Uitvoeringsprogramma Jeugdzorg stadsregio Rotterdam 2009
1
Toelichting
Dit is het eerste uitvoeringsprogramma dat is gebaseerd op het nieuwe beleidskader jeugdzorg 2009-2012. In het tweede beleidskader jeugdzorg 2009-2012 zijn de ambities van de stadsregio vertaald in 12 actiepunten. De 12 actiepunten: 1. Van aanbodgericht naar vraaggericht werken 2. Een andere wijze van sturing en investeren 3. Bestrijding van de wachtlijsten 4. De landelijke verbetertrajecten voor gezinsvoogdij en voogdij 5. De regionale aanpak van de OTS (onder toezichtstelling, gezinsvoogdij) 6. Verbetering indicatiestelling bureau jeugdzorg 7. Verbetering doorlooptijden bureau jeugdzorg en zorgaanbieders 8. Een beter inzicht in resultaten 9. Klantvriendelijker 10. Een betere samenwerking met de lokale partners 11. Een betere samenwerking met de jeugd GGZ (geestelijke gezondheidszorg) en jeugd LVG (licht verstandelijk gehandicapten) 12. Afspraken over het vervolg IKW (programma Ieder Kind Wint in de stadsregio Rotterdam) Deze 12 actiepunten vormen de belangrijkste basis voor de jaarlijkse stadsregionale uitvoeringsprogramma’s. In het uitvoeringsprogramma wordt ieder jaar per actiepunt omschreven: welke activiteiten in het voorgaande jaar zijn ondernomen; welke resultaten in het afgelopen jaar zijn bereikt; welke activiteiten nodig zijn voor het komende jaar. Daarnaast wordt in het uitvoeringsprogramma ingegaan op actualiteiten en wordt beschreven welke activiteiten hieruit voortvloeien voor de stadsregio. Ten slotte wordt in het uitvoeringsprogramma in de begroting aangegeven, op welke manier de stadsregio de activiteiten het komende jaar financiert. Het uitvoeringsprogramma 2009 is zeer beknopt. In het tweede beleidskader jeugdzorg 2009-2012 is immers recent omgeschreven, welke centrale doelstellingen de stadsregio heeft en op welke manier deze zijn doorvertaald in 12 actiepunten. Ten tijde van het ontwikkelen van het beleidskader en het uitvoeringsprogramma 2009 is er voor het jaar 2009 tussen het ministerie en de provincies een afspraak gemaakt over de financiering van de jeugdzorg met daarbij behorende prestatieafspraken. De consequenties van deze afspraak voor de stadsregio Rotterdam zijn meegenomen in het beleid en de begroting van het uitvoeringsprogramma 2009.
2
1. Inleiding uitvoeringsprogramma 2009 In 2009 zullen nog meer ouders en kinderen een beroep doen op de jeugdzorg. Regionale trends laten zien, dat met name het aantal kinderbeschermingsmaatregelen in de regio Rotterdam fors blijft toenemen. Het percentage kinderbeschermingsmaatregelen (OnderToezichtStellingen/OTS) in de regio Rotterdam is onvergelijkbaar met andere provincies of grootstedelijke gebieden. Dit vraagt om regionaal maatwerk. Vandaar dat een betere ondersteuning van gezinnen (ouders én kinderen) met een OTS één van de actiepunten is uit het meerjarig beleidskader jeugdzorg van de stadsregio. Voor kinderen in de jeugdbescherming zijn vaak duurdere vormen van jeugdzorg benodigd. In de financieringssystematiek van de jeugdzorg is dit nog niet verwerkt. De stadsregio’s zetten zich ervoor in dat dit wordt meegewogen bij de ontwikkeling van het nieuwe financiële verdeelmodel voor de jeugdzorg (dit nieuwe verdeelmodel start per 1/1/2010). De groeiende vraag naar jeugdzorg vraagt om meer investeringen. Bij de begrotingsvoorbereiding 2009 is landelijk onderzocht welk budget in 2009 nodig is om de wachtlijsten weg te werken en de groeiende vraag naar jeugdzorg op te kunnen vangen. Bij de berekeningen is uitgegaan van historische cijfers, die niet sporen met de huidige werkelijkheid en behoeftes in de grootstedelijke regio’s. Voor de uitvoering van de jeugdzorg in 2009 zijn onvoldoende rijksmiddelen beschikbaar en is aanvullende financiering vanuit de regio’s/provincies nodig is. De stadsregio Rotterdam (en de stadsregio’s Amsterdam en Haaglanden) verkeren in een bijzondere positie, omdat zij voor de uitvoering van de jeugdzorg afhankelijk zijn van de doeluitkering van het rijk en geen eigen middelen kunnen genereren. Dit heeft erin geresulteerd, dat de minister Jeugd & Gezin afzonderlijke afspraken heeft gemaakt met de drie grootstedelijke regio’s voor de financiering van de jeugdzorg in 2009. Bij aanvang van het jaar 2009 is er onvoldoende budget beschikbaar voor de Rotterdamse regio om de wachtlijsten weg te werken en alle ambities vanuit het regionale meerjarige beleidskader uit te voeren. Dit betekent dat er moet worden geprioriteerd. De speerpunten voor 2009 in het stadsregionale jeugdzorgbeleid zijn: 1. Wegwerken van de wachtlijsten voor het AMK en zorgaanbod; 2. Verbetering van de organisatie van de gezinsvoogdij/voogdij; 3. Het behalen van meer effectiviteit en efficiency bij Bureau Jeugdzorg; 4. Het realiseren van een effectiever en efficiënter zorgaanbod; 5. Het verbeteren van de samenwerking in de keten. In dit uitvoeringsprogramma wordt omschreven op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan bovenstaande speerpunten en de overige activiteiten die voortvloeien uit het meerjarig beleidskader jeugdzorg 2009-2012 van de stadsregio Rotterdam.
