Uitbreiding Anne Frankhuis; Definitief Ontwerp
Rapportnummer M 1050-5-RA-001 d.d. 31 mei 2016
Uitbreiding Anne Frankhuis; Definitief Ontwerp
opdrachtgever rapportnummer
M 1 0 5 0 - 5- R A - 0 0 1
datum
31 mei 2016
referentie
T V / T V / / M 1 0 5 0 - 5- R A - 0 0 1
verantwoordelijke ir. A.G.J. Vervoort opsteller
ir. A.G.J. Vervoort +31 24 3570776
[email protected]
peutz bv, postbus 66, 6585 zh mook, +31 24 357 07 07,
[email protected], www.peutz.nl kvk 12028033, opdrachten volgens DNR 2011, lid NLingenieurs, btw NL.004933837B01, ISO-9001:2008 mook – zoetermeer – groningen – düsseldorf – dortmund – berlijn – leuven – parijs – lyon
M 1050-5-RA-001 2
Inhoudsopgave 1
Inleiding
4
2
Omgeving
5
2.1 Geluidbelasting en geluidwering
5
2.2 Windklimaat
6
2.3 Geluidemissie
7
3
Geluidisolatie
8
3.1 Geluidisolatie
8
3.2 Voorzieningen luchtgeluidisolatie
9
3.3 Geluidniveau ten gevolge van technische installaties 4
Ruimteakoestiek voorzieningen
10 11
4.1 Streefwaarden
11
4.2 Audiotours
14
4.3 Serre
15
5
Bouwfysica
16
5.1 Dagboekzaal
16
5.1.1
Binnenklimaat
16
5.1.2
Daglicht, bezonning
17
5.1.3
Trillingen
18
5.2 Klimaateisen nieuwe museale ruimten achterhuis 265
18
5.3 Bouwfysische kwaliteit achtergevel 265 en 267
19
5.4 Depot
20
5.5 Daglicht kantoren
20
5.6 Nieuwe gevels
20
6
Brandveiligheid
23
M 1050-5-RA-001 3
1
Inleiding In opdracht van de Anne Frank stichting wordt gewerkt aan de voorgenomen uitbreiding van het Anne Frank Huis aan de Prinsengracht te Amsterdam. Voorliggend rapport behandelt diverse akoestische, bouwfysische en brandtechnische aspecten die van belang zijn bij de uitbreiding van het museum. Basis voor deze DO rapportage betreft onze VO rapportage waarbij deze op punten waar het plan gewijzigd is aangepast is en waar nodig verder gedetailleerd is op DO niveau.
M 1050-5-RA-001 4
2
Omgeving Het Anne Frankhuis bestaat uit bouwdelen gelegen op de hoek van de Prinsengracht en de Westermarkt. Het betreft een uitbreiding binnen bestaande panden. Alleen aan de achterzijde wordt een kleine nieuwbouw uitbreiding gerealiseerd in de vorm van een serre welke de entreeruimte van Prinsengracht 267 verbindt met de start van de museale route in Prinsengracht 265.
f2.1 Nieuwe verbinding Prinsengracht 267 met Prinsengracht 265 via serre aan achterzijde
Aan de buitenzijde wordt verder de gevel van Prinsengracht 267 op de begane grond ter plaatse van de nieuwe entreehal, de eerste verdieping ter plaatse van het museumcafé en de begane grondgevel t.p.v. de entree kantoren en entree groepen vervangen. De entree voor bezoekers wordt verplaatst van de huidige positie aan de Prinsengracht naar een nieuwe positie aan de Westermarkt. 2.1 G e l u i d b e l a s t i n g e n g e l u i d w e r i n g
Het museum ligt in een autoluw gebied aan de Prinsengracht te Amsterdam, buitengeluid bestaat voornamelijk uit stadsgeluid. Met uitzondering van de hiervoor genoemde gevels worden gevels niet vervangen. Zowel entree als museumcafé zijn bijeenkomstruimten en geen geluidgevoelige ruimten, een toelaatbaar equivalent binnengeluidniveau van 40 dB binnen is hier toelaatbaar. Met M 1050-5-RA-001 5
gangbare gevelsystemen wordt een gevelisolatie van minimaal 20 dB gerealiseerd waarmee voldoende bescherming tegen buitengeluid gerealiseerd wordt, vergelijkbaar met de huidige situatie van entree en museumcafé. 2.2 W i n d k l i m a a t
Het windklimaat is uitgebreid omschreven in notitie M 1050-1-PR d.d. 22 december 2015. Hier volgt een korte samenvatting op hoofdlijnen.
