Uit heden en verleden van Kinrooi
BIJ DE HEROPRICHTING EN INWIJDING VAN HET GERESTAUREERDE GEDACHTE NISKRUIS OP DE HAGENDOREN TE KINROOI
Nadat de Davidsfondsafdeling Kinrooi door middel van een pentekening van Frans Costens en onze Geschied- en Heemkundige Kring Kinrooi door middel van de publi katie: "Waar men gaat langs onze wegen", de aandacht hadden gevestigd op de zeer gehavende toestand van het gedachteniskruis aan de Hagendoren te Kinrooi, kon on langs dit "oorlogsmonument" gerestaureerd, herplaatst en ingewijd worden.
DANK ZIJ GOEDE SAMENWERKING... Dezelfde verenigingen die eerder de aandacht vestigden op de zeer slechte toestand waarin dit smeedijzeren kruis verkeerde, sloegen enige tijd geleden de handen in elkaar om er konkreet iets aan te doen. Vanaf het begin werd medewerking ge vraagd aan het schepenkollege van de gemeente Kinrooi. Deze werd onmiddellijk verkregen, in die mate zelfs dat het personeel van de gemeentelijke technische dienst zorgde voor het weghalen van het kruis, het zeer degelijk restaureren en terugplaatsen! Omdat over de geschiedenis van dit kruis te lezen is in de uitgave: "Waar men gaat langs onze wegen", gaan we er hier niet dieper op in. Wel kunnen we hier aanstippen dat het kruis, tot voor de restauratie, op een plaats stond die bijna onbereikbaar was; midden in een wei, onzichtbaat vanaf de dichtsbijgelegen weg. Buurman Theybers-Vanhoef bood spontaan aan het kruis heropterichten op een gedeelte van zijn eigendom, gelegen naast de Hagendorenstraat. Van dit aanbod werd dankbaar gebruik gemaakt.
2.
DE RESTAURATIE EN PLAATSING Zoals gezegd gebeurde de volledige res tauratie door de gemeentelijke technische dienst. Tijdens een drietal vergaderingen op deze technische dienst werd de restauratie door de initiatiefnemers gevolgd. Afgebroken stukken van het kruis wer den opnieuw bevestigd, het kruis werd gezandstraald en voorzien van een laag blackvernis. De bijbehorende gedenkplaat met de vier namen van de oorlogslachtoffers werd door een steenkapper bijgewerkt, zodat de tekst thans weer leesbaar is geworden. Zoals gezegd werd grond afgestaan door de familie Theybers-Vanhoef voor de heroprichting van dit kruis langs een weg. Dit terrein werd eveneens door de gemeentelijke techrische dienst aangelegd. Vier treinbils werden rechtop geplaatst waartegen net kruis bevestigd werd. De plaats zelf werd afgeboord met kasseien, houten paaltjes en draad en aangevuld met 200 kg. blauwe schiste. De gedenkplaat werd eveneens bevestigd te gen de vier treinbils.
DE PLECHTIGHEID OP ZATERDAG TEMBER 1982
18 SEP-
Dank zij een eveneens zeer goede samen werking met E.H. Pastoor Loenders, werd door deze een speciale "vredesmis" opgedragen op zaterdag 18 september om 17.30 uur in de Sint-Martinuskerk te Kinrooi en dit voor alle oorlogslachtoffers van Kinrooi. Hierna verzamelden zeer velen op de speelplaats van de gemeentelijke Basisschool om van daaruit, in stille tocht, naar het heropgerichte kruis te wandelen. Voorzitter E.H. D. Snijders hield hier voor meer dan honderd aanwezigen en namens alle initiatiefnemers en medewerkenden, volgende toespraak : Waarde vrienden, méde-mensen, Mag ik U iets zeggen, namens vooral Davidsfonds Kinrooi en de Geschied- en Heemkundige Kring Kinrooi? Er staat een zogenaamd "moord"-kruis te Geistingen: daar waar eens, naar het schijnt -want zekere bescheiden hebben we niet- een eenzame reiziger werd beroofd en vermoord... Er staat op deze Kinrooier(Hagendoren een tweede.. En hier weten wij met griezelige zekerheid dat daar, 38 jaar geleden, vier mensen op akelige wijze werden vermoord. Niet minder dan vier! Zij rusten niet meer in déze grond, op déze plaats van hun laatste minuten. Achter de kerk liggen de zes vermoorde mensen van Kinrooi uit de bange dagen van september '44. Zij waren 60, 53, 32, 30, 24 en 19 jaar oud.. En vóór de kerk staan ook hun namen, samen met die van in het leger gesneuvelden en zij die in Duitsland zijn omgekomen.. Zo houdt men tenminste hun namen nog in ere. Namen van "kleinen". Want -zoals U op uw uitnodiging kon lezen: Oorlog, dat is: dwaasheid van groten, betaald door de kleinen.. Zo is het altijd geweest:
vroeger... en nu nog: in Libanon, op de Falklands, in Polen, in Afghanistan.
