2013Nieuwegein
/u
Gemeenteraad
onderwerp Beschikbaar steil n middelen uit de algemene reserve ten behoeve van voorbe'eidingen herstructurering sociaal domein Datum
Raadsvoorstel
10 december 2013
Afdeling Strategie Maatschappelijke Ontwikkeling Portefeuillehouder A J . Adrian
1. Onderwerp Beschikbaar stellen van middelen uit de algemene reserve ten behoeve van de voorbereidingen voor herstructurering sociaal domein (voorbereidingen transities) 2.
G e v r a a g d besluit
Het college van B&W verzoekt de raad om een bedrag van €538.000 beschikbaar te stellen uit de algemene reserve en te bestemmen voor de voorbereidingen van de herstructurering van het sociaal domein in 2014. 3. Aanleiding en probleembeschrijving De gemeente Nieuwegein ziet zich, als zovele gemeenten, gesteld voor een enorme opgave op het sociale domein in het bijzonder op het gebied van Jeugdzorg, AWBZ en Werk en Inkomen. Nieuwe bestuurlijke verantwoordelijkheden voor kwetsbare inwoners moeten worden opgepakt, binnen zeer restrictieve financiële marges. Het Rijk is daarbij weinig faciliterend omdat wetsvoorstellen gewijzigd en vertraagd tot besluitvorming komen, respectievelijk de benodigde gegevens over doelgroepen en financiering niet of laat vrijkomen. Dit betekent dat er bij de voorbereidingen van de transities en het actualiseren van het programma Herstructurering Sociaal Domein (HSD) nog veel onzeker en onduidelijk is over de uiteindelijke inhoud van de wetten. De voorbereidingen van de transities en uitrol van het programma is nu flink op gang en vindt in de komende 1,5 jaar over de volle breedte plaats. Dat is ook nodig want de tijd dringt en er moet veel gebeuren. Dat betekent dat op vele fronten, veel medewerkers uit de gemeentelijke organisatie aan de slag gaan en kansen krijgen om deel te nemen in het programma. In de notitie 'Uitgangspunten en programmering Herstructurering Sociaal Domein worden de (voorlopige) uitgangspunten voorde herstructurering van het sociaal domein geschetst en de programmering op projectniveau beschreven (bijlage 1). De genoemde uitgangspunten worden definitief in de sturingsvisie waarover de raad nog in februari spreekt en waarover later, in juni 2014 besluitvorming plaatsvindt.
De lasten van het geactualiseerde programma HSD bedragen bijna € 2,5 min. in 2013 en bijna €5,2 min. in 2014. Totale lasten komen daarmee op € 7,7 min. Dit alles met het oogmerk om de inspanningen te dekken die nodig zijn om de tekorten (€ 18 miljoen euro jaarlijks) te beperken die uit rijksbeleid voortvloeien. Het grootste deel van de lasten van het programma zijn van dekking voorzien vanuit het plan Werk & Inkomen, met rijksmiddelen t.b.v. de voorbereiding van de transities, uit de algemene dienst (t.b.v. personeelskosten) en (personele en materiele ) bijdragen van andere betrokken organisaties zoals Provincie Utrecht en de Lekstroomgemeenten. Ondanks deze dekking van totaal € 6,7 min., resteert er een tekort van ruim € 1,0 m i n . , waarvan het grootste deel in 2014 (bijna € 0,8 min.).
4.
Gewenst maatschappelijk effect
De gemeente richt haar inzet in de komende decennia in het nieuwe sociale domein op twee hoofdpijlers: 1.
een passende ondersteuning voor inwoners, jong en oud, die
2.
een hoog niveau van participatie van al haar inwoners, met en zonder
ondersteuning nodig hebben en beperking (participatieladder en nota burgerparticipatie) . De participatiedoelstelling en de ondersteuningsdoelstelling hangen wederzijds samen. Participatie draagt bij aan een samenleving waarin mensen ook voor elkaar zorgen. Participatie maakt dat mensen hun sociale netwerken opbouwen en minder hulp en ondersteuning van de overheid verlangen. En adequate ondersteuning maakt participatie mogelijk ook voor kwetsbare inwoners. De ambitie is om binnen de budgetten die vanuit het rijk beschikbaar worden gesteld in een vernieuwd samenspel met professionals en inwoners een vangnet te creëren voor die inwoners die het echt zorg en hulp nodig hebben, en in samenspel met inwoners en professionals een hoge mate van participatie te behouden en uit te bouwen.
