Uitvoeringsprogramma
VTH 2015
2
Uitvoeringsprogramma
VTH 2015 Vastgesteld door het College van Gedeputeerde Staten d.d. 30 juni 2015
Uitvoeringsprogramma VTH 2015
3
4
Inhoudsopgave
1 Inleiding 2 Uitgangspunten VTH beleid 3 Regietaak, samenwerking in VTH taken 4 VTH taken bedrijven 4.1 Vergunningverlening omgevingsvergunningen bedrijven 4.2 Toezicht en handhaving bedrijven 4.3 Ketentoezicht 4.4 Casusoverleg 4.5 Consignatiedienst en crisismanagement 4.6 Overige taken 4.6.1 Toezicht bodemsaneringen en Besluit bodemkwaliteit 4.6.2 Natuurwetgeving 4.6.2.1 Natuurbeschermingswet 4.6.2.2 Flora- en Faunawet 4.6.2.3 Boswet 4.6.2.4 Wadloopverordening 4.6.3 Cross compliance 4.6.4 Waterwet, WHVBZ en Grondwaterwinning 4.6.5 Vuurwerk 4.6.6 Luchtvaart 4.6.7 Ontgrondingenwet en –verordening 4.6.8 Nazorg stortplaatsen 4.6.9 Programma Externe Veiligheid 4.6.10 Illegale activiteiten 4.6.11 BOA overleg 5 Scheepvaartinspectie 6 Wegeninspectie 7 Toezicht infrastructurele werken 8 Ruimte 9 Informatie, registratie, rapportage en monitoring 10 Regietaak provincie
3 4 7 7 8 10 10 11 11 11 11 12 13 14 14 15 15 16 18 19 20 21 21 23 23 24 24 25 25 27 27
Uitvoeringsprogramma VTH 2015
5
Hoofdstuk
1
Inleiding
Met dit jaarprogramma voldoet het college van Gedeputeerde Staten van Fryslân aan de verplichting tot het opstellen van jaarlijks VTH uitvoeringsprogramma. De verplichting is opgenomen in hoofdstuk 7 van het Besluit omgevingsrecht, waarin de basis voor programmatisch werken is opgenomen. De wettelijke plicht tot programmatisch werken geldt voor de aangewezen Wabo terreinen en is vooralsnog gericht op toezicht en handhaving. De provincie Fryslân heeft deze werkwijze verbreed tot alle taakvelden waarin sprake is van vergunningverlening, toezicht en handhaving, de zogenaamde VTH taken. Het algemeen uitgangspunt van het beleid is een schoon, veilig en gezond Fryslân, waarin wonen, werken en natuur goed samengaan. Het vigerende handhavingsbeleid is bepaald voor de periode van 2011-2015. Er is geen vigerend algemeen vergunningenbeleid. In 2015 wordt het beleid geactualiseerd en verbreed naar VTH voor de reikwijdte van de Wabo en andere taakvelden, bijvoorbeeld weg- en vaarwegbeheer. In dit uitvoeringsprogramma wordt al geanticipeerd op de
6
noodzakelijke vernieuwingen in het VTH beleid, bijvoorbeeld in de basis risicogericht werken op basis van risicoanalyses voor de verschillende taakvelden. Daarnaast anticiperen wij met dit programma op de Wabo kwaliteitseisen, die naar verwachting later (medio 2016) in een AMvB vastgelegd worden. In het uitvoeringsprogramma worden de verschillende taakvelden voorzien van prioriteiten met bijbehorende doelen en activiteiten. Daarnaast wordt voor elk onderdeel de gekozen strategie (bijvoorbeeld toezichtstrategie) weergegeven en de output/outcome die verwacht wordt. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan het beleidsuitgangspunt: “Zacht waar het kan en hard waar het moet”, bijvoorbeeld resulterend in diversiteit in frequentie en intensiteit van het toezicht. Het uitvoeringsprogramma maakt daarmee onderdeel uit van het opdrachtgeverschap naar de FUMO en ander uitbesteed werk. De provincie gaat meer en meer als regievoerder werken voor door andere partijen uitgevoerd werk. Het uitgangspunt voor vergunningverlening is gebaseerd op de Wabo kwaliteitscriteria, waarbij na integraal casemanagement (1-loket werkwijze) de prioriteit ligt bij tijdig vergunnen van activiteiten en tijdig afhandelen van meldingen, inhoudelijk op basis van wettelijk vastgestelde BBT-normen. Het uitgangspunt voor toezicht en handhaving is gebaseerd op het vigerende handhavingsbeleid van de provincie (2011-2015). Een groot deel van de VTH taken is belegd bij de FUMO. Dit programma is voor dat deel een bijlage bij de jaarlijks op te stellen Dienst Verlening Overeenkomst (DVO). In de DVO is opgenomen hoe het aan de FUMO toegekende budget vertaald is naar taken en formatie en de wederzijdse werkafspraken. Daarbij geven de DVO en dit programma invulling aan een vertaling van de eerste stappen van de Big Eight (doelen en toegepaste strategie) en daarnaast een service-gerichte uitvoering op basis van veranderende regels en goede dienstverlening naar burger en bedrijf. Wij verwachten van de FUMO dat voor de nadere uitvoering heldere werkinstructies en protocollen beschikbaar zijn, zoals vereist in de kwaliteitscriteria.
Uitvoeringsprogramma VTH 2015
7
Hoofdstuk
2
Uitgangspunten VTH beleid
Programmatisch en risico-gestuurd werken is de basis voor het uitvoeringsprogramma voor de VTH taken. Voorgaande programma’s waren voor wat betreft de inhoud vooral gericht op toezicht en handhaving en de reikwijdte was vooral het thema Milieu. De wijziging ten opzicht van de voorgaande programma’s wordt gevormd door de verdere uitbreiding naar vergunningverlening en de reikwijdte van de Wabo. Immers GS zijn voor de inrichtingen het Wabo brede bevoegde gezag. Het programmatisch werken bestaat uit 8 stappen, de zogenaamde “Big Eight”, waarbij de eerste twee stappen ( de prioriteiten en doelen en vervolgens de strategie) onderdeel zijn van het nieuwe VTH beleid. De risicoanalyses en de naleefstrategie zijn in het programma niet opgenomen, waar ze beschikbaar zijn wordt gebruik gemaakt van of verwezen naar de uitkomsten daarvan.
8
Figuur 1: de dubbele regelkring met een strategische beleidsmatige cirkel in de bovenste ring en een operationeel, uitvoerend deel in de onderste ring. Het uitvoeringsprogramma vormt daarin de verbindende schakel. In de systematiek van het programmatisch werken wordt de eerste stap gevormd door de analyse van WAT nodig is en vaststelling daarvan. Na deze eerste stap volgt het naleefbeleid dat past bij de gestelde prioriteiten, een afweging van wat effectief en efficiënt is, samengevat in het woord HOE we op de gestelde prioriteiten goede naleving in stand houden of verbeteren. Dat is de tweede stap in de Big Eight, de strategie. Hiervoor wordt aansluiting gezocht bij de nieuwe naleefstrategie in de provincie Fryslân, onderdeel van het nieuwe VTH beleid. In het algemeen zijn deze beide stappen in het VTH beleid opgenomen. Specificering per taakveld is in het programma opgenomen. Wij stellen op basis van dit programma rapportages, monitoringsgegevens op die in de Beraps en uiteindelijk het jaarverslag laten zien in hoeverre de gestelde doelen bereikt zijn. Daarnaast geven we relevante ontwikkelingen weer. De resultaten worden daarbij weer gegeven in “output” (aantallen verleende vergunningen, controles, toezicht- en handhavingsacties etc.) en “outcome” (wat was het inhoudelijk naleefdoel en wat is er te zeggen over geconstateerde naleving). Voor de bedrijven is deze werkwijze verwerkt in individuele documenten zoals de risicoanalyse, het toezichtplan en een plan van aanpak voor het vergunningdossier. Voor andere taakvelden is deze informatie te vinden bij het betreffende onderwerp. Daarbij moet opgemerkt worden dat voor veel taakvelden weken met en op basis van een actueel naleefbeeld een inhaalslag behoeft. In 2015 brengen we het naleefbeeld voor elk taakveld goed in beeld. Het algemene doel is een schoon, veilig en gezond Fryslân, waarin wonen, werken en natuur goed samengaan. De in dit programma opgenomen activiteiten dragen ieder voor zich bij aan het bereiken van dit doel, zij het dat het voor verschillende taken gespecifieerd wordt weergegeven. In het programma wordt inzicht gegeven in hoeverre vernieuwing van regelgeving de uitvoering beïnvloedt en welke naleefstrategie bij nieuwe regelgeving gekozen is. Bekendheid van nieuwe regelgeving en de prioriteiten is een belangrijk factor voor het bereiken van goede naleving. Communicatie is dan bijvoorbeeld speerpunt van de strategie. Hierbij kan gedacht worden aan de nieuwe Vaarweg Verordening Fryslân, de nieuwe regels voor badinrichtingen of de Vierde tranche van het Activiteitenbesluit. De provincie verwacht van de FUMO dat zij goede en doelgroepgerichte communicatie vorm geeft namens het bevoegd gezag.
