Tran Hoang Lien Son 0207489
02-11-2006, Financiering Universiteit van Amsterdam FEE Bsc-scriptie Drs. O.O. Catalan Aravena
Vietnam en het WHO lidmaatschap
Inhoud 1 Inleiding
1
2 Đổi Mới
3
2.1 Economische situatie voor Doi Moi
3
2.2 De effecten van Doi Moi
4
2.3 De weg te gaan
9
3 Perspectieven
14
3.1 Invloeden van de SOE
14
3.2 Consequenties globalisatie
17
3.3 Consequenties voor de Vietnamese economie in het geheel
19
4 Conclusie
21
5 Bibliografie
23
1 Inleiding Na dertig jaar oorlogvoering verkeerde Vietnam in een economische malaise, deels omdat het land volledig is uitgeput en deels door het wanbeleid dat de regering voerde. Een kentering vond plaats toen in 1986 ‘Doi Moi’ (vernieuwing) werd ingevoerd. De invoering van Doi Moi leidde tot vermindering van de centrale controle op het economische leven en tot beperking van de subsidies voor staatsbedrijven. Particulieren mochten een eigen onderneming opzetten. De collectieve boerderijen, de coöperaties, maakten plaats voor familiebedrijven. Ook werd het land verder opengesteld voor buitenlandse investeerders. Sinds de introductie van de hervormingen bedraagt de economische groei circa 7% per jaar. Kleine particuliere ondernemingen rijzen als paddestoelen uit de grond. Ook de buitenlandse investeringen namen gestaag toe. Hoe rooskleurig dit beeld ook is, het verschaft ons niet de volledige informatie. Veel staatsbedrijven zijn inefficiënt en hebben veel schulden, omdat deze staatsbedrijven nog niet volledig zijn geliberaliseerd. Door gebrek aan transparantie wordt dit maar moeilijk geconstateerd. Toch opereren deze staatsbedrijven in import substituerende industrieën en zullen in de toekomst des te meer ten prooi vallen voor buitenlandse concurrenten. De buitenlandse schuld is significant. En de lopende rekening geeft grote tekorten aan in de afgelopen jaren. Inefficiënte staatsbedrijven, hoge buitenlandse schulden en een groot tekort op de lopende rekening zijn zwakheden in de Vietnamese economie, die ingrijpen vereisen. Want zonder verdere hervormingen kunnen deze zwakheden de economische stabiliteit verstoren. Vietnam is hiertoe bereid haar grenzen verder open te stellen voor het buitenland. Tot nu toe is Vietnam handelsrelaties aangegaan met 165 landen en heeft bilaterale handelsovereenkomsten getekend met 72 landen. Sinds 1995 wil het land lid worden van de Wereld Handel Organisatie (WHO). Om lid te worden van de WHO moet Vietnam aan bepaalde toetredingscriteria voldoen, zoals de volledige liberalisatie van de handel. Ondertussen zijn er stappen ondernomen/aanpassingen aangebracht om aan deze criteria te voldoen, zoals het aanpassen van de importtarieven op agrarische en industriële producten, het afschaffen van (export)subsidies aan binnenlandse bedrijven etc. De vraag is echter of Vietnam met de huidige situatie (met het oog op de veranderende economische situaties) het proces van
1
integratie gradueel, om niet de gang naar een wereldeconomie te overhaasten, moet laten verlopen of dat er meer vaart erachter moet worden gezet, om bijvoorbeeld de aangescherpte regels tot toetreding te vermijden. Dit werkstuk bestaat uit 4 hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bestaat uit een inleiding waarin het onderwerp en de centrale vraag worden geïntroduceerd. Hoofdstuk 2 verklaart en beschrijft Doi Moi en de verdere hervormingen tot liberalisatie. In hoofdstuk 3 worden perspectieven geschetst van de gevolgen van integratie. Hoofdstuk 4 is het sluitstuk van het geheel, waarin de bevindingen worden gepresenteerd van wat er in het voorafgaande is behandeld.
2
2 Đổi Mới De hervormingen van 1986, ook wel Doi Moi genoemd, zorgden voor een omwenteling in de economische situatie in Vietnam. De economie bloeide op, vooral in de jaren 1992-1997. Door het uiteenvallen van de ‘Council of Mutual Economic Assistance’ (CMEA), verloor Vietnam haar belangrijkste handelpartners. Door deel te nemen aan de WHO hoopt Vietnam haar afzetgebied niet te hoeven inkrimpen, maar het zelfs uit te breiden tot wereldformaat. Deze globalisatie past binnen het kader van de hervormingen van 1986, liberalisering, waarbij meer verantwoordelijkheden worden overgeheveld naar de particulieren.
2.1 Economische situatie voor Doi Moi Decennia lang was Vietnam onderhevig aan veranderingen, zowel op sociale en politieke vlak als op het economische vlak (Turner en Nguyen, 2005). Van de eerste Indo - Chinese oorlog (1946-1954), de benaming van toen voor Vietnam, Laos en Cambodja samen, en de tweede Indo - Chinese oorlog (1964-1975) tot de hereniging van het noorden en het zuiden in 1975 (Turner en Nguyen, 2005). Sindsdien regeert de communistische partij in Vietnam (de herenigde Socialistische Republiek Vietnam). Bij de bevrijding in 1975 was de eerste taak van de regering alle krachten bij elkaar te brengen voor de heropbouw. Uit de ruïnes moest een socialistische economie ontstaan, met genoeg eten en gezondheidszorg, geen analfabetisme meer, enzovoort. De communistische partij introduceerde in Zuid Vietnam in 1976 (Khuong, 2003) het socialistische model van centrale planning dat Noord Vietnam (de toen Democratische Republiek Vietnam) sinds 1954 hanteert, om zo de hereniging van het noorden en het zuiden te bevorderen. Dit socialistische model werd gekenmerkt door controle van bovenaf en is gedeeltelijk in de Sovjetstijl. De regering paste de principes van dit model toe, vooral in zware industrieën en bij de collectivisering van de landbouw.
