Raadsvoorstel no. R2013.0095
Agendapunt no.
Onderwerp Regionaal Beleidskader decentralisatie AWBZ
Uitgeest, 04 december 2013
Aan de gemeenteraad
Inleiding Het kabinet heeft ervoor gekozen om de functie begeleiding van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) over te hevelen naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het betreft de begeleiding inclusief kortdurend verblijf en vervoer van mensen met een matige of ernstige beperking die buiten de muren van een instelling plaatsvindt. Volgens de laatste plannen van het kabinet komt ook 5% van de huidige Awbz functie persoonlijke verzorging naar het gemeentelijk domein. Het betreft de persoonlijke verzorging van mensen met een verstandelijke- of zintuiglijke beperking of een psychiatrische aandoening. De decentralisatie Awbz als transitie gaat over het goed regelen van de overdracht van taken en middelen van het rijk naar gemeenten. Voor huidige en toekomstige cliënten moet duidelijk zijn wat er voor hen verandert. Met aanbieders moeten afspraken gemaakt worden, zodat er op 1 januari 2015 waar nodig professionele ondersteuning beschikbaar is. En de ambtelijke organisatie van gemeenten moet op tijd zijn ingericht om de nieuwe taken uit te voeren. De decentralisatie Awbz beperkt zich echter niet tot deze transitie. Doel van de decentralisatie is om zorg en ondersteuning dichtbij mensen te organiseren en meer gebruik te maken van de eigen kracht en mogelijkheden van burgers en van de algemene voorzieningen (de Kanteling van de Wmo). Bovendien vindt er een forse korting op het budget plaats. Daarom is de decentralisatie Awbz ook een transformatie: de aard van de ondersteuning zal veranderen en gemeenten zullen een andere invulling geven aan het opdrachtgeverschap en de toegang tot ondersteuning. Het ondersteuningsaanbod moet waar mogelijk worden gekanteld en nieuwe ondersteuningsarrangementen ontwikkeld. Juni 2012 heeft de gemeenteraad de IJmondiale kadernota ‘Van zorg naar participatie’ vastgesteld. Die kadernota beschrijft de kaders waarbinnen de Awbz decentralisatie vorm krijgt. De kadernota benoemt onder meer de IJmondiale missie, visie, uitgangspunten en doelen van de decentralisatie. Op het moment van schrijven van die kadernota was er nog veel onduidelijkheid omtrent de decentralisatie. Inmiddels is er iets meer bekend, maar er zijn nog altijd veel onzekerheden. Op het moment van schrijven van deze nota - november 2013 -: • is nog niet bekend welk budget gemeenten hiervoor in 2015 en daarna overgeheveld krijgen; • ligt er nog geen wetsvoorstel ter behandeling in de Tweede en Eerste Kamer; • is net de brief van de staatssecretaris ontvangen over de nadere uitwerking van de Wet langdurige zorg (brief d.d. 6 november 2013). Vanwege de grote impact van de decentralisatie kunnen we het ons niet veroorloven met de voorbereiding te wachten tot deze onzekerheden zijn weggenomen. De gemeenten in de IJmond (Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Velsen) hebben ervoor gekozen om bij deze decentralisatie
samen op te trekken. Met de gemeenten in Zuid-Kennemerland en Haarlem worden gezamenlijk de maatwerkvoorzieningen in het kader van de decentralisatie Awbz verworven. In bijgevoegd ‘Regionaal Beleidskader decentralisatie Awbz’ worden de kaders vastgesteld die op regionaal niveau nodig zijn. De nota is kaderstellend voor de implementatie. Brief staatssecretaris Van Rijn d.d. 6 november 2013 De voor gemeenten belangrijkste elementen in de brief zijn: • persoonlijke verzorging wordt niet overgeheveld naar de Wmo zoals eerder de intentie was, maar naar de Zorgverzekeringswet; het wordt onderdeel