 13 51 697
In tabel 2 is het gebruik van de zorg die naar gemeenten gaat weergegeven. Hieruit blijkt dat het grootste deel van de AWBZ-cliënten gebruikt maakt van een vorm van begeleiding. Het gaat om 672 personen (18 + en 18-) met vooral psychiatrisch/psychische problematiek of een verstandelijke handicap.
1
AWBZ-cliënten ontvangen vaak verschillende vormen van zorg. In de laatste kolom staat het totaal aantal unieke personen vermeld.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
8
Tabel 3: overlap in gebruik van voorzieningen
697
BJZ
405
120
Jeugd Ggz
504
101
136
WMO
2860
239
3
6
Algemene bijstand GKB
1194
65
4
0
94
485
35
0
0
59
188
Wedeka
898
92
0
0
121
73
61
MEE
191
43
12
18
42
19
13
MEE
AWBZ
Wedeka
GKB
Algemene bijstand
WMO
Jeugd Ggz
BJZ
AWBZ
Totaal
120
2
101
239
65
35
92
43
136
3
4
0
0
12
6
0
0
0
18
94
59
121
42
188
73
19
61
13 36
36
Bron: Onderzoek en Statistiek Groningen
Uit tabel 3 blijkt dat cliënten die gebruik maken van AWBZ-zorg vaak ook gebruik maken van Wmovoorzieningen. 239 AWBZ-cliënten zijn ook bekend met de Wmo, dit is 34,3% van de totale AWBZdoelgroep. Deze overlap biedt mogelijk kansen om de zorg efficiënter te doen verlopen.
2.2
Nieuwe taken
We worden verantwoordelijk voor de ondersteuning van een brede doelgroep. Deze verantwoordelijkheid brengt een aantal nieuwe taken met zich mee. Daarbij gaat het om de begeleiding en ondersteuning die naar gemeenten wordt overgeheveld vanuit de AWBZ, maar ook om andere taken die voorheen door het Rijk werden uitgevoerd zoals bijvoorbeeld de tegemoetkoming in de meerkosten voor mensen met een beperking. Deze paragraaf beperkt zich tot een omschrijving van de nieuwe taken. In hoofdstuk 3 geven we aan hoe we de nieuwe taken uit gaan voeren.
2.2.1 Begeleiding Begeleiding is bedoeld om de zelfredzaamheid en participatie van personen te bevorderen of te behouden zodat mensen zo zelfstandig mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Onder de term begeleiding gaat een veelvoud van activiteiten schuil. Het gaat om begeleiding van mensen van 18 jaar of ouder met lichte maar soms ook ernstige beperkingen of complexe hulpvragen. Het kan gaan om zowel individuele als groepsbegeleiding. Individuele begeleiding wordt ingezet voor onder andere woonbegeleiding of thuisbegeleiding. Onder groepsbegeleiding valt bijvoorbeeld dagbesteding en dagopvang. In onderstaande tabel zijn de verschillende vormen van begeleiding omschreven: Vormen van ondersteuning Begeleiding aan huis
Dagbesteding (inclusief vervoer van en naar de dagbesteding)
Kortdurend verblijf (respijtzorg)
Bij begeleiding aan huis gaat het om hulp bij het alledaagse leven. Voorbeelden zijn: het plannen van dagelijkse activiteiten, oplossen van praktische problemen, zich aan regels en afspraken houden of het regelen van financiën. Veel mensen halen hun voldoening uit werk of vrijwilligerswerk. Er is ook een doelgroep die ondersteuning nodig heeft bij het invullen van hun dag. De doelgroep die gebruik maakt van dagbesteding is heel divers. Voor sommige cliënten is een klein beetje ondersteuning genoeg. Ze kunnen, met begeleiding, aan het werk of deelnemen aan activiteiten op bijvoorbeeld een zorgboerderij. Bij anderen is dagbesteding meer gericht op het ontlasten van de partner of mantelzorger. Respijtzorg biedt mantelzorgers de mogelijkheid hun zorgtaken tijdelijk aan een ander over te laten. Zo kan overbelasting worden voorkomen. Respijtzorg kan zowel in een instelling als bij mensen thuis plaatsvinden. Voorbeelden zijn dagopvang, logeerhuizen en zorgboerderijen.
2
De cellen bevatten het aantal mensen dat in beide bestanden voorkomt. De tabel moet horizontaal gelezen worden. Van de AWBZcliënten zijn er bijvoorbeeld 120 ook bij jeugdzorg bekend.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
9
Onderdelen van niet-medische persoonlijke verzorging
Laagdrempelige inloopvoorziening voor GGZcliënten
Er zijn twee vormen van niet-medische persoonlijke verzorging die in de Wmo worden ondergebracht. Het gaat om niet-lijfgebonden persoonlijke verzorging en persoonlijke verzorging tijdens de dagbesteding. Bij niet-lijfgebonden persoonlijke verzorging gaat het om cliënten die zichzelf wel kunnen wassen en aankleden en naar de wc gaan, maar daartoe aangespoord moeten worden door een begeleider omdat ze een regieprobleem hebben. Ook persoonlijke verzorging die tijdens de dagbesteding moet worden verleend valt onder de Wmo, zoals toiletbezoek. Dit zijn handelingen die de begeleider van de dagbesteding verricht. De inloopfunctie in de GGZ is bedoeld voor personen met een langdurige psychische stoornis en daarmee samenhangende beperkingen (zoals een beperkte sociale redzaamheid). De inloopfunctie wordt beschouwd als de meest laagdrempelige functie in het kader van dag- en arbeidsmatige activiteiten.
Wij zijn als gemeente vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor het bieden van al deze vormen van begeleiding aan inwoners die dat nodig hebben. Het gaat daarbij alleen om extramurale begeleiding. Dat is de begeleiding voor personen met een zorgvraag die zelfstandig wonen. Voor personen met een intramurale (ZZP-) indicatie blijft de begeleiding een onderdeel van het ZZP-pakket en daarmee per 1 januari 2015 een onderdeel van de Wet langdurige zorg. Ook als deze zorg thuis verleend wordt.
2.2.2 Beschermd wonen Beschermd wonen is het bieden van onderdak aan personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Het gaat om personen bij wie op participatie gerichte ondersteuning centraal staat. Als gemeente worden we met de nieuwe Wmo 2015 verantwoordelijk voor deze voorziening.
2.2.3 Cliëntondersteuning Cliëntondersteuning is het bieden van informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, jeugdzorg, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. We zijn vanaf 1 januari 2015 verplicht om onafhankelijke cliëntondersteuning beschikbaar te hebben. Deze verplichting reikt overigens verder dan alleen de Wmo. Cliëntondersteuning moet beschikbaar zijn voor het hele sociale domein, dus ook in het kader van de Jeugdwet, de Participatiewet en voor mensen die een beroep willen doen op de toegang tot de Wet langdurige zorg.
2.2.4 Maatwerkvoorziening chronisch zieken en gehandicapten De landelijke regelingen voor inkomensondersteuning aan chronisch zieken en gehandicapten (WTCG en CER) komen te vervallen. Ter vervanging van de regelingen die worden afgeschaft, krijgen we als gemeente de bevoegdheid om een nieuwe compensatieregeling voor chronisch zieken en gehandicapten te organiseren. Voor de uitvoering van een nieuwe compensatieregeling wordt door het Rijk ongeveer een derde van het huidige budget overgeheveld naar gemeenten
2.2.5 Overige nieuwe taken en ontwikkelingen 24-uurs telefonische hulpdienst We zijn verplicht om vanaf 1 januari 2015 een vorm van 24-uurs anonieme hulp op afstand beschikbaar te maken per telefoon, chat en email. Doel hiervan is ondersteuning bieden aan mensen die kampen met psychische problemen en/of eenzaamheid maar ook mensen die door een ingrijpende levensgebeurtenis tijdelijk of eenmalig behoefte hebben aan contact. Doventolk Gemeenten worden vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de doventolkvoorziening. De VNG heeft voorgesteld om dit landelijk te coördineren.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
10
Mantelzorgcompliment Het landelijk geregelde mantelzorgcompliment wordt afgeschaft. Gemeenten worden verantwoordelijk voor de waardering en ondersteuning van mantelzorgers. Het budget voor het mantelzorgcompliment wordt overgeheveld naar het gemeentefonds. Hulp bij het huishouden In de nieuwe Wmo is het regelen van schoonmaakwerkzaamheden geen wettelijke taak meer van de gemeente. Omdat het Rijk als gevolg hiervan de budgetten sterk vermindert staan gemeenten voor een forse bezuinigingsopgave voor de huishoudelijke hulp.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
11
3
De toekomst van de zorg in Stadskanaal
Inwoners zijn uitgangspunt in onze gemeente. Onze visie geeft een beeld van hoe wij graag onze ideale lokale samenleving zien. Dit zal echter een utopie zijn. Er zullen bij onze inwoners altijd problemen blijven ontstaan. Binnen het sociale domein is nadrukkelijk als uitgangspunt gekozen dat degene die een probleem heeft zelf verantwoordelijk is voor het oplossen van dat probleem. Waar dat niet lukt, zijn er informele netwerken zoals het gezin, buren, kennissen, vrienden en formele netwerken zoals scholen, sportverenigingen, kerken, werk en algemene welzijnsvoorzieningen waarin zorg en ondersteuning geboden kan worden. Dit noemen we de 0de lijn. Uitgangspunt is dat problemen zoveel mogelijk binnen deze 0e lijn worden opgelost, dichtbij en zo veel mogelijk in de eigen leefomgeving van onze inwoners. Niet alle problemen kunnen zelfstandig of met behulp van het netwerk of voorzieningen in de 0de lijn worden opgelost. Voor sommige kwetsbare inwoners is (aanvullend op de ondersteuning in de 0de lijn) ondersteuning vanuit de gemeente, professionals of specialistische zorg nodig. We zorgen er voor dat zorg en ondersteuning, voor inwoners die dat nodig hebben, toegankelijk is. Landelijk wordt er vanuit gegaan dat minimaal 80% van de burgers zelfredzaam is. Dit geldt ook in onze gemeente, 80% van de inwoners kan zichzelf al redden en maakt geen gebruik van een gemeentelijke voorziening in de 1e of 2e lijn. Uit een 0-meting bleek echter dat de zelfredzaamheid op het niveau van huishoudens lager is, namelijk 70%. 3 De overige 30% van de huishoudens maakt gebruik van gemeentelijke voorzieningen in de 1e of 2e lijn om de zelfredzaamheid te vergroten. We stellen ons tot doel om het aantal zelfredzame huishoudens te verhogen naar 80%. Dit doen we door de 0de lijn te versterken en een beweging in gang te zetten waarbij problemen vooral in de 0de lijn worden opgelost. In dit hoofdstuk geven we aan wat we de komende tijd organiseren en realiseren om de zorg in de toekomst goed in te richten en hoe we in het overgangsjaar de continuïteit van de zorg borgen. Per onderdeel zijn actiepunten benoemd voor het overgangsjaar 2015.