3
Staatsorganen speelden een belangrijke rol bij de collectivisering, doordat zij productieniveaus vaststelden waarnaar gestreefd moest worden, productiefactoren plaatsten of inzetten en de distributie van de goederen naar de consumenten voor hun rekening namen. Een ferm Amerikaanse embargo, grensconflicten met China in 1979, de bezetting van Cambodja van 1979 tot 1989 en een geleidelijke afzwakking van de economie van de USSR, leidden tot ernstige macro-economische onevenwichtigheden en veroorzaakten macroeconomische instabiliteit, hyperinflatie en budget tekorten, evenals chronisch voedsel tekorten en wijdverspreide armoede (Turner en Nguyen, 2005). De regering kon toen het tij niet keren en zij trok zich gedeeltelijk terug en liet toe dat beslissingen onderop werden genomen. Dit betekende dat individuen, landbouw coöperaties en staatsbedrijven zelf over de productiemiddelen mogen beschikken. Aan het einde van de jaren zeventig, toen de crisis wegebde, was er de drang aan de zijde van de regering om terug te keren naar de economie van centraal geleide planning. Er werden stappen ondernomen om de economie van toen te doen herleven, maar ondanks alle maatregelen was herstel van het systeem van centrale planning niet realiseerbaar. Subsidies aan staatsbedrijven doen de inflatie in die periode verder toenemen, doordat hiervoor nieuw geld werd gedrukt. In 1986 (Khuong, 2003), tijdens het zesde partijcongres, werd duidelijk dat de Vietnamese communistische partij haar doelstellingen niet had bereikt en het volk begon zijn vertrouwen te verliezen. De productieverhoudingen waren nog niet klaar voor het socialisme, waren de meningen. Vietnam was in de helft van 1980 op de rand van faillissement en vervolgens moest de Vietnamese regering noodgedwongen haar beleid aanpassen en hervormingen (Doi Moi) doorvoeren om een kentering van de situatie te forceren.
2.2 De effecten van Doi Moi Sinds de tweede helft van de jaren tachtig, hebben deze hervormingen (Doi Moi) ertoe geleid dat er in de Vietnamese economie een overgang heeft plaats gevonden van een centraal geleide economie naar een vrije markteconomie. Private activiteiten werden gestimuleerd om mensen te prikkelen harder en efficiënter te werken.
4
In maart 1989 (Khuong, 2003) vond een aantal belangrijke veranderingen plaats; landbouw coöperaties werden opgeheven en de grond werd aan de oude eigenaren teruggegeven, prijzen werden geliberaliseerd, door voor de meeste consumptiegoederen een prijs te hanteren die niet door de overheid is vastgesteld, investering en handel met het buitenland werden geliberaliseerd en hebben daarmee bijgedragen aan de toename van de export van rijst, reële rentes werden naar een positief niveau gebracht en plafonds werden vastgesteld om kredietenverstrekkingen aan staatsbedrijven te beperken. Daarnaast hebben deze hervormingen tot doel het begrotingstekort te reduceren door uitgaven te beperken en subsidies aan staatsbedrijven te verminderen. De hervormingen doen de economie herleven; de inflatie nam aanzienlijk af en het bruto binnenlandse product (BBP) groeide met ongeveer 8 procent in 1989.
Table 1 Vietnam: enkele economische indicatoren, 1985-2000 Jaar
Jaarlijks BBP groeicijfers
Jaarlijks consumentenprijs
(in procenten)
inflatiecijfer
1985
3.8
na
1986
2.8
487.0
1987
3.6
317.0
1988
5.1
311.0
1989
8.0
35.0
1990
4.5
67.0
1991
6.1
68.0
1992
8.6
18.0
1993
8.1
5.0
1994
8.8
14.4
1995
9.5
17.1
1996
9.3
5.7
1997
8.8
3.2
1998
5.8
7.3
1999
4.8
4.1
2000
6.8
-1.7
Bron: Khuong, 2003
5
De hervormingen van 1986 samen met de strategische ligging tussen de snelst groeiende landen (de Aziatische Tijgers: Singapore, Zuid-Korea, Hong Kong en Taiwan) van de wereld hebben ertoe geleid dat Vietnam een snelle economische groei doormaakte, mede door de actieve investeringen van Taiwan, vooral tussen 1992 en 1997 (Baeck en Leuven, 2005). Armoede in Vietnam daalde in de jaren negentig aanzienlijk. In 1992-93, 58,1 procent van alle Vietnamese huishoudens leefden onder de armoedegrens. In 1997-98 daalde dat percentage met 30 tot 37,4 procent (Justino en Litchfield, 2002). Na die periode (1998) nam de economische groei geleidelijk af, zoals dat in tabel 1 is te zien. Dit is mogelijk het gevolg van de Aziatische economische crisis van 1997/1998 (Jonhson en Boone, 2000). De economische achteruitgang kan ook verklaard worden door structurele zwakheden. De economie van Vietnam werd nog altijd bepaald door de commerciële banken van de overheid en de staatsbedrijven, terwijl de private ondernemingen die concurrentie moeten bevorderen nog onvoldoende aanwezig waren. Een belangrijk onderdeel van de hervormingen van 1986 is de vermindering van het aantal staatsbedrijven. Het aantal staatsbedrijven daalde van 12000 in 1988 naar 6000 in 1992. De collectieve boerderijen, de coöperaties, maakten plaats voor familiebedrijven. Officieel bleef de economie socialistisch georiënteerd. Staatbedrijven bleven door de overheid gesteund in de vorm van kredietverstrekkingen, verstrekkingen van grondrechten, handelsprotectie etc. Dit systeem bleek inefficiënt en zo ook de staatsbedrijven. De schulden bij de banken liepen alsmaar op, doordat de banken deze staatsbedrijven bleven financieren. De banken doen dit, omdat de overheid voor deze bedrijven garant stond. De voorraden namen toe doordat de productie steeg als gevolg van de subsidies die de overheid bleef verstrekken op basis van productiviteit (Khuong, 2003). Hervormingen werden geïntroduceerd om de slechte financiële situatie en de inefficiëntie van deze staatsbedrijven te verhelpen. Deze hervormingen vinden nog steeds plaats, maar in mindere mate dan voorheen.
6
Vóór Doi Moi werd de private sector niet toegestaan en/of het was informeel. In 1986 mochten particulieren een eigen onderneming opzetten en deze private ondernemingen bleken succesvol. Private ondernemingen werden steeds meer toegelaten en dit schiep mogelijkheden voor de private sector in Vietnam. In 1998 kwam de regering tot het besef dat de private sector goed is voor de economie op de lange termijn en stond daarom toe dat deze sector bleef bestaan. Als gevolg van dit beleid nam het aantal private ondernemingen aanzienlijk toe. Het aantal private ondernemingen groeide met 60 procent in 1994 en 41 procent in 1995. Ondanks deze groei bleven de private ondernemingen in hun vrijheid beperkt in termen van toetreding tot de markt en toegang tot de bankkredieten. Dit heeft mogelijk de groei van het aantal private ondernemingen belemmerd. In 1998 nam het aantal private ondernemingen toe met slechts 4 procent (Khuong, 2003). Een onderdeel van de hervormingen is ook die van de decollectivisering van de landbouwsector. Onder collectivisering (1976-1980) vond agrarische productie plaats in verplichte coöperaties die controle had over 95 procent van alle landbouwgrond (Khuong, 2003). Alle productie en distributie beslissingen werden door de overheid genomen. Na de oogst kwam een deel van die oogst in handen van de overheid als een soort belasting. Een andere deel dat niet voor de eigen consumptie werd gebruikt moest aan de overheid worden verkocht tegen een lage prijs, veelal 20-30 % van de marktprijs. Private handel in landbouwproducten werd officieel verboden. Boerengezinnen mochten slechts 5 procent van hun grond gebruiken voor het fokken van varkens en kippen en voor de productie van plantaardig voedsel. Private handel in deze producten waren toegestaan, maar slechts op locaal niveau. In de periode van de collectivisering stagneerde de productie van rijst, vooral in 1977 en 1978. In 1979 was er een licht herstel van de productie van rijst, maar het niveau van 1976 werd niet meer bereikt (Khuong, 2003). Een gevolg hiervan was dat rijst geïmporteerd moest worden om aan de binnenlandse vraag te kunnen voldoen. Het regime van collectivisering is onrendabel en de boeren in het zuiden verzetten zich dan ook tegen dit regime.
