Universiteit Gent Academiejaar 2006-2007
Carlo Ginzburg achterna: het leven van Muqali in micro-historisch perspectief
verhandeling voorgelegd aan de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte, groep Oosterse talen en culturen, voor het verkrijgen van de graad van licentiaat door Promotor: Prof. Dr. Ann Heirman
Thomas Leyman
DANKWOORD…………………………………………………………………………….1 DEEL 1: INLEIDING………………………………………………………………………...2 De keuze van mijn onderwerp………………………………………………………….2 Waarom Muqali in micro-historisch perspectief plaatsen?……………………………6 DEEL 2: CORPUS…………………………………………………………………………9 A. MUQALI’S ERVARINGEN OP DE STEPPE………………………………………..9 GEOGRAFIE EN HET FENOMEEN PASTORAAL-NOMADISME………………………....9 DE GEOGRAFISCHE SITUERING ……………………………………………………10 DE MODUS VIVENDI OP DE STEPPE: PASTORAAL NOMADISME…………………….11 SOCIALE ORGANISATIE, VERWANTSCHAP, CLAN EN IDENTITEIT………………….14 SOCIALE HIËRARCHIE EN CLANRELATIES: STEPPE-POLITIEK OP HAAR BEST……16 DE CASUS VAN MUQALI EN SOCIALE MOBILITEIT………………………………….19
B. MUQALI VERBREEDT ZIJN HORIZONTEN……………………………………….26 1. FORMATIEVE FASE: MUQALI BIJ DE KEREYID…………………………………….26 Wie waren de Kereyid?……………………………………………………………….26 De Kereyid en Chinggis Khan…………………………………………………….27 Definitie van de keshig……………………………………………………………29 2. TWEEDE FASE: MUQALI GAAT NETWERKEN IN CHINA…...…………………….32 1. De relatie tussen de bewoners van de steppe en China…………...……………….32 2. Historische actoren……………………………………………..…………………34 DEEL 3: VERTALING……………………………………………………………………47 BESLUIT…………………………………………………………………………………...66 BIBLIOGRAFIE…………………………………………………………………………….70 BIJLAGEN…………………………………………………………………………………75 1. BRONTEKST……………………………………………………………………………75 2. ENKELE AFBEELDINGEN……………………………………………………………78
1
Dankwoord Een woord van dank schrijven in een werkstuk ter afsluiting van een studie is per definitie een achteruitblik. Enerzijds op het schrijven, maar ook op de vele lessen die hebben bijgedragen tot het bepalen van de richting die ik uitwilde met dit werkstuk. Ere wie ere toekomt, vandaar dit korte woord van dank, in de eerste plaats aan mijn promotor, Prof. Dr. Ann Heirman voor haar welwillendheid, omdat ze mij toestond een denkoefening te maken, gebaseerd op een methode die niet tot het domein van de sinologie, maar van de sociale geschiedenis behoort.
“ De Di en de Rong zijn wolven waarvoor men geen genade moet betonen. ” Zhuo Zhuan, Hertog Min, jaar 1.
Ook omdat zij mij, samen met haar partner in crime, Prof. Dr. Bart Dessein, wellicht zonder het zelf te beseffen, gestuurd heeft in de richting van mijn onderwerp. De lesmomenten waarop zij vol geestdrift fragmenten uit de klassieke Chinese literatuur op ons afvuurden, waarin doorgedreven etnocentrisme van de toenmalige culturele elite spreekt, wekten bij de auteur dezes de nood om de rollen eens om te draaien en een ‘Mongoolse wolf’ recht van antwoord te geven. Prof. Dr. Dessein verdient verder nog een vermelding daar hij zo vriendelijk was tijdens een kort verblijf op Taiwan op zoek te gaan naar een aantal bronnen. Iets verder van huis, moet ik ook nog Prof. Dr, David Morgan, werkzaam aan het Washburne Center for the Humanities, University of Wisconsin vermelden. Ik ben hem als auteur van mijn eerste boek over de Mongolen veel verschuldigd voor de dagdromen van weidse steppelandschappen.
Ook het personeel van de verschillende bibliotheken die ik heb bezocht op zoek naar materiaal, mag hier niet ontbreken. In het bijzonder Evelien, Mevr. Sarah Lievens van het CICM in Kessel-Lo en Rémy en zijn collega’s van het Sinologisch Instituut in Leiden.
Last but not least: mijn familie en vrienden. Voor de steun en het geduld, dank u zeer.
2
Deel 1: Inleiding
De keuze van mijn onderwerp Allereerst wil ik de keuze van mijn onderwerp verduidelijken. Als sinoloog in wording heb ik door in de opleiding kennisgemaakt met de Chinese geschiedenis. Wat men daarin boeide, was het cyclische verloop van de geschiedenis en de wisselwerking tussen de verschillende bevolkingsgroepen die met elkaar in contact -en even vaak- in conflict kwamen. Er is een periode die dit alles voor mij belichaamt, namelijk de dertiende eeuw, wanneer de bewoners van de Mongoolse steppen zich zouden verenigen tot het grootste wereldrijk dat de wereld ooit zag. Om die fascinatie nog beter uit te drukken, citeer ik Soucek S.: Few historical events can illustrate the unpredictability of the future as vividly as the sudden rise of Ghenghis Khan’s Mongol empire in the second and third decades of the thireenth century.The energy and genius of the relatively small number of people who were at the core of this enterprisehave baffled all historians trying to explain the phenomenon, just as the effects, ranging from horryfying massacres and devastations to periods of admirable cross-cultural exchange and stimulation, have never ceased repelling and attracting them.
1
Een korte introductie van de Mongolen lijkt mij hier wel op zijn plaats. Ik wil er van bij aanvang op duiden dat ten tijde van de opkomst van Chinggis Khan de term Mongool enkel sloeg op de stam die rondtrok langs de Onon-rivier en de Kerulen-rivier in Noord-OostMongolië. Nadat Chinggis Khan zijn rijk had gesticht, gaf zijn stam haar naam aan de andere volkeren op de Mongoolse hoogvlakte. Hier wil ik enkel de Mongolen in enge zin belichten, omdat het proces van eenwording van de stammen binnen de tijdspanne ligt die mijn eindverhandeling bestrijkt, en de lezer het verhaal in grote lijnen zal kunnen volgen. Het is zeer waarschijnlijk dat de oorsprong van de Mongolen bij de Shiwei 室韦ligt. Ten tijde van de Tang-dynastie in China (618-906) verscheen er een stam van de Shiwei genaamd de Mengwu ten oosten van het Khinghan gebergte; en hiermee duikt zeer waarschijnlijk ook voor het eerst de naam Mongool op. De Mongolen, Menggu 蒙古genaamd in het Chinees, zouden dan later in de elfde eeuw terug opduiken als een van de meer afgelegen stammen die onderhevig waren aan tribuutbetalingen aan de Liao-dynastie. 2 Deze Menggu waren echter
1
Svat Soucek,. A History of Inner Asia. Cambridge: Cambridge University Press, [2000] 2005 p. 103. Paul Pelliot. "A propos des Coumans." Journal Asiatique 11,15 (1920), p.146.
2
3 niet de enige voorouders van de Mongolen. Clans die later de Mongoolse stam zouden vervoegen kwamen onafhankelijk voor in de Chinese bronnen, waaronder de Jajirad en de Ongirad. Na de val van de Kitans (907- 1125) en de opkomst van de Jin-dynastie (11251234 )van de Jurched verkregen de Mongolen een leidende positie op de steppes. De Mongolen werkten soms samen met tegenstanders van het regime en versloegen hun legers meerdere malen, waarbij ze talrijke forten en grensplaatsen innamen. De Mongoolse bronnen verhalen over machtige Mongoolse Khans die de Jin bedreigden. Kabul Khan, zijn neef Ambaghai Khan en Kabul’s zoon Kutula Khan heersten achtereenvolgens tot ongeveer 1164, wanneer Kutula stierf in de strijd tegen de Tataren, een stam die in een alliantie was aangegaan met de Jin en sindsdien doodsvijanden waren van de Mongolen. Voor de dood van Kutula hadden de Tataren eerst Ambaghai en dan Kabul’s oudste zoon, Okin, gevangen en overgeleverd aan de Jin die hen dan zouden doodmartelen door hen op een houten schandbord te nagelen. Door deze gebeurtenissen zaten de Mongolen tijdelijk in een impasse, die pas zou opgeheven worden door de opkomst van Chinggis Khan.
De keuze om van alle Mongolen een biografische schets te maken van generaal Muqali ligt voor de hand. Het citaat van Soucek op de vorige pagina indachtig, was Muqali inderdaad één van de weinigen die in het centrum van het gebeuren zijn plaats had, en eveneens iemand die een zekere invloed had bij de latere Chinggis Khan, de vader van alle Mongolen. Maar hij is tevens diegene geweest die de weg heeft bereid tot de overheersing van het Chinese grondgebied door zijn strijd tegen de Jurched van de Jin-dynastie. Hij zou in 1217 de titel krijgen van regent in China en door zijn militair doorzicht en leidinggevende capaciteiten een voorname rol spelen in China tot aan zijn dood in 1223. Een tweede rechtvaardiging voor mijn keuze is het feit dat Muqali vaak over het hoofd wordt gezien, wanneer men het heeft over de Mongoolse uitbouw van een degelijk bestuur in China. Zo geeft Hok-Lam Chan 3 in een artikel aan dat het vaststaat dat de opvolgers van Chinggis veel te danken hadden aan de steun van Chinese ambtenaren in dienst van de Jin in hun consolidatie van het bestuur in China. Verder stelt hij dat men hieraan een begin gemaakt heeft na de troonsbestijging van Ogodai, toen Yelu Chucai 耶律楚材 (1289-1243) 4 fiscale en bestuurlijke hervormingen heeft doorgevoerd, gecombineerd met dit pro-Chinees beleid, dat 3
Hok-Lam Chan. "A recipe to Qubilai Qa'an on governance: The case of Chang Te-hui and Li Chih." JRAS. 3rd series, Vol. 7, pârt 2 (1997): 257-283. 4 Voor een biografie van deze staatsman, Kitan in dienst van de Mongolen, zie Igor de Rachewiltz, en Hok-Lam Chan, ed. In the Servive of the Khan: Eminent Personalities in the Early Mongol-Yuan Period (1200-1300). Wiesbaden: Harrassowitz, 2003 p.136-171.
4 later een fundament zouden blijken voor de Mongoolse hegemonie in China. Als het gaat over Muqali’s tijd in China, zal ik aan de hand van de manier waarop hij door lokale contacten zijn bestuur en wereld heeft uitgebouwd, proberen een lans te breken voor Muqali als initiator van een pro-Chinees beleid Op deze wijze hoop ik dan dat de verdienste van Muqali de aandacht krijgt die hij zelf verdient.
Het feit dat Chinggis Khan reeds vermeld werd, heeft zijn redenen. Ten eerste is een historisch gezien onhoudbaar om een uiteenzetting te geven over een persoon die kadert in het Mongoolse imperium zonder te spreken over de stichter en bezieler van het grootste rijk in de wereldgeschiedenis. Anderzijds is Chinggis Khan van groot belang voor ons vanwege zijn nauwe band met generaal Muqali. Het hoeft dus geen betoog dat elementen uit het levensverhaal van Temoedjin, zoals de eigenlijke naam van de man luidt, dan ook waar nodig ter sprake zal komen.
Verklaring van de gebruikte methodiek: wat is micro- geschiedenis?
In deze verhandeling is het mijn bedoeling om het levensverhaal van Muqali (1170-1223) te belichten vanuit de benaderingswijze van Carlo Ginzburg. Deze Italiaanse historicus gaat, in navolging van het Franse structuralisme van de Annales, ontstaan onder impuls van Marc Bloch en Lucien Febvre, geschiedenis benaderen vanuit een specifieke hoek. Om dit te schetsen citeer ik Prevenier, Howell en Boone: Volgens het structuralisme van de Annales mag de historicus zich niet tevreden stellen met het opsporen van uitwendig waarneembare feiten, zoals die in de klassieke bronnen expliciet vermeld worden, maar moet hij eveneens zoeken naar de niet-observeerbare samenhang en structuren die de diepere verklaring geven van de reacties van en het gedrag van de mens als individu en als groepswezen. 5
De werkwijze van Carlo Ginzburg ziet er dan als volgt uit, nog steeds volgens Boone (2000): hij introduceerde het ‘paradigma indiziario’.
De idee is een schijnbaar nietszeggend detail uit de bron te hanteren als een spoor (index) van een onderliggende realiteit. Deze aanpak is grotendeels geboren uit de frustratie over de veronderstelling van de traditionele sociaal-historici dat de verklaring van sociale evoluties in structuren en economische en politieke systemen. Deze aanpak schakelt het individu wel niet uit, maar herleidt het tot producten van de systemen waartoe ze behoorden. De methode van Carlo Ginzburg [de micro-storia, nvda.] biedt een uitweg: ze beoogt, vanuit een zeer bijzondere, individuele situatie, de werkwijze te achterhalen
5
Walter Prevenier, Martha Howell, en Marc Boone. Uit goede bron. Introductie tot de historische kritiek. Leuven: Garant, [1992] 2000, p.146.
5 waarmee personen hun sociale wereld opbouwen. Het lijkt aanvankelijk een klassieke biografie of chronologische monografie, maar het gaat in feite om de studie van interacties tussen personen. 6
De idee is dus dat micro-geschiedenis ontstaan is uit ongenoegen met de tot dan toe gehanteerde methode in de sociale wetenschappen. Niet omdat deze methode onmogelijk blijkt of niet wenselijk is maar dat er maar al te vaak generalisaties gemaakt worden die niet meer geldig zijn wanneer men ze afweegt tegen de realiteit van het leven dat zij proberen uit te leggen. 7 Dit werkstuk zal trachten een inleiding te geven op de toepassing van een dergelijke benadering op de persoon van Muqali. Een inleiding, want daar we uitgaan van details, is het onmogelijk om alles in dezelfde mate uit te werken, of zelfs van bij het uittekenen van de algemene structuur te weten welke ‘sporen’ we zullen vinden in de brontekst. Een beperking misschien, maar dat onvoorziene aspect is tevens een vorm van vrijheid van onderzoek. Carlo Ginzburg is een groot pleitbezorger geweest van de micro-storia met zijn boek over een 16e-eeuwse molenaar, genaamd Domenico Scandella, tevens Mennocchio 8 . Zijn ideeën brachten hem blijkbaar op de brandstapel van de roomse inquisitie. Carlo Ginzburg ontdekte wanneer deze ontsloten werden in de archieven van de inquisitie een verslag van het proces van de arme molenaar; aan de hand hiervan wordt een boeiend beeld geschetst van zijn leven in het 16e-eeuwse Italië. Zo blijkt uit de verslagen met wie hij allemaal contact had als molenaar, wat voor boeken hij las en andere dingen die een kijk geven op het wereldbeeld van Menochhio.
Uit de inleiding van zijn boek blijkt duidelijk dat de micro-geschiedenis bijzondere aandacht schenkt aan de kleine man, die volgens de auteur maar al te vaak zijn vergeten in de geschiedkundige bronnen. ‘ Maar met de gegevens die we hebben, kunnen we al een klein stukje reconstrueren van wat men doorgaans de "cultuur van ondergeschikte klassen" en ook wel de “volkscultuur” noemt.’ 9
6
ibid. p.150. G.G.Iggers. Historiography in the Twenthieth Century: From Scientific Objectivity to the Postmodern Challenge. Hannover, Wesleyan University Press, [1997] 2005 in Sygurdur Gylfi Magnusson. History News Network. 05 augustus 2006. George Mason University. 14 maart 2007
. 7
8
Carlo Ginzburg, en P. de Vooghd, vert.. De Kaas en de Wormen. Het Wereldbeeld van een 16e-eeuwse mMlenaar. Uitg. Bert Bakker, 1982. 9 Ibid; p.12.
6
Waarom Muqali in micro-historisch perspectief plaatsen?
Een eerste motief is het feit dat de brontekst waarvan we vertrekken bij het schrijven van deze verhandeling, een aantal lacunes vertoont met betrekking tot de leefomstandigheden op de Mongoolse steppen en van Muqali in het bijzonder. Daar deze biografie deel uitmaakt van officiële geschiedschrijving, is dit enigszins te begrijpen omdat dergelijke documentatie zich door de band genomen beperkt tot een zuiver feitelijke beschrijving. Voor mijn doelstellingen is dit echter onvoldoende, in die zin dat onder meer de geografische situering van de Mongolen en hun adaptatie aan en gebruik van hun omgeving belang heeft wanneer we een beeld willen scheppen van de ‘Lebensraum’ van onze generaal. Een eerste deel van het corpus van mijn verhandeling zal dan ook gaan over pastoraal nomadisme, omdat deze vorm van economie het dagelijkse leven op de Mongools steppe zeer sterk heeft bepaald tot op de dag van vandaag. Daarbij zal ik uitgaan van een eerste spoor, namelijk de geografische situering van Muqali zoals die gegeven wordt in zijn biografie.
Een tweede gegeven dat mij in mijn keuze voor micro-geschiedenis gestuurd heeft, leunt nauw aan bij de reeds vermeldde tekortkomingen van de officiële Chinese geschiedschrijving. Het is namelijk zo dat geschiedschrijving in het oude China altijd het domein geweest is van de confucianisten 10 en in die hoedanigheid een weerspiegeling is van een elite-cultuur. Vandaar dat er veelal een ietwat gekleurde visie wordt verstrekt. Ook van belang hierbij is te weten dat de officiële dynastieke historiën, zoals de Yuanshi 11 , waaruit onze brontekst afkomstig is, steeds gecompileerd worden door de volgende dynastie. De Chinezen hebben van oudsher geloofd dat een nieuwe dynastie pas aan de macht kon komen, wanneer de voorgangers zich in die mate misdroegen dat zij hun mandaat van de hemel om te heersen hadden verloren. Wanneer we die gedachtegang volgen, moge het duidelijk zijn dat de voorgangers vaak in een negatief daglicht worden gesteld, wat nog meer redenen geeft om enige voorzichtigheid in acht te nemen met de gegevens -of het gebrek eraan- die men vindt in de biografie van Muqali. Toch is de Yuanshi volgens Frederick W. Mote onmisbaar voor iemand die zich met geschiedenis van de Mongolen bezighoudt. 12 Deze geschiedenis is 10
Een moraal-filosofische school, gebaseerd op de leer van Confucius (traditionele data 551-479 BCE)? Het was in wezen de eerste die staatsleer met persoonlijke moraliteit verbond. Zijn leer is gebaseerd op goede zeden en de betrachting door aan jezelf te werken de gemeenschap van dienst te kunnen zijn. Het ideaal van de verlichte heer. 11 Song, Lian, ed. Yuanshi. gecomp. 1369-1370. Beijing: Zhonghua shuju, [1976]1995. 12 Frederick W. Mote. "A note on traditional sources for the Yuan dynasty."in Denis Twittchett, en Michael Loewe, ed. Cambridge history of China.Vol.6. Alien regimes and border states, 907-1368.
7 gecompileerd in een tijdspanne van slechts een jaar, veel sneller dan andere dynastieke geschiedenissen, wat erop wijst dat de Yuanshi hoogstwaarschijnlijk gespaard is gebleven van al te veel confucianistische editing… 13
Zoals reeds vermeld wordt deze methodiek zeer vaak toegepast op elementen uit de onderste lagen van de maatschappij, die normaal gezien genegeerd worden door de geschiedschrijving. Carlo Ginzburg heeft ons in zijn boek het verhaal gedaan van een uitzondering, een molenaar die helaas in contact is gekomen met de gerechtelijke instanties, waardoor zijn verhaal opgenomen werd in de kronieken van de elite-cultuur. Muqali was bij aanvang van zijn verhaal ook een outsider, hij was namelijk een slaaf, en niets deed vermoeden dat er over hem ook maar iets zo worden overgeleverd. Vanuit dit standpunt lijkt het mij dan ook interessant om na te gaan hoe hij van slaaf geëvolueerd is tot generaal en vice-koning van China. Als tweede aandachtspunt zal ik Muqali dan ook belichten als casus van sociale mobiliteit in het Mongoolse wereldrijk. Het laatste onderdeel van mijn corpus zal ik beschrijven welke personages voor Muqali van betekenis zijn geweest in de opbouw van zijn eigen wereld. Hij heeft als het ware van een netwerk van sociale contacten opgebouwd en ervan gebruik gemaakt om zijn doelstellingen te verwezenlijken. 14 Het netwerken an sich is trouwens een bezigheid die de Chinezen tot kunst hebben verheven, wat nog maar eens aantoont hoe Chinees Muqali’s methodes wel waren. In het deel van de verhandeling dat specifiek de relaties van Muqali, en dan vooral buiten de Mongoolse clan, is het mijn bedoeling om te verduidelijken hoe Muqali in staat is geweest om een netwerk van persoonlijke relaties uit te bouwen met individuen van velerlei achtergrond, hetgeen hem later, tijdens zijn campagnes in China zou in staat stellen een stevige basis te leggen voor de uiteindelijke Mongoolse overheersing van het Middenrijk. Ik zal enkele personen wie hij daarvoor heeft samengewerkt belichten, en hoe zijn manier van werken uiteindelijk heeft bijgedragen tot het belang van zijn persoon voor sinologen. Concreet zal het desbetreffende onderdeel er als volgt uitzien: Eerst wil ik een beeld geven van de periode onder de bescherming van de Kereyid, een tijdspanne die ik als formatieve fase beschouw. Daarna zijn Muqali’s ervaringen in China aan de beurt, met een introductie van de verschillende historische actoren, te weten de andere dynastieën waarmee Muqali te maken kreeg. Ik ga dan ook de geschiedenis van deze periode kort
Cambridge, Mass.: Cambridge University Press, 1994, in Endymion Wilkinson. Chinese history. A manual (Harvard-Yenching Institute monograph series, 52). Cambridge, Mass.: Harvard University Asia Center, 2000, p. 871. 13 Wilkinson, ibid. p. 871.
8 belichten vanuit het standpunt en de historische achtergrond van elke speler. Vervolgens zal ik, opnieuw vertrekkend van fragmenten die ik uit de brontekst zal isoleren, een beeld geven van de persoonlijke interactie die hij heeft gehad met een aantal figuren van uiteenlopende achtergrond; dit alles in de hoop zijn taken in dienst van zijn heer naar beste vermogen te vervullen.
9
Deel 2: Corpus A. Muqali’s ervaringen op de steppe Geografie en het fenomeen pastoraal-nomadisme
In mijn inleiding heb ik vermeld dat de confucianisten, die het domein van de geschiedschrijving in China zo lang hebben gemonopoliseerd, vaak gekleurde informatie gaven, die voortkwam uit hun status. Inderdaad, wat zij schreven was de waarheid bij uitstek, en wat zij niet belangrijk achtten, werd dan ook afgedaan als niet gebeurd. 15 [Chinese] historical works have been vividly compared to shining mirrors which bring the thruth of past history before one’s eyes. Their task was to give correct answers based on experienceto constantly emerging problems of importance to the state…It is not surprising that Chinese historians, for practical reasons, mainly turned their attention to military-political and diplomatic relationswith China’s neighbours, and thus various aspects of the lives of these proples were for them peripheral and of minor importance. 16 Dit is een situatie die voor mij niet erg bevredigend is, vandaar ook de opzet van deze verhandeling, omdat uit de consequenties van dit citaat blijkt dat aandacht voor andere aspecten van het leven van Muqali systematisch onderdrukt werd. Vandaar dat ik op zoek ben gegaan, vertrekkende vanuit die traditie, naar enkele missing links naar de leefwereld van Muqali. Een eerste fragment uit de biografie dat ons een venster biedt op achterliggende context, is het volgende:
Muqali maakt deel uit van de Jalayir-clan. Deze wonen al generaties lang ten oosten van de Onon. Zijn vader was Gu'un Ua, die rechtstreeks in dienst ging bij Chinggis Khan aangezien hij bij diens verwanten, de Yurkin, verbleef. 17 Een algemeen geldend principe is dat de mens voor een groot deel gedetermineerd wordt door zijn omgeving. Enerzijds puur geografisch, anderzijds ook door de familiale omgeving. Daar het in het geval van Muqali duidelijk is, of althans duidelijk zal worden, dat zijn familiale 15
Heirman, Ann, Bart Dessein, en Dominiek Delporte. China. Een maatschappelijke en filosofische geschiedenisvan de vroegste tijden tot de twintigste eeuw. Gent: Academia Press, 2001.p.XI 16 V.S.Taskin. Materialy po istorii kochevykh narodov gruppy [Historical Materials on the Ancient Nomadic Peoples of the Dunhu Group]. Moskou: 1984, p. 11, geciteerd in Bold, Bat-Ochir. Mongolian Nomadic Society. A Reconstruction of the 'Medieval' History of Mongolia. New York: St Martin's Press, 2001, p. 4. 17
Wat de annotatie van de fragmenten uit de brontekst betreft die ik in mijn corpus heb ingebed, verwijs ik graag naar de vertaling die wordt bijgevoegd.
10 sfeer zeer nauw samenhangt met de geografische situering, lijkt het mij het beste om deze twee aspecten samen te behandelen. Als we ons de geografische situering voor de geest halen, dan blijkt daaruit dat het gebied van de Jalayir, Muqali’s clan, deel uitmaakt van de Euraziatische steppen. Het is mijns inziens van belang te weten welke invloed dergelijke topografische omstandigheden hebben op de manier van leven. Nomaden worden door het bredere publiek maar al te vaak over dezelfde kam geschoren. Daarom, naast het feit dat pastoraal-nomadisme een grote rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van Muqali, is het wenselijk om hier wat dieper op in te gaan.
De geografische situering Giovanni di Plano Carpini, een zendeling die de Mongolen heeft bezocht in 1247, stelt dat ‘This country is partly mountainous and partly plains,but as a rule it is a mixture of gravel and sand.” 18 Grosso modo kunnen we volgens Soucek 19 de landmassa van Centraal-Azië, waarin de Mongolen leven, beschrijven aan de hand van drie topografische eigenschappen. Ten eerste was er de weidse steppe, en woestijnen. Deze zijn aan de noordzijde begrensd door de Siberische taiga, en aan de zuidzijde kan de afbakening verschuillende vormen aannemen, voornamelijk bergketens, maar ook de Kaspische en Zwarte zee. Ten tweede was er die zone van bergketens, die hun rol hebben gespeeld om de regio ook politiek te verdelen. De bergen hebben vaak ook een rol gespeeld als plaatsen waar politieke formaties zijn gevormd; zo zullen we bijvoorbeeld kennismaken met de Naiman, die aan de voet van de Altai hun stek hadden gevonden. Sommige bergen hebben ook een ritueel karakter gekregen als rustplaats voor grote leiders of plaatsen van communicatie met de eeuwig blauwe hemel.Bergen hebben ook wel een schaduwzijde, namelijk in die zin dat zij de bewegingsvrijheid van de steppenomaden beperken, zodat wanneer zij zich verenigen in een confederatie en een Rijk uitroepen, het per definitie een stepperijk zou zijn, waarmee Soucek verwijst naar het standaadwerk van René Grousset 20
18
G.Di Plano Carpini en Erik Hildinger, vert. The story of the Mongols whom we call the tartars. Boston: Branden publishing company 1996, p. 36. 19 Soucek, Svat. A History of Inner Asia. Cambridge,Mass.: Cambridge University Press, [2000] 2005.. p. 1-3. 20 RenéGrousset, en Naomi Wallford, vert. The Empire of the Steppes. A History of Central Asia. New Brunswick: Rutgers University Press [1970] 2002.
11 Een derde factor zijn enkele belangrijke rivieren in de regio, waarrond doorheen de tijd enkele rijken in de regio zich hebben gecentreerd. Zo zien we dat doorheen de geschiedenis bijvoorbeeld de Orkhon levensader is geweest voor het rijk van de Tujueh, het khanaat van de Kereyid, en andere volkeren die de regio hebben doorkruist, zoals ik reeds in de inleiding heb gesteld.