5.
Bestaand beleidskader
Het nieuwe beleidskader WMO (welzijn)-Gezondheid is nog in ontwikkeling. De gemeente raad is en wordt daar bij betrokken. Het beleidskader wordt in j u n i 2014 aan de raad voorgelegd. De voorbereidingen van de transformaties moeten nu echter al in gang worden gezet. De herstructurering sociaal domein heeft impact op en krijgt ook vorm via andere beleidskaders, zoals de woonvisie en de visie wijkgericht werken.
6.
Voorgestelde oplossing
De gemeente zal de genoemde hoofddoelen realiseren en de nieuwe rijkstaken opnemen met ruwweg 20 procent minder budget dan voor die taken op dit moment beschikbaar is. Dat kan niet door hetzelfde te blijven doen. Wil de gemeente de kwaliteit van de zorg niet aantasten, de participatie verhogen, dan zal een transformatie, een andere effectievere aanpak, moeten worden ingezet, gecombineerd met een efficiencyslag waar mogelijk. Daarbij wil de gemeente de kansen benutten van een integrale aanpak, dwars door de afzonderlijke domeinen op het sociale domein.
2 013-470 Dat samen is de enorme opgave waarvoor de gemeente zich gesteld ziet. De verwachte opbrengst van de decentralisaties ligt daarmee niet (alleen) in efficiencyverbetering maar juist in de verhoging van de effectiviteit en kwaliteit van het samenspel met inwoners en professionals, ongeacht het domein waarop de vraag van een inwoner speelt. Dit voor inwoners die ondersteuning nodig hebben often faveure van de participatie van Nieuwegeinse inwoners. Met de geactualiseerde programmering Herstructurering Sociaal Domein worden aan deze opgaven invulling gegeven. Jeugdzorg In de jeugdzorg spreken we al regionaal met andere gemeenten af om in 2015 minder zware residentiele hulpverlening ver weg in de bossen te 'kopen' ten faveure en als uitkomst van een sterker georganiseerd lokaal veld. Voor dat versterkte lokale veld, met een brede toegang en lichte en zware ondersteuning beschikbaar in de buurt, gaan we in 2014 reeds de basis leggen en in 2015 verder uitbouwen. Uitgangspunt is één kind, één plan, één regisseur (lokaal). Met als doel steeds minder kinderen afhankelijk te maken van de zwaardere residentiële zorg. Er worden in 2014 afspraken gemaakt met regionale organisaties als het veiligheidshuis, de regionale SAVE-teams die de reclassering en de jeugdbescherming als disciplines aan de lokale infrastructuur verbinden. AWBZ In de AWBZ staat ook de mens- en context georiënteerde benadering centraal. Ook hier het accent op de lokale infrastructuur. In 2014 wordt een nieuwe brede toegang gerealiseerd, in een reeks van pilots toegewerkt naar een multi-discipliair wijkschakelteam in elke gebied eind 2014, gecombineerd met een wijkservicepunt waar mensen voor enkelvoudige ondersteuning terecht kunnen. Om zorgcontinuiteit te borgen wordt ondersteuning en hulp voor 2 15 regionaal en lokaal ingekocht, en worden met instellingen en inwoners nieuwe welzijnszorgarrangementen ontwikkeld die even effectief en minder duur zijn. Werk en Inkomen Voor werk en inkomen betekent het dat we in 2014 intensief met WIL afspraken maken over haar rol in het brede sociale domein in de toegang (vanuit klantcontacten) en samenspel met gemeente (over doelgroep 4, samenwerking op gebied van CMPG, aanhaking aan de wijkschakelteams). Dat vraagt om regionale afstemming evenals het onderzoek in 2014 naar de mogelijke alternatieve scenario's voor de participatie van de deelnemers aan wat nu nog de WSW is. Zorgwoningen, voorzieningen in de wijk en openbare ruimte en vervoer Er is zicht ontstaan op nieuwe belangrijke opgaven die nauw verband houden met de transities, zoals de ontwikkeling in de behoefte en voorraad aan zorgwoningen en voorzieningen in de wijk, de noodzaak in te grijpen in de enorme vervoersstromen, en een passend beheer van de openbare ruimte. In 2014 worden in projecten ook deze opgaven aangevat met betrokken afdelingen in de gemeentelijke organisatie.