Uitvoeringsprogramma VTH 2015
9
Bevoegdheid Gedeputeerde Staten Gedeputeerde Staten van Fryslân zijn bevoegd voor de volgende medebewind taken: • Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) • Wet milieubeheer (Wm) • Wet bodembescherming (Wbb) • Wet geluidhinder (Wgh) • Wet hygiëne en veiligheid van badinrichtingen en zwemgelegenheden (Whvbz) • Waterwet (Ww) • Woningwet • Natuurbeschermingswet (Nbw) • Flora en faunawet • Boswet (Bw) • Wet luchtvaart (Wlv) • Ontgrondingenwet (Ow) • Vuurwerkbesluit • Monumentenwet • Wet ruimtelijke ordening /bestemmingsplan • En alle bijbehorende AMvB’s en ministeriele regels. Deze opsomming geldt geheel voor de ca. vijftig bedrijven waar GS het Wabo brede bevoegde gezag zijn (dat geldt bijvoorbeeld voor bestemmingsplan, monumenten en bouwregels). De regelgeving passen we op integrale wijze toe in de breedte van VTH taken. Daarnaast heeft de provincie eigen verordeningen (zogenaamde autonomietaken), zoals: • Vaarweg verordening Fryslân • Wegenverordening • Distelverordening • Jacobskruidverordening • Luchtvaartverordening Provincie Fryslân Implementeren nieuwe regelgeving De komende jaren verandert behoorlijk veel op gebied van de geldende wet- en regelgeving. Voor de bedrijven waarbij de provincie het bevoegd gezag is, zijn met name de veranderingen bij IPPC en BRZO bedrijven relevant. Daarnaast worden ook ontwikkelingen verwacht in de zogenaamde “pseudo-wetgeving”, zoals de PGS-richtlijnen. Deze veranderingen hebben hun doorwerking op (een gedeelte van) de provinciale inrichtingen. Vooralsnog wordt ingeschat dat de wijzigingen niet zullen leiden tot een verandering in het werkaanbod per provinciale inrichting. Echter, het aantal provinciale inrichtingen zal naar verwachting in de komende periode toenemen. Ten eerste doordat de BRZO-bedrijven, die nu nog onder het gemeentelijk bevoegd gezag vallen, provinciaal worden met het inwerkingtreden van de Wet VTH. Daarnaast vindt in 2015 de zogenaamde RIE-screening plaats bij gemeentelijke bedrijven. Inmiddels is daaruit één bedrijf naar voren gekomen waarbij is gebleken dat het bevoegd gezag niet gemeentelijk, maar provinciaal is. Mogelijk blijkt uit de screening dat er meer bedrijven onjuist zijn ‘ingedeeld’ en onder het bevoegd gezag van de provincie vallen. Voor de BRIKS taken houdt de private kwaliteitsborging een wijziging in. Vanaf eind 2015 verdwijnt een deel van de werklast voor omgevingsvergunningen onderdeel
10
bouwen. Dit betreft zowel de vergunningverlening als het toezicht. Niet duidelijk is hoe snel deze impact bij taken voor de provincie te merken zal zijn. Na de inwerkingtreding zal eerst slechts een beperkt deel, m.n. gemeentelijke taken, onder de private kwaliteitsborging vallen. De consequenties voor de provinciale werkzaamheden kunnen pas in een later stadium (2017) goed inzichtelijk worden gemaakt. Kwaliteit in de uitvoering van VTH taken houdt ook in dat tijdig geanticipeerd wordt op nieuwe regelgeving. In 2015 en 2016 zijn bijvoorbeeld aan de orde: de Omgevingswet, de Wet natuurbescherming, Vierde tranche Activiteitenbesluit, Privatisering bouwtoezicht en nieuwe zwemwaterregels/WHVBZ. Wij implementeren nieuwe regelgeving als volgt: • Verkenning impact nieuwe regels • Opstellen implementatieplan VTH • Memo in PO met daarin o.a. impact op het beleid • Educatie op maat voor de betrokken medewerkers • Toepassen van de nieuwe regels in het betrokken taakveld Kwaliteitseisen op basis van Europese regelgeving Voor de IPPC bedrijven zijn aanvullende kwaliteitseisen opgenomen in de Wabo. In 2014 is door de provincie en de FUMO een actieplan opgesteld om te voldoen aan deze eisen. Het actieplan is als regio-specifiek programma te verwerkt in de Noordelijke BRZO samenwerking. De provincie heeft de FUMO opgedragen het actieplan in het eerste kwartaal van 2015 uit te voeren. Als resultaat verwacht de provincie dat ieder IPPC / BRZO bedrijf per 1 april 2015 voorzien is van: • een screening van de impact van nieuwe regelgeving op de vergunningdossiers; • een actuele en Wabo brede risicoanalyse; • een toezichtplan per bedrijf voor 2015 en 2016; • een actiepuntenlijst voor vergunningdossiers teneinde de kwaliteit en actualiteit van het dossier te borgen. Op basis van deze werkwijze bepalen wij Wabo breed de prioriteiten en doelen per inrichting. Deze werkwijze levert in overzicht eveneens de probleemanalyse voor vergunningverlening op. De BRZO en RIE4 bedrijven zijn voorzien van een risicoanalyse op basis van specifieke veiligheidswetgeving. Daarvoor is de BRZO-RUD in Veendam, de Omgevingsdienst Groningen het coördinerend orgaan. De resultaten van de BRZO risicoanalyse vormen een onderdeel van de Wabo brede analyse per bedrijf. Wij verwachten van de FUMO dat de resultaten van de analyse met andere instanties en het betrokken bedrijf gecommuniceerd worden op basis van het “Bestuurlijke Inspectie Programma BRZO Noord” en het “Werkprogramma 2015 BRZO+ Regio Noord”.
Uitvoeringsprogramma VTH 2015 11
Hoofdstuk
3
Regietaak, samenwerking in VTH-taken
In de Wabo taken is sprake van “1-loketaanpak”, hetgeen inhoudt dat de overheid als 1 servicegerichte organisatie optreedt naar bijvoorbeeld een aanvrager van een vergunning maar ook naar een bedrijf dat over de schreef is gegaan en waar handhavend opgetreden moet worden. Dat betekent dat wij actief samenwerken met andere overheden en uitvoeringsorganisaties. Waar de taken belegd zijn bij de FUMO verwachten wij dat de FUMO op deze wijze werkt. De drie noordelijke provincies hebben te maken met specialistische taken die relatief beperkt van omvang zijn en deels buiten de Wabo vallen. Op deze terreinen betekent samenwerking efficiënter werken en kwaliteitsverbetering. In een bestuurlijk overleg (maart 2010) is afgesproken de samenwerking te richten op: • Uitwisselen van informatie; • Vertegenwoordigen van elkaar in bijvoorbeeld landelijk (IPO) overleg; • Zo mogelijk te komen tot gezamenlijke risicoanalyses (bijvoorbeeld de risicoanalyse natuurtoezicht in de drie provincies, BRZO); • Afstemming van uitvoeringsprogramma’s; • Uitwisselen van inspecteurs Naast de samenwerking hebben wij ook een regietaak. Dat is aan de orde bij: • VTH regie voor wat betreft beleid (o.a. invoering nieuwe landelijke handhavingstrategie (LHS) overlegstructuur en samenwerking(sprogramma)); • Toezicht natuurwetgeving; • Vuurwerk coördinatie. Deze taak is verder uitgewerkt in hoofdstuk 9.
12
Hoofdstuk
4
VTH-taken bedrijven
Wij zijn bevoegd voor ruim vijftig grote bedrijven (zie bijlage 1). Dat zijn BRZO bedrijven en de IPPC bedrijven. De bevoegdheid voor deze inrichtingen is Wabo breed, bij de inrichtingen waarvoor wij voor de milieutaken het bevoegde gezag zijn, aangewezen in artikel 3.3 van het Besluit omgevingsrecht, voeren wij ook de VTH taken uit voor bijvoorbeeld bouwen, brandveiligheid, reclame, inritten, slopen, kappen etc. Bij de milieutoets komen daarbij een variatie aan thema’s en onderwerpen aan bod, met voor elk onderdeel een sturingsmethodiek. Dat hangt bijvoorbeeld ook af van de locatie waar het bedrijf gevestigd is. De milieuregels voor deze bedrijven bestaan uit EU en nationale regelgeving en veel pseudowetgeving die op maat en rekening houdend met de specifieke situatie in de vergunningvoorschriften vertaald moeten worden. Deze reikwijdte vormt ook de basis voor het toezicht. De regelgeving voor een specifiek bedrijf vormt de input van de risicoanalyse. Voor bouwen, verbouwen en slopen zijn de methodieken meer uniform en minder locatie-gebonden. Wij houden in de periode 2015 en 2016 toezicht bij bedrijven op twee specifieke thema’s. Dat zijn: • Energie en Emissies, speerpunten in het rijksbeleid. Voor de emissies van een aantal IPPC bedrijven eindigt het overgangsrecht op 1-1-2016 (Activiteitenbesluit); • Beheer van brandveiligheid op basis van de Woningwet en het Bouwbesluit. Doel: Wij zijn “in control” bij onze bedrijven. Daarvoor stelt de FUMO per bedrijf een integraal toezichtplan op, op basis van de resultaten van een screening op impact nieuwe regelgeving en de risicoanalyse. In 2015 en 2016 voeren wij vervolgens het toezicht uit op basis van het door ons goedgekeurde toezichtplan. Daarnaast stelt
Uitvoeringsprogramma VTH 2015 13
de FUMO een actualiseringstoets op met als resultaat eventuele actiepunten voor de kwaliteit van het dossier voor vergunningverlening. In deze aanpak is het naleefbeeld van voorgaande jaren per bedrijf geformuleerd als vertrekpunt voor het toezicht in 2015 en 2016. Bedrijven met een onvoldoende naleefbeeld worden vaker gecontroleerd en bedrijven met een goed naleefbeeld minder vaak. Daarnaast werken wij met zgn. “TOP-bedrijven”, dat zijn bedrijven waar extra inzet op nodig is vanwege politieke prioriteit, veel klachten etc. NB: Het Werkprogramma 2015 BRZO+ Regio Noord, de daarin gestelde doelen, activiteiten en prestatienormen zijn integraal onderdeel van dit programma.
4.1 n Vergunningverlening omgevingsvergunningen bedrijven (Wabo) Vergunningverlening richt zich op nieuwe aanvragen en meldingen. De prestatienormen hiervoor in opgenomen in de DVO. Ook uit de risicoanalyses komen actiepunten voor de onderhavige vergunning dossiers naar voren, bijv. het verlenen van maatwerkbeschikkingen of het komen tot een nieuwe de gehele inrichting omvattende revisievergunning. Wij streven naar adequate vergunningen met heldere normstelling op basis waarvan kwalitatief goed toezicht uitgevoerd kan worden. Iedere ontwerpvergunning wordt daarbij getoetst op handhaafbaarheid. Iedere verleende vergunning wordt door de vergunningverlener en de toezichthouder gezamenlijk opgeleverd aan het bedrijf en er wordt een opleveringscontrole uitgevoerd, als overdrachtsmoment van vergunningverlening naar toezicht, conform de kwaliteitseisen. Waar sprake is van activiteiten waarvoor meerdere vergunningen nodig zijn, stemmen wij af met andere overheden om te voorkomen dat een bedrijf een vergunning krijgt en vanwege andere wetgeving geen gebruik kan maken daarvan. Casemanagement Door de inwerkingtreding van de Wabo is het werken als 1- loket door de overheid belangrijker geworden en zelfs een vereiste. Dat is herkenbaar in allerlei wettelijke voorschriften m.b.t. coördinatie en doorzendplichten. Het uitgangspunt van 1-loket werken vraagt om goed casemanagement. Dat is vereist brede expertise van de persoon die deze taak invulling geeft. Voor de integrale benadering van “klantvragen” of handhavingszaken is de vaardigheid van casemanagen in de KPMG criteria opgenomen. Reikwijdte casemanagement De reikwijdte van casemanagement bevat de taken m.b.t. de wetgeving in de tabel: (niet uitputtende opgesomd)
14
Natuurwetgeving/ “aangehaakte toestemming”
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Waterwet “aangehaakte toestemming”
Flora en Faunawet Natuurbeschermingswet Boswet Later: Wet natuurbescherming
Wabo en daar onder vallende wetten en besluiten: (niet uitputtende opsomming)
Waterwet Waterbesluit Waterregeling Inclusief de Keur
Wet milieubeheer Woningwet Wet RO ……………… Inclusief alle AMvB’s en regelingen
NB: Voor de provincie is sprake van een wat bredere toetsing. Bijvoorbeeld toetsing aan de ontgrondingenregelgeving of verordeningen van de provincie lift mee in de 1-loketgedachte van de Wabo. Wat wordt verstaan onder casemanagement? (Bron: KPMG criteria, kernactiviteit Wabo) Een medewerker beoordeelt bij de intake per geval of er sprake is van een complexe of eenvoudige situatie. 1. Uitvoeren toets op volledigheid documenten, indieningsvereisten en dwarsverbanden (Wabo breedte en aangehaakte toestemmingen) 2. Organiseren / begeleiden van overleg met de aanvrager (vooroverleg) 3. Bewaken proces, integraliteit en daarnaast voortgang van de aanvraag. 4. Inschakelen van vakdisciplines en wanneer nodig externe partijen (coördineren inhoudelijke volledigheid). 5. Het uitzetten van adviesaanvragen aan de wettelijke adviseurs. 6. Besluit (laten) samenstellen en coördineren. 7. Behandelen van complexe toezicht- en handhavingszaken.