2. De speerpunten voor 2009 1.
Wegwerken van de wachtlijsten voor het AMK en zorgaanbod
Wachtlijsten ontstaan door een frictie tussen de vraag naar jeugdzorg en het aanbod ervan. De stadsregio wil meer grip krijgen op de wachtlijsten in de jeugdzorg. Enerzijds wil de stadsregio dit bereiken door beter inzicht te krijgen in de vraag naar jeugdzorg. De GGD Rotterdam heeft een risicotaxatiemodel ontwikkeld en in Rotterdam ingevoerd. Uit dit model blijkt dat op basis van een risicotaxatie bij de jeugdgezondheidszorg een goede inschatting kan worden gemaakt van de zorgbehoefte. De stadsregio wil in overleg met de regiogemeenten ook de zorgbehoeftes van de andere regiogemeenten in kaart brengen. Daarnaast heeft de stadsregio op dit moment onvoldoende inzicht in het zorggebruik van de jeugd LVG (licht verstandelijk gehandicaptenzorg) en gaat dit in 2009 onderzoeken. Ten slotte gaat de stadsregio in 2009 samen met de gemeenten de zwerfjongeren beter in beeld brengen. -
-
Op basis van cofinanciering wordt in overleg met de regiogemeenten het risicotaxatiemodel ingevoerd bij de jeugdgezondheidszorg. In 2009 start de helft van de regiogemeenten met de invoering van dit model in de leeftijdsgroep 0-4 jarigen; Onderzoek wordt gedaan naar het zorggebruik van de jeugd LVG; Samen met de gemeenten worden de zwerfjongeren beter in beeld gebracht.
3
Daarnaast wil de stadsregio voor de korte termijn een betere controle op de wachtlijsten invoeren door middel van een centraal beheerde wachtlijst die in 2009 wordt ingevoerd. Daarbij wordt ook een koppeling gemaakt met de jeugd GGZ (geestelijke gezondheidszorg) en jeugd LVG (licht verstandelijk gehandicapten). De stadsregio onderzoekt of prioritering in de wachtlijst mogelijk is op basis van de ernst en aard van de problematiek. Om beter inzicht te krijgen in de vraag naar jeugdzorg: wordt een centraal beheerde wachtlijstregistratie ingevoerd; wordt onderzocht prioritering naar aard en ernst van de problematiek mogelijk is binnen de wachtlijsten. Bureau Jeugdzorg/zorgaanbieders/Raad voor de Kinderbescherming maken nadere afspraken over een snellere en betere route voorafgaand aan een rechterlijke uitspraak. In 2009 zijn er geen wachtlijsten meer bij het AMK (Advies en Meldpunt Kindermishandeling). De stadsregio signaleert in 2008 een lichte trendbreuk in de groei van het aantal onderzoeken van het AMK. De stadsregio wil waar mogelijk: het volume van het aantal onderzoeken beperken door middel van het realiseren van meer adviezen en consulten bij meldingen van professionals; de doorlooptijden van de onderzoeken van het AMK verbeteren; een betere en snellere doorstroming realiseren naar de toegang van Bureau Jeugdzorg (BJZ).
2.
Verbeteren van de organisatie van de gezinsvoogdij/voogdij
Verbetering gezinsvoogdij: Er lopen twee landelijke projecten die gericht zijn op een betere uitvoering van de jeugdbescherming (Beter Beschermd en Laak). Het meest omvangrijke onderdeel van Beter Beschermd is het terugdringen van het aantal kinderen per gezinsvoogd en het werken volgens een nieuwe methodiek (Deltaplan). Door de invoering van het Deltaplan én het groeiend aantal kinderbeschermingsmaatregelen zijn er de afgelopen jaren veel nieuwe gezinsvoogden geworven. De verwachting is dat er in de toekomst nog meer nieuwe gezinsvoogden nodig zijn, omdat het aantal maatregelen OTS blijft groeien. LAAK en Beter Beschermd leiden weliswaar tot een betere uitvoering van de jeugdbescherming, maar er zijn meer aanvullende regionale maatregelen nodig. De landelijke richtlijn voor de jeugdbescherming de komende jaren is: per 1 januari 2010 is minimaal in 75% van de gevallen de doorlooptijd BJZ/AMK/Raad voor de Kinderbescherming/kinderrechter teruggebracht naar maximaal 61 dagen door middel van: o binnen 1 dag spoorbesluit bij BJZ/AMK; o binnen 1 week casusoverleg met de Raad voor de Kinderbescherming; o uiterlijk 5 dagen na uitspraak kinderrechter: start uitvoering gezinsvoogdij; o vanaf 1/1/2009 is er een sluitend systeem van risicotaxatie en is er een nauwe samenwerking met de Raad voor de Kinderbescherming voor de uitvoering van de toetsende taak van de raad. In de regio Rotterdam is het aantal kinderen met een jeugdbeschermingsmaatregel fors gegroeid. Ook is het aantal kinderen met een jeugdbeschermingsmaatregel in de regio Rotterdam aanzienlijk hoger dan in andere stadsregio’s en provincies. Uit het stadsregionale vraagontwikkelingsonderzoek is naar voren gekomen, dat bij ongeveer 30% van de kinderen in de jeugdzorg in Rotterdam sprake is van een OTS. Deze doelgroep maakt gebruik van ruim 50% van het zorgaanbod. Daarnaast is uit het vraagontwikkelingsonderzoek naar voren gekomen, dat niet alle kinderen met een OTS-maatregel jeugdzorg ontvangen. Dit is een ongewenste en risicovolle situatie. In 2009 wordt daarom: een nieuw actieplan uitgewerkt voor kinderen met een OTS; aanvullende regionale afspraken gemaakt over een versterking in de samenwerking voor de OTS kinderen tussen BJZ/Raad voor de Kinderbescherming/zorgaanbieders; een indicatieprotocol ontwikkeld voor ambulante hulpverlening bij nieuwe OTS-uitspraken; meer pleegzorgvoorzieningen ingekocht voor kinderen die niet thuis kunnen blijven wonen. Verbetering voogdij: De stadsregio werkt mee aan de invulling van een pilot ter verbetering van de voogdij. Het landelijke beleid is gericht op de ontwikkeling van een nieuwe methodiek en de verlaging van het aantal kinderen per voogd.