3.1
Eigen kracht en eigen netwerk
Door de eigen kracht van de burger, de buurt en de organisaties in de wijk te versterken voorkomen we situaties waarin inwoners het niet zelf redden. We zetten in op preventie en vroegsignalering. In de beleidsnota 0de lijn “Voor- vroeg- en nazorg” hebben we de kaders hiervoor vastgesteld. We richten ons in de nieuwe aanpak op het, samen met anderen, toerusten van burgers en hun woon- werk- en leefomgeving, door het organiseren van: - Voorzorg: daar waar mogelijk door goede voorlichting en preventie voorkomen van problemen. - Vroegzorg: voorkomen dat ontstane problematiek zich verergert door deze zo snel mogelijk op te sporen en er werk van te maken. 3
Bron: Onderzoek & Statistiek Groningen.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
12
-
Nazorg: voorkomen dat problemen zich herhalen, door een goede afbouw van intensieve zorg en ondersteuning en begeleiding bij het terugkeren naar de 'normale’ situatie.
3.1.1 Sociaal team Het Sociaal Team is een netwerk bestaande uit professionals van organisaties die werkzaam zijn in de 0de en 1e lijn en die de verbinding vormt tussen deze twee lijnen. Het Sociaal Team vervult een signalerende en coördinerende rol en pakt problemen vroegtijdig op. De professionals van het Sociaal Team werken samen volgens de 8 bakens van Welzijn nieuwe stijl. De doelstelling van het Sociaal Team is het stimuleren dat problemen in de zelfredzaamheid of participatie zoveel mogelijk door de hulpvrager zelf binnen de 0de lijn wordt opgelost. Dit doen ze door de professional in de wijk te ondersteunen bij het vinden van een oplossing met behulp van het eigen netwerk van de hulpvrager of met algemene voorzieningen zonder indicatie (zoals de ontmoetingsfunctie van het buurthuis, de vrijwillige hulpverlening, een rolstoelpool, was- en vouwservice, klussendienst of de boodschappendienst). Voor onderdelen waarvoor geen oplossing binnen de 0de lijn mogelijk is vindt er een warme overdracht plaats naar de betrokken consulent van de gemeente. Dan wordt gekeken of er 1e of 2e lijns ondersteuning nodig is. Een en ander gebeurt in overleg met de cliënt en binnen de kaders van de privacywetgeving. De deelnemers aan het Sociaal Team zijn gericht op het versterken van de zelfredzaamheid en participatie van cliënten en hanteren daarvoor eenzelfde methodiek. In 2013 en 2014 hebben we ervaring opgedaan met deze werkwijze in het project “Gewoon Doen!”. Bij de dienstverlening werken we vanuit drie gebieden die samen de hele gemeente omvatten: Stadskanaal, Musselkanaal en de kleine kernen. Binnen deze gebieden worden 5 aandachtswijken onderscheiden. In de 5 aandachtswijken worden basisteams ingezet die zijn afgestemd op de problematiek en de karakteristiek van de wijken. In wijken waar minder problemen zijn hoeven geen basisteams aanwezig te zijn en kunnen problemen ad hoc worden opgepakt. De basisteams worden gecoördineerd door de gemeente (CJGV) en functioneren over de volledige breedte van het sociale domein. Met de inrichting hiervan wordt in 2015 een begin gemaakt. Actiepunt: inrichten basisteams binnen de vijf aandachtswijken.
3.1.2 Slim organiseren We staan voor de uitdaging om de sociale samenhang en veerkracht te versterken, zodat inwoners, (basis)voorzieningen, vrijwilligersorganisaties, wijkorganisaties en sociale verbanden in wijken en dorpen problemen kunnen voorkomen, klein houden en zoveel mogelijk zelf oplossen. Door per dorp/wijk inzicht te krijgen in de kansen en risico’s die er liggen kunnen we dit op een efficiëntere manier en dichtbij organiseren. Dit doen we bijvoorbeeld door het stimuleren van initiatieven voor en het gebruik van voorliggende (zoals algemene) voorzieningen, het versterken van wijken en buurten en het ondersteunen van de zorgstructuur van (basis)voorzieningen.
Dagbesteding is een van de nieuwe taken in de Wmo 2015. We kiezen ervoor om deze vorm van ondersteuning zo dichtbij en laagdrempelig mogelijk te organiseren en aan te laten sluiten bij de wensen en mogelijkheden van de cliënt. Een goed voorbeeld hiervan is het project Groen en Grijs waarbij bewoners van verschillende bijzondere woonvormen in Parkwijk als dagbesteding de wijk netjes houden. Daarbij worden de bewoners begeleid door één begeleider.
In de beleidsnota 0de lijn “Voor- vroeg- en nazorg” is beschreven hoe we dat doen. Zo maken we bijvoorbeeld afspraken met gesubsidieerde lokale instellingen over hun bijdrage aan het stimuleren
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
13
en faciliteren van de zorgzame samenleving, hun inzet voor bepaalde doelgroepen en waar nodig hun medewerking aan de totstandkoming van ontbrekend aanbod. De decentralisatie brengt mogelijkheden met zich mee om nieuwe en bestaande taken met elkaar te gaan verbinden. Bijvoorbeeld individuele begeleiding in combinatie met ondersteuning in situaties waar geen regie meer is op het huishouden (het huidige HH2). Of het combineren van arbeidsmatige dagbesteding uit de Wmo 2015 en het beschut werken uit de Participatiewet. Ook vermoeden wij dat er eenvoudiger manieren zijn om de toegang tot dagbesteding voor dementerende ouderen te regelen. Bijvoorbeeld door een subsidierelatie aan te gaan met zorginstellingen. Wij willen dit de komende tijd nader gaan onderzoeken. Door het slim organiseren willen we bereiken dat noodzakelijke zorg snel en adequaat beschikbaar is en daarbij binnen de Rijksbudgetten blijven. We willen tevens voorkomen dat er overbodige gemeentelijke indicatiemomenten ontstaan. Actiepunt: in overleg met uitvoerende organisaties kijken hoe we slimme verbindingen kunnen leggen.
3.1.3 Ondersteunen vrijwilligers en mantelzorgers In het WMO-beleidsplan “De Kracht van Verbinden” gaven we al aan dat de samenleving in toenemende mate op de inzet van vrijwilligers en mantelzorgers rekent. Zij spelen een belangrijke rol bij de zorg in de 0de lijn. Ten aanzien van de mantelzorg en de vrijwillige hulpverlening is beleid ontwikkeld in de uitwerkingsnota “Wie zorgt staat niet alleen”. We zetten de mantelzorgscan in bij gesprekken met inwoners en kijken nadrukkelijk naar mogelijke overbelasting van mantelzorgers bij dementie. We hebben daarnaast in het beleidsplan de ambitie uitgesproken om het vrijwilligersbestand te verjongen en de samenwerking van maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven te stimuleren. De organisatie en coördinatie van de ondersteuning aan mantelzorgers wordt verzorgd door het Steunpunt Mantelzorg en Vrijwillige thuishulp van Welstad. Vanwege het wegvallen van het landelijk uitgevoerde mantelzorgcompliment zullen we hiervoor in 2015 aanvullend beleid ontwikkelen. Actiepunt: aanvullend beleid ontwikkelen voor de ondersteuning van mantelzorgers in verband met het wegvallen van het mantelzorgcompliment.
3.2
Algemene voorzieningen
Een algemene voorziening is een voorziening die voor iedereen toegankelijk en beschikbaar is. Inwoners kunnen er, soms met betaling van een eigen bijdrage, gebruik van maken zonder indicatie. Algemene voorzieningen worden georganiseerd door burgers (bv sportvereniging, buurt en dorpsverenigingen), door organisaties, door de markt (was- en vouwservice, boodschappendienst) maar ook door de gemeente (bijvoorbeeld het algemeen maatschappelijk werk). Door beschikbaarheid van voldoende algemene voorzieningen kan in sommige situaties zwaardere geïndiceerde hulpverlening achterwege blijven. We maken daarom de keuze om voor veelvoorkomende ondersteuningsvragen algemene voorzieningen te ontwikkelen. Om er voor te zorgen dat de beschikbare algemene voorzieningen optimaal worden benut richten we voor alle professionals in het sociale domein het Steunpalet Volwassenen in. Dit is een aanvulling op het bestaande Steunpalet 5-23 jaar. In het Steunpalet wordt een overzicht geboden van alle beschikbare algemene voorzieningen zodat daar snel en tijdig naar verwezen en/of toegeleid kan worden.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
14
Actiepunten: stimuleren uitbreiding aanbod algemene voorzieningen door het inzetten van subsidies voor ondersteuning en het inrichten van het Steunpalet voor volwassenen.
3.2.1 Onafhankelijke cliëntondersteuning Per 1 januari 2015 wordt de functie cliëntondersteuning een wettelijke taak. In dat kader worden de MEE-middelen voor onafhankelijke cliëntondersteuning aan mensen met een beperking vanuit de AWBZ overgeheveld naar gemeenten. Eind februari spraken VWS, VNG en MEE Nederland af dat gemeenten, bij voorkeur in regionaal verband en meerjarig, vóór 1 mei 2014 afspraken met de MEE organisaties maken over het budget dat bij de MEE-organisaties wordt besteed. De Groninger gemeenten hebben met MEE Groningen een regionaal transitiearrangement afgesproken voor tenminste het jaar 2015. Daarmee kan de komende maanden tijd genomen worden om de functie cliëntondersteuning nader uit te werken. Individuele cliënten worden in het keukentafelgesprek met de Wmo-consulent op de mogelijkheid gewezen om gebruik te maken van een onafhankelijk cliëntondersteuner. Daarnaast informeren we inwoners via onze gebruikelijke communicatiekanalen over de onafhankelijke cliëntondersteuning. Verzoeken om cliëntondersteuning worden door de Wmo-consulenten doorgeleid naar MEE. Naast de wettelijk verplichte cliëntondersteuning beschikken we over een vrijwillige voorlichterspoule waarbij inwoners terechtkunnen voor informatie en advies. Actiepunt: onafhankelijke cliëntondersteuning vanaf 2016 regelen.