Na de fase van het casemanagement wordt de feitelijke “productie” gestart, de vergunningverlening. Wij stellen als doel voor vergunningverlening: • De voorschriften bevatten de actuele BBT-technieken.; • Meldingen, die geen relatie hebben met een aanvraag om een omgevingsvergunning worden binnen 4 weken beoordeeld op indieningsvereisten en maatwerk en afgestemd met de toezichthouder; • Meldingen, die een relatie hebben met een gelijktijdige aanvraag om een omgevingsvergunning, worden gecoördineerd afgehandeld; • Bij nieuwe aanvragen voor een uitgebreide procedure wordt een (locatie-specifieke) risicoanalyse uitgevoerd, waarin beoordeeld wordt of de nieuwe activiteit een onacceptabele milieubelasting veroorzaakt (overweging weigeren vergunning);
4.2 n Toezicht en handhaving bedrijven De prioriteiten voor het toezicht op de naleving van de Wabo regelgeving (zie pagina 4) is bij elk bedrijf individueel vastgelegd in de risicoanalyse. De analyse is opgebouwd uit een BRZO deel (voor zover relevant), een Milieudeel, een deel overige Wabo regels en een deel Actualiteit van de vergunning. Onder Milieu vallen ook de PGS 29 (landelijke BRZO prioriteit), de (nieuwe) Landelijke aanpak Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (zie 4.6.10) en de op basis van het SER akkoord (2013) gekozen prioriteit energiebesparing (duurzaamheid). Onder het toezicht bij bedrijven valt verder ook het beoordelen van wettelijk verplichte rapportages zoals voor emissies, geluid, bodembescherming, energie, EPRTR beoordelingen en veiligheid etc. Vanuit de Woningwet en het Bouwbesluit 2012 hebben wij brandveilig gebruik als speerpunt gekozen. Wij verwachten dat van elk bedrijf een naleefbeeld op het terrein van brandveiligheid Woningwet geleverd kan worden. Wij verwachten dat de FUMO daarvoor waar nodig samen met de Veiligheidsregio toezicht houdt, zoals beschreven in het “Werkprogramma 2015, BRZO+ Regio Noord” en waar dat nodig is op basis van de risicoanalyse onderdeel Beheer van brandveiligheid. Als een bedrijf een gecertificeerd zorgsysteem
Uitvoeringsprogramma VTH 2015 15
heeft dan anticiperen wij daar in het toezicht op. Dat is voor IPPC bedrijven ook een wettelijke vereiste en leidt in de praktijk tot systeemtoezicht naast fysiek toezicht. Bij BRZO bedrijven voeren wij conform regelgeving ook systeemtoezicht uit, nl. op het management van veiligheid. Wij handhaven bij overtredingen op basis van het handhavingsbeleid 2011-2015 en na herziening van het VTH beleid op basis van het nieuwe beleid. Daarbij anticiperen wij op de nieuwe landelijke handhandhavingstrategie. Voor BRZO bedrijven passen wij de landelijke en door GS in 2014 vastgestelde handhavingstrategie toe. Onderdelen van handhaving zijn: • Uitvoeren van hercontroles (binnen de in de DVO vastgestelde termijn na het verstrijken van de termijn in de brief); • Opstellen van de ontwerpbeschikking; • Inspecties bij illegale activiteiten; • Toepassen van de BSBm; • Afhandelen van klachten en meldingen m.b.t. ongewone voorvallen. De resultaten van het toezicht worden weergegeven in output (bijv. aantal controles) en outcome. Daarmee wordt de risicoanalyse, jaarlijks getoetst op noodzaak tot bijstelling.
4.3 n Ketentoezicht Doel: wij houden toezicht op prioritaire ketens, op de schakels in de keten waar toezicht efficiënt en effectief is. Dat doen wij in nauwe samenwerking met partners in het toezicht. Het ketentoezicht in Fryslân is vooralsnog gericht op het toezicht op grondstromen en gebaseerd op door ons en de samenwerkingspartners in 2014 vastgestelde risicoanalyse en het bijbehorende plan van aanpak. Deze prioriteit en de aanpak wordt in 2015 geëvalueerd. Wij verwachten van de FUMO dat zij in 2015 samen met de ketenpartners een brede risicoanalyse voor ketentoezicht uitwerkt. Op basis daarvan bepalen wij, samen met de ketenpartners via het VTH overleg, welke nieuwe prioriteiten voor ketentoezicht vastgesteld worden voor uitvoering in de tweede helft van 2015 en 2016. Wij stemmen het ketentoezicht in het VTH overleg maar ook in noordelijk verband af. Ketentoezicht kenmerkt zich vaak door ketens die provinciegrenzen overschrijden. Het FUMO neemt voor ons deel aan het noordelijk ketenoverleg. De FUMO neemt voor ons ook deel aan de in noordelijk verband georganiseerde afvaltransportcontroles. Basis: het jaarplan NOA, 2015.
4.4 n Casusoverleg De FUMO neemt deel aan het Casusoverleg. Dat is een periodiek overleg tussen de drie noordelijke RUD’s en politie/OM. Het casusoverleg vormt onderdeel van de wettelijke afstemming tussen bestuursrecht en strafrechtelijk . Het casusoverleg is in 2015 gestart.
16
4.5 n Consignatiedienst en crisismanagement De FUMO behandelt voor ons in de consignatiedienst klachten, meldingen en ongewone voorvallen af. Wij voldoen daarmee aan het 24-uurs bereikbaarheidscriterium en kunnen adequaat op ongewone voorvallen en klachten reageren. Bij ongewone voorvallen handelen wij conform hoofdstuk 17 van de Wet milieubeheer. Bij IPPC bedrijven houdt dit een eerste toets op ernstig gevaar voor volksgezondheid en/of ernstig milieugevaar in. Indien daar sprake van is dienen door het bedrijf onmiddellijk maatregelen genomen te worden (NB: nieuwe regelgeving door de RIE, niet opgenomen in het vigerende beleid). Voor zwemwater voert de FUMO een specifieke piketdienst uit. Vanaf 1 mei t/m 30 september is de zwemwatertelefoon 24 uur bemenst en wordt de bebording van zwemwaterplassen aangepast daar waar noodzakelijk. Crisismanagement Wij nemen deel aan de 24-uurs bereikbaarheid voor het crisismanagement in de provincie Fryslân. Daarvoor neemt de FUMO haar rol in de GRIP niveaus en neemt voor ons deel aan oefeningen die onderdelen bevatten met relatie tot de FUMO taak.
4.6 n Overige taken Outcome en naleefdoelen overige taken In dit programma wordt uitgegaan van een prestatie in “output” en “outcome”. Voor outcome doelstellingen is het naleefbeeld en het niveau daarvan in voorgaande periode een belangrijk gegeven. Voor het naleefbeeld en bijbehorende doelstelling is als vertrekpunt de situatie van 2013 genomen. Voor 2014 is i.v.m. het oprichten van de FUMO en provinciale Waterstaat geen betrouwbaar naleefbeeld te analyseren. Voor alle taakvelden werken wij vanaf 2015 aan een betere registratie van gepland werk, uitgevoerd werk, verhouding aantal overtredingen en uitgevoerde controles en daarnaast de overtredingsoorten die geregistreerd zijn. In de verslaglegging geven wij ook de inzet van handhavinginstrumenten weer zoals bestuurlijke beschikkingen en processen-verbaal . Daarmee voldoen we aan wettelijke vereisten ten aanzien van verslaglegging.
4.6.1 n Toezicht Wet bodembescherming en Besluit bodemkwaliteit Het doel van deze taak is het beperken en het zoveel mogelijk ongedaan maken van ernstige verontreinigingen in de bodem. Wij bepalen in voorkomende gevallen bij beschikking de ernst van bodemverontreinigingen en de spoedeisendheid daarvan op basis van de artikelen 29 en 37 Wbb. De FUMO behandelt voor ons in deze taak de beoordeling van bodemonderzoeken en saneringsplannen, monitoringsrapporten, evaluatierapporten en nazorgrapporten. Het toezicht is gericht op bodemsaneringen en illegale activiteiten op basis van de risicoanalyse Grondstromen. Daarvoor wordt fysiek toezicht gehouden en administratief toezicht op evaluatiebeschikkingen, nazorg locaties en monitorings locaties. Wij zijn tevens het bevoegd gezag voor het Besluit
Uitvoeringsprogramma VTH 2015 17
bodemkwaliteit binnen onze inrichtingen, bijvoorbeeld voor grondverzet en het toepassen van grondstromen van elders. Andere bodemtaken zijn: • Beoordelen en afhandelen van artikel 41 meldingen (van gemeenten), BUS-meldingen (Besluit uniforme saneringen) • Vooroverleg met actoren • Informatieverstrekking • Uitvoeren landelijk Convenant Bodem • Verzamelen en beheren van bodeminformatiegegevens Onderwerp
Naleefniveau 2012-2014 in %
Strategie toezicht
Output Aantal controles
Toezicht bodemsaneringen
Fysieke controle
90 %
Toezicht toepassingen / grondverzet
Fysieke controle
90 %
Outcome (naleefniveau in %)
Uit ervaring van voorgaande jaren blijkt dat het stelselmatig toezicht houden op iedere sanering preventief werkt.
4.6.2 n Handhaving Natuurwetgeving Het toezicht op en handhaving van de natuurwetgeving (Boswet, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet) wordt uitgevoerd door de groene toezichthouders/ handhavers van de FUMO. De vergunning- en ontheffingverlening van de natuurwetgeving ligt bij de provincie. De provincie doet ook de juridische, ecologische en beleidsmatige ondersteuning voor het toezicht en de handhaving van de natuurwetgeving omdat de FUMO deze kennis niet zelf in huis heeft. De FUMO coördineert verder voor de groene handhaving alleen voor wat betreft de strafrechtelijke zaken (er zijn 3 groene BOA’s) de feitelijke afdoening van zaken met het OM, conform het door de provincie vastgestelde handhavingsbeleid. IPO convenant Regie natuurwetgeving Het convenant “Nalevingstrategie Natuurwetgeving” trad op 1 juli 2008 in werking. Het convenant, ondertekend door het OM, IPO, minister van LNV, staatssecretaris van Financiën en Raad van hoofdcommissarissen, is vastgelegd dat natuurtoezicht programmatisch opgezet wordt, gebaseerd op een risicoanalyse waaruit prioriteiten en doelen gedestilleerd worden. De handhaving is gebaseerd op het bevorderen van naleefgedrag en het voorkomen van overtredingen. Er zijn veel instanties en personen bij natuurhandhaving betrokken en gecoördineerd samenwerken is belangrijk. De provincie Fryslân levert daarvoor de Groene regisseur, die de samenwerking opzet volgens de Big Eight structuur. In 2013 is de gezamenlijke risicoanalyse voor Fryslân opgesteld en vastgesteld in het FHO. De uitvoering in 2015 is met name gericht op de in de risicoanalyse benoemde tekorten in naleving en de prioriteiten. De uitvoering is belegd bij de FUMO en de FUMO werkt ook in 2015 actief samen in de Toezichtkring natuurhandhaving Fryslân. In 2015 maken wij , vanuit de regietaak, voor het samenwerkingsprogramma
18
voor de toezichtkringen nieuwe afspraken met de gereorganiseerde politie. Provincie Fryslân werkt op dit terrein nauw samen met de provincies Drenthe en Groningen. De regisseurs stemmen frequent af. In de beide andere provincies is in 2014 een zelfde vorm van risicoanalyse opgesteld en bestuurlijk vastgesteld. Zeker waar de natuurterreinen grensoverschrijdend zijn is coördinatie en afstemming een must, vooral in het belang van de natuur zelf. Het speerpunt van natuurhandhaving is gericht op de Natura 2000 gebieden en het feitelijk toezicht houden. De handhaafbaarheid van beheerplannen voor Natura 2000 toetsen wij in 2015.