van de nieuwe aanspraak wijkverpleging. Slechts 5% van de persoonlijke verzorging gaat wel naar de Wmo; het betreft de persoonlijke verzorging voor mensen met een verstandelijke beperking, een zintuigelijke beperking of een psychiatrische aandoening; • beschermd wonen (zorgzwaartepakketten GGZ C) voor mensen met psychiatrische problematiek wordt overgeheveld naar gemeenten. Het betreft ook de zware zorgzwaartepakketten; • ten aanzien van specifieke doelgroepen wordt alleen voor de palliatieve zorg een uitzondering gemaakt: deze wordt niet overgeheveld naar de Wmo, maar naar de Zorgverzekeringswet. Het (vrijwel) niet overhevelen van de persoonlijke verzorging heeft een forse impact op de gemeentelijke opgave. Het volume van te decentraliseren taken wordt ongeveer gehalveerd. Er resteert een taakstelling van 40% op de huishoudelijke hulp en 25% op begeleiding. Door de afname van het volume hebben gemeenten aanzienlijk minder mogelijkheden deze taakstellingen te realiseren. Daarnaast wordt door deze majeure wijziging in het rijksbeleid het voorbereidingsproces van gemeenten gehinderd. Dit regionale beleidskader is hierop aangepast. De brief zal naar alle waarschijnlijkheid leiden tot nieuwe onderhandelingen tussen VNG en de staatssecretaris wat mogelijk weer leidt tot nieuwe aanpassingen. Kortom, onzekerheden blijven voortduren. Beleidskader De gemeenten in de IJmond (Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Velsen) hebben ervoor gekozen om bij deze decentralisatie samen op te trekken. Met de gemeenten in Zuid-Kennemerland en Haarlem worden gezamenlijk de maatwerkvoorzieningen in het kader van de decentralisatie Awbz verworven. Hiervoor is het ‘Regionaal beleidskader Awbz decentralisatie’ (hierna: beleidskader) opgesteld. De hoofdstukken 1 tot en met 8 van dit beleidskader zijn gezamenlijk met de 9 gemeenten in de regio Kennemerland opgesteld (Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Heemskerk, Heemstede, Uitgeest, Velsen en Zandvoort). Hoofdstuk 9 betreft het IJmondiale deel van het beleidskader en beschrijft hoe we in de IJmond de toegang tot voorzieningen en het aanbod van algemene voorzieningen (de lokale basis infrastructuur) willen invullen. De voorstellen in dit beleidskader zijn gebaseerd op vele gesprekken en bijeenkomsten met cliënten(vertegenwoordigers), aanbieders en andere betrokkenen. In mei en juni 2013 zijn werkconferenties gehouden met cliënten- en Wmo-raden, cliëntenorganisaties, zorgaanbieders, welzijnsinstellingen en vrijwilligers- en mantelzorgorganisaties. Tijdens deze werkconferenties zijn kantel- en vernieuwingsmogelijkheden verkend. In de zomerperiode zijn vervolgens individuele gesprekken met een groot aantal huidige aanbieders gevoerd. In deze gesprekken zijn de kantel- en vernieuwingsmogelijkheden aangescherpt en is tevens aandacht geweest voor besparingsmogelijkheden met betrekking tot de bedrijfsvoering. Op basis van deze bijeenkomsten en gesprekken zijn denkrichtingen voor het beleidskader geformuleerd. Deze denkrichtingen zijn vervolgens getoetst en aangescherpt tijdens twee werkconferenties in september 2013 met instellingen en cliënten(vertegenwoordigers). Daarnaast is gekeken naar voorlopige resultaten van pilotprojecten die in de regio’s zijn gestart, is gebruik gemaakt van voorbeelden elders in het land en zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd. Voor dit beleidskader waren met name twee onderzoeken van bureau HHM van belang. Eén onderzoek betrof een analyse van de gegevens van het zorgkantoor over de huidige cliënten en