4
-
3.
de stadsregio werkt in 2009 mee aan de ontwikkeling van een nieuwe landelijke aanpak voor voogdij.
Behalen van meer effectiviteit en efficiency bij BJZ
Verbeteren van de indicatiestelling Bureaus Jeugdzorg hebben met elkaar afspraken gemaakt over het verbeteren van de indicatiestelling (traject VIB). De medewerkers van BJZ zijn in 2008 getraind in deze nieuwe wijze van indiceren, waardoor vanaf 2009 de kwaliteit van de indicatiestelling aanzienlijk verbeterd zal zijn. BJZ wil daarnaast in 2009 bezien of er een beperkt aantal gestandaardiseerde indicatieprotocollen mogelijk zijn. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de wijzigingen over de indicatiestelling in de Wet op de jeugdzorg (duur en omvang worden uit het indicatiebesluit geschrapt). Daarnaast is BJZ betrokken bij een experiment dat gericht is op een betere samenwerking in de indicatiestelling met het onderwijs. Met de partners in het programma Ieder Kind Wint is afgesproken te experimenteren met de overdracht van de indicatiestelling van bureau jeugdzorg naar de Centra voor Jeugd & Gezin. Aan de hand van dit experiment wordt in 2009 bepaald of de indicatiestelling voor jeugdzorg (voor enkelvoudige problemen) beter door de Centra voor Jeugd & Gezin (CJG’s) uitgevoerd kunnen worden. Over het experiment met de indicatiestelling door de CJG’s worden vervolgafspraken gemaakt; - BJZ is betrokken bij een experiment ter verbetering van de samenwerking in de indicatiestelling met het onderwijs; - BJZ werkt een beperkt aantal gestandaardiseerde indicatieprotocollen uit, die aansluiten bij het VIB (verbetering indicatiestelling BJZ) en de globalere indicatie stelling (gewijzigde Wet op de jeugdzorg); Met ingang van 1/9/2009 werkt BJZ met het Burger Service Nummer en gebruikt bureau jeugdzorg dit nummer in de uitwisseling van gegevens met zorgaanbieders.
Verbeteren van de doorlooptijden De Bureaus Jeugdzorg hebben gezamenlijk met elkaar de doorbraakaanpak ontwikkeld, met het doel om de wacht- en doorlooptijden te verkorten. De doorbraakaanpak voorziet in een aantal logistieke en inhoudelijke aanpassingen bij de indicatiestelling en het AMK. BJZ Rotterdam is in 2008 gestart met de invoering. Onderdeel van de doorbraakaanpak is ook een versnelling van de doorlooptijden tussen BJZ en de Raad voor de Kinderbescherming via het casusoverleg. In 2009: wordt gewerkt aan het versnellen van de doorlooptijd AMK (einddoel in 2010 = 10 weken); wordt ernaar gestreefd 75% van de indicatiestellingen binnen 6 weken (30 werkdagen) af te ronden. BJZ maakt hiervoor een realistisch plan van aanpak; - wordt de indicatiestelling justitieel kader verbeterd.
4.