3.2.2 Openbare geestelijke gezondheidszorg en maatschappelijke opvang Vanuit de Wmo zijn we als gemeente verantwoordelijk voor maatschappelijke opvang (MO) en openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ). De belangrijkste taak van de MO is het aanbieden van onderdak en begeleiding aan mensen die dak- en thuisloos zijn geraakt of die dat dreigen te worden. De OGGZ richt zich op mensen met meervoudige (sociaal maatschappelijke) problemen, die onvoldoende zelfredzaam zijn en veelal zelf niet om hulp vragen. Kortom, een doelgroep en taken met raakvlakken binnen het bereik van deze nota. Vanuit haar functie van centrumgemeente, geeft de stad Groningen uitvoering aan het OGGZ/MO beleid en stelt zij middelen beschikbaar voor de 8 Groninger regio’s. In ons geval is dat de regio Stadskanaal/Vlagtwedde. Het beleid van de centrumgemeente is vastgelegd in een vierjarig beleidsplan, het “Regionaal Kompas 2014 – 2017 - Actief Onder Dak”. Hierin is o.a. opgenomen dat curatieve voorzieningen op regionaal niveau worden georganiseerd. Als regiogemeente zijn wij verantwoordelijk voor preventie en nazorg. Iedere regio levert voor het eind van ieder jaar een activiteitenplan aan de centrumgemeente. Hierin staat de besteding van de middelen die Groningen beschikbaar stelt om lokaal invulling te geven aan de doelstellingen uit het “Regionaal Kompas”. Het beleid en de activiteitenjaarplannen OGGZ/MO van Stadskanaal en Vlagtwedde richten zich met name op twee doelgroepen: - kwetsbare gezinnen met meervoudige problematiek, en - jongvolwassenen (18 – 27 jaar) die in de problemen komen. Aandachtspunten binnen het activiteitenjaarplan zijn verder: versterking van de positionering van het Centrum voor Jeugd, Gezin en Veiligheid (CJGV) en aandacht voor activering en participatie.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
15
3.3
Maatwerk
Inwoners die het niet op eigen kracht of met ondersteuning vanuit de 0de lijn dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen redden, bieden we maatwerk. Het kan dan gaan om kortdurende ondersteuning of om langdurige en/of specialistische hulp. In 2015 gaan we een passend aanbod van maatwerkvoorzieningen organiseren. De term maatwerk geeft al aan dat het niet gaat om een standaard oplossing voor een ondersteuningsvraag. Een maatwerkvoorziening is altijd gekoppeld aan een resultaat. Een instrument voor het onderzoeken en bepalen van het resultaat voor de cliënt is de zelfredzaamheidsmatrix. 4 In de pilot “Gewoon Doen!” is hier al mee gewerkt. De zelfredzaamheidmatrix is een instrument waarmee de mate van zelfredzaamheid van de cliënt eenvoudig en volledig kan worden beoordeeld. En op basis waarvan een resultaat kan worden benoemd en afgesproken met de cliënt. De individuele situatie van de cliënt geldt hierbij als uitgangspunt. Zo kunnen voor ogenschijnlijk dezelfde problemen andere oplossingen nodig zijn. De oplossing is altijd aanvullend op de eigen kracht en ondersteuning vanuit de 0de lijn. In de pilot “Gewoon doen” is gewerkt met dit instrument. Na het inzetten van een maatwerkvoorziening bieden we nazorg door periodiek contact op te nemen met de cliënt en/of begeleider. We vragen hoe het met de cliënt gaat en of de voorziening voldoende bijdraagt aan het beoogde resultaat. Waar nodig kan de maatwerkvoorziening worden aangepast. Actiepunt: implementeren van de zelfredzaamheidsmatrix zodat we een passend aanbod van voorzieningen kunnen creëren voor de meest voorkomende ondersteuningsvragen.
3.3.1 Continuïteit van zorg in 2015 Voor bestaande cliënten die in 2014 AWBZ-zorg ontvingen geldt overgangsrecht. Dit overgangsrecht houdt in dat cliënten die op 1 januari 2015 een geldige indicatie hebben hun zorg en ondersteuning behouden tot uiterlijk 31 december 2015 of eerder indien de indicatie in 2015 afloopt. Om de continuïteit van zorg voor de Zorg in Natura (ZIN) te waarborgen werken we samen met 22 andere Groninger gemeenten om een continuïteitsarrangement tot stand te brengen. Hiervoor wordt met de bestaande zorgaanbieders die door zorgkantoor Menzis voor 2014 zijn gecontracteerd een contract afgesloten voor 2015. In dit arrangement is niet alleen de continuïteit van zorg voor bestaande cliënten geregeld, maar ook voor de nieuwe cliënten vanaf 1 januari 2015. Zo zorgen we er voor dat in 2015 de zorg gewaarborgd wordt. In het continuïteitsarrangement is ook opgenomen dat wij van aanbieders verwachten dat zij meewerken aan de transformatie van de zorg. Door in 2015 al in te zetten op de transformatie zal er na 2015 meer financiële ruimte moeten ontstaan voor ondersteuning en begeleiding van burgers met een tijdelijke behoefte aan ondersteuning. We vragen aanbieders mee te denken bij het inrichten van algemene voorzieningen, aandacht te besteden aan de versterking van de eigen kracht van de cliënt en zijn netwerk en daar waar mogelijk te werken aan het afschalen van ondersteuning. Maar ook: scherp te zijn waar dit echt niet mogelijk is. Het continuïteitsarrangement heeft alleen betrekking op ZIN. Voor inwoners met een pgb geldt dat zij het huidige pgb ontvangen tot de einddatum van het overgangsrecht op 31 december 2015, of eerder indien de indicatie afloopt. Dit betekent dat wij in 2015 met alle cliënten in gesprek gaan om te kunnen beoordelen of de zorg nog past bij de persoonlijke situatie en bij het nieuwe beleid. Daarnaast start in 2015 het 4
Zie bijlage 3.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
16
inkooptraject voor de zorg vanaf 2016. We onderzoeken daarbij op welk niveau (provinciaal, regionaal of lokaal) we de inkoop vanaf 2016 gaan realiseren. Actiepunt: uitvoeren van het continuïteitsarrangement 2015, het herindiceren van alle AWBZ-cliënten en het voorbereiden en uitvoeren van het inkoopproces voor de zorg vanaf 2016.
3.3.2 Persoonsgebonden budget (Pgb) In de Wmo 2015 is opgenomen dat er sprake moet zijn van keuzevrijheid voor cliënten. Daarom hebben onze inwoners, onder voorwaarden, de mogelijkheid om gebruik te maken van een pgb. Op deze manier kan bij de keuze voor de invulling van de zorg rekening worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van cliënten. Het pgb is een instrument om tot individueel maatwerk te komen en om mensen zoveel mogelijk regie over hun eigen leven te geven. Dit sluit goed aan bij onze visie waarbij wij vertrouwen op de kracht en de verantwoordelijkheid van onze inwoners door zaken los te laten en keuzevrijheid voor de inwoners te garanderen. Daarnaast bevordert het pgb innovatie in het beschikbare zorgaanbod doordat aanbieders kunnen worden gefinancierd die niet door de gemeente zijn gecontracteerd. In de Wmo 2015 zijn drie voorwaarden opgenomen om aanspraak te kunnen maken op een pgb: 1. De aanvrager is, op eigen kracht dan wel met hulp, voldoende in staat om de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. 2. De cliënt stelt gemotiveerd dat de geboden voorzieningen in natura door hem niet passend worden geacht. 3. De dienstverlening is van goede kwaliteit. Als gemeente zijn we vrij om naar eigen inzicht verder vorm te geven aan het pgb-beleid. In onze verordening en in uitvoeringsregels worden de voorwaarden en tarieven voor het pgb verder uitgewerkt. Daarbij worden de pgb-regels voor jeugdhulp en Wmo zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Om oneigenlijk gebruik van het budget tegen te gaan, verplicht de wet dat het budget wordt beheerd door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit wordt gedaan via het trekkingsrecht waarmee het pgb niet meer beschikbaar wordt gesteld in de vorm van een geldbedrag op de rekening van de cliënt. In plaats daarvan betaalt de SVB het pgb aan de aanbieder uit op basis van een gecontroleerde zorgovereenkomst en de ingediende facturen. Actiepunt: vaststellen nadere voorwaarden en regels in de verordening en in uitvoeringsregels.
3.3.3 Inkomensafhankelijke eigen bijdrage We vragen een maximale inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor alle voorzieningen waarbij dat wettelijk mogelijk is. De eigen bijdrage benadrukt de eigen (financiële) verantwoordelijkheid van onze cliënten en is een middel om ondersteuning ook in de toekomst betaalbaar te houden. De eigen bijdrage is inkomensafhankelijk en wordt vastgesteld en geïncasseerd door het Centraal Administratiekantoor (CAK). Onze inwoners betalen een (individueel vastgestelde) maximale periode bijdrage of de kostprijs van de voorziening.
3.3.4 Ondersteuning bij een gestructureerd huishouden Omdat schoonmaak niet langer een gemeentelijke taak is kiezen wij er voor om het reguliere schoonmaakwerk (voorheen HH1) over te laten aan de markt. Inwoners die hiertoe in staat zijn Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
17
moeten vanaf 1 januari 2015 zelf de schoonmaak van de woning regelen. Dit kan met inzet van het sociale netwerk of door zelf de huishoudelijke hulp in te kopen. Voor bestaande cliënten komt er een overgangsregeling van zes maanden. Deze periode kan worden gebruikt om de schoonmaak van de woning op een andere manier te organiseren. Inwoners die niet zelf in staat zijn de schoonmaak van de woning te regelen en hulp nodig hebben bij het voeren van een gestructureerd huishouden bieden wij de benodigde ondersteuning in de vorm van een maatwerkvoorziening. Door de reguliere schoonmaak over te laten aan de markt creëren we tijd en financiële ruimte om een vangnet te organiseren voor kwetsbare inwoners die onvoldoende zelfredzaam zijn. Zo kunnen we hulp blijven bieden waar het echt noodzakelijk is.
Jos ondervindt door zijn ADHD en depressieve klachten problemen bij het organiseren en plannen van de dagelijkse dingen. Hij wordt hierbij wekelijks ondersteund door een begeleider van Lentis. Jos vindt het lastig om zijn huis schoon te houden. Hij kan de huishoudelijke taken wel uitvoeren maar ziet niet wat er moet gebeuren. Een hulp bij het huishouden kan hij niet betalen. Een goede maatwerkvoorziening voor Jos kan er uit bestaan dat de begeleider van Lentis Jos helpt bij het plannen van de huishoudelijke taken.
Actiepunt: inrichten vangnet huishoudelijke hulp voor kwetsbare inwoners.
3.3.5 Maatwerkvoorziening chronisch zieken en gehandicapten Leven met een chronische ziekte en/of beperking brengt vaak extra kosten met zich mee. Het wegvallen van de landelijke regeling Wtcg en CER vangen we daarom zo veel mogelijk op door het aanpassen van onze collectieve zorgverzekering. Voor de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten wordt het eigen risico volledig gecompenseerd door een maandelijkse korting op de premie. Daarnaast wordt de dekking van het aanvullend pakket zo ingericht dat de meest voorkomende extra kosten voor deze doelgroep gedekt worden. Het gaat niet alleen om directe meerkosten zoals medicijnen en hulpmiddelen maar ook om verborgen meerkosten waar chronisch zieken en gehandicapten mee te maken kunnen krijgen. Hierbij kan worden gedacht aan extra waskosten, hogere energiekosten en kledingslijtage. De huidige collectieve zorgverzekering is alleen toegankelijk voor inwoners met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm. De doelgroepgerichte aanvullende verzekering stellen we beschikbaar voor chronisch zieken en gehandicapten met een inkomen tot 130% van de bijstandsnorm.