Nieuwe financiële sturing, juridische grondslagen, communicatie en informatiestromen Er is inmiddels verscherpt inzicht in de noodzakelijke inspanningen om de nieuwe financiële sturing in te richten, de transformaties en alles wat daar bij komt kijken van de passende juridische grondslagen te voorzien, en de informatiestructuur op orde te brengen voor burgers, professionals en overheid. Ook is duidelijk geworden dat het begeleiden van het transformatieproces en de uiteindelijke vorm die het krijgt, communicatief op alle niveaus moet worden ondersteund. Hiervoor worden de betrokken disciplines in de gemeentelijke organisatie in 2)14 ingezet. Gebiedsgericht werken Het is duidelijk geworden dat een geordende sociale programmering in wijken en buurten op maat noodzakelijk is, en via het concept van 'de gezonde wijk' integratie van de vele deelprogrammeringen mogelijk wordt. En dat deze werkwijze pas echt succesvol kan worden door het in te bedden en uitgangspunt te laten zijn voor een concernbrede gebiedsgerichte werkwijze dwars door de domeinen heen van o.a. RO, Beheer, TVL en SMO. Ook de gedachten over frontlijnsturing zijn aangescherpt. Er lopen drie pilots om als organisatie van te leren, en die moeten leiden tot een ontwerp voor een werkwijze van frontlijnsturing in onze organisatie. Regionaal samenspel Tenslotte is ook duidelijk geworden dat de transformaties niet alleen op verschillende schaalniveaus vorm krijgen maar ook op verschillende schaalniveaus moeten worden voorbereid, zowel stedelijk, als regionaal als bovenregionaal, waarvoor de organisatie op die schalen moet worden ingericht. Dat is bijvoorbeeld in de regio lekstroom gebeurd, en zal zich verder door ontwikkelen op het zgn. 4e domein, dit zijn alle zaken (inhoudelijk, facilitair) waarvoor een gecombineerde aanpak op de schaal van regio Lekstroom productief is. 7. Alternatieven Dit programma omvat de activiteiten die nodig zijn om de gemeente voor te bereiden op de transities en transformaties. We zien het niet of verminderd uitvoeren van dit programma niet als een verantwoord alternatief. 8. Financiële aspecten In onderstaande tabel staat het benodigde budget en de dekking (periode t / m 2014). Uit de laatste kolom blijkt dat er een tekort is van € 1.041.000. DaWdntutt: OmittulMm Piogramms HSD1 t r i t Transformaties na HSD 2 HSD A!g£-ir*in er. faeiliierer: Prop- imtna HSD 3 Aarioaie^oe Specifieke p i o j e c K r Prop-irrirru WSD * Kieuive Posifcotünr-g Gem««!Ue J*G na KSD 5 Re£ , ior*3i£:>ifr*nwer*i'.= Lekst'C^m TOTAAL
Node £ 1.27SJ00 £ S3S.000 £434.000 f 1728 00C t 7.68S40G
PbnWftl
....=... f 134.000 £0
ca €100 CM C 1.462/100
Mltenurieet
Afe*Henst i 04J.ee-:
£0
£«4.000
£0 £0 CO £372.000
£49 6.000 £434.000 €331000 «2.549.000
Owl;
>...;:...
Saldo £ 3 3 3 0OC
£0
£441000
£0
£ 1 3 3 000
£0 £ 1 IE 3 0 o:
flItSOt
£2.264,000
£0 tl.O41.O00
In 2013 en 2014 is er in totaal een tekort van € 1.041.000. Dit wordt deels opgelost binnen de begroting 2013 en 2014 (€ 503.000), en voor het restant (€ 538.000) wordt een beroep gedaan op de algemene reserve.