Realiseren van een effectiever en efficiënter zorgaanbod
De ‘turnaround’ van het aanbod Alhoewel landelijk vergelijkend onderzoek heeft uitgewezen dat zorgaanbieders in de regio Rotterdam al naar behoren presteren, zien de stadsregio en de zorgaanbieders mogelijkheden in het realiseren van een effectiever en efficiënter zorgaanbod. Landelijk is bij de financiële prestatieafspraken over de jeugdzorg afgesproken te streven naar een efficiencywinst van 3% in 2008 en in 2009. De stadsregio is met de zorgaanbieders in overleg om aan deze doelstelling nader vorm te geven. De stadsregio is van oordeel dat een kind –voor zover mogelijk- het meest gebaat is bij een ondersteuning thuis, waarbij het gezin rondom het kind in de hulpverlening betrokken wordt. De stadsregio ontwikkelt met de zorgaanbieders een versterkt ambulant aanbod, dat gericht is op deze gezinsgerichte aanpak. Als een kind (tijdelijk) niet bij de ouders kan opgroeien, moet worden bezien of pleegzorg een goed alternatief is. De stadsregio investeert in 2009 extra middelen in de inkoop van meer pleegzorgcapaciteit (100 plekken). De aard en de omvang van de problematiek in de Rotterdamse regio is groot. Dit resulteert in een grote vraag naar zware (en ook dure) opvangvoorzieningen, veelal in residenties. De stadsregio wil met de zorgaanbieders bezien of er meer alternatieve voorzieningen voor deze hulpvraag mogelijk zijn, zoals zwaardere ambulante hulpverleningsprogramma’s die worden gecombineerd met (tijdelijke) pleegzorg. In de in te kopen zorgprogramma’s moet veel aandacht zijn voor het versterken van het kind én het gezin. De
5
stadsregio verricht onderzoek naar een mogelijke transitie binnen het huidige aanbod naar een meer gezinsgerichte ambulante hulpverlening. Verbeteren van de doorlooptijden De stadsregio onderzoekt met de zorgaanbieders op welke wijze de doorlooptijden binnen het zorgaanbod kunnen worden verbeterd (conform de doorbraakaanpak bij de Bureaus Jeugdzorg). Bij de zorgaanbieders wordt onderzocht wat de uitval, wacht- en doorlooptijden zijn per voorziening. Op basis van dit onderzoek wordt een actieplan ontwikkeld. Daarnaast start in 2009 een pilot bij één van de zorgaanbieders naar een bekorting van de behandelduur en versnelling van de doorlooptijd aan de hand van het toepassen van de ‘theory of constraints’ (een methodiek die goede resultaten heeft opgeleverd in ziekenhuizen). Ten slotte wil de stadsregio de uitstroom uit de jeugdzorg bevorderen door goede afspraken te maken over de gewenste nazorg (met gemeenten via de CJG’s) en mogelijk gebruik te maken van nieuwe varianten van verblijfszorg. De zorgaanbieders leveren de stadsregio in 2009 de gegevens over uitval, wacht- en doorlooptijden. Op basis van deze gegevens ontwikkelt de stadsregio een actieplan met daarbij een minimaal te behalen efficiencywinst van 3% voor 2008 en 2009; Bij één van de zorgaanbieders wordt de toepasbaarheid van de Theory of Constraints onderzocht voor de jeugdzorg; Ter bevordering van de uitstroom wil de stadsregio een betere afstemming met gemeenten over de nazorg en mogelijk gebruik maken van nieuwe varianten van verblijfszorg. Werken met effectief bewezen programma’s De zorgaanbieders in de regio Rotterdam gaan in de komende beleidsperiode zoveel mogelijk werken met bewezen effectieve programma’s (of best practiced). Daarbij wordt vooral ingezet op de inkoop van gezinsgerichte programma’s. De stadsregio maakt een inventarisatie van de programma’s en methodieken die gebruikt worden door de zorgaanbieders Met de zorgaanbieders worden afspraken gemaakt over de interventies die ter toetsing worden voorgelegd bij de databank effectieve jeugdinterventies van het NJI Het stroomlijnen van de logistieke processen tussen BJZ en zorgaanbieders In het verkeer tussen Bureau Jeugdzorg en zorgaanbieders worden langs twee sporen verbeteringen aangebracht: Spoor 1: De route na indicatie door BJZ en start zorg (wachtlijstbeheer). Hierbij gaat het om: • Verdeling van de verantwoordelijkheden (Wie beslist, op basis van welke criteria welke zorgaanbieder de zorg mag leveren?); • Afspraken over afhandelingstermijnen; • Optimalisering van informatieoverdracht; • De werkwijze geschikt te maken voor invoering van de nieuwe financieringssystematiek (p*q); • Betere informatie voor professionals, zodat zij in één oogopslag kunnen zien op welke zorg een cliënt wacht met daarbij een prognose van de wachttijd; • Beter inzicht voor de cliënt in de wachttijd en een prognose wanneer de zorg start; • Een efficiënter gebruik van de zorg door toedeling op basis van beschikbaarheid en optimale match tussen vraag en aanbod; • Een betere informatiepositie op beleidsniveau. Spoor 2: De toeleiding naar de crisisopvang. Hierbij gaat het om: • Het versterken van de intersectorale samenwerking. Er zijn thans drie sectoren (jeugdzorg, J-GGZ en LvG) die ieder vanuit een eigen opdracht en financiering betrokken zijn bij de zorg voor kinderen in crisissituaties. Door de afstemming en samenwerking te verbeteren krijgen jeugdigen sneller toegang tot de noodzakelijke zorg; • Het ontwikkelen van een gedeelde definitie begrip ‘crisis’; • Het centraliseren en intersectoraal laten beoordelen van alle crisisaanvragen; • Het centraal beheren van de plaatsingsgegevens, waardoor direct zicht is op plaatsingsmogelijkheden, doorlooptijden en lacunes in het aanbod; • Het ontwikkelen van een nieuwe methodiek, dat tot doel heeft de duur van de crisisopvang zo kort mogelijk te laten zijn en het sociale netwerk van de cliënt te versterken.
6
Invoering bekostigingsstelsel zorgaanbieders In 2009 gaan alle zorgaanbieders werken met een nieuw bekostigingssysteem. Dit administratieve systeem levert de stadsregio als financierder betere inzichten in de uitvoering van de jeugdzorg. Alle zorgaanbieders hebben het nieuwe bekostigingssysteem volgens de 20 bekostigingseenheden ingevoerd. De stadsregio ontwikkelt met de zorgaanbieders een format, waarin de zorgaanbieders per kwartaal rapporteren over productie en effectiviteit Werken met prestatie-indicatoren De stadsregio wil vanaf 2009 op een andere manier de zorgaanbieders aansturen. Daarbij zal er meer gekeken worden naar het effect van de geleverde zorg op basis van de 10 landelijk ontwikkelde prestatie-indicatoren. De stadsregio start in 2009 met de invoering van een aantal landelijke prestatieindicatoren De zorgaanbieders leveren per kwartaal gegevens over doelrealisatie en cliënttevredenheid.