3.3.6 Provinciaal georganiseerde voorzieningen Een aantal maatwerkvoorzieningen organiseert de centrumgemeente Groningen. Deze voorzieningen zijn ook voor onze inwoners beschikbaar, maar om redenen van efficiëntie centraal georganiseerd. De gemeente Groningen organiseert de volgende maatwerkvoorzieningen: - Beschermd wonen; - Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK); - Inloop Geestelijke Gezondheidszorg (GGz). De inloop GGz wordt door de gemeente Groningen georganiseerd en is lokaal ondergebracht in de Regenboog in Stadskanaal; - Opvang van Dak- en Thuislozen. De uitvoering van de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang is al jaren een wettelijke verantwoordelijkheid van alle gemeenten. De samenwerking met de gemeente Groningen als centrumgemeente continueren we. Beschermd wonen wordt aan deze verantwoordelijkheid toegevoegd. We mandateren deze verantwoordelijkheden aan de centrumgemeente Groningen en maken binnen onze samenwerking afspraken over de toegang. De centrumgemeente Groningen maakt op haar beurt hierover afspraken
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
18
met aanbieders. Het budget dat op dit moment vanuit de AWBZ beschikbaar is voor beschermd wonen, wordt overgeheveld naar de centrumgemeente. Cliënten die per 1 januari 2015 een indicatie hebben voor beschermd wonen, kunnen gebruik blijven maken van beschermd wonen gedurende een nog vast te stellen termijn, maar ten minste voor een periode van vijf jaar of, indien de lopende indicatie voor een kortere periode geldt, voor de nog resterende duur van die indicatie. Een bijzondere vorm van preventie die van gemeenten wordt verwacht, is het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. We zijn verplicht zorg te dragen voor een Algemeen meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. Op 1 januari 2015 hebben we samen met Jeugdzorg een (bovenlokaal) Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK) georganiseerd.
3.3.7 Landelijk georganiseerde voorzieningen De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) maakt landelijke afspraken met een nog nader te kiezen aanbieder van de dienst 7x24-uurs hulp op afstand. Ook de doventolk wordt op landelijk niveau door VNG georganiseerd. Om de continuïteit van 7x24-uurs hulp op afstand en de doventolk te borgen sluiten wij aan bij de landelijke afspraken. Actiepunt: aansluiten bij landelijke afspraken.
3.4
Toegang tot maatschappelijke ondersteuning
Het grootste deel van onze inwoners redt zich prima zelf. Zij vinden met hulp van formele en informele netwerken in de 0de lijn zoveel mogelijk zelf hun weg. Voor inwoners waarbij dat niet lukt, is het van belang dat de toegang tot maatschappelijke ondersteuning goed is ingericht. In het integraal beleidskader Sociaal Domein “Stadskanaal: samen met de burger” hebben we het toegangsmodel vastgesteld. Hierin staat beschreven hoe de toegang tot de zorg geregeld is. Actiepunt: zorgen voor een goede toegang tot ondersteuning conform het integrale toegangsmodel.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
19
4
Samenwerking en integraliteit
Om een integrale aanpak mogelijk te maken is samenwerking met alle organisaties en instellingen die binnen het sociaal domein actief zijn, van groot belang. Dat geldt ook voor de verschillende domeinen onderling en voor de partijen die verantwoordelijk zijn voor andere financieringsstromen.
4.1
Jeugdhulp
De decentralisatie van de jeugdzorg heeft tot doel de nu versnipperde zorg voor kinderen onder één paraplu te plaatsen, namelijk die van de gemeenten. Uitgangspunt is dat gemeenten hierdoor in staat gesteld worden om samenhangend beleid te voeren op alle vormen van jeugdhulp, groot en klein, preventief en repressief. De decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten is zowel een transitie als een noodzakelijke transformatie van het stelsel van jeugdhulp. De geconstateerde tekortkomingen van het huidige stelsel vormen de opgaven voor deze transformatie. De opgaven in de transformatie van de jeugdhulp zijn: preventie en uitgaan van eigen kracht van jeugdigen, ouders en het sociale netwerk. minder snel medicaliseren, meer ontzorgen en normaliseren. eerder hulp voor op maat voor kwetsbare kinderen. integrale hulp met betere samenwerking rond gezinnen: één gezin, één plan, één regisseur. meer ruimte voor jeugdprofessionals en vermindering van de regeldruk. Voor jeugdhulp geldt een leeftijdsgrens van 18 jaar. Als een hulpverleningstraject voor een jongere door moet lopen, ook na zijn of haar 18e verjaardag, dan moeten er afspraken worden gemaakt voor de periode daarna. Dan valt de jongere namelijk niet meer onder de Jeugdwet, maar onder de Wmo. Bij voorkeur blijft daarbij de hulpverleningsrelatie in stand, zodat geen onnatuurlijke knip wordt aangebracht bij een bepaalde leeftijd. Er is dan sprake van naadloze overgang van het ene naar het andere domein. De komende maanden moet verder duidelijk worden hoe we dit concreet vormgeven. Voor jongeren met een pgb die in 2015 ouder dan 18 zijn hebben we in de Verordening Jeugdhulp Stadskanaal 2015 opgenomen dat zij, tot de herziening van de Wmo-verordening in de 2015, aanspraak kunnen blijven maken op het pgb dat zij vanuit jeugdhulp ontvingen. De afstemming tussen de domeinen jeugd en Wmo komt daarnaast concreet terug in het organiseren van de toegang. Daarbij kiezen we voor een integrale benadering.
4.2
Participatiewet
Tegelijk met de invoering van de nieuwe Wmo en de Jeugdwet wordt ook de Participatiewet ingevoerd. De Participatiewet is de opvolger van de huidige Wet Werk en Bijstand (WWB), waarin ook de huidige Wet sociale werkvoorziening (Wsw) opgaat. Daarnaast wordt de huidige regeling voor jonggehandicapten (Wajong) herzien, waardoor gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk worden voor een grotere groep mensen die ondersteuning nodig heeft naar werk. In de Participatiewet staat werk voorop. Iedereen die kan werken, wordt gestimuleerd en waar nodig ondersteund naar werk. Het liefst bij reguliere werkgevers. De verbinding met de Wmo zit vooral in het feit dat als mensen naar vermogen meedoen op de arbeidsmarkt, er minder aanspraak wordt gedaan op andere vormen van ondersteuning. Het hebben van werk geeft mensen structuur in het leven en een inkomen. Hoe meer mensen kunnen voorzien in hun eigen bestaan, hoe minder ondersteuning er vanuit de overheid nodig is op allerlei andere
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
20
terreinen. Het is dan ook van belang dat we in onze aanpak het thema ‘werk’ nadrukkelijk meenemen, zodat we integraal naar een ondersteuningsvraag kijken. Daarnaast zien we mogelijkheden om combinaties te maken in voorzieningen voor de verschillende doelgroepen. De doelgroep voor en de activiteiten van beschut werk binnen de Participatiewet en arbeidsmatige dagbesteding vertonen overeenkomsten. Daarom gaan we onderzoeken of integratie van deze activiteiten mogelijk is en of dit tot een betere en/of goedkopere uitvoering leidt. Dit onderzoek wordt in 2015 uitgevoerd door Wedeka.
4.3
Wijkgericht werken
We doen een groot beroep op de zelfredzaamheid van onze inwoners. Wij vertrouwen daarbij op de eigen kracht van inwoners, sociale netwerken en de wijk/buurt of het dorp. De uitdaging daarbij is om de sociale samenhang en veerkracht in de samenleving verder te versterken, zodat inwoners, (basis)voorzieningen, vrijwilligersorganisaties, wijkorganisaties en sociale verbanden in wijken en dorpen problemen kunnen voorkomen, klein houden en zoveel mogelijk zelf oplossen. Dit vraagt inzicht per wijk/buurt/dorp over welke kansen en risico’s er liggen. wijkvisietrajecten Door wijkvisietrajecten (Kijk op de wijk, wijkvisie, programma en projectenagenda en de integrale wijkevaluaties) willen we inzicht krijgen in de kansen en risico’s van de wijken en dorpen in onze gemeente. We betrekken onze partners in de wijk bij deze wijkvisietrajecten. We stimuleren gebiedsgerichte samenwerking tussen alle partners in de wijken/dorpen Daarbij kijken we naar wat er fysiek en sociaal moet gebeuren en wat bewoners daaraan zelf bij kunnen dragen. Onze rol daarbij is het voeren van regie over de samenwerking. Onderdeel van de wijkvisietrajecten zijn de integrale wijkevaluaties. Met het vaststellen van de beleidsnota 0d lijn, een nieuw budgetsubsidiecontract met Welstad en de ontwikkeling van sociale teams, verandert ook de rol van de integrale wijkevaluaties. Ze maken deel uit van de sturing binnen de 0de lijn. Bij integrale wijkevaluaties besteden wij aandacht aan het maatschappelijk effect van onze inzet, op het niveau van de wijk. Tijdens de wijkevaluaties komen vragen aan de orde als: zijn in de betreffende wijk/dorp -de bewoners actiever geworden, is eenzaamheid onder ouderen er afgenomen, zijn er minder mensen in schuldhulpverleningstrajecten? Integrale wijkevaluaties gaan overigens niet alleen over het sociale domein. Het integrale karakter zit ook in de combinatie van sociaal en fysiek: beheer en onderhoud van de openbare ruimte, tegengaan van verpaupering, toekomst van maatschappelijk vastgoed en de kwaliteit van de woningvoorraad zijn ook onderwerpen die in de wijkevaluaties (en in het hele wijkvisietraject) aan de orde zijn. Een hulpmiddel bij het opstellen van wijkvisies, maar ook bij de integrale wijkevaluaties, zijn de wijkanalyses. Op basis van wijkanalyses kunnen wij, maar ook onze partners in de wijken, keuzes maken met betrekking tot de inzet van professionals in het sociale domein. Wij kunnen daardoor beter inspelen op de vraag en behoefte van de verschillende wijken en dorpen Met het wijkgericht werken zetten wij in op het verzelfstandigen van wijkraden en organisaties voor plaatselijk belang, op het versterken van sociale verbanden en het tot stand brengen van verbinding tussen de organisaties (professioneel en vrijwillig) die actief zijn in de wijk en de sociale verbanden in de wijk met de individuele wijkbewoners. Als gemeente coördineren, stimuleren, faciliteren en ondersteunen wij (onder meer met de inzet van dorps- en wijkcoördinatoren en via het buurtwerk dat de stichting Welstad voor ons uitvoert) activiteiten op wijk/dorpsniveau.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
21
Actiepunt: inzicht krijgen in de kansen en risico’s op wijk/buurt/dorpniveau, versterken van de sociale samenhang en veerkracht door regievoering en het coördineren, stimuleren, faciliteren en ondersteunen (onder meer met de inzet van dorps- en wijkcoördinatoren) van activiteiten op wijk/dorpsniveau. Versterken van de gemeentelijke regierol ten aanzien van ontwikkelingen op wijkniveau door het voortzetten van de wijkvisietrajecten en doorontwikkelen van de integrale wijkevaluaties.