f2.2 Belangrijkste windstroming aan de Prinsengracht en Westermarkt
In figuur 2.2 is de windstroming om het gebouw gevisualiseerd, voor zuidwestenwind is ondanks de stedelijke situatie een relatief vrije aanstroming mogelijk over de Prinsengracht. De hoek van het Anne Frank huis is gericht op de ZW wind, op basis van dit gegeven zou bij ongehinderde windaanstroming een windklimaat verwacht worden dat op beide gevels gelijk is, het windklimaat zal echter beïnvloed worden door de hoogbouw van de Westerkerk en de openheid van de Westermarkt: − door drukverschillen veroorzaakt door de Westerkerk kunnen aan de zuidgevel van het Anne Frank huis en op de Westermarkt hogere windsnelheden optreden; − de Westermarkt wordt naar het oosten smaller waardoor druk opgebouwd wordt en de windsnelheid juist weer verlaagd wordt. Het netto resultaat van deze twee effecten op het windklimaat ter plaatse van de entree en ter plaatse van wachtende mensen op maaiveldniveau op de Westermarkt is zonder nadere rekenstudie niet te bepalen, hier is vooralsnog niet voor gekozen. De entree wordt voorzien van een tourniquet waarmee luchtstroming door de entree zoveel mogelijk voorkomen wordt. De uitgang wordt gevormd door een sluisconstuctie. M 1050-5-RA-001 6
2.3 G e l u i d e m i s s i e
De geluidemissie van het Anne Frank huis dient te voldoen aan de gestelde eisen in het activiteitenbesluit. In het activiteitenbesluit zijn eisen gesteld aan de maximale geluidniveaus op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen (woningen) en aan de geluidniveaus binnen in aanpandige woningen. Het Anne Frank museum grenst aan de Prinsengracht aan buurpand Prinsengracht 261 en aan de Westermarkt aan de panden Westermarkt 8, 12 en 14. Gebruik van pand Prinsengracht 263 wordt niet gewijzigd, situatie voor geluidoverdracht van 261 naar 263 blijft als bestaand. De woningen aan de Westermarkt 8, 12 en 14 grenzen in de huidige en de nieuwe situatie aan verkeersruimten en kantoren van het Anne Frankhuis. In de nieuwe situatie betreft dit op de begane grond, eerste en tweede verdieping voor publiek toegankelijke verkeersruimten (verkeersruimte groepen en bezoekers bookshop). Het Anne Frankhuis en de woningen zijn volgens tekening volledig van elkaar gedilateerd waardoor hier geen problemen verwacht worden.
f2.3 Aangrenzende panden Westermarkt nr.8, 12 en 14
De geluidemissie ten gevolge van technische installaties dient te voldoen aan de eisen uit het activiteitenbesluit. Bij wijziging of uitbreiding van de bestaande installaties dient aan deze eisen voldaan te worden. In besteksfase zal dit in overleg met Deerns nader uitgewerkt worden op basis van het DO van Deerns.
M 1050-5-RA-001 7
3
Geluidisolatie Er zijn geen wettelijke eisen aan de geluidisolatie tussen ruimtes binnen een bijeenkomstfunctie of een kantoorfunctie. Een technisch programma van eisen is niet opgesteld voor het museum, derhalve wordt hier een voorstel gedaan van eisen welke wij adviseren te hanteren voor het Anne Frank museum. Geluidisolatie tussen museumzalen is vooral van belang bij het opstellen van audio(-visuele) installaties en bij doorlopende presentaties. De museale ruimten in 263, 265 en 267 staan in de bestaande situatie bijna allemaal in open verbinding met elkaar (geopende deuren). In de nieuwe situatie is dit vergelijkbaar. Indien in de nieuwe museale omgeving audio(-visuele) presentaties voorzien zijn met hogere geluidniveaus dan in de bestaande situatie kan dit beter dan in de bestaande situatie hoorbaar zijn in aangrenzende vertrekken. In dit hoofdstuk worden eisen omschreven welke gesteld scheidingsconstructies tussen ruimten onderling in Prinsengracht 267.
worden
aan
3.1 G e l u i d i s o l a t i e
Prinsengracht 267 wordt deels opnieuw ingericht. Een deel van de ruimtescheidende constructies betreft constructieve wanden, dit zijn meestal betonwanden van 200 mm dikte (massa circa 470 kg/m2). Tussen de bestaande woningen zijn betonwanden 220 mm dik (massa circa 520 kg/m2) aanwezig. Een deel van de niet constructieve ruimtescheidende wanden wordt hergebruikt dit betreffen 100 mm dikke kalkzandsteenwanden (massa circa 175 kg/m2). Er wordt van uitgegaan dat alle nieuwe wanden opgebouwd worden uit metalstud en geplaatst worden van vloer tot vloer en dat de plafonds tussen de wanden aangebracht worden. In tabel t3.1 zijn de eisen voor de verschillende situaties weergegeven. Dit betreffen de in de praktijk te realiseren luchtgeluidisolaties voor de totale scheidingsconstructie inclusief aansluitingen op omringende constructies, doorvoeringen van kanalen en leidingen en flankerende geluidoverdracht via gevels, gangwanden, vloeren en plafonds. Teneinde te voldoen aan de in tabel t3.1 gestelde eisen voor de totale constructie zijn in dezelfde tabel de vereiste laboratoriumgeluidisolaties van de wanden (wand inclusief eventuele beglazing) weergegeven. Ook voor de deuren (inclusief kozijn en kierdichting) zijn de benodigde laboratoriumgeluidisolaties weergegeven.