Dierbaren, Er was meer dan één reden om dit kruis als het ware in ere te herstellen. Sinds het verdwijnen van het vroegere wegje was het haast onvindbaar geworden; 1 het was in desolate toestand, aan t vergaan; het was een -zoals ik al zei- "zeldzaam kruis": hier lieten niet minder dan vier mensen het leven.. in dramatische omstandigheden dan nog! Ook dat maakte het, zoals men zegt: "het bewaren waard!" Wij hebben nog maar pas geleden bijna hartstochtelijke pleidooien gehouden om onze "kleine monumentjes" (zoals men dat noemt) te bewaren, te verzorgen, te redden. Waarom? Opdat wij niet volkomen gelijkgeschakeld zouden worden: een gevaar dat maar al te zeer dreigt..! Maar er zijn nog een paar belangrijker redenen dan dat allemaal... Dit kruis moge namelijk een "VREDES"- monument zijn; welsprekender nog dan de graven zelf misschien van deze dorpsgenoten. Of van het "algemeen" oorlogsmonument! Moge de ouderen onder ons, als zij hier passeren, herinnerd worden aan de oorlogsgruwel, aan de kneveling van mensenrechten onder een bezetting, aan het schrikbarend weinig in tel zijn van mensenlevens... Mogen de jongeren er een ernstig voorbeeld in zien van wat er aan ergs kon, mogelijk was en.. IS! Ja, wij allen moeten strijden, ja strijden voor VREDE. Ik zou het willen noemen: een "kleine" Ijzertoren: nooit meer oorlog !! Dit nooit méér! Een vaste bezieling, zonder haat of wraak, maar menens..! In 't klein én in het groot! Dit kruis moge tenslotte, zo hoop ik, óók en misschien vooral zijn... ja.. : een KRUIS. Dat is: teken van lijden, waaraan die geëxecuteerde Jood stierf, ter dood gebracht, op aanstichting van
3.
"groten" van zijn eigen volk, dóór de vreemde bezetter. Zó is het toch geweest ! En waarom hebben vrome handen, 38 jaar geleden, dit kruis hierheen gebracht, op deze lijdensplaats ? Omdat zij in dat kruis -terecht!- niet alleen dat lijdensteken zagen, maar voor wie in die Jezus gelooft: óók en vooral het ZEGE-teken van Hem die door Zijn lijden ensterven de dood overwon! "Als de tent van ons lichaam wordt afgebroken..", zo bidt en zingt de priester nu nog in de prefatie van de dodenmis . Een tent is een woning, jawel; maar ze wordt snel ergens vastgepind door de rondtrekkende nomaden; ze is evensnel weer losgetrokken, opgevouwen, naar elders verplaatst. Het is -we weten het- een echt beeld van ons leven, hier... Wij geloven in een "heilige STAD" zoals de Schrift dat noemt: stevig, ommuurd, uit duurzaam materiaal, blijvend. . . Eéns, later... Hier werden woest vier "tenten" neergehaald. . Onverwacht, onvoorzien, onwettig, brutaal, onmenselijk.. Ze zijn -zo geloven wij- voor deze dierbaren omgezet in vaste huizen... Er is toen, en zelfs nu nog, smart geweest, er waren bloedende harten, erge herinneringen, blijvend gemis.. Dat lijden moest meegedragen. Het moge voor ons allen en vooral voor de familieleden stilaan omgezet zijn in die hoop, en dat geloof dat het kruis ons reikt..
O Kruise van hardsteen, met letters van goud, O Kruis met de Vlaming in 't graf neergedaald, gij rijst uit zijn graf nu en.. zegepraalt. O Kruis in het bloed onzer helden geplant: bewaar steeds en zegen ons Vaderland!
Een tekst, lijkt mij, die ook hier past., aan de rand van wei en bos, hier op deze Hagendoren.. in ons Limburgse, Vlaamse land.. Voor deze vreedzame "kleinen", in oorlogsgeweld ten onder gegaan. Zalig de "vreedzamen" !
Mij rest een dankwoordje. U weet dat wij deze plechtigheid bewust "sober" hebben gehouden: zonder veel opspraak, zonder veel tamtam. Ernstig. En die "wij" dat is: het Davidsfonds van Kinrooi, dat is Pastoor Loenders die méédoet aan de vrede., en aan deze herinnering (wiens heeroom trouwens destijds bij zoveel betrokken was, hier in Kinrooi..), dat is het gemeentebestuur, de gemeentelijke technische dienst met vooral Gerard Cretskens (restauratie van het kruis) en de werkliedenploeg van Gerard Kunnen (plaatsing en afwerking), dat is Frans Costens, de Geschied- en Heemkundige Kring Kinrooi, dat is de familie Theybers-Vanhoef die onmiddellijk en zeer bereidwillig de grond afstond en méér nog: samen met de buren wil blijven instaan voor dit kruis, waarvoor een allerhartelijkst "bravo"! Dat is vooral: de familie, de vrienden, de kennissen van onze vermoorden. Het kruis op de Hagendoren.. Het was bijna vergeten. Het IS niet vergeten! Het leeft weer onder ons. Het moge zijn beschermende, bloedende, zegenende handen over ons -en over die na ons komen- blijven uitstrekken!