4.4
Afstemming zorgkantoor
Een inwoner met een ondersteuningsvraag zoekt een antwoord of oplossing. De inwoner kijkt daarbij niet of de ondersteuning die hij of zij nodig heeft onder de Wmo, de toekomstige Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet valt. Daarom is het belangrijk dat er afstemming plaatsvindt tussen de verschillende uitvoerders van deze wetten. Voor de samenwerking in de provincie Groningen is een werkagenda opgesteld waarin de Groninger gemeenten samen met Zorgkantoor Menzis op diverse thema's samenwerken, onder andere de positionering van de wijkverpleegkundige, gezamenlijke communicatie, integrale wijkgerichte aanpak, afhankelijkheden 0de, 1ste en 2de lijn, verbinding preventie. Actiepunt: samenwerking met zorgkantoor Menzis bestendigen.
4.5
Privacy
Het delen van gegevens binnen en over domeinen is een randvoorwaarde voor een goede integrale samenwerking. De nieuwe Wmo vraagt ons om ‘breed te kijken’ als een inwoner zich meldt met een ondersteuningsvraag. Daarbij kijken we zo breed als nodig is voor de ondersteuning en niet verder dan dat. Wij vinden het belangrijk dat inwoners er op kunnen vertrouwen dat wij en onze partners zorgvuldig omgaan met persoonsgegevens wanneer zij bepaalde ondersteuning of dienstverlening ontvangen. De privacy van onze inwoners is gewaarborgd in de Wet bescherming persoonsgegevens. Daarnaast hebben we als gemeente met een aantal uitvoerende partijen al een privacy-convenant afgesloten in verband met de samenwerking binnen het Centrum voor Jeugd, Gezin en Veiligheid. We onderzoeken of er verdere afspraken nodig zijn voor het delen van informatie en het beschermen van de privacy van onze inwoners. Actiepunt: onderzoeken of verdere afspraken nodig zijn om de privacy van de cliënt te waarborgen.
4.6
Communicatie
We hebben een overkoepelend communicatieplan vastgesteld voor de drie decentralisaties. Het gaat om een dynamisch plan waarin de communicatiestrategie voor de drie decentralisaties is beschreven. Onze doelstelling daarbij is het verhelderen van het transitieproces, het stimuleren van de participatiesamenleving en het vergroten van de eigen kracht – 0de lijn. We zoeken in de communicatie aansluiting bij regionale samenwerkingsverbanden en communicatie vanuit het Rijk en zorgverzekeraars. Onze communicatiestrategie is erop gericht concrete zaken te communiceren, onder meer met behulp van voorbeelden uit de praktijk. We communiceren in heldere taal. We zetten vooral in op persoonlijke communicatie en tonen begrip voor de zorgen van de doelgroepen.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
22
In het communicatieplan is aandacht besteed aan het informeren van zowel externe doelgroepen (cliënten, alle inwoners, zorgaanbieders en maatschappelijke en welzijnsorganisaties) als interne doelgroepen (raad, college, medewerkers). Actiepunt: blijven communiceren over veranderingen.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
23
5
Kwaliteit en toezicht
5.1
Verantwoordelijkheid
Het rijk legt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van voorzieningen in de Wmo 2015 bij de gemeente en de aanbieders neer. Het gaat hierbij om de kwaliteit van de geboden ondersteuning. Zo dient de ondersteuning veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht te worden geleverd, afgestemd op de reële behoefte, in afstemming met andere ondersteuning en zorg, en met respect en in achtneming van de rechten van de cliënt. Bovendien moet de voorziening worden verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit professionele standaarden. Ook aanbieders zijn direct verantwoordelijk voor de kwaliteit van de door hen geleverde ondersteuning.
5.2
Kwaliteit
Gemeenten hebben de plicht gekregen lokaal kwaliteitsbeleid te ontwikkelen dat zich uitstrekt over de volle breedte van de ondersteuning. Wij willen bereiken dat onze ondersteuning aan de basisnormen vanuit de Wmo 2015 voldoet. We leggen de kwaliteitseisen vast in onze verordening. Voor het continuïteitsarrangement in 2015 zijn er al criteria voor kwaliteit opgenomen in het Programma van eisen. Conform de afspraken in het continuïteitsarrangement monitoren we de kwaliteit van de zorg in 2015 door cliëntervaringen te vragen tijdens de herindicatiegesprekken. Momenteel wordt onder leiding van de VNG, door gemeenten, cliëntorganisaties, professionals, aanbieders en zorgverzekeraars gekeken of voor de inkoop van ondersteuning vanaf 2016 landelijke kwaliteitsstandaarden kunnen worden ontwikkeld. Zo is er door de VNG al een basisset kwaliteitseisen voor zeer kwetsbare burgers opgesteld. Wij sluiten aan bij de landelijk ontwikkelde kwaliteitseisen om toenemende regeldruk richting aanbieders te voorkomen. Actiepunt: de (ervaren) kwaliteit monitoren bij cliënten bij de herindicaties in 2015 en voor 2016 aansluiten bij landelijke kwaliteitseisen voor de inkoop van ondersteuning.
5.3
Monitoring en sturing
Wij gaan de effecten en resultaten van het in gang gezette beleid volgen en waar nodig bijsturen. We houden toezicht, we monitoren op basis van de vastgestelde kwaliteitseisen en we sturen op resultaat.
5.3.1 Cliëntervaringsonderzoek Cliënten kunnen ons als directe afnemer een goed beeld geven van de kwaliteit van de geboden ondersteuning, en ons van input voorzien hoe we de kwaliteit kunnen verbeteren. We laten daarom jaarlijks een cliëntervaringsonderzoek uitvoeren. Hiervoor wordt landelijk een vragenlijst ontwikkeld. Daarnaast houden we door in te zetten op het op individueel niveau volgen van de voortgang van de ingezette zorg ook direct zicht op de kwaliteit van de uitvoering. Tenslotte doen we al een aantal jaren mee aan de benchmark SGBO voor de Wmo. Het is nog niet duidelijk of en op welke wijze de nieuwe taken daarin worden verwerkt. Actiepunt: aansluiten bij landelijke ontwikkelingen en de komende jaren steekproefsgewijs cliëntervaringsonderzoek uitvoeren.
5.3.2 Toezichthoudende taak De Wmo 2015 draagt gemeenten op om de personen aan te wijzen die met het toezicht op de
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
24
naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet zijn belast. We zijn vrij in de keuze van de inrichting van het toezicht en de plaats daarvan in de gemeentelijke organisatie. In 2015 wordt de toezichthoudende taak als onderdeel van het continuïteitsarrangement uitgevoerd door de gemeente Groningen. Daarbij wordt nog bekeken of zij deze rol in 2015 ook voor de pgbzorgaanbieders kunnen vervullen. Actiepunt: vormgeven toezichthoudende taak.
5.3.3 Sturen op resultaat De uitvoering van het continuïteitsarrangement wordt gemonitord op basis van de gemaakt afspraken over kwaliteit en kwantiteit. De gemeente Groningen verzorgt het contractbeheer, en daarmee ook de monitoring en sturing, in 2015. De VNG heeft op 18 juni 2014 ingestemd met de resolutie Standaardisatie administratieve processen in het sociaal domein. Hierin is afgesproken dat gemeenten zich voor het leveren van beleidsinformatie aansluiten bij de landelijk vastgestelde kernset aan gegevenselementen ten behoeve van horizontale verantwoording. We kiezen daarmee voor landelijk vastgestelde standaarden boven individuele afspraken in de declaratie- en facturatieprocessen tussen gemeenten en zorgaanbieders in het sociaal domein. De gegevens worden verwerkt in de monitor Sociaal Domein. Deze monitor stelt ons in staat om: - te signaleren en sturen, beleid te (her)formuleren; - het college, de gemeenteraad en inwoners te voorzien van verantwoordingsinformatie; - te leren en verbeteren door prestaties te beoordelen en te vergelijken. Voor 2016 gaan we, in overleg met aanbieders, de outcome-criteria ontwikkelen waar aanbieders zich over verantwoorden en waar we als gemeente op sturen. Om te kunnen meten of ons beleid het gewenste effect oplevert doen we jaarlijks onderzoek naar de omvang van de doelgroep en het gebruik van voorzieningen. Daarnaast willen we op cliëntniveau de resultaten van de ingezette ondersteuning meten. Dit doen we door nazorg te bieden aan de nieuwe doelgroep. Door de cliënt periodiek te spreken houden we zicht op de resultaten en kwaliteit van de zorg en kunnen we af- of bijschalen waar dat nodig is. Actiepunt: aansluiten bij de monitor Sociaal Domein, outcome-criteria ontwikkelen, jaarlijks onderzoeken omvang doelgroep/gebruik voorzieningen en nazorg bieden aan de nieuwe doelgroep.
5.3.4 Grip op financiën Periodiek wordt door middel van managementrapportages inzicht gegeven in de financiële situatie. Op basis daarvan stellen we ons beleid bij als dat nodig is. Er zijn 5 “knoppen” waaraan we kunnen draaien om de lasten en baten te beïnvloeden: 5 - Het aantal mensen dat toegeleid wordt naar zwaardere vormen van zorg (verdeling 0de, 1e en 2e lijn). - De duur en de omvang van het aanbod. - De prijs per eenheid. - De hoogte van de eigen bijdrage voor cliënten. - Nieuwe producten, innovatie van het aanbod.
5
3D€-plan Stadskanaal: Van data naar begroting.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
25
Ons managementinformatiesysteem wordt hierop aangepast. Op basis daarvan zullen we ook in de programmabegroting doelstellingen formuleren en over de realisatie daarvan in de jaarrekening rapporteren. Actiepunt: inrichten managementinformatie.