M 1050-5-RA-001 8
t3.1 Streefwaarde luchtgeluidisolatie D nT,A in de praktijk en lab-waarde wand (incl. beglazing) en deur (incl. kozijn en kierdichting) Situatie
DnT,A
Rw,lab,wand
Rw,lab,deur
Tussen kantoren en verblijfsruimten
38 dB
46 dB
geen deur
Tussen museumcafé, lunchruimte en verblijfsruimten
38 dB
46 dB
geen deur
Tussen kantoren en verkeersruimten
27 dB
35 dB
28 dB
Tussen museumcafé, lunchruimte en verkeersruimten
27 dB
35 dB
28 dB
Tussen overleg/spreek/vergaderruimten en verblijfsruimten
42 dB
50 dB
geen deur
Tussen overleg/spreek/vergaderruimten en verkeersruimten
30 dB
38 dB
32 dB
Tussen educatieve ruimten en verblijfsruimten
42 dB
50 dB
geen deur
Tussen educatieve ruimten en verkeersruimten
30 dB
38 dB
32 dB
Tussen toonzalen, depotruimten en verblijfsruimten (geen deur in wand)
38 dB
46 dB
geen deur
Tussen toonzalen en depotruimten en verkeersruimten
27 dB
35 dB
28 dB
Tussen toilet en verblijfsruimten
42 dB
50 dB
geen deur
Tussen toilet en verkeersruimten
27 dB
35 dB
28 dB
Tussen technische ruimten en verblijfsruimten
45 dB
53 dB
geen deur
Tussen technische ruimten en verkeersruimten, overige ruimten
33 dB
40 dB
35 dB
3.2 V o o r z i e n i n g e n l u c h t g e l u i d i s o l a t i e
Uitgangspunt is dat scheidingswanden worden doorgezet tot de bovenliggende constructieve vloer. In tabel 3.2 wordt een overzicht gegeven van mogelijk toe te passen scheidingsconstructies afhankelijk van de gestelde luchtgeluidisolatie-eis. t3.2 Overzicht luchtgeluidisolatie-eisen en mogelijke opbouw scheidingsconstructies Dnt,A
Voorbeelden wandopbouw
38 dB
Gipsmontagewand : 12,5 mm gips – 75 mm spouw met mineraalwol – 12,5 mm gips, d = 100 mm Massieve wand: oppervlaktemassa ca. 175 kg/m², bv. 100 mm kalkzandsteen Glas (maximaal ca. 50%): 6 mm akoestisch gelaagd glas – 75 mm spouw – 8 mm akoestisch gelaagd glas
42 dB
Gipsmontagewand : 2x12,5 mm gips – 50 mm spouw met mineraalwol – 2x12,5 mm gips, d = 100 mm Massieve wand: oppervlaktemassa ca. 250 kg/m², bv. 150 mm kalkzandsteen Glas (maximaal ca. 50%): 10 mm akoestisch gelaagd glas – 75 mm spouw – 14 mm akoestisch gelaagd glas
27 dB
Gipsmontagewand : 12,5 mm gips – 75 mm spouw – 12,5 mm gips, d = 100 mm Massieve wand: oppervlaktemassa ca. 175 kg/m², bv. 100 mm kalkzandsteen Deur: volspaandeur (m ≥ 20 kg/m²) driezijdig voorzien van kierdichting met minimale spleten aan de onderzijde Glas: <15% glas → 6 mm enkel glas, 15-30% glas → glas 8 mm gelaagd glas of 10 mm enkel glas, >30% glas → 4 mm glas-50 mm spouw-6 mm glas of 12 mm gelaagd glas
30 dB
Wand: zie 27 dB Deur: gelaagd spaanplaat (m ≥ 25 kg/m²) driezijdig voorzien van kierdichting met valdorpel aan de onderzijde Glas: zie -25 dB
M 1050-5-RA-001 9
Op diverse plaatsen worden de bestaande kalkzandsteenwanden tussen kantoren hergebruikt (100 mm kalkzandsteen), de geluidisolatie van deze wanden bedraagt circa D ntA = 38 dB. Hierbij gaan we ervan uit dat de wanden doorlopen tot het bouwkundige plafond. Deze komen ook voor op posities waar de streefwaarde van 42 dB van toepassing is. De geluidisolatie is bij het handhaven van deze wanden gelijk aan de bestaande situatie. Indien dit in het huidige gebruik niet tot problemen leidt is dit akkoord. Voorgesteld wordt in de besteksfase wandentekeningen te maken waar de geluideisen eenduidig opgenomen zijn bijvoorbeeld met wandcodering of kleuren. 3.3 G e l u i d n i v e a u t e n g e v o l g e v a n t e c h n i s c h e i n s t a l l a t i e s
De geluidsproductie van gebouw- en gebruiksgebonden installaties kan hinderlijk van aard zijn. Op grond daarvan dienen deze geluidniveaus beperkt te worden. Tonale of herkenbare geluiden dienen te allen tijde voorkomen te worden. In tabel t3.3 zijn de streefwaarden voor het geluidniveau van gebouwgebonden installaties weergegeven. Het betreffen de A-gewogen installatiegeluidniveaus L I,A. t3.3 Na te streven geluidniveaus ten gevolge van gebouwgebonden installaties Ruimte
LI,A
Verblijfsruimten kantoorgebied: kantoren, overleg/spreek/vergaderruimten, educatieve ruimten
35 dB(A)
Bijeenkomstfunctie: museumcafé, entree