7
Het slecht functioneren van het collectieve regime maakte dat hervormingen noodzakelijk waren. De hervormingen in de landbouwsector is te verdelen in twee fasen (Khuong, 2003). De eerste fase is die van de ‘output contracting’(1981-1987). De tweede fase is die van de ‘markt liberalisatie’ (1988-heden).
Output Contracting Onder output contracting kregen boerengezinnen meer verantwoordelijkheden toebedeeld. Land werd ter beschikking gesteld aan boerengezinnen, die de taak hadden te zorgen voor het bezaaien van de grond, voor het onderhoud van de grond en voor de oogst. Overige werkzaamheden, zoals verwerking en distributie, werden nog steeds uitgevoerd door de coöperaties. Een quota werd aan de productie gesteld. Het gedeelte dat boven de quota uitkwam, mocht in het bezit blijven van deze boeren. Zij mochten deze eenheden aan de staat verkopen of het op de markt verhandelen. In de periode van 1981-1986 nam de productie van rijst opmerkelijk toe met 28,9 procent, van 12,4 miljoen ton naar 16 miljoen ton. Voor het eerst groeide de voedselproductie sneller dan de populatie, die een toename van de gemiddelde voedselproductie per inwoner van 372 kilogram in 1981 en 304 kilogram in 1985 tot gevolg had.
Markt Liberalisatie Een ander fase was die van de markt liberalisatie. Markt liberalisatie start met resolutie 10, die in werking trad in 1988. Onder markt liberalisatie werden private eigendomsrechten erkend. Boerenbedrijven werden gezien als een autonoom economische eenheid. Zij mochten beschikken over eigen machines, buffels, ossen en landbouwwerktuigen. Verder hadden zij het recht om inkopen te doen en verkopen uit te voeren. Gecollectiviseerde grond werd teruggegeven voor lange termijn gebruik, van 15 tot 50 jaar, afhankelijk van de gewassen die werden verbouwd. 40 procent van de productie onder output contracting mochten worden aangewend voor de verkoop op de vrije markt. Hierdoor was er een prikkel voor de boeren om harder te werken, omdat zij mee mochten beslissen over de gang van zaken. In 1988-1989 steeg de rijstproductie. Al met al resulteerden deze hervormingen in een toename van de rijstproductie, dat genoeg is om de Vietnamese bevolking van voedsel te voorzien en de export van rijst te doen toenemen. Ook het handelsregime van Vietnam met het buitenland, de export van Vietnam in het bijzonder, is veranderd. Onder het model van centrale planning werden de mogelijkheden voor internationale handel op basis van comparatieve voordelen nooit geëxploiteerd. De 8
exportsector werd geheel genegeerd. Vietnam dreef wel handel met het buitenland, maar dit gebeurde met andere communistische landen binnen de ‘Council of Mutual Economic Assistance’ (CMEA), waar zij lid van was. Tachtig procent van de export ging naar deze landen, met als grootste handelspartner de Sovjet Unie. Toen de CMEA uiteen viel, was Vietnam genoodzaakt andere handelspartners te zoeken. Liberalisering van de nationale markt werd een onderdeel van de overgang die Vietnam doormaakte. Naast een grotere markt voor de export kan handel liberalisatie bijdragen aan de totstandkoming van een vrijer markteconomie door concurrentie van buitenaf toe te laten. De internationale prijsstructuur van Vietnam zal hierdoor op één lijn zitten met die van de internationale markt. De weg daar naar toe is echter niet eenvoudig.
2.3 De weg te gaan Het is niet eenduidig te zeggen welke weg Vietnam moet nemen in de richting van een vrijer markt, die van de graduele (geleidelijke) hervormingen of die van de versnelde hervormingen. Waarom kiezen bepaalde landen voor een graduele integratie en andere landen weer voor een snelle integratie in de WHO, die vrijer handel bevordert? Bij een graduele integratie nemen landen de tijd die nodig is om zijn economische structuur aan te passen aan dat van de wereldmarkt/ aan die van de WHO. De gedachte is dat landen die zich bij de WHO willen voegen de regels van de WHO zo snel mogelijk in de eigen wetgeving dienen te implementeren. Alleen ontwikkelingslanden hebben volgens de regels van de WHO de gelegenheid het integratieproces geleidelijk aan uit te voeren. Ontwikkelingslanden moeten daarom de gang naar een vrijer handelsmarkt niet overhaasten, door snelle hervormingen. Veel critici zijn van mening dat vooral de minder ontwikkelde landen kwetsbaar zijn in de onderhandelingen met de economisch sterkere tegenpartijen (Davis). Hierdoor kunnen zij in plaats van voordelen, nadelen ondervinden. Bij de onderhandelingen kunnen er oneerlijke overeenkomsten worden gesloten, die bijvoorbeeld relatief een groter voordeel oplevert voor de economische sterkere landen dan voor de economisch zwakkere tegenpartijen. Een kleinere markt is minder goed in staat om iets terug te doen wanneer zij wordt gediscrimineerd. Door de markt nog even ‘gesloten’ (mindere mate van openheid) te houden door een geleidelijke eliminatie van de belemmeringen, kunnen ontwikkelingslanden economische schaalvoordelen behalen en door in de tijd ervaringen op te doen de concurrentiepositie vergroten in industrieën waar zij geen comparatief voordeel hebben. Een
9
graduele integratie in de WHO kan wellicht leiden tot een sterkere concurrentiepositie, maar het kan ook ertoe leiden dat Vietnam steeds verder verwijderd is van zijn doel. Voorwaarden en vereisten om lid te worden van de WHO worden met de jaren aangescherpt door veranderende economische situaties, waardoor het steeds lastiger wordt om nog aan de voorwaarden en de eisen te voldoen. Een snelle toetreding tot de WHO betekent het verkrijgen van rechten, rechten die een WHO lid toekent aan een ander WHO lid (handel zonder discriminatie), maar ook het hebben van plichten, de regels en wetten van de WHO in acht nemen. In principe kan elk land, dat de volledige autonomie heeft over zijn eigen handelspolitiek, toetreden tot de WHO. De leden van de WHO zijn in de WHO overeenkomsten gebonden aan een set van complexe voorzorgsmaatregelen. De voornaamste beperkingen zijn (Krugman en Obstfeld, 200):
Export subsidies Leden van de WHO mogen geen gebruik maken van export subsidies, behalve voor agrarische producten.