aanbieders. Het andere onderzoek is een verkenning van de kantel- en vernieuwingsmogelijkheden van het huidige ondersteuningsaanbod, uitgesplitst naar cliëntgroepen. Uit de gesprekken met cliënten(vertegenwoordigers) en aanbieders is draagvlak gebleken voor de in dit beleidskader geschetste mogelijkheden om het ondersteuningsaanbod binnen de Wmo op een gekantelde wijze vorm te geven. Maar in de gesprekken is ook duidelijk naar voren gebracht dat het gaat om zeer kwetsbare doelgroepen. De kantel- en vernieuwingsmogelijkheden zijn niet op iedereen van toepassing en zeker niet in gelijke mate. Uiteindelijk zal alleen door individueel maatwerk adequate ondersteuning worden geboden. Om de transformatie te sturen kunnen gemeenten aan drie ‘knoppen’ draaien: • Toegang tot ondersteuning: inhoudelijke toegangscriteria; door middel van onderzoek/gesprek zoeken naar passend ondersteuningsaanbod. • Opdrachtgeverschap naar de zorgaanbieders: vernieuwing van het ondersteuningsaanbod; ordening van het ondersteuningsaanbod. • Efficiency: beperken administratieve lasten en overhead en stimuleren van samenwerking tussen aanbieders. In het beleidskader worden in totaal 29 voorstellen aan de gemeenteraad voorgelegd. De voorstellen 1 tot en met 21 zijn samen met de regio Zuid-Kennemerland en Haarlem opgesteld. De voorstellen 22 tot en met 29 betreffen het IJmondiaal niveau. Het betreft de volgende voorstellen: 1. De gemeenten in de IJmond en Zuid-Kennemerland streven naar een ‘zachte landing’ in 2015. De gewenste transformatie begint echter al in 2014. 2. De gemeenten in de IJmond en Zuid-Kennemerland kiezen voor sterke regie en partnerschap in de eerste jaren en streven naar een grotere rol voor het maatschappelijke middenveld en burgers. 3. De gemeenten in de IJmond en Zuid-Kennemerland gaan maatwerkvoorzieningen in het kader van de decentralisatie Awbz gezamenlijk verwerven. 4. De gemeenten in de IJmond en Zuid-Kennemerland verkennen samenwerking met Haarlemmermeer en de Amstelland-gemeenten voor het verwerven van maatwerkvoorzieningen voor zeer specifieke doelgroepen. 5. De toegang en het aanbod van algemene voorzieningen blijven de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke gemeenten. De gemeenten in de IJmond en Zuid-Kennemerland zoeken naar eenduidigheid en afstemming over de toegang tot zorg. 6. De samenwerkende gemeenten streven naar een marktordening die zich gaat kenmerken door keuzevrijheid voor de burger, innovatie, combineren van ondersteuningstypen en efficiency. 7. Met ingang van 2015 zullen gemeenten maatwerkvoorzieningen bekostigen op basis van de daadwerkelijk geleverde ondersteuning per burger. Gestreefd wordt naar een bekostiging op resultaat. 8. De gemeenten in IJmond en Zuid-Kennemerland willen terughoudend omgaan met persoonsgebonden bekostiging van niet-professionals en dit beperken tot gevallen waarin dit aantoonbaar tot effectievere én goedkopere ondersteuning leidt dan andere ondersteuning die vanuit de Wmo gefinancierd kan worden. 9. Bij de maatwerkvoorzieningen die gemeenten gezamenlijk willen verwerven zal de keuze in de meeste gevallen op de overheidsopdracht vallen. 10. Bij een overheidsopdracht zal waar mogelijk de 2B-procedure toegepast worden. 11. Opdrachtverstrekking en subsidieverlening gebeurt vooralsnog flexibel met de mogelijkheid tot verlenging. 12. Waar de wet de mogelijkheid geeft om lokale eisen te stellen in aanvulling op landelijke weten regelgeving, wordt dit regionaal op uniforme wijze gedaan. 13. Verantwoording zal worden vormgegeven in aansluiting op (in ontwikkeling zijnde) landelijke gegevensstandaarden; de negen gemeenten streven daarbij naar verantwoording op effecten en resultaten.