5.3.5 Klachten Bij knelpunten op individueel niveau maken we het probleem bespreekbaar en bemiddelen we waar nodig tussen zorgaanbieder en cliënt om een goede oplossing te vinden. Als dat niet lukt zorgen we voor een laagdrempelige plek waar onze inwoners met klachten terecht kunnen. Voor 2015 is in het continuïteitsarrangement afgesproken dat de opdrachtnemers zorgdragen voor de klachtafhandeling. Actiepunt: een laagdrempelige plek realiseren waar cliënten met eventuele klachten terecht kunnen.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
26
6
Financiën
6.1
Budgetten
Voor de uitvoering van de drie decentralisaties ontvangen de gemeente een integratie-uitkering van het rijk. Onze gemeente ontvangt in 2015 een uitkering van 37,7 miljoen. Hiervan heeft 6,9 miljoen betrekking op de overheveling van AWBZ taken naar de Wmo. De decentralisatie van de AWBZ is budgettair neutraal in de begroting 2015 opgenomen. Inclusief de bestaande taken (o.a. huishoudelijke hulp, voorzieningen gehandicapten) is met de uitvoering van de Wmo 2015 een bedrag gemoeid van 15 miljoen. Zie onderstaande tabel. Programma
Bestaande taken Wmo *)
Nieuwe taken AWBZ
Totaal budget in 2015
1. Welzijn en Zorg Opvang, begeleid en beschermd wonen
28.000
81.000
109.000
Eerstelijnsloket Wmo en Jeugd
104.000
333.000
437.000
Maatwerkvoorzieningen Wmo
4.161.000
5.805.000
9.966.000
Algemene voorzieningen
3.827.000
226.000
4.053.000
8.120.000
6.445.000
14.565.000
498.000
498.000
6.943.000
15.063.000
Subtotaal 4. Economie en Arbeidsmarkt Arbeidsmarkt Totaal
8.120.000
*) Betreft financieel overzicht in de paragraaf sociaal domein van de programmabegroting 2015 exclusief jeugdzorg en de apparaatskosten.
Bij de nieuwe taken AWBZ moet nog wel een kanttekening worden geplaatst. Het kabinet heeft namelijk op 7 oktober 2014 besloten om voor een deel van de huidige AWBZ doelgroep (landelijk gaat het om 14.000 cliënten) het overgangsrecht van de Wet langdurige zorg toe te passen. 6 Deze cliënten gaan per 1 januari 2015 niet over naar de Wmo. Wij verwachten dat het budget van 6,9 miljoen daarom bij de meicirculaire 2015 van BZK wordt verlaagd. De consequenties hiervan zijn nog niet duidelijk. De integratie-uitkering voor 2015 is gebaseerd op historische kosten. In 2016 wordt een objectief verdeelmodel ingevoerd. We hebben op dit moment nog geen inzicht in de budgetten voor 2016.
6.2
Maatregelen
In hoofdstuk 3 hebben wij een aantal maatregelen opgenomen om de Wmo 2015 op een goede manier uit te voeren. Over een aantal van deze maatregelen heeft de besluitvorming al plaatsgevonden. Dit betreft het continuïteitsarrangement AWBZ met de zorgaanbieders en het continuïteitsarrangement met MEE-Groningen in 2015. Andere maatregelen waaraan de komende tijd gewerkt wordt zijn o.a.: -
Pgb-beleid (via verordening en nadere regels) Mantelzorgcompliment. Vangnet voor huishoudelijke hulp. Maatwerkvoorziening chronisch zieken en gehandicapten. Stimuleren uitbreiding van het aanbod algemene voorzieningen door het inzetten van subsidies voor ondersteuning van nieuwe doelgroepen. Het zorgdragen voor een goede toegang tot ondersteuning conform het integrale toegangsmodel
6
Dit besluit betreft ook de AWBZ-doelgroep die na 1 januari onder de Jeugdwet zou vallen. Het besluit heeft mogelijk ook gevolgen voor ons budget voor jeugdhulp.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
27
De nieuwe taken brengen extra uitvoeringskosten met zich mee. Scholing, toename van cliënten, het participeren in sociale teams, het bieden van nazorg en het monitoren vereist structurele capaciteit. Daarnaast is in 2015 incidenteel extra inzet noodzakelijk voor het herindiceren van de cliënten. De uitwerking van deze maatregelen en de uitvoering van de Wmo 2015 leggen wij ter besluitvorming voor aan het college.
6.3
Voldoende budget?
Het uitgangspunt is om de AWBZ taken binnen het beschikbare rijksbudget (6,9 miljoen) uit te voeren. De vraag of de middelen voor de uitvoering van de verschillende maatregelen voldoende zijn, is niet eenvoudig te beantwoorden. In de begroting 2015 hebben we daarom een aantal risico’s in kaart gebracht. Daarnaast weten we niet hoeveel mensen een beroep gaan doen op de vangnetregeling en of de middelen om te zorgen voor een “zachte landing” voldoende zijn. We zullen daarom de resultaten en de uitgaven monitoren. Waar zich knelpunten en/of over- of onderschrijdingen voordoen, komen we hier bij de behandeling van de voorjaarsnota op terug.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
28
Bijlage 1
Begrippenlijst
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, vergoedt kosten van langdurige medische zorg voor mensen met een ernstige beperking. Het gaat om beperkingen door een handicap, chronische ziekte of ouderdom.
Algemene voorziening
Aanbod van activiteiten of diensten dat toegankelijk is, zonder dat eerst een onderzoek wordt gedaan naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van gebruikers.
Begeleiding
Begeleiden van activiteiten en dagopvang, die de zelfredzaamheid van cliënten bevorderen, behouden of compenseren. Alleen de extramurale begeleiding gaat over naar de gemeente.
Behandeling
Herstel of voorkomen van verergering van een aandoening (bijvoorbeeld behandeling van een chronische ziekte), of het aanleren van vaardigheden of gedrag (zoals het leren omgaan met woedeaanvallen).
Beschermd wonen
Wonen in een accommodatie van een instelling met toezicht en begeleiding die daarbij hoort.
Beschut werk
Mensen met een arbeidshandicap werken in een zo regulier mogelijke, aan de arbeidshandicap aangepaste, werkomgeving. Die kan beschut, binnen het SW-bedrijf worden aangeboden
Cliëntondersteuning
Cliëntondersteuning is het bieden van steun aan kwetsbare mensen die moeite hebben met het maken van belangrijke keuzes en met het oplossen van problemen. Die steun varieert van het geven van informatie en advies, tot hele praktische ondersteuning.
Dagbesteding
Structurele tijdsbesteding met een doel waarbij de cliënt actief wordt betrokken en die hem zingeving verleent.
Eigen bijdrage
De eigen bijdrage die cliënten verschuldigd zijn. Hiermee betalen cliënten zelf een deel van de kosten voor de zorg. De eigen bijdrage wordt geïnd door het CAK (Centraal Administratie Kantoor).
Extramurale AWBZ begeleiding
Begeleiding buiten de muren van een instelling.
Huishoudelijke hulp
Het ondersteunen of overnemen van activiteiten in het huishouden. Voorbeelden van hulp in het huishouden zijn afwassen, wassen en strijken, stofzuigen en de ramen wassen.
Kanteling
Werkwijze/proces waarbij de omslag van claim- en aanbodgericht werken naar vraag- en resultaatgericht werken centraal staat. Centrale doelstelling is het stimuleren van participatie en zelfredzaamheid van alle burgers.
Kortdurend verblijf
Logeren in een instelling gedurende maximaal drie etmalen per week.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
29
Maatwerkvoorziening Op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen. Mantelzorg
Zorg voor zieke, gehandicapte of zorgbehoevende familieleden of vrienden door een mantelzorger. Een mantelzorger heeft een persoonlijke band met diegene voor wie hij of zij zorgt. Een mantelzorger is geen beroepskracht en kan een familielid, vriend of kennis zijn. Mantelzorg is langdurig en onbetaald.
Mantelzorgscan
Een instrument waarmee de kracht en de risico’s van de mantelzorgnetwerken van hulpvragers in kaart wordt gebracht.
Participatie
Deelnemen aan het maatschappelijke verkeer.
Persoonlijke verzorging
Bijvoorbeeld hulp bij het douchen, aankleden of naar het toilet gaan.
Persoonsgebonden budget (pgb)
Cliënt ontvangt een geldbedrag waarmee hij zelf zorg kan inkopen. Zorgverleners, hulpverleners of begeleiders kunnen hiermee worden betaald.
Psychosociale problemen
Problemen zowel op het psychische als sociale vlak, die met elkaar samenhangen.
Sociaal netwerk
Personen uit de huiselijke kring (familielid, huisgenoot of mantelzorger) of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt.
Steunpalet
Een digitaal instrument waarin de beschikbare preventieve voorzieningen worden gebundeld en gerubriceerd op toegankelijkheid, onderwerp en leeftijdsgroep. Per aanbod is aangegeven of dit vrij toegankelijk en direct beschikbaar of dat er hiervoor toestemming (en van wie) voor nodig is en er instroomtijdstippen of wachtlijsten zijn.
Verpleging
Medische hulp, zoals wonden verzorgen of injecties geven.
Voorliggende voorziening
Algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen
Wet maatschappelijke De Wet maatschappelijke ondersteuning zorgt ervoor dat mensen met een ondersteuning (Wmo) beperking ondersteuning kunnen krijgen. Het kan gaan om ouderen, gehandicapten of mensen met psychische problemen. Het doel van de Wmo is het ervoor zorgen dat iedereen zo zelfstandig mogelijk kan wonen en leven en zo goed mogelijk kan deelnemen aan de samenleving. Zelfredzaamheid
De mate waarin iemand in staat is voor zich zelf te zorgen.
Zorg in natura
De cliënt krijgt zorg geleverd door een zorgaanbieder waarmee de zorgverzekeraar of gemeente afspraken heeft gemaakt. De zorgverzekeraar of gemeente betaalt de kosten voor de zorg direct aan de zorgaanbieder.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
30
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
31
Bijlage 2
Actiepuntenlijst
Hoofdstuk Hoofdstuk 3 De toekomst van de zorg in Stadskanaal
Hoofdstuk 4 Samenwerking en integraliteit
Hoofdstuk 5 Kwaliteit en toezicht
Actiepunten Inrichten basisteams binnen de vijf aandachtswijken In overleg met uitvoerende organisaties kijken hoe we slimme verbindingen kunnen leggen. Aanvullend beleid ontwikkelen voor de ondersteuning van mantelzorgers in verband met het wegvallen van het mantelzorgcompliment. Stimuleren uitbreiding aanbod algemene voorzieningen door het inzetten van subsidies voor ondersteuning van nieuwe doelgroepen en het inrichten van het Steunpalet voor volwassenen. Onafhankelijke cliëntondersteuning vanaf 2016 regelen Implementeren van de zelfredzaamheidsmatrix zodat we een passend aanbod van voorzieningen kunnen creëren voor de meest voorkomende ondersteuningsvragen. Uitvoeren van het continuïteitsarrangement 2015, het herindiceren van alle AWBZ-cliënten en het voorbereiden en uitvoeren van het inkoopproces voor de zorg vanaf 2016. Vaststellen nadere voorwaarden en regels voor het pgb in de verordening en in uitvoeringsregels. Inrichten vangnet huishoudelijke hulp voor kwetsbare inwoners Aansluiten bij landelijke afspraken voor 7x24-uurs hulp op afstand en de doventolk. Zorgen voor een goede toegang tot ondersteuning conform het integrale toegangsmodel. Inzicht krijgen in de kansen en risico’s op wijk/buurt/dorpniveau, versterken van de sociale samenhang en veerkracht door regievoering en het coördineren, stimuleren, faciliteren en ondersteunen (onder meer met de inzet van dorps- en wijkcoördinatoren) van activiteiten op wijk/dorpsniveau. Versterken van de gemeentelijke regierol ten aanzien van ontwikkelingen op wijkniveau door het voortzetten van de wijkvisietrajecten en doorontwikkelen van de integrale wijkevaluaties. Samenwerking met zorgkantoor Menzis bestendigen. Onderzoeken of verdere afspraken nodig zijn om de privacy van de cliënt te waarborgen. Blijven communiceren over veranderingen. De (ervaren) kwaliteit monitoren bij cliënten bij de herindicaties in 2015 en voor 2016 aansluiten bij landelijke kwaliteitseisen voor de inkoop van ondersteuning. Aansluiten bij landelijke ontwikkelingen en de komende jaren steekproefsgewijs cliëntervaringsonderzoek uitvoeren. Vormgeven toezichthoudende taak. Aansluiten bij de monitor Sociaal Domein, outcome-criteria ontwikkelen, jaarlijks onderzoeken omvang doelgroep/gebruik voorzieningen en nazorg bieden aan de nieuwe doelgroep. Inrichten managementinformatie. Een laagdrempelige plek realiseren waar cliënten met eventuele klachten terecht kunnen.