Import quota’s Leden van de WHO mogen niet eenzijdig importquota opleggen. Dit mag alleen gebeuren, wanneer dit niet leidt nadelige gevolgen voor andere WHO leden.
Tarieven Elk nieuw tarief of stijging van een tarief moet ongedaan worden gemaakt door een vermindering van andere tarieven om het exportland te compenseren. De WHO overeenkomsten zijn lang en complex, omdat het juridische teksten zijn die een reeks van activiteiten regelen. Zij behandelen zaken als: landbouw, textiel en kleding, bankieren, telecommunicatie, overheidsuitgaven, industriële standaards en product veiligheid en nog veel meer (Vo, 2003). Maar er is een aantal simpele fundamentele principes die hieraan ten grondslag liggen, waaronder het principe van handel zonder discriminatie. De stappen die genomen moeten worden om toe te kunnen treden zijn de volgende: de overheid van het land dat WHO – lidmaatschap aanvraagt, moet een overzicht van de handelsen economisch beleid overhandigen aan de WHO ter beoordeling, vervolgens moet die overheid bilaterale overeenkomsten sluiten met elk van de leden van de WHO afzonderlijk, 10
omdat elk van de leden verschillende handelsinteresses hebben. Met de volgende fase worden documenten die dit proces vastleggen, samengevoegd met het document waarin de voorwaarden van toetreding staan vermeld en waarvan beide partijen het eens zijn. Lidmaatschap is verleend wanneer tweederde van alle stemmen voor toetreding is, dit gebeurt in de laatste fase (Uwe, 2003). Om toe te kunnen treden tot de WHO is van Vietnam geëist dat zij de regels en de discipline van de WHO waarneemt en overgangsperioden instelt om wetswijzigingen of structurele veranderingen waar nodig door te voeren om de regels die de WHO stelt te implementeren. Daarnaast is van haar geëist dat zij overeenkomsten sluit en overeenstemming bereikt met elk van de leden van de WHO afzonderlijk. Het implementeren gebeurt door aanpassingen te maken in de wetten, in de economische structuur en in de handelspolitiek. Daarmee moeten de beperkingen die bedoeld zijn om de binnenlandse markt te beschermen worden opgeheven, zodat vrije handel plaats kan vinden. Discriminatie binnen de WHO is niet toegestaan, alle leden moeten dezelfde (voor)rechten krijgen die een WHO - lid verleent aan een ander WHO – lid (Krugman en Obstfeld, 200). In 1995 (Do) heeft Vietnam een aanvraag ingediend om als lid van de WHO te worden aangemerkt. Sindsdien is een lange procedure begonnen van wederzijdse informatieverstrekkingen, hervormingen en integratie, dat vooral de kenmerken heeft van een gradueel integratieproces.
Hervormingen staatsbedrijven De WHO kent geen specifieke bepalingen over de structuur van een onderneming. Zij vertrouwt erop dat de staatsbedrijven conform de regels van non – discriminatie handelen. Artikel XVII van GATT 94 (Uwe, 2003) verplicht staatsbedrijven inkopen en verkopen te doen op commerciële basis, inclusief prijs, kwaliteit, beschikbaarheid en verkoopbaarheid, vervoer en andere gerelateerde activiteiten. Alle activiteiten die door staatsbedrijven worden ondernomen, moeten aan het secretariaat van de WHO worden gemeld. Dit zorgt voor transparantie. Sinds de meerderheid van alle staatsbedrijven die in een overgangseconomie verkeren verlies leiden en omdat het moeilijk is aan te tonen dat bedrijven op een strikt commerciële basis zullen handelen, hebben kandidaat WHO – leden het aanbod van sommige prominente WHO – leden om privatiseringsprogramma te implementeren geaccepteerd en bovendien ermee ingestemd om jaarlijks een rapport uit te brengen aan de WHO over de ontwikkelingen van dat privatiseringsprogramma. 11
Er is groot verzet in Vietnam tegen een versnelde privatisering van de staatsbedrijven. Het proces van privatisering verloopt dan ook traag. Hoewel de staatsbedrijven worden beschermd, blijven deze staatsbedrijven verlies maken. Een slecht bestuur is de boosdoener. Niet op prestatie gerichte leningen, een zwakke financiële positie, vormen de bedreiging voor de fiscale stabiliteit en meer indirect voor de monetaire stabiliteit. Het is nog geoorloofd dat landen die in een overgangseconomie verkeren, zoals Vietnam, waar de funderingen voor een markteconomie nog niet aanwezig zijn het proces van privatisering geleidelijk aan toepast. Maar belanghebbenden moeten het voordeel van privatisering daarmee niet uit het oog verliezen. Het voordeel is, dat wanneer de eigendomsrechten van deze bedrijven in private handen komen deze staatbedrijven geconfronteerd worden met een meer effectieve beperking op het preferente gebruik van de productiemiddelen en de preferente positie bij het aangaan van leningen. Ook de ontwikkelingen in de private sector zijn van groot belang. Private ondernemingen zullen met elkaar moeten concurreren, want inefficiënte (malafide) ondernemingen zullen door winstgevende ondernemingen uit de markt worden gestoten. Inefficiënte ondernemingen worden niet kunstmatig in het leven gehouden door subsidieverstrekkingen. Hierdoor ontstaat er concurrentiestrijd om in de markt te blijven en er wordt naar efficiëntie gestreefd, in de vorm van kwaliteit verbetering, prijsverlaging, service verbetering etc, om dit doel te bereiken. Om de private sector verder te stimuleren, moeten rechten en verplichtingen voor zowel de staatsbedrijven als voor de private ondernemingen hetzelfde zijn. Toegang tot de kredieten moeten op gelijke gronden worden verstrekt aan staatsbedrijven als aan private ondernemingen, zodat investeerders meer willen investeren. Verder moet de toegang tot hulpverlening voor iedereen openstaan. De infrastructuur moet tot ieders beschikking staan. Iedereen moet recht hebben op training in het ontwikkelen van kennis. Informatie moet vrij zijn voor de binnenlandse als voor de buitenlandse markt, om administratieve werkzaamheden te verlichten en technische rompslomp tegen te gaan. De staatsbedrijven kunnen niet afhankelijk blijven van overheidshulp, willen zij op de lange termijn blijven functioneren. Ondanks een groot verzet tegen privatisering en inefficiënt opgezette privatiseringsprogramma’s, is er geen andere weg dan die van privatisering.