Vóór deze oorlog was de herinnering bewaard aan een andere: de Boerenkrijg, nu dadelijk alweer twee eeuwen geleden. En wij zongen het lied van de smart, van vader, van moeder., die hun zonen zagen gaan, vaak om te sneuvelen. En die laatste strofe luidde : O Kruise dat rijst aan de rand van het woud,
4.
Dat er VREDE mag zijn. Dat nooit meer die regel mag wèèr worden uit dat Boerenkrijglied, waarvan sprake :
.."Eens velde de wijand het kruisbeeld teneer.." Neen; in dankbare herinnering moge hier nog vaak een bloempje liggen., in deze wijk met de bloeiende naam van het nu verongelijkte gewas: deze "Hagendoren"!
Na deze toespraak werden bloemen aan het kruis gelegd door de familie van de slachtoffers, door het gemeentebe stuur, de Davidsfondsafdeling Kinrooi en onze Geschied- en Heemkundige Kring. Daarna sprak voorzitter Snijders nog een gebed en wijdde het kruis. Hiermee kwam een einde aan deze sobere doch betekenisvolle plechtigheid.
DE HISTORISCHE ACHTERGRONDEN.. We hebben tot hiertoe nog niets ge schreven over de gebeurtenissen op die 15 september 1944... We gaan er hier ook niet verder ove r uitwijden doch beperken ons tot het publiceren van enkele dokumenten die we vonden, één in het gemeentearchief van Kinrooi, één artikel in het dag blad "De Limburger"van zaterdag 28 maart 1981 (pag.28). Het eerstgenoemde dokument is in te slechte staat om het rechtstreeks over te nemen. Het werd, konform het origineel, overgetypt (zie "dokument A". Het kranteartikel werd overgeno men zoals het verscheen (zie "dokument B". MATHIEU KUNNEN
EEN MERKWAARDIGE VONDST...
Toen men het kruis van zijn oorspronkelijke plaats weghaalde, deed het personeel van de gemeentelijke technische dienst een merkwaardige vonds t. Het kruis was namelijk, door middel van twee smeedijzeren pinnen, geplaatst in een betonnen voetstuk. Onder één van deze pinnen, in het betonnen voetstuk, ontdekte men een muntstuk met het jaartal 1848. We zochten deze munt op in de "Katalogus der Belgische Munten van 1832 tot heden" van Morin Frans (uitgave 1982) en vonden ze beschreven op bladzijde 20-21. Het is een 5 centiem koper, Leopold I rood koper, doormeter 28 mm., kartelrand, gewicht 10 gr., uit het jaar 1848. Deze gevonden munt was nog in betrekkelijk goede staat, waarschijnlijk omdat ze, samen met het kruis, door middel van lood was vastgezet in het voetstuk. De technische dienst goot een nieuw voetstuk voor het kruis., waarin ook nu een opening werd gelaten.. Samen met een door ondergetekende beschikbaar gestelde munt (20 frank- stuk met jaartal 1982) werd de gevonden munt van 1848 terug in het voetstuk aangebracht en vastgezet met lood. M.K.
5 o
A Verslag aangaande het fisilleeren van 4 personen der gemeente KINROOI op 15 September 1944 (gemeentearchief Kinrooi nr. 547.1/2
Op 15 September 1944 werd er door soldaten van de Duitsche weermacht afdeeling valschermjagers onder bevel van generaal Erdmann, en onder rechtstreks bevel van oberleutenant Wurner-Lipp, eene algemeene huiszoeking gedaan in den voormiddag, begin rond 7 uren. Terwijl deze zich begaven naar het gehucht Boomerstraat, ontmoete zij op den steenweg Maaseik-Weert, Mr. Van Esser, Hendrik, die zich naar de kerk begaf om de H. Mis bij te wonen, hij werd aangehouden en verzocht zijn eenzelvigheidspapieren te laten inzien. Bij het zien van zijn naam, werd door een der Duitschers gezegd "dat stemd", betrokken werd alsdan verzocht hen te volgen tot bij zijne ouders dewelke een kleine hoeve betrekken gelegen te Kinrooi, Boomerstraat 7. Zijnen broeder Pieter, Jan, Van Es ser die ziek te bed lag werd bij aankomst der soldaten onmiddellijk aangehouden, vervolgens werden de vrouwelijke personen op stal opgesloten. Alles weed grondig in huis door zocht, een van de Duitschers wende zich tot de dochter die verzocht werd den stiefvader te gaan roepen dewelke op het oogenblik niet thuis was. Bij aankomst van deze werden de twee gebroeders alsook hij aangehouden, een van de geburen die de gewoonte had de familie te gaan bezoeken, werd in de nabijheid van de woning ontmoet en ingelijks opgeleid. Zij werden met de handen in den hals door het Dorp geleid naar het gehucht de Hagendoren alwaar zij ter onder- hooring gebracht werden bij een Duitsch Officier welke bij Sleven Lambert inkwartiering genoot.