5.
Verbeteren van de samenwerking in de keten
Jeugdzorg en de CJG’s De CJG’s zijn gericht op een betere preventie en coördinatie van zorg. Vanuit het stadsregionale programma Ieder Kind Wint wordt een regionaal model voor de CJG’s ontwikkeld. De voorpostmedewerker van BJZ is de sleutelfiguur voor het bereiken van een betere aansluiting tussen de CJG’s en de jeugdzorg. De stadsregio financiert deze voorposten. De stadsregio wil met de gemeenten onderzoeken of er betere ambulante hulpverleningsprogramma’s vanuit de CJG’s ingezet kunnen worden voor gezinnen. De CJG’s kunnen daarbij zelf voor de minder ingewikkelde problemen vaststellen welke hulp nodig is (= overheveling van de indicatiestelling). De stadsregio financiert vanaf 2009 de voorposten in de CJG’s en maakt met de gemeenten afspraken over de invulling van de voorposten; De stadsregio werkt in het kader van het programma Ieder Kind Wint mee aan de pilot met de enkelvoudige indicatiestelling voor jeugdzorg via de CJG’s; De stadsregio wil met de gemeenten onderzoeken of het mogelijk is om het programma Triple P in te voeren. Dit gecertificeerde programma voorziet in een methodische overgang tussen lokale en geïndiceerde zorg; De stadsregio en gemeenten maken afspraken over het instrumentarium dat door de CJG’s wordt gebruikt als afwegingskader voor de inzet van lokale zorg en doorgeleiding naar geïndiceerde zorg; In 2009 wordt een plan uitgewerkt voor het koppelen van een zorgaanbieder aan de CJG met het doel de samenwerking tussen de CJG’s en zorgaanbieders te versterken (inkoop van programma’s + deskundigheidsbevordering). Jeugdzorg en het onderwijs Vanuit het programma Ieder Kind Wint is een regionaal samenwerkingsmodel ontwikkeld voor het onderwijs. In dit model is beschreven welke rol de zorgadviesteams (ZAT’s ) van het onderwijs hebben en op welke manier deze ZAT’s verbonden zijn met de (te vormen) CJG’s. Dit model vormt de basis voor de verdere samenwerking met het onderwijs op regionale schaal. In 2009: gaan in een aantal (deel)gemeenten pilots van start, waarin de samenwerking tussen zorg en onderwijs nader vorm krijgt. Jeugdzorg en politie en justitie Het is belangrijk, dat jeugdigen tijdens een traject/maatregel/detentie goed worden begeleid, maar het is daarnaast van belang dat zij de benodigde nazorg krijgen als zij de gevangenis verlaten of het reclasseringstraject hebben afgerond. BJZ van de stadsregio Rotterdam is verantwoordelijk voor het begeleiden van deze nazorg. Voor het bieden van een goede nazorg is een goede afstemming met gemeentelijke voorzieningen evident (bijvoorbeeld woonruimte, werkplek, onderwijs). Daarin hebben de gemeenten een eigen verantwoordelijkheid. De stadsregio vindt het een belangrijke taak om de samenwerking tussen deze organisaties in de nazorg te bevorderen. De politie en het Openbaar Ministerie participeren inmiddels in een stadsregionaal ambtelijk overleg met de regiogemeenten.
7
-
-
-
Landelijk wordt een nieuw screeningsinstrument ontwikkeld voor risicotaxatie van recidive voor kinderen onder de 12 jaar. Op basis van dit instrument zullen meer kinderen instromen in de jeugdzorg. De stadsregio maakt met het bureau jeugdzorg in 2009 nadere afspraken over de wijze waarop de extra instroom kan worden afgedaan; Met het oog op de decentralisatie van het rijk naar de regio, onderzoekt de stadsregio in 2009 de benodigde capaciteit voor civiel- en strafrechtelijke plaatsen in de regio; Vanaf april 2009 wordt zoveel mogelijk verplichte nazorg geleverd aan kinderen die een Justitiële JeugdInrichting (JJI) verlaten. De toekomstige Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen zal deze nazorg verplichten. De stadsregio maakt met BJZ en de gemeenten afspraken over de taken ten aanzien van de nazorg; Het rijk maakt met de stadsregio voor 2009 en verdere afspraken over de inzet van de gedragsbeïnvloedende maatregel.