4.6.2.1 n Natuurbeschermingswet Het doel van de Natuurbeschermingswet 1998 is de bescherming van terreinen en wateren met bijzondere natuur- en landschapswaarden. Het gaat hierbij om “gebiedsbescherming”. De gebieden zijn wettelijk ingedeeld in drie typen: • Natura 2000 gebieden; • Beschermde natuurmonumenten; • Wetlands. Het Natura 2000-netwerk bevat de belangrijkste natuurgebieden van Europa. 162 van deze gebieden liggen in Nederland, waarvan 20 deels of geheel in de provincie Fryslân. In Fryslân zijn dat de volgende gebieden: Alde Feanen, Bakkeveense duinen, Witte en Zwarte brekken, De Deelen, Delleburen, Drents-Friese Wold & Leggelderveld, Fochteloerveen, Groote Wielen, IJsselmeer, Lauwersmeer, Oudegaasterbrekken, Fluessen & omgeving, Rottige Meenthe & Brandemeer, Sneekermeergebied, Van Oordts Mersken, Wijnjeterper Schar en Terwispeler Grootschar. Daarnaast de Waddenzee, de Noordzeekustzone alsmede de duinen van de Friese Waddeneilanden. Voor elk Natura 2000 gebied is of wordt een beheerplan opgesteld waarin de bescherming van de specifieke natuurwaarden in dat gebied weergegeven wordt. Elk gebied heeft zijn eigen kenmerken en soorten die beschermd moeten worden. In de beheerplannen is een paragraaf over toezicht en handhaving opgenomen. De NB-wet stelt de waarden van het gebied daarom als uitgangspunt voor een vergunningaanvraag. Wat in het ene gebied wel mag, mag misschien niet in een ander gebied. Vergunningaanvragen voor activiteiten in een natuurgebied en het toezicht daarop zijn daarom altijd maatwerk. De provincie Fryslân heeft in zogenaamde “gebiedenkaarten” voor deze gebieden informatie vastgelegd, waarin kenmerken van het gebied staan en een overzicht van de aanwezige flora en fauna. De FUMO draagt zorg voor het toezicht in deze gebieden, o.a. op basis van de beheerplannen. De provincie verleent de NB-wetvergunningen, bijvoorbeeld als vvgb bij nieuwbouw of uitbreiding van agrarische bedrijven. Ook verricht de provincie de juridische, beleidsmatige en ecologische ondersteuning voor de groene toezichthouders van de FUMO. Uitgangspunt is dat de meeste vergunningen worden gecontroleerd. Hoeveel controles op vergunningen worden uitgevoerd is afhankelijk van het aantal verleende vergunningen en gebaseerd op risicobeoordeling per gebied. Daarnaast vindt regelmatig gebiedscontrole plaats in het kader van het toezicht op de beheerplannen. Het laatste jaar is er een zeer sterke stijging te zien van het aantal vergunningen of bestuurlijke rechtsoordelen voor de landbouwsector. Dit in relatie tot de PAS. De
Uitvoeringsprogramma VTH 2015 19
controle op de beslissingen wordt bij de FUMO neergelegd bij de toezichthouders die landbouwbedrijven controleren. Onderwerp
Naleefniveau 2012-2013 in %
Toezicht gericht op Natura2000gebieden
-
Toezicht op vergunningen en ontheffingen
75%
Strategie toezicht
Output Aantal controles
Outcome (naleefniveau in %)
Toezicht i.s.m. jaarplan Toezichtkringen natuurhandhaving
-
Controle
Afhankelijk van aantal vergunningen en ontheffingen
-
85%
4.6.2.2 n Flora en Faunawet Het doel van de Flora- en faunawet is de bescherming van in het wild voorkomende diersoorten en plantensoorten. Deze wet kent bepalingen voor de jacht, beheer en schadebestrijding. De FUMO houdt toezicht op de naleving van deze wet en de voorwaarden die aan de ontheffingen zijn verbonden. De provincie geeft voor deze wet ontheffingen af, stelt het beleid op en doet de juridische ondersteuning, ook voor het toezicht en de handhaving Controle op de ontheffingen en vrijstellingen in het kader van de Flora- en faunawet is sterk seizoensgebonden. In de betreffende seizoenen wordt dagelijks gecontroleerd op de voorschriften van de ontheffingen en vrijstellingen. • In de wintermaanden (november-februari) controleren wij op basis van meldingen op de Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2005. • Tussen half maart en half april controleren wij op kievitseizoekers. De inzet hiervoor was ca. 350 uur. • In het broedseizoen controleren wij op toegangsbepalingen in voornamelijk Natura 2000 gebieden, en in mindere mate in andere natuurgebieden. Onderwerp
Naleefniveau 2012-2014 in %
Strategie toezicht
Output Aantal controles
Outcome (naleefniveau in %)
Toezicht ontheffingen en vrijstellingen FF wet
90%
Steekproefsgewijs toezicht meldingen en ontheffingen
100
90%
Toezicht kievitseieren zoeken
95%
Algemeen toezicht
400 uur
95%
4.6.2.3 n Boswet De Boswet heeft als doel bosareaal in Nederland in stand te houden. Dat gebeurt door toepassing van instrumenten zoals een herplantplicht na kappen. Voor het kappen verleent het Ministerie van EZ ontheffingen. De uitvoerings- en handhavingstaken zijn gedecentraliseerd naar de provincie. De juridische en beleidsmatige ondersteuning
20
voor de Boswet ligt bij de provincie. De FUMO doet de toezichthoudende taak voor de provincie. Bij overtreding kan strafrechtelijke aanpak volgen. De inzet is afhankelijk van bijvoorbeeld het aantal ontheffingen. Jaarlijks betreft het hier tussen de 150 en 200 controles op illegale kap, teniet gegane houtopstand, kapmeldingen en herplantverplichtingen alsmede controle op compensatieverzoeken. Onderwerp
Naleefniveau 2012-2013 in %
Toezicht vellingen, herplantplicht
Ca. 60%
Strategie toezicht
Output Aantal controles
Outcome (naleefniveau in %)
150
80%
Toezicht gemelde vellingen en illegale vellingen Communicatie
Nieuwe Wet Natuurbescherming Naar verwachting wordt de Wet Natuurbescherming in 2016 van kracht. Taken worden van het Rijk naar de provincies gedecentraliseerd, zodat mogelijk in 2016 uitbreiding van capaciteit is te verwachten. De provincie en de FUMO bereiden zich voor op deze wet en implementeren tijdig de nieuwe regels in de uitvoering van VTH taken.
4.6.2.4 n Wadloopverordening Deze verordening heeft als doel de veiligheid van de wadlopers te garanderen en schrijft voor aan welke eisen wadlooporganisaties en –gidsen moeten voldoen. De bescherming van de natuurwaarden wordt in de Wadloopverordening niet geregeld maar wordt opgenomen in het beheerplan Waddenzee. Toezicht op naleving is wel noodzakelijk maar heeft in het kader van de Natuurbeschermingswet geen prioriteit. Het toezicht vindt plaats in samenwerking met de provincie Groningen en de controlerende partners op de Waddenzee. Jaarlijks ligt het aantal controles rond de 10. Deze worden steekproefsgewijs uitgevoerd. Onderwerp
Naleefniveau 2012-2014 in %
Toezicht
90%
Strategie toezicht Steekproefcontroles
Output Aantal controles
Outcome (naleefniveau in %)
10
90%
4.6.3 n Cross Compliance De basis en het doel is de GLB, het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, gericht op het duurzaam produceren van voedsel van een hoge kwaliteit. De Cross Compliance regelgeving houdt in dat agrarische bedrijven aan Europese richtlijnen moeten voldoen als ze subsidie willen ontvangen. De EU richtlijnen zijn bijvoorbeeld: de vogel- en habitatrichtlijn, de nitraat- en grondwaterrichtlijn. De subsidieverlening is een vorm van inkomensondersteuning waarvoor toezicht nodig is of de bedrijven die subsidie ontvangen ook aan de richtlijnen voldoen. Bij niet voldoen aan deze richtlijnen ontvangen de landbouwers minder subsidie of moeten deze terugbetalen. De NVWA coördineert dit toezicht en werkt daarin samen met de provincie Fryslân. Cross Compliance toezicht houdt in dat de NVWA bedrijven aanwijst die gezamenlijk
Uitvoeringsprogramma VTH 2015 21
gecontroleerd worden. De selectie vindt plaats op basis van de 1% regeling waarbij in Fryslân jaarlijks tussen de 25 en 35 bedrijven gecontroleerd worden. Onderwerp
Naleefniveau Strategie toezicht 2012-2014 in %
Controle CC
-
Output Aantal controles
Outcome (naleefniveau in %)
2-35
NVWA doel
Gezamenlijk toezicht
4.6.4 n Waterwet, Wet Hygiëne Veiligheid Badinrichtingen en Zwemgelegenheden (WHVBZ) en Grondwaterwinning WHVBZ Het doel van deze wet is de zorg voor hygiëne en veiligheid van bezoekers door de eigenaren van openbare zwembaden, zwemplassen (oppervlaktewater) en semi-openbare zwembaden bij sauna’s, bungalowparken, hotels etc.). De badzones van aangewezen zwemplassen moeten voldoen aan voorwaarden en de zwemkwaliteit wordt in het zwemseizoen samen met het Wetterskip Fryslan bewaakt. Daarvoor worden ook watermonsters genomen. Ter informatie en ter bevordering van de naleving van de regels verstrekken wij informatie op de website van de provincie en via de zwemwaterfolder. Alle openbare baden en semi-openbare baden worden door de FUMO gecontroleerd. De door de exploitant uit maandelijks te voeren zwemwateranalyses worden vertaald naar jaartoetsen. Onderwerp
Naleefniveau 2012-2013 in %
Strategie toezicht
Output Aantal controles
Outcome eind 2016 (naleefniveau in %)
Controles WHVBZ
45%
controle
85
80 %
Per 1 januari 2016 zal het nieuwe Bhvbz in werking treden. Bestaande badinrichtingen moeten uiterlijk 1 juli 2016 voldoen aan de nieuwe regels, nieuwe inrichtingen moeten per 1 januari 2016 voldoen aan de regels. In het huidige besluit gelden veel middelvoorschriften. Er zijn duidelijke regels in het huidige Bhvbz waaraan de badinrichting dient te voldoen. In het nieuwe Bhvbz worden meer doelvoorschriften gegeven. Dit vraagt om een nieuwe manier van toezicht bij badinrichtingen. Wij communiceren over deze verandering met de doelgroep. In de nieuwe Bhvbz worden meer bassintypen opgenomen, zoals fishspa’s, zwemvijvers en zwembaden bij vakantiehuizen, zodat er meer bedrijven onder de wetgeving gaan vallen die er nu niet onder vallen. In Fryslân betekent dit extra controles van nieuwe inrichtingen. Het veranderen van doelvoorschriften naar middelvoorschriften betekent dat het handhaven lastiger wordt .De voorschriften worden minder makkelijk toetsbaar. Dit kan leiden tot meer discussie tussen exploitant en toezichthouder, waardoor bij een geschil mogelijk vaker de rechter wordt ingeschakeld. In de aanloop naar de nieuwe wetgeving zal er in 2015 kennis vergaard moeten worden over de nieuwe manier van toezichthouden en de nieuwe voorschriften. Badinrichtingen worden op de hoogte gesteld van de nieuwe situatie zodat zij tijdig maatregelen kunnen nemen.