De modus vivendi op de steppe: Pastoraal nomadisme Het fenomeen nomadisme heeft altijd een exotische bijklank gehad voor buitenstaanders. Het woord fenomeen is daarom ook niet lukraak gekozen. Volgens Khazanov 21 is het als fenomeen niet alleen ‘ongewoon, zeldzaam en uniek, maar is het ook wijdverspreid en heeft het verstrekkende gevolgen’. Het is, zo voegt hij eraan toe,tevens interessant omdat we nomadisme ook anders kunnen bekijken, namelijk in de rol van verbinding tussen culturen en maatschappijen, en niet alleen in haar economische maar ook in haar sociale en geschiedkundige specificiteit. Aan deze schijnbare tegenstellingen heeft Khazanov zijn belangrijke studie gewijd, en hij geeft deze in het kort als volgt weer: een maatschappij die voor haar voedselvoorziening is overgegaan tot een zeer gespecialiseerde vorm van economische activiteit, die op zich vrij conservatief is, heeft een diverse invloed gehad op het sociaal en politiek functioneren van sedentaire samenlevingen die veel meer diversiteit kenden en technologisch geavanceerder waren. Wat nog belangrijker was, is zijn these dat nomadische samenlevingen niet kunnen bestaan zonder interactie met hun sedentaire buren. Het blijkt een wisselwerking te zijn tussen twee verschillende werelden, die elkaar beïnvloedden op velerlei vlakken, en aldus ook elkaar in stand hielden. 22 De terminologie geeft de essentie vrij goed weer: pastoraal-nomadisme is een levenswijze die afhankelijk is van graaslanden (pastures). Zo zien we dat de basis van het Mongoolse pastoralisme gevormd wordt door hun kuddes, bestaande uit paarden, runderen, kamelen, schapen en geiten (in volgorde van belang). Paarden zijn voor de nomaden met het oog op hun mobiliteit van het grootste belang als rijdier, terwijl runderen en kamelen worden gebruikt als lastdieren. De vijf dieren verschillen onderling wat betreft hun noden en manier van grazen. Kuddes worden vaak samengevoegd om de arbeid zo efficiënt mogelijk te
21
Anatoly M.Khazanov en Julia Crookenden, vert. Nomads and the outside world. Madison: University of Wisconsin Press, [1984]1994, p. 2ff. 22 Ibid. p. 3
12 maken. 23 Waar de dieren ook nog voor worden gebruikt is voor de brandstofvoorziening. Het meest voorkomende type van brandstof is argal, gedroogde uitwerpselen van het vee. De Mongolen zijn pastorale nomaden, die zoals reeds gezegd voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van hun kuddes en graasland. Het is echter een simplificatie te stellen dat de migraties lukraak zouden zijn. Integendeel, de migraties kennen een cyclisch verloop dat afhankelijk is van -alweer- klimatologische omstandigheden. Khazanov geeft naar mijn mening een helder overzicht van de belangrijkste kenmerken van deze zeer specifieke vorm van economische activiteit. In my view, the most important characteristics defining the economic essence of pastoral nomadism are: 1) Pastoralism is the predominant form of economic activity. 2) It’s extensive character connected with the maintenance of herds all year round on a system of free-range grazing without stables. 3) Periodic mobility in accordance with the demands of pastoral economy within the boundaries of specific grazing territories or between these territories (as opposed to migrations). 4)The participation in pastoral mobility of all or the majority of the population (as opposed, for example, to the management of herds on distant pastures by specialist herdsmen, into which only a minority is involved in pastoral migrations). 24
Het feit dat de nomaden vaak bij hun sedentaire zuiderburen zijn binnengevallen, valt volgens Bold 25 ook te verklaren door de interactie van de natuur en de samenleving. Door hun economische specialisatie zijn de nomaden zeer sterk afhankelijk van klimatologische omstandigheden. Graaslanden zijn namelijk kwetsbaar voor ecologische veranderingen, die zij evenwel konden tegengaan door hun mobiele levenswijze wanneer het korte periodes van droogte betreft. De lange periodes van droogte waren zij echter verplicht om sedentaire volkeren aan te vallen. Bold geeft aan dat er verscheidene studies zijn die aantonen dat grootschalige invasies van de nomaden in Noord-China grotendeels volgden op jaren van droogte of andere rampen, zoals stofstormen of extreem zware winters 26 . In zulke klimatologische condities is het houden van vee de enige mogelijkheid om te overleven. Maar daar komt nog bij dat het de enige vorm is van economische activiteit die realiseerbaar is in diezelfde omstandigheden. Het is tevens een systeem van sociale organisatie en gemeenschapsvorming. Maar hierover meer in het volgende deel, dat zal handelen over verwantschap, clan en persoonlijk identiteit in een dergelijk kader. Muqali’s biografie vertelt ons niet hoe hij het heeft ervaren om in een dergelijke setting op te groeien, waarmee hij zijn dagen vulde, en zo meer. Uit bovenstaand citaat van Khazanov, meerbepaald in het vierde punt, kunnen we afleiden dat Muqali van jongs af in het 23
Bat-Ochir Bold. Mongolian Nomadic Society. pp.36-40. ibid. p.16 25 Bat-Ochir Bold. Mongolian nomadic society. A reconstruction of the 'medieval' history of Mongolia. New York: St Martin's Press, 2001. p. 51ff. 26 ibid.p. 51. 24
13 nomadenleven werd geworpen. Waarschijnlijk uit noodzaak, omdat het houden van vee nu eenmaal zeer arbeidsintensief is, zoals reeds gezegd, wat een verband doet vermoeden tussen economisch succes en polygamie, zoals dat bij de Mongolen gebruikelijk was. Een jonge Mongool wordt bijna in het zadel geboren. Ze rijden mee met de moeder, op vijfjarige leeftijd kunnen ze op hun eigen paard met een begeleider die de teugels viert, en eens ze zeven zijn, zijn het volwaardige ruiters. 27 Dit is natuurlijk belangrijk, wil men hun kinderen inschakelen in een letterlijk zeer mobiele economie. Muqali zal tijdens zijn jeugd aanvankelijk voornamelijk voor de schapen ingestaan hebben. Paarden waren nu eenmaal te delicaat en werden aan de mannen overgelaten. Als kind zal hij vooral met zijn eigen broers en neven omgegaan zijn, omdat de mobiele levenswijze de vorming van degelijke vriendschapsbanden in de kindertijd vaak in de weg staat. 28 Wanneer men volwassen is, is niet echt genormeerd. Jagchid en Hyer wijzen erop dat er bij de Mongolen geen overgangsrituelen bestaan, maar dat, wanneer men kijkt naar de leeftijd vanaf wanneer men in aanmerking komt voor militaire dienst, men als vijftien- à zestienjarige als volwassen wordt beschouwd. 29 Dit moet een en ander teweeg gebracht hebben bij de jonge Muqali, krijger worden. De voorbereiding op de strijd werd onder meer geïmplementeerd in massale jachtpartijen. Deze hielden voor de jonge mannen enkele belangrijke lessen in. Ten eerste moest men dergelijke groepen coördineren. Wat daar ook nog bijkwam, is dat de great hunt ook buiten de grenzen van de eigen gemeenschap ging; er kwam dus ook enige clanpolitiek bij kijken, aangezien ieder zijn taak naar behoren moest vervullen. Mijn eerste fragment uit de brontekst was zeer nuttig om achterliggende realiteiten op te sporen. Er zit dan ook heel wat in vervat. 木华黎,札剌儿氏,世居阿难水东。父孔温窟哇,以戚里故,在太祖麾下 Muqali maakt deel uit van de Jalayir-clan. Deze wonen al generaties lang ten oosten van de Onon. Zijn vader was Gu'un Ua, die rechtstreeks in dienst ging bij Chinggis Khan aangezien hij bij diens verwanten, de Yurkin, verbleef. [Eigen vertaling, T.L.] De geografische afbakening, en wat daaruit voortkomt, heb ik reeds belicht. Wat hierin ook nog naar voorkomt, is dat Muqali bij de Yurkin was met zijn familie. Wat dit betekent op sociaal vlak, zien we zo meteen, maar ik wil er hier toch al de aandacht op vestigen, omdat de vraag zich opdringt, welke gevolgen dit zou hebben voor de ontplooiing van zijn capaciteiten als adolescent. Muqali was ondergeschikt aan de Yurkin op basis van historische clan-relaties.
27
Sechin Jagchid en Paul Hyer. Mongolia's Culture and Society. Boulder, Colorado: Westview Press, 1979.p. 79. Ibid. p. 79. 29 Ibid. p. 81. 28
14 Men zou kunnen aanvoeren dat een ondergeschikte nooit een goede leerschool zou krijgen. Ik ben van mening dat zijn positie geen invloed heeft gehad op zijn vorming. De reden moeten we volgens mij zoeken in het steppeleven. Hun afhankelijkheid van klimaat en de noodzaak om daardoor te nomadiseren, betekent ook dat men in botsing kan komen met andere clans. Daarom moest men op iedereen kunnen rekenen in noodsituaties, en was het contraproductief om iemand op basis van clanpolitiek geen degelijke opleiding te geven.
Sociale organisatie, verwantschap, clan en identiteit Het moge duidelijk zijn dat men in een dergelijke omgeving niet veel overlevingskansen heeft wanneer men alleen leeft. Gemeenschapsvorming ontstaat de contact tussen verschillende groepen waarbij het besef van een gemeenschappelijke toekomst 30 . Ik heb er reeds op gewezen dat in bovenstaand citaat van Khazanov (p.3) al een zeer belangrijke reden wordt aangehaald, namelijk het arbeidsintensieve karakter van pastoraal-nomadisme. Daarom is men verplicht om zich te organiseren binnen een gemeenschap, wil men overleven. In een cultuur die zich heeft gespecialiseerd in een mobiele levensstijl kan men dit enkel wanneer de organisatie van de samenleving daarop is toegespitst. Dit manifesteert zich in de sociale entiteiten zoals stammen, clans, ed., gebaseerd op verwantschap. Dit heeft men met een overkoepelende term een kinship system genoemd.
De basis van dit systeem is de familie, met daarnaast de gemeenschap waarin men leeft, met als derde niveau de clan.
31
Meestal gaat het om een beperkte familie, met niet meer dan twee
generaties volwassen. Wat men ook ziet, en dan vooral bij nomaden op de Euraziatische steppe, zijn patrilocale families. Dit betekent dat één zoon, meestal de jongste, bij zijn ouders blijft wonen en na hun overlijden hun deel van de bezittingen overneemt nadat de rest is verdeeld onder zijn broers. 32 Deze jongste werd, zeker ten tijde van Muqali, otchigin, bewaarder van de haard, genoemd. (cfr. Temuge otchigin, de jongste broer van Chinggis.)
Hun mobiliteit heeft ook hierin een rol gespeeld: deze is namelijk in tegenspraak met territorialiteit, hetgeen wil zeggen dat de nomadische levensstijl het ontwikkelen van directe 30
Bart Dessein “Maatschappij en instellingen van China.” Hoorcollege oktober 2005. Sechin Jagchid, en Paul Hyer. Mongolia's culture and society. Boulder, Colorado: Westview Press, 1979, p.245. 32 Khazanov, Anatoly M. Nomads and the outside world p. 126. 31
15 territoriale verbanden met buren in de weg staat. Daarmee verband houdend is de hele discussie of men al dan niet van een staat kan spreken, wanneer men het over nomaden heeft. Een grondbeginsel van een staat is precies territorium met definieerbare grenzen. Dit is moeilijk in overeenstemming te brengen met de mobiele levenswijze van nomadische samenlevingen. Vandaar dat sommige specialisten er de voorkeur aan geven naar het Mongoolse Rijk te verwijzen met het woord ulus, meerbepaald wordt het Mongoolse imperium dan voor hen de ‘Yeke Mongol Ulus’. Vandaar dat de verwantschap het beste alternatief werd bevonden om uitdrukking te geven aan de sociale relaties tussen de verschillende clans. In de periode van het Mongoolse Rijk stonden de Mongolen er voor bekend dat zij hun genealogische kennis konden aanwenden om elkaar op de sociale ladder te plaatsen. Ten tijde van Chinggis Khan bestond zijn clan, de Borgijid, uit een aantal subclans die met elkaar verwant waren tot tenminste elf generaties terug. Enkel de belangrijkste leden binnen de Mongoolse clan die worden algemeen gesteld dezelfde afstamming te hebben. Velen van hun minder gefortuneerde ondergeschikten of slaven waren afkomstig van andere clans of waren helemaal geen Mongolen. De Mongoolse clans waren strikt exogaam, omdat ze dezelfde afstamming deelden en huwelijken binnen de clan als incestueus beschouwden; zodoende was men wel verplicht om huwelijksbanden aan te gaan met andere clans, relaties die uiteindelijk bijna even belangrijk werden als de clans op zich om de maatschappij te structureren. Deze huwelijksbanden tussen twee clans vinden we bijvoorbeeld ook terug bij de Kitans 33 van Binnen-Mongolië waar de heersende Yelu-clan een dergelijke relatie was aangegaan met de Shimo-clan . 34
Een mogelijk probleem met kinship is het volgende: wanneer men het strikt zal interpreteren en toepassen, dan wordt men daardoor beperkt. Rudy Paul Lindner heeft het gebruik van fictieve bloedbanden beschreven om de gemeenschappelijke belangen te valideren van leden van een clan of confederatie tegenover potentiële nieuwkomers. 35 Waar het hier om gaat, is het feit dat het soms uit economisch of politiek standpunt interessant kan zijn op die basis, namelijk politieke of economische motieven, een clan te definiëren. Dit is uiterst handig in conflictsituaties, omdat het een leider toelaat hun confederaties snel uit te breiden. Doet men 33
De Kitans zukken worden belicht in mijn tweede deel van de verhandeling. Frederick W.Mote. Imperial China 900-1800. p. 38 35 Rudi Paul Lindner. “What was a nomadic tribe?”, Comparative Sudies in Society and History, Vol 24, 1982, p. 696-697, geciteerd in Ostrowski, Donald. Muscovy and the Mongols. Cross-cultural influences on the steppe frontier, 1304-1589. Cambridge: Cambridge university Press, [1998] 2002. p. 33. 34
16 dit niet, dan blijkt het criterium bloedverwantschap niet te voldoen aan de eisen van de situatie.
36
Ter ondersteuning hiervan wil ik graag het bloedbroederschap aanhalen, ofte anda.
Het gaat hier om een vrijwillige alliantie tussen personen die niet verwant zijn. Zo is er het voorbeeld van Chinggis Khan en Jamuqa, de leider van de Jadarat, een Mongoolse subclan, met wie hij was opgegroeid en die later een belangrijke concurrent zou worden. Dergelijke banden zijn een bewijs dat kinship een vrij rekbaar begrip is.
De scheidingslijn tussen deze begrippen kan vrij vaag zijn; het is soms onduidelijk wanneer binnen een clan een leider zijn eigen weg wil gaan of men dan kan spreken van een nieuwe subclan. Deze onduidelijkheden betreffende de gebruikte terminologie en de invulling daarvan, kan een hinderpaal zijn, willen we het hebben over de persoonlijke identiteit binnen een dergelijke sociale organisatie. Muqali is hieraan ook onderhevig, vandaar dat we de sociale structuur zullen bespreken enerzijds op een algemeen beschouwend niveau boven dat van de individuele clans, anderzijds binnen de clan en bij uitbreiding binnen de Ulus, die op het clanmodel gebaseerd zal zijn.
Sociale hiërarchie en clanrelaties: steppe-politiek op haar best. In het Mongolië voor de tijd van Chinggis Khan waren er een aantal afstammingslijnen binnen de dominante Borgijid die recht hadden op de heerschappij, en dus de aristocratie vertegenwoordigden, terwijl andere clans een ondergeschikte positie hadden, te weten die van gewoon volk (qarachus) of slaven (bo’ol). 37 Deze onderlinge positionering was historisch bepaald. Zo zien we bijvoorbeeld met betrekking tot Muqali dat de Mongoolse clan van Chinggis Khan ten tijde van Khaidu, zijn voorvader die rond 1100 aan het hoofd stond van de aanspraak op de heerschappij kon maken doordat hij de clan van de Jalayir had onderworpen. De Jalayir is, zoals blijkt uit onze brontekst, de clan waar Muqali tot behoort. Hierna zullen zij dus aan de Borgijid gebonden zijn in een ondergeschikte positie. Wanneer deze sociale differentiatie binnen de clans op de steppe is ontstaan, is een vraag waarop moeilijk een eenduidig antwoord te geven is. Het staat vast dat reeds in de tijd van Alan Ghoa, de verre voorouder van Chinggis en stammoeder van de Mongoolse clans, een klassenbewustzijn was. Zij had vijf zonen, waarvan er drie waren verwekt door een goddelijke 36 37
Ostrowski, ibid. p. 33. Sechin Jagchid en Paul Hyer. Mongolia’s Culture and Society. p.283.
17 interventie, waarvan we mogen aannemen dat deze is opgenomen in de Secret History om de legitimiteit van de Altan Urug, dit is het Gouden Huis, de familie van Chinggis, te versterken. Na hun geboorte, zaten haar twee eerstgeboren zonen bijeen, en beraadslaagden hoe het mogelijk was dat hun moeder nog drie zonen op de wereld had gezet. Zij wist waarover ze het hadden, en sprak hen als volgt toe:
You, my sons Belgütünei and Bügünütei, are suspicous of me and said to each other, “These three sons that she has borne, of whom, of what clan are they the sons? ” And it is right for you to be suspicious. Every night, a resplendent yellow man entered by the light of the smoke hole or the door top of the tent, he rubbed my belly and his radiance penetrated my womb. When he departed, he crept out on a moonbeam or a ray of sun in the guise of a yellow dog. How can you speak so rashly. When one understands that, the sign is clear.They are the sons of Heaven. How can you speak, comparing them to ordinary blackheaded men? When they become the rulers of all, then the common people will understand! 38 De referentie naar de black-headed men ten overstaan van haar drie zonen, waarvan Bodoncar Munqaq, Bodonqar de Domme, spreekt voor zich. Maar als dat klassenbewustzijn reeds toen aanwezig moet zijn geweest, waar ligt dan de oorsprong ervan? Zhou Liangxiao en Gu Juying hebben daaromtrent een hypothese naar voor gebracht: 可以这样认为,原来活动在草原上的突厥以及鞑靼等部,其阶级分化当是很早以 前就发生了。但是,当社会生产力欠发达,其他必要的条件不具备的情况下,他 们的社会发展不单是极其缓慢,而且不排除在一个时期内出现倒退。因此,这些 部族始终在文明社会的门槛前后排徊。这种现象在中国历史上边境地区的少数民 族部落中是经常可以见到的。蒙古部中阶级分化大概发生在他们西迁以后,在突 厥文化的影响下,由森林民向游牧民转化的同时。 39 We mogen aannemen dat oorspronkelijk de klassendifferentiatie bij de op de steppe rondtrekkende Tujue, Tataren en andere clans reeds lang geleden haar oorsprong moet hebben gekend. Toch, wanneer we de omstandigheden in acht nemen van een tragere sociale reproductiviteit en een gebrek aan andere levensnoodzakelijke vereisten, dan zou sociale ontwikkeling niet alleen zeer traag verlopen zijn; daarenboven waren zij ook niet in staat om periodieke terugval te voorkomen. Dit is de reden waarom deze stammen op de opstap naar cultuur en
38
Igor de Rachewiltz. The Secret History of the Mongols, A Mongolian Epic Chronicle of the Thirteenth Century. Translated with a Historical and Philological Commentary. Boston: Brill, 2006. p..4-5. 39 Zhou Liangxiao en Gu Juying. Yuanshi. Shanghai : Shanghai Renmin Chubanshe, 2003. p.520.
18 maatschappij blijven steken. dit soort van fenomenen komt in de loop van de Chinese geschiedenis vaak voor bij minderheidsgroepen en stammen in het grensgebied. de maatschappelijke differentiatie binnen de Mongoolse clans heeft zich naar alle waarschijnlijkheid gemanifesteerd na hun westelijke migratie, wanneer zij onder culturele invloed kwamen van de Tujue en tezelfdertijd een evolutie kenden van woudbewoners naar pastorale nomaden. [Eigen vertaling, T.L.]
Uit dit citaat blijkt zeer duidelijk dat de sociale organisatie van de leefwereld van generaal Muqali naar alle waarschijnlijkheid is beïnvloed door de Tujue. In mijn inleiding heb ik erop gewezen, dat Mongolië niet altijd overheerst geweest door de Mongolen. Er zijn een aantal Turkse invloeden geweest via twee van de belangrijkste rijken vanaf de zesde tot tiende eeuw, zijnde de rijken van de Tujue, ook wel gekend als Kök-Turken, en de Uighuren tijdens de tiende eeuw. Omdat bovenstaand fragment aangeeft dat het vooral de Kök-Turken geweest zijn, die een invloed hebben gehad, geef ik graag een kort overzicht van deze historische actoren wiens invloed duidelijk nog heeft doorgewerkt tijdens het leven van Muqali. De Kök-Turken 40
Het rijk van de Tujue (突厥), zoals zij in het Chinees gekend zijn, is in twee fasen van betekenis geweest als een eerste periode van zowel politieke als culturele expansie op de Mongoolse steppen vanaf 542 tot 743. De beide rijken werden gesticht door de clan van de Ashina, een clan van smeden die we terugvinden in de Altai, in dienst van de Rouran. 41 Men vermoed dat de Ashina van oorsprong behoorden tot de Xiongnu 42 . In 551 zou er een breuk gekomen tussen de Ashina en de Rouran, wanneer hun chef Bumin na het neerslaan van een opstand tegen de Rouran als beloning de hand vroeg van de dochter van de keizer. Aangezien zij slechts smeden waren, werd hem dit geweigerd waarop Bumin op zijn beurt rebelleerde en de Rouran onderwierp. Na de dood van Bumin, in datzelfde jaar, kreeg men een splitsing waarbij de zoon van Bumin Khan werd van het centrale gedeelte van hun gebied en Bumin's broer Khan werd langs de westelijke grens. Het was onder een leiderschap dat de Tujue de 40
Thomas J. Barfield. The Perilous Frontier. Nomadic Empires and China, 221 BC to AD 1757. Cambridge, Mass.: Blackwell Publishing, [1989] 1992.pp131-145. 41 Een Turco-Mongools volk, gevestigd in de omgeving van Turfan in de zesde eeuw. René Grousset en Naomi Walford. The Empire of the Steppes. p. 81-82. 42 René Grousset en Naomi Walford. The Empire of the Steppes. pp. 17-21.
19 Hephtalieten 43 van Centraal-Azië onderworpen tegen 556. Ze gingen ook een tijdelijk bondgenootschap aan met de Sui-dynastie. Op het einde van de Sui waren er een aantal revoltes, zodat de Turken tijdelijk de bovenhand kregen. China's hereniging onder de Tangdynastie kon de Chinese suprematie herbevestigen. In 630 werd Xieli Khan gevangengenomen door de keizer van de Tang, waarmee een de facto einde kwam aan de heerschappij van de Tujue in Mongolië. Het westelijke deel van het rijk zou het nog uitzingen tot in 679 wanneer zij ook zich zouden onderwerpen aan de Tang. Omstreeks de jaren 680 heerste er een algemene ontevredenheid over de heerschappij van de Tang. Een van de Ashina slaagde erin zijn smalle kern van volgelingen en zichzelf om te vormen tot een tweede Turkse staat. Zijn broer en later zijn zonen zouden erin slagen het bereik van de Tujue opnieuw op te bouwen met campagnes naar het westen tot in de omgeving van Samarkand tot Shandong in het oosten en vanaf Tibet in het zuiden tot in Siberië in het noorden. Na de dood van Bilge werden de Tujue geleid door minder belangrijke clans tot een coalitie van onder meer de Uighuren de dynastie kon omverwerpen in 742.
De casus van Muqali en sociale mobiliteit Ook een tiental generaties na Alan Ghoa sprak men van nog van de black and white lineages. We weten dat Muqali van oorsprong een zeer lage status had; als lid van een stam die generatie op generatie ondergeschikt zou zijn aan de Borgijid, zou het in de lijn van de verwachtingen liggen dat iemand die onder een dergelijk gesternte geboren is, een niet erg voorname rol zou spelen. De casus van Muqali toont echter aan dat de hiërarchische structuren die op de Mongoolse steppen bestonden, net zoals de bevolking gekenmerkt worden door een hoge mate van mobiliteit. In dit hoofdstuk wil ik nagaan hoe het mogelijk was voor Muqali om zo belangrijk te worden voor Chinggis Khan.
Om een dergelijke evolutie te schetsen, lijkt het mij niet meer dan normaal om van bij het begin hier dieper op in te gaan. In de Chinese bronnen, waaronder mijn brontekst voor deze eindverhandeling, Yuanshi 119, staat het volgende te lezen: hoewel Muqali laag van geboorte was, was het toch al gauw duidelijk dat hem een grote toekomst te wachten te wachten stond. 43
Ook gekend als de Avaren en als Witte Hunnen. Zie René Grousset en Naomi Walford. Empire of the Steppes. p. 65ff.
20
生時有白 气出帳中。神巫异之,曰:“此非常兒也”。’ Op het moment van zijn geboorte kwam er een witte wolk uit de yurt . De sjamaan, die dit merkwaardige verschijnsel had opgemerkt, zei: ‘dit is een bijzondere jongen.’ [Eigen vertaling,T.L.]
Wanneer we Muqali zijn identiteit nader willen bekijken, stuiten we op een probleem. Zoals daarnet werd verduidelijkt, zijn de zogenaamde kinship groups, onder welke vorm dan ook, als basis van het tribale karakter fundamenteel in de nomadische samenleving. Of zoals Soucek, S. stelt: A striking feature of nomadic societies was its tribal structure. The tribe or a confederation of tribes,rather than nationality, territory or state commanded the nomad’s lasting allegiance and sense of identity. 44 Met betrekking tot Muqali en zijn positie binnen de Mongoolse samenleving lijkt deze stelling mij vrij problematisch. De Jalayir werden hoogstwaarschijnlijk verdeeld onder de verschillende subclans, en dit om mogelijke problemen zoals opstanden te voorkomen. 45 En hoewel men er vrij zeker van is dat de vader van Chinggis Khan, Yesugai, de meeste Jalayir had overgeërfd, staat in de biografie van Muqali in de Yuanshi vermeld dat Muqali bij de Yurkin was. We kunnen ons dus terecht vragen stellen of in zijn geval er nog sprake kan zijn van sterke identificatie met zijn clan. Bo’ol waren namelijk verplicht om rond te trekken met hun ‘eigenaars’; en de identificatie gebeurt, na de familie, met de eigen leefgemeenschap. Na verloop van tijd is het zeer goed mogelijk dat men in die mate geassimileerd wordt, dat de identificatie met de eigen clan verwatert.
Het is duidelijk: het systeem van de kinship groups is voor ons van geen nut wanneer we proberen Muqali te plaatsen binnen zijn sociale context. Bij de uitbouw van het Mongoolse imperium zou dit systeem trouwens op de achtergrond geraken, daar Chinggis zijn eigen sociale structuur ging uitbouwen met zichzelf en zijn familie en naaste getrouwen als kern. Juvaini, de Perzische historicus, heeft dit als volgt weergegeven:
44 45
Soucek, Svat. A History of Inner Asia. p. 41. Chinggis Khan zou dezelfde tactiek toepassen bij de uitbouw van zijn Rijk.
21 Although authority and empire apparently are vested in one man, namely him who is nominated Khan, yet in reality all the children, grandchildren and uncles have their share of power and property. 46 Bij aanvang van mijn onderzoek was ik ervan overtuigd dat zijn opgang binnen het sociale systeem te verklaren viel door zijn lage status. Dat er grosso modo drie geledingen zijn binnen de Mongoolse samenleving, te weten de adel, het gewone volk en de slaven, heb ik reeds uitgelegd. Maar binnen deze ordening, waren er enkele specifieke groepen. Twee zijn voor ons van belang, omdat Muqali bij beide groepen kan worden ingedeeld. Het gaat in de eerste instantie natuurlijk over zijn status van erfslaaf. In een samenleving waar voortdurende strijd woedt om de beste graaslanden voor de kuddes of ordinaire strooptochten, neemt men vroeg of laat gevangenen. Zo is er geleidelijk een slavenkaste ontstaan, met daarin evenwel enkele geledingen. Er waren de gewone krijgsgevangenen, maar er was nog een andere groep, namelijk die personen die zich uit vrije wil onderwiepen, vaak wanneer ze een charismatische leider ontmoetten. Die groep waren de nököd, ofte megezellen, companions. Deze groep wordt soms gezien als de vazal, zoals wij die in Middeleeuws Europa ook hebben gekend.
De vraag is nu bij welke groep we Muqali moeten onderbrengen, bij de slaven, of bij de nököd? Een ware evenwichtsoefening, want Muqali zal het beste van de twee in zich verenigen. Muqali kwam met Chinggis Khan in contact doordat deze de Yurkin had verslagen in 1197. In die omstandigheden is het vrij normaal dat de ondergeschikten van de verslagen clan overgingen op de clan van de overwinnaar en dus een nieuwe heer kregen. Dit laatste is een typisch kenmerk van de nököd, zoals we reeds hebben uitgelegd. Nököd waren meestal van lage afkomst, en een slaaf zoals Muqali, niet noodzakelijk. Zijn grootvader heette Telegetu Bayan, en dit betekent rijk in het Mongools 47 . Door zijn positie van erfelijke slaaf van de Borgijid was hij reeds het geval. Daarom moeten we proberen de onderlinge verhoudingen tussen beide groepen te duiden, en wil ik nagaan of mijn stelling vallabel kan zijn dat het door zijn lage status van bo’ol is dat hij zo is kunnen opklimmen. De verhoudingen tussen de verschillende groepen op de sociale ladder, hebben ertoe geleid dat men, vooral door het werk van Vladimirtsov, wel eens spreekt van nomadic feudalism, 46
Juvaini, A., vert. Boyle, A. Ghenghis Khan. The history of the world conqueror. Manchester: Manchester University Press, 1997,p. 42. 47 Francis Woodman Cleaves. The Secret History of the Mongols. For the First Time Done into English out of the Original Tongue and Provided with an Exegetical Commentary. Vol 1. Cambridge, Mass.: Harvard University Press, 1982, p.30 verwijst naar Naqu Bayan als zijnde ‘Naqu the rich’. Naqu was de vader van Bo’orchu, de eerste nökör van Chinggis.
22 naar analogie met het feodaal stelsel in Middeleeuws Europa. Hij poneerde bijvoorbeeld, dat Chinggis met zijn anda, Jamuqa, in conflict kwam, omdat er zich bij de grote Khan een tendens zou aftekenen van aristocratisme, terwijl Jamuqa Vladimirtsov volgens hem de democratische beginselen aanhing. In zijn latere werk zou hij daar echter op terugkomen. 48 Een dergelijke vergelijking is mogelijk ingegeven door het Soviet-marxisme, maar loopt wat mank, aangezien bijvoorbeeld Rumyancev schrijft: The main error of Vladimircov’s concept of ‘Mongolian nomadic feudalism’ is that the level of development of Mongolian society and of feudalism in Mongoliain the twephth and thitheenth centuries was exxagerated and was pressed into the classical character of West European feudalism of the thirtheenth and fourteenth centuries. 49 Wanneer we kijken naar hun dagelijkse bezigheden, dan zijn de gelijkenissen frappant. Beide groepen houden zich bezig met het hoeden van vee en dergelijke voor hun heer, ze dienen hem in tijden van conflict, … En toch is er een belangrijk verschilpunt aan te halen met het oog op de ontplooiing van Muqali. Het is zo dat bo’ol verplicht waren met hun heer mee te gaan wanneer deze op weg ging naar nieuwe weidegronden. Nököd kenden die verplichting niet, en zij waren dus vrij om te gaan waar ze wilden, hoewel hun verbondenheid met hun heer hen ook beperkte. 50
Als we die redenering kunnen aanhouden, mogen we dus gerust aannemen dat Muqali constant bij Chinggis Khan is geweest, zoals ook wordt bevestigd door Li Zefen. 51 Dit betekent dat Muqali op de eerste rang zat bij politieke beslissingen of het plannen van militaire campagnes, een stelling die niet zou opgaan wanneer hij ‘slechts’ een nökör was. Dit alles zou een ideale springplank moeten blijken voor het opnemen van zijn latere verantwoordelijkheden.