ven, na dit gedaan te hebben hadden zij deze vier personen onderzocht al ontnomen wat eenigzins van waarde was en, nadien neergeschoten, in de kuil geduuwd dan met eenige handgranaten en het vreeselijke vonnis was vol bracht. Niemand durfde zich alsdan naar de plaats van het onheil begeven en niemand durfde iets vertellen over het geval. Door aandringen der familie leden werd den toenmalige Burgemeester Lemmens, Jan verzocht inlichtingen te gaan inwinnen over het lot der drie aangehoudenen. Hij ging alsdan vergezeld van den gemeentesecretaris bij de Duitsche of ficieren die in de omgeving gelogeerd waren, vragen wat er met deze personen zou gebeurd zijn, doch niemand kon aan hen de noodige inlichtingen verschaffen. Zij begaven zich ten laatste bij Mr. Teuwen, Hendrik, Dorp, 5 alwaar ober leutenat Wurner inkwartiering genoot, deze verklaarde aan bieden dat de vier aangehouden burgers gefisilleerd waren, zij vroegen of het niet mogelijk zou zijn de reden daarvan te kennen. Hij verklaarde dat deze burgers hadden willen ontvluchten en daarom doodgeschoten werden. Toen zij verzochten hiervan een bevestiging te bekomen, antwoorde hij dat hij deze bevestiging zou doen klaar maken en des anderdaags ten gemeentehuize zou doen afgeven. Nooit werd een zulke verklaring ten gemeentehuize ingebracht. Het staat vast en er kan geen ten minste twijfel bestaan dat de vier voornoemde personen, Henkens, Jan, Van Esser, Hendrik, Van Esser Pieter, Jan, deze laatste lid van het B.N.B. en Bosmans, Pieter op 15 September 1944 laffelijk werden neergeschoten.
Na een weinig ondervraagt te zijn ge worden, werden zij een weinig verder op het veld gebracht ter plaatse genaamd aan de Branderstraat, alwaar men hen verplichte een kuil te gra-
Opgemaakt te Kinrooi, den 29 November 1944 De Burgemeester
In Kinrooi moest majoor Friedrich Hübner zijn regiment opnieuw opstellen. Na een dag spoorloos te zijn geweest was hij met zijn staf op 12 september 1944 op het hoofdkwartier van de 176. Division in Niel-bij-As weer opgedoken. Het bataljon Matthaeas stond in Neeroeteren, maar het bataljon Hübner was volledig uit elkaar geslagen. Verscheidene overlevenden, die In Helchteren uit de ketel van Engelse tanks waren „gesijpeld" waren In Abschnltte van andere regimenten terechtgekomen. Ook zij werden naar Kinrooi gedirigeerd. Het eerste bataljon, dat in Houthalen-Laak slechts geringe verliezen had geleden, werd ingekwartierd in huizen en boerderijen noordelijk van de weg Bree-Kessenich, die Kinrooi doorklieft. Majoor Matthaeas vestigde zijn commandopost in het huis van Thömke Brouns aan de weg Kinrooi-Molenbeersel. De onderwijzer en zijn vrouw mochten de slaapkamer en keuken behouden, maar de beste kamer was voor „kolonel Mathias", „waar niemand hem zonder toestemming mocht naderen", aldus Thömke Brouns. Het tweede bataljon, dat in Helchteren 6 officieren, 109 onderofficieren en 466 manschappen had verloren, werd ingekwartierd in huizen en boerderijen zuidelijk van de weg Bree-Kessenich. Spoedig ging het gerucht, dat het dorp zou worden gebombardeerd. Ook Agnes en Henri van Esser, die vlakbij de kerk woonden, maakten zich daarover zorgen. Agnes van Esser was getrouwd met Arthur Heijnen, de zoon van een boer in Graetheide, die op de melkerij van Kinrooi werkte. Ze had twee kinderen. Henri van Esser, haar broer, die schrijnwerker was, was gehuwd met Fieneke Verbeek en had drie kinderen. Broer en zus vonden het veiliger om 's nachts bij ma te gaan slapen. Ma was Cathrien Snijkers, die in 1924 was hertrouwd met Jan Henkens. Ze woonde in huize Cree- mers, de laatste boerderij aan de weg Kinrooi-Molenbeersel, Ook bij haar waren Falfschirmjager ingekwartierd. Iedere morgen ging Agnes van Esser met Rina en Marie-Jeanne, de oudste dochtertjes van haar broer, naar de kerk. Die vrijdagmorgen ging Agnes niet. Haar zoontje had de hele nacht gehuild van de tand