22
Waterwet Deze wet heeft als doel de bescherming van het water (zowel grondwater als oppervlaktewater) en daarnaast regelt deze wet het peilbeheer en de veiligheid (dijkbeheer etc.). De provincie heeft in deze wet de taak aanvragen voor onttrekkingen te behandelen en de milieuhygiënische en hydrologische gevolgen te toetsen en waar nodig te beperken of te voorkomen. De FUMO voert de toezicht- en handhavingstaken voor de grondwateronttrekkingen uit. Grondwaterwinning Voor het onttrekken van meer dan 150.000 kubieke meter grondwater per inrichting voor zowel industriële doeleinden zoals koelwater en proceswater als ook voor de winning voor drinkwaterproductie zijn GS bevoegd gezag. De FUMO houdt toezicht op de capaciteit van de onttrekking. Voor de aanleg gelden bijzondere eisen op het gebied van goede afdichting van bodemlagen. Op dit moment zijn er 21 dergelijke grote onttrekkingen in Fryslân. Ongeveer de helft daarvan zijn onttrekkingen t.b.v. drinkwater door Vitens. Alle onttrekkingen worden op basis van de geregistreerde hoeveelheden onttrokken grondwater gecontroleerd. Naar verwachting voldoet het overgrote deel aan de vergunning. Voor de grondwateronttrekkingen door Vitens passen we concernen systeemtoezicht toe, zoals ook andere RUD’s als werkwijze hebben vastgesteld. Onderwerp
Toezicht grondwateronttrekkingen industrie en drinkwaterwinning
Naleefniveau 2012-2013 in % 45%
Strategie toezicht controle
Output Aantal controles
Outcome (naleefniveau in %)
25
80%
Bodemenergiesystemen Het doel van de regelgeving voor bodemenergiesystemen is de bescherming van het grondwater en de bodemlagen bij het onttrekken en infiltreren. In Nederland is het benutten van bodemwarmte een toenemende activiteit. De activiteit levert energiebesparing in bouwwerken (bedrijven en woningen) op. Indien er sprake is van een open bodemenergiesysteem is de provincie het bevoegde gezag voor het verlenen van de watervergunning. De FUMO houdt toezicht op de aanleg, het onderhoud en het beheer van het bodemenergiesysteem. Open bodemenergiesystemen vallen onder bevoegdheid van GS. Uit oogpunt van rechtsgelijkheid en uniformiteit werkt de FUMO met de landelijke Beoordelingen Uitvoeringen methode (BUM) en Handhaving Uitvoeringen Methode (HUM). Deze methoden beslaan de reikwijdte van de VTH taken voor bodemenergiesystemen. Voor deze activiteiten gelden tevens bepalingen uit de PMV. Bedrijven met een bodemenergiesysteem zijn over het algemeen welwillende, milieubewuste ondernemingen. Het voldoen aan de regels lijkt niet altijd prioriteit te hebben. Na jaren van zacht opvoeden, is de technologie en bekendheid met de regels zo ver gevorderd dat sprake is van een volwassen branche. Om interferentie te voorkomen, dienen nieuwe bodemenergiesystemen te worden gemeld bij het bevoegde gezag. Daarnaast dient, om te controleren of de systemen volgens voorschriften zijn aangelegd, het bevoegde gezag op de hoogte te worden gesteld van de werkzaamheden om vervolgens fysiek de aanleg van het systeem te controleren. Vooral het tijdig en volledig registreren van de onttrokken en geïnfiltreerde hoeveelheden grondwater
Uitvoeringsprogramma VTH 2015 23
is van groot belang maar wordt nog niet goed nageleefd. In 2015 zal ingezet worden op het tijdig en volledig indienen van registraties. Naar schatting moet een derde van de bedrijven na het verstrijken van de termijn aangespoord worden om de registratie alsnog in te dienen. Een beperkt aantal zal zelfs geconfronteerd worden met handhavend optreden. Alle bodemenergiesystemen worden op basis van de aangeleverde gegevens administratief gecontroleerd. Naar verwachten zullen 15 bedrijven bezocht worden wegens een slecht functionerend bodemenergiesysteem. Onderwerp
Naleefniveau 2012-2013 in %
Toezicht bodemenergiesystemen (PMV)
Ca. 50%
Strategie toezicht
Output Aantal controles
Outcome (naleefniveau in %)
45
90 %
Toezicht en communicatie Wabo loketten
4.6.5 n Vuurwerk (evenementen, coördinatie) Het doel van de regelgeving voor vuurwerk is m.n. gelegen in de veiligheid voor alle betrokkenen. Wij hebben taken op het gebied van vuurwerkevenementen en vuurwerkvoorstellingen. Wij zijn tevens het bevoegde gezag voor vuurwerkopslagen die vallen onder de regels van het B.R.Z.O.. Dit is bij opslagen die meer opslaan dan 50000 kg. explosieve stof van meer dan 10000 kg consumentenvuurwerk. De FUMO voert de VTH taken hiervoor uit. Momenteel zijn er geen opslage n van een dergelijke omvang. In verband met de voorgenomen uitbreidingen zijn in Fryslân binnenkort mogelijk twee opslagen van een dergelijke omvang. Onderwerp
Naleefniveau 2012-2013 in %
Strategie toezicht
Output Aantal controles
Outcome (naleefniveau in %)
Toezicht vuurwerkopslag BRZO
90%
Zie BRZO toezichtplan
Zie plan
90%
Vuurwerkevenementen Ter voorkoming van risico’s voor de directe omgeving bij vuurwerkevenementen en voorstellingen houden wij toezicht op de regels van het Vuurwerkbesluit, de Regeling bedrijfsmatig tot ontbranding brengen van vuurwerk en/of de ontbrandingstoestemming. Vergunningverlening Op grond van het Vuurwerkbesluit dient een vuurwerkbeziger, naast een landelijk geldende toepassingsvergunning, voor elk vuurwerkevenement apart een toestemming te hebben. Indien minder dan 200 kg consumentenvuurwerk en/of 20 kg theatervuurwerk (totaal max 220 kg) wordt afgestoken, dan kan met een melding worden volstaan. Wordt deze hoeveelheid overschreden of wordt professioneel vuurwerk tot ontbranding gebracht, dan is een ontbrandingstoestemming nodig. Een melding dient tenminste twee weken voor het evenement ingediend te worden bij het bevoegd gezag, en wordt dan beoordeeld. Zo nodig wordt vooraf een bezoek aan de locatie gebracht, om te kijken of aan de veiligheidsvoorschriften kan worden voldaan. Voor
24
een ontbrandingstoestemming geldt een lange termijn van 14 weken. Deze termijn is noodzakelijk omdat de Veiligheidsregio (brandweer) en de gemeente en de luchtmacht om advies moeten worden gevraagd. Tevens wordt een gemeente om een verklaring van geen bedenkingen verzocht. Ook bij aanvragen om ontbrandingstoestemmingen wordt, zo nodig, vooraf een bezoek aan de locatie gebracht. Per jaar worden er gemiddeld 50 meldingen afgehandeld. Daarnaast zijn er ongeveer 18 aanvragen om een ontbrandingstoestemming per jaar. Deze vuurwerkevenementen worden ingevoerd in het vuurwerkregistratiesysteem van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (landelijk meld- en informatiepunt vuurwerk). Daarnaast verstuurd de FUMO digitale afschriften van de verleende ontbrandingstoestemmingen en afgehandelde meldingen via het meldsysteem naar de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Toezicht Het uitgangspunt is dat in principe al de aangevraagde (ca. 20) en gemelde (ca. 50) vuurwerkevenementen en voorstellingen bezocht worden. Indien er meerdere vuurwerkevenementen of voorstellingen gelijktijdig plaatsvinden wordt gelet op de gevaarzetting van het evenement en het naleefgedrag van de beziger een keuze gemaakt welke evenementen gecontroleerd worden. De FUMO maakt hierbij gebruik van een beslisboom als werkinstructie. Onderwerp
Toezicht vuurwerkevenementen
Naleefniveau 2012-2013 in % 90%
Strategie toezicht Fysiek toezicht
Output Aantal controles
Outcome (naleefniveau in %)
70
90%
Vuurwerk coördinatie De provincie heeft de coördinerende taak op het gebied van vuurwerk. Daarvoor is bij de FUMO een vuurwerkcoördinator aangesteld die aanspreekpunt is voor vuurwerkaangelegenheden en samenwerkingsafspraken in brede zin. De coördinator stelt jaarlijks een Rapport Vuurwerk op.
4.6.6 n Luchtvaart Vergunningverlening Deze taken bestaan uit de volgende activiteiten: • De FUMO beantwoordt vragen vanuit de provincie, van burgers/bedrijven en andere overheden op het gebied van zowel burgerluchtvaart als militaire luchtvaart. • De FUMO verwerkt ontheffingen voor Tijdelijk en Uitzonderlijk Gebruik (TUG). Dit betreft het behandelen van zowel de Locatie gebonden (plm. 30 per jaar) en de Generieke TUG-ontheffing (plm. 20 per jaar) alsmede het actueel houden van de Beleidsregel voor TUG-ontheffingen. Luchthavens waarvoor een luchthavenbesluit geldt, moeten beschikken over een Commissie Regionaal Overleg (CRO). Voor Fryslân geldt dat vooralsnog voor luchthavens Drachten en Ameland. M.b.t. de reddingsvluchten van de Waddeneilanden naar de ziekenhuizen zullen de berekeningen opnieuw moeten worden gedaan, vanwege de overstap naar een ander
Uitvoeringsprogramma VTH 2015 25
toestel, voordat de luchthavenregelingen dan wel luchthavenbesluiten daarvoor kunnen worden opgesteld. Toezicht De FUMO houdt namens de provincie toezicht op kleine luchthavens, ultralight-vliegvelden en helikopterlandingsplaatsen. Deze locaties die structureel voor burgerluchtvaart gebruikt worden, dienen te beschikken over een luchthavenregeling dan wel een luchthavenbesluit. Nog niet alle luchthavens beschikken hierover. Onder deze taak valt ook het toezicht op de zogenaamde TUG (Tijdelijk uitzonderlijk gebruik)-ontheffingen. Met deze ontheffing mogen ontheffing houders onder voorwaarden buiten luchthaventerreinen opstijgen en/of landen met een luchtvaartuig. De FUMO voert de VTHtaken voor dit deel van de Wet Luchtvaart uit. Dit jaar wordt elke luchthaven met een luchthavenregeling minimaal één keer gecontroleerd. Dit kan zowel administratief als fysiek zijn. Een TUG-ontheffing wordt steekproefsgewijs gecontroleerd. Van het naleefgedrag is nog niet veel bekend. We hebben nog te weinig zicht op zaken die niet gemeld of aangevraagd worden. De FUMO houdt de ontwikkelingen rond RPAS (drones) scherp in de gaten. We zien een toenemend aantal TUG-ontheffingen voor RPAS (drones) en vermoeden nog veel meer activiteiten dan ons bekend zijn. Onderwerp Toezicht WLV
Naleefniveau 2012-2013 in % onbekend
Strategie toezicht Toezicht en communicatie
Output Aantal controles
Outcome (naleefniveau in %)
50
85%
Ontwikkeling Wet- en regelgeving: Naar verwachting zal per 1 juli 2015 een beperkte vrijstelling gaan gelden voor paramoteurs. Dit houdt in dat terreinen die structureel door voetstartende paramoteurs worden gebruikt, geen luchthavenregeling meer benodigd is maar kan worden volstaan met een verklaring van geen bezwaar van de gemeente. De TUG-ontheffing blijft bestaan. De gevolgen van deze wetswijziging voor de provincie zijn nog niet te overzien. Aangezien de provincies in IPO verband zich uitgesproken hebben tegen deze vrijstelling, volgen we deze mogelijke wijziging kritisch en proberen zoveel mogelijk deze voorstellen van de wetswijziging via input van het ICL bij te sturen. Naar verwachting zal voor RPA’s rond de zomer een vrijstelling in werking treden. Het ontwerpbesluit tot wijziging luchtvaartbesluiten waarmee regels voor op afstand bestuurde luchtvaartuigen (RPA’s) worden vastgesteld is op 30 april vastgesteld. Met het besluit worden RPA’s onder de 25 kg vrijgesteld van het verbod te starten en te landen anders dan van een luchthaven. De gevolgen voor ons zijn nu nog niet bekend. De FUMO levert ondersteuning aan de ICL-werkgroep die zich met deze wijzigingen bezig houdt.