12
Wethervormingen op handelsgebied Om volwaardig lid te kunnen worden van de WHO is ook een aanpassing van het wetsysteem met betrekking tot de handel noodzakelijk. Het regime van de WHO komt veelal overeen met bestaande wetten en regels van toetredende landen. De leden van de WHO dienen de regels van de WHO in de eigen wetgeving te implementeren. Welke veranderingen dat voor Vietnam moeten zijn, is wellicht af te leiden uit de processen van hervormingen dat China eens heeft moeten ondergaan om uiteindelijk lid te worden van de WHO. Ook China is een communistisch land dat overwegend handelt in landbouwproducten en protectionistisch ten opzichte van de binnenlandse markt. China heeft, onder ‘Administration of the Trade Regime’ (Article 2 of the protocol of Accession), ingestemd met het volgende (Uwe, 2003): Al haar wetten, regels en andere regelingen van de centrale overheid, die gerelateerd zijn aan handel, toe te passen en uit te voeren op een uniforme, onpartijdige en redelijke wijze. Het proces van integratie moet door het WHO - lid of kandidaat-lid zelf nauwkeurig in de gaten worden gehouden en verslagen van de ontwikkelingen uitbrengen aan de WHO. Hetzelfde kan worden verwacht voor Vietnam. Het wetsysteem van Vietnam en de politieke lichamen in Vietnam van nu is sterk met elkaar verweven. Zelfs na decennia van hervormingen, blijft het wetsysteem in Vietnam grotendeels onderontwikkeld en onbekwaam om de huidige verdragen met de WHO te implementeren. Het is vooral de corruptie en de bureaucratie die roet in het eten gooit (Uwe, 2003). Corruptie en bureaucratie geven gebreken aan van transparantie en efficiënte toepassing van wetten en regels en hebben daarmee veel investeerders gedemotiveerd, wat de economische groei negatief hebben beïnvloed. Het wetsysteem wordt vaak gezien als een instrument om orde mee te handhaven en om een beleid te promoten. Het is om deze reden dat Vietnam versneld wil integreren. Hervormingen moeten leiden tot uniformiteit en transparantie, wat de aandacht trekt van de buitenlandse investeerders. Een versnelde integratie vraagt om duidelijke en tijdige beleidsregels. Maatregelen die daarmee overeenkomen zijn de verbeteringen in de opleiding en de training van rechtsgeleerden, het openbaar stellen van rechtelijke uitspraken en de rechtsdocumenten die daarbij horen, etc. Alleen door al deze uitdagingen aan te gaan, kunnen investeerders ervan worden overtuigd dat Vietnam niet langer gebukt gaat onder corruptie en bureaucratie.
13
3 Perspectieven Sinds Vietnam nog niet is toegetreden tot de WHO kan er ook geen beschrijving worden gemaakt van de invloeden die de WHO heeft op de Vietnamese economie. Dat wil dus niet zeggen dat er geen invloeden zijn die de Vietnamese economie naar een bepaalde richting sturen. Met de huidige ontwikkelingen en aanpassingen, om WHO lidmaatschap te verkrijgen, wordt er een weg ingeslagen die tot enig resultaat in de toekomst moeten leiden. Een beeld van de toekomst wordt hier geschetst. Daarbij wordt gekeken naar de invloeden van de private sector op de economie, de ontwikkeling die globalisatie heet en wordt er gekeken of de doelstelling, het verhogen van de welvaart in termen van economische ontwikkeling en armoede bestrijding, van Vietnam daarmee is waargemaakt.
3.1 Invloeden van de SOE De kleine en middelgrote private bedrijven zijn van belang voor de economische ontwikkelingen in Vietnam. De argumenten hiervoor zijn: dat export georiënteerde industrialisatie de enige levensvatbare strategie is voor een snelle economische groei in Vietnam, omdat veel buitenlandse multinationals hun bedrijven in Vietnam willen vestigen om gebruik te kunnen maken van de goedkope arbeidskrachten en de natuurlijke hulpbronnen. Deze bedrijven zijn veelal geïndustrialiseerde bedrijven en het is daarom handig dat Vietnam daarop is georiënteerd. Dat Vietnam door liberalisering van de staatsbedrijven beter aan de eisen tegemoetkomt, die door de WHO wordt gesteld en dat om dit succes te bereiken de kleine en middelgrote private bedrijven op de voorgrond moeten treden en een dominante positie in moeten nemen (Riedel, 1999), is daarmee een vereiste. Staatsbedrijven hebben altijd een dominante positie gehad in de Vietnamese economie. Uit een statistisch overzicht van 1 januari 1990, is te zien dat in die periode 12.297 staatbedrijven operationeel waren. Maar als gevolg van de economische hervormingen nam dit aantal af naar 6.264 in april 1994 (Pham, 1996-2000). Het is dankzij de herstructurering van de staatsbedrijven dat het bruto binnenlandse product in Vietnam sneller is gaan stijgen dan het bruto binnenlandse product in de vijf opeenvolgende jaren 1990-1994. Hoewel de staatsbedrijven aan veranderingen waren onderworpen, waren deze ontoereikend geweest om de staatbedrijven een volwaardige rol te geven in de Vietnamees gemengde economie. Staatsbedrijven bleven nog financieel door de overheid
14
gesteund en missen daardoor de prikkel om innovatief en efficiënt, dat wil zeggen dat de productiefactoren worden ingezet daar waar subsidies te halen valt en er wordt niet naar de optimale allocatie gekeken waarbij de totale vraag gelijk moet zijn aan het totale aanbod en de markt volledig bediend wordt, te zijn. De ontwikkeling van zowel efficiënte staatsbedrijven als de ontwikkeling van private ondernemingen zijn daarom de steunpilaren voor de succesvolle verwezenlijking van een langdurige economische groei die Vietnam wil bereiken in de komende decennia. Binnen de private sector vindt concurrentie plaats dankzij het markt mechanisme in tegenstelling tot de staatsbedrijven waar verliezen door de overheid worden goedgemaakt, waardoor de prikkel tot concurrentie wegvalt. Concurrentie is belangrijk, omdat van daaruit technologische ontwikkelingen ontstaan, die uiteindelijk kunnen leiden tot economische ontwikkeling (economische groei). Hoewel de private sector een belangrijke bijdrage heeft geleverd, doet dit niet af aan het feit dat de staatsbedrijven waarde hebben voor de Vietnamese economie. En kunnen zij daarom naast de private sector bestaan. Hoewel veel staatsbedrijven inefficiënt zijn, zijn zij nodig in het leveren van bepaalde overheidsdiensten. Voorspeld wordt dat de staatsbedrijven, in de komende decennia, een belangrijke rol zal hebben in het verschaffen van economische voorspoed en hoge, langdurige groei, die niet door andere sectoren tot stand kunnen worden gebracht. Staatsbedrijven zijn belangrijk vooral op het volgende vlak (Pham, 1996-2000): •
Leveren van nutsbedrijven, vooral in de infrastructuur en sociale diensten, nationale leger en veiligheid.