pijn. Ze had Lambertje bij zich gelegd en amper een oog dicht gedaan. Haar man zou de meisjes meenemen. Ook Henri van Esser zou meegaan. Omdat hij nog naar het toilet moest ging Arthur Heijnen alvast met Rina. Marie-Jeanne bleef wachten op haar vader. Omdat het even duurde, besloot Henri van Esser de mis van half negen te nemen. Zoals iedere morgen kwam Pieter Bosmans, de buurman uit de Horkerstraat, bij Cathrien Snijkers een pijpje stoppen. De zelfgesneden eigen teelt was Jan van Esser te zwaar. Pieter Bosmans rookte alles. De boer informeerde naar de gezondheidstoestand van Jan, die met longontsteking in bed lag. Hij had die opgelopen in het schuiloord Rotem, waar hij op 5 september als lid van het Geheim Leger van Gus- taaf Beazar was geconsigneerd om met de geallieerden aan de bevrijding van België deel te nemen. Toen Henri van Esser met zijn dochtertje naar de kerk wilde gaan werd hij door Fallschirmjager aangehouden. Hij moest zijn persoonsbewijs laten zién. „Van Esser. Stimmt", zei de Duitser. De schrijnwerker moest mee terug en werd met zijn dochtertje in de koestal opgesloten. Jan van Esser moest onmiddellijk uit bed komen. Was hij verraden? Wisten de Duitsers dat hij bij het Geheim Leger was? Hij was zo de kluts kwijt dat hij een oude, opgelapte broek aantrok, die moeder al voor de Joemelenmand„ had voorbestemd. Met Pieter Bosmans en broer Henri werd Jan van Esser buiten tegen een haag gezet. Cathrien Snijkers, dochters en schoondochter, met de kleintjes op de arm, werden in de koestal opgesloten. „We baden hardop dat God ons zou sparen", aldus Agnes van Esser. De hele boerderij werd doorzocht. Ook gingen de Fallschirmjager het duivenhok van Jan Henkens op. De duivenmelker had het niet over zijn hart kunnen verkrijgen om zijn kleppers de soep in te doen of te deporteren, zoals de bezetter had verordonneerd. De Duitsers draaiden de gevlerkte onderduikers de kop om en vroegen de wenende vrouwen op stal waar de eigenaar was. „Vissen", veronderstelde Leenke. van Esser, de oudste van de zes, die nog bij moeder thuis was. In feite was haar stiefvader het paard voeren, dat hij tussen Kinrooi en Molen- beersel in struikgewas had verstopt. Leenke moest mee om zijn stek te wijzen. Met roepen kwam ze uit bij Jan Henkens, die aan de Lossing in Molenbeersel toevallig bij een visser stond te kijken. Vanaf dat moment was Jan Henkens „een spion" en waren Pieter
Bosmans en de gebroeders Van Esser „partizanen", die met de handen gevouwen achter het hoofd werden afgevoerd.
Onderwijl was ae mis van half acht uit. Fallschirmjager controleerden aan de uitgang van de kerk de persoonsbewijzen van de mannen. Het persoonsbewijs van Arthur Heijnen werd in orde bevonden. In de Boomerstraat zag hij Fallschirmjager vier mannen voor zich uitdrijven. Hij herkende terstond zijn zwagers, hun stiefvader en diens buurman. „Ze hadden de dood op hun gezicht. Ik draaide me om en iiep vlug naar huis", aldus Arthur Heijnen. Ook Pieter Theijbers uit de Hagedoornstraat herkende Pieter Bosmans, Jan Henkens en de gebroeders Van Esser toen ze bij het huis van schrijnwerker Colson halt moesten houden. „Erschieszen", was het enige dat hij kon opvangen uit het gesprek tussen de begeleidende Fallschirmjager en „een hoge officier in de deur". De mannen kregen een schop en moesten verder. Godfried Vanhoef van de Bas- donck en de oudere zusters van het klooster in Kinrooi, die naar zijn boerderij waren geëvacueerd kwamen juist uit de kerk. „Voorkijken", snauwde een van de Duitsers. Tegen een ruigtekraag aan de zoom van de wei van boer Theijbers moesten de vier mannen halt houden en om beurten graven. Met kloppend hart volgden buurtbewoners door spleten en reten het verdere verloop. Pieter Theijbers stond achter een houtmijt. „Toen de mannen klaar waren met graven moesten ze voor de kuil gaan staan en werden ze met mitrailleurkogels doorzeefd. Een van de Duitsers gooide nog een handgranaat in de kuil, die vervolgens werd dichtgegooid. Omdat de koeien voortdurend in het graf trapten heb ik het van mijn moeder moeten afmaken", aldus Pieter Theijbers. „Waarom mijn broers, mijn stiefvader en Pieter Bosmans werden geëxecuteerd hebben we nooit geweten", aldus Agnes van Esser. „We hebben enkel een vermoeden. De avond voor de feiten werd even buiten Kinrooi een Duitse soldaat doodgeschoten. Een huiszoeking in heel Kinrooi was daarvan het gevolg. Omdat de Duitsers niets konden vinden en omdat de boerderij van ma het laatste huis van Kinrooi was hebben ze de mannen, die ze daar-aantroffen maar gepakt". Kinrooi gruwde.