4.6.7 n Ontgrondingenwet en -verordening Deze regelgeving heeft als doel de behartiging van alle bij de ontgronding betrokken belangen. Hierbij valt te denken aan zandwinlocaties maar ook aan gebieds- en infrastructurele werken, natuuraanleg. Wij registreren en reguleren ontgrondingen met vergunningen en meldingen op basis van de Ontgrondingenwet en provinciale Ontgrondingenverordening.
26
Vergunningverlening Voor de Ontgrondingenwet (Ow) voeren wij taken uit t.b.v. het winnen van oppervlaktedelfstoffen (‘zandwinputten’) en overige ontgrondingsactiviteiten waarbij het maaiveld wordt verlaagd. Bij de laatste categorie gaat het jaarlijks om gemiddeld 10 verkorte en 16 uitgebreide procedures. Het aantal procedures bij oppervlaktedelfstoffen is gemiddeld 5. Toezicht Wij houden toezicht op de voorwaarden en algemene regels op basis van een risicoanalyse en naleefbeeld per locatie. Kleine ontgrondingen worden steekproefsgewijs gecontroleerd. Grote ontgrondingen worden structureel en frequenter gecontroleerd. Primaire ontgrondingen (18 locaties) worden 0-10 (gemiddeld 6 keer) keer per jaar bezocht, vergunde secundaire ontgrondingen (40 stuks) gemiddeld 2 keer en illegale ontgrondingen (ca. 40 stuks) zo vaak als nodig teneinde ofwel (achteraf) te legaliseren, ofwel gesanctioneerd een ontgronding ongedaan te (laten) maken. Een drietal ‘slapende’ zandwinlocaties bezoeken wij in 2015 niet. Onderwerp
Naleefniveau 2012-2013 in %
Strategie toezicht
Output Aantal controles
Outcome (naleefniveau in %)
Toezicht primaire zandinlocaties
Ca. 75%
Toezicht
Ca. 100
85%
Toezicht secundaire zandwinlocaties
Ca. 65%
Toezicht
Ca. 75
85%
1-loket coördinatie watervergunningen Wetterskip Fryslân Bij door Wetterskip Fryslân doorgestuurde watervergunningen toetsen wij of er sprake is van vergunningplicht Ontgrondingenwet. Naar verwachting geldt voor ca. 10% vergunningplicht en zal de aanvrager van de watervergunning benaderd worden voor de vergunning Ontgrondingenwet. Wij verstrekken het waterschap een informatiebrief voor aanvragers waarin gewezen wordt op eventuele samenloop met de Ontgrondingenwet. Bij illegale activiteiten zetten we handhaving in. Ontwikkelingen Landelijk wordt bekeken of de Ontgrondingenwet (1971) op termijn geïntegreerd kan worden in de Omgevingswet. Daarnaast wordt gewerkt aan een actualisatie van de Ontgrondingenverordening Friesland (1971). Verwachting is dat deze verordening eind 2015 werkend is.
4.6.8 n Nazorg stortplaatsen Afvalstortplaatsen en baggerstortplaatsen zijn locaties waarop uit het oogpunt van milieuhygiëne in brede zin voortdurend aandacht voor nodig blijft. Wij hebben op basis van de Wet milieubeheer deze wettelijke taak die bestuurlijke, organisatorische en financiële aspecten bevat. Iedere stortplaats is voorzien van een nazorgplan en bestek en daarop is het toezicht gebaseerd. De nazorg treedt in werking op het moment dat de stortplaats gesloten is verklaard. Het toezicht wordt uitgevoerd op basis van risicoanalyse met daarin het naleefbeeld als belangrijke factor voor de frequentie van het toezicht. Voorts maken wij gebruik van een financiële risicoanalyse voor deze locaties.
Uitvoeringsprogramma VTH 2015 27
In 2015 houden wij toezicht op 3 stortplaatsen en 4 baggerspeciestortplaatsen. Onderwerp Toezicht voormalige stortplaatsen
Naleefniveau 2012-2013 in %
Strategie toezicht
Output Aantal controles
Outcome (naleefniveau in %)
90%
Toezicht
3
90%
4.6.9 n Programma Externe Veiligheid De vuurwerkramp in Enschede (13 mei 2000) heeft destijds geleid tot extra aandacht voor externe veiligheid en vormde de basis voor de Programmafinanciering EV-beleid voor andere overheden en de daarop volgende decentralisatie uitkering aan het provinciefonds. Er is al veel gebeurd en bereikt maar recente ervaringen laten zien dat we er nog niet zijn als het gaat om het bereiken van situatie waarbij sprake is van een adequate borging van de omgevingsveiligheid. Er is een nieuw landelijk programma Externe Veiligheid opgesteld. Het programma “Impuls Omgevingsveiligheid 2015 – 2018” bevat als kwaliteitsimpuls vier deelprogramma’s: 1. BRZO 2. PGS richtlijnen 3. Informatie- en Kennisinfrastructuur 4. Lokaal externe veiligheidsbeleid Het landelijk programma is voor de betrokken overheden in Fryslân geïmplementeerd in het “FRIES UITVOERINGSPROGRAMMA OMGEVINGSVEILIGHEID 2015-2018” (FUOV). Wij dragen zorg voor de coordinatie en uitvoering van dit programma. Er is de afgelopen jaren veel vooruitgang geboekt. De uitvoering van het externe veiligheidsbeleid is in Fryslân goed georganiseerd en de kwaliteit van de uitvoering is geborgd. Er is voldoende menskracht beschikbaar om beleid en regelgeving adequaat uit te voeren. De expertise die wordt ingezet op EV ligt op hoog niveau en voldoet qua deskundigheid en omvang aan de maatlat externe veiligheid. Regelgeving op het gebied van externe veiligheid wordt toegepast in ruimtelijke plannen waar dit van toepassing is en bij vergunningverlening, toezicht en handhaving van vergunningen. Risico’s en risicogevoelige objecten worden bijgehouden in het Risicoregister en vermeld op de Risicokaart. Risico’s rond het transport van gevaarlijke stoffen worden periodiek geïnventariseerd en indien nodig worden routeringen ingesteld. Fryslân participeert in de landelijke overleggen rond de uitvoering van het EV beleid en het beheer van de Risicokaart. Er is een landelijk expertisecentrum dat zorgdraagt voor kennisuitwisseling, informatievoorziening over nieuwe regelgeving en ontwikkeling van werkstandaarden. De doelen voor het FUOV 2015-2018 zijn: • In stand houden van hetgeen tot en met 2014 is opgebouwd, dat wil zeggen: een adequate uitvoering van de wettelijke taken, voldoende en voldoende gekwalificeerde EV specialisten en een goed lopende organisatie van de EV taakuitvoering. • Verzorgen van een substantiële Friese inbreng in de geplande actualisaties voor de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen. • Verder uitbouwen en optimaliseren van de provinciale en landelijke kennisinfrastructuur rond de uitvoering van het EV beleid. • Verbeteren van de inbouw van externe veiligheid in het ruimtelijk beleid en borging van deze inbouw.
28
• V erder verbeteren van de actualiteit van het Risicoregister en bijdragen aan het oplossen van de landelijke organisatorische en technische problemen rond het beheer van de Risicokaart. NB: Daarnaast ligt er een landelijk initiatief tot herbouw van de Risicokaart, een lijn die leidt tot een aanzienlijke vereenvoudiging en feitelijk tot een terugkeer naar de aanvankelijke bedoeling van de Risicokaart. • Borging van de wettelijke verantwoordelijkheden in de uitvoering van de regelgeving rond het Besluit risico’s zware ongevallen. In het programma zijn de uit te voeren activiteiten beschreven en is de taakverdeling over de EV partners vastgelegd. Tevens is in het uitvoeringsprogramma vastgelegd op welke wijze de beschikbare financiele middelen vanuit het rijk zullen worden ingezet. Tenslotte beschrijft het programma de coordinatie werkzaamheden en de overlegstructuur rond de uitvoering van de voorziene EV taken. Zie verder het programma. Coordinatie en Samenwerking EV Vanaf 2015 zijn de Friese gemeenten, de FUMO, de Veiligheidsregio Fryslan en de provincie Fryslan de organisaties die betrokken zijn bij de wettelijke taakuitvoering voor externe veiligheid. Voor wat betreft de inspecties op Brzo bedrijven hoort daar ook de Omgevingsdienst Groningen bij. In voorgaande programmaperiodes werd de dagelijkse sturing van de uitvoering verzorgd door het Programmabureau EV dat bestond uit vertegenwoordigers van de Friese EV partners. Naast het Programmabureau functioneerde de Stuurgroep EV die bestond uit de bestuurlijke vertegenwoordigers van de Friese EV partners. De Stuurgroep verzorgde de strategische besluitvorming over de verbeteringsprojecten en wettelijke taken. De provincie Fryslan verzorgde de Programma-coordinatie, de secretariaten van Programmabureau en Stuurgroep en de financiele afwikkeling zowel richting rijksoverheid als richting Friese EV partners. De samenwerking en organisatiestructuur golden tot het einde van de programmaperiode 2011-2014, dus tot en met 31 december 2014. Voor de nieuwe programmaperiode is er door het Programmabureau een nieuwe organisatiestructuur en samenwerkingsvorm uitgewerkt. Het Programmabureau, de Stuurgroep en de Programma-coordinatie blijven in de voorliggende programmaperiode in functie totdat de besluitvorming over de nieuwe organisatiestructuur is afgerond en geimplementeerd. Wij stellen het uitvoeringsprogramma 2015 vast waarna wij het ter informatie doorzenden naar de besturen van de Veiligheidsregio, de FUMO en de Friese gemeenten. Het programma vormt de basis voor de EV samenwerking in de voorliggende programmaperiode. Het Bureau Externe Veiligheid is vanaf 1 januari 2014 ondergebracht bij de FUMO en de werkzaamheden op het gebied van externe veiligheid zijn geregeld in de overeenkomsten tussen de FUMO en de bevoegde gezagen.