•
De ontwikkeling van hoog gelegen bergachtige en afgelegen gebieden, waar weinig winst is te behalen en grootschalige investeringen zijn vereist, maar een grote waarde heeft in de nationale ontwikkelingsstrategie door een verbetering in de infrastructuur en dus de bereikbaarheid van de voorheen afgelegen gebieden.
•
De sectoren waarvan verwacht wordt dat zij de economie zullen trekken naar een hoger niveau, maar deze verwachtingen niet waar konden maken. Denk bijvoorbeeld aan de private sector. Door de afwezigheid van de volledige liberalisatie bleven de private ondernemingen in hun vrijheid beperkt en het heeft daarmee de groei van het aantal private ondernemingen belemmerd. 15
Deze diensten kunnen niet door andere sectoren worden geleverd, omdat Vietnam wellicht geen welzijnsstaat is die bijvoorbeeld Nederland is en lage prijzen kan realiseren door compensatie te verschaffen aan monopolisten. Door deze diensten bijvoorbeeld te privatiseren kan er sprake zijn van een natuurlijk monopolie die anderen moeilijk kunnen imiteren, waardoor er op de korte termijn een aanbieder op de markt kan zijn die monopolistische prijzen kan vragen. Daartegenover zijn er een viertal problemen, dat ook in het verwachtingspatroon voorkomen (Pham, 1996-2000). Ten eerste, hoewel de groei van het bruto binnenlands product in nominale waarde door de productie van de staatbedrijven is gestegen, is dit groeipercentage lager dan dat is geregistreerd in de private sector en in bedrijven met gemengd kapitaal eigendomsrechten. Dus, de bijdrage van de staatsbedrijven in het totaal bruto binnenlands product is aan het afnemen. En mocht deze trend zich voortzetten, dan zullen de bedrijven met gemengde controle de dominante positie innemen. Ten tweede, de overheid is ervan overtuigd dat de overheidsector en de staatsbedrijven, grote directe invloed zullen hebben in de economie en de directe Vietnamees sociaal – economische ontwikkelingen. In de toekomst echter zullen de directe invloeden van de staatsbedrijven afnemen. Bij volledige liberalisatie is er geen sprake van bemoeienis van de overheid, maar is er sprake van marktwerking. Ten derde, in de komende een of twee decennium zal het aantal door de staat volledig beheerde bedrijven afnemen. Ten vierde, de toename van het aantal staatsbedrijven kan leiden tot de vorming van bedrijven met een maatschappelijk aandeel of bedrijven met beperkte aansprakelijkheid, waarin de overheid een eigendomsbelang heeft van tussen de 0 en de 51 procent. Vanuit deze optiek is er de drang om de staatsbedrijven te herstructureren aanwezig. Deze nood bestond al in het begin jaren van Doi Moi, in december 1986. De fondsen van de overheid zijn niet langer toereikend om de staatsbedrijven te subsidiëren. Er is een serieus gebrek aan kapitaal voor de staatsbedrijven. Onder de huidige hervormingen hebben de staatsbedrijven kapitaal nodig om hun investeringen uit te breiden, zodat het productievolume kan worden verhoogd, hogere kwaliteit kan worden behaald en de concurrentiepositie kan worden verbeterd. Onder de huidige hervormingen moet de overheid 30 procent van het werkkapitaal verschaffen aan de staatsbedrijven om de doelstellingen te kunnen bereiken die aan hen zijn toegewezen. Maar in plaats daarvan is in de afgelopen jaren slechts 5-10 procent van de benodigde kapitaal aan de staatsbedrijven verschaft. Bovendien wordt er een rente berekend die hoog is (Pham, 1996-2000). 16
Onder deze omstandigheden is er een dringende behoefte om de staatsbedrijven die alleen tegen winst opereren te transformeren in bedrijven, die op een lijn zitten met de beoogde hervormingen, de bedrijfsactiviteiten snel commercialiseren, de overheidssubsidies stopzetten en de productiefactoren efficiënter toewijzen. Verwacht kan worden, dat dit proces van hervormingen zich zal voortzetten. De hervormingen van de staatsbedrijven is maar een onderdeel van een groter geheel, namelijk dat van de economische hervormingen, maar vormt de sleutelrol in het grote renovatieplan van Vietnam, inhoudende; langdurige economische groei in de komende 20 tot 25 jaren en industrialisatie (Pham en Nguyen, 200).
3.2 Consequenties globalisatie De strategie van export georiënteerde industrialisatie is om twee redenen geschikt voor het globalisatiebeleid van Vietnam. De eerste reden is dat geen ander alternatieve strategie beter zal werken dan die van de export georiënteerde industrialisatie, omdat deze strategie een directe verbinding vormt met de buitenwereld die kan leiden tot innovatieve en technologische vooruitgang. Vooral op industrieel gebied, omdat Vietnam op dat gebied nog veel te leren heeft en nog veel te exploiteren valt. Veel multinationals willen in Vietnam investeren vanwege de relatief goedkope arbeidskrachten en het gebrek aan wetgeving die de arbeiders moeten beschermen tegen exploitatie. De tweede reden is dat de economische condities in Vietnam vergelijkbaar is met die van de andere landen die de strategie van export georiënteerde industrialisatie succesvol hebben toegepast. De decollectivisatie van landbouwgrond in 1986 reduceerde beperkingen op productie en de boeren waren niet langer aan een collectief gebonden. Dit was een groot voordeel voor de Vietnamese bevolking, vooral het arme gedeelte van de bevolking, dat afhankelijk is van de agrarische sector. Door de collectivisering ontstond een groot tekort aan rijst. De boeren waren minder bereid om zich volledig in te spannen, omdat zij in dienst waren van de overheid en de rijstproductie liep daardoor omlaag. Toen landbouwgrond weer aan de boeren werden teruggeven, decollectivisatie, steeg de rijstproductie en was er een licht herstel van de productie van rijst, maar het niveau van 1976 werd niet meer bereikt (Khuong, 2003).