Verbeteren samenwerking met de jeugd GGZ en jeugd LVG Eén van de aandachtspunten uit het programma Ieder Kind Wint is het versterken van de samenwerking tussen de organisaties voor de geïndiceerde zorg voor kinderen: jeugdzorg/jeugd GGZ/jeugd LVG. Op dit moment is er onvoldoende zicht op het gebruik van de jeugd LVG in de regio en is aanvullend onderzoek nodig. Daarnaast worden vanuit Ieder Kind Wint met de partners voorstellen voorbereid voor een sterkere invulling van de rol van de jeugd GGZ in de jeugdketen in de regio. In 2009 wordt nader onderzoek gedaan door de stadsregio naar het gebruik van de jeugd LVG; In 2009 werken jeugd GGZ, jeugd LVG en zorgkantoren mee aan een centrale wachtlijstregistratie; In 2009 worden nadere afspraken gemaakt tussen de jeugdzorgaanbieders en de jeugd GGZ over een betere samenwerking ten aanzien van de crisisopvang; De jeugdzorgaanbieders bezien in 2009 of er een beter gezamenlijk programma kan worden ontwikkeld, waarin psychiatrische hulp wordt gecombineerd met jeugdzorg (nieuwe programma’s zullen ter toetsing worden aangeboden aan het NJI). Maken van afspraken over het vervolg Ieder Kind Wint (IKW) De stadsregio werkt met heel veel andere organisaties samen aan het verbeteren van de hele jeugdzorgketen in het programma Ieder Kind Wint (voor een overzicht van deze organisaties, zie de bijlage van dit beleidskader). De stadsregio heeft een belangrijke spilfunctie en faciliterende rol in dit programma. Het programma Ieder Kind Wint heeft borg gestaan voor een aantal ingezette vernieuwingstrajecten in de jeugdzorgketen. In 2009 wordt bezien op welke manier het IKWprogramma wordt voortgezet. Op basis van de evaluatie van het programma Ieder Kind Wint maakt de stadsregio met de betrokken IKW partners in 2009 nadere afspraken over het vervolg. Realiseren van een klantvriendelijker beleid De jeugdzorg is in Nederland op een ondoorzichtige manier geregeld. Het programma Ieder Kind Wint in de regio Rotterdam is erop gericht om de samenwerking tussen de organisaties te verbeteren en de hulpverlening beter op elkaar af te stemmen. De stadsregio heeft in 2008 onderzocht hoe klanten en professionals de regeldruk in de jeugdzorg ervaren. Met de Minister van Jeugd & Gezin is afgesproken in een convenant om deze ervaren regeldruk met 25% te verminderen. De stadsregio vindt het ten slotte wenselijk om ook regelmatig de visies van de klant te horen. Bij één van de zorgaanbieders is onderzoek gedaan naar het gebruik van cliëntenraden. De stadsregio wil op basis van dit rapport afspraken maken over de inzet van cliëntenraden. Ten slotte wil de stadsregio de klant de informatiepositie van de klant verbeteren, door meer inzicht te bieden in de wacht- en doorlooptijden binnen de jeugdzorg. In 2009: ontwikkelt de stadsregio een plan van aanpak dat voorziet in een reductie van de ervaren regeldruk; ontwikkelt de stadsregio met de zorgaanbieders nieuwe richtlijnen voor het werken met cliëntenraden; werkt de stadsregio met BJZ en de zorgaanbieders één centraal beheerd wachtlijstsysteem uit, zodat de cliënt meer inzicht krijgt in de wachtlijsten en wachttijden binnen de jeugdzorg.
8
6.
Overige aandachtspunten in 2009
Wijziging landelijk financiële verdeelmodel In 2009 wordt landelijk een nieuw financieel verdeelsysteem ontwikkeld. Dit systeem geeft op basis van macro-economische ramingen aan, hoeveel geld er nodig is voor de jeugdzorg in Nederland. Voor het toekomstig budget voor de jeugdzorg in Rotterdam is het van groot belang, dat in het nieuwe financiële verdeelsysteem rekening gehouden wordt met de aard en de omvang van de problematiek in- en rondom de grote steden. De stadsregio volgt d actief de ontwikkeling van het financiële verdeelmodel en ziet erop toe dat dit model voldoende recht doet aan de aard en de omvang van de problematiek in de Rotterdamse regio. Daarbij trekt de stadsregio Rotterdam samen op met de stadsregio’s Amsterdam en Den Haag. Voorzien in voldoende gekwalificeerd personeel De steeds maar groeiende vraag naar jeugdzorg heeft geleid tot een tekort aan gekwalificeerd personeel voor de jeugdzorg. Dit capaciteitsprobleem is het meest nijpend in de grootstedelijke gebieden. Vandaar dat: BJZ en zorgaanbieders een gezamenlijk plan van aanpak uitwerken om het tekort aan gekwalificeerd personeel in de regio aan te pakken; BJZ en zorgaanbieders meer gaan doen aan deskundigheidsbevordering van hun eigen personeel (20% boven de landelijke CAO-norm); tussen de stadsregio en de uitvoerende partijen nieuwe afspraken worden gemaakt over professioneel handelen.
9
3
Concept begroting jeugdzorg 2009
In dit hoofdstuk van het uitvoeringsprogramma is de ontwerp begroting jeugdzorg 2009 van de stadsregio Rotterdam opgenomen. Eerst wordt stilgestaan bij de status van de begroting (3.1). Vervolgens worden de uitgangspunten van de begroting benoemd en wordt de begroting toegelicht (paragraaf 3.1). Vervolgens wordt, in het door Jeugd en Gezin voorgeschreven format, de uitgavenkant van de begroting gepresenteerd. Eerst voor Stichting Bureau Jeugdzorg (paragraaf 3.3) en vervolgens voor het zorgaanbod (paragraaf 3.4). De totalen van gevraagde en te verlenen subsidies treft u na de begroting van de uitgaven aan het zorgaanbod aan.