Ik heb in het voorgaande luik geschetst hoe problematisch het is om in een dergelijk complexe samenleving een spoor te ontwaren naar persoonlijke identiteit. Het is duidelijk dat noch het kinship system, noch mijn stelling, dat hij alles aan zijn slavenstatus heeft te danken, voldoen.
48
B.Vladimirtsov en Michel Carsow, vert.. Genghis-Khan. Parijs: Librairie d'Amerique et d'Orient, 1948. p.30. Rumyancev, G.N.. Trudy V. Vladimircova po istorii Mongolov [B. Vladimicov(s work on the History of the Mongols). Moskou: 1958.p. 81 in Bold. Mongolian nomadic society. p.22. 50 Paul Ratchnevsky en Thomas N. Haining, vert.. Genghis Khan. His life and legacy. Blackwell Publishing, [1991] 2003, p.13. 51 Li Zefen, Yuanshi xin jiang .Taibei 1985. p. 175. 49
23 Vandaar dat we naar andere verklaringen moeten zoeken, waarom Muqali zo belangrijk geworden is.
Li Zefen geef twee verklaringen, te weten familie en persoonlijke verdienste. Muqali heeft veel aan zijn vader, Gu’un Ua, te danken. Om dit verder te verklaren, zal ik hier een fragment uit de biografie van Muqali lichten: 父孔温窟哇,以戚里故,在太祖麾下,从平篾里吉,征乃蛮部,数立功。 后乃蛮又叛,太祖与六骑走,中道乏食,擒水际橐驼杀之,燔以啖太祖。追骑 垂及,而太祖马毙,五骑相顾骇愕,孔温窟哇以所乘马济太祖,身当追骑,死 之。太祖获免。 Zijn vader was Gu’un Ua, die rechtstreeks in dienst ging bij Chinggis Khan aangezien hij bij diens aangetrouwde familie, de Jurkin, verbleef. Gu’un Ua volgde hem naar de Merkid, de onderwerping van de Naiman, en legde daarbij een aantal
keren zijn verdienste vast.
Wanneer later de Naiman opnieuw in opstand kwamen, moest Chinggis Khan met anderen, een groep van zes ruiters in totaal, op de vlucht. Toen ze onderweg door uitputting en honger werden overvallen, ving Gu’un Ua aan de waterkant een kameel. Hij doodde hem, grilde het vlees en gaf het aan Chinggis Khan te eten. Hun achtervolgers waren al dichtbij, toen Chinggis’ paard dood neerviel. De vijf andere ruiters keken elkaar aan, besluiteloos en in paniek. Daarop gaf Gu'un Ua Chinggis zijn eigen paard; zelf wacht hij de achtervolgers op, die hem doodden. Chinggis Khan was ontsnapt. [eigen vertaling, T.L.]
Chinggis Khan dankte dus zijn leven aan de vader van Muqali, en het is vrijwel zeker dat dit feit een direct gevolg heeft gehad voor de relatie tussen Muqali en Chinggis Khan. De Khan voelde zich verplicht om Muqali zo goed mogelijk bij te staan als inlossing van schuld aan diens vader:
“成吉思汗對於孔溫窟哇這次捨身相救﹐一定悼念至深﹐日後木華黎之屬膺重任﹐雖 因他本人才堪大用﹐當亦與其父的壯烈成仁﹐大有關係。" 52 Chinggis Khan voelde zich nauw met hem verbonden, zeer diep geraakt als hij was door Gu'un Ua's daad van zelfopoffering die hem het leven redde, en in de toekomst zou Muqali zware verantwoordelijkheden ontvangen, hoewel hij op basis van
52
Li, Zefen. Yuanshi xin jiang. Taibei, 1978, p. 174.
zijn persoonlijke
24 capaciteiten ook al van groot nut zou kunnen zijn, mocht hij net zo dapper worden als zijn vader [eigen vertaling, T.L.]
Aangezien de Mongoolse samenleving onder Chinggis Khan een meritocratisch karakter had, is het niet moeilijk te begrijpen waarom de militaire verdienste van Muqali aanleiding gaf tot promotie. Voor zijn militaire verrichtingen verwijs ik graag naar de vertaling van zijn biografie die men aan het einde van deze verhandeling kan vinden. Een andere verklaring voor het feit dat Chinggis Khan zoveel vertrouwen stelde in zijn metgezellen, ligt besloten in zijn jeugd. Hij werd geboren 1162, of naargelang de bron 1167, en hij kreeg de naam Temoedjin, de smid, naar een Tataarse leider die net vóór de geboorte was verslagen door Yesugai. Yesugai was de erfgenaam van de Kyad-lijn der Borgijid, en kon dus aanspraak maken op de heerschappij over de Mongolen. We weten echter dat hij nooit de positie van khan heeft bekleed, hoewel zijn zoon hem die wel postuum heeft toegedicht. Toen Temoedjin twaalf jaar oud was, ging Yesugai met hem naar zijn ooms langs moederszijde, de Qolqonud 53 . Onderweg kwamen ze Dei Secen van de Ongirad tegen, die toen voorstelde om Temoedjin te laten trouwen met Borte, zijn enige dochter. Er moeten reeds huwelijksbanden hebben bestaan tussen de twee clans, daar Dei Secen Yesugai aan sprak als Quda Yesugai.54 Die is meteen akkoord en Temoedjin bleef dus achter bij de Ongirad om zijn opleiding tot jonge krijger te voltooien. Kort daarna werd zijn vader, op terugweg van de jacht, vergiftigd door Tataren. Temoedjin werd door zijn moeder teruggehaald daar hij als oudste zoon recht had op zijn vaders positie. Het merendeel van zijn clan verkoos echter zich aan te sluiten bij de Taijiud, een verwante clan. Op zich een vrij logische gang van zaken, gelet op Temoedjin’ s geringe leeftijd en twijfel over zijn afstamming. 55 Temoedjin ofte Chinggis Khan werd dus tijdens zijn jeugd in de steek gelaten door zijn naasten. We moeten hierbij wel opmerken dat de mogelijkheid bestaat dat in de voornaamste autochtone bron, de Secret History of the Mongols, de positie van Chinggis Khan misschien slechter werd voorgesteld dan ze in werkelijkheid was. Zo zijn er aanwijzingen dat Temoedjin wel degelijk werd bijgestaan door zijn oom Daritai 56 . Deze omstandigheden zullen er hem later toe brengen om zijn eigen 53
De Qolqonud waren, net zoals Bosqur-clan van Dei Secen, die hier ook wordt vermeld, een subclan van de Onggirad. Zie Igor de Rachewiltz; Secret History p.327. 54 Familieband via huwelijken. “Les chef de deux familles alliées par le marriage de leurs enfants, les membres mâles de deux familles allies entre elles par le marriage de leurs enfants. Mostaert, Antoine. Dictionnaire ordos. (Monumenta Serica. Monograph 5.) 3 vols.. Beijing: The Catholic University, 1941-1944, Vol 1, p.362b-363a 55 Op het moment dat Yesugai haar roofde van Ciledu de Merkit, was Howelun reeds zwanger. 56 Da’aritai Otchigin, de jongste zoon van Bartan Ba’atur, de vader van Yesugai. Het feit dat hij Temoedjin wel degelijk terzijde stond, wordt vermeld door Paul Pelliot. En Lious Hambis en Louis Hambis. Histoire des Campagnes de Gengis Khan. Cheng-wou ts'in -tcheng lou . Leiden: Brill, 1951., p. 68.
25 maatschappelijke ordening te gebruiken, zoals we dat zullen zien vanaf het moment dat hij de troon zou bestijgen. Dit zal ook voor Muqali nieuwe uitdagingen en nieuwe kansen inhouden…
26
B. Muqali verbreedt zijn horizonten
1. Formatieve fase: Muqali bij de Kereyid. Wie waren de Kereyid?
Het khanaat van de Kereyid speelde een belangrijke rol in Mongolië ten tijde van Chinggis Khan. Hun territorium was gecentreerd rond het Zwarte Woud langs de Tula-rivier, en daarmee lagen zij ten oosten van de Naiman ten zuiden van de Merkid, die hun grondgebied hadden langs de Selenge-rivier, ten westen en zuidwesten van de Mongolen. 57 Het waren zeker geen Mongolen, aangezien ze geen plaats kregen in de genealogie der Mongoolse clans de we vinden in de Secret History of the Mongols. 58 We kunnen hen het best kwalificeren als een composite tribe, een samengestelde stam, met als voornaamste kenmerk hun onafhankelijkheid. 59 Een tweetal generaties voor Chinggis, horen we verhalen van een leider, Merguz, die de clans bijeenbracht en trachtte de macht van de Liao van zich af te schudden maar die uiteindelijk wel door hen werd verslagen, gevangengenomen en geëxecuteerd.
60
In 1125 werden de
Kitans op hun beurt echter verslagen door de Jurched die de Jin-dynastie uitriepen, waardoor de Kereyid hun onafhankelijkheid terugwonnen net zoals het territorium dat eens door de Kitans in bezetting was gehouden. Merguz is ongetwijfeld te identificeren als Marqus-Buyruk Khan van de Keyerid; en diens zoon Qurjaqus-Buyruk Khan slaagde erin een machtig kanaat uit te bouwen niettegenstaande talrijke conflicten met de Merkid en de Tartaren. 61
Bij de Kereyid kunnen we vele Turkse namen en titels terugvinden net zoals trouwens bij de Mongolen het geval is, maar de geschiedenis toont aan dat er geen scherpe taalcontrasten zijn tussen beiden, in die mate dat men niet zeker is of men de Kereyid als Turken die gemongoliseerd waren, moet beschouwen, of als Mongolen onder Turkse invloed. 57
62
De Rachewiltz, Igor. The Secret History of the Mongols. p. 394. We vinden deze vooral in het eerste hoofdstuk van de tekst. 59 Togan, Isenbike. Flexibility and limitations in steppe formations. p. 124. 60 Grousset haalt aan dat Merguz door de Tataren aan de Jin werd overgeleverd, waarna zij hem doodden. Dit lijkt mij onwaarschijnlijk, omdat de Jin pas later de hegemonie zouden krijgen. 61 Grousset, René en Naomi Walford, vert. The empire of the steppes. p. 192. 62 ibid . p. 191. 58
27 Professor Togan geeft in dit verband aan dat hun associatie met de Mongolen eerder moet gezien worden in politiek-historische context. 63 Zeker nadat ze waren overwonnen en geassimileerd, werden de Kereyid behandeld als het deel van het Mongoolse volk. De Keyerid waren rijker en stonden veel verder wat betreft politieke organisatie dan de Merkid en de Mongolen. Het hof van de Khan was een gouden paleis-tent, de ordo.
64
De Khan van de
Kereyid had tevens een elite-troep van ba’aturs te zijner beschikking en een wacht van duizend man, beide instituties die Chinggis Khan zou overnemen. De heersende familie van de Keyerid had zich bekeerd tot het christendom, namelijk het Nestorianisme. Syrische historici hebben de bekering van een koning genoteerd in 1007 die nadat hij zijn weg was kwijtgeraakt. Hij werd door een visioen van Sint-Sergej gered nadat hij ermee had ingestemd om zich te bekeren. 65 Deze koning liet dan navraag doen bij christelijke kooplui en liet terstond de bisschop van Marv 66 gekomen om hem te laten dopen, samen met tweehonderdduizend volgelingen. Het staat vast dat de beide leiders van de Kereyid die ik reeds heb vermeld christenen waren gezien hun namen, Marqus-Buyruk (Marcus) en Qurjaqus-Buyruk (Cyriacus) daarop duiden. Later zien we bijvoorbeeld ook dat de Kereyid via hun huwelijksbanden met de Borgijid belangrijke christelijke invloed hadden op de koninklijke familie, de Altan Urug, van de Mongolen. Zo is er bijvoorbeeld Sorqatani-beki, de moeder van Qubilai, die voor hem als regentes optrad na de dood van Tolui, jongste zoon van Chinggis. De bekering tot het christendom belicht ook het belang van internationale contacten voor de Kereyid; vreemde kooplui waren regelmatige gasten aan het hof, net zoals gezanten van de Jin-dynastie uit Noord-China.
De Kereyid en Chinggis Khan Na de dood van Qurjaqus Buyruk Khan kende het khanaat van de Keyerid een terugval. Voor zijn dood had hij zijn zonen hun eigen appanages geschonken, en het resultaat was-mede omdat hij zoveel zonen had- herhaaldelijke conflicten. De oudste zoon, Toghril, werd geconfronteerd met zeer zware oppositie nadat hij verscheidene van zijn broers had gedood. Volgens Grousset kwam die oppositie voornamelijk van zijn oom, Ghur Khan, maar met de hulp van Yesugai, een Mongoolse chef en de vader van Chinggis Khan, wist Toghril zijn 63
Isenbike Togan. Flexibility and Limitation in Steppe Formations: the Kerait Khanate and Chinggis Khan . Leiden: Brill, 1998. p. 124. 64 De Kereyid hadden de ordo overgenomen van de Liao, met wie ze een huwelijksband onderhielden. 65 Voor meer informatie over de bekering, zie Hunter, Erica C. D."The conversion of the Kerait in AD 1007." Zentralasiatische Studien 22 (1989/1991): 142-163. 66 In Turkmenistan.
28 troon veilig te stellen en de eenheid binnen de Kereyid te bewaren. 67 Jaren na de dood van Yesugai , stond Ong Khan diens zoon Temoedjin, de latere Chinggis Khan, terzijde wanneer die zichzelf vanuit een ogenschijnlijk verloren situatie opwierp als Khan van de Mongolen 68 . Samen ondernamen ze aanvallen op hun traditionele vijanden, de Tartaren, de Merkid en de Naiman. 69 Na hernieuwde conflicten met zijn broers kreeg Toghril opnieuw de controle met behulp van Chinggis Khan waarna ze in 1196 een expeditie van de Jin-dynastie hadden vervoegd in een aanval tegen de Tataren. Het resultaat was dat de Jin Toghril de titel van Ong Khan (Wang han 王汗) verleenden, en een mindere titel gaven aan Chinggis Khan. In de loop van enkele jaren daarna wist Chinggis Khan aan invloed te winnen. Chinggis zou Toghril als een tweede vader zien. In elk geval was dit in zo in politieke context, maar ook op het vlak van persoonlijke relaties achtte Chinggis Khan dit opportuun. Dat de twee leiders elkaars anda waren, betekende dat ze in hetzelfde kinship system waren gestapt. 70 Deze poging tot verdere verdieping van de relatie viel in slechte aarde bij de zoon van Toghril, Ilqa Senggüm. Op het moment dat Chinggis Khan de banden met de Kereyid nog verder wou aanhalen en dus het voorstel deed dat de families Quda zouden worden, clans die met elkaar verbonden waren door huwelijksbanden, bedacht Ilqa een plan om de Mongolen in de val te lokken en hem te verslaan. Hoewel het plan was uitgelekt naar Chinggis Khan 71 , kwamen de Kereyid en hun bondgenoten toch als overwinnaars uit de bus in de veldslag van Qalaqaljid Sands in 1203. 72
Toghril zou echter snel de smaak van de overwinning vergeten, wanneer Chinggis Khan een val opzette door de keer niet te laten geloven dat zijn eigen broer Qassar naar hen zou
67
Deze episode wordt ook verhaald in Song Lian. Yuanshi , juan 1, p.5-6. Er waren namelijk nog enkele troonpretendenten: Jamuqa, zijn anda, en zijn ooms, de leiders van de Yurkin, die als nakomelingen van Okin, de oudere broer van Bartan, Chinggis’ grootvader, zijn senior waren. 69 In deze campagnes betoonden zowel Muqali’s vader Gu’un Ua als hijzelf zich zeer verdienstelijk. Ik verwijs hiervoor naar mijn vertaling. 70 Wat de politieke relaties in de oude Mongoolse maatschappij betreft is het kinship systeem een vrij nuttig concept, in die zin dat het vergelijkbaar is met familiale relaties. Vandaar dat Chinggis Ong Khan zijn vader noemt. De latere relaties, van hoog tot laag, tussen de Yuan-dynastie en de door haar onderworpen vazalstaten, werden vrijwel onmiddellijk getekend door het gezegde 'de band tussen heer en onderdaan is zo vreugdevol als die tussen vader en zoon’. En dat was inderdaad de bedoeling. Wat een dergelijke vader-zoon-relatie impliceert, is dat de leden van de Altan Urug elkaar zouden bejegenen als broers. Wat dit inhield, was dat zij elkaar zagen als zonen van dezelfde vader, Chinggis khan, hetgeen ook gold voor hun afstammelingen. Zowel de Yuandynastie als haar opvolgers, de verschillende khanaten, hebben een dergelijke speciale en identieke relatie opgezet. Zie Yao, Dali. "Tan ma" nan mu. Yuanchao de shehui yu wenhua (Qianqiu xingwang, Ge Jianxiong zhubian). Changchun: Changchun chubanshe, [2001] 2005. p.139. 71 Via Badai, de paardenknecht van Yeke çeren van de Yurkin. Ik verwijs de lezer door naar deze passage van de brontekst. 72 Chinggis heeft hier geluk gehad. Mocht Ilqa niet gewond zijn geraakt, waardoor Chinggis zich kon terugtrekken/vluchten, dan was hij misschien zelf gedood. Zie Igor de Rachewiltz,. The Secret History of the Mongols. p. 627. 68
29 overlopen.
73
In de confrontatie die daarop volgde werden de Kereyid verslagen en
opgenomen in het Mongoolse volk. De Khan van de Kereyid zelf vluchtte naar het westen waar hij dan uiteindelijk werd gedood door grenswachten van de Naiman. 74
De tijd die Chinggis Khan bij de Kereyid doorbracht, was belangrijk in velerlei opzichten. Ik heb reeds vermeld dat het volk van Toghril verder geëvolueerd was wat betreft staatkundige organisatie. Het was in deze periode dat Chinggis een aantal elementen heeft overgenomen, zoals bijvoorbeeld de decimale organisatie van zijn leger, afkomstig van de Jin 75 . Chinggis Khan zou deze decimale organisatie hebben overgenomen, om zijn volk, dat een amalgaam geworden was van geassimileerde clans, een nieuw framework mee te geven, zodat het eenvoudiger te controleren viel. Militaire organisatie bood hem die gelegenheid. Daivid Morgan heeft dit in zijn boek omschreven als een artificial tribal organisation. 76 Isenbike Togan heeft dit in haar studie bevestigd; zij noemt dit een proces van detribalisation 77 . Voor Muqali was de overname van de keizerlijke wacht of keshig zeer belangrijk, althans voor ons, omdat hij als één van de leiders van dat korps kon profiteren van een instroom vanuit andere clans, of overlopers naar het Mongoolse kamp, voor het uitbreiden van zijn wereldvisie en zijn netwerk van contacten. De keshig als venster op de wereld, als het ware. Eerst en vooral lijkt het mij wenselijk de keshig grondig te definiëren. 78
Definitie van de keshig De Mongoolse versie van de keshig, heeft haar basis in het ordo-systeem van de Kitans 79 van de Liao-dynastie. Tijdens de dynastie (907-1125) had elke keizer zijn eigen ordo of kamp, met een wacht van tienduizend tot twintigduizend huishoudens die waren samengesteld uit zowel Kitans als Chinezen en andere volkeren onder hun gezag. De leden van deze wacht, in het bijzonder de niet-Kitans, waren de persoonlijke slaven van de keizer, maar hun 73
Zie daarvoor Song Lian. Yuanshi juan 1, p.11. Song Lian. Yuanshi juan 1, p.12. 75 Xiao Xiqing.The Military Establisment of the Yuan Dynasty (Harvard East Asian monographs 77). Cambridge, Mass.: Council on East Asian Studies, Harvard University : distributed by Harvard University Press, 1978. p.10. 76 Morgan, David, The Mongols p. 89-90. 77 Togan, Isenbike. Flexibility and Limitation in Steppe Formations: the Kerait Khanate and Chinggis Khan . Leiden: Brill, 1998. p.131-136. 78 De belangrijkste bron aangaande het militaire apparaat van de Mongolen is Xiao, Qiqing., The military establisment of the Yuan dynasty. pp. 33-50. Ik heb dan ook volop gebruik gemaakt van dit werk voor mijn definitie. 79 Barfield, Thomas J. The perilous frontier, p. 174-175. 74
30 persoonlijke relatie tot hem verschafte hen eigenaardig genoeg veel aanzien. (Een schijnbare paradox die we ook bij de interne sociale organisatie van de Mongoolse clans hebben opgemerkt). Hoewel dit systeem niet werd gevolgd door de Jin-dynastie, had de confederatie van de Kereyid een korps van duizend dagwachten en vermoedelijk hetzelfde aantal nachtwachten. Er bestaat nog enige discussie omtrent de inspiratie van Chinggis Khan een gelijkaardige wacht op te richten. Ofwel is het zo dat de Mongoolse versie gemodelleerd is op de versie van de Kereyid, die dan weer op haar beurt gebaseerd is op het ordo-systeem van de Liao, ofwel hebben de Mongolen het rechtstreeks overgenomen van de Liao. Onmiddellijk na de assimilatie van de Kereyid in 1203 heeft Chinggis Khan een keshig gecreëerd van tachtig nachtwachten en zeventig dagwachten en een groep van duizend ba’aturs of helden om in de strijd dienst te doen als elite-korps en in vredestijd als lijfwacht. Nadat Chinggis Khan in 1206 alle Mongolen onder zich had verzameld kende de keshig een uitbreiding tot een totaal van tienduizend manschappen. Ook georganiseerd volgens het decimale stelsel, waren de kapiteins van de honderdtallen en duizendtallen verplicht elk verwanten, samen met enkele dienaren, te sturen om dienst te doen in de keshig. 80 De keshig was verbonden met het huishouden van de ordo of paleis-tent van Chinggis Khan, wiens staf onder toezicht stond van de nachtwachten. Deze turghaq kweten zich overdag van hun taken onder toezicht van de cherbi’s of stewards. De elite-nachtwachten hadden ook de supervisie over de bereiding en het serveren van voedsel en wijn voor de Khan; zij verlieten dus nooit zijn gezelschap. Het gehele apparaat van de keshig was in vier compagnieën ingedeeld die elk een driedaagse shift dienst deden onder één van vier welbepaalde commandanten, namelijk Boroghul, Bo’orchu, Chila’un en Muqali. 81 De keshig moest de Khan behoeden voor
moord-aanslagen en
vergiftiging, en deden tijdens de oorlog dienst als centrale eskadrons van het leger. Commandanten van de keshig hadden een hogere positie dan hun tegenhangers binnen het gewone leger. Daar stond echter tegenover dat leden van de keshig ook paradoxaal genoeg gijzelaars waren. Jongere broers en zonen van de belangrijkste commandanten dienden als een soort garantie voor het goed gedrag van hun verwanten. Vanaf het begin van zijn heerschappij stond Chinggis Khan erop dat, als één van de tekenen van onderwerping, vreemde heersers hun zonen of jongere broers moesten sturen om hen op te nemen in de keshig. Zo kunnen we begrijpen waarom we de keshig niet enkel als keizerlijke wacht van het Mongoolse Rijk mogen zien, omdat dat een te grote simplificatie zou inhouden volgens Xiao82 , maar ook als
80
Xiao Xiqing. Military Establishment.p.36. Men spreekt van de vier kesigden. Zie Xiao; Military Establishment p. 36. 82 Ibid.p. 34. 81
31 een instrument om de toekomstige elite van het Rijk te trainen en Mongoolse waarden in te prenten in de gijzelaars die in het korps waren opgenomen. Na een lange diensttijd werden deze gijzelaars vaak loyale supporters van de Mongoolse zaak. Onthouden we hier vooral dat zijn contact met onder meer Yelu Tuhua uit deze periode stamt.
32
2. Tweede fase: Muqali gaat netwerken in China
1. De relatie tussen de bewoners van de steppe en China In het algemeen stelt men dat de nomadische volkeren die doorheen de geschiedenis de steppen hebben bewoond, vaak met afgunst keken naar de immense rijkdommen van het Middenrijk. Zoals David Morgan het verwoordt: ‘The conquest of China, especially north China, had always been every steppe ruler’s dream, and Chingiz was no exception.’ 83 Het merendeel van de specialisten in het vakgebied geeft aan dat er een cyclisch patroon kan worden gevonden doorheen de tijd. Wanneer er een sterke en goed georganiseerde Chinese staat is, zijn er weinig problemen met de noordelijke buren. Bij interne problemen zag men dat de nomaden vaak pogingen ondernamen tot plundering of gebiedsuitbreiding ten koste van China. Een paper van Gary Ledyard is maar één van de vele studies die een beeld geven van een dergelijk cyclisch mechanisme. 84 Hij verdeelt de geschiedenis in een aantal fases van Chinese expansie, die als hij yang bestempelt, en yin, periodes waarin de nomaden kunnen profiteren van terugval in het zuiden, hetgeen zou leiden tot invallen en het opzetten van hun eigen staat op Chinees territorium. Thomas Barfield heeft echter een andere verklaring gegeven betreffende de relaties tussen de nomadische volkeren en China. 85 Wat betreft de relaties tussen China en de nomadische confederaties die zich in Mongolië hebben gevormd, geeft Barfield aan dat volgens hem zijn collega-historici deze relaties verkeerd hebben beoordeeld. De normale situatie was niet die van sterke nomaden tegenover zwakke Chinezen, maar, zo stelt hij, net het tegenovergestelde. Zijn redenering is dat nomadische en Chinese dynastieën met elkaar verbonden waren in opgang en neergang. Een sterke nomadische confederatie had er belang bij dat er in China ook een sterk bestuur was omdat dergelijk bestuur de nomaden toegang zou geven tot de producten die zij verlangden zowel via handel of tribuut in welke vorm dan ook. Er zijn dan ook momenten geweest dat nomadische heersers pogingen hebben ondernomen om Chinese regimes die in slechte papieren zaten, te ondersteunen. De wisselwerking tussen de Tang en 83
David Morgan. The Mongols. Oxford: Blackwell Publishing, [1986] 2003, p. 14. Gary Ledyard. "Yin and Yang in the China-Manchuria-Korea Triangle." In Rossabi, Morris, ed. China among Equals. The Middle Kingdom and its Neighbors,10-14th Centuries. Londen: University of California Press, 1986. 313-354. 85 Thomas J.Barfield. The perilous frontier. Nomadic empires and China, 221 BC to AD 1757. Cambridge, Mass.: Blackwell Publishing, [1989] 1992. 84
33 de Uighuren worden door Barfield als voorbeeld aangevoerd.
86
Hij stelt dat De Uighuren de
Tang hebben gevrijwaard van interne conflicten, en in ruil daarvoor veel zijde verkregen, waardoor de Uighuren welvarend werden, getuige daarvan hun schitterende hoofdstad . Hiermee gaat hij in tegen bijvoorbeeld Colin Mackerras, die in zijn werk de traditionele visie verkondigt dat de barbaren vooral in China geïnteresseerd waren, wanneer het bestuur van dit uitgestrekte gebied zich in een zwakke(re) positie bevond. 87 Er kon namelijk weinig verwacht worden van het zuiden wanneer dusdanig inefficiënt bestuur was om in hun noden te voorzien. Barfield voegt eraan toe dat het slechts in dergelijke omstandigheden was dat nomadische heersers uit Mongolië zouden overgaan tot invasie en de verovering van Noord-China, enkel en alleen als laatste redmiddel wanneer zij geen andere manieren zagen om hun materiële noden te lenigen. Bold kwam, gebaseerd op klimatologische omstandigheden, tot dezelfde conclusie. Als we deze redeneringen volgen, en er zijn vele argumenten die in het voordeel ervan pleiten, dan lijkt het bovenstaand citaat van Morgan vrij misleidend. Daar staat tegenover dat Barfield zich wel bewust is van het feit dat de Mongolen van de dertiende eeuw een uitzondering waren op zijn visie omtrent de relaties tussen de nomaden en hun sedentaire buren. Zij waren er namelijk in geslaagd om China te veroveren en, hetgeen tot dan toe uniek is, geheel China, niet alleen het noorden. De zienswijze van Barfield komt echter wel overeen met een aantal kenmerken van de Mongoolse invasies in China die Morgan ook heeft vooropgesteld, namelijk dat de eerste Mongoolse invallen meer op plundertochten leken dan op een poging tot verovering en bezetting.
88
Volgens Barfield zouden deze plundertochten
dan evolueren naar verovering omdat de Mongolen geen ander alternatief zagen om te krijgen wat zij verlangden van de vruchtbare streken ten zuiden van hun territoria.
86
Ibid. p.150ff. Mackerras, Colin. The Uighur Empire (744-840) according to the Tang dynastic histories . Sydney: Centre of Oriental Studies, Australian National University , 1968 p. 14. 88 Morgan, David. The Mongols p.66. 87
34
2. Historische actoren
2.1. De Kitans
A. Oorsprong en expansie
Volgens de Chinese geschiedschrijving ligt de oorsprong van de Kitans bij de zuidelijke Xianbi, die we moeten situeren in de zesde eeuw. 89 Ze waren een groep van een achttal clans, waarvan de Yila de belangrijkste was.