14. Bij het verwerven van vernieuwde maatwerkvoorzieningen wordt gekozen voor vier hoofdgroepen: - Ouderen met cognitieve en/of lichamelijke problematiek - Volwassenen met psychiatrische problematiek - Volwassenen met een verstandelijke beperking - Volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte 15. Voor de nieuwe maatwerkvoorzieningen wordt per 1 januari 2015 een eigen bijdrage gevraagd. Voor de berekening van de eigen bijdrage wordt aangesloten bij het tarief voor de hulp bij het huishouden. 16. Gemeenten gaan onderzoeken of op termijn te komen is tot berekening van de eigen bijdrage over een (meer) kostendekkend tarief. 17. Uitgangspunt is een budgettair neutrale uitvoering per gemeente waarbij iedere gemeente zelf de lasten van de maatwerkvoorzieningen voor haar burgers draagt 18. Instemmen met de voorgestelde percentages voor bezuiniging als richtinggevend voor de decentralisatie 19. De communicatie gericht op zorgaanbieders, expertgroepen, cliëntenraden, het zorgkantoor en de zorgverzekeraar wordt regionaal afgestemd en vindt grotendeels regionaal plaats. 20. De communicatie gericht op inwoners, Wmo-raden, (lokale) maatschappelijke organisaties en gemeenteraden vindt lokaal en/of sub-regionaal plaats. 21. Daar waar het opdrachtgeverschap van de gemeente de aanbieders raakt, stellen de gemeenten uniforme eisen aan de wijze waarop de informatievoorziening wordt georganiseerd. 22. Van het budget dat overkomt met de nieuwe taken uit de Awbz wordt door iedere IJmondgemeente een percentage gereserveerd ten behoeve van investeren en versterken van de lokale basisinfrastructuur. Dit budget is tevens bedoeld voor het organiseren van de toegang. 23. Waar de lokale basis infrastructuur vraagt om aanscherping en versterking om de nieuwe Awbz taken te kunnen inbedden wordt dit IJmondiaal zoveel mogelijk afgestemd. 24. In lijn met de bestaande situatie in de Wmo zullen algemene voorzieningen in de basisinfrastructuur door middel van een subsidie worden verstrekt. 25. Aanvullend op de in voorstel 5 benoemde afstemming en eenduidigheid als het gaat om criteria en gehanteerde methodiek bij toegang, worden in de IJmond de volgende gezamenlijke uitgangspunten gehanteerd: vanuit eigen kracht. De bepaling van de ondersteuningsvraag vindt zoveel mogelijk plaats vanuit de eigen kracht van de burger en de eigen omgeving van de burger.de passende ondersteuningsvraag zo efficiënt mogelijk (met zo weinig mogelijk stappen) tot stand brengen. proportionele procedure: meer afweging en besluitvorming indien de afweging ingewikkelder is. 26. Gemeenten maken gebruik van de expertise van aanbieders bij de inrichting van de toegang tot zorg. 27. Aanvullend op voorstel 21 wordt in de IJmond voor de ICT infrastructuur aangesloten bij de door de colleges gesloten intentieovereenkomst om per 1 januari 2017 te komen tot een gedeelde ICT-infrastructuur. 28. De uitkomsten en aanbevelingen van de pilots vernieuwing worden zoveel mogelijk IJmondiaal overgenomen en in praktijk gebracht. Hiermee wordt al in 2014 gestart, in samenspraak met zorgaanbieders, welzijn en ander aanbieders van lokale, algemene voorzieningen en met zorgverzekeraars. 29. Daar waar in voorstel 20 wordt gesproken over de communicatie op lokaal niveau, daar streven we in IJmond naar zoveel mogelijk gezamenlijk optrekken. Toelichting/motivering/risico’s Aan de decentralisatie van Awbz-taken naar de Wmo is een aantal risico’s verbonden: 1. De wetgeving is landelijk nog niet afgerond en daardoor is de opgave nog niet in volle omvang duidelijk. 2. Financiële risico’s:
a. In de meicirculaire 2014 van het Gemeentefonds wordt pas de omvang van het budget dat overkomt en het bijbehorende verdeelmodel bekend; b. In de conceptwettekst wordt gesproken over een overgangsjaar voor bestaande cliënten. Het financiële risico hiervan ligt in het feit dat gemeenten wellicht worden verplicht het huidige aanbod te continueren, terwijl de kortingen op het budget wel al gaan gelden. c. Met het (vrijwel) niet overhevelen van de persoonlijke verzorging wordt het volume van te decentraliseren taken ongeveer gehalveerd. De mogelijkheden om bezuinigingstaakstelling van 25% innovatief in te vullen wordt hiermee beperkt; d. Ondanks diverse onderzoeken en prognoses zal de volle omvang van de vraag pas in de loop van 2015 en 2016 duidelijk worden. Financiën De financiële gevolgen van deze decentralisatie zijn nog niet