4.6.10 n Illegale activiteiten Wij houden tevens toezicht op illegale activiteiten. Dat zijn activiteiten waarvoor een vereiste vergunning ontbreekt, geen melding is gedaan en waar de verantwoordelijk zich ook niet aan de algemene regels houdt. Wij verwachten van de FUMO dat zij deze activiteiten toetst op legalisatie achteraf, hierop toezicht houdt en waar nodig handhaving toepast, bijv. de BSBm toepast.
Uitvoeringsprogramma VTH 2015 29
4.6.11 n BOA overleg Het Boa overleg is gebaseerd op het handhavingsbeleid 2011-2014 en bijbehorend implementatieplan (samenwerking, uitwisselbaarheid, informatie-uitwisseling, kwaliteitsimpuls). De verantwoordelijkheid voor dit overleg ligt bij de FUMO, zo is in het RTO besloten. De FUMO verzorgt het voorzitterschap van het Boa overleg en verzorgt de coördinatie en het secretariaat. I.v.m. het vaststellen van de nieuwe landelijke handhavingstrategie (LHS) stellen de samenwerkingspartners in 2015 nieuwe werkafspraken voor de inzet van strafrecht en BOA’s vast tussen OM, politie en bestuurlijke partners. Dit verloopt via het provincie-brede VTH overleg.
30
Hoofdstuk
Scheepvaartinspectie
5
Voor de vaarwegen gelden Rijksregels en onze verordening. De Vaarweg verordening Fryslân (VVF) is vernieuwd. In de VTH werkzaamheden voor vaarwegen gelden veel direct werkende voorschriften waarvoor geen instrument als en melding of een vergunning nodig is. Voor enkele onderwerpen uit de VVF is dat wel vereist. De werkzaamheden hebben als doel de veiligheid en vlotte doorstroming van het vaarverkeer. In dat kader zijn in de recent uitgevoerde risicoanalyse de volgende prioriteiten benoemd: Inrichtings- en uitrusting eisen snelle motorvoertuigen en “praamzeilen”, vaarsnelheid vaartuigen, veroorzaken hinderlijke waterbeweging, verlichting in voor- en naseizoen recreatievaart, overschrijding diepgang in de zijtakken, vaarwegbeperking door bouwwerken, bomen, fuiken, breed liggen, verondieping vaarwegen, vereiste vergunningen niet aanwezig of voorschriften niet nageleefd, klein vaarbewijs aanwezig en documenten beroepsvaart (meetbrief, CVO). De prioriteiten vertalen wij in het Vaarplan 2015-2016 voor concrete aanpak. Wij stemmen onze prioriteiten af met RWS (voor de relatie met het toezicht op de hoofdvaarwegen) en de provincie Groningen. Het toezicht op transport van gevaarlijke stoffen valt onder rijksregels en wordt op de hoofdvaarwegen in afstemming met RWS en provincie Groningen op basis van risicoanalyse gecontroleerd. Het Vaarplan scheepvaartinspectie 2015-2016 maakt verder onderdeel uit van dit programma.
Uitvoeringsprogramma VTH 2015 31
Hoofdstuk
6
Wegeninspectie
Voor dit taakveld is de doelstelling het verbeteren van de verkeersveiligheid en een vlotte doorstroming op en langs provinciale wegen. In 2015 worden alle provinciale wegen (hoofdrijbanen, parallelwegen en fietspaden) dagelijks geschouwd door de ruim twintig (hoofd)wegkantonniers. Dat zijn in totaal ca. 640 km hoofdrijbanen, ca. 140 km parallelwegen en ca. 200 km fietspaden. Er is al jaren sprake van een afname van het aantal overtredingen en dat resulteert ook in een afname van de inzet. Naar verwachting komt dit door het consequente optreden van de (hoofd)wegkantonniers en het geven van voorlichting aan burgers, bijvoorbeeld aanwonenden van provinciale wegen. Op alle geconstateerde overtredingen wordt actie ondernomen. Daarbij wordt allereerst gekeken of legalisering mogelijk is. Het resultaat en de inzet in 2014 vormen aanleiding om het bestaande VTH beleid te wijzigen. In 2014 is de Provinciale Waterstaat operationeel geworden. In verband met de vorming van de nieuwe dienst wordt programmatisch werken, samen met andere onderdelen van de provincie, in 2015 opnieuw opgezet.
32
In 2014 is begonnen met een nieuwe afdeling Provinciale waterstaat. Handhaving van de wegenverordening is ondergebracht bij het nieuwe cluster Wegen. In 2014 is eerst gewerkt aan de samenvoeging van de diverse teams tot een nieuw team. Op het gebied van handhaving is afgesproken dat met name de rol van de verkeerinspecteurs in 2015 zal worden heroverwogen. Hierin wordt ook gewerkt aan verbetering van de mogelijkheden tot handhaving van de wegenverordening. Ook het signaaltoezicht zal worden aangescherpt. Tevens gaan we extra letten op overtredingen ten gevolge van onveilige situaties langs onze wegen ten gevolge werkzaamheden langs onze wegen door derden. Voor dit onderdeel werken wij het model van Programmatisch werken in 2015 verder uit als basis voor het uitvoeringsjaar 2016.
Uitvoeringsprogramma VTH 2015 33
Hoofdstuk
7
Infrastructurele werken
Voor de VTH taken bij grote infrastructurele werken stellen wij in 2015 een risicoanalyse en integrale toezichtplan op. Voor nieuwe werken houden we voorafgaand aan de feitelijke werkzaamheden toezicht op het compliance systeem van de aannemer(s), d.w.z. een dialoog met de projectleiding en uitvoerders en een check op de implementatie van naleving van regelgeving in het management en bestek van het project. De methode ontwikkelen wij bij de werkzaamheden voor de N381. Een nieuw project is bijvoorbeeld de N31.
34
Hoofdstuk
Ruimte
8 De handhaving van het provinciale taakveld ruimtelijke ordening steekt anders in elkaar dan de handhaving van beleidsterreinen genoemd in hoofdstuk 3. Er is geen sprake van eerste-lijns-toezicht, wat de provincie bij bedrijven/inrichtingen, bodemsaneringen of vaarwegen uitoefent. Deze taak is min of meer vergelijkbaar met de regietaak zoals beschreven in hoofdstuk 5 van dit programma. Via de uitoefening van deze taak bevordert de provincie naleving van m.n. de RO regels. Binnen dit beleidsterrein richt de provincie zich m.n. op de provinciale belangen in de ruimtelijke ordening conform bestemmingen, met aanverwant de werkterreinen bouwen en slopen. Het leeuwendeel van het eerstelijns-toezicht voor het taakveld ruimtelijke ordening ligt primair bij de gemeenten. Deze zijn immers de bestuursorganen die in beginsel de bestemmingsplannen vaststellen. De gemeente is in beginsel ook de eerst verantwoordelijke voor het bouw- en woningtoezicht (tenzij de provincie het bevoegde gezag voor de Wabo vergunningverlening is). Dit geldt zowel voor de vergunningverlening als het toezicht. Er zijn, door de komst van de Wabo, steeds minder bouwvergunningen vereist. Het accent verschuift naar het correct omgaan met de toepassing van algemene regels. Ook verleent de gemeente vergunningen voor het onderdeel sloop. Vanaf 1 april 2012 is de vergunningplicht voor een belangrijk deel onder de algemene regels van het Bouwbesluit 2012 gebracht, waardoor er in veel gevallen kan worden volstaan met het doen van een melding. Vergunningplicht voor het onderdeel sloop is aan de orde als er bijvoorbeeld sprake is van een samenloop met de monumentenwetgeving.
Uitvoeringsprogramma VTH 2015 35
Het tweedelijns toezicht (toezicht op het feit of de gemeenten hun wettelijke taken (waaronder toezicht en handhaving) goed uitvoeren) berust sinds inwerkingtreding van de Wet revitalisering generiek toezicht per 1 oktober 2012 bij de provincies (=interbestuurlijk toezicht: IBT). Deze tweedelijns toezicht taak is overgedragen van de Inspectie Leefomgeving en Transport naar de provincies. Tweedelijns toezicht is toezicht door een ander bestuursorgaan (i.c. provincie) op de juiste uitvoering van wettelijke taken door gemeenten. In dit geval houdt het tweedelijns toezicht onder andere in, toezicht op het feit of de gemeenten zich houden aan hun verplichtingen rond het vaststellen van bestemmingsplannen (tijdig verlengen/up to date houden etc.). Tevens is de provincie in het kader van het uitoefenen van interbestuurlijk toezicht klachten van burgers over de gemeenten (de zogenaamde burgerbrieven) af te handelen. De rol van de provincie is in deze beperkt: gedeputeerde staten kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening nodig maken, een bestuursorgaan (o.a. gemeente) dat op grond van hoofdstuk 5 van de Wabo bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang, oplegging van een last onder dwangsom of intrekking van een vergunning of ontheffing, verzoeken een daartoe strekkende beschikking te geven. Dat is opgenomen in artikel 5.20, lid 2 van de Wabo. Indien een gemeente hieraan geen gevolg geeft kan de provincie de Minister van I & M verzoeken tot feitelijke handhaving over te gaan. De Minister heeft deze bevoegdheid op grond van art. 5:24 Wabo. De provincie kan dus niet zelf tot feitelijke handhaving overgaan (behalve in het geval zijzelf het bevoegde gezag is). Wat is dan wel de rol van de provincie t.a.v. handhaving op het fysieke domein van de ruimtelijke ordening? Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 zijn rol en provincie behoorlijke gewijzigd voor wat betreft de “handhaving” van de provinciale ruimtelijke belangen. Het betreft hier dan wel handhaving in brede zin: het betreft het verzekeren van de doorwerking van de provinciale ruimtelijke belangen in het (gemeentelijk)ruimtelijk beleid via ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen). Teneinde die doorwerking kracht te kunnen bijzetten heeft de Provincie een aantal nieuwe instrumenten gekregen met de komst van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Provinciaal inpassingsplan: de provincies hebben de mogelijkheid gekregen zelf bestemmingsplannen te maken, de zogenaamde provinciale inpassingsplannen: indien provinciale belangen dit vergen en met het oog op een goede ruimtelijke ordening kan de provincie ter realisering van bijv. een bepaald project (zoals de aanleg van de Centrale As) een inpassingsplan opstellen (art. 3:26 Wro) De provincie kan een projectbesluit nemen om een (bouw)project van provinciaal belang te realiseren. De provincie kan besluiten, al of niet op aanvraag, een (bouw)project van provinciaal belang te realiseren. Een project van provinciaal belang houdt in dat de provincie hierover een beslissing mag nemen (en niet de gemeente of het rijk). Met een zogeheten projectbesluit kan de provincie ook vergunningen verlenen zonder een wijziging van het gemeentelijk bestemmingsplan of het provinciaal inpassingsplan te hoeven afwachten. Het is belangrijk om te weten dat het projectbesluit momenteel
36
is opgegaan in de omgevingsvergunning: we spreken dan van de omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan(art. 2.1 lid 1, onder c Wabo). Een belangrijke nieuwe bevoegdheid betreft de mogelijkheid voor de provincie om algemene regels te stellen omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen, of rechtstreeks werkende regels t.a.v. grondgebruikers (art. 4:1, lid1 en art. 4.1. lid 3 Wro). Deze bevoegdheid is door de wetgever wel geclausuleerd: “provinciale belangen moeten dit met het oog op een goede ruimtelijke ordening wel noodzakelijk maken”, aldus art. 4.1, lid 1 Wro. In Fryslân is de zogenaamde provinciale Verordening Romte op 1 augustus 2011 in werking getreden. Indien gemeenten bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen de provinciale verordening niet in acht nemen, dan staan de provincie een aantal mogelijkheden/instrumenten ter beschikking om hier iets tegen te ondernemen (zie onder 4). Indien gemeenten ontwikkelingen mogelijk maken in hun gemeentelijke ruimtelijke plannen die strijdig zijn met de provinciale ruimtelijke belangen zoals neergelegd in de provinciale ruimtelijke verordening, dan kan de provincie in eerste instantie een zogenaamde “zienswijze”* indienen tegen een ontwerp-bestemmingsplan. Daarin geeft de provincie aan waarom zij het ontwerp-bestemmingsplan (op onderdelen) in strijd acht met de ruimtelijke verordening. Indien de gemeente bij de vaststelling van het definitieve bestemmingsplan de zienswijze niet of slechts gedeeltelijk heeft overgenomen kan de provincie een zogenaamde reactieve aanwijzing geven. Rechtsgevolg daarvan is dat het bestemmingsplan voor het deel waarop de reactieve aanwijzing betrekking heeft niet in werking treedt! Als alternatief zou de provincie ook in beroep kunnen gaan bij Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State Tenslotte: een provincie kan ook van tevoren een aanwijzing geven t.a.v. een gemeentelijk ruimtelijk plan om daarin een gedeelte voor een bepaalde bestemming te reserveren: de zogenaamde reactieve aanwijzing. Bij het geven van een zienswijze hanteert de provincie een categorie-indeling (schaal 1-6). Een categorie 1 opmerking houdt bijv. in dat bij niet opvolging van de zienswijze altijd een reactieve aanwijzing zal volgen. Cat. 2 houdt bijv. in dat waarschijnlijk of mogelijkerwijs een reactieve aanwijzing zal volgen bij niet naleving van de zienswijze. Resultaten: Provinciale belangen werken door in gemeentelijke ruimtelijke plannen. Acties: Wij verwachten van de gemeenten: Dat zij hun nieuwe ruimtelijke plannen op stellen met inachtneming van het geen in de provinciale verordening hieromtrent is bepaald t.a.v. provinciale ruimtelijke belangen. Ook bestaande plannen zullen op den duur moeten worden aangepast.