KESSENICHER SCHOOLGEDICHT OVER 1914 -
1918
Al een tijd geleden kwamen we zo te babbelen over die eerste wereldoorlog. Ook over de pro-belgische en de anti-duitse "liederen" die er toen ontstonden, zoals dat gaat in tijden van bezetting en oorlog: het is soms de enige manier om zich nog wat "te laten gelden".. Mevrouw Maria Peeters-Rous bezorgde ons het onderstaande gedichtje, dat zij te Kessenich in de school had geleerd. Het is geen "grote poëzie", dat niet, maar het is eens te meer een vermeldenswaardig "monumentje".. Wij danken de inzendster !
D. Snijders
HULDE AAN ONZE HELDEN
Ze werden ten strijde geroepen, onze Helden. In '14 groetten zij vrouw, kinderen en velden. Aan den Ijzer zal nu hun bloed weldra vloeien ! Aan den Ijzer zal ook hun naam weldra bloeien. 1
De Pruis vooruit, zo was t bevel aldra ! Als leeuwen vochten zij, voor plicht en recht voorwaar. Leve de Vlaamse Leeuw, zo klonk het overal; Achteruit of de dood, voor wie nog komen zal. 0 Helden,,rust zacht, in uw kille ijzergraf 0 Helden, zulk een daad van recht is nimmer laf. Als Vlaamse leeuwen vocht gij, het vaandel getrouw, Het Vaderland reddend, de vrijheid erdoor. 0 Goede God, geef ze Uw loon: Plaats deze dapperen naast Uwen troon. Gij Belgische zonen, U zullen wij nooit vergeten Als mannen van eer heb gij uw plicht gekweten.
Maria Peeters-Rous Venlosesteenweg 180 Kessenich
8.
MIDDELEEUWSE WATERPUT TE GEISTINGEN (1)
Op 6 juni 1979 deed kraanman Frits Gie - . len in de leemgroeve van J. Vers traeten een archeologische vondst; J. Verstraeten was zo vriendelijk ons hiervan onmiddellijk in kennis te stellen. De vindplaats is gelegen te Geistingen, "Aan de Rozendijk", Sectie A, 533 c. Op een diepte van 2,54 m. werd de bovenrand zichtbaar van een waterput, die gemaakt werd van een uitgeholde eiken boomstam. Deze had een diameter van 65 cm. Het hout was tamelijk sterk vergaan, mogelijk omdat de boomstam niet van zijn schors ontdaan was. De boomstam had een lengte van ongeveer 1,20 meter en de bodem van de put lag 3,94 m. onder het maaiveld. In de blauwachtige slibvulling kwamen enkele fragmenten van rietstengels, een vijftal scherven, een fragment van een maalsteen (Eifel), een ijzeren haak en twee kruiken te voorschijn : 1. Beschadigde kan uit witbakkende klei, overtrokken met leemglazuur. Op de schouder bevinden zich twee versierde banden, alsook eentje onder de rand. De bodem en een gedeelte van de wand zijn door het bakken vervormd.
Diameter rand: 9 cm.; diameter bodem: 12,6 cm.; hoogte: 32,2 cm. 2. Beschadigde kan, eveneens uit wit bakkende klei, overtrokken met leemglazuur; op deze kan komen, evenals op kan 1, op de schouder twee sierbanden voor. Diameter rand: 8 cm.; diameter bodem: 14 cm.; hoogte: 36 cm. Volgens A. Bruyn (2) kunnen deze kan nen gedateerd worden rond 1325. De waterput zal dus alleszins in de 13de eeuw in gebruik geweest zijn. We willen tenslotte nogmaals onze dank baarheid en waardering uitdrukken voor de oplettendheid van kraanman F.Gielen en de medewerking van J. Vers traeten. H. Heymans
(1) Deze bijdrage verscheen reeds eerder in het tijdschrift "Limburg", jaargang 1979, blz. 199-200. (2) A. Bruyn, De middeleeuwse pottenbakkerijen in Zuid-Limburg, Tongeren, 1965, p. 9, 12, 48.
9o
EEN OUD O P H O V E R D O K U M E N T , . .
Ter gelegenheid van de plechtige
Wijding der Nieuwe Kerk van Ophoven door zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid
Monseigneur Rutten, Bisschop van Luik den 13 den juni 1906
Feestcantate
I. Koor. O juicht, o juicht, Ophovenaren Uwen Bisschop toe met gezang : O lieer, o lieer, wil I Tem. bewaren Voor 't hei! der Kerk nog jaren lang
II. O Bisschop, uit dit oord ontsproten Daarom te moor ons liefde waard , Gij hebt hier e ene bron ontsloten Waar God zijn heilgena vergaan Den Tempel, hier uit steen verrezen . Hebt gij door lang gebed en boet Den Heer voor eeuwig toegewezen, Wiens woning thans ons woonplaats hoedt . Koor : O juicht enz. TIT.