2 013-47 Een groot deel van de begroting van het programma HSD betreft inspanningen die vanuit andere domeinen (wonen, leefbaarheid, beheer) en vanuit diverse disciplines (financiën, communicatie), worden vormgegeven. Het gaat daar niet zozeer om extra, nieuwe activiteiten maar om inspanningen binnen bestaand beleid en bestaande kaders die in lijn worden gebracht met de transities (bijvoorbeeld inspanningen voor zorgwoningen) . Voor meer toelichting op de financiën verwijzen wij u naar de notitie "Uitgangspunten en programmering HSD", hoofdstuk 6. Driekwart van deze inspanning betreft de noodzakelijke personele inzet.
9.
Communicatie aspecten
Afzonderlijke onderdelen van het programma Herstructurering Sociaal Domein zijn reeds besproken met raad (AWBZ, Jeugdzorg, Werk en Inkomen) of zullen bij verdere uitwerking op de deelprogramma's met de raad worden besproken (zorgwoningen, vervoer, gebiedsgericht werken).
10. Juridische aspecten Aan het programma Herstructurering Sociaal Domein zijn op zich geen juridische aspecten verbonden. Op onderdelen in het programma is dat wel het geval. Deze worden daar waar aan orde op deelaspecten van het programma in beeld gebracht*
11. Risico's Bij niet of gedeeltelijke uitvoering van het programma Herstructurering Sociaal Domein ontstaan grotere risico's voor de inwoners van Nieuwegein en komt het financieel meerjarenperspectief onder druk. Het programma draagt ertoe bij om op t e r m i j n de rijkskortingen binnen de transities op te vangen. Als niet scherp wordt gestuurd op het programmatisch vormgeven van de transformaties, gaat het niet lukken om binnen de budgets te blijven. De gemeenteraad heeft weliswaar uitgesproken (meerjarenbebegroting 2014) dat de budgets die het Rijk meegeeft leidend zijn, maar tegelijkertijd is sprake van wettelijke verplichtingen t.a.v. inwoners en hebben rechters m.b.t. de Wmo al aangegeven dat die leidend zijn.
12. Bijlagen
Bijlage 1 : Notitie Uitgangspunten en programmering herstructurering sociaal domein (toelichtend)
burgemeester en wethouders,
drs. P.C.M, van Elteren
F.TJ.M. Backhuijs
Secretaris
burgemeester
Nieuwegein Ac?F^jft ( \:.\
W^
2 013-470
Raadsbesluit De raad van de gemeente Nieuwegein; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 10 december 2013;
besluit: Om een bedrag van € 58.000 beschikbaar te stellen uit de algemene reserve en te bestemmen voor de voorbereidingen van de herstructurering van het sociaal domein in 2014.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 januari 2014.
de griffier,
de voorzitter,
2 013-47 Uitgangspunten en programmering HSD
1. Inleiding Programma Herstructurering Sociaal Domein De gemeente Nieuwegein ziet zich, als zovele gemeenten, gesteld voor een enorme opgave op het sociale domein in het bijzonder op het gebied van Jeugdzorg, AWBZ en Werk en Inkomen. Nieuwe bestuurlijke verantwoordelijkheden voor kwetsbare inwoners moeten worden opgepakt, binnen zeer restrictieve financiële marges. Het Rijk is daarbij weinig faciliterend omdat wetsvoorstellen gewijzigd en vertraagd tot besluitvorming komen, respectievelijk de benodigde gegegevens over doelgroepen en financiering niet of laat vrijkomen. Dit betekent dat er bij het actualiseren van het programma HSD veel onzeker en onduidelijk is over de uiteindelijke inhoud van de wetten en uitvoering. Hoofddoelen De gemeente richt haar inzet in de komende decennia in het nieuwe sociale domein op twee hoofdpijlers: 1.
een passende ondersteuning voor inwoners, jong en oud, die ondersteuning nodig hebben en
2.
een hoog niveau van participatie van al haar inwoners, met en zonder beperking (participatieladder en nota burgerparticipatie).