3.1
Status van de begroting
Aan deze begroting kunnen geen rechten ontleend worden door Bureau Jeugdzorg, zorgaanbieders en steunfuncties, omdat op basis van de beschikking van het rijk de stadsregio definitief zal beschikken. Deze begroting is een concept dat in de maand januari 2009 is ontwikkeld nadat in december 2008 duidelijk werd welke extra middelen er voor 2009 beschikbaar zouden komen. Voorlopige beschikkingen 2009 van het rijk moeten op moment van schrijven nog binnenkomen. Doorvertaling van prestatieafspraken met het Rijk naar Bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieders vindt heden plaats evenals precieze inkoop van extra zorg. Ondanks extra middelen is de vrije ruimte voor inkoop van extra zorg beperkt. In de begroting is uitgegaan van een mogelijke verdeling van extra middelen over de zorgvormen. Dit kan nog wijzigen alhoewel overeenstemming tussen stadsregio, bureau jeugdzorg en de zorgaanbieders bereikt is over het wegwerken van wachtlijsten en de prioriteitstelling bij de invulling van de vrije ruimte c.q. deel van de extra middelen. Deze overeenstemming wordt op korte termijn vastgelegd in een convenant en uitgewerkt naar individuele beschikkingen. De begroting is gebaseerd op prijspeil 2009. De loonindexatie (OVA) 2008 is nog niet verwerkt in de normprijzen 2009 maar wordt apart opgevoerd. 3.2
Toelichting bij de begroting
Bureau Jeugdzorg – Justitiële taken (zie 3.3) Ten aanzien van de justitiële taken van Bureau Jeugdzorg is de stadsregio slechts doorgeefluik van inkomende gelden. De begroting laat een flinke groei zien in het aantal ondertoezichtstellingen (kort en lang) en samenloop. Jeugdreclassering laat een langzamer groei zien van 10 procent. De aantallen van de andere producten in het justitieel kader stijgen of dalen nauwelijks. Groei in het totaal van de justitiële taken van Bureau Jeugdzorg worden vanuit de middelen doeluitkering voorgefinancierd. Dit gaat ten koste van de beschikbare middelen voor het zorgaanbod. Gedurende het jaar en bij einde jaar worden middelen op grond van de hardheidsclausule geclaimd en gedeeltelijk uitbetaald. Bureau Jeugdzorg – Vrijwillige taken Een bescheiden groei in het budget voor het vrijwillig kader Bureau Jeugdzorg wordt veroorzaakt door groei in de aantallen casemanagement en het vanaf 2009 volledig (i.p.v. 50% in 2008) financieren van de voorposten. De afname in de aantallen AMK onderzoeken en adviezen ten opzichte van 2008 wordt veroorzaakt door achterblijvende realisatiecijfers in 2008. Vanaf 2009 wordt de kindertelefoon op kostendekkend niveau gefinancierd. Voor de doorontwikkeling van Bureau Jeugdzorg in de rollen van informatieknooppunt voor de jeugdzorg en adviseur van de stadsregio is bij ‘steunfuncties’ een bedrag opgenomen. Totaal Bureau Jeugdzorg De totale subsidie Bureau Jeugdzorg 2009 wordt vooralsnog begroot op 41,0 miljoen opgebouwd uit 24,3 miljoen justitieel kader en 16,7 miljoen vrijwillig kader. Hiervan zal 40,9 miljoen worden beschikt aan Bureau Jeugdzorg. Zorgaanbod (zie 3.4) Ten aanzien van het zorgaanbod wordt ingezet op een uitbreiding van de jeugdhulp (= ambulante) capaciteit. Dit wordt deels gerealiseerd door conversie van dagbehandelingplekken voor jeugd vanaf 6 jaar naar jeugdhulp plaatsen en deels door capaciteitsuitbreiding gefinancierd uit extra middelen. Vanwege de conversie dalen de uitgaven voor dagbehandeling.
10
De toename van de begrote uitgaven voor pleegzorg wordt deel verklaard door overname van de financiering van 95 bovenregionale pleegzorgplaatsen die bezet zijn door stadsregionale kinderen. Dit aantal bouwt af tot 0 in de komende vier jaar. Vanuit het verleden financierde de Provincie Zuid-Holland deze plaatsen. Naast bovengenoemde plekken wordt er in de begroting vanuit gegaan dat door de inzet van extra middelen meer pleegzorgplaatsen worden ingekocht voor 2009. Ten aanzien van dag en nachthulp worden meer kosten begroot voor het voortzetten van halverwege 2008 gestarte kamertrainingplekken. Daarnaast wordt in de begroting uitgegaan van een beperkte uitbreiding van zware crisisplaatsen waarmee cliënten met een gecombineerde jeugdzorg en jeugd GGZ problematiek geholpen kunnen worden. Ook dit wordt in deze begroting gedekt door de inzet van extra middelen. Hoewel de subsidies Pak je Kans (352.581 voor Humanitas en Jeugdplein tezamen) wegvallen in 2009 zijn er in Uitvoeringsprogramma een reeks onderzoeken en verbeterprojecten geformuleerd. De met name aan het zorgaanbod gerelateerde onderzoeken en verbeterprojecten zijn begroot op 700.000 Euro. Er is een lichte verlaging van huisvestingskosten dagbehandeling als gevolg van de gewenste conversie naar jeugdhulp die nog lager uit kan vallen als de voorziening van circa 150.000 voor frictiekosten conversie niet hoeft te worden aangesproken. Een extra post van 0,5 miljoen Euro is opgenomen voor de uitrol van het instrument van risicotaxatie naar regiogemeenten. De inzet van de doeluitkering jeugdzorg voor dit doel is gelegitimeerd door afspraken tussen Minister Rouvoet en portefeuillehouder Geluk. De financiële schuif tussen curatief en preventief wordt hier toegepast. Totaal Zorgaanbod De totale subsidie Zorgaanbod wordt vooralsnog begroot op 77,2 miljoen Euro waarvan 75,8 miljoen Euro daadwerkelijk aan zorgaanbieder zal worden beschikt. Totaal subsidiestroom 2009 Voorgaande leidt tot een vooralsnog begroot bedrag te verstrekken subsidies prijspeil 2009 van 118,2 miljoen Euro. Hiervan dient 116,7 miljoen Euro daadwerkelijk beschikt te worden aan BJZ, zorgaanbieders en derden (steunfuncties, cliëntvertegenwoordigers, vertrouwenspersonen, etc.) Het verschil van 1,5 miljoen bestaat voor 0,75 miljoen uit onderzoeken die onder gezamenlijke regie met BJZ en zorgaanbieders worden uitgezet. Daarnaast wordt 0,5 miljoen ingezet om tot uitrol van instrument van risicotaxatie naar regiogemeenten te komen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde ‘financiële schuif’ van curatieve zorg naar preventieve zorg (convenant Rouvoet – Geluk). De resterende 0,25 miljoen betreffen enkele gerichte voorzieningen waarmee onder meer frictiekosten betaald kunnen worden voor de gewenste conversie van dagbehandeling naar jeugdhulp (ambulante hulp).