40 dB(A)
Museale ruimte
35 dB(A)
Opslag, depot
45 dB(A)
Techniekruimten
≤ 85 dB(A)
M 1050-5-RA-001 10
4
Ruimteakoestiek voorzieningen Als uitgangspunt voor het Anne Frank museum is dat bezoekers zich in een rustige atmosfeer kunnen concentreren op het museum zonder afgeleid te worden door geluiden uit andere ruimten uit het gebouw. Personeel en gidsen dienen goed verstaanbaar te zijn , zodat ze zonder al teveel stemverheffing uitleg kunnen geven. De akoestiek in de panden 263 en 265 wordt bepaald door de bestaande afwerkingen van de ruimten als houten vloeren, lambrisering en balken plafonds. De vertrekken zijn relatief klein en maximaal woonkamerformaat. Dit geeft een sfeer waar mensen ook met gedempte stem praten met respect voor de waarde van de ruimten met collectie waarin ze zich bevinden. De akoestiek in deze niet gewijzigde delen van Prinsengracht 263 en 265 zal hier niet nader beschouwd worden. De akoestiek in de ruimten aan de achterzijde van PG 265 wordt beschouwd in het kader van het DO.
4.1 S t r e e f w a a r d e n
In tabel t4.1 zijn streefwaarden voor de ruimteakoestiek, uitgedrukt in een nagalmtijd, opgenomen. Het betreft de gemiddelde, maximaal toegestane nagalmtijden voor de ingerichte ruimten voor de octaafbanden met middenfrequentie van 250 - 2000 Hz. Dit zijn streefwaarden en hiervan kan van afgeweken worden indien de ruimte of de (bestaande) ruimteafwerkingen hierom vragen. De kantoorruimten zijn grotendeels ingedeeld in 2 tot 3 persoons kantoorruimten, grote kantoortuinen komen niet voor. t4.1 Gemiddelde nagalmtijden Ruimte
Nagalmtijd
Verblijfsruimten kantoorgebied: kantoren, overleg/spreek/vergaderruimten, educatieve ruimten
0,6 à 0,8 s
museumcafé, lunchruimte
0,6 à 0,8 s
museale ruimte, bookshop
0,8 à 1,0 s
entree depot, opslag verkeersruimten
1,0 s -1,0 s
In VO/DO fase heeft afstemming plaatsgevonden met de architect over de toe te passen afwerkingen (positie en oppervlakken). Materialisatie en de juiste produktkeuze zal in besteksfase gebeuren. In het museum zullen de meeste verbindingen tussen zalen en ruimten open zijn. Om toch voldoende afname van het geluid te realiseren dient voldoende ruimtedemping aanwezig te M 1050-5-RA-001 11
zijn en zal de afname met de afstand groot genoeg moeten zijn. Het moet ook weer niet volledig stil zijn, want daarmee wordt de levendigheid in het museum beperkt. Bij het dimensioneren van akoestische voorzieningen is het dus zaak hierin een goede balans te vinden. Prinsengracht 265 De museale route in Prinsengracht 265 wordt uitgebreid. Op de begane grond van dit museumdeel in ruimten 265.0.5 wordt overwogen het oude plafond in zicht te brengen. Indien deze ruimte gebruikt wordt voor uitgifte audio tours is het wenselijk te onderzoeken of aanvullende absorptie aangebracht kan worden, bijvoorbeeld tegen de achterwand van de uitgifte. Dit vanwege de communicatie tussen uitgiftemedewerkers en bezoekers en rumoer ten gevolge van wachtende bezoekers. Indien hier vooral visuele informatie getoond wordt en geen uitgifte audiotours of toelichting door gidsen voorzien is is deze aanvullende absorptie niet noodzakelijk. Indien een nieuw plafond aangebracht wordt dit uitvoeren als een akoestisch plafond (code P02). Op de begane grond, eerste en tweede verdieping van 265 zijn verder de originele houten balkenplafonds in het zicht. De akoestiek past bij het gevoel van de ruimte en is hier voldoende en vergelijkbaar met de overige ruimten in de museale route van 263 en 265. Prinsengracht 267 Entreehal De entree 0.34 is een ontvangstruimte en bijeenkomstruimte, mogelijk worden mensen hier toegesproken of wordt informatie gedeeld. In de ruimte mag de bij een entreehal horende dynamiek merkbaar zijn zonder luid en te rumoerig te worden. De ruimte is 3,0 m hoog, in de entree wordt een naadloos akoestisch plafond aangebracht over het gehele oppervlak, αw waarde dient minimaal 0,65 te bedragen. Absorptie op wanden is dan niet benodigd, deze zijn beschikbaar voor de gewenste wandafwerking of museale informatie.