Soli. liet volk komt al te zamen stromen liet dorp steekt gansch in feestkl eedij, De vreugd heeft heel het hart benomen Op dit zoo heug’ lijk jubeltij, Nu Gij, o Prins «Ier Kerke, lieden Aan uwe kindren vreugde breng t, En hun door uwen zegen wede Den zegen van den Hemel schenkt. Koor : O juicht enz.
10.
O heiige tempel, waar de Bronne Des eeuwgen levens rijk ontspringt, Waar, in liet christen hart, de zon ne Van Gods gena vol luister blinkt... — Gij vraagt dat wij dien tempel minnen, O Bisschop ! Dat beloven wij ; Geloof en liefde vo ert en binnen. Dat God hier ons getuige zij ! Koor : O juicht enz.
O God, die aan uw volk don heiligen SERVATIÜS tot geloofsverkondiger geschonken hebt, geef, door de voorspraak van zoo' n grooten Bisschop en door uwe welwillende bescher ming, dat wij bevrijd blijven van alle onheilen en U steeds lovend ons mogen verheugen in eenen ongestoorden vrede. Door Onzen Heer Jesus -Christus. Amen.
11.
DICHTERLIJK STROPER UIT MOLENBEERSEL RICHTTE ZICH TOT KONINGIN WILHELMINA WILDE VOOR EEN GEDICHT DE VRIJSPRAAK AFKOPEN
Enige tijd geleden reeds bezorgde de Heer Truijen -Polfliet Hendrik (Weertersteen weg 193 te Molenbeersel) ons een kranteknipsel met onderstaand "gedicht" voor ons kringarchief. Het heeft betrekking op één van z ijn voorouders die op strooptocht was geweest... Het werd geschreven in 1902 en in een krant gepubliceerd in 1952. Vandaar dat in het naschrift sprake is van de "vijfstigste verjaardag". Met dank aan Harry van Teel" voor dit Molenbeersels dokument !
April 1902 Zij lijdt: men zegt: "Zij sterft misschien, Die goede en dierbare Wilhelmien". En 't Neerlands volk ter neergeslagen Kan wis dien zwaren ramp niet dragen. Reeds overal, in huis, op straat vraagt men, hoe 't met haar toestand gaat. De kinders roepen bij 't ontwaken : "Zeg, moederlief, hoe mag zij 't maken? "Helaas, lief kind, er is gevaar. De kwaal die haar komt aan te grijpen Kan onz' vorstin ten grave slijpen, Zoo seint nog heden dokter Pot. Bidt, lieve kleintjes, vraagt aan God, dat Hij ons lief Vorstinne spare". *. *.
*
Eensklaps een allerblijdste mare, Aan eene bliksemstraal gelijk Verspreidt zich door 't ganse Rijk De koortsen die inwendig woelen Begint zij minder te voelen. En Emma die steeds bij haar waakt, Bevestigt dat haar 't voedsel smaakt.
Prins Heinrich komt van de doktoren Het woord "Proficiat" te horen. Dra klinkt nu het woord proficiat Gans Nederland door, van dorp tot stad Van Budel-Schoot tot aan Loosduinen Hoort men dit goed nieuws uitbazuinen. Van Houtem tot in Rotterdam Van Gorcum tot in Amsterdam Van de stad Briel tot in Vianen Ontrollen zich de vreugdevanen Van het Noorden af tot in 't Zuid Hoort men reeds 't blijde klokgeluid Gans Holland dat zo heeft gebeefd Is in vol geestdrift en herleeft. Een meer dan honderdduizend monden Hoort men nu het goede nieuws verkonden. Hoezee, roept men in blij geluid, Zij leeft, Oranje' s laatste spruit., Hoezee, wij mogen haar behouwen Dat lieve roosje van Nassouwen. Heb dank ook o God! De batavier Ontvouwt weer trots zijn feestbanier, En roep den beker geheven : Lang, lang, zal Wilhelmina leven !
* * *
12.
Eilaas, een tijdje hierna, overviel een dergelijke kwaal aan mijn jeugdige echtgenote en haar eetlust tot alles was gans verdwenen. Alleenlijk smeekte zij mij, ijlhoofdig, naar een weinig wild konijnenvlees, het enigste waar haar hart nog naar trachtte. Ik als jager, mijn geschenk ener koppel bossneppen aan de achtbare President Kruger herdenkende en mijn grote toegenegenheid aan Wilhelmina in mijne geest herroepende, durfde ik de grenslijn overstappen alwaar ik wist, dat alleenlijk dergelijk wild te bekomen was. En nauwernood was ik ter plaatse of de Voorzienigheid verleende mij het verlangde voorwerp en vervulde de wens mijner dierbare vrouw, toen plotseling de vuist van de boswachter van Ell mij vastklampte en in naam van de wet uitriep: "Geen genade, gij moet gestraft worden". Maar ondergetekende durft nu vragen, aan Hare Majesteit Wilhelmina, aan hare prinselijke gemaal Heinrich en aan alle rechters van het Nederlands Rijk, of die straf dan niet zal moeten zijn in evenredigheid zijner misdaad. Godfried Hubert TRUYEN Molenbeersel
Die vijftigste verjaardag en dat overlijden zijn voor ons trouwens de aanleiding geweest, om het gedicht uit het vergeetboek op te diepen; anders zou het misschien pas in 2002, bij gelegenheid van het eeuwfeest, aan de beurt gekomen zijn, en... velen onzer zullen dan niet meer in de gelegenheid zijn om het nog te lezen ! De ondergrond van deze geschiedenis is ee n strooptocht, die door Godfried Truyen uit Molenbeersel op Nederlands grondgebied ondernomen werd en een fatale afloop had. Op een originele wijze trachtte de man aan het vonnis van Moeder Justitia te ontkomen en werkte daarbij kennelijk op het sentimen t : de lyrische lofspraak, aan het adres van de toen nog jeugdige Nederlandse vorstin gericht, geraakte ter bestemming via een Nederlands dagblad, dat het bereidwillig publiceerde. De dichter werd door zijn werk overleefd, en zijn zoon, de h. Tilman Truyen uit Molenbeersel, weet niet te zeggen of in ruil voor het gedicht de vrijspraak werd bekomen.