11
3.3 I
Uitgavenbegroting SRR – Stichting Bureau Jeugdzorg
De stichting, die een bureau Jeugdzorg in stand houdt Door de stichting ontvangen subsidie
prijspeil 2008
prijs per eenheid (v)OTS<1jaar OTS overig voorlopige voogdij voogdij jeugdreclassering centrale overhead financiele taken en KR pleegzorg samenloop ITB harde kern ITB Criem STP Netwerk- en trajectberaden (nazorg en gedragsmaatregel) Nieuwe methode jeugdreclassering OVA 2008 en te verwerken in prijs per eenheid 2009 subtotaal justitie taken korting 2,5 % justitie taken 2009 totaal justitie taken indicatiestelling casemanagement AMK onderzoeken AMK consultatie consultatie / deskundigheidsbevordering v.v. / voorposten niet-geindiceerde ambulante zorg kindertelefoon Gedragswetenschappers bij BJZ OVA 2008 en te verwerken in prijs per eenheid 2009 totaal VWS taken clientenvertrouwenspersoon BJZ experimenten steunfuncties totaal overige posten totale doeluitkering BJZ
prijspeil 2009 - OVA2008 seperaat opgevoerd (niet verwerkt in prijs per eenheid) verwachte subsidie 2008 begrote subsidie 2009 hoeveelheid subsidiebedrag prijs per eenheid hoeveelheid subsidiebedrag 6.954 932 6.481.128 6.954 960 6.675.840 5.860 1.648 9.657.280 5.860 1.730 10.137.800 5.032 47 236.504 5.032 35 176.120 3.587 590 2.116.330 3.587 590 2.116.330 3.910 745 2.912.950 3.910 800 3.128.000 267 1.800 480.600 267 1.800 480.600 107 1.463 156.541 107 1.463 156.541 697 121 84.337 697 160 111.520 1.247 85 105.995 1.247 48 59.856 1.671 62 103.602 1.671 48 80.208 1.671 12 20.052 1.671 12 20.052 138.765 167.821 514 729 374.706 514 800 411.200 649.806 649.806 23.518.596 24.371.694 -84.991 23.518.596 24.286.703 1.986 941 1.555 133
4.341 2.038 2.571 3.216
0
0
8.621.226 1.917.758 3.997.905 427.728 785.561 0 129.593 43.752 339.783 16.263.306 0 0 0 39.781.902
1.986 941 1.555 133
4.100 2.700 2.200 2.500
0
0
8.142.600 2.540.700 3.421.000 332.500 1.378.733 0 286.590 43.752 339.783 16.485.658 0 150.000 126.000 276.000 41.048.361
12
3.4 II
Uitgavenbegroting SRR – Zorgaanbod en totalen subsidiestroom
Zorgaanbod Door de zorgaanbieders te ontvangen subsidie
prijspeil 2008
prijspeil 2009 - OVA2008 seperaat opgevoerd (niet verwerkt in prijs per eenheid) verwachte subsidie 2008 28.789.829 9.538.846 14.179.588 52.508.264
29.755.910 11.706.038 12.460.724 53.922.672
jeugdhulp totaal jeugdhulp
11.461.008 11.461.008
15.333.100 15.333.100
provinciale clientenorganisatie clientenvertrouwenspersoon experimenten steunfuncties huisvesting residentieel huisvesting dagbehandeling OVA 2008 en te verwerken in prijs per eenheid 2009 in te zetten in kader van de schuif - uitrol risicotaxatie totaal overige posten
25.800 268.217 352.581 5.431 2.646.107 1.727.719 2.069.841 7.069.896
totaal doeluitkering zorgaanbod
III
begrote subsidie 2009
dag en nachthulp pleegzorg dagbehandeling totaal verblijf
71.039.167
25.800 303.000 700.000 5.500 2.646.107 1.665.264 2.069.841 500.000 7.915.512 77.171.284
Subsidiestromen provincie jaar t Totaal te verstrekken subsidies
te verstrekken subsidie prijspeil 2009 gevraagde uitkering prijspeil 2009
1 Bureau Jeugdzorg 41.048.361 41.375.303
2 aanbod 77.171.284 75.970.159
3 totaal 118.219.645 117.345.462
13