f4.1 Entreeruimte:: passende dynamiek zonder rumoerig te worden M 1050-5-RA-001 12
Educatieve ruimten In de educatieve ruimten staat spraakverstaanbaarheid en overdracht van informatie voorop. In de ruimten wordt een plafond aangebracht met αw minimaal 0,7 en wordt de achterwand in de ruimte voorzien van wandabsorptie αw minimaal 0,6. Hiermee is een goede spraakverstaanbaarheid gegarandeerd in de ruimte.
f4.2 In de educatieve ruimten staat spraakverstaanbaarheid voorop, akoestisch plafond en wandabsorptie
Verkeersruimten Ook in de verkeersruimten wordt een naadloos akoestisch plafondsysteem voorzien waarmee voldaan wordt aan de nagalmtijd van 1,0 s. Expositieruimten 1.08 en 1.10 Indien de expositieruimten als bestaand blijven zal de akoestiek ook gelijk blijven aan de huidige situatie. Indien plafonds aangepast gaan worden wordt geadviseerd uit te gaan van een absorberend plafond P02. Museumcafé, lunchruimte In het museumcafé wordt gestreefd naar een rustige atmosfeer. Bij grotere groepen dient overmatige luidheid beperkt te worden, zodat doorgaans een goede spraakcommunicatie mogelijk blijft. Hier zal een hoogwaardig akoestisch plafond toegepast moeten worden in het café en in de keuken met een αw minimaal 0,8 – 0,85 om de rustige atmosfeer te realiseren. Dit is met naadloze stucplafonds bijvoorbeeld mogelijk bij produkten op basis van minerale wol. Geperforeerde gipsplaten met spuitwerk halen deze waarden niet, dit blijkt ook in de bestaande situatie. In besteksfase zal dit nader uitgewerkt worden mede gezien de benodigde klimaatplafonds in deze ruimte. Bookshop
M 1050-5-RA-001 13
Een plafond met een αw waarde van minimaal 0,65 zal met de bookshop inventaris zorgen voor een rustige ruimte. Kantoren, vergaderruimten De gewenste nagalmtijd (0,6 – 0,8 s) kan worden gerealiseerd door in deze ruimten een oppervlak aan geluidabsorberend plafond aan te brengen ter grootte van het plafondoppervlak. De absorptiecoëfficiënt αw van het materiaal dient daarbij circa 0,7 te bedragen. Eventueel kan met toepassing van tapijt een kleiner plafonddeel toegepast worden, dit zal in besteksfase nader uitgewerkt worden met de architect. Kantoren in voormalige studenteneenheden In de voormalige studenteneenheden is een volledig geluidabsorberend plafond niet mogelijk vanwege de beperkte hoogte. Hier wordt een geluidabsorberend klimaateiland van gangwand tot gevel aangebracht met een breedte van 50-60% van de ruimtebreedte. Behalve dat er in de ruimte voldoende geluidabsorptie moet worden aangebracht, moet er ook in voldoende geluiddiffusie voorzien worden, om te voorkomen dat er tussen evenwijdige wanden ‘flutter-echo’s’ ontstaan. Juist bij deze smalle eenheden met harde betonwanden is dit een reëel risico. Een wandpaneel van circa 2-3 m 2 op een wand ter plaatse van de werkplekken kan dit veld voorkomen en bijdragen aan de ruimteakoestiek. Het plafond zal er samen met de wandabsorptie en een goed tapijt voor zorgen dat de nagalmtijd van circa 0,8 behaald wordt.