90
Rond die tijd trokken de Kitans rond langs de Liao-
rivier in Binnen-Mongolië. Rond het jaar 600 onderworpen zij zich aan het rijk van de KökTurken, onder wiens patronage ze veel vooruitgang boekten,onder meer doordat ze via de Uighuren contacten kregen met de Tang. De Turken zouden dan wegtrekken en de Kitans onderworpen zich in 628, aan de Chinese Tang-dynastie. In 745 werd de suprematie van de Dahe doorbroken door de Yaolian en hun leider riep zichzelf uit tot Khan. We moeten er wel bij vermelden dat men -althans formeel - nog steeds werd verkozen worden tot een dergelijke positie. Zij gingen vervolgens een bondgenootschap aan met het rijk van de Uighuren. 91 Wanneer dit Rijk echter ten val kwam zijn velen van hen naar de Kitans gevlucht. De leden van één van die clans, de Shimo (later gesinifieerd naar Xiao 蕭), werden de bevoorrechte huwelijkspartners van de keizerlijke Yelu-clan. De echte expansie van de Kitans begon in 907 toen Abaoji tot Khan werd verkozen. Abaoji, die de Chinese taal machtig was, bouwde zijn macht niet alleen uit gebaseerd op militaire kunde maar ook door middel van de economische activiteit waarin zijn familie een belangrijke rol speelde, namelijk ijzer- en zoutwinning. Hij wist deze uit te breiden door krijgsgevangenen in te schakelen. Aan het einde van zijn drie jaar als Khan, weigerde hij zich te onderwerpen aan een herverkiezing. Hij moest daarvoor wel weerspannige chefs uit de weg ruimen en opstanden van zijn broers onderdrukken vooraleer hij zich in 916 tot Huangdi 皇帝, het Chinees voor keizer, zou uitroepen. Onder Abaoji en zijn voorganger hadden de Kitans de verwante Xi-clans (溪) onderworpen die ten zuiden van hen leefden in de bergachtige streken tussen moderne Binnen-Mongolië en Liaoning. Vanaf 927 leefden zij onder hun eigen prins in een tribuutstelsel met de Kitans, 89
Jaques Gernet. Le monde Chinois p. 314. Frederick W. Mote: Imperial China 900-1800. p. 37. 91 Ibid. p. 35. 90
35 maar rond 997 werden de Xi geïntegreerd in het systeem van de Kitans, die zich, mede doordat hun dynastieke naam nu boven hun tijd etnie uitsteeg, de naam Liao aangemeten hadden. Vanaf 905 waren de Kitans geallieerd met de Turkse regimes van de Onggud, die hun basis hadden in Shanxi. In 937 werden een aantal prefecturen van de Onggud ingenomen door de Kitans, waaronder Yanjing, het moderne Beijing, dat de zuidelijke hoofdstad werd van de Kitans. In 979 werden de Onggud verslagen door de Chinese Song-dynastie (960-1279), waarna zij binnenvielen bij de Liao. De invasie werd afgeslagen naar de strijd ging op en neer tot 1004 wanneer een tegenaanval van de Liao succes kende en de Song hen vanaf dan jaarlijks een schatting moest betalen.
B. De Kitans in Mongolië
Vanaf de val van de Uighuren in 840 was er in Centraal-Mongolië een machtsvacuüm ontstaan.. Abaoji zette de eerste stap in 907 met zijn verovering van de Shiwei, de voorlopers van de Mongolen. Vanaf 916 zou hij dan de diverse stammen in het zuidwestelijke deel van Binnen-Mongolië aanvallen. Een massale expeditie in 923 stond garant voor een succesvolle afloop. Niettegenstaande frequente opstanden waren de Kitans in staat hun greep op zowel Binnen-mongolië als Oost- en Centraal- Mongolië te behouden doorheen de dynastie. Dit gebied kwam onder de noordelijke administratie te staan van de Kitans hetgeen betekende dat de administratie van de stammen rond de Kerulen dezelfde instituties had zoals die onder de Kitans gangbaar waren. Ter illustratie daarvan: […] The goverment of the Liao state was didvided into a Northern and Southern division.The Northern Region administered the affairs of the camps, tents, tribes, lineages and tributary states, while the Southern Region administered the taxes and the military affairs of the Chinese prefectures and counties[…] 92 Zo werd er op de diverse stammen toezicht gehouden door een kanselier of chengxiang 丞相 van de Kitans, een titel die ze hadden overgenomen van de Chinezen. De Tataren, die zich op grotere afstand bevonden, stonden onder het gezag van ofwel een ong of een taishi, naar analogie met de Chinese titels prins (wang 王 )en groot-preceptor of taishi 太師. In 1093 kregen de Kitans echter te maken met een massale opstand van de Tataren die ze pas in 1102 konden onderdrukken. Na de pacificatie werden vele Tataren gedeporteerd dichter naar de
92
Wittfogel, Karl, en Feng,,Jiasheng. The history of Chinese society: Liao (907-1125). Philadelphia: American Philosophical Society, 1949.p. 473, geciteerd in Barfield, Thomas J. The perilous Frontier, p 173.
36 Liao toe. Het was ook daarom dat men in het territorium van de Tataren de belangrijkste garnizoenen kon vinden van de Kitans. Deze bestonden uit ommuurde citadels met troepen die volledig zelfvoorzienend waren door het houden van kuddes en landbouw. Omdat de Mongolen wat betreft de organisatie van hun bestuurlijk apparaat zeer sterk werden beïnvloed door de Kitans, lijkt het mij gepast om daar ook hier een introductie van te geven. De voorouderlijke legendes van de Kitans vertellen over een man, gezeten op een paard, die een ontmoeting had en trouwde met een vrouw in een wagen getrokken door een grijze os. Dit is mogelijk een weerspiegeling van het exogame karakter van de tweeledige organisatie van de bovenlaag in de maatschappij van de Kitans. Deze werd enerzijds gevormd door de reeds vermeldde Yila- of Yelu- clan en de clan van de Shimo (Xiao蕭). Al de keizers waren van de eerste clan en hun echtgenotes waren van de laatstgenoemde. De Liao bestuurden het noordelijke deel van hun rijk door een semi-bureaucratische, semi-tribale structuur waarbij ze vertrokken van de genealogische en etnische afstand van de keizer. Een andere structuur die zij hebben ontwikkeld, was de Ordo. 93 Iedere keizer had zijn eigen ordo, een combinatie van de traditionele paleis-tent van de heerser met een keizerlijke wacht die gerekruteerd werd uit alle volkeren van het rijk en krijgsgevangenen. Er moet wel bij vermeld worden dat hun legers met sedentaire achtergrond nog steeds de bovenhand hadden. Ongeveer drie generaties na Abaoji gingen de Kitans over van de laterale successie naar de primogenituur zoals die werd gevolgd in de Chinese traditie. Geleidelijk aan zouden de ambtenaren die instonden voor het bestuur van het zuidelijke deel van het rijk, en dus in contact kwamen met de Chinezen, meer en meer Chinese gewoonten overnemen, zoals bijvoorbeeld na 983, wanneer de Tang- codex naar het Kitan werd vertaald, de invloed van de Chinese wetgeving zou toenemen. De Kitans implementeerden tevens een confucianistisch examensysteem voor Chinezen, maar het gaf nooit toegang tot de hogere ambten.
2.2. De Jurched
A. Oorsprong en expansie
De dynastie ontstond in Oost-Manchurije bij de Jurched die de voorouders waren van de latere Manchous, stichters van de Qing-dynastie. 94 Omstreeks de tiende eeuw waren de 93
Een goede bron van informatie is de Liaoshi. Zie Wittfogel en Feng Jiasheng, History of Chinese Society:Liao. p. 732a voor talrijke referenties. 94 Gernet, Jaques. Le monde Chinois. Parijs: Armand Colin, 1972. p.314.
37 Jurched onder controle gekomen van de Liao-dynastie, gesticht door de Kitan, een volk dat we moeten situeren in het oostelijke deel van binnen-Mongolië. De Kitans waren seminomadisch, terwijl de Jurched voornamelijk aan landbouw deden en veeteelt. De jacht en visvangst speelden ook een belangrijke rol in hun economie. De Jurched deelden ook in de traditie van collectieve jachtpartijen als training voor de oorlog. Tegen de 10e eeuw waren de Wanyan de leidinggevende clan geworden bij de Jurched. Wanyan Aguda (1068-1123) daagde de Liao dynastie en versloeg hem met een verbazingwekkende snelheid waarnaar hij zijn eigen ‘gouden’ dynastie, de Jin, de trip. De Chinese Song-dynastie (960-1279), die in die tijd het overgrote deel van China beheerste, had namelijk de Jurched er toe aangezet om de Liao te vernietigen waarna zij op hun beurt scheidt dachten te kunnen verslaan. Dit draaide voor de Sony echter uit op een fiasco en zij werden verslagen, waardoor de Jin in heel Noord China in handen kreeg. Van dan af tot aan de verovering door de Mongolen zou den de Jin Noord-China, Manchurije en Binnen-Mongolië bezetten terwijl de Chinese Song nog steeds vasthield aan Zuid-China.
Op het hoogtepunt van de dynastie, rond 1175, combineerden de Jin zowel traditionele Chinese instellingen als eigen instellingen voor de administratie van hun rijk. De hoofdstad werd verhuisd naar het zuiden, naar Zhongdu, het huidige Beijing. 95 Er werd een ambtenarenapparaat opgesteld naar Chinees model dat werd bevolkt door ambtenaren die werden verkozen volgens examens. Het leger was gebouwd rond militaire huishoudens en hun slaven die werden georganiseerd in een decimaal stelsel van honderdtallen en duizendtallen. Langs hun grenzen zouden de Jin hulptroepen rekruteren, waaronder Kitans, om hun grenzen te bewaken tegen nomadische strooptochten. Dit hield, zoals we later wel zullen zien, wel een risico en aangezien in het bijzonder vele Kitans wrok koesterden tegen de Jurched die hun eigen dynastie, de Liao, van de kaart hadden geveegd.
De Liao-dynastie had het Mongoolse plateau helemaal bezet, terwijl de Jurched er helaas niet in slaagden om het gebied te pacificeren. Daarom gingen zij over tot een verdeel-en-heerspolitiek en zetten ze de clans aan tot onderlinge rivaliteit om hen zwak te houden. Rond het midden van de twaalfde eeuw waren de Mongolen helemaal verenigd onder een charismatische leider, namelijk Ambaghai. De Jin van hun kamp onderkenden het gevaar en
95
Voorheen was hun Supreme Capital Shangjing, gesitueerd net ten zuiden van het huidige Harbin, provoncie Heilongjiang. Zie Tan Qixiang, Jianming zhongguo lishi dituji. Beijing,: Zhongguo ditu chubanshe, [1985] 1996, kaart 55-56.
38 spoorden de Tataren ertoe aan om het nieuwe Khan te vernietigen. 96 De Tataren slaagden erin de Mongoolse Khan daarop gevangen te nemen en leverden hem uit aan de Jin die hem vreselijk folterden, waarop de Mongolen een bloedvete afkondigden. Chinggis Khan zou deze gestand doen, daar het Tataren waren geweest, die zijn vader, Yesugai, hadden gedood. Er werden dan ook door de Jin regelmatige strafexpedities gehouden tegen de nomaden uit het noorden om hen op afstand te houden of te onderwerpen. Rond de eeuwwisseling werden de Jin plotseling iets defensiever en er werden permanente versterkingen opgezet langs de grens. In 1196 werd er zelfs overgegaan tot een verbond met de Mongolen en de Kereyid tegen hun voormalige bondgenoten, de Tataren 97 , en voor hun rol in deze expeditie kregen Chinggis, toen nog Temoedjin, en de leider van de Kereyid, Toghril, allebei titels. Rond 1202-1204 ontving Temoedjin vele overlopers, zowel gezanten als van de grensgarnizoenen. de Rachewiltz merkt dan ook terecht op dat Temoedjin reeds lang voor hij aan zijn expansie begon, een vrij goede kennis had van de organisatie van zijn latere tegenstanders. 98 Wanneer Temoedjin in 1206 tot keizer werd uitgeroepen met als titel Chinggis Khan (reg. 1206-1227), konden de Jin niet onmiddellijk ingrijpen aangezien zij in conflict lagen hun zuiderburen, de Song.
2.3. De Tanguten hebben ook hun zeg: de Westelijke Xia
Het rijk van Xixia zal ik zeer kort behandelen, aangezien er volgens de Rachewiltz geen tekstuele aanwijzingen zijn dat Muqali tegen hen ten strijde trok, hoewel het aannemelijk is. 99 Het rijk van de Xixia werd in het begin van de derde eeuw uitgeroepen in het Ordosgebergte door de Tangoeten, een volk dat Tibetaanse kenmerken vertoont 100 , waardoor de toenmalige dynastie in China, de Song, nog een concurrent bijkreeg. Het bleek een machtige speler te zijn op politiek vlak, daar ze een huwelijksband aangingen met de Kitans van de Liao-dynastie, waardoor de Song zich op termijn verplicht zagen hun onafhankelijkheid te erkennen. De Xia had controle over de huidige Gansu-corridor, en dat is een vooraanstaande handelsroute geweest, als traject van de Zijderoute. Chinggis Khan kreeg met hen te maken om twee redenen. Enerzijds was de zoon van Toghril, Nilqa Senggum, naar de Xia gevlucht nadat de 96
Mote, Frederick W. Imperial China 900-1800.. Cambridge, Mass.: Harvard University Press, [1999] 2003. p.414. 97 Deze campagne wordt ook vermeld in de biografie van Muqali. 98 de Rachewiltz, Igor. "Personnel and personalities in North China in the early Mongol period." Journal of the economic and social history of the Orient 9 (1966): 88-144, p. 98. 99 De Rachewiltz, Igor. In the service of the Khan p.4. 100 Frederick W.Mote; Imperial China p. 171-173.
39 Mongolen de Kereyid hadden verslagen in 1203. Dit op zich was reeds reden genoeg om hen te straffen. Anderzijds werd een campagne tegen de Tangoeten voor de Mongolen een testcase voor hun aanpak van sedentaire volkeren. De Mongolen konden met het oog op de latere invasie bij de Jin, wel wat ervaring op dit gebied gebruiken. Een tweede reden was dat zij, door het gebied van de Xia onder controle te brengen, de weg vrijmaakten om de Jin langs twee fronten binnen te vallen. Niet alleen langs het noordelijke front, maar ook langs hun westelijke flank, hetgeen de Mongolen zou toelaten snel op te rukken naar de centrale hoofdstad van de Jin. De eerste campagne voltrok zich in 1205, maar er zouden nog campagnes volgen, onder meer onder bevel van Muqali, wanneer hij in 1211 de provincie Shaanxi wilde binnenvallen via het territorium van de Xia. Zoals we in de biografie van Muqali zullen lezen, beloofde de leider van de Xia een contingent van vijftigduizend man ter ondersteuning van de Mongolen om Shaanxi te onderwerpen; deze belofte zijn ze echter nooit nagekomen, waarna Muqali zich uit de provincie moest terugtrekken. Na de dood van Muqali werden de rekeningen vereffend onder de leiding van Chinggis Khan, en in 1227 had hij het hele rijk van Xixia in handen.
Zoals we uit de introductie van de Jurched en de Kitans kunnen afleiden, hebben beide invloed gehad op en raakvlakken met de Mongolen. In het uitbouwen van de macht zijn er een aantal verschillen tussen de Jurched, de Kitans en Chinggis Khan. Zo heeft Abaoji, de eerste leider van de Liao-dynastie, zijn macht kunnen consolideren op basis van huwelijkspolitiek en heeft hij kunnen steunen op de gebiedsuitbreiding die zich had gemanifesteerd door initiatief van zijn vader. Hij heeft daardoor de macht gehad om de stamwetten te wijzigen en ging vanaf 907 verder met een combinatie van cavalerie, eigen aan de Kitans, en Chinese landbouw, iets wat bij de Kitans was geïntroduceerd door Abaoji’s vader. 101 Chinggis Khan had, zoals we reeds hebben aangetoond, geen brede basis, aangezien de meerderheid van zijn Borgijid hem na de dood van zijn vader in de steek hadden gelaten. Hij moest dus risico’s nemen, zo geeft Barfield aan, om zijn gezag te vestigen, hoewel hij ook het doorzicht had om zich tijdelijk in de schaduw van Toghril van de Kereyid te stellen. Mede door dat gebrek aan een brede basis kregen zijn persoonlijke getrouwen, vooral dan de Baljunati, 102 veel macht. Muqali was daarbij.
101
Barfield, Thomas J. The perilous frontier, p.169. verwijzing naar de gezellen van Chinggis toen hij na de nederlaag tegen de Kereyid was gevlucht naar Lake Baljuna. Daar heeft hij een eed gezworen dat hij van dan af alles met zijn gezellen zou delen. Dit is bekend geworden als de Baljuna Covenant. In de Decret History of the Mongols wordt dit niet met naam en toenaam
102
40 Met de steppevolkeren hadden de Jin op hun beurt minder problemen. Ten eerste droegen ze, zoals we reeds zagen, het devies divide et impera hoog in het vaandel. We hebben reeds vermeld hoe zij voor de tijd van Chinggis Khan de Mongolen wisten terug te slaan met behulp van de Tataren. Later zouden ze de rollen omdraaien en samen met Toghril Khan en Chinggis Khan de Tataren vernietigen. De Jurched van de Jin warenbzeer snel meester geworden over het gebied van de Liao, en verder tot ze geheel Noord-China onder de knoet hadden. Waarschijnlijk té snel, want we zien dat zij bij een gebrek aan een alternatief, het bestuurlijk systeem van de Kitans gewoon overnamen. Nog een verschil met de Khitans, was volgens Barfield dat nagenoeg de hele Jurched-populatie een zeer verregaande sinisering had ondergaan. De reden daarvoor is tweevoudig: ten eerste hadden zij een groter deel van China in bezit, wat als gevolg had dat zij ook meer Chinezen in dienst hadden. Ten tweede hadden de Jurched de fout gemaakt om nagenoeg hun hele bevolking naar Chinees grondgebied over te brengen, hetgeen ervoor zorgde dat er vrijwel geen tribale basis meer was om Chinese invloed tegen te gaan. 103 Dit maakte hen natuurlijk ook kwetsbaar, want de Kitans zagen hen nog steeds als usurpatoren, een houding die Muqali ten volle heeft proberen te benutten. Muqali heeft in de loop van zijn veroveringen veel hulp gehad van Yelu Tuhua, 104 die samen met zijn broer Ahai aanvankelijk behoorden tot de Kitans die in dienst waren van de Jin, maar later zouden dienst doen in de administratie van de Mongolen. Tekstuele bewijzen daarvan vinden we in de Mengwu’ er shiji:
[…]扎剌亦兒台二人。木合黎之第帶孫將之。又北京山後燕南諸契丹女真漢軍。吾也而 蒙古不化及耶律禿化分將之。[…] 105 […] tweeduizend man van de Jalayir onder leiding van Daisun, de jongere broer van Muqali. Verder waren er nog de legers van die bestonden uit Kitans, Nuzhen en Han, achter de bergen [rondom] de Noordelijke hoofdstad in Centraal-Hebei. Deze stonden onder de gezamelijke leiding van Uyer, Mongke Buqa en Yelu Tuhua. [Eigen vertaling, T.L] In onze biografie en in de tijd moeten deze passage situeren in 1217, wanneer Muqali tot
vermelden vermoedelijk uit nationalistische motieven van de auteur, daar hij de aanwezigheid van nietMongolen wilde achterhouden. 103 ibid. p.180. 104 Buell, Paul D.. "Yeh-lu Ahai, Yeh-lu Tuhua."in De Rachewiltz, ed. In the service of the khan: eminent personalities of the early Mongol-Yuan period (1200-1300). Wiesbaden: Otto Harrassowitz 1993.p. 112-121 is de voornaamste bron voor de informatie over deze twee Kitans. 105 Tu Ji, Mengwu’er shiji, deel 3, juan 27, p. 3b
41 Guowang wordt uitgeroepen en zijn bijkomende bevoegdheden ontvangt. In de Yuanshi staat dat als volgt vermeld: 丁丑八月,詔封太師、國王、都行省承制行事,賜誓券、黃金印曰:“子孫傳國,世世不絕。 "分弘吉剌、亦乞烈思、兀魯兀、忙兀等十軍,及吾也而契丹、蕃、漢等軍,並屬麾下。
In augustus van het jaar 1217 werd Muqali de titel toegekend van Taishi 106 , guowang 107 en administrateur van de hoofdstad; er werd hem een eed gezworen en hij kreeg een gouden commandozegel waarop stond: " Zijn nageslacht zal het land erven 108 , generatie op generatie, zonder hiervan af te wijken.” Hij kreeg tien minghan, bestaande uit Ongirad, Ikires, Uru’ud en Manggud, evenals Uyer met zijn gecombineerde legers van Khitan, Han en Tibetanen onder zijn banier. [Eigen vertaling, T.L.] De broers Yelu dienden de Jin in Huanzhou, in de buurt van het moderne Zhenglan Qi 正蓝旗in Binnen-Mongolië. 109 Rond 1200 was Ahai naar de Kereyid gestuurd om hen ertoe te bewegen een gezamelijke actie te ondernemen tegen de Tataren. Het wordt gezegd dat Ahai meteen onder de indruk was van Chinggis, die toen bij Toghril verbleef, en zich achter hem zou scharen met de belofte het jaar daarop terug te keren met zijn broer als gijzelaar in de keshig. Zo gezegd, zo gedaan… In 1203, toen Chinggis werd verraden en verslagen door Toghril, bleven de beide broers hem trouw en namen ze ook deel aan de Baljuna Covenant. Beide broers zouden onder Jebe gediend hebben in de voorhoede tegen de Jin vanaf 1211 tot 1213. Yelu Ahai probeerde de verwoesting en massale slachtpartijen van de initiële aanvallen tegen te houden, maar kende bitter weinig succes.
110
Yelu Ahai deed na 1217 dienst in de
westelijke campagnes van de Mongolen, waar hij darughachi werd in Samarkand. Zijn broer, Yelu Tuhua, zou in Xuande verblijven, het huidige Xuanhua 宣化 (in Hebei) nabij BinnenMongolië, waar hij de legers van Khitan en daar de samengestelde legers van Han-Chinezen en Kitans zou coördineren, en in die hoedanigheid nauw samenwerkte met Muqali. 111 Het 106
Taishi is éen van de san gong 三公, de drie hoogste eretitels aan het hof, naast taifu 太傅,Grootleraar en Taibao 太保 of Groot-protector. Zie Des Rotours, Fonctionnaires p.19 ff. 107 国王 betekent zoveel als prins, maar staat hier voor regent. 108 Voor de vermoedelijke betekenis van deze passage verwijs ik naar mijn vertaling. 109 Huanzhou is het huidige huidige Duolun xian 多伦县 (Dolonnur), zie de Rachewilzt en Hok-Lam Chan, ed. In the service of the Khan p. 744. 110
Er is een tendens waarneembaar die zegt dat, gezien het nu vaststaat dat er effectief veel positieve gevolgen waren van de Mongoolse veroveringen, de eerste veroveringen nooit zo verwoestend kunnen zijn geweest als de meeste bronnen ons doen toekomen. Het is wel zo dat de aantallen doden vaak worden aangedikt, ook in onze brontekst. Natuurlijk werden er mensen gedood, maar nooit meer dan bij andere veroveringen. Er is geen gegronde reden om een dergelijk standpunt in te nemen. Kennedy schrijft “revisionist historians have questioned the extent of Mongol ferocity […], suggeting that such accounts are largely rhetoric and hyperbole. However, the weight of contemporary evidence is very strong and is backed up by the archaeology.” Zie Kennedy, Hugh. Mongols, Huns and Vikings. Nomads at war. Londen: Cassell, 2002, p. 138. 111
Tu Ji vermeld het feit dat Tuhua bij Muqali werd ingedeeld om die taak te vervullen, samen met Uyer en Mongke Buqa. Zie Tu, Ji. Mengwu'er shiji. 8Vols. Taibei: Shijie shuju, 1962, deel 3, chuan 27, p.3b. Muqali’s biografie uit de Yuanshi vermeldt alleen Uyer als commandant van de gecombineerde legers.
42 geval van Yelu Tuhua illustreert zeer duidelijk dat hij, om zijn doelstellingen te bereiken, gretig gebruik maakt van zijn sociale contacten om via deze weg zijn objectieven te realiseren. Yelu Tuhua was natuurlijk niet de enige: In de loop van zijn campagne in Noord-China zou hij meerdere keren commandanten die zich wensten over te geven, terug in hun positie herstellen onder zijn bevoegdheid. In wat nu volgt, zal ik een aantal van dergelijke gevallen aanhalen, en aan de hand van de lezing van een aantal fragmenten uit Chinese bronnen aantonen dat het zijn houding tegenover zijn tegenstanders is, die hem zoveel succes en steun heeft opgeleverd.
Het succes van Muqali in het bestuur van Noord-China, wordt, ook door Chinese historici in het algemeen aan twee factoren toegeschreven. […] 第一,前此的战争所追求的是单纯的掠夺,所下城市,在饱经掳掠之后, 即委而去之。在木华黎专征时期,对于所征服的地区,巴由单纯的掠夺开始传 向注意于汉地的占领。1218年,蒙古军既下太原之后,招民耕稼,为久驻基。 这就是说,蒙古统治者对华北占领区的处置,巴不再是追求荒无人烟的牧地, 而是对农耕城镇进行保留,征取赋税。 112 Ten eerste: Wat men initieel wenste van deze oorlogsvoering, was niets meer dan buit. Wanneer men voldoende had geplunderd, stopte men en trok men zich terug. In de periode van Muqali's campagnes evolueerde zijn houding tegenover de onderworpen regio's van enkel te plunderen tot aandacht voor de bezetting van het gebied van de Han. In 1218, nadat de Mongoolse legers Taiyuan reeds hadden ingenomen, zette hij de bevolking aan tot zorg voor ploeg en land, daar dat sinds lang een basis was geweest. Met andere woorden, de manier waarop de Mongoolse heerser omging met het veroverde gebied in Noord-China, was niet langer het najagen van desolate weidegronden, maar het permanent in bezit houden van steden in landbouwgebied om taksen te kunnen lichten. [Eigen vertaling, T.L.] China heeft sinds mensenheugenis een agrarische maatschappij gekend. Muqali heeft blijkbaar snel de omschakeling gemaakt van veroveraar naar bestuurder, waarschijnlijk gefundeerd op het besef dat, wilde hij de bezetting van Noord-China tot een positief resultaat ombuigen, hij de basis van hun maatschappij moest vrijwaren. Controle op moord en plundering en bescherming van de agrarische productie is de basisvereiste om zijn objectieven te bereiken.Muqali heeft zich zeer vroeg met deze kwestie bezig gehouden, en dit zal ongetwijfeld het begin geweest zijn van grote vooruitgang.Uit bijvoorbeeld Muqali’s inter-
112
Zhou, Liangxiao, en Gu Juying. Yuanshi. Shanghai : Shanghai Renmin Chubanshe, 2003 p. 172.
43 actie met Shi Tianni komt dit ook naar voor, getuige daarvan het volgende citaat dat ik uit de brontekst heb gelicht:
[…]今中原粗定﹐而所過猶縱抄掠﹐非王者吊民伐罪意也。且王奉天子命﹐為天下除 暴﹐豈復效其所為乎﹖"木華黎接受了這一建議﹐下令﹕敢有剽虜者﹐以軍法從事。 113
In 1219 gaf Shi Tianni Muqali een vermaning en zei: "Tegenwoordig is de situatie op de Centrale Vlakte vrijwel stabiel. Toch verliest men zich nog steeds in plundering waar me langskomt, dit is niet in overeenstemming met de idee dat een koning zijn volk verheft en leed doet verdwijnen. Wanneer daarenboven U, heer, van de Zoon des Hemels een bevel ontvangt om wreedheid uit de wereld te bannen, hoe kan u dan opnieuw zo handelen? "Muqali aanvaardde deze aanbeveling en gaf daarop het bevel dat eenieder die het waagde te roven of mensen gevangen te nemen, te maken zou krijgen met de militaire rechtspraak. [eigen vertaling, T.L.]
Als we bevestiging willen van Muqali’s beileid, is één enkel fragment niet voldoende. De Yuanshi geeft ons, in de biografie van Liu Heng’an, een bevestiging. […] 初,國王木華黎經略遼東,兄世英率宗族鄉人隸麾下[…] 庚辰,平陽諸郡被兵之 余,民物空竭,世英言于王曰:“自古建國,以民為本,今河東殺掠殆盡,异日我師 复來,孰給轉輸?收存恤亡,此其時也。"王善之。 114
In het begin van Guowang Muqali’s verovering van Liaodong, nam [Liu Hengshan’s] oudere broer Shiying de leiding over de clanleden en de dorpelingen en onderwierp zich. […] In 1220, toen alle prefecturen van Pingyang onder de voet waren gelopen door het leger, was de bevolking voor niets uitgeput. Liu Shiying kwam naar voor en sprak als volgt tegen Muqali: sinds lang is het volk de basis voor de uitbouw van een staat. Nu is Zuidwest-Shaanxi haast volledig uitgemoord en geplunderd. Als op een dag mijn heer teugkomt, wie zal hem dan weerstand bieden? Onze sympathie verwerven, dat is zijn kans."Muqali prees hem. [Eigen vertaling, T.L.] De tweede reden voor Mongools succes, kon men als volgt samenvatten: 第二丶为了实现占领, 蒙古征服者开始大批任用汉人和汉化的契丹人丶安真人等作为 自己的政治代理人,分领华北各州县的政务。不仅对那些奉地来降的汉人即以其地授 之,令充镇守;同时,也根据战略的需要,分委汉员管领要害,以为军事的后援。在 木华黎所部军队中,汉军的比率也日益增大。为了妥善地处置这批投降的金朝官史丶
113 114
Dit komt ook voor in de biografie van Shi Tianni. Zie Yuanshi, juan 147, p.3480. Zie Yuanshi juan 150, p. 3559
44 汉人土豪,木华黎承制没用金朝的官称资秩,以高官拢络,成功地达到了分化敌人丶 壮大自己的战略目的。 115 Ten tweede is de Mongoolse veroveraar om de bezetting te realiseren, begonnen met een groot aantal benoemingen van Chinezen en gesiniseerde Kitans, de geknipte personen om als uitvoeders van zijn eigen persoonlijke politiek; elkeen ontving de verantwoordelijkheid voor het bestuur van een prefectuur of district. [Eigen vertaling, T.L.] De verovering van het Jin- trerritorium, en daarmee verband houdend de invloed van vreemde raadgevers en militaire assistenten, kunnen we grosso modo indelen in twee periodes.