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
32
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
33
Bijlage 3
Zelfredzaamheidsmatrix
Van AWBZ naar Wmo, overgangsnota bij het Wmo-beleidsplan 2013-2017
34
De Zelfredzaamheid-Matrix Factsheet over het eenvoudig en gestandaardiseerd meten van zelfredzaamheid.
2 2 3 4
Wat is de Zelfredzaamheid-Matrix? De OGz kan de ZRM goed gebruiken De ontwikkeling van de ZRM: een terugblik Gaat u de ZRM gebruiken? Mail ons!
#7
Naar Amerikaans voorbeeld heeft de GGD Amsterdam een instrument ontwikkeld om de zelfredzaamheid van kwetsbare mensen snel en eenvoudig te meten: de Zelfredzaamheid-Matrix. Dit instrument voorziet in een belangrijke behoefte met name van professionals in de Openbare Gezondheidszorg. Inmiddels wordt de Zelfredzaamheid-Matrix door verschillende organisaties in Amsterdam en elders in het land gebruikt. Hoe de Zelfredzaamheid-Matrix werkt en hoe het instrument is ontwikkeld, leest u in deze factsheet.
Wat is de Zelfredzaamheid-Matrix? De Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM) is een geordend systeem waarbij aan elf domeinen van het dagelijks leven (zoals inkomen en dagbesteding; zie figuur) een waarde voor zelfredzaamheid wordt toegekend. Zelfredzaamheid is de uitkomst van vaardigheden, omstandigheden en beweegredenen om goed in het dagelijks leven te functioneren. De ZRM vindt haar oorsprong in de Verenigde Staten en is de afgelopen jaren door een projectgroep van de GGD Amsterdam verder ontwikkeld voor de Nederlandse situatie.
Vijf niveaus van zelfredzaamheid In de Matrix worden vijf niveaus van zelfredzaamheid onderscheiden, van minimale zelfredzaamheid waardoor de persoon een acuut probleem heeft, tot volledige zelfredzaamheid. In de Matrix staan voor elk domein en elk niveau van zelfredzaamheid duidelijke criteria geformuleerd (zie de ZRM op pag. 5, 6). Op het domein ‘Inkomen’ bijvoorbeeld, is niet alleen het hebben van een inkomen belangrijk, ook de soort inkomensbron, het bestedingspatroon en het bestaan en beheer van eventuele schulden dragen bij aan de waardering van de mate van zelfredzaamheid. Op deze manier wordt snel en eenvoudig inzicht verkregen in het dagelijks functioneren van een cliënt. De ZRM ondersteunt hulpverleners bij het bepalen van de zorgbehoefte en het formuleren van een zorg- en begeleidingsaanbod. Beleidsmakers en onderzoekers hebben met de ZRM een instrument in handen waarmee de status van doelgroepen en het effect van het zorgaanbod kan worden geëvalueerd.
Waar haalt een professional informatie vandaan? De voornaamste bron van informatie is de cliënt zelf. In een gesprek met hem of haar vraagt de beoordelaar naar de huidige situatie op alle elf domeinen, naar eventuele problemen, en wat de persoon doet om die problemen op te lossen. Dit soort gesprekken wordt regelmatig gevoerd in de Openbare Gezondheidszorg (OGz), bijvoorbeeld tijdens een intake of om de voortgang van een cliënt te bespreken. Ook administratieve bronnen zoals de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA), cliëntdossiers van samenwerkingspartners of verzekeringsgegevens kunnen de beoordelaar belangrijke informatie bieden. Vooral wanneer de beoordelaar vermoedt dat de informatie van een cliënt zelf onvolledig of onbetrouwbaar is. Verder zijn collega's uit de eigen organisatie of van andere instellingen belangrijke informatiebronnen. Een vierde bron van informatie zijn collega’s uit de eigen organisatie of van andere instellingen. Overleg met collega’s die een cliënt kennen of expert zijn op domeinen waarmee de beoordelaar zelf minder vertrouwd is, kan nuttig zijn om tot een waardering op de ZRM te komen.
De OGz kan de ZRM goed gebruiken De Openbare Gezondheidszorg is het vangnet voor mensen die onvoldoende zelfredzaam zijn. Een belangrijk aspect van zelfredzaamheid is (zelf) problemen en tegenslagen kunnen oplossen en verwerken. Zelfredzaamheid betekent dan ook, dat bij problemen die een persoon niet zelf kan oplossen op tijd hulp gevraagd wordt. Wanneer iemand geen hulp vraagt of geen hulp kan krijgen van vrienden en familie of
2
De Zelfredzaamheid-Matrix
de reguliere gezondheidszorg, moet de OGz in de zorgbehoefte voorzien. Om deze zorgbehoefte te bepalen, waren tot op heden geen instrumenten beschikbaar om de zelfredzaamheid van cliënten te beoordelen en werd uitgegaan van het oordeel van de professional. De ZRM biedt hulpverleners in de OGz een eenvoudig, gestandaardiseerd en betrouwbaar overzicht van de mate van zelfredzaamheid van een persoon.
Waar wordt de ZRM al toegepast? De introductie van de ZRM is door verschillende partijen met groot enthousiasme ontvangen. Op verschillende plaatsen in Nederland wordt de ZRM toegepast in het kader van de centrale toegang tot de maatschappelijke opvang (MO). In Rotterdam gebeurt dat bij het Centraal Onthaal Jongeren (Jongerenloket) op tenminste drie momenten, bij instroom, doorstroom en uitstroom. In Amsterdam wordt de ZRM op vergelijkbare wijze toegepast. Medewerkers van uitvoerende organisaties zoals HVO-Querido hebben het afgelopen jaar ongeveer 1.000 cliënten gescreend met de ZRM om te bepalen of zij aanspraak kunnen maken op hulpverlening in de MO. In de toekomst zal de ZRM in Amsterdam ook worden toegepast bij het evalueren van de door- en uitstroom in de MO. Ook in Den Haag, Utrecht en de regio Noordoost-Brabant overweegt men de ZRM op termijn in te voeren als screener voor de MO. Organisaties als Parnassia (Den Haag), Lucertis (Rotterdam), GGZ InGeest en de Geïntegreerde Voorzieningen (GV’s) in Amsterdam zijn in de ZRM geïnteresseerd als instrument voor ‘Routine Outcome Monitoring’ (ROM). Om te bepalen of de ZRM geschikt is als ROM instrument, onderzoeken we de samenhang tussen de ZRM en gevestigde ROM-instrumenten als de HoNOS en de CAN.
De ontwikkeling van de ZRM: een terugblik De ZRM is een bewerking van een Amerikaans instrument, de Self-Sufficiency Matrix (SSM). De eerste versie van de SSM is in 2004 gepubliceerd. Verschillende Amerikaanse staten hebben die SSM aangepast aan hun informatiebehoefte en toegepast in de daklozenzorg en armoedebestrijding. Voor de Nederlandse bewerking is uitgegaan van de versies van Utah en Arizona.
Aanpassingen voor de Nederlandse situatie De projectgroep die de ZRM heeft ontwikkeld, heeft het aantal domeinen van de Amerikaanse SSM’s gereduceerd van negentien tot elf. Daarbij is gekeken of een domein past bij de Nederlandse situatie. ‘Mental health care coverage’, ‘Food’, ‘Mobility’, ‘Adult education’, ‘Child care’, ‘Children’s education’ en ‘Parenting skills’ zijn om die reden niet in de ZRM opgenomen. Bij de selectie van domeinen is ook rekening gehouden met de doelgroep en het zorgsysteem in ons land. De vertaling vanuit het Engels van de domeinen en de criteria voor waardering van zelfredzaamheid zijn diverse keren herzien. Dit om ze zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de Nederlandse praktijk en bij door Nederlandse professionals gebruikte begrippen (zie kader).
Vergelijking met andere meetinstrumenten Een vrij letterlijke vertaling van de Amerikaanse SSM’s is eerst vergeleken met de Health of the Nation Outcome Scale (HoNOS), de Zorg Zwaarte Pakketten (ZZP) van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), de Camberwell Assessment of Needs (CAN) en de DSM-IV. Dit zijn meetinstrumenten en schalen die al gebruikt worden door zorgverleners en andere professionals in de zorg. Met name de formulering van de criteria van de domeinen Geestelijke gezondheid, Fysieke gezondheid, Verslaving, en ADL-vaardigheden werden naar aanleiding van deze vergelijking aangepast.
Aanpassingen met hulp van het werkveld De ZRM is door de projectgroep gepresenteerd aan het behandelteam van de Geïntegreerde Voorziening Zuidoost. Dit team bestaat uit professionals van diverse instellingen: GGD Amsterdam, Jellinek Reclassering, Dienst Werk en Inkomen (DWI), Stichting Streetcornerwork (SSCW) Harddrugsteam en Maatschappelijke Opvang instellingen HVO-Querido en het Leger des Heils. In vier bijeenkomsten zijn alle domeinen en de formulering van criteria nauwkeurig beoordeeld. De formulering van criteria en
Factsheet over het eenvoudig en gestandaardiseerd meten van zelfredzaamheid.
3
van de domeinnamen zijn zo aangepast. Het domein ‘Familierelaties’ is bijvoorbeeld ‘Gezinsrelaties’ geworden, omdat dit beter aangeeft dat het hier gaat om zelfredzaamheid binnen relaties tussen samenwonende leden van het gezin. Een voorbeeld van herziening op het niveau van criteria, is de herformulering binnen het domein ‘Dagbesteding’. Criteria van niveau 3 en 4 zijn geherformuleerd in termen van laag- en hoogdrempelige dagbesteding, begrippen waar vooral professionals van DWI en SSCW dagelijks mee werken.