duidelijk. Op het moment van het schrijven van deze nota is de verwachting dat er met de meicirculaire van het Gemeentefonds in 2014 pas duidelijkheid komt over de omvang van het budget dat overkomt en het bijbehorende verdeelmodel. Ook is nog niet bekend wat de omvang is van de uitvoeringskosten en of het budget dat we daarvoor overkrijgen voldoende is om de gemeentelijke uitvoeringskosten te dekken. De gemeente streeft naar een budget neutrale uitvoering. Zodra er landelijk meer informatie bekend is, wordt u hierover geïnformeerd. Relatie met regionale samenwerking • Het beleidskader is regionaal met de gemeenten IJmond en Zuid-Kennemerland inclusief Haarlem, tot stand gekomen. • De voorstellen in dit beleidskader zijn gebaseerd op vele gesprekken en bijeenkomsten met cliënten- en Wmo-raden, cliëntenorganisaties, zorgaanbieders, welzijnsinstellingen en vrijwilligers- en mantelzorgorganisaties (zie toelichting eerder in dit raadsvoorstel, in de paragraaf over het beleidskader) • Het regionale deel van het beleidskader (hoofdstukken 1 tot en met 8) is besproken met de Portefeuillehouders van de 9 gemeenten op 28 november 2013. Het IJmondiale deel (hoofdstuk 9) is besproken met de Portefeuillehouders van de IJmond-gemeenten op 16 oktober 2013. De portefeuillehouders, inclusief de wethouder van Heemskerk, zijn akkoord. • Het beleidskader is tot stand gekomen met medewerking van de controller, jurist en communicatiemedewerker die namens de IJmond zijn aangehaakt bij de decentralisatie Awbz. • Tijdens een gezamenlijke bijeenkomst op 25 september 2013 zijn de gemeenteraden van de vier IJmondgemeenten meegenomen in de denkrichting van de in het beleidskader opgenomen voorstellen. Wmo adviesraden/Burgerplatforms Wmo De Wmo-raden/Burgerplatforms Wmo van de 9 gemeenten zijn door de colleges gevraagd advies aan hen uit te brengen op het beleidskader. De Wmo-raden/Burgerplatforms Wmo van de gemeenten Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest hebben gezamenlijk advies uitgebracht. In antwoord hierop is eveneens gezamenlijk een conceptantwoord opgesteld. Daar waar mogelijk zijn de adviezen van de 9 Wmo-raden verwerkt in het regionaal beleidskader. Het advies van de Wmo-raden/Burgerplatforms Wmo en ons antwoord hierop treft u hierbij aan. Samenhang decentralisaties in het Sociale Domein De Awbz decentralisatie kan niet worden losgezien van de andere grote decentralisaties in het sociale domein: de transitie Jeugdzorg en de Participatiewet. Cliëntgroepen, aanbieders en hulp- en ondersteuningstypen overlappen elkaar op verschillende manieren. Dit biedt gemeenten extra mogelijkheden om hulp en ondersteuning aan burgers (dichtbij), zonder schotten en goedkoper te organiseren. De drie decentralisaties worden daarom in nauwe samenhang met elkaar opgepakt en vormgegeven. Hierbij worden ook de ontwikkelingen in het kader van het passend onderwijs
Conclusie c.q. voorstel Wij stellen u voor om het ‘Regionaal beleidskader decentralisatie AWBZ’ vast te stellen. Verdere procedure besluitvorming Het beleidskader is ter bespreking voorgelegd aan de IJmondiale raadscommissie en gelijktijdig ter vaststelling aan de gemeenteraden van de 9 gemeenten in de IJmond en Zuid-Kennemerland. Na vaststelling vormt dit het kader voor de implementatie en voorbereiding op de transitie per 1 januari 2015. Hierin onderscheiden we op hoofdlijnen de volgende stappen: • Verwerven ondersteuningsaanbod (voorjaar/zomer) • Inrichten uitvoeringsorganisaties gemeenten (hele jaar) • Vaststellen verordening (voorjaar/zomer/najaar) • Communicatie richting burgers en uitvoeren overgangsregime bestaande cliënten (najaar) Na vaststelling door de gemeenteraad wordt het beleidskader onder alle relevante organisaties/instellingen/aanbieders verspreid. De afstemming van de communicatie vindt op regionaal niveau plaats.
Burgemeester en wethouders van Uitgeest, de secretaris, de burgemeester,
mevr. G.A.F. van den Broek
Th. van Eijk
Raadsbesluit no.R2013.0095
Onderwerp Regionaal Beleidskader decentralisatie AWBZ
De raad van de gemeente Uitgeest;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. Vul in nr. Vul in ; gehoord de beraadslagingen in de commissie Samenlevingszaken d.d. besluit: Het Regionaal beleidskader decentralisatie Awbz vast te stellen. Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Uitgeest, gehouden op , de griffier, de voorzitter,
W. Zoetelief
Th. van Eijk