116
Een
eerste fase was de tijdspanne 1211-1215, vanaf het begin van de invasie tot de val van de Centrale hoofdstad. De twee fase loopt vanaf het moment dat Chinggis Khan terugging naar Mongolië in 1216 tot aan verkiezing van Ogodai als opvolger van zijn vader in 1229. De Mongolen hadden volgens de Rachewiltz initieel veel baat bij de assistentie van hun raadgevers, die hen al terzijde stonden van voor de aanvang der operaties, op vlak van de inname van forten en de organisatie van de veroverde gebieden. Als nomaden hadden zij nog niet veel ervaring met de belegering van steden. De broers Yelu Ahai en Tuhua, die we reeds hebben besproken, mogen we inpassen in deze categorie.
De vele overlopers naar hun kamp hebben deze situatie nog verder vooruit geholpen. De belangrijkste voorbeelden uit deze periode zijn de verschillende leden van de Shi-familie die toch wel een verdere introductie verdienen. 117 De Shi 史waren gevestigd in Yongqing xian 永 青 县 in Noord-Hebei. Het ging om een welgestelde familie, die zeer geliefd waren bij de lokale bevolking omdat ze actief waren in de preventie van hongersnood en als mencenaat voor mensen in moeilijkheden. Wanneer Muqali Hebei bereikte in 1213, leidde de patriarch van de clan, Shi Bingzhi (1150-1220) vele duizenden in de overgave aan de Mongolen. Zijn oudste zoon, Shi Tianni, vervoegde Muqali’s leger met een korps dat bestond uit de lokale bevolking van Yongqing. In 1220 gaf een generaal van de Jin, Wu Xian, zich over in Zhengding en werd Shi Tianni commandant in West- Hebei in samenwerking met Wu Xian. Vijf jaar later kwam Wu in opstand en doodde hij Tianni waarna diens jongere broer, Shi Tianze, Wu Xian verjoeg en de functie van zijn broer overnam. In 1219 werd Tianze door Ogodai tot één van de eerste Chinese bevelhebbers 115
116
Zhou, Liangxiao en Gu Juying. Yuanshi. Shanghai : Shanghai Renmin Chubanshe, 2003.p.172.
de Rachewiltz, Igor. Personnel and personalities p. 103 ff. Een biografie van Shi Tianzi en zijn familie vinden we in Xiao, Qiqing. "Shih T'ien-tse ." In the service of the Khan. Eminent personalities in the Early Mongol Yuan period (1200-1300), ed. de Rachewiltz et alii (Wiesbaden: Otto Harrassowitz, 1993) 27-45, meteen ook de bron voor de verstrekte informatie. 117
45 van een tümen bevorderd, en Shi speelde in die hoedanigheid een rol in de laatste campagnes tegen de Jin en de eerste tegen de Zuidelijke Song. Hij was meer geletterd dan de meeste van zijn collega’s en dit uitte zich onder meer in het feit dat schrijvers en geleerden onder zijn patronage stonden. Een voorbeeld hiervan is Yuan Haowen 元好文. 118 Zelf kwam Shi Tianzi qua litteraire vaardigheid ook niet onbeslagen op het ijs. Shi Tianzi had ook een goede band met Qubilai, de broer van Möngke Khan. Wanneer deze laatste stierf, steunde Shi Qubilai, met als gevolg dat hij, eens deze tot opvolger was verkozen, Shi Tianzi beloonde met zilver, militaire en civiele controle over Henan. De clan zegde later, onder druk van andere ambtenaren, die de sterke machtsconcentratie in handen van de Shi-clan vreesden, vele van hun militaire bevoegdheden op. Shi Tianzi zou echter nog steeds een belangrijke rol in de administratie spelen tot aan zijn dood in 1275. Zijn zonen en neven hadden nog belangrijke betrekkingen tot in de jaren 1320. Opname van de lokale machthebbers in het sociale systeem van de Mongolen verliep als volgt: overal in het Mongoolse imperium kregen de belangrijkste medewerkers van de Mongolen een zogenaamde paiza 119 als teken van autoriteit. Een voorbeeld uit de biografie van Shi Gui 石硅, die van Muqali een dergelijk kleinood ontvangt:
[…] 木華黎承制授珪光祿大夫、濟兗單三州兵馬都總管、山東路行元帥,佩金虎符 […] Muqali schonk Gui de rang van hoge ambtenaar, algemeen coördinator van de troepen in Yan-, Ji- en Danzhou en opperbevelhebber in functie in Shandong lu, shonk hem een zilveren tijger-paiza, … [eigen vertaling T.L.]
De Mongolen gingen hun sociale ordening aanpassen aan de Chinese context. Dit deden ze door een beleid te voeren waarin ze andere etnieën rangschikten volgens betrouwbaarheid. Bevolkingsgroepen die zich reeds vroeg hadden onderworpen, zoals bijvoorbeeld de Uighuren, waren bevoorrecht en vervulden belangrijke taken in de administratie. De verscheidene bevolkingsgroepen, die mogelijk minder betrouwbaar waren, werden in het algemeen niet in hun gebied van origine ingeschakeld.
118
Langlois, John D.. China under Mongol rule. Princeton: Princeton University Press, 1981 p.458ff. Yuan Haowen (1190-1257) zelf was afkomstig iut de huidige provincie Shanxi. In 1221 slaagde hij voor het hoofdstedelijk examen van de Jin, waarna hij enkele ambten bekleedde in Kaifeng en in de provincie. Wanneer de hoofdstad door de Mongolen werd ingenomen in 1233, werd hij enige tijd gevangengezet, waarna hij zich zou wijden aan de geschiedschrijving van de Jin. Zie Idema, W.L. Spiegel van de klassieke Chinese poëzie. Van het Boek der Oden tot de Qing-dynastie. Amsterdam: Meulenhoff, [1991] 2000, p. 565ff. 119 Voor een afbeelding, zie bijlage.
46 In China werd de hiërarchie van betrouwbaarheid vastgelegd in vier categorieën. De bovenlaag werd gevormd door de Mongolen zelf. De semuren 色目人 stonden op het tweede niveau, een allegaartje van voornamelijk moslims en Uighuren 120 . De derde klasse waren de Han 汉人 , die zowel Noord-Chinezen, Kitans, Jurched en Koreanen omvatte, en de laagste klasse waren de nanren 南人 , de zuidelijken, waaronder alle onderdanen van de Zuidelijke Song zouden vallen. Paul Jakov Smith stelt in dat verband dat de Mongolen liever een systeem hanteerden van gefragmenteerde autoriteit en gedeelde verantwoordelijkheid, dan een zo efficiënt mogelijk systeem zonder dergelijk controlesysteem. Tegelijkertijd stelden ze etnische quota’s in, waarbij een derde van de functies in handen was van de Mongolen en de semuren, het overgrote deel zou ten deel vallen aan de Hanren, terwijl het aandeel van de nanren vrij minimaal was, en dan nog onder een darughachi. 121 We zien dat Muqali met zijn verschillende benoemingen een referentiekader heeft geschapen voor de uitbouw van het Mongoolse beleid in China. De Shi-clan, en zovele anderen met hen, werden lokale machthebbers in functie van de Mongolen. Daarbij moeten we wel stellen dat de effectieve macht van deze laatste groep volgens Stephen West dan weer beperkt was, aangezien hun macht enkel werd gevalideerd door Muqali en zijn zoon Bo’ol. 122 Als algemene conclusie van dit deel geef ik nog een citaat omdat het mijn inziens mijn stelling ondersteunt, dat het belang van Muqali in het creëren van de meest gunstige omstandigheden om tot een goed bestuur te komen in China, niet mag worden genegeerd: […] 木华黎依靠强大的军力和汉族地主比较愿意受的政策使一大批汉族地主武装势力 倒向了自已,并逐渐消灭了投靠金的地主武装。在他死后,他的这些做法也为他的后 继者所承袭。这样, 蒙古对中原地区的占领就开始稳定下来了,蒙古贵族与汉族地主 对中原地区的联合统治也开始建立起来了。[…] 123 Muqali's beleid was gestoeld op militaire macht en op lokale Chinese grootgrondbezitters die zich graag onder zijn bevel stelden, hetgeen hem in staat stelde een aanzienlijke militaire kracht van de Chinese grootgrondbezitters voor zichzelf aan te wenden. Samen slaagden ze erin het militair potentieel te breken van die grootgrondbezitters die bij de Jin hun heil hadden gezocht. Na zijn dood werd zijn methodiek ook door zijn opvolgers toegepast. Op deze 120
Voor een goed beeld van de samenwerking, zie Thomas T. Allsen. "The Yûan Dynasty and the Uighurs of Turfan in the 13th Century ." in Morris Rossabi, ed. China among equals. The Middle Kingdom and its neighbors,10-14th centuries. Londen: University of California Press, 1986.p. 243-280. 121
Smith, Paul Jakov. "Impressions of the Song-Yuan-Ming transition: the evidence from biji memoirs." In Richard von Glahn en Paul Jakov Smith.The Song-Yuan-Ming transition in Chinese history (Harvard East Asian monographs 221) ed. Von Glahn Richard en Paul Jakov Smith (Cambridge, Mass: Harvard University Asia Center, 2003): 71-110, p. 90. 122 John D. Langlois. China under Mongol rule. Princeton: Princeton University Press, 1981 p.458ff. 123 Huang, Shijian. “Yuanchao shihua” Zhongguo lishi shihua deel 4, p. 31.
47 manier leidde de Mongoolse bezetting van de Centrale Vlakte naar stabiliteit, en werd er een begin gemaakt aan het gezamenlijk bestuur van de Centrale Vlakte door de Mongoolse aristocratie en de Chinese grootgrondbezitters. [Eigen vertaling T.L.]
Deel 3: Vertaling Muqali maakt deel uit van de Jalayir-clan.124 Deze wonen al generaties lang ten oosten van de Onon 125 . Zijn vader was Gu'un Ua, die rechtstreeks in dienst ging bij Chinggis Khan aangezien hij bij diens verwanten, de Yurkin, verbleef. 126 Gu’un Ua volgde hem naar de Merkid 127 , deed mee aan de onderwerping van de Naiman 128 , en betoonde zich daarin enkele keren verdienstelijk. Wanneer later de Naiman opnieuw in opstand kwamen, moest Chinggis Khan in gezelschap, een groep van zes ruiters in totaal, op de vlucht. Toen ze onderweg door uitputting en honger werden overvallen, ving Gu’un Ua aan de waterkant een kameel. 129 Hij doodde hem, grilde het vlees en gaf het aan Chinggis Khan te eten. Hun achtervolgers waren al dichtbij, toen Chinggis’ paard dood neerviel 130 . De vijf andere ruiters keken elkaar aan, besluiteloos en in paniek, waarop Gu'un Ua Chinggis zijn eigen paard gaf; zelf wachtte hij de achtervolgers op, die hem doodden. Chinggis Khan was ontsnapt. 131
Muqali was de derde van zijn vijf zonen. Op het moment van diens geboorte vloog een wit wolkje de tent buiten; de shamaan 132 merkte dit buitengewone verschijnsel op en zei: "Dit is een bijzondere jongen." Toen hij opgroeide, werd hij een erg vastberaden man van groot strategisch inzicht. Met zijn lenige en lange armen werd hij een goed schutter, in staat een
124
Eens rivalen van de Mongoolse stam, werden vele Jalayir belangrijke personen in het Mongoolse Rijk en de vier onafhankelijke khanaten die ontstonden bij het uiteenvallen van het centrale gezag. Muqali was een van de meest succesvolle en bekendste commandanten van Chinggis Khan en wist dan ook de basis te leggen voor het aanzien dat zijn clan en nageslacht zou ten deel zou vallen. 125 Deze rivier ontspringt op de oostflank van de Khentei bergketen; naar men zegt is Chinggis aan de bovenloop van deze rivier geboren. 126 De Jurkin zijn, zoals de Kiyad van Chinggis Khan, een zijtak van de Borgijid. Het waren de afstammelingen van Okin, de oudste zoon van Khabul Khan, en dus de enige lijn die hoger stond aangeschreven dan de Kiyad van Chinggis zelf. Toen hij hen uitschakelde in 1197 stond hem niets meer in de weg om de absolute heer van de Mongolen te worden. Zie Cambridge History of China Vol 6, p. 338. 127 De Merkid vormden een machtige confederatie, waren Nestoriaanse Christenen en erfvijanden van Chinggis Khan 128 De Naiman waren de machtigste confederatie in westelijk Mongolië. Zij stonden sterk onder invloed van de Uighuren. 129 Het tweede karakter betekent kameel, het eerste betekent letterlijk een zak. Dit verwijst mogelijk naar de bulten. 130 Waarschijnlijk was het neergeschoten door de achtervolgers. 131 Dit feit zal van grote betekenis te zijn voor de band tussen Chinggis Khan en Muqali. 132 De Mongolen waren aanhangers van het shamanisme, met Tengri ofte de grote blauwe hemel als opperwezen. Voor een grondige studie van het shamanisme in Mongolië, zie Humphreys, C.: Shamans and Elders: Eperience,knowledge and power among the Daur Mongols.Oxford: Oxford University Press, 1996.
48 boog te spannen met een trekkracht van honderdtachtig kilogram 133 . Hij diende Chinggis Khan 134 met Bo'orchu, Boroghul en Cila'un 135 , allen geprezen vanwege hun loyaliteit en dapperheid. Hun namen werden opgenomen in lied en dicht, verspreid over het land, door de Chinezen als "de vier helden" 136 bestempeld.
Ooit bevonden de legers van Chinggis Khan zich in een nadelige positie; geconfronteerd met een sneeuwstorm verloren ze hun tenten en moesten ze de nacht doorbrengen in het vochtige gras. Rechtopstaand in de sneeuw schermden Muqali en Bo'orchu Chinggis Khan af met hun opengesperde lederen laken, onverzettelijk tot aan het ochtendgloren.
Op een dag reed Chinggis Khan met een dertigtal ruiters in een diepe kloof. Hij draaide zich om en zei: "Op dit soort plaatsen kan men rovers tegenkomen. Wat kunnen we daartegen doen?" Het antwoord van Muqali was dat hij hem met zijn lichaam zou beschermen. En inderdaad, daarna kwamen plots rovers uit de bossen gestormd; de pijlen vielen als regen uit de lucht. Muqali greep zijn boog, legde aan en velde met drie schoten drie mannen. Hun aanvoerder riep uit: "Wie ben jij"? Het antwoord luidde: "Muqali". Muqali maakte kalm zijn zadel los en beschermde daarmee Chinggis tot hij uit de kloof was. De rovers gingen er vandoor. Toghril Khan van de Kereyid 137 vocht een oorlog uit met zijn rivalen, de Naiman, waarbij hij Chinggis Khan om assistentie verzocht. Temoedjin detacheerde Muqali, Bo'orchu en anderen bij Toghril om hem bij te staan en uiteindelijk doodden ze de meeste Naiman aan de voet van 133
een shi 石was een gewichtsmaat, gelijk aan 120 catties. 100 catties is het equivalent van 133,3 pond, omgerekend geeft dat ongeveer 180 kg. Zie Matthews, R.H. Chinese-English dictionary. Cambridge, Mass.: Harvard University Press, [1943] 2000, p. 817, entry 5813, a. 134 In de tekst staat zijn officiële benaming, taizu, 太祖﹐ hetgeen zoveel betekent als opperste voorvader. Ik opteer echter voor Chinggis Khan. 135 Bo’orchu was een Arulad en eerste nökör of metgezel van Chinggis. Voor de Arulad, zie Pelliot, Campagnes, p. 344-45. Boroghul was opgevoed door Chinggis’ moeder Höwelun en zou instaan voor zijn huishouden, Cila’un was de zoon van Sorgan Shira van de Suldus die ooit Temoedjin uit het kamp van de Taijiud had gesmokkeld toen hij door hen op de huid werd gezeten na de dood van zijn vader Yesugai. Alle vier behoorden ze tot de top van de Khan zijn korps als bevelhebbers van zijn keizerlijke wacht. Meer informatie hierover vindt men in Xiao, X. :The military establisment of the Yuan dynasty, p.92 136 Moses, Larry. "Legends by the numbers: The symbolism of numbers in the Sectret history of the Mongols." Asian Folklore Studies 55(1996): 73-97. De auteur stelt dat de getallenreeksen zoals ze voorkomen in de Secret History niet absoluut zijn; veeleer zijn het memotechnische en rijmschematische middeltjes, bedoeld om in de oorspronkelijke orale traditie het reciteren te vergemakkelijken. Wanneer men de traditie ten langen leste op schrift heeft gesteld, heeft men in dat stadium het zuivere memotechnische aspect van de getallenreeksen niet als zodanig herkend. 137 Eén van de invloedrijkste confederaties op de steppe, mede door banden met de Jin en een huwelijksband met de Liao-dynastie. Toghril werd beschermheer van de jonge Temoedjin als voormalige wapenbroeder van diens vader. In 1203 kwamen de twee meermaals in conflict, maar Chinggis Khan zegevierde uiteindelijk.
49 het Altai-gebergte 138 . Als beloning kregen ze uitrusting, wapens, paarden en vee. Daarna had Toghril het plan opgevat om Chinggis Khan bij verrassing aan te vallen, maar in zijn kamp bevond zich ook Badai 139 ; hij had lucht gekregen van de plannen en bracht in het geheim Chinggis Khan op de hoogte. Deze droeg Muqali op een keure van ruiters te selecteren voor een nachtelijke raid op Toghril’s kamp. Toghril stierf tijdens een vluchtpoging en de belangrijkste leden van de andere stammen kwamen zich, nadat ze dit hadden gehoord, onder het bevel van Chinggis Khan stellen 140 . In het jaar 1206 141 besteeg Chinggis Khan de troon, en zijn eerste bevel was Muqali en Bo'orchu tot bevelhebbers van respectievelijk de linker- en rechtervleugel te benoemen. Plechtig sprak hij als volgt: " In het binnenland is de situatie geregeld, hetgeen grotendeels jullie verdienste is. Ik ben met jullie beiden verbonden zoals de handvaten aan een wagen, zoals een lichaam dat twee armen heeft. Jullie moeten trachten dit te belichamen; laat deze eerste bekommernis nooit varen." De verraders van de Jin 142 meldden allemaal dat hun leider Jin [Jin Zhangzong, reg. 1190-1209] zijn familieleden had vermoord, en zijn dagen steeds meer doorbracht met zich in luxe te wentelen.
De Khan zei: " Wij zullen niet zonder reden campagne voeren." In 1211 teisterde hij voortdurend de Jin. Hij belegerde Xuande 143 en bracht daarna Dexing 144 onder zijn controle.
138
De karakters geven Antai weer, maar Pelliot, Campagnes, p. 338 geeft aan dat dit wijst op het Altai-gebergte, gesitueerd op het raakvlak tussen Mongolië, Rusland en Kazachstan, met uitlopers aan Mongoolse zijde tot de Gobi en het Mongoolse hoogland. 139 Badai was de paardenknecht van Yeke çeren van de Yurkin. Zie Cleaves, Secret History of the Mongols § 169. Na de strijd tegen de Tataren in 1202, hadden de leiders van de Yurkin zich een deel van de buit toegeëigend, tegen het bevel van Chinggis in. Deze stuurde dan twee van zijn generaals om hen de buit weer afhandig te maken. Deze passage vinden we in § 153 van Cleaves, Secret History of the Mongols. Van dan af, waren Altan en de andere leiders van de Yurkin Chinggis slecht gezind. Dit leidde tot hun deelname in het complot tegen Chinggis, samen met Jamuqa en Ilqa Sengum, Toghril’s zoon, als voornaamste medeplichtigen. Badai zou voor zijn daad beloond worden door Chinggis; hij werd een vrij man, en later tevens aanvoerder van een minghan of korps van duizend man. 140 Aangezien hij de Kereyid had verslagen, toch een steppe-grootmacht, won hij veel aan prestige. 141 In de brontekst wordt voor de datering uitgegaan van het Chinese systeem van een zestig-delige cyclus. Ik opteer voor de leesbaarheid voor de Westerse datering, verkregen na omzetting, gebasseerd op Hoang, Pierre. Concordance des chronologies néonémiques Chinoise et européenne. Variétés sinologiques, 29, Shanghai: [1910] 1968. Een overzicht van de Chinese chronologie vindt men in onder meer in Zurndorfer, H.T. China bibliography. A research guide to reference works about China past and present. Leiden: Brill, 1995. p.297-304. 142 De Jin-dynastie (1115-1235) waren Jurched, oorspronkelijk uit Manchurije. Ze beheersten Noord-China tijdens de opkomst van de Mongolen. De verraders of overlopers waarvan sprake waren onder meer de broers Yelu Ahai en Yelu Tuhua, die ik ter sprake heb gebracht in het corpus mijn verhandeling. 143 Voor de localisatie van de plaatsnamen heb ik verschillende bronnen geraadpleegd, waaronder Tan Qixiang, ed. Jianming zhongguo lishi dituji. Beijing: Zhongguo ditu chubanshe [1985] 1996 als historische atlas en Zhonghua renmin gongheguo fensheng dituji Beijing: Ditu chubanshe [1977] 1983 als tegenhanger voor de localisatie in het huidige China. Tevens indexen in de Rachewiltz, Igor, and Hok-Lam Chan, ed. In the service of
50 In het jaar 1212 viel hij Yunzhong 145 aan, nam alle districten van Jiuyuan 146 in, en ging verder met de omsingeling van Fuzhou 147 . De legers van de Jin telden vierhonderdduizend manschappen, die waren opgesteld ten noorden van Yehuling 148 . Muqali zei: "De vijand is veel talrijker dan wij, en tenzij we tot het uiterste gaan, zal het niet eenvoudig zijn ze te vernietigen." Hij nam de leiding over alle krijgers die tot sterven bereid waren, de paarden werden aangespoord, de lansen werden ter hand genomen. Met groot tumult doorbraken ze de vijandelijke linies. De Khan joeg al zijn legers tegelijk in het offensief. De troepen van de Jin werden massaal over de kling gejaagd. Hij zat hen achterna tot aan de Kuai 149 , de lijken lagen vijftig kilometer ver verspreid. In 1213 werd de Juyong-pas 150 aangevallen. Door haar sterke muren kon ze niet ingenomen worden, dus kreeg een andere generaal, Jebe 151 , van Muqali de opdracht zijn troepen te leiden naar Zijingkou 152 , waar de linkervleugel-commandant van de Jin, maarschalk Gao Qi, 153 zijn the Khan: eminent personalities in the early Mongol-Yuan period (1200-1300). Wiesbaden: Harrassowitz Verlag, 1993. pp. 737-756. Xuande is het huidige Xuanhua 宣化 (Hebei) 144 Zhuolu 涿鹿 (Hebei) 145 exacte locatie onbekend. Niet te verwarren met 雲中, het huidige Datong 大同 in Shanxi. Zie daarvoor noot 266. 146 Jiuyuan 九 原 , ook wel jiuzhou 九 洲 verwijst naar het geheel van de 9 delen van China onder de legendarische Keizer Yu. Zie Matthews, Chinese English dictionary, Harvard University Press: 1949 (2002) entry 1198,15. 147 Het huidige Zhangbei 张北 in Hebei. Wat betreft de inhoud van de administratieve eenheid zhou: Doorheen de geschiedenis zijn er verschillende administratieve eenheden geweest. Er zijn dynastieke verschillen, maar in een kort overzicht voor de termen die in de tekst voorkomen, ziet het er als volgt uit: Het laagste niveau waarvoor door de centrale overheid een official gestuurd werd, was een xian 县 , meestal weergegeven door district of county. Een volgend niveau was de zhou 州 , (sub)prefectuur of fu 府 , prefectuur, naargelang de periodisering. Daarboven stond een cicuit of dao 道 , hetgeen vanaf 977 lu 路 zou heten. Vanaf de Yuan, wanneer het meer en meer gesystematiseerd werd op provinciaal niveau, zou het als xingsheng 行省 te boek staan. Zie Wilkinson, Endymion. Chinese history. A manual,(Harvard-Yenching Institute monograph series,52) revised and enlarged. Cambridge, Mass.: Harvard University Asia Center, 2000, p.138ff 148 staat bekend als Fox Range, Hüneben Daba’an in het Mongools. Gesitueerd ten ZW van Zhangbei, in het grensgebied van Hebei en Shaanxi. 149 Het gaat, rekening houdende met de vermeldde afstand, om 1 van de bijrivieren van de Yang He 洋河 in Hebei. 150 Chabchiyal in het Mongools, belangrijkste toegang tot Zhongdu / Beijing, gelegen ten noordwesten van Changping xian 昌平县 in Hebei, ‘the southern end of which, Nankou, is about 53 kilometers from Peking.’ deRachewiltz, Secret History of the Mongols, p 891. 151 Jebe was de commandant van de zware cavalerie in de voorhoede. Een Besoet, een clan die ondergeschikt was aan de Taijiud-tak van de Borgijid. In 1201 werden deze door Chinggis Khan verslagen. In deze campagne doodde Jebe, die vocht voor zijn heren, het paard van Chinggis Khan. Hij eiste deze daad op met de belofte zich van dan af aan de Khan te wijden. Zijn naam was Jirgo’adai, maar Chinggis noemde hem Jebe (wapen) omdat hij hem als wapen wilde gebruiken. Cfr. SHM § 147. Hij werd vooral bekend vanwege zijn veldtochten in Rusland. 152 Komt soms voor als zijingguan .Kou 口 en guan 關 betekenen beide ‘pas’ Een versterkte pas in het gebergte ten zuidwesten van de hoofdstad van de Jin, Zhongdu, het huidige Beijing. Was de doorgang voor de benadering vanuit Xixia. 153 Zijn biografie is te vinden in de Jinshi, juan 106. Daaruit blijkt onder meer het volgende: Gaoji of Shuhu Gaoji 述虎高琪 is blijkbaar zijn carrière begonnen als bodyguard van verscheidene hooggeplaatste ambtenaren,
51 troepen heen had geleid om te helpen hen tegen te houden. Zijn troepen vochten niet en vluchtten, waarna Zhuo zhou 154 onder Mongools gezag werd gebracht. Omdat Yidu en de versterkte steden Bingcheng en Ducheng 155 aangevallen werden door verschillende legers, kwamen Shi Tianni 156 en Xiao Botie 157 zich met een groot gevolg overgeven toen de Mongolen voor Bazhou 158 stonden. Voor hen werd een gezamenlijk verzoekschrift aan de Khan gericht om hen te promoveren tot commandant van een tümen 159 . In 1214 volgde de omsingeling van Yen 160 De Jin-heerser verzocht om vrede en stond het Noordelijke gebied af. Alle legers kregen het bevel Liaodong 161 aan te vallen, waarna Gaozhou, Lucong en Piaoyicheng 162 zich overgaven. In het jaar 1215 assisteerde generaal Shimo Yexian [Yesen] 163 Muqali bij het uittekenen van een strategisch plan voor controle van de oostelijke hoofdstad 164 In de aanval tegen de noordelijke hoofdstad [Dating], leidde de generaal van de Jin, Ao Dunxiang
165
, die was belast met de verdediging, een grote groep van
waarna hij in 1206 of 1207 ten strijde trok tegen de Song, waarin hij zich door zijn moed tegenover een overmacht wist te onderscheiden. Hiervoor werd hij beloond met kostbaarheden, een zilveren commandozegel en tien rollen zijde van de beste kwaliteit. Het belangrijkste feit uit de biografie is echter de moord op zijn directe overste, Hushahu 忽殺虎, volledige naam Heshelie Zhizhong 紇石列執中. Deze had hem naar Zijinggou gestuurd om de Mongolen te bekampen, met het dreigement dat het hem de kop zou kosten indien hij faalde. Dit was het geval, waardoor Gaoji uit zelfbehoud zijn overste ombracht. Dit kon worden gerechtvaardigd daar deze laatste de keizer Wei Shaowang 衛紹王 (1209-1213) had omgebracht om zijn neef op de troon te plaatsen. Zie tevens Haenisch, Erich.: Meng-ta pei-lu und hei-ta shih-lueh p. 63. 154 Zhuozhou 涿州 in Hebei. de Rachewiltz en Hok-lam Chan,ed. In the service of the Khan, p.741. 155 Yidu 益都, Bincheng 濱城,en Dicheng 諸城 liggen in de provincie Shandong. Ibid. p.745. 156 In Giles, Herbert A. A Chinese biographical dictionary. Taibei: Literature House, 1962, p.659 staat de volgende anekdote vermeld: Bij zijn geboorte zou het huis zich gevuld hebben met witte stoom. Een taoïst voorspelde hem dan ook een schitterende toekomst.Tianni zou zich zeer verdienstelijk van zijn taken kwijten. Nam deel aan de inname van de Oostelijke hoofstad en bracht daarna een eigen leger op de been om Muqali te volgen. Dit leger werd bekend als Qingle Jun 清樂軍. Hij zou vroeg sterven; hij had een groep rebellen verslagen die met Wu Xian samenwerkten, waarna deze laatste zich wist te wreken door Shi Tianni te doden op de terugweg van een banket. Zie hiervoor Yuanshi juan 147, p.3526. 157 De tekst hier geeft 蕭勃迭, Xiao Botie. Zijn biografie vindt men in Yuanshi juan 151, maar wel onder de naam Shimo Botie’er. Beide namen worden gebruikt. De Xiao- familie was de consort-clan van de Khitankeizers. 158 Bazhou is gesitueerd in Hebei. de Rachewiltz en Hok Lam-Chan, ed. In the service of the Khan.p.749 159 eenheid van tienduizend manschappen binnen het decimaal georganiseerde leger, vergelijkbaar met ‘regiment’ 160 Yen is een oude benaming voor het huidige Beijing. De naam werd onder de Mongolen gebruikt, en was in voege vanaf 1215-1264. Wilkinson, Endymion. Chinese History p. 140 161 Het schiereiland Liaodong, beslaat het Oostelijk en zuidelijk deel van de huidige provincie Liaoning. 162 Gaozhou moeten we situeren ten noordwesten van Ao Han Qi 敖汉旗 in Binnen-Mongolie. De precieze locatie van Lucong is mij onbekend; Puyicheng is het huidige Pingquan 平泉 in Hebei. 163 voor meer informatie, zie Tu ji, Mengwu’er shiji, 49, 8b-10b en Yuanshi juan 150, p.3541-3543. 164 Het gaat om Liaoyang 辽阳. 165 Zijn biografie is te vinden in de Jinshi, juan 103, p.2275ff. Hij werd maarschalk van de linkervleugel nadat hij de dynastie had gered door de westelijke hoofdstad van de Jin succesvol te verdedigen. Daarop trok hij naar Dating om de Mongolen te verslaan.