17
Decollectivisatie is echter niet voldoende, verwacht men, om de snel groeiende populatie van Vietnam te voeden (Walle en Cratty, 2003). Om aan de vraag van de groeiende bevolking te voldoen, moet de markt meegroeien. In december 2001 is de bilaterale handelsovereenkomst tussen Vietnam en de Verenigde Staten van kracht geworden. De Verenigde Staten stemt toe om aan Vietnam de status van meest begunstigende landen te verlenen, door onder andere het effectieve tarief op goederen vanuit Vietnam te verlagen van 40 procent naar 3 procent (Nguyen en Haughton, 2002). Vietnam zal op haar beurt de eigen tarieven verlagen, de intellectuele eigendommen beschermen, de Verenigde Staten toe laten te investeren in de meeste dienstensector, de handelsgerelateerde investeringsmaatregelen elimineren en de handelspolitiek transparanter maken. Uit empirische studie is bekend dat de export van Vietnam naar de Verenigde Staten zullen worden verdubbeld door de bilaterale handelsovereenkomst en dat het bruto binnenlandse product van Vietnam zal toenemen met 0,9 procent (Nguyen en Haughton, 2002). Volgens het algemene evenwicht analyse(model), dat door Nguyen Nhu Binh and Jonathan Haughton wordt gehanteerd, zal de bilaterale overeenkomst leiden tot 30 procent meer directe buitenlandse investeringen in Vietnam in het eerste jaar en tot een uiteindelijke verdubbeling hiervan. Dit zal de economische groei jaarlijks doen toenemen met 0,6 procent punt. Echter de toevloed kan alleen worden gehandhaafd als Vietnam de nodige aanpassingen doorvoert en zich zo spoedig mogelijk aansluit bij de WHO. Verwacht wordt dat Vietnam alles opzij zal zetten om aan de eisen te voldoen. Het meest onmiddellijke effect van de bilaterale handelsovereenkomst is naar verwachting de snelle groei van de export naar de Verenigde Staten, vooral van kleding en schoeisel. De export van Vietnam naar de Verenigde Staten is groeiende, een groei van $319 miljoen in 1996 naar $822 miljoen in 2000 (Nguyen en Haughton, 2002). Vietnam hoofd exportproduct naar de Verenigde Staten is schaaldieren, gevolgd door schoeisel, koffie en ruwe olie. De Verenigde Staten importeerde kledingstukken ter waarde van meer dan $500 miljoen in 2001, vertegenwoordigde slechts 0,1 procent van de totale invoer van kledingstukken; verwacht wordt dat dit cijfer in de toekomst snel zal toenemen en de $1 miljard zal passeren.
18
3.3 Consequenties voor de Vietnamese economie in het geheel In de vele literatuur en de economische ontwikkelingen van de afgelopen 100 jaar, is er geen empirische regelmatigheid, dat robuuster en universeler is dan de positieve relatie tussen een open markt en de economische groei. Toch hebben veel ontwikkelingslanden een ‘gesloten’ markt, in die zin dat zij veel belemmeringen hebben die een vrijer handel in de weg staan. India kent bijvoorbeeld een douanetarief van maar liefs 40,59% (Velge en Wandeler, 2004), waardoor het moeilijk is voor Nederland, de grootste exporteur van tapijten ter wereld, om deze voor haar nieuwe afzetmarkt te betreden. Vietnam drijft wel handel met het buitenland, maar is protectionistisch ten opzichte van de eigen markt. Prijzen worden door subsidieverstrekkingen kunstmatig laag gehouden om de concurrentiepositie te verstevigen. Importproducten worden tegen hoge tarieven belast om de binnenlandse markt te beschermen, omdat zij ook dat product kunnen maken maar dan tegen hogere kosten. In een wereld waarin de economie voortdurend verandert, kunnen ontwikkelingslanden niet langer onafhankelijk blijven. Lid worden van de WHO zal een geweldige ommekeer van de Vietnamese economie betekenen, omdat de economie van Vietnam geïntegreerd wordt in die van de internationale gemeenschap (globalisatie). Vietnam wordt hierdoor geconfronteerd met uitdagingen, maar vooral ook met kansen. Veel critici zijn van mening dat minder ontwikkelde landen een kwetsbare positie hebben wanneer zij onderhandelen met een economisch sterkere tegenpartij (Davis). Een kleinere markt is minder goed in staat om iets terug te doen wanneer zij wordt gediscrimineerd. Voor handelsonderhandelingen is de institutionele context gevormd door de ‘Algemene Overeenkomst over Tarieven en Handel’ (GATT) en zijn opvolger de WHO. Zij handhaaft handelsregels waar een ieder aan moet houden. Volgens een procedure van geschillenvereffening verstevigt de WHO de onderhandelingspositie van ontwikkelingslanden binnen de WHO, opdat zij kunnen onderhandelen over onderhandelingsbarrières tegen hun producten. Het voordeel van globalisatie is markt uitbreiding. Verder behandelt globalisatie instabiele factoren als de kloof tussen rijk en arm en politieke stabiliteit. Globalisatie versnelt de onderlinge afhankelijkheid tussen landen. 50 procent van de industriële waarde en 45 procent van het bruto binnenlands product van Vietnam wordt door de betrekkingen/handel met de buitenlandse markt gegenereerd (Vo, 2003).
19
Door economische globalisatie zal de communicatie over en weer tussen landen en het ruilverkeer van tastbare en ontastbare bezittingen die invloed kunnen op de economie, cultuur, politiek en maatschappij tussen landen aanzienlijk toenemen. Daarbij gaat het om de ruil van goederen, diensten, productiefactoren, technologie en informatie, inclusief ideeën en management bekwaamheid (Vo). WHO algemene regels helpt handel en promoot al zijn voordelen zoals, vrijheid, concurrentie, gelijkheid en non – discriminatie. Door lid te worden van de WHO is Vietnam beter in staat haar markt uit te breiden voor een aantal van haar producten. De gedachte is dat integratie meer voordelen met zich meebrengt dan nadelen, wanneer Vietnam toetreedt tot de wereld wijde markt. Hoe dan ook de nadelen zullen niet gering zijn of niet onsignificant zijn tegenover de voordelen op de lange termijn. Zo kan globalisatie leiden tot de leegloop van intellectuelen en worden arme landen steeds armer en rijke landen alsmaar rijker. En vooral in niet geïndustrialiseerde landen als Vietnam, is de hevige concurrentie van de wereldmarkt misschien niet de juiste duw in de bekende richting. Omdat de meeste goederen die Vietnam produceert niet concurrerend zijn op de wereldmarkt. Echter Vietnam zal haar producten beter kunnen verkopen op de wereldmarkt dan voorheen, omdat goederen vanuit Vietnam dezelfde behandeling krijgen als goederen vanuit andere landen van de WHO, van de WHO leden die deze goederen willen importeren. Door multilaterale overeenkomsten worden overeenkomsten over tariefverlaging bereikt. Zo worden ook andere vormen van beperking stap voor stap geëlimineerd, waardoor Vietnam makkelijker tot een markt kan toetreden. Hierdoor ontstaan er gelijke kansen voor iedereen. Gelijke