De participatiedoelstelling en de ondersteuningsdoelstelling hangen wederzijds samen. Participatie draagt bij aan een samenleving waarin mensen ook voor elkaar zorgen. Participatie maakt dat mensen hun sociale netwerken opbouwen en minder hulp en ondersteuning van de overheid verlangen. En adequate ondersteuning maakt participatie mogelijk ook voor kwetsbare inwoners. Oplossingsrichtingen De gemeente zal deze hoofddoelen moeten realiseren en de nieuwe rijkstaken opnemen met ruwweg 20 procent minder budget dan voor die taken op dit moment beschikbaar is. Dat kan niet door hetzelfde te blijven doen. Wil de gemeente de kwaliteit van de zorg niet aantasten, de participatie verhogen, dan zal een transformatie, een andere effectievere aanpak, moeten worden ingezet, gecombineerd met een efficiencyslag waar mogelijk. Daarbij wil de gemeente de kansen benutten van een integrale aanpak, dwars door de afzonderlijke domeinen op het sociale domein. Dat samen is de enorme opgave waarvoor de gemeente zich gesteld ziet. De verwachte opbrengst van de decentralisaties ligt daarmee niet (alleen) in efficiencyverbetering maar juist in de verhoging van de effectiviteit en kwaliteit van het samenspel met inwoners en professionals, ongeacht het domein waarop de vraag van een inwoner speelt. Dit voor inwoners die ondersteuning nodig hebben often faveure van de participatie van Nieuwegeinse inwoners.
Oplossingsrichting Effectiviteit De gemeente Nieuwegein wil de verantwoordelijkheid nemen om de hoofddoelen te realiseren binnen de beschikbare financiële kaders. De gemeente realiseert zich dat dit onmogelijk kan vanuit het bestaande samenspel met inwoners, het maatschappelijke middenveld en professionals. Het 'oude' samenspel tussen overheid en maatschappelijk middenveld en inwoners moet transformeren tot een nieuw en productief samenspel; een nieuw heringericht sociaal domein. Op 1 januari 2015 moet de basis daarvoor gelegd zijn. De gemeente wil de transformatieopgave benutten om tot een eenvoudiger stelsel te komen dat ook daadwerkelijk slagvaardiger, effectiever én klantvriendelijker is ingericht. Dat kan door de hulp en ondersteuning, meer dan voorheen, dichter bij de inwoners te organiseren, en een groter beroep te doen op de participatie van allen in de Nieuwegeinse samenleving. Daarom is de lokale infrastructuur leidend voor gemeenten, het uitgangspunt voor de organisatie van de keten ook naar zwaardere zorg en hulpverlening, regionaal en bovenregionaal. Die transformatie gericht op effectiviteitsverhoging grijpt in op verschillende niveaus van samenspel tussen overheid, professionals, organisaties en inwoners. Op het niveau van de hulpverlening, door de inwoner en zijn omgeving centraal te stellen, en niet het zorgaanbod. Op het niveau van het stelsel door bijvoorbeeld de duurdere gespecialiseerde zorg dichter bij huis beschikbaar te maken, respectievelijk te substitueren door goedkopere maar even adequate lokale zorgarrangementen. Tenslotte vraagt het om een omslag in de samenleving door een groter beroep op de eigen kracht van mensen en hun sociale netwerk. Oplossingsrichting Efficiency Efficiency willen we verhogen door minder bureaucratie. Dat lijkt heel eenvoudig, maar is het niet. Het betekent 'loslaten', een andere vorm vinden voor inspectie op de hulpverlening, een andere vertikale en horizontale verantwoording, ten einde inwoners en professionals tijd te geven voor de kern van hun activiteiten, het ondersteunen, en zo het verhogen van de effectiviteit van handelen. De gemeenten in Lekstroom zien een kans op efficiency verbetering door regionale samenwerking en willen die benutten. Daarbij geldt dat de mate waarin en de manier waarop gemeenten samenwerken, een keus van de individuele gemeente moet zijn en blijven. Waar de gemeenten taken zelfstandig, met zelfgekozen (lokale) partners en dicht bij de inwoners kunnen uitvoeren, heeft dat de voorkeur. Daar waar dit niet kan of onvoldoende efficiënt is, wordt in regionaal verband samengewerkt om taken uit te voeren. Oplossingsrichting Integraliteit De transities vinden niet bepaald plaats in een beleidsmatig vacuum op het sociale domein. Tegelijkertijd voltrekken zich immers grote transformaties op het terrein van werk en Inkomen, Jeugdzorg en de WMO-AWBZ. In deze drie transformaties geldt als uitgangspunt dat de gemeente dicht bij en met haar inwoners de benodigde hulp en ondersteuning wil organiseren. Dat biedt kansen, lokaal en in de regio Lekstroom om, verbindingen te leggen, tussen doelgroepen, in de toegang, de voorzieningen en bijvoorbeeld de gezamenlijke inkoop van gespecialiseerde hulp in de regio. Die kansen wil de gemeente Nieuwegein benutten.