52 tweehonderdduizend manschappen naar Hede 166 om een tegenaanval in te zetten. Ze werden verslagen, en meer dan tachtigduizend man werd onthoofd. In Dating waren de voedselvoorraden uitgeput, en het garnizoen, dat uit Kitans
167
bestond, doodde de
poortwachters en kwam zich overgeven; hun generaal Yingqing 168 hadden ze gedood. Yin Dahu 169 , die tot opperbevelhebber was gepromoveerd, bracht de totale capitulatie van de stad teweeg. Woedend vanwege het uitstel van de overgave, wilde Muqali hem levend begraven. Shimo Yexian trachtte hem daarvan te weerhouden met de woorden:
“ De noordelijke
hoofdstad is een plaats van strategisch belang ten Westen van de Liao-rivier. Als hij zich overgeeft, en jij zou hem levend begraven, wie zal zich dan nog overgeven?" Muqali volgde dit advies en hij stelde een memorandum op waarin Yin Dahu als stadhouder in de Noordelijke hoofdstad achter zou blijven, net zoals generaal Uyer
170
, die als
opperbevelhebber van alle troepen de rust zou vrijwaren. Hij stuurde Gao Deyu 171 , en Lui pusiwo’er 172 om Xingzhong fu 173 in te lijven; zij werden op dat moment op de hoogte gebracht dat Wu Libu 174 in opstand kwam tegen zijn superieur, Pusiwo’er, en hem doodde. Gao Deyu sloeg op de vlucht. Niet veel later werd Wu Libu vermoord door de mandarijnen; zij schoven de lokale potentaat Shi Tianying 175 naar voor als opperbevelhebber, die de hele stad deed capituleren, waarop [opnieuw] een memorandum aan de troon werd gericht om hem aan te stellen tot Yin van Xingzhong 176 , met alle troepen onder zijn gezag. In Jinzhou 177 vermoordde de rebel Zhang Jing 178 , die een aanzienlijke strijdmacht
166
In Tu Ji. Mengwu’er shiji, deel 3, juan 27, op p.2a van vinden we Huadao 花道, maar Martin, Desmond H. Rise of Chingis Khan p. 207 geeft aan dat het om het huidige Pingquan 平泉 zou gaan, een 45 mijl bezuiden de Noordelijke hoofdstad Dating. 167 Kitans werden door de Jin vaak ingezet in het grensgebied als buffer tegen de Mongolen. 168 Dit zou op Ao Dunxiang moeten slaan; zijn biografie geeft enkel alleen zijn geboortenaam, Tianshou 添壽. Yingqing is mogelijk zijn stijlnaam. De omstandigheden van Ao’s dood zoals opgenomen in zijn biografie in de Jinshi komen wel overeen met hetgeen hier beschreven staat. 169 Yuanshi juan 1, meldt ons dat Yin door Muqali tot stadhouder van de hoofdstad werd benoemd voor bewezen diensten. 170 Zijn biografie staat in de Yuanshi, juan 120, p. 2967-2969. Hij was zeer verdienstelijk bij de inname van Dating, de Noordelijke hoofdstad, in 1211, waar hij in de voorste linies meestreed. 171 verdere persoonlijke details zijn mij onbekend. In Tu Ji’s Mengwu’er shiji, deel 3,juan 27; p.2b lezen we dat Gao Deyu en Liu zich pas aan Uyer hadden overgegeven. Dit verklaart dan ook de reactie van Wu Libu, zie noot 174. 172 Hij is mij onbekend; hij komt voor zover ik weet, niet in de bronnen voor, tenzij in verband met de beschreven gebeurtenissen. 173 het huidige 朝阳 Chaoyang in Liaoning Tan Qixiang. Jianming zhongguo lishi dituji, kaart 54-55. 174 Tot op heden onbekend, behalve dan in verband met de hier beschreven gebeurtenissen. 175 zijn biografie staat in de Yuanshi, juan 149, p.3526-3528. Het was een neef van Shi Bingzhi, de vader van Shi Tianni. 176 voor de plaatsnaam, zie noot 173. Yin was een gouverneursambt. Zie daarvoor Hucker, Charles, O. A dictionary of official titles in imperial China. Stanford: Stanford University Press, [1985] 1988., p. 581. 177 Het huidige Jinzhou 锦州 in Liaoning, gelegen aan de Xiaoling-rivier. 178 Persoonlijke informatie is mij onbekend.
53 van tienduizend man sterk rond zich had verzameld, de plaatselijke commandant. Hij nam de titel ‘koning van Linhai’ aan en kwam zich overgeven. Op bevel van de Khan gaf Muqali instructies aan Jing om troepen te lichten voor tien legers ter controle van Beijing, en dat hij met Tolun 179 zou optrekken naar de meer zuidelijke prefecturen die zich nog niet hadden overgegeven. Muqali hiel nauwgezet in het oog of Zhang Jing geen subversieve intenties had, en stelde Shimo Yexian aan als inspecteur-generaal van diens leger. Bij Pingzhou 180 gekomen, bleef Zhang Jing ter plaatse onder het mom van ziekte, en vatte vervolgens het plan op om te ontsnappen. De inspecteur-generaal Shimo Yexian hield een zogezegd afscheidsfeest, en liet hem terechtstellen. Diens jongere broer, Zhang Zhi, rebelleerde vanwege de terechtstelling van zijn broer en bezette Jinzhou, en nam Pingzhou, Luanzhou, Ruizhou, Lizhou, Yizhou 181 en een aantal andere prefecturen in. Muqali leidde verschillende tümens in een strafexpeditie met Möngke Buqa 182 en andere [officieren], en vele prefecturen boden op het laatst hun capitulatie aan bij monde van hun mandarijnen. Toen ze Hong Luoshan 183 naderden, kwam hun opperbevelhebber Du Xiu 184 zich overgeven, met een verzoek tot clementie van Jinzhou 185 . Het jaar 1216 bracht de inname van Xingzhong fu met zich mee 186 . In juli waren de legers tot vlak voor Xingzhong gevorderd. Generaal Uyer werd, samen met andere legers, ontboden en naar Liushishan 187 gestuurd met deze instructies: " Als we nu een massale aanval uitvoeren, dan zal de verrader verplicht zijn versterkingen te sturen; ik zal zijn terugweg afsnijden, en aldus zullen we hem kunnen vangen." Eens te meer werd Möngke Buqa erop uitgestuurd om troepen te stationeren ten oosten van Yongde xian 188 en hen daar op te wachten. En effectief, het resultaat was dat de zoon van Zhang Jing, Dongping, [de versterking op] Liu Shi te hulp kwam met achtduizend cavaleristen en dertigduizend man voetvolk onder zijn bevel. Möngke Buqa jaagde zijn troepen op en stuurde een spoedbericht 179
Tolun was eén van de zes stewards of cherbi, leiders tijdens militaire campagnes en in vredestijd hielden ze toezicht op het huidhouden van de Khan. Het is een Qolqotad, en een belangrijk personage, omdat hij bloedbanden heeft (waarschijnlijk is het zijn zoon) met Münglik Ebügen of Vader Münglik. Hij wordt zo genoemd door Chinggis, omdat hij na de dood van Yesugai, de zorg voor diens famile heeft op zich genomen; hij zou ook getrouwd zijn met Höwelun, Chinggis’ moeder. Zie deRachewiltz, Secret History of the Mongols, pp. 339, 680. 180 Liaoyang 辽阳 in Liaoyang. de Rachewiltz en Hok Lam-Chan, ed. In the service of the Khan. p .750. 181 allen te situeren in Liaoning. Jinzhou ligt aan de Xiaoling-rivier. 182 jongere broer van Muqali. 183 Gesitueerd bezuiden de Xiaoling-rivier in Liaoning, ongeveer 20km ten zuidwesten van Jinzhou. Zhonghua renmin gongheguo fensheng dituji kaart 7 184 Verdere details omtrent deze persoon ontbreken. 185 te situeren in Liaoning. de Rachewiltz en Hok-Lam Chan, ed. In the service of the Khan, p.745. 186 In de tussentijd was het heroverd geweest door de Jin. 187 Het moet een versterking geweest zijn op de Xiaoling-rivier, vitaal voor de verdediging van Jinzhou, althans volgens Martin, Desmond H. The rise of Chingis Khan, p.213. 188 plaats in de omgeving van Jinzhou, situering gebaseerd op kaart in bijlage Martin, Desmond H. The rise of Chingis Khan.
54 naar Muqali, die zijn troepen in galop door de nacht leidde tot ten oosten van Shenshui xian 189 , waar ze de vijand in de tang hadden. De helft van de troepen onder zijn banier liet hij te voet strijden. Hij selecteerde enkele duizenden goede boogschutters en droeg hem het volgende op: " het voetvolk van die verrader heeft geen pantser, [dus] schiet hen snel neer!" Pas op dat moment gaf hij de ruiterij, die hij onder zich had, het bevel tot een charge over de hele linie; de vijand werd massaal afgeslacht, en Zhang Dongping zelf en zijn voetvolk werden onthoofd, in totaal meer dan twaalfduizend achthonderd. Hij nam Kaiyi xian 190 in en begon aan de omsingeling van Jinzhou. Zhang Zhi beval Zhang Taiping en Gaoyi
191
een uitval te wagen,
maar dit liep slecht af: meer dan drieduizend strijders verloren hun hoofd en ontelbaar velen verdronken 192 . Langer dan een maand in de verdediging gedwongen door de omsingeling, en woest omdat zijn commandanten volgens hem niet tot het uiterste gingen, stelde Zhang Zhi er een twintigtal terecht die reeds een nederlaag geleden hadden. Gaoyi werd bang, bond hem vast, bracht hem naar buiten en gaf zich over. Zhang Zhi werd ter dood gebracht. Liushan van Guangning 193 en monnik Tian van Yizhou 194 gaven zich over, en Muqali zei: "Zij zijn de verraderlijke vijand, ik kan het mij niet veroorloven hen te laten leven.” Hij liet alle ambachtslieden en artiesten naar buiten gaan; hen niet te na gesproken, werden alle vijanden afgemaakt. Hij veroverde de drie prefecturen Suzhou, Fuzhou en Haizhou 195 en vermoordde talrijke huisslaven van de familie Wanyan 196 . Xianping 197 verklaarde dat het steun zou geven aan Poxian 198 wannu, waarna deze kon ontsnappen naar een eiland in zee.
189
eveneens gesitueerd in de omgeving van Jinzhou. idem noot 189. 191 plaatselijke commandanten van Jinzhou, Zhang Dongping, was een neef van Zhang Zhi. Martin, Desmond H. The rise of Chingis Khan p.213. 192 In de Xiaoling; deze stroomt ten zuiden van Chaoyang naar Jinzhou toe. Zie Zhonghua renmin gongheguo fensheng dituji, kaart 7. 193 De persoon zelf is mij niet bekend. Guangning is het huidige北镇县 Beizhen xian in Liaoning, waar volgens de Yuanshi leibian, geciteerd door Martin, Desmond H. The rise of Chinggis Khan p. 213, het hoofdkwartier van Muqali moet gelegen hebben. Voor de situering van Guangning, de Rachewiltz en Hok-Lam Chan, ed. In the service of the Khan, p.746. 194 Ik heb gezocht naar deze persoon in Nian Chang, Fozu tongzai. Jiangsu guangling guji keyinshe, 1993. Ik heb er een referentie naar Muqali gevonden in de biografie van de monnik Hai Yun, pp.376-379, met wie Muqali een goed contact heeft gehad. Maar het is onwaarschijnlijk dathet om dezelfde persoon gaat. Voor een Engelstalige biografie van Hai Yun, zie de Rachewiltz en Hok-Lam Chan, ed. In the service of the Khan p.224-242. 195 Haizhou is het huidige Donghai 东海 in Jiangsu. Ibid. p.742. 196 Belangrijke generaals van de Jin, leden van de keizerlijke familie. 197 Gelegen ongeveer 200 km ten NNO van het huidige Shenyang 沈阳. Tan Xiqiang, ed. Jianming zhongguo lishi dituji, kaart 59-60. 198 Boxian Wannu was een generaal van de Jin. Hij werd uitgestuurd tegen Yelu Liuke, een lid van de Keizerlijke clan van de Liao-dynastie. Deze had Noordelijk en Centraal Manchurije in handen. In 1214 werd Boxian tegen hem in stelling gebracht, maar hij faalde. Boxian zelf voelde ondertussen het einde van de Jin naderen, en wilde op zijn beurt onafhankelijk zijn en stichtte dan tegen de grens van Koryo zijn eigen rijk, dat hij Dachen noemde. Zowel Yelu Liuke en Boxian Wannu werden in 1233 door de Mongolen onder de voet gelopen. Zie CHC Vol 6, p.258-59. 190
55
In augustus van het jaar 1217 werden Muqali de titels toegekend van Taishi 199 , Guowang 200 en administrateur-generaal van de hoofdstad; er werd hem een eed gezworen en hij kreeg een gouden commandozegel waarop stond: " Zijn nageslacht zal het land 201 bewonen, generatie op generatie, zonder hiervan af te wijken." Hij kreeg 10 minghan202 , bestaande uit Ongirad 203 , Ikires 204 , Uru’ud en Manggud 205 , evenals Uyer met zijn gecombineerde legers van Khitan, Han 206 en Tibetanen 207 onder zijn banier. Verder kreeg hij ook het bevel: " Het gebied ten noorden van de Taihang 208 heb ikzelf onderworpen; jij moet streven naar de onderwerping van het gebied ten zuiden van de Taihang." Hij ontving ook nog een schitterend harnas en een grote banier met negen yakstaarten; hij liet aan al zijn generaals het bevel toekomen dat " wanneer Muqali zijn banier opricht en zijn bevelen geeft, dan is het alsof ikzelf ter plaatse ben." Hierop werden provincies afgebakend, Yunnan en Noord-Hebei, met het oog op het in kaart brengen van de Centrale Vlakte
209
. Zelf voerde Muqali een aanval uit op
Suicheng 210 ,Lizhou 211 en andere steden ten zuiden van Yen 212 , en bracht ze onder zijn gezag.
199
Taishi is éen van de san gong 三公, de drie hoogste eretitels aan het hof, naast taifu 太傅,Grootleraar en Taibao 太保 of Groot-protector. Zie des Rotours, Robert. Traité des fonctionnaires et traité de l'armée : traduits de la nouvelle histoire des T'ang (chap. 46-50). Leiden: Brill, 1947, p.19 200 Letterlijk Prins van de staat. Zie Cleaves, Francis Woodman. "The Sino~Mongolian inscription of 1362." HJAS 12(1949): 2~133. Het feit dat Muqali de titel verkreeg na jaren van campagnes in Noord-China, verwijst naar de titel die hij had ontvangen van de Chinezen, Vicekoning 權皇帝. Chinggis heeft de titel geformaliseerd en hem een erfelijk karakter gegeven. Zie de Rachewiltz, Igor. The secret history of the Mongols. A Mongolian epic chronicle of the thirtheenth century. Leiden: Brill, 2006, p.762. 201 Volgens mij is dit een referentie naar de positie van Muqali en zijn clan als touxia 投下, voorname clans die appanages kregen in Oost-Mongolie en West-Manchurije. Zie Ratchnevsky, Paul. "Zum Ausdruck ‘touhsia’ in den Mongolenzeit." Collectanea Mongolica (1960): 173-192. De bekendste groep waren de vijf touxia, zijnde de Jalayir en de andere clans die hij onder zijn bevel kreeg. Xiao, Xiqing. The military establishment of the Yuan dynasty. Cambridge, Mass.: Harvard University Press, 1976. p16 geeft daarbij ook aan dat de 5 vaak in groep ressorteerden onder de nazaten van Muqali, wat wijst op het belang van zijn persoon en zijn clan. Voor de betekenis van de term touxia verwijs ik naar Xiao, ibid. p 132, noot 69. 202 Een eenheid van duizend man. 203 De consort-clan van de Borgijid. 204 De Ikires vormden een sub-clan van de Ongirad. Zie Franke, Herbert, en Denis Twitchett, ed. The Cambridge History of China., Vol 6, p 533. 205 Mangghud worden in de SHM beschreven als een deel van de Kiyad-lijn van de Borgijid en stonden nauw in verband met de Uru’ud, hoewel de bronnen het niet altijd eens zijn over de exacte genealogie. Beide clans staan bekend om hun strijdvaardigheid. Zie tevens Pelliot, Paul, Campagnes, p 32-33. 206 de Han waren en zijn de voornaamste minderheid die deel uitmaken van de bevolking van China. 207 Na de onderwerping van Xixia, het rijk van de Tangoeten, een Tibetaans volk, dat zich uitstrekte over Gansu, moesten ze troepen leveren aan de Mongolen. 208 Taihang shan is een bergketen langs de oostrand van het Loessplateau in de provincies Henan, Shanxi en Hebei. De Taihang heeft trouwens een rol gespeeld in de naamgeving van Shanxi en Shandong, provincies resp. ten westen en ten Oosten van de Taihang. 209 De centrale vlakte behelst de midden- en benedenloop van de Gele Rivier. Het is de oorsprong van de Chinese cultuur, vandaar waarschijnlijk de benaming, cfr. Het ‘Middenrijk’. 210 De exacte locatie is mij onbekend, wellicht te situeren tussen Beijing en Baoding. 211 tegenwoordig Li xian, een vijftigtal kilometer bezuiden Baoding in de provincie Hebei.
56 Tijdens de winter werd Daming-fu 213 vernietigd, en in het oosten Yidu, Zizhou, Dengzhou, Laizhou, Weizhou en Mizhou 214 gepacificeerd. Hij stond persoonlijk in het jaar 1218 voor Xijing 215 , en via Taiheling 216 drong hij door in Zuidwest-Shaanxi 217 . Hij viel Taiyuan, Xinzhou, Daizhou, Zezhou, Luzhou, Fenzhou en Huozhou 218 aan. Wat hierop volgde, was de onderwerping van Pingyang 219 ; degene die door de Jin was belast met de verdediging liet de stad aan haar lot over en ontsnapte. Daar kwamen ze samen met de voorhoede onder leiding van Anchar Noyan 220 en onderdrukten ze de weerstand van de Jin-troepen. De jongere broer van de inspecteur-generaal van de troepen in Yizhou 221 , Li Dingzhi, Shouzhong 222 , werd aan het hoofd geplaatst van het civiele bestuur in de zuidelijke districten van Zuidwest-Shaanxi 223 . In het jaar 1219 gingen Hsiao Temur 224 en anderen naar Yun 225 en Shuo 226 en viel de troepen van de Kelan Huoshan 227 aan. Met Quyildar 228 als opperbevelhebber en darughachi229 werden
212
andere benaming voor het huidige Beijing het huidige Daming Xian 大名县, in het uiterste zuidoosten van Hebei. De Rachewiltz, Igor en Hok-Lam Chan, ed. In the service of the Khan. p. 751. 214 Allemaal te situeren in Shandong. 215 het huidige Datong 大同 in Shanxi 216 Taiheling is een uitloper van de Fox Range ofte Yehuling. Zie noot 23. 217 De tekst heeft 河东,wat evenwel met ZW-Shaanxi overeenstemt. Zie hiervoor Herrmann, Albert. An historical atlas of China. Amsterdam: Djanbatan Publishing Company, 1966, kaart 34-35. 218 Al deze plaatsen zijn gesitueerd in Shanxi. Taiyuan is vandaag de dag de hoofdstad van de provincie. 219 Het huidige Linfen 臨汾, Shanxi. De Rachewiltz en Hok-Lam Chan, In the Service of the Khan, p. 750. 213
220
Zijn biografie vindt men in de Yuanshi, juan 122, p.3006. Er zijn twee mogelijkheden omtrent zijn identiteit. Ofwel behoort hij tot de Tubegen, een subclan van de Kereyid, ofwel behoort hij tot de Toba en is hij dus verwant met de Xixia. Zie hieromtrent Pelliot, Campagnes p.57. Ik vermoed het eerste, daar hij toch vrij gauw een leidende positie had in de campagnes tegen de Jin. Zo lezen we bijvoorbeeld dat hij in 1216 benoemd werd tot aanvoerder van een tümen, een eenheid van tienduizend manschappen. 221 Exacte locatie is mij onbekend. 222 Zijn biografie staat in de Yuanshi, juan 193, p. 4378. Hij blijkt een belangrijke official te zijn geweest, hij had het opperbevel over de troepen in zuidelijk Shaanxi en was tweemaal verantwoordelijk voor het bestuur van Pingyang. Hij werd meerdere malen met opstanden geconfronteerd, en kwam daarbij altijd zijn ondergeschikten te hulp. Zo redde hij Anchar noyan het leven toen die uit zijn tent werd gelokt en aangevallen door de Jin. Uiteindelijk zou een ondergeschikte van hem Pingyang overleveren aan de Jin, waarop Li Shouzhong naar hun hoofdstad werd gebracht en men hem wilde bewegen tot overgave. Hij weigerde en beledigde de Jin, die hem daarop in een kist staken en die in brand staken. 223 Zie noot 217. 224 verdere informatie over deze persoon ontbreekt. Het ging, als we mogen afgaan op zijn naam, waarschijnlijk over een Khitan-officier. 225 Het betreft mogelijk een historische verwijzing naar een plaats, Yunnei zhou 云内州 die ongeveer 200 km ten noorden van Shuo gelegen was, een 200 km ten westen van het huidige Beijing. Zie Tan Qixiang,ed. Jianming zhongguo lishi dituji, kaart 51-52. 226 Het gaat om het huidige Shuozhou, gelegen in de provincie Shanxi. Liu Gao, ed. Hanyu da cidian. Puji ben., Shanghai: Hanyu da cidian chubanshe, 2000, p.1723. 227 De huidige Huoshan 霍山 in Shanxi, een zestig km ten NNO van het huidige Linfen 臨汾, waar Hu gestationeerd was. 228 Leider van de Mangghud. Zie Cleaves, SHM, §171,175en 202. De karakters wezen ook in de richting van Qorilardai, maar deze was een leider van de Qori Tumad, meer dan tien generaties voor Chinggis Khan. 229 Darughachi waren provinciale gouverneurs of toezichthouders in veroverd gebied. Morgan, The Mongols p.109.
57 Shizhou en Xizhou 230 aangevallen en onderworpen; Jiangzhou 231 werd aangevallen en ingenomen. In de loop van 1220 naderde Muqali nogmaals via Noord-Hebei Zhao 232 en bereikte hij Mancheng 233 , waar Wu Xian 234 en [met hem de stad] Zhengding 235 zich kwamen overgeven. De administrateur van de Westelijke troepen van Hebei, Shi Tianni, kwam naar voren en sprak: " Nu is de centrale vlakte 236 vrijwel stabiel, en overal waar we al plunderend zijn langs geraasd, was er geen spoor te bekennen van rouwende bevolking die u kwaad wenste." Muqali zei: "goed zo." Muqali gaf orders dat er niet mocht geplunderd worden, dat men de ouderen van dagen en jongeren die gevangengenomen waren, terug op de akkers moest vinden en dat er binnen het leger respect zou zijn. De ambtenaren en de bevolking waren hierom zeer verheugd. De legers bereikten de Fuyang-rivier237 , [met als gevolg dat] de administrateur-generaal van Jinxingzhou 238 zich overgaf aan Wu Xian en de legers van Muqali ontving. Daarna volgde de aanval op het fort Tianpingzhai239 , dat vernietigd werd. Möngke Buqa 240 van zijn kant werd met een deel van de troepen naar Hebei gestuurd om Weizhou, Huaizhou en Mengzhou 241 onder Mongools gezag te stellen, waarna hij Jinan242 binnentrok. In de streek waar Yan Shi
243
geboren was, stelden driehonderdduizend
huishoudens van Weizhou, Cizhou, Mingzhou, Enzhou, Bo, Huazhou en Junzhou 244 hun
230
Shizhou 石州 lag ongeveer 180 km ten zuidwesten van het huidige Taiyuan. Xizhou 隰州 lag 100 km zuidelijker. Jianming zhongguo lishi dituji kaart 56-57. 231 Het huidige Xinjiang in Shanxi. Zie Qi Tianxiang, ed.Jianming Zhongguo lishi dituji kaart 49-50. 232 Het huidige Zhaocheng xian 赵城县in de provincie Shanxi. Bron: Liu Gao, ed. Hanyu da cidian (puji ben),p.2225. 233 Mancheng xian 满城县is gesitueerd ten NW van Baoding, Hebei 234 Wu Xian’s biografie vinden we in de Jinshi, juan 118, p. 2577-2581. Hij was afkomstig uit Weizhou, dat we ten oosten van het huidige Shenyang, provincie Liaoning ,moeten situeren. Volgens zijn biografie was hij ooit een Taoist, aangezien de mensen hem als dusdanig nariepen. Zijn eerste wapenfeit deed zich voor in 1214, toen hij een boerenleger leidde ter verdediging van Weizhou, waarop hij er als prefect werd aangesteld. In 1217 trok hij naar Zhengding, waar hij dan, wegens zijn ervaringen in Weizhou als assistent-prefect verantwoordelijk werd voor het bestuur. Hij combineerde dan enkele ambten, onder meer jinglüshi, een militair commissaris van een circuit of dao (zie noot 24). Hij werd in 1220 stadhouder in de centrale hoofdstad, met de autoriteit van maarschalk van de rechtervleugel. Later dat jaar zou hij overlopen naar de Mongolen. 235 het huidige Zhengding 正定, Hebei 236 Zie noot 209. 237 rivier in Zuidelijk Hebei. 238 exacte locatie is mij onbekend. 239 vesting ten westen van het Dongping-meer 东平湖, Shandong. Localisatie gebaseerd op een kaart in bijlage bij Martin, Desmond H. The rise of Chingis Khan 240 Broer van Muqali. 241 Allen te situeren in Shandong. 242 Jinan 济南, Shandong. zie de Rachewiltz,Igor en Hok-Lam Chan ed. In the service of the Khan. p.739. 243 Voor een biografie, zie ibid. p.60ff 244 Enzhou is het huidige Dezhou 德州, Shandong. Weizhou: 潍州, Shandong. Ibid. pp. 741,754. Bozhou is Boxing xian 博兴县, Shandong. De andere plaatsen liggen ook in dat gebied.
58 poorten open voor de legers. Op dat moment waren er in Huanglinggang
245
tweehonderdduizend Jin-troepen gestationeerd. Wat volgde was een verrassingsaanval van twintigduizend man voetvolk op Jinan. Muqali wist hen echter te verslaan met een licht eskader van vijfhonderd manschappen. Toen werden alle troepen bijeen gevoegd tot een groot leger, dat optrok naar Huanglinggang. De soldaten van de Jin stonden in slagorde opgesteld op de zuidelijke oever van de Gele Rivier, met de instructie om tot de laatste man te vechten. Muqali zei: " Hiervoor dienen we onze belangrijkste troepen niet in te zetten, een kleine groep soldaten zou moeten volstaan om de overwinning te behalen." Hij gaf orders aan de ruiters om af de stijgen en liet hen allen gelijk salvo’s afvuren terwijl hij zelf ook afsteeg om de operatie te overzien. Het resultaat was dat de Jin-troepen verpletterend verslagen werden, en dat zeer velen verdronken. Vervolgens viel Muqali Chuqiu 246 aan, een klein maar goed versterkt dorp met water van de vier zijden. Muqali liet al zijn troepen de gracht opvullen met stro en hout, volledig tot onder de muren; eerder had Yan Shi de troepen onder zijn bevel in een stormloop geleid en was er in geslaagd het plaatsje in te nemen. Na de inname van Danzhou 247 werd Dongping 248 omsingeld. Daar lag de echte kracht van het Westelijke deel van de provincie Shandong 249 geconcentreerd, en Muqali moest dit in overweging nemen. Als waarschuwing gaf Muqali hen mee: "Als de voedselvoorraden van Dongping uitgeput zijn, dan zal hij zeker de stad in de steek laten en ontsnappen. Wacht op zijn vertrek en ga dan meteen de stad binnen om de bevolking te kalmeren. Doe geen kwaad in de prefecturen en de districten omdat ze verslagen zijn." Hij liet Suo lu hu tu 250 achter met drieduizend Mongoolse soldaten om de stad te bewaken. In april van het jaar 1221 was het eten op in Dongping. Provinciaal administrateur van de Jin, Meng Gugang 251 , vluchtte naar Kaifeng. Suo lu hu tu 252 kon hem onderscheppen en onthoofdde zevenduizend man; Meng slaagde erin te ontsnappen met enkele honderden ruiters onder zijn bevel. Bij de feitelijke intrede in de stad werd het bestuur gevormd en werden de burgers op hun gemak gesteld. Hieraan voorafgaand was de leider van
245
Gesitueerd in Henan, vermoedelijk ten oosten van het huidige Lankao 兰考. De bedoeling was de Mongolen uit Shandong te verdrijven, aldus de Moyriac de Mailla, Joseph-A.M. Histoire générale de la Chine; ou Annales de cet empire; traduites du Tong-kien Kang-Mou. Parijs: Pierres et Clousier, [1777-1785] 1968, geciteerd door Martin, Desmond H. The rise of Chingis Khan and his conquest of Notrh China. Baltimore: John Hopkins Press, 1950. p. 257. 246 Caoxian 曹县 in Shandong. deRachewiltz,Igor.en Hok-Lam Chan ed. In the service of the Khan. p.741. 247 Te situeren in Shandong, verdere details zijn mij onbekend. 248 Het huidige Dongping 东平, Shandong. 249 Provincie aan de Gele Zee, begrensd door Hebei en Jiangsu. 250 Martin, Desmond H. The rise of Chinggis Khan stelt dat dit een zoon zou zijn van Anchar noyan; in diens biografie in de Yuanshi wordt deze echter niet vermeld. 251 Voor zijn biografie, zie Jinshi juan 102, p.2256-2261. 252 Deze persoon is mij onbekend.