Input vanuit Rotterdam Voor de laatste herziening van de ZRM is dankbaar gebruik gemaakt van de input vanuit Rotterdam. In de Maasstad is de ZRM onder de aandacht gekomen bij de Jongerenloketten die de zorg voor kwetsbare (zwerf)jongeren coördineren en regisseren. Een beleidsmedewerker van de GGD Rotterdam Rijnmond heeft feedback vanuit deze loketten verzameld en voorstellen gedaan om de toepasbaarheid van de ZRM bij deze jongere doelgroep te vergroten. Zo is een opleidingscomponent in het domein ‘Dagbesteding’ toegevoegd. Daarnaast is een aantal criteria van het domein ‘Huisvesting’ herzien zodat dit domein ook op cliënten binnen instellingen van toepassing is.
Gaat u de ZRM gebruiken? Mail ons! De ZRM is een gratis instrument. Het staat iedereen dan ook vrij om de ZRM te downloaden en te implementeren binnen zijn of haar organisatie. Het wordt door de projectgroep zeer gewaardeerd wanneer u ons op de hoogte stelt als u besluit de ZRM te gebruiken. Zo houden we goed overzicht over waar en op welke wijze de ZRM wordt toegepast. U kunt dit doen door een email te sturen naar onderstaand adres.
Oefenen is belangrijk We adviseren professionals die aan de slag willen met de ZRM eerst de handleiding goed te bestuderen. Daarnaast is het raadzaam een aantal keren in groepsvorm te oefenen in het gebruik, omdat dit een betrouwbare afname van de ZRM bevordert. Als u behoefte heeft aan meer uitleg of training, kunt u via de projectgroep een training volgen. De trainingen bestaan uit een uitgebreide uitleg over de achtergrond van de ZRM en de wijze waarop de verschillende domeinen worden gescoord. Informeert u bij de projectgroep naar de mogelijkheden en kosten voor een training bij uw organisatie.
Wilt u de ZRM niet zelf aanpassen? Om te voorkomen dat verschillende versies van de ZRM gaan circuleren, raden we gebruikers af om de ZRM zelf aan te passen. Loopt u tegen problemen aan, dan kunt u contact op nemen met de projectgroep. Knelpunten worden verzameld in het kader van de verdere ontwikkeling van de ZRM.
Meer weten? De ZRM is een instrument in ontwikkeling. De GGD Amsterdam doet op dit moment, in samenwerking met de GGD Rotterdam Rijnmond, onderzoek naar betrouwbaarheid en validiteit van het instrument. De eerste resultaten van dit onderzoek zijn positief. Zodra een nieuwe versie verschijnt, zullen we u hierover informeren. U kunt ook zelf contact met ons opnemen voor vragen over de ZRM, mail dan naar
[email protected]. Kijk voor meer informatie ook op www.zelfredzaamheidmatrix.nl.
Colofon Deze factsheet is een uitgave van het cluster Epidemiologie, Documentatie en Gezondheidsbevordering van de GGD Amsterdam,
[email protected], 020- 555 5495. Redactie: Anton Janssen, Johan Osté, Jan Vlierhuis, Thijs Fassaert, Steve Lauriks en Sanne van Meeteren Jaar van uitgave: 2011 Fotografie: Beeldbank gemeente Amsterdam en afd. Communicatie GGD Amsterdam. De personen op de foto's zijn niet gerelateerd aan het onderwerp van deze factsheet. Vormgeving & druk: Leijten Drukkerij
4
De Zelfredzaamheid-Matrix
Factsheet over het eenvoudig en gestandaardiseerd meten van zelfredzaamheid.
5
Sprake van huiselijk geweld, kindermishandeling of verwaarlozing
Een gevaar voor zichzelf of anderen; terugkerende suïcide- ideatie; ernstige moeilijkheden in het dagelijks leven door psychische problemen
Heeft direct medische aandacht nodig; een noodgeval/ kritieke situatie
Gezinsrelaties
Geestelijke gezondheid
Fysieke gezondheid
Geen dagbesteding en veroorzaakt overlast
Dagbesteding
Dakloos en/of in nachtopvang
Geen inkomsten, hoge en groeiende schulden
Inkomen
Huisvesting
1 – acute problematiek
DOMEIN
De Zelfredzaamheid-Matrix (2010)
Een (direct/chronische) medische aandoening die regelmatige behandeling vereist en die op dit moment niet behandeld wordt en matige beperking van (lichamelijke) activiteiten t.g.v. en lichamelijk gezondheidprobleem
Terugkerende geestelijke gezondheidsproblemen die het gedrag kunnen beïnvloeden, maar geen gevaar voor zichzelf/ anderen; aanhoudende functioneringsproblemen door psychische symptomen
Leden van het gezin gaan niet goed met elkaar om; potentieel huiselijk geweld, kindermishandeling of verwaarlozing
Voor wonen ongeschikte huisvesting en/of huidige huur/ hypotheek is niet betaalbaar; dreigende huisuitzetting
Geen dagbesteding maar geen overlast
Onvoldoende inkomsten en/of spontaan of ongepast uitgeven, groeiende schulden
2 – niet zelfredzaam
Een (chronische) medische aandoening wordt behandeld; behandeltrouw is echter minimaal en de lichamelijke gezondheidproblemen leiden tot een lichte beperking in mobiliteit en activiteit
Milde symptomen kunnen aanwezig zijn maar zijn voorbijgaand; enkel matige functioneringsmoeilijkheden door psychische problemen; behandeltrouw is minimaal
Leden van het gezin erkennen problemen en proberen negatief gedrag te veranderen
In veilige, stabiele huisvesting maar slechts marginaal toereikend; in onderhuur; nietautonome huisvesting
Laagdrempelige dagbesteding/ arbeidsactivering
Komt met inkomsten aan basisbehoeften tegemoet; gepast uitgeven; indien sprake is van schulden zijn deze tenminste stabiel; bewindvoering/ inkomensbeheer
3 – beperkt zelfredzaam
Erkent behoefte aan hulp voor de (chronische) medische aandoening; goede behandeltrouw
Minimale symptomen die voorspelbare reactie zijn op stressoren in het leven; marginale beperking van functioneren; goede behandeltrouw
Relationele problemen tussen leden van het gezin zijn niet (meer) aanwezig
Huishouden heeft veilige, toereikende huisvesting; (huur) contract met bepalingen; gedeeltelijk autonome huisvesting
Hoogdrempelige dagbesteding/ arbeidstoeleiding of seizoensgebonden werk en/of volgt opleiding voor startkwalificatie
Komt aan basisbehoeften tegemoet zonder uitkering; heeft schulden in eigen beheer en deze verminderen
4 – voldoende zelfredzaam
Er zijn geen directe of voortdurende medische problemen
Symptomen zijn afwezig of zeldzaam; goed of superieur functioneren in een groot aantal diverse activiteiten; niet meer dan de dagelijkse beslommeringen of zorgen
Communicatie tussen gezinsleden is consistent open; gezinsleden ondersteunen elkaar
Huishouden heeft veilige, toereikende huisvesting; regulier (huur)contract; autonome huisvesting
Vast werk of volgt opleiding hoger dan startkwalificatie
Inkomsten zijn voldoende, goed financieel beheer; heeft inkomen en mogelijkheid om te sparen
5 – volledig zelfredzaam
6
De Zelfredzaamheid-Matrix
Voldoet aan criteria voor ernstig misbruik/ verslaving; resulterende problemen zijn zo ernstig dat institutionalisering of hospitalisatie noodzakelijk kan zijn
Ernstige beperkingen op alle of bijna alle gebieden van zelfzorg en complexe vaardigheden
Gebrek aan noodzakelijke steun van familie/ vrienden. Geen contacten buiten eventuele foute vriendenkring. Ernstig en kommervol sociaal isolement wegens onvermogen tot communiceren met anderen en/of wegens terugtrekken uit sociale relaties
Niet van toepassing door crisissituatie; in ‘overlevingsmodus’
Zeer regelmatig (maandelijks) contact met politie/ justitie. Openstaande zaken
Verslaving
ADLvaardigheden
Sociaal netwerk
Maatschappelijke participatie
Justitie
Regelmatig (meerdere keren per jaar) contact met politie/justitie. Lopende zaken
Maatschappelijk geïsoleerd en/of geen sociale vaardigheden en/of gebrek aan motivatie om deel te nemen
Familie/vrienden hebben niet de vaardigheden/financiële mogelijkheden om te helpen. Nauwelijks contacten buiten eventuele foute vriendenkring. Blijvend, belangrijk probleem als gevolg van actief of passief terugtrekken uit sociale relaties
Belangrijk probleem op één of meer gebieden van zelfzorg (eten, wassen, aankleden, naar toilet gaan) en belangrijk onvermogen tot het uitvoeren van meerdere complexe vaardigheden
Voldoet aan criteria voor verslaving; preoccupatie met gebruiken en/of bemachtigen van middelen; afkick- of afkickontwijkend gedrag zichtbaar; gebruik resulteert in ontwijken of verwaarlozen van essentiële activiteiten van het dagelijks leven
2 – niet zelfredzaam
Incidenteel contact met politie/ justitie. Geen lopende zaken
Nauwelijks participerend in maatschappij; gebrek aan vaardigheden om betrokken te raken
Enige steun van familie/ vrienden. Enige contacten buiten eventuele foute vriendenkring. Duidelijk probleem in maken of onderhouden van ondersteunende relaties
Voorziet in de meeste maar niet alle basisbehoeften van het dagelijks leven; de zelfzorg is op peil, maar belangrijk onvermogen tot uitvoeren van één of meerdere complexe vaardigheden
Gebruik binnen de laatste zes maanden; aanwijzingen voor aan middelengebruik gerelateerde sociale, werkgerelateerde, emotionele of fysieke problemen; gebruik interfereert niet met essentiële activiteiten van het dagelijks leven; behandeltrouw is minimaal
3 – beperkt zelfredzaam
© GGD Amsterdam. S. Lauriks, M.C.A. Buster, M.A.S. de Wit, S. van de Weerd, en G. Tichelaar.
1 – acute problematiek
DOMEIN
Zelden contact met politie/justitie Strafblad
Enige maatschappelijke participatie (bijv. adviesgroep, steungroep) maar er zijn hindernissen zoals mobiliteit, discipline, of kinderopvang
Voldoende steun van familie/ vrienden. Weinig contacten met eventuele foute vrienden
Voorziet in alle basisbehoeften van het dagelijks leven; alleen ondergeschikte problemen (bijvoorbeeld slordig zijn, gedesorganiseerd)
Cliënt heeft gedurende de laatste zes maanden gebruikt maar er zijn geen sociale, werkgerelateerde, emotionele of fysieke problemen ten gevolge van het gebruik zichtbaar; geen aantoonbaar voortdurend of gevaarlijk middelengebruik, goede behandeltrouw
4 – voldoende zelfredzaam
Geen contact met politie/ justitie. Geen strafblad
Actief participerend in de maatschappij
Gezond sociaal netwerk. Geen foute vrienden
Geen problemen van deze aard; goed in staat op alle gebieden te functioneren
Geen middelengebruik/misbruik in de laatste zes maanden
5 – volledig zelfredzaam