2. Twee implementatiesporen: lokaal en regionaal Voor de gemeente betekent dit dat de periode van voorbereiding op de decentralisaties bestaat uit twee (met elkaar samenhangende) sporen: Een lokaal en een regionaal implementatiespoor. Beide zijn op hoofdlijn dan ook uitgewerkt in deze actualisatie van het programma HSD. Een eerste uitgangspunt dat de gemeente daarbij hanteert is lokaal waar mogelijk, regionaal waar nodig. De gemeenten in de regio Lekstroom, en daarbuiten zijn gesteld voor een gelijksoortige complexe opgave. Ook de uitgangspunten voor de oplossingsrichtingen verschillen niet fundamenteel. Dat biedt goede kansen om het zwaartepunt in de keten in de lokale infrastructuur te organiseren in combinatie met het behalen van efficiency voordelen in de regionale (en bovenregionale) samenwerking. Uitgangspunt daarbij is altijd dat de organisatie om de efficiency te verhogen ten dienste staat aan het verhogen van de effectiviteit van het lokale samenspel. Een tweede uitgangspunt op beide implementatiesporen betreft het werken op en de organisatie van het werken op het nieuwe sociale domein. Daarbij maken we een onderscheid tussen mens- en contextgeoriënteerd werken en organiseren enerzijds en systeemgedreven werken en organiseren anderzijds. Mens- en contextgedreven werken en organiseren is het uitgangspunt om te komen tot een effectiever samenspel tussen overheid, inwoners, en professionals. De inwoner is startpunt bij de vraagstelling en bij de oplossing, op het niveau van individuele dienstverlening, maar ook waar het gaat om initiatieven van inwoners in de stad. De professional handelt daar naar, niet gehinderd door bureaucratie, in een grote professionele vrijheid. De systeemgedreven invalshoek wordt benut voor al die diensten die in 'bulk' kunnen worden ingekocht en geleverd en niet afhankelijk zijn van de context van de inwoner. Een derde uitgangspunt betreft de uitwerking van de integraliteit. Zowel ten dienste van de effectiviteit naar de inwoners als ook ten dienste van de efficiency van het systeem streeft de gemeente naar maximale integratie over de domeinen op het sociale domein. Dat betreft de inrichting van de lokale infrastructuur, maar ook de regionale samenwerking over de domeinen heea, Dat betekent ook dat de gemeente om succesvol te zijn op het sociale domein acht slaat op de verbrede integraliteit, nl. niet alleen voor werk, inkomen ondersteuning en zorg, maar ook voor woningen, maatschappelijk vastgoed, vervoer, leefbaarheid en veiligheid integrale programmering e samenspel met inwoners en professionals ambieert en organiseert. Een vierde uitgangspunt volgt uit het voorgaande en luidt dat de gemeente haar positie herdefinieert in het sociale domein en als afgeleide daarvan, vanuit het oogpunt van coherentie, ook op andere domeinen in de gemeentelijke organisatie. Wat betekent het onderscheid tussen mens en contextgedreven werken en organiseren en systeem gedreven organiseren en werken anderzijds voor de rollen en functies in de gemeente, voor de organisatie van het werk? Wat betekent verbreed integraal samenwerken voor de onderlinge rollen tussen medewerkers van verschillende afdelingen, en tussen bestuurders? Maar ook: wat betekent de regionaal versterkte samenwerking voor de eigen gemeentelijke organisatie? Het uitgangspunt is dat gemeente over de domeinen heen (integraal), dicht bij inwoners en professionals mens- en context gedreven wil werken en organiseren en waar het efficiënt is, juist de systeemgedreven organisatie vormgeeft.