59 de prefectuur, Daisun 253 er niet in geslaagd Mingzhou 254 in te nemen, tot Shi Tianying 255 werd gestuurd en de stad innam. Shi Gui 256 , leider van de loyalisten van Song Lianshui 257 , kwam zich in de maand mei overgeven als opperbevelhebber van Ji-, Yan- en Danzhou 258 . Men gaf hem de geborduurde stoffen, een riem van jade, en hij werd als volgt geprezen: "U ziet er niet tegenop verschillende duizenden mijlen te reizen, u hunkert naar rechtvaardigheid en vandaar dat u [naar ons] komt… U zou geëerd moeten worden, we geven u daarom een hoge titel opdat u zichzelf zou overstijgen." Anfushi Zhang Lin 259 van Jingdong 260 kwam zich overgeven, waarop Lin werd aangeduid als opperste gezagsdrager van de Westelijke districten van Shandong, Yidu-, Cang-, Jing- en Binzhou. Zhengzun 261 kwam zich, mede uit naam van Zhao xiang en You xian 262 overgeven en die plaatsen werden gepromoveerd tot prefecturen, met Zun als opperste civiele gezagsdrager. In de achtste maand van het jaar liet de prinses-regent 263 nieuwe troepen komen; ze gaf een groot feest voor de officieren en de manschappen, daar ze in Dongsheng
253
264
de Gele Rivier
jongere broer van Muqali. 永年 Yongnian, een veertigtal km ten NW van het huidige Handan 邯郸 in Hebei. de Rachewiltz, Igor en Hok-Lam Chan, ed. In the service of the Khan. p.748. 255 Zie noot 175. 256 Zijn biografie vinden we in de Yuanshi, juan 193. Hij is afkomstig van Xintai xian, 新泰县 in Shandong. Het was een loyale generaal van de Song, totdat hij het bezoek kreeg van de gezant van Chinggis Khan die een vredesvoorstel ging overhandigen aan de Jin, en langs Lianshui passeerde, waar Shi Gui gelegerd was. Na lange tijd te twijfelen, besloot hij te vluchten en de Huai-rivier over te steken. Hij werd achterna gezeten door een generaal van de Song, die dreigde Shi Gui’s vrouw te verdrinken indien deze niet op zijn stappen terugkeerde. Dit deed hij niet, waardoor het dreigement werd uitgevoerd. Hij kwam zo in contact met Muqali, die hem rijkelijk beloonde met onder meer kostbaarheden en een tijger-paiza als teken van zijn authoriteit. Hij kreeg het bevel over de troepen in Jizhou, Yanzhou en Danzhou. Later zou Chinggis er nog in een edict aan toevoegen dat hij ‘als een oude vriend’ werd bevestigd in deze functies. 257 Lianshui lag op de grens van de Jin en de Song, ten NO van het huidige Nanjing, het huidige Lianshui Xian 连 说县. Zhonghua renmin gonheguo fensheng dituji, kaart 11. 258 Gesitueerd ten noorden van de Gele Rivier, in de buurt van Weishan Hu 微山湖, Shandong. 259 Een anfushi 安撫使 was een militair gouverneur en algemeen coördinator. Hucker, Charles, O.. A dictionary of official titles in imperial China. Stanford: Stanford University Press, [1985] 1988, p. 104, entry 17. Zhang had zich in 1221 bij de Mongolen aangesloten. In 1224 werd hij verantwoordelijk voor het bestuur van Huainan lu in Shandong. De Mongolen waren toen verplicht om meer in handen te geven van hun lokale medewerkers, daar Chinggis noordwaarts was vertrokken, richting Mongolië. Zie de Rachewiltz, Igor. "Personnel and personalities in the early Mongol period." Journal of the economic and social history of the Orient (1966): 88-144.p.119-120. 260 te situeren in Shandong, zie Zhonghua renmin giongheguo fen shen dituji, kaart 10 261 verdere details ontbreken. 262 te situeren in Shandong zie Zhonghua renmin giongheguo fen shen dituji, kaart 10 263 Het gaat om Onggud, waarvoor een dochter van Chinggis als regentes optrad. Zie de Rachewiltz, Secret History of the Mongols, p. 843. De Onggud hadden zich vreedzaam onderworpen aan Chinggis; hij liet de zoon van hun leider Ala-qush trouwen met één van zijn dochters, Alaqai. Na diens dood zou zij als regente optreden. Bovenstaande passage gaat over haar. Zie Grousset, René en Naomi Walford,vert. The empire of the steppes. A History of Central Asia. New Brunswick: Rutgers University Press, [1970] 2002. p. 301-302. 264 Togtoh xian 托克托县, Binnen-Mongolie. de Rachewiltz, Igor en Hok-Lam Chan, ed. In the service of the Khan, p.753. 254
60 waren overgestoken. Koning Li van Xixia 265 verzocht om zich met vijftigduizend ruiters bij hen te voegen. In de tiende maand van de winter gingen ze verder via Yunzhong 266 door Taihe Zhai 267 , trokken ze Jiazhou 268 binnen, waarvan de generaal van de Jin met zijn adjudanten waren gevlucht . Shi Tianying kreeg de autoriteit over de troepen als commandant van Oostelijk Shanxi. Muqali trok verder naar Sui De 269 en Mati zhai 270 ; zijn hoofdkwartier richtte hij in een dertigtal mijl van Yan’an 271 . Wanyan Heda 272 had dertigduizend manschappen opgesteld ten oosten van de stad. Met zijn voorhoede van drieduizend man observeerde Möngke Buqa de vijandelijke linies, waarna hij bij Muqali terugkeerde en als volgt rapporteerde: " Gezien het geringe aantal van mijn troepen, heeft de vijand vertrouwen in een succesvolle afloop. Als we bij dageraad de strijd aangaan, is het mogelijk om hen na een schijnvlucht in een hinderlaag te lokken." Zo gezegd zo gedaan: midden in de nacht zette de hoofdmacht zich in stilte in beweging en verborg zich in twee kloven vijftien mijl ten oosten van de stad. Möngke Buqa bespioneerde de troepen van de Jin; wanneer zij naderden, gooide hij zijn oorlogstrommels en standaard weg en nam de benen. De Jin-soldaten zetten zoals verwacht de achtervolging in, waarop de Mongoolse troepen die in een hinderlaag lagen onder het geluid van de oorlogstrommels die hemel en aarde deden beven tegelijkertijd een salvo van tienduizend pijlen afvuurden. De Jin werden verpletterend verslagen: meer dan zevenduizend van hen werden onthoofd en er werden tevens achthonderd paarden buitgemaakt. Wanyan Heda 273 trok zich terug in Yan’an 274 . Muqali omsingelde de stad maar slaagde er in tien dagen niet in om ze in te nemen, waarna hij zuidwaarts trok om de rivier de Luo onder controle te brengen, en hij nam Fuzhou 275 in.
265
Eerder, na het verlies van Hezhong, had hij geen troepen meer gestuurd ter ondersteuning van de Mongoolse legers. Dit was zo overeengekomen nadat Chinggis Xixia had verslagen in de campagne tegen Xixia in 12091210. 266 Het gaat vermoedelijk om Yunzhongshan 云中山 in Shaanxi. 267 Een versterkte positie in de heuvels, exacte locatie onbekend. 268 Het huidige Jia Xian 佳县 in Shaanxi, gelegen aan de Gele Rivier. 269 Suide Xian 绥德县 in Shaanxi, op de kruising tussen de Wuding He en Dali He. Zhonghua renmin giongheguo fen shen dituji, kaart 46. 270 Exacte locatie onbekend. 271 Yan’an 延安 in Shaanxi. de Rachewiltz, Igor en Hok-Lam Chan, ed. In the service of the Khan, p. 755. 272 Wanyan Heda’s biografische schets vinden we in de Jinshi, juan 112, p. 2463-2470. Hij was een militair pur sang, bedreven in boogschieten en paardrijden. Hij deed drie jaar dienst als lijfwacht van een Jin-princes, waarna hij voor zijn verdienste werd gepromoveerd tot maarschalk van de rechtervleugel. Verder interessant is ook dat hij volgens zijn biografie in 1213 door zijn muitende troepen werd gedwongen om over te lopen. Hij zou gauw terug naar de Jin terugkeren, voor wie hij nog een belangrijke rol te spelen had als laatste machtsconcentratie in Shaanxi. 273 Zie noot 272. 274 Zie noot 271. 275 Fu Xian富县 in Shaanxi, gelegen aan de Luo-rivier. Zie Zhonghua renmin gongheguo fen sheng dituji, kaart 25.
61 De opperbevelhebber van de noordelijke hoofdstad, Shi Tianying, nam de moedige Jingeneraal Zhang Tieqiang 276 gevangen en stuurde hem naar Muqali; die hem wilde straffen omdat Zhang zich niet vroeger had ofvergegeven. "Langer dan twintig jaar", antwoordde hij hem met strenge stem, " heb ik de Jin gediend en heb ik hun dankbaarheid en gunsten ontvangen; nu zit er voor mij niets anders op dan te sterven!" Muqali zag zijn oprechtheid en wilde hem losmaken, maar zijn bevelhebbers- die woedend waren omdat Zhang zich niet wilde onderwerpen- waren zo stoutmoedig hem te doden. De onderwerping van Fangzhou 277 werd een succes, en een banket werd ingericht voor de soldaten. Er kwam een rapport binnen dat de Jin opnieuw bezit hadden genomen van Xizhou 278 met Xuan Cheng 279 als Jinglüshi 280 , Muqali trok door Danchou 281 , stak de Gele Rivier over, omsingelde Xizhou en nam het in. Hij liet Anchar Noyan
282
achter met een Mongools leger om een garnizoen op te zetten tussen
Shizhou 283 en Xizhou, met als verantwoordelijke voor de bestuurlijke taken Tian Xiong. 284 In augustus van het jaar 1222 stuurde Muqali Möngke Buqa met diens troepen naar Shaanxi om daar de legers te versterken. Hij inspecteerde het landschap, de nauwe passen en de vreemde stammen; hij leidde de grote legerschare via Yunzhou 285 , nam te Mengzhou 286 het Sitizhai-fort in, waarna hij de bevolking naar Mengzhou verhuisde. Hij bezette te Qingyang 287 Yihezhai 288 , en nam verder de Kesanqing-klip 289 . Ook het fort op Huoyishan werd niet gespaard; de bevolking werd naar Zhaocheng xian overgebracht. Hij naderde de vesting Qinglongbao 290 , waar de Jin-generaal van Pingyang, Hu Tianzuo 291 hen wilde tegenhouden.
276
Zhang met de Ijzeren Speer is de letterlijke betekenis van zijn naam. Fangzhen 坊镇 in Shaanxi 278 Ji Xian 吉县 in Shanxi. 279 verdere details worden niet gegeven. 280 Een militair commissaris van een prefectuur. Tijdens de Yuan, vanaf 1358, uitgestuurd vanuit de hoofdstad in gevallen van rebellie of om de situatie in de regio te stabiliseren. Hucker, Dictionary of official titles., p. 581, entry 1231. 281 Exacte locatie is mij onbekend. 282 De tekst heeft Hechou 合丑. Tu Ji geeft aan in zijn biografie van Muqali in een commentaar dat Hechou op Anchar duidt. Tu Ji . Mengwu’er shiji, Vol 3, juan 27 p.6. 283 vermoedelijk gesitueerd in de omgeving van Lishi Xian 离石县 in Shanxi. Localisatie gebaseerd op de kaart in bijlage Martin, Desmond H. The rise of Chingis Khan 284 Voor zijn biografie, zie Yuanshi, juan 151, p. 3579. Hij was afkomstig uit de Noordelijke hoofdstad Zhongdu, het huidige Beijing. Toen Chinggis in 1211 voor de stad stond, leidde hij talrijke mensen in de overgave. Hij werd dan onder Muqali gedetacheerd en zou hem volgen op zijn campagne tot hij door Muqali op zijn post werd geplaatst in Hezhong. 285 Exacte locatie onbekend 286 idem 287 Qingyang Xian 庆阳县 in Gansu. De Rachewiltz, Igor en Hok-Lam Chan, ed. In the service of the Khan p.740. 288 Exacte ligging is onbekend. 289 onbekend 290 onbekend 277
62 Zijn adjunct, generaal Pu cha ding zhu en supervisor van de troepen Wang He 292 braken de versterkingen open en gaven zich over. En zo werd Hu Tianzuo overgeplaatst naar Pingyang. Tijdens de achtste maand werd er overdag een ster gezien. Een kluizenaar genaamd Qiao Jingzhen 293 deelde mee aan Muqali dat hij dezelfde dag een astronomisch fenomeen had waargenomen, en dat het onder een dergelijk gesternte niet mogelijk zou zijn de expeditie verder te zetten. Muqali antwoordde daarop: " Ik heb van mijn meester het bevel gekregen de Centrale Vlakte onder controle te krijgen. Hebei is nu rustig, Henan en Shaanxi daarentegen zijn nog niet geconsolideerd. Als ik nu op basis van een astronomisch fenomeen mijn troepen ter plaatse houd, wanneer zal dan alles hierbeneden stabiel zijn? Bovendien is het in strijd met de bevelen van mijn heer, is dat dan loyaliteit?!" 's Winters in de tiende maand bereikte hij via Shaanxi Jiang 294 ; in Rongzhou 295 werd Hupingbao 296 onder de voet gelopen,met als gevolg dat de mensen van Hezhong 297 , dat sinds lang in het bezit van de Jin was geweest, maar dat ten langen leste eieren voor zijn geld koos, waardoor we het uiteindelijk in handen kregen, zich overgaven. Muqali ontbood Shi Tianying bij zich en zei het volgende: "Pu [cheng] 298 is het strategische knooppunt van Zuidwest- Shaanxi, de enige die het kan innemen en in zijn bezit houden, ben jij." Op deze manier werd Shi Tianying als bestuurder van de noordelijke en zuidelijke districten van Zuidwest-Shansi, Shaanxi, Guanxi aangesteld, Li Shouzhong 299 in Pingyang, in het verre Taiyuan Youhalabadu 300 , in Xizhou Tianxiong; tegelijkertijd werden 291
Hu Tianzuo’s biografie staat in de Jinshi, juan 118, 2587-2589. Omtrent zijn acties in Pingyang, wordt hier bijkomende informatie verstrekt. Het blijkt dat Hu door Wang He en zijn collega, die zich wilden overgeven, werd klemgezet, waarna Hu’s vrouw met bewapende burgers haar man kon bevrijden. Uiteindelijk zou hij toch overlopen naar de Mongolen, en de verantwoordelijkheid krijgen over Pingyang, zoals ook in onze brontekst vermeld staat. Intussen was een bevel gekomen van de zuidelijke hoofdstad dat Hu’s zoon zijn post moest overnemen. Hu had intussen een titel gekregen van de Mongolen, evenals een commandozegel in de vorm van een tijger. Toen zijn zoon dit vernam, zwoer hij tot het einde trouw te blijven aan de Jin, die hem beloonden met een ambtelijke titel. Later wilde Hu Tianzuo echter ontsnappen aan de Mongolen, en hij stuurde een koerier voor zich uit naar de zuidelijke hoofdstad. Hij werd echter tijdens zijn vlucht onderschept en gedood. 292 Het ontbreekt mij aan verdere informatie, tenzij gelinkt aan de hier beschreven gebeurtenissen. 293 idem 294 De tekst heeft het karakter Jin, dat volgens Matthews, Chinese Englisch dictionary , entry 1088, overeenkomt met Shaanxi. De Jiang zou staan voor Jinan. 295 Hoogstwaarschijnlijk in de buurt van het huidige Wanrong Xian, 万荣县, Shanxi. 296 Hupingbao was een vesting ten oosten van Wanrong Xian. 297 Yongji 永济in Shaanxi. de Rachewiltz, Igor en Hok-Lam Chan, ed. In the service of the Khan p.742. 298 Pucheng beheerste de benedenloop van de Fen-rivier, en zo ook de toegang tot Chang’an, nu Xi’an. 299 Zie noot 222. 300 Zijn biografie vindt men eveneens in de Yuanshi, juan 193. [Eigen vertaling, T.L].Zijn oorspronkelijke naam was You Xingge. Hij was van eenvoudige komaf, maar ook een goed schutter. Tegen het einde van de Jin, ging hij naar Gaozhou, om te helpen bij de verdediging. Hij ging onderweg op jacht om zich te voeden, en werd herhaaldelijk achtervolgd omdat hij het tevens voorzien had op het vee. Toen hij in Gaozhou was, voerden de legers van Muqali een omsingeling uit. In die omstandigheden bood You Xingge aan dat ze zijn hoofd zouden afhakken en overdragen aan de Mongolen om zo de bevolking te sparen. De verdedigers geloofden hem niet en dachten dat hij zich zonder meer wilde overgeven, waarop You zijn pijlen brak, naar buiten ging en zich overgaf. De Mongolen wilden hem eerst afmaken, maar Muqali kon blijkbaar zijn dapperheid appreciëren en vond dat hij als generaal onder zijn bevel nuttig kon zijn. In een aanval op Tongzhou zou hij dit bewijzen: hij stelde voor om
63 deze plaatsen zo onder controle gebracht. Muqali gaf Tianying het bevel een brug te bouwen 301 , zodat de troepen konden oversteken; zodra de brug klaar was, staken ze de Gele Rivier over en vielen Tongzhou 302 aan, gevolgd door Pucheng, waarna de weg open lag naar Chang’an 303 . Provinciaal commandant voor de Jin, Wanyan Heda 304 lag daar goed ingegraven met tweehonderdduizend troepen onder zijn bevel, ze konden niet onder de voet gelopen worden. Daarom droeg hij zijn commandanten Wuhunai en Taibuqa 305 op de situatie daar te overzien, terwijl Anchar Noyan met drieduizend man de communicatie met Tongguan 306 moest afsnijden. Muqali zelf trok westwaarts voor de aanval op Fengxiang, die hij na meer dan een maand nog niet succesvol had kunnen afronden. Hij zei tegen onze generaals: " De Khan vertrouwde op mij om campagnes te voeren; en die vele jaren heb ik Liaoxi, Liaodong, Shandong, en Hebei veroverd, alles zonder al teveel moeite. Eerst Tianping, dan Yan’an, en nu verloopt de aanval op Fengxiang helemaal niet naar wens. Zou dit dan het einde zijn van mijn leven? " Zo gebeurde het dat hij zijn troepen stationeerde ten zuiden van de He-rivier, terwijl hij Möngke Buqa eropuit stuurde langs de Niulingguan naar Fengxiang, om het terug in handen te krijgen nadat het in handen van de Song was geweest. Op het moment dat de Mongoolse hoofdmacht westwaarts was getrokken, had Hou Qi 307 , een bandiet die meer dan 100.000 manschappen had verzameld in de Zhongtiao-bergen, gewacht
op één avond dertig kanonnen en tientallen ladders te maken, waarop de vijandelijke bevelhebber zich uit angst overgaf. Hij mocht dan eender wat kiezen als beloning, maar verzocht enkel 3 goede paarden voor zijn soldaten, ter teken van zijn appreciatie. Zo kreeg hij een goede reputatie, die ook Chinggis ter ore kwam, waarop hij hem de naam You Halabadu (Ba’atur?) schonk. 301 Volgens Martin, Desmond H The rise of Chingis Khan. p. 269. in Dajingguan. 302 Het plaatsje moet ook aan de Fen gelegen hebben. 303 Chang’an, tegenwoordig Xi’an was de hoofdstad geweest van de Tang-dynastie en zodoende nog steeds een machtige stad. 304 Wanyan Heda was lid van de Keizelijke familie van de Jin. Zie noot 272. 305 Taibuqa was een Ongirad, de consort-clan van de Borgijid. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat deze clan ook officieren leverde. Yuanshi 121 meldt het volgende: Taibuqu was een Ongirad. Als lid van de clan van Chinggis' echtgenote, was het logisch dat hij tot de hoogste officieren werd toegelaten. Taibuqa was zeer genereus, een man met een groot hart. Hij bekleedde een aantal posten alvorens hij naar Liaoyang werd gestuurd als stadhouder en verantwoordelijk was voor het op orde brengen van de bestuurstaken. Hij zou daar acht jaar blijven, tot hij de post van eerste minister verkreeg. Na het onderdrukken van de Taiping zou Togh’toa de post bekleden, iets waardoor Taibuqa zich gekrenkt voelde daar hij deze laatste had bijgestaan in de planning van de vernietiging van de Taiping. Hij zou verder nog posities bekleden in Henan en Guanxi. Tien jaar later zou hij, door toedoen van Togh’toa, die zelf tot taishi en eerste minister van rechts was benoemd, opnieuw het hoge ambt van eerste minister van links bekleden. Alle troepen van Shandong en Heibei kwamen onder zijn controle te staan. Uiteindelijk kwam hij in de problemen omdat zijn troepen wegens voedseltekort aan het plunderen sloegen, wat inging tegen de keizerlijke verordeningen. Enige jaren later werd zijn tirannieke houding tegenover de bevolking onderzocht en werd hij van zijn posten ontheven. 306 niet geïdentificeerde plaats, niet ver uit de buurt van Xi’an. 307 Het gaat hoogstwaarschijnlijk om de ex-commandant van Hezhong, Hou Xiaoshu, die na de inname door Shi Tianying was gevlucht naar de heuvels in het uiterste zuidwesten van Shanxi. Zie Martin, Desmond H. The rise of Chingis Khan p. 269.
64 om een verrassingsaanval de plannen op Hezhong 308 . Shi Tianying gaf zijn orders aan een generaal, Wu Quanfu 309 , om met vijfhonderd manschappen ’s nachts de oostelijke poort uit te gaan en zich verdekt op te stellen in twee valleien. Hij gaf hem deze raad mee: " Wacht tot ze halverwege zijn, en val hen dan pijlsnel aan. Ik zal zijn voorhoede aanvallen, zodanig dat hij wordt ingesloten met jou aan de andere zijde. Als we het zo doen, zullen we winnen." Wu Quanfu bedronk zich waardoor hij de tijd uit het oog verloor; dit leidde er toe dat Shi Tianying vocht totterdood. De stadsmuren vielen, waarop de schurk de huizen platbrandde en de bevolking in een plundertocht over de kling joeg. Hierna trokken zij zich terug in de bergen. De opperbevelhebber van de voorhoede, Anchar noyan
310
, kon hem echter
onderscheppen en versloeg hem; verschillende tienduizenden werden onthoofd. Hou Qi slaagde er evenwel in de dans te ontspringen. Muqali gaf de zoon van Shi Tianying, Wa ke, het bevel over diens troepen. Tijdens de lente van het jaar 1223 keerden de troepen terug; de drijvende brug 311 was evenwel [nog] niet klaar. Muqali draaide zich om en zei tegen zijn generaals: "De brug is nog niet af, maar hoe zouden wij in afwachting ter plekke kunnen blijven!" Hij keerde op zijn stappen terug en viel nog een tiental forten aan ten westen van de Gele Rivier. In de derde maand 312
was de brug klaar en Muqali stak opnieuw de Huang He over en trok naar Wenxi xian. 313
Helaas werd hij zwaar ziek. Hij liet zijn jongere broer Daisun bij zich komen en zei hem: "Gedurende bijna veertig jaar heb ik oorlog gevoerd voor de Khan en zowel in oost als west zijn vijanden vernietigd zodat hij zijn grote taak zou kunnen voltooien. Tot mijn grote spijt ben ik er niet in geslaagd Kaifeng 314 in te nemen. Het is aan jou om alles te doen wat in je macht ligt om ervoor te zorgen dat dit gebeurt." Hij stierf op de leeftijd van 54 jaar. Nadat hij het bewustzijn had verloren toen hij het nieuws van Muqali‘s dood vernam, leidde Chinggis Khan in hoogsteigen persoon zijn troepen in de aanval op Fengxian. Tegen al zijn officieren zei hij: " Indien Muqali nog leefde, zou ikzelf niet tot hier moeten komen." Bij het begin van een nieuwe regeerperiode vaardigde hij een edict uit waarin hij hij Gu'un Ua liet benoemen tot een man van uitzonderlijke verdienste wegens zijn hoogachting voor diens loyaliteit en zijn immense deugd; tot Heer van de drie departementen, tot taishi, tot steunpilaar van de
308
Yongji 永济 in Shaanxi. Zie noot 297. Wu Quanfu is mogelijk de generaal die Hu Tianzuo heeft gedood. Zie noot 291. 310 zie Yuanshi juan 122. 311 In Dajingguan, plaats op ongeveer 40 km ten westen van Yongji in Shaanxi, zie noot 301. 312 april 313 Wenxi Xian 闻喜县 ligt in Shanxi. de Rachewiltz, Igor en Hok-Lam Chan, ed. In the service of the Khan p. 754. 314 Het huidige Nanjing 南京. 309
65 Mongoolse natie, tot Prins van Lu 315 . Zijn postume naam was Zhongxuan. Muqali werd voor zijn goed hart en zijn onmetelijke hulp in het stichten van het Rijk en voor zijn levenslange hulp geëerd als man van uitzonderlijke verdienste, taishi, steunpilaar van de Mongoolse natie en Prins van Lu. Zijn postume naam was Zhongwu. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Bo’ol.
___________________________________________________________________________
315
Lu was de oude staat in Shandong ten tijde van Confucius (551-479 BCE), tijdspanne gekend als de LenteHerfst-perriode.
66
Besluit Het formuleren van doelstellingen bij het schrijven van een eindverhandeling is niet altijd even evident. Temeer daar in het proces van totstandkoming mijn objectieven waar nodig werden bijgestuurd.
Mijn eerste doelstelling was de biografie van generaal Muqali, zoals opgenomen in mijn brontekst, de Yuanshi of de dynastieke geschiedenis van de Yuan-dynastie, te vertalen. Na enige tijd met tekst met de tekst bezig te zijn, kwam ik tot het besef dat de historische traditie in China Muqali geen recht deed. Niet geheel onlogisch vanuit historisch standpunt, geen tekst meteen over het moment van contact tussen generaal Muqali en Chingis Khan.
Maar hier stelde zich een probleem, namelijk dat wanneer zij elkaar ontmoetten, Muqali de leeftijd van dertig jaar bijna bereikt had. Het was dus duidelijk dat er een aantal hiaten in de tekst zaten. In dergelijke omstandigheden dacht ik dat het interessant zou zijn, mocht ik een biografie schrijven waarin ik precies datgene wat in de brontekst verzwegen werd, als voornaamste uitgangspunt nam.
Het is de bedoeling in een licentiaatsverhandeling dat de student de gegevens die hij door zijn onderzoek ontsluit, kan duiden binnen een bepaalde vraagstelling. Wilde ik mijn biografie schrijven binnen de parameters die ik mezelf had vooropgesteld, dan moest ik op zoek naar de juiste vraagstelling. De methode van Carlo Ginzburg bood m mij de naar mijn mening geschikte manier om mijn doelstellingen te realiseren. Of het toepassen van microgeschiedenis als methode ook aan de verwachtingen voldoet, laat ik aan met deskundige oordeel van de lezer. Ik heb in ieder geval gepoogd Muqali als persoon naar buiten te laten komen, en aangezien iemand zijn identiteit ontleent aan een interactie met andere personen, bood micro-geschiedenis mij een geschikt platform voor het schrijven van een biografie.
De micro-geschiedenis is ontstaan uit onvrede met de traditionele aanpak van historici om alles in grote systemen te bekijken. Als ik op mijn eindverhandeling terugkijk, dan stel ik vast dat ik er niet in geslaagd ben om buiten het systeem-denken te treden. Ik heb namelijk getracht om Muqali's persoonlijke identiteit vast te stellen op basis van het verwantschapscriterium dat als vertrekpunt dienst deed voor de mongolen om zichzelf en de
67 anderen ten opzichte van elkaar te gaan definiëren. De 13e eeuw, waarin Muqali moet gesitueerd worden, blijkt een overgangsperiode te zijn, in die zin dat de allow de maatschappelijke verordeningen niet meer geldig waren. Ik heb moeten vaststellen dat het verwantschapscriterium vrij problematisch is wanneer we het gaan toepassen op Muqali, omdat Chingis Khan gebaseerd in zijn persoonlijke ervaringen besloot om de bestaande maatschappelijke ordening van tafel te vegen en die te vervangen door een waarin hij en zijn familie en naaste getrouwen als kern fungeerden.
Een ander belangrijk punt dat ik heb moeten verlaten, was mijn overtuiging dat het de positie van Muqali als erfelijke slaaf van de Borgijid is geweest die hem in staat stelde om zijn mogelijkheden van sociale mobiliteit maximaal te benutten. In de vakliteratuur zijn er hieromtrent nog vele tegenstrijdigheden, zodat een verdere definiëring zich opdringt. Op dit punt gekomen, moest ik op zoek gaan naar een andere reden voor Muqali's succes in de maatschappij, een reden die ik gevonden in zijn persoonlijke contacten met in de eerste plaats Chingis Khan en de andere spelers op het politieke veld die hij heeft ontmoet. Hierbij vermeld ik nogmaals de rol die Muqali's vader heeft gespeeld door Chingis Khan het leven te redden en zo zijn zoon Muqali in veel krediet verschafte.