f4.3 Absorberend eiland in voormalige studenteneenheden i.c.m. tapijt en wandpaneel voor ruimteakoestiek 4.2 A u d i o t o u r s
Het museum is voornemens gebruik te maken van audiotours. Het is van belang het systeem voor de audiotours zorgvuldig te selecteren. Audiotours welke teveel ongericht geluid produceren in de ruimte kunnen leiden tot een storende kakofonie aan audiotour geluiden. Zeker in de kleine vertrekken van Prinsengracht 263 en 265 kan dit afleiden voor mensen welke zonder audiotour het huis bezoeken. Een direct op het oor gericht audiosysteem met behulp van een hoofdtelefoon heeft hierbij de voorkeur. Indien dit niet wenselijk is wordt geadviseerd in ieder geval eerst door een praktijktest vast te stellen tot welke niveaus de audiotours leiden in de ruimten. M 1050-5-RA-001 14
4.3 S e r r e
De serre zal aan de zijde van Prinsengracht 263 voorzien worden van een akoestische wandafwerking teneinde een basis-akoestiek te realiseren.
M 1050-5-RA-001 15
5
Bouwfysica In Prinsengracht 265 wordt museale ruimte toegevoegd waar vooralsnog tevens een museaal klimaat gewenst is. Het klimaat en de bouwfysische condities in de delen van 263 en 265 welke reeds in gebruik zijn als museale ruimte en niet in de verbouwing betrokken worden zijn door onder meer SPA en Physitec in het verleden beschouwd. Deze delen behoren niet tot voorliggend uitbreidingsplan en zijn niet beschouwd in deze bouwfysische analyse. Dit betekent dat de bouwfysische analyse van de museale ruimten van dit project zich beperkt tot de nieuwe dagboekzaal op de eerste verdieping van Prinsengracht 265 en de begane grond, eerste en tweede verdieping van het achterhuis van 265.
5.1 D a g b o e k z a a l
5.1.1 B i n n e n k l i m a a t
De eisen aan de dagboekzaal zijn omschreven in het PvE als opgesteld door Physitec d.d. 20 april 2016. Voor de klimatisering van de ruimte is door Deerns een systeem van verdringingsventilatie voorgesteld. De gevel van de dagboekzaal bestaat uit een dubbele gevel welke benodigd is vanuit beveiligingsoogpunt en gebruikt zal worden als klimaatgevel waarbij de luchtafzuiging via de gevel plaats vindt. De uitwerking van het gevelconcept hangt samen met de uitwerking van het klimaatconcept in de dagboekzaal en wordt in besteksfase in detail uitgewerkt. Hierbij zal de wijze van lichtwering en zonwering tevens van invloed zijn op het ontwerp van deze gevel. Afhankelijk hiervan zal beschouwd worden of het wenselijk/noodzakelijk is de gevel te isoleren en te voorzien van achterzetramen. De klimatisering van de dagboekzaal zal nader beschouwd worden aan de hand van een klimaatkameronderzoek in combinatie met een CFD studie. Hoofddoelen van dit onderzoek zijn: – bepaling van het klimaat in de dagboekzaal en specifiek de klimaatcondities lokaal rondom de vitrine, toetsing aan de gestelde klimaateisen (klimaatkameronderzoek). – Bepaling van de invloed van het minder strenge klimaat in de aangrenzende ruimte op de eerste verdieping van 265 op het klimaat in de dagboekzaal (CFD-studie). – Bepaling van de gevoeligheid van het klimaat in de vitrine voor schommelingen in T en RV in de dagboekzaal. Voor dit onderzoek is een vitrine beschikbaar en kan RV en temperatuurbuffering toegepast worden in de vitrine. Hiermee wordt beoogd inzichtelijk te maken hoe gevoelig het klimaat in de vitrine is voor schommelingen van het klimaat in de dagboekzaal of eventuele uitval van het klimaatsysteem in de dagboekzaal. Een uitgebreid plan van aanpak is omschreven in notitie M 1050-4-NO d.d. 19 mei 2016. M 1050-5-RA-001 16
5.1.2 D a g l i c h t , b e z o n n i n g
Met behulp van het softwarepakket Radiance is een simulatie van de zon- en daglichtoetreding uitgevoerd voor de dagboekzaal. Uit de simulaties volgt dat de ochtendzon vanuit de achtergevel van Prinsengracht 265 (indien zich hier geen zonwering bevindt) kortdurend voor directe zoninstraling kan zorgen in de dagboekzaal. Daglichttoetreding via de achtergevel van 265 is onder voorwaarden mogelijk. Vanuit de voorgevel zal in de namiddag sprake zijn van directe zoninstraling. Een volledige blokkade van zonlicht is noodzakelijk op het moment dat er directe bezonning via deze gevel plaatsvindt. In verband met kans op falen van een automatische zonwering welke bij zonbelasting zakt is een variabel systeem niet toegestaan. Dit betekent vooralsnog een volledige en permanente blokkade voor zonlicht aan de Prinsengracht.