Uitvoeringsprogramma VTH 2015 37
Hoofdstuk
9
Informatie, registratie, rapportage en monitoring
Een essentieel onderdeel van programmatisch werken volgens de Big Eight en het moment van overdracht van output en outcome gegevens van opdrachtnemer naar opdrachtgever betreft de informatiehuishouding. Wij rapporteren de resultaten van dit programma in: • Jaarverslag 2014 • Jaarverslag 2015 met specifieke wettelijke verplichtingen m.b.t.: • Jaarverslag klachten, meldingen en afhandeling • Rapportage zwemwaterkwaliteit • Rapportage nazorglocaties • Rapportage BRZO en RIE4 (VTH risicobedrijven in Noordelijk verband) De wederzijdse afspraken hierover tussen provincie en FUMO zijn primair onderdeel van de DVO.
38
Hoofdstuk
Regietaak provincie
10
Inleiding De uitvoeringspraktijk vergunningverlening, toezicht en handhaving, heeft de afgelopen jaren veel veranderingen ondergaan met als tussenresultaat dat er in Fryslân een regionale uitvoeringsdienst, de FUMO is opgericht. De FUMO maakt onderdeel uit van een landsdekkende structuur van regionale uitvoeringsdiensten. Met de komst van de regionale uitvoeringsdiensten is een belangrijk onderdeel van het nieuwe stelsel (afspraken en in ontwikkeling zijnde wettelijk regelingen) gerealiseerd. Andere uitdagingen zijn dat de kwaliteit beter moet, de bevoegdheden duidelijker en de informatievoorziening en -uitwisseling beter en éénduidiger. Het nieuwe stelsel legt bovendien een aantal nieuwe rollen op aan de provincie. Stelselnotitie en aanpassingen wettelijk kader Op basis van onder andere het advies van Commissie Herziening handhavingsstelsel VROM regelgeving in 2008 hebben de rijksoverheid, IPO en VNG in 2009 een “package deal “ gesloten om het stelsel van vergunningverlening , toezicht en handhaving te moderniseren. Kern van deze package deal, vastgelegd in de slotverklaring van het Zeister beraad, is het verbeteren van de uitvoeringspraktijk van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Hierin lagen voor de betrokken overheden vier opdrachten besloten: • de organisatie robuuster • de kwaliteit van organisatie en uitvoerenden beter • de bevoegdheden duidelijker • de informatievoorziening en -uitwisseling beter en éénduidiger.
Uitvoeringsprogramma VTH 2015 39
Vanaf 1 januari 2014 werken we in het bereiken van deze opdrachten op basis van de verantwoordelijkheden en samenwerkingsafspraken, zoals deze in stelselnotitie gelden. Er is sprake van een implementatieperiode van twee jaar. Daarna (medio 2016) staat een evaluatie van de Regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s) gepland, moet formeel voldaan worden aan de kwaliteitseisen en wordt de Tweede Kamer geïnformeerd. Naast de stelselnotitie wordt gewerkt aan de aanpassing van het wettelijk kader: • de wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wet VTH), • de ontwikkelingen binnen de natuurwetten (1 natuurwet), gevolgd door • de nieuwe Omgevingswet. Het geheel richt zich op de integraliteit van de fysieke leefomgeving, waarbij het thema water wordt toegevoegd. Zeker voor Fryslân met z’n vele wateren, is dat een speerpunt is. De stelselnotitie en de aanpassing van het wettelijk kader brengen een aantal belangrijke veranderingen met zich mee. Zonder volledig te willen zijn, kunnen de volgende worden genoemd: • het (verder)ontwikkelen en inrichten van een landelijk dekkend RUD stelsel, met daarbinnen de specialisatie m.b.t. het Besluit Risico Zware ongevallen (BRZO) ; • het inrichten van een adequate informatievoorziening en –uitwisseling van en door de betrokken partijen; • nieuwe rollen, zoals onder meer het verder ontwikkelen van het opdrachtgeverschap i.r.t. de RUD; • de implementatie van de kwaliteitsverbetering uit de Wet VTH en de nog te ontwikkelen verordening; als gevolg hiervan dient het beleidskader voor vergunningverlening, toezicht en handhaving aangepast te worden; daarmee liggen de kaders vast voor uitvoering door de eigen dienst en de FUMO; integraliteit en algemene regels zijn hierin mede bepalend; • de coördinatie op de samenwerking is verbreed naar het VTH- kader, waardoor ook vergunningverlening hieronder valt; • de aanpassingen van de landelijke overlegstructuren, waaronder de IPO structuur. Regierol provincie met betrekking tot de handhaving De provincie vervult binnen de handhaving van het fysieke omgevingsrecht de regierol. Die rol komt tot uitdrukking bij de onderlinge afstemming en samenwerking van de handhaving tussen de Friese handhavingspartijen, bij de uitvoering bestuurlijk toezicht van de handhaving en bij het implementeren van de ontwikkelde kwaliteitscriteria. Onderlinge afstemming De coördinatie van de handhaving, op basis van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) is opgedragen aan het college van Gedeputeerde Staten. Zij bevordert dat er regelmatig overleg wordt gevoerd door de bestuursorganen, die belast zijn met de handhaving van het omgevingsrecht. Het doel van het overleg is om afspraken met elkaar te maken over de wijze – onderlinge afstemming – waarop de partijen inhoud geven aan de doelmatige handhaving. Het Fries VTH overleg, voorziet in onze provincie in het bestuurlijk afstemmingsoverleg tussen de “gekleurde” handhaving. De agenda van het overleg is Wabo breed. Dit betekent dat ook de afstemming met het groene (natuurwetgeving), het blauwe (waterwetgeving) en het rode handhavingsspoor (bouwen, wonen en ruimtelijke ordening) tot het domein van het FHO wordt
40
gerekend. Tijdens dat overleg worden de samenwerking en de actuele handhavingsonderwerpen met elkaar besproken, afgestemd en worden er zo nodig afspraken gemaakt. In het VTH overleg werken we samen aan de invulling van een samenwerkingsprogramma. Het programma wordt v.w.b. de praktische uitvoering ondersteund door de FUMO. Het VTH overleg organiseren wij 2x per jaar voor bestuurders en 2x per jaar voor uitvoerenden. Uitvoering bestuurlijk toezicht Op basis van de Wabo wordt van iedere bestuurlijke handhavingsorganisatie blijvend aandacht gevraagd voor de kwaliteitsverbetering in de handhaving. Zij dienen te voldoen aan de in het Besluit omgevingsrecht (Bor) opgenomen eisen met betrekking tot het adequaat handhavingniveau. De provincie dient erop toe te zien dat de betrokken handhavingorganisaties (blijven) voldoen aan de gestelde eisen. Deze taak voeren wij uit op basis van de Wet Revitalisering Generiek Toezicht in werking getreden. Als gevolg hiervan heeft provincie haar organisatie aangepast. In hoofdzaak komt dit er op neer dat het toezicht integraal vanuit de afdeling SOBD wordt behartigd en dat sectorale inbreng is geborgd vanuit de betrokken afdelingen. Integraal wil zeggen dat de resultaten van alle onder het toezicht gestelde medebewindstaken bij het beeld worden betrokken. Implementeren van de gewenste kwaliteit. Mede als gevolg van de in 2009 gesloten packagedeal tussen het Rijk, IPO en VNG zijn kwaliteitscriteria ontwikkeld voor de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de Wabo, kortweg genoemd VTH kwaliteit. Voorzien is in een landelijke implementatietraject VTH kwaliteitscriteria. Daarnaast is in IPO verband afgesproken, zie het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de Wabo, kortweg genoemd de stelselnotitie, dat de provincies, vanuit hun coördinerende rol, de implementatie zullen bevorderen. Het streven is dat alle organisaties, inclusief de RUD’s per 1 januari 2016 voldoen aan de set kwaliteitscriteria en deze geborgd hebben. Door het rapport van de cie. Wolfsen is een deel van de kwaliteitscriteria straks gebaseerd op een verdere uitwerking in een verordening. In Fryslân werken we samen met de andere partners aan een verordening voor Fryslân. In het volgende format is de uitwerking te vinden, wat de ontwikkelingen zijn en hoe wij in 2015 invulling geven aan onze regierol en de onderlinge afstemming.
Uitvoeringsprogramma VTH 2015 41