Eigenaardig gedicht, vindt u ook niet, waarin het aan taal- en stijlfouten niet ontbreekt. Maar... er is een verontschuldiging voor dat euvel: het ge dicht werd in 1902, vijftig jaar geleden, geschreven door een man uit Molenbeersel, bij wie het meer "om den brode" dan om een literair kunstgewrocht was te doen; het was gericht aan Koningin Wilhelmina van Nederland, die thans overleden is.
13,
Waat maag dét in godshiêrenaam beteikene?
" HET SPEULKE LIGTJ OP ZIEN VOT... " (en dat is niet "de Geschied - en Heemkundige Kring Kinrooi !!)
Maar die "vot"... Wat kan dat in godsherenaam wel betekenen ? Betékenen ? Dat weten wij allemaal heel goed: van in de tijd dat wij voor 't één of an der "veur de vot kregen" of nu misschien nog ooit "de vot inhöbben", omdat dit of dat niet naar wens is gegaan. . Betekenen is dus geen raadsel. Wel allicht: waar komt nu zo'n woord eigenlijk vandaan ? Want ze kennen het bij voorbeeld "van geens kanten" in "de Vlaanders", waar ik lang verbleef.. En ge vindt het ook niet in de vele re pertoria die ik daarover al ooit heb nageslagen. Ik lag er een beetje van "op mien vot" al "h öb ich gein zittendje vot" en al zou "ich mich de bein onger de vot oet- loupe om het te wei ten" hoe het komt dat "ein vrouw zich alles om de vot hingt" en "ich waal ins eemes aan de vot veul", al wil "ich neemes in zen vot kroepen" of "de vot tegen de kr ub zetten"... De betekenis is dus zeer duidelijk: het achterwerk. Van mens en dier: want ook een "stök van de verkesvot" kan smaken en in Maastricht schijnen ze lovend, waarderend te spreken van "die heet nog al e vötje aan"... Aldus Endepols in zijn Mastreechter diksjonair.
woordenboek terugvind en dat "vrouwe lijk geslachtsdeel" betekent. Het zit nog als een laat overblijfsel in ons Nederlands woord "hondsvot" dat, zoals gij weet, niet veel raars voorstelt: een niksnut.. Het woordenboek waarvan sprake geeft het woord "votsen" wat dan betekent: geslachtelijke gemeenschap hebben, af geleid van dat "Fotz". Er bestaat ook een oud Duits woord "fösen" dat spinnen betekent. Het woord Fotz betekent overig ens ook: haardot of haarvlok, kwast. En zo ziet ge maar hoe de levende taal haar eigen gangen gaat. Verdraait van voren naar achteren, alsof het niets was.. Het is dus eigenlijk bij ons een beet je "bargoens" van oorsprong: dat wil dan zeggen: min of meer "geheime taal" waar een vreemde ook niets van hoeft te begrijpen... Ik hoop dat gij nog "eine neegel"hebt "om der de vot met te kónne kransen"! En dat gij nog lang moogt leven en niet te vroeg "de vot gaotj toepit- sen", na een bestaan "met de vot vol sjoud" en naast een levensgezel die "waat ter neet in zene kop heet, heet ter neet in z'n vot".. Ge moogt, als het van mij afhangt, handelen in uw belang "det 't neet e vet verke z'n vot gesmeerd is"... Filologus: de woord-afleider
Ik trof een Duitser (geen Pruis, maar een van "onze familie": de Selfkant, even achter Sittard) en die heeft mij even een "Bargoens Woordenboek" willen lenen, van de hand van ene Enno Endt en Lieneke Frerichs. En wat lees ik daar ? Het moet allemaal draaien om een Duits woord "Fotz", dat ik in geen "normaal" Interesseert U dit? Dan mag "filologus" U beloven dat hij zijn best zal doen om "rare" oude woorden "uit de doeken te doen". De redaktie neemt zich dan voor het te doen als een vaste rubriek: "Waat maag dét in godshiêrenaam beteikene?"
14.