f5.1 Directe zon op 19 februari 9.00 uur (via achtergevel) en 21 juni 17.00 uur (via voorgevel)
M 1050-5-RA-001 17
f5.2 Zonbelasting in uren per dag, 19 februari en 21 juni
Het Radiance model dat gemaakt is kan verder gebruikt worden om zowel daglicht als kunstlicht in de ruimte te simuleren en een ontwerp voor daglicht en kunstlicht te maken. 5.1.3 T r i l l i n g e n
Door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) zijn de eisen vastgelegd waaraan de trillingniveaus in de dagboekzaal dienen te voldoen om het dagboek voldoende te beschermen. Een plan van aanpak is gemaakt om trillingniveaus in de huidige situatie te meten en de trillingniveaus in de nieuwe situatie te bepalen. Hieruit zal volgen of en welke aanvullende voorzieningen benodigd zijn teneinde aan de trillingeisen te voldoen. De eerste metingen zijn reeds uitgevoerd in DO fase en worden uitgewerkt in besteksfase. 5.2 K l i m a a t e i s e n n i e u w e m u s e a l e r u i m t e n a c h t e r h u i s 2 6 5
De eisen aan het museale klimaat voor het achterhuis 265 en de eerste verdieping van 267 (ruimten 1.08 en 1.10) zijn vastgelegd in het programma van eisen van Physitec d.d. 20 april 2016. Dit programma van eisen zal naar aanleiding van het overleg van 10 mei 2016 verder gepreciseerd en aangepast worden. De volgende eisen zijn geformuleerd voor het achterhuis van 265: winter: T = 18°C ± 1°C, RV = 35% ± 5% zomer: T = 22°C ± 1°C, RV = 55 % ± 5% Voor de beoordeling van de bouwfysische kwaliteit van de achtergevel van 265 in de winter wordt uitgegaan van een RV van 35% en voor kortere tijd een verhoging tot maximaal 40%. M 1050-5-RA-001 18
5.3 B o u w f y s i s c h e k w a l i t e i t a c h t e r g e v e l 2 6 5 e n 2 6 7
Gezien de relatief recente bouwwijze van Prinsengracht 267 is er bij de genoemde klimaatcondities geen risico op vocht of schimmelvorming. Op de achtergevel van Prinsengracht 265 is een bouwfysische inspectie uitgevoerd. Rapport M 1040-4-RA d.d. 21 maart 2016 betreft een gedetailleerd inspectierapport van deze gevels met een beschrijving van risico's en maatregelen. De achtergevel van 265 bestaat uit metselwerk, houten kozijnen en enkel glas. De achtergevel van de begane grond is deels onder maaiveld gelegen. Het vochtgehalte aan het oppervlak aan de binnenzijde van de achtergevel onder maaiveldniveau is hoog. In de nieuwe situatie zal van buiten doordringend vocht niet meer optreden vanwege de ontgraving en de plaatsing van de serre.
f5.3 Achtergevel begane grond 265, nu deels onder maaiveld
De gevels op eerste en tweede verdieping bestaan ook uit metselwerk, houten kozijnen en enkel glas. De balklaag ligt evenwijdig aan de gevel in de woningscheidende muren waardoor in de basis geen balkkoppen in de buitengevel liggen. Bij het toepassen van een binnenklimaat dat aan de eisen voor een museale omgeving voldoet zal het risico op oppervlaktecondensatie en/of een langdurig hoge relatieve vochtigheid aan het oppervlak gering zijn. Opgemerkt wordt dat indien in deze situatie oppervlaktecondensatie optreedt dit in eerste instantie op het glas zijn, dit kan gedurende een beperkt deel van de tijd voorkomen. Indien dit ongewenst is, is een achterzetraam mogelijk hetgeen ook gunstig is voor de klimatisering van de ruimte. Dit verhoogt echter het risico op oppervlaktecondensatie op de massieve geveldelen.