3.
Implementatie Lokaal spoor
Het lokale spoor, waarin de lokale uitvoering van de transities sociaal domein wordt uitgewerkt, wordt door de gemeente zelf ingevuld. Voor gemeenten is de lokale infrastructuur leidend. In de uiteindelijke werkwijze van gemeenten in de lokale uitvoering zal er dan sprake zijn van onderlinge verschillen tussen gemeenten. Elke gemeente hanteert daarbij zijn eigen tijdspad en lokale context. Centraal staan uiteraard de transformaties op het sociale domein. In elke transformatie zijn de hoofddoelen eender. We hebben de oplossingsrichtingen en uitgangspunten daarom eerst per hoofddoel nader uitgewerkt. Per transitie geven we vervolgens kort aan hoe de oplossingsrichtingen en uitgangspunten in de afzonderlijke transformatie programma's worden opgepakt. Vervolgens wordt in beeld gebracht welke aanpalende transformaties er plaats moeten vinden op de domeinen van huisvesting, maatschappelijk vastgoed, openbare ruimte en vervoer. Daarna gaan we in op benodigde ontwikkeling in de organisatie van de werkwijze van de gemeente, die voortvloeit uit het verbeteren van het samenspel met inwoners en professionals. Tenslotte geven we randvoorwaardelijke zaken aan die moeten worden ingevuld door financiën, juridische zaken, informatie en communicatie.
3.1. Hoofddoelstelling Passende Ondersteuning De gemeente ambieert in een (nieuw) samenspel met inwoners, professionals, zorg- en welzijnsorganisaties organisaties, buurtgemeenten, een vangnet voor de meest ondersteuningsbehoevende inwoners en een goed niveau van ondersteuning voor iedereen die ondersteuning nodig heeft, te realiseren. Dat vergt ingrepen op alle niveaus waarop gemeente, inwoners, professionals en maatschappelijke organisaties tot nu met elkaar hebben samengewerkt. Op microniveau vraagt dat om het herinrichten van ondersteunings- en zorgprocessen. Dat betekent dan bijvoorbeeld geen indicatie maar een keukentafelgesprek; een vraagstelling niet gericht op wat iemand niet kan maar op wat iemand wel kan (effectiviteit). Het zit ook in het ruimte laten aan vrijwilligers en professionals om samen met de betrokkenen een oplossing te verzinnen, niet vanuit de beperking, maar vanuit een mens- en contextgedreven opstelling (minder bureaucatie: efficiency).. Maar het betekent ook dat er geen individuele zorg wordt geboden maar deelname aan een collectieve voorziening met andere doelgroepen (integraliteit en efficiency), of juist informele ondersteuning wordt geregeld, als dat effectiever en efficiënter is. Op meso-niveau vergt dat betrokken samenspel met bewoners en professionals dicht bij hun leefomgeving in buurt of wijk. Dat samenspel zit dan in nabijheid van toegang tot ondersteuning, met een wijkschakelteam in de wijk gecombineerd met een wijkservicepunt, in plaats van een veelheid aan grote organisaties ver weg. Het zit ook in het bieden van nieuwe ondersteuningsproducten, zoals de ontwikkelde welzijnszorgarrangementen. Het gaat tenslotte ook in deze lijn van denken om het faciliteren van inwonersinitiatieven, het begeleiden ervan naar onze complexe en nog sterk domein georiënteerde organisatie.
Op macroniveau vraagt het om nieuw samenspel tussen betrokken organisaties in het maatschappelijk middenveld, inwoners en overheid (en natuurlijk de bedrijfsonderdelen in de verschillende disciplines in onze eigen gemeentelijke organisatie). We leggen het zwaartepunt in de ondersteuning en dienstverlening aan het begin en niet aan het eind van de keten. Dat betekent dat de regie op de hulpverlening in het lokale verankerd blijft, ook als een kind baat heeft bij 2e lijnszorg en ondersteuning. We