In het tweede deel van mijn verhandeling heb ik getracht een beeld op te hangen van de manier waarop Muqali zijn wereld uitbouwde door zijn sociale compacte. Dit heb ik gedaan aan de hand van een fasering, omdat we eerst Muqali moesten bekijken binnen de Mongoolse context en pas daarna onze aandacht zouden richten naar zijn ervaringen in China. Tijdens de eerste fase die ik de formatieve fase heb genoemd, hebben we voornamelijk de Turkse invloeden belicht die sinds enkele eeuwen hun ingang hadden gevonden in Mongolië via de rijken van de Tujue en dat van de Oeigoeren en die zich ten tijde van Muqali zelf nog steeds lieten gelden. De tijd die Muqali bij de Kereyid heeft doorgebracht, zou zowel voor hem als voor Chingis Khan van doorslaggevend belang zijn in hun verdere loopbaan. Het is een die periode geweest dat Chingis Khan een aantal instellingen heeft overgenomen die hem instaat stelden zijn rijk naar het model dat hij voor ogen had uit te bouwen, met als rotsvast fundament zijn belangrijkste getrouwen. Ik heb in dit verband de keshig belicht, omdat een dergelijke organisatie Muqali de beste gelegenheid heeft geboden om zijn horizon, tesamen met zijn contacten te verbreken. We hebben namelijk gezien dat De Kees zich niet alleen een keurkorps is dat persoonlijk in dienst staat van de aan, maar dat het ook als instrument dient om de Mongoolse waarden ingang te laten vinden bij elk van haar leden, ongeacht hun
68 afkomst. Het is ook via de keshig geweest dat Muqali belangrijke contacten heeft kunnen leggen met het oog op de verovering van het territorium van de Jurched, ook wel gekend als de jin-dynastie.
Een verdere drijfveer is ook geweest dat naar mijn mening Muqali's rol in het creëren van een gunstig klimaat voor De uitbouw van een efficiënt bestuursapparaat nog niet voldoende aandacht heeft gekregen, vandaar dat ik ook wat betreft tijd aspect een lans wilde breken voor onze generaal. Traditioneel wordt de samenwerking tussen de mongolen en de Chinezen, of beter gezegd, had de bevolking van het veroverde gebied pas later gedateerd, tijdens de regering van Ogodai. Het is mijn betrachting geweest om aan de hand van een aantal fragmenten uit mijn brontekst aan te tonen dat Muqali reeks een stevige basis heeft gelegd voor de samenwerking met enkele lokale machthebbers. Traditioneel wordt het succes van de Mongoolse invallen en de bezetting van het veroverde gebied aan twee factoren toegeschreven: enerzijds een omschakeling wat betreft mentaliteit tegenover een sedentaire samenleving. Aanvankelijk was het namelijk zo dat de bewoners van de steppe enkel interesse hadden in het uitvoeren van snellere plundertochten, waarna men zich terugtrok. Muqali heeft blijkgegeven van een grote intelligentie door zijn aanpassing aan de Chinese context, in die zin dat hij begreep dat hij moest verder bouwen op de eeuwenoude basis van de Chinese maatschappij, wilde hij succesvol zijn. Een tweede criterium is natuurlijk geweest dat hij vele benoemingen heeft gedaan van ambtenaren en militaire commandanten en dat hij via dit netwerk een vrij goede basis had om haar Chinese territorium onder controle te houden. Muqali mag dan wel een Mongool geweest zijn, toch wist hij zich aan te passen aan de nieuwe context waarin hij zich bevond. Laten we niet vergeten dat Muqali werd grootgebracht op de steppe, zonder enige ervaring in de omgang met de Chinezen. Door zijn nauwe contact met Chinggis Khan heeft hij wel een zeer goede leerschool gehad, naast de raad van bijvoorbeeld de gebroeders Yelu Ahai en Tuhua. Het hoeft ons dan ook niet te verwonderen dat Muqali zo flexibel bleek. In een fragment van de Meng Da Beilu 蒙韃備錄 316 , een contemporaine bron, geschreven in 1221 door Zhao Hong 趙珙, die voor de Song in 1220 met Muqali onderhandelde, had hij alle manieren en gedragingen van een Chinese vorst overgenomen: ‘In Kleidung und Hofhaltung richtet er sich ganz nach der Etikette des
316
Vertaald naar het Duits: Haenisch, Erich, Yao Zongwu et alii. Meng-ta pei-lu und Hei-ta shih-lüeh. Chinesische Gesamtberichte über die fruhen Mongolen 1221 und 1237 (Asiatische Forschungen 56) . Wiesbaden: Otto Harrassowitz Verlag, 1980.
69 chinesischen Kaiser.’ 317 Ook paste hij het nomadische gebruik toe om huwelijksbanden te smeden met enkele locale families. Zo was hij bijvoorbeeld ook getrouwd met een dochter van Shi Bingzhi, de patriarch van de Shi-familie.
Het laatste onderdeel van mijn verhandeling was natuurlijk de vertaling zelf, waarin alle fragmenten die in het corpus zijn aangevoerd, in hun context gebleven zijn, wat voor de lezer misschien ook een hulpmiddel moge zijn.
317
ibid. p. 35
70
Bibliografie Allsen, Thomas T. "The Yûan Dynasty and the Uighurs of Turfan in the 13th Century ." in Morris Rossabi, ed. China among equals. The Middle Kingdom and its neighbors,10-14th centuries. Londen: University of California Press, 1986.p. 243-280. -------- "The Rise of the Mongolian Empire and Mongolian rule in North China." in Denis Twittchett, en Michael Loewe, ed. Cambridge History of China.Vol. 6: Alien Regimes and Border states, 907-1368 Cambridge, Mass.: Cambridge University Press, 1994: 321-413.
Barfield, Thomas J.. The Perilous Frontier. Nomadic Empires and China, 221 BC to AD 1757. Cambridge, Mass.: Blackwell Publishing, [1989] 1992. Bawden,C.R. The Mongol Chronicle Altan Tobci (Göttinger Asiatische Forschungen 5). Wiesbaden: Otto Harrassowitz, 1955. Bold, Bat-Ochir. Mongolian Nomadic Society. A Reconstruction of the 'Medieval' History of Mongolia. New York: St Martin's Press, 2001. Buell, Paul D."Yeh-lu Ahai, Yeh-lu Tuhua."in Igor de Rachewiltz, ed. In the Service of the Khan: Eminent Personalities of the early Mongol-Yuan period (1200-1300). Wiesbaden: Otto Harrassowitz 1993.p. 112-121. Chan, Hok-Lam. "A Recipe to Qubilai Qa'an on Governance: The Case of Chang Te-hui and Li Chih." JRAS third series, Vol. 7, part 2 (1997): 257-283. Cleaves, Francis Woodman."The Sino~Mongolian inscription of 1362." HJAS 12(1949): 2133. -------- The Secret History of the Mongols. For the First Time Done into English out of the Original Tongue and Provided with an Exegetical Commentary. Vol 1. Cambridge, Mass.: Harvard University Press, 1982. de Moyriac de Mailla, Joseph A-M. Histoire générale de la Chine; ou Annales de cet empire; traduites du Tong-kien Kang-Mou. Parijs: Pierres et Clousier, [1777-1785] 1968. de Rachewiltz, Igor " Personnel and Personalities in North China in the early Mongol Period." JESHO 9 (1966): 88-144. -------- en Hok-Lam Chan, ed. In the Service of the khan: Eminent personalities of the Early Mongol-Yuan period (1200-1300). Wiesbaden: Otto Harrassowitz 1993. -------- The Secret History of the Mongols, A Mongolian Epic Chronicle of the Thirteenth Century. Translated with a Historical and Philological Commentary. Boston: Brill, 2006. des Rotours, Robert. Traité des fonctionnaires et traité de l'armée : traduits de la nouvelle histoire des T'ang (chap. 46-50). Leiden: Brill, 1947. Di Plano Carpini, Giovanni en Erik Hildinger, vert. The Story of the Mongols Whom We Call the Tartars. Boston: Branden publishing company 1996.
71
Franke, Herbert, en Denis Twitchett, ed. Cambridge history of China.Vol. 6: Alien regimes and border states, 907-1368 Cambridge, Mass.: Cambridge University Press, 1994. Gernet, Jaques. Le monde Chinois. Parijs: Armand Colin, 1972. Giles, Herbert A. A Chinese Biographical Dictionary. Taibei: Literature House, 1962. Ginzburg, Carlo, en P. de Vooghd, vert. De kaas en de wormen. Het wereldbeeld van een zestiende-eeuwse molenaar. Uitg. Bert Bakker, 1982. Grousset, René en Naomi Wallford, vert. The Empire of the Steppes. A History of Central Asia. New Brunswick: Rutgers University Press [1970] 2002. Haenisch, Erich, Yao Zongwu et alii, vert. Meng-ta pei-lu und Hei-ta shih-lüeh. Chinesische Gesamtberichte über die fruhen Mongolen 1221 und 1237 (Asiatische Forschungen 56) . Wiesbaden: Otto Harrassowitz Verlag, 1980. Heirman, Ann, Bart Dessein, en Dominiek Delporte. China. Een maatschappelijke en filosofische geschiedenisvan de vroegste tijden tot de twintigste eeuw. Gent: Academia Press, 2001. Herrmann, Albert. An Historical Atlas of China. Amsterdam: Djanbatan Publishing Company, 1966. Hoang, Pierre. Concordance des chronologies néonémiques Chinoise et européenne. Variétés sinologiques, 29, Shanghai: [1910] 1968. Huang, Shijian黃時鑑. Yuanchao shihua 元朝史話 Beijing, 1985. Hucker, Charles O. A Dictionary of official Titles in Imperial China. Stanford: Stanford University Press, [1985] 1988. Humphreys, Caroline. Shamans and Elders: Eperience, Knowledge and Power among the Daur Mongols.Oxford: Oxford University Press, 1996. Hunter, Erica C.D."The Conversion of the Kerait in AD 1007." Zentralasiatische Studien 22 (1989/1991): 142-163. Idema,W.L. Spiegel van de klassieke Chinese poëzie. Van het Boek der Oden tot de Qingdynastie. Amsterdam: Meulenhoff, [1991] 2000. Iggers,G.G.: Historiography in the Twenthieth Century: From Scientific Objectivity to the Postmodern Challenge. Hannover, Wesleyan University Press, [1997] 2005. Jinshi. 金史Gecompileerd 1343-44. Beijing: Zhonghua shuju, [1975] 1995. Jagchid, Sechin en Paul Hyer. Mongolia's Culture and Society. Boulder, Colorado: Westview Press, 1979.
72 Juvaini, A. en Andrew Boyle, vert.. Ghenghis Khan. The History of the World Conqueror. Manchester: Manchester University Press, 1997. Kennedy, Hugh. Mongols, Huns and Vikings. Nomads at War. Londen: Cassell, 2002. Khazanov, Anatoly M. en Julia Crookenden, vert.. Nomads and the Outside World. Madi-son: University of Wisconsin Press, [1984]1994. Langlois, Charles Victor en Charles Seignobos. Introduction aux études historiques. Parijs: Librairie Hachette, [1898] 1992. Langlois, John D. China under Mongol Rule. Princeton: Princeton University Press, 1981. Ledyard, Gary. "Yin and Yang in the China-Manchuria-Korea Triangle." In Rossabi, Morris, ed. China among Equals. The Middle Kingdom and its Neighbors,10-14th Centuries. Londen: University of California Press, 1986. 313-354. Li Zefen李則芬, Yuanshi xin jiang. 元史新講 Taibei 1978. Liu Gao刘杲, ed. Hanyu da cidian. Puji ben. 汉语大词典(普及本), Shanghai: Hanyu da cidian chubanshe, 2000. Lindner, Rudy Paul. “What was a Nomadic Tribe?”, Comparative Sudies in Society and History, Vol 24, 1982, p. 696-697. Mackerras, Colin. The Uighur Empire (744-840) according to the Tang Dynastic Histories. Sydney: Centre of Oriental Studies, Australian National University , 1968. Magnusson, Sigurdur Gylfi. History News Network. 05 augustus 2006. George Mason University. 14 maart 2007 . Martin, Desmond H..The Rise of Chingis Khan and his Conquest of North China. Baltimore: The Johns Hopkins Press, 1950. Matthews, R.H. Chinese-English Dictionary. Cambridge, Mass.: Harvard University Press, [1943] 2000. Morgan, David. The Mongols (The peoples of Europe). Oxford: Blackwell Publishing, [1986] 2003. Moses, Larry. "Legends by the Numbers: The Symbolism of Numbers in the Sectret History of the Mongols." Asian Folklore Studies 55 (1996): 73-97. Mostaert, Antoine. Dictionnaire ordos. (Monumenta Serica. Monograph 5.) 3 vols.. Beijing: The Catholic University, 1941-1944. Mote, Frederick W. "A note on traditional sources for the Yuan dynasty."in Twittchett, Denis, and Michael Loewe, ed. Cambridge History of China.Vol. 6: Alien Regimes and Border states, 907-1368 Cambridge, Mass.: Cambridge University Press, 1994: 665-725.
73 -------- Imperial China 900-1800. Cambridge, Mass.: Harvard University Press, [1999] 2003. Nian Chang念常, Fozu tongzai. 佛祖通載Jiangsu guangling guji keyinshe, 1993. Ostrowski, Donald. Muscovy and the Mongols. Cross-cultural Influences on the Steppe Frontier, 1304-1589. Cambridge: Cambridge university Press, [1998] 2002. Pelliot, Paul. "A propos des Coumans." Journal Asiatique 11,15 (1920). -------- en Louis Hambis. Histoire des Campagnes de Gengis Khan. Cheng-wou ts'in -tcheng lou . Leiden: Brill, 1951. Prevenier, Walter, Martha Howell en Marc Boone. Uit goede bron. Introductie tot de historische kritiek. Leuven: Garant, [1992] 2000. Rashid, el-Din, en Quatremère, Marc-Etienne. Histoire des mongols de la perse / écrite en persan par Raschid-Eldin ; publ., trad. en français, accompagnée de notes et d’un mémoire sur la vie et les ouvrages de l’auteur par M. Qautremère.. Parijs: Imprimerie Royale, 1836. Ratchnevsky, Paul. "Zum Ausdruck ‘touhsia’ in den Mongolenzeit." Collectanea Mongolica (1960): 173-192. -------- en Thomas N. Haining, vert. Genghis Khan. His Life and Legacy. Blackwell Publishing, [1991] 2003 Rossabi, Morris. ed. China among Equals. The Middle Kingdom and its Neighbors,10-14th Centuries. Londen: University of California Press, 1986. Rumyancev, G.N. Trudy V. Vladimircova po istorii Mongolov [B. Vladimicov’s work on the History of the Mongols]. Moskou: 1958. Sagang Sechen en John, R. Krueger, vert. The Bejeweled Summary of the Origin of the Khans. A History of the Eastern Mongols to 1662. Part one: Chapters One through Five. From the Creation of the World to the death of Genghis Khan. Bloomington, Indiana: The Mongolia Society, 1967. Smith, Paul Jakov."Impressions of the Song-Yuan-Ming Transition: the Evidence from Biji Memoirs." in Von Glahn, Richard en Paul Jakov Smith, ed. The Song-Yuan-Ming Transition in Chinese History (Harvard East Asian monographs 221) Cambridge, Mass: Harvard University Asia Center, 2003: 71-110. Song, Lian宋濂ed.Yuanshi. 元史gecomp. 1369-1370. Beijing: Zhonghua shuju, [1976]1995. Soucek, Svat. A History of Inner Asia. Cambridge: Cambridge University Press, [2000] 2005. Tan Qixiang, 谭其骧Jianming zhongguo lishi dituji. 简明中国历史地图集Beijing,: Zhongguo ditu chubanshe, [1985] 1996. V.S. Taskin, V.S. Materialy po istorii kochevykh narodov gruppy [Historical Materials on the Ancient Nomadic Peoples of the Dunhu Group]. Moskou: 1984.
74
Togan, Isenbike. Flexibility and Limitation in Steppe Formations: the Kerait Khanate and Chinggis Khan . Leiden: Brill, 1998. Tu, Ji. 屠寄Meng wu er shi ji [160 juan] / Tu Ji zhuan. 蒙兀兒史記 8 Vols. fotomechanische herdruk. - Taibei : Shijie shuju, [1934] 1962. Wilkinson, Endymion. Chinese History. A Manual (Harvard-Yenching Institute monograph series, 52). Cambridge, Mass.: Harvard University Asia Center, 2000. Wittfogel, Karl en Feng, Jiasheng. The History of Chinese Society: Liao (907-1125). Philadelphia: American Philosophical Society, 1949. Xiao, Xiqing蕭啟 慶. The Military Establisment of the Yuan Dynasty (Harvard East Asian monographs 77). Cambridge, Mass.: Council on East Asian Studies, Harvard University : distributed by Harvard University Press, 1978. -------- "Shih T'ien-tse." in de Rachewiltz, Igor en en Hok-Lam Chan, ed. In the Service of the Khan: Eminent Personalities of the early Mongol-Yuan period (1200-1300). Wiesbaden: Otto Harrassowitz 1993, pp. 27-45. -------- "Mid-Yuan Politics." in Twittchett, Denis, and Michael Loewe, ed. Cambridge History of China.Vol. 6: Alien Regimes and Border states, 907-1368 Cambridge, Mass.: Cambridge University Press, 1994: 490-557. Yao, Dali 姚大力. "Tan ma" nan mu. Yuanchao de shehui yu wenhua "天马"南牧-元朝的社 会与文化(Qianqiu xingwang, Ge Jianxiong zhubian)千秋兴亡, 葛剑雄主编. Changchun: Changchun chubanshe, [2001] 2005. Zhou, Liangxiao周良霄en Gu Juying顾菊英. Yuanshi. 元史Shanghai : Shanghai Renmin Chubanshe, 2003. Zhonghua renmin gongheguo fen sheng dituji.中华 人民共和国 分省地图 集Beijing: Ditu chubanshe [1977] 1983. Zurndorfer, H.T. China Bibliography. A Research Guide to Reference Works about China Past and Present. Leiden: Brill, 1995.
75
Bijlagen
1: Brontekst
318
木華黎,札剌兒氏,世居阿難水東。父孔溫窟哇,以戚里故,在太祖麾下,從平篾里 吉,征乃蠻部,數立功。后乃蠻又叛,太祖与六騎走,中道乏食,擒水際橐駝殺之, 燔以啖太祖。追騎垂及,而太祖馬斃,五騎相顧駭愕,孔溫窟哇以所乘馬濟太祖,身 當追騎,死之。太祖獲免。有子五人,木華黎其第三子也。生時有白气出帳;中。神 巫异之,曰:“此非常兒也。"及長,沉毅多智略,猿臂善射,挽弓二石強。与博爾 術、博爾忽、赤老溫事太祖,俱以忠勇稱,號掇里班曲律,猶華言四杰也。 太祖軍嘗失利,會大雪,失牙帳所在,夜臥草澤中。木華黎与博爾術張裘氈,立雪中 ,障蔽太祖,達旦竟不移足。一日,太祖從三十余騎行溪谷間,顧謂曰:“此中或遇 寇,當奈何?"對曰:“請以身當之。"既而,寇果自林間突出,矢下如雨。木華黎 引弓射之,三發中三人。其酋呼曰:“爾為誰?"曰:“木華黎也。"徐解馬鞍持之 ,捍衛太祖以出,寇遂引去。克烈王可汗与乃蠻部讎戰,求援于太祖。太祖遣木華黎 及博爾術等救之,盡殺乃蠻之眾于按台之下,獲甲仗、馬牛而還。既而王可汗謀襲太 祖,其下拔台知之,密告太祖。太祖遣木華黎選精騎夜斫其營,王可汗走死,諸部大 人聞風款附。歲丙寅,太祖即皇帝位,首命木華黎、博爾術為左右万戶。從容謂曰: “國內平定,汝等之力居多。我与汝猶車之有轅,身之有臂也。汝等切宜体此,勿替 初心。" 金之降者,皆言其主景殺戮宗親,荒淫日恣。帝曰:“朕出師有名矣。"辛未,從伐 金,薄宣德,遂克德興。壬申,攻云中、九原諸郡,拔之,進圍撫州。金兵號四十 万,陣野狐岭北。木華黎曰:“彼眾我寡,弗致死力戰,未易破也。"率敢死士,策 馬橫戈,大呼陷陣,帝麾諸軍并進,大敗金兵,追至澮河,僵尸百里。癸酉,攻居庸 關,壁堅,不得入,遣別將闍別統兵趨紫荊口,金左監軍高琪引兵來拒,不戰而潰, 遂拔涿州。因分兵攻下益都、濱、棣諸城,遂次霸州,史天倪、蕭勃迭率眾來降,并 奏為万戶。甲戌,從圍燕,金主請和,北還。命統諸軍征遼東,次高州,盧琮、金朴 以城降。乙亥,裨將蕭也先以計平定東京。進攻北京,金守將銀青率眾二十万拒花道 逆戰,敗之,斬首八万余級。城中食盡,契丹軍斬關來降,進軍逼之,其下殺銀青, 推寅答虎為帥,遂舉城降。木華黎怒其降緩,欲坑之,蕭也先曰:“北京為遼西重 鎮,既降而坑之,后豈有降者乎?"從之。奏寅答虎留守北京,以吾也而權兵馬都元 帥鎮之。遣高德玉、劉蒲速窩兒招諭興中府,同知兀里卜不從,殺蒲速窩兒,德玉走 免。未几,吏民殺兀里卜,推土豪石天應為帥,舉城降,奏為興中尹、兵馬都提控。 錦州張鯨聚眾十余万,殺節度使,稱臨海郡王,至是來降。詔木華黎以鯨總北京十提 控兵,從掇忽闌南征未附州郡。木華黎密察鯨有反側意,請以蕭也先監其軍。至平 州,鯨稱疾逗留,复謀遁去,監軍蕭也先執送行在,誅之。鯨弟致憤其兄被誅,據 錦 州叛,略平、灤、瑞、利、義、懿、廣寧等州。木華黎率蒙古不花等軍數萬討之,州 郡多殺致所署長吏降。進逼紅羅山,主將杜秀降,奏為錦州節度使。丙子,致陷興中 318
Song Lian, Yuanshi juan 119, p. 2929-2936.
76 府。七月,進兵臨興中。先遣吾也而等攻溜石山,諭之曰:“今若急攻,賊必遣兵來 援,我斷其歸路,致可擒也。"又遣蒙古不花屯永德縣東候之。致果遣鯨子東平將騎 兵八千、步卒三萬,援溜石。蒙古不花引兵趨之,馳報,木華黎夜半引兵疾馳,遇于 神水縣東,夾擊之。分麾下兵之半,下馬步戰。選善射者數千,令曰:“賊步兵無 甲,疾射之!"乃麾騎兵齊進,大敗之,斬東平及士卒萬二千八百余級。拔開義縣, 進圍錦州。致遣張太平、高益出戰,又敗之,斬首三千余級﹐溺死 者不可勝數。圍守 月余,致憤將校不戮力,殺敗將二十余人。高益懼,縛致出降,伏誅。廣寧劉琰、懿 州田和尚降,木華黎曰:“此叛寇,存之無以懲後。"除工匠優伶外,悉屠之。拔 蘇、復、海三州,斬完顏眾家奴。咸平宣撫薄鮮等率眾十餘萬,遁入海島。 丁丑八月,詔封太師、國王、都行省承制行事,賜誓券、黃金印曰:“子孫傳國,世 世不絕。"分弘吉剌、亦乞烈思、兀魯兀、忙兀等十軍,及吾也而契丹、蕃、漢等 軍,並屬麾下。且諭曰:“太行之北,朕自經略,太行以南,卿其勉之。"賜大駕所 建九斿大旗,仍諭諸將曰:“木華黎建此旗以出號令,如朕親臨也。"乃建行省于 雲、燕,以圖中原,遂自燕南攻遂城及蠡州諸城,拔之。冬,破大名府,遂東定益 都、淄、登、萊、濰、密等州。戊寅,自西京由太和岭入河東,攻太原、忻、代、 澤、潞、汾、霍等州,悉降之。遂徇平陽,金守臣棄城遁,以前鋒拓拔按察兒統蒙古 軍鎮之拒金兵,以義州監軍李廷植之弟守忠權河東南路帥府事。己卯,以蕭特末兒等 出雲、朔,攻降岢嵐火山軍。以谷里夾打為元帥達魯花赤,攻拔石、隰州,擊絳州, 克之。庚辰﹐復由燕徇趙,至滿城。武仙舉真定來降。權知河北西路兵馬事史天倪進 言曰:“今中原粗定,而所過猶縱兵抄掠,非王者弔民之意也。"木華黎曰: “善。"下令禁無剽掠,所獲老稚,悉遣還田里,軍中肅然,吏民大悅。兵至滏陽, 金邢州節度使武貴迎降,進攻天平寨,破之。遣蒙古不花分兵略定河北衛、懷、孟 州,入濟南。嚴實籍所隸相、魏、磁、名、恩、博、滑、浚等州戶三十萬,詣軍門 降。 時金兵屯黃陵岡,號二十萬,遣步兵二萬襲濟南。木華黎以輕兵五百擊走之。遂會大 軍,薄黃陵岡。金兵陣河南岸,示以死戰。木華黎曰:“此不可用長兵,當以短兵取 勝。"令騎下馬,引滿齊發,亦下馬督戰,果大敗之,溺死者眾。進攻楚丘。楚丘城 小而固,四面皆水,令諸軍以草木填塹,直抵城下。嚴實率所部先登,拔之。攻下單 州,圍東平,以實權山東西路行省,戒之曰:“東平糧盡,必棄城走,汝伺其去,即 入城安輯之,勿苦郡縣,以敗事也。"留梭魯忽禿以蒙古軍三千屯守之。辛巳四月, 東平糧盡,金行省忙古奔汴,梭魯忽禿邀擊之,斬七千余級,忙古引數百騎遁去。實 入城,建行省,撫其民。先是,郡王帶孫攻洺不下,至是遣石天應拔之。五月,還軍 野狐岭。宋漣水忠義統轄石珪來降,以為濟、兗、單三州都總管,予繡衣玉帶,勞之 曰:“汝不憚跋涉數千里,慕義而來,尋當列奏,賜汝高爵,爾其勉之。"京東安撫 使張琳皆來降,以琳行山東東路益都滄景濱棣等州都元帥府事。鄭遵亦以棗鄉、蓧縣 降,升為元州,以遵為節度使,行元帥府事。 秋八月,從駐青冢,監國公主遣使來勞,大饗將士,由東勝渡河,西夏國李王請以兵 五萬屬焉。冬十月,復由雲中歷太和寨,入葭州,金將王公佐遁,以石天應權行台兵 馬都元帥。進取綏德,破馬蹄寨,距延安三十里止舍。金行省完顏合達出兵三萬陣于 城東,蒙古不花以騎三千覘之,馳報曰:“彼見吾兵少,有輕敵心,明日合戰,當佯 敗,可以伏兵取勝也。"從之。夜半以大軍銜枚齊進,伏于城東十五里兩谷間。明
77 日,蒙古不花進兵,望見金兵,即棄鼓旗走。金兵果追之,伏發,鼓聲震天地,萬矢 齊下,金兵大敗,斬七千級,獲馬八百。合達走保延安,圍之旬日,不下,乃南徇洛 川,克鄜州。 北京權帥石天應擒送金驍將張鐵槍,木華黎責其不降,厲聲答曰:“我受金朝厚恩二 十余年,今事至此,有死而已!"木華黎義之,欲解其縛,諸將怒其不屈,竟殺之。 遂降坊州,大饗士卒。聞金復取隰州,以軒成為經略使,于是復由丹州渡河圍隰,克 之。留合丑統蒙古軍鎮石、隰間,以田雄權元帥府事。壬午秋七月,令蒙古不花引兵 出秦隴,以張聲勢。視山川險夷,大兵道雲中,攻下孟州四蹄寨,遷其民于州。拔晉 陽義和寨,進克三清岩,入霍邑山堡,遷其人于趙城縣。薄青龍堡,金平陽公胡天作 拒守,裨將薄察定住、監軍王和開壁降,遷天作于平陽。
八月,有星晝見,隱士喬靜真曰:“今觀天象,未可征進。"木華黎曰:“主上命我 平定中原,今河北雖平,而河南、秦、鞏未下,若因天象而不進兵,天下何時而定 耶?且違君命,得為忠乎!"冬十月,過晉至絳,拔榮州胡瓶堡,所至望風歸附,河 中久為金有,至是復來歸。木華黎召石天應謂曰:“蒲為河東要害,我擇守者,非君 不可。"乃以天應權河東南北路陝右關西行臺,平陽李守忠、太原攸哈剌拔都、隰州 田雄,並受節制。命天應造浮梁,以濟歸師,乃渡河拔同州,下蒲城,徑趨長安。金 京兆行省完顏合達擁兵二十萬固守,不下。乃分麾下兀胡乃、太不花兵六千屯守之。 遣按赤將兵三千斷潼關,遂西擊鳳翔。月余不下,謂諸將曰:“吾奉命專征,不數年 取遼西、遼東、山東、河北,不勞余力;前攻天平、延安,今攻鳳翔皆不下,豈吾命 將盡耶!"乃駐兵渭水南,遣蒙古不花南越牛岭關,徇宋鳳州而還。 時中條山賊侯七等聚眾十余萬,伺大兵既西,謀襲河中。石天應遣別將吳權府引兵五 百夜出東門,伏兩谷間,戒之曰:“候賊過半,急擊之,我出其前,爾攻其後,可克 也。"吳權府醉酒失期,天應戰死。城陷,賊燒毀廬舍,殺掠人民,還走中條。先鋒 元帥按察兒邀擊,敗之,斬數萬級,侯七復遁去。木華黎以天應子斡可襲領其眾。癸 未春,師還,浮梁未成,顧諸將曰:“橋未畢工,安可坐待乎!"復攻下河西堡寨十 余。三月,渡河,還聞喜縣,疾篤,召其弟帶孫曰:“我為國家助成大業,擐甲執銳 垂四十年,東征西討,無復遺恨,第恨汴京未下耳,汝其勉之!"薨,年五十四。厥 後太祖親攻鳳翔,謂諸將曰:“使木華黎在,朕不親至此矣。"至治元年,詔封孔溫 窟哇推忠效節保大佐運功臣、太師、開府儀同三司、上柱國、魯國王,謚忠宣;木華 黎體仁開國輔世佐命功臣、太師、開府儀同三司、上柱國、魯國王,謚忠武。子孛魯 嗣。
___________________________________________________________________________
78
2: Enkele Afbeeldingen
Figuur 1: China en Mongolië Perry Castañeda Map Collection, University of Texas Library. Openbaar domein
79
Figuur 2: De Onon-rivier
Figuur 3: Een paiza., Collectie van het Metropolitan Museum, evenwel van recentere datum.
80