concurrentie wordt ook nagestreefd. De concurrentiepositie van Vietnam zal toenemen, omdat ontwikkelde landen moeten afzien van subsidies aan goederen die zij exporteren. Ook beperkingen in het dumpen van goederen tegen een prijs dat onder de kostprijs ligt en andere soorten privileges, die de concurrentie kunnen verstoren, moeten leiden tot gelijke concurrentiestrijd. In tegenstelling daarvan krijgen ontwikkelingslanden binnen de WHO wel enige privileges toegekend (importsubstitutie principe). Door makkelijke toegang tot de verschillende markten, kunnen goederen zonder beperkingen over en weer worden verhandeld. Hierdoor kunnen landen zich specialiseren in het maken van datgene waar ze goed in zijn en het te ruilen met datgene waar ze niet goed in zijn. Het kan zijn dat een land productiever is dan een ander land, door te specialiseren en te ruilen zijn beide toch beter af. Is een land bijvoorbeeld in geen van de producten productiever dan het andere land, dan moet zij zich specialiseren in het product waarmee zij een (relatief voordeel) comparatief voordeel heeft. 20
4 Conclusie Een ontwikkelingsland als Vietnam dat vooral op de agrarische sector is georiënteerd en zich wil ontwikkelen tot een industrieel georiënteerd land, daar is een graduele transformatie voor nodig. Industrialisatie speelt een belangrijke rol in de economische ontwikkeling van Vietnam. Door de goedkope arbeidskrachten en de flexibele wetgeving betreffende de rechten van de werknemers zullen veel buitenlandse bedrijven zich in Vietnam willen vestigen. De goedkope arbeidskrachten en de aanwezigheid van natuurlijke hulpbronnen vormen een goede basis voor de opbouw van de industriële sector. Vietnam was voorheen een landbouw georiënteerd land en de transformatie naar de industriële sector is daarom niet te koppelen met versnelde hervormingen. Hoewel aan ontwikkelingslanden meer tijd zijn gegund om hun wetgevingen aan te passen conform de regels en wetten van de WHO, bestaat het gevaar dat zij hierdoor nonchalant worden in het nakomen van afspraken. Privatisering van de staatsbedrijven is een belangrijk onderdeel van de transformatie. De WHO stelt geen eisen aan de WHO leden en/of kandidaat leden hoe zij haar staatsbedrijven inrichten, zolang zij handelen conform de regels van non-discriminatie. In Vietnam verloopt de transformatie van de staatsbedrijven gradueel, omdat de staatsbedrijven in de komende decennia bepaalde overheidsdiensten kunnen leveren die niet door andere sectoren kunnen worden geleverd. Private ondernemingen moeten zich nog ontwikkelen in een cocon, in de vorm van een ‘gesloten’ markt, omdat zij over ervaring noch over concurrentiemacht beschikken om een dominante positie in te nemen die voorheen door de staatsbedrijven werden bezet. Maar in de toekomst zullen deze staatsbedrijven een minder belangrijke rol hebben, omdat deze staatsbedrijven volgens de eisen van de WHO volledig geliberaliseerd dienen te worden (non-discriminatie), ten einde een land lid kan worden van de WHO. Ter bevordering van de globalisatie worden er afspraken gemaakt die de belemmeringen tussen landen elimineren. Deze afspraken staan in de WHO overeenkomsten en iedere lid is daaraan gebonden. Door corruptie en bureaucratie is het voor Vietnam moeilijk om met versnelde hervormingen de regels van de WHO in de eigen wetgeving te implementeren. De politieke lichamen in Vietnam en het wetsysteem van Vietnam is nauw met elkaar verbonden en geeft daarmee aan dat veranderingen van het ene tevens veranderingen van het ander vereist. De overheid ziet echter niet graag haar invloed op de economie afnemen. ‘Zelfs na
21
decennia van hervormingen, blijft het wetsysteem in Vietnam grotendeels onderontwikkeld en onbekwaam om de huidige verdragen met de WHO te implementeren’. Hoewel bij toetreding alle rechten van de WHO leden onderling ook voor Vietnam van toepassing worden er ook aan de verplichtingen moeten worden voldaan. Uitgaande van de bevindingen is het voor een ontwikkelingsland als Vietnam, die in een overgangseconomie verkeert, nog geoorloofd en zinvol om de regels en de wetten van de WHO geleidelijk aan uit te voeren. Dat ontwikkelingslanden tegelijkertijd ook willen streven naar een snelle integratie, is omdat door de veranderende economische situaties de voorwaarden en vereisten van toetreding veranderen, waardoor het moeilijker wordt voor kandidaat leden om nog aan de eisen te voldoen, en de snelle groei van de export. In het geval van Vietnam de snelle groei van de export naar de Verenigde Staten, vooral van kleding en schoeisel.
22
Bibliografie Auffret, P. Trade reform in Vietnam: oppportunities with emerging challenges, World Bank Policy Research Working Paper, juni 2003 Baeck, L. en Leuven, K.U. Onevenwichtige globalisering, deficitair Amerika en Aziatische locomotieven, Kathelieke Universiteit Leuven, september 2005 Davis, C.L. Do WTO Create a Level Playing Field? Lessons From the Experinece of Peru and Vietnam, Department of Politics Princeton University Do, H.N. Opportunities and challenges for Vietnam in WTO accession, WTO Forum Jonhson, S. en Boone, P. Alasdair Breach en Eric friedman, Corporate governance in the Asian Financial crisis, Journal of financial economics, 2000 Justino, P. en Litchfield, J. Poverty dynamics in Rural Vietnam : winners and losers during reforms, 27 march 2002 Khuong (2003). Http://dissertations.ub.rug.nl/FILES/faculties/eco/2003/l.khuong.ninh/c2.pdf Krugman, P.R. en Obstfeld, M. International Economics: theory and policy, Addison-Wesley Publishing Company, June 2000 Nguyen, N.B. en Haughton, J. Trade Liberalization and Foreign Direct Investment in Vietnam, Suffolk Universit, april 12, 2002 Pham, V.T. en Nguyen, V. T. Problems and Prospects of State Enterprise Reforms, 19962000, Diane Publising Company Riedel, J. Needed: A Strategic for Setting Reforms Prioritie in Vietnam, Suiwah Leung, ed., Vietnam and the East Asia Crisis, London: Edward Elgar, Publ. Co. 1999 Turner, S. en Nguyen, P.A. Young Entrepreneurs, Social capital and Doi Moi in Hanoi, Vietnam, urban studies, Vol. 42,No. 10, 1693-1710, September 2005 Uwe, S. Vietnam’s accession to the WTO – a roadmap for a rational approach in trade liberalization, Universitat Duisburg-Essen, No. 66 maart 2003 Velge, B. en Wandeler, E. Opiniestuk voor De Tijd, 27 juli 2004 Vo, H.T. Globalization, WTO and Vietnam’s WTO Accession Process: Opportunities and Challenges, 2003.12 Vo, T.T. en Dao, M. C. How Vietnam Can Industrialize by Adapting to Globalization and a Knowlegde – Base Economy Walle, D. en Cratty, D. Is The Emerging Nonfarm Market Economy the Route Out of Poverty in Vietnam, Policy Research Working Paper, januari 2003
23