M 1050-5-RA-001 19
Indien de gevel voorzien wordt van een buitengevelisolatiesysteem met voorzetramen aan de buitenzijde is dit bouwfysisch en energetisch de beste oplossing. Aangezien de gevel in de bestaande toestand aan de buitenzijde voorzien is van pleisterwerk kan dit zonder veel invloed op het beeld van de achtergevel uitgevoerd worden. Van groot belang is dat het klimaat voldoet aan de uitgangspunten voor temperatuur en maximale RV. Indien het absolute vochtgehalte in de lucht hoger is dan de omschreven condities zijn aanvullende voorzieningen als in de vorige alinea beschreven zeker noodzakelijk. Dit is toegelicht in notitie M 1050-3-NO d.d. 9 mei 2016.
f5.4 Achtergevel 265
5.4 D e p o t
De benodigde voorzieningen voor het depot zijn in onderzoek. Een plan van aanpak is voorgesteld in notitie M 1050-2-NO d.d. 7 april 2016. 5.5 D a g l i c h t k a n t o r e n
De nieuw te realiseren kantoren voldoen aan de daglichteisen zoals gesteld in het Bouwbesluit. Inpandige ruimten zoals bijvoorbeeld aan het lichthof betreffen bijeenkomstfuncties waaraan geen daglichteisen gesteld zijn. 5.6 N i e u w e g e v e l s
De gevels van de begane grond ter plaatse van de entreehal worden vervangen. Teneinde discomfort door koudeval te voorkomen zullen hoge eisen gesteld worden aan de luchtdichtheid en thermische kwaliteit van de gevel (U glas ≤ 1,1 W/m2K, Ukozijn ≤ 2,0 W/m2K). Deze gevels met zuidwest (Westermarkt) en noordwest (Prinsengracht) oriëntatie zijn gedurende een groot deel van de dag zonbelast. M 1050-5-RA-001 20
Entree Op begane grond zal een zonwerende beglazing toegepast worden. De entreehal van de begane grond heeft een relatief groot oppervlak waardoor de verhouding gevelvloeroppervlak gunstig is aangezien toetredende warmte over een groter volume verdeeld wordt. Hier wordt uitgegaan van zonwerend glas zonder buitenzonwering. Comfortproblemen ter plaatse van de balie dienen voorkomen te worden. Door de entree uit te voeren als een tourniquet en deze te voorzien van verwarming wordt voorkomen dat grote hoeveelheden koude lucht binnenstromen door de entree. De balie wordt verder voorzien van een gesloten baliemeubel met aanvullend een verwarmingselement. Museumcafé Op de eerste verdieping ter plaatse van het museumcafé wordt naast zonwerend glas geadviseerd uit te gaan van een beweegbare zonwering. Gedacht wordt aan een reflecterend screen aan de binnenzijde. Uit de TO berekeningen van Deerns volgt dat aanvullende koeling benodigd is waarvoor koelplafonds zijn opgenomen. De zonwering kan tevens dienst doen als lichtwering.
f5.5 Gevel entree en museumcafé
Studenteneenheden De gevels van de studenteneenheden zijn gericht op zuidwest waardoor deze ook gedurende een groot deel van de dag zonbelast zijn. De gevel bestaat voor 50% uit glas. De aanwezige louvredeuren zijn een uitstekende manier om de zon te blokkeren echter belemmeren ze het uitzicht en daglichttoetreding. Buiten gebruikstijden van de kantoren kunnen deze goed dienst doen als zonwering. Tijdens gebruikstijd kan een gecombineerde binnenlicht- en zonwering gebruikt worden als daglichtregeling en zonwering.
M 1050-5-RA-001 21
In de studenteneenheden wordt overwogen de radiator te laten vervallen, dit is alleen mogelijk indien de bestaande ramen van voldoende kwaliteit zijn. Dit zal beschouwd worden. Serre De nieuwe serre is gelegen op zuidoost en zal voornamelijk de ochtendzon krijgen. Afhankelijk van de tijd van het jaar (stand van de zon) zullen aangrenzende panden deels voor beschaduwing zorgen. De serre zal voorzien worden van zonwerend glas.
f5.6 Serre aan binnenplaats
M 1050-5-RA-001 22
6
Brandveiligheid De beoordeling van het DO is uitgevoerd op basis van de Nederlandse Regelgeving zoals vervat in het Bouwbesluit 2012. Aangezien sprake is van renovatie is als basis uitgegaan van het in het Bouwbesluit 2012 omschreven 'verbouw'niveau. Daar waar mogelijk (met name ontvluchting) is echter het nieuwbouwniveau nagestreefd. Voorts is bij de beoordeling gebruik gemaakt van de aanwezige brandscheidingen zoals aangegeven op de door de Anne Frank Stichting beschikbare tekeningen van architectenbureau BenthemCrouwel. Deze tekeningen zijn beschouwd als het rechtens verkregen niveau. Een inspectie van de bestaande brandscheidingen zal op korte termijn door Peutz uitgevoerd worden. In de figuren zijn de aanwezige/te realiseren brandscheidingen aangegeven. Voorts zijn de aanwezige vluchtroutes en personenaantallen aangegeven.
Mook, Dit rapport bevat 23 pagina's
M 1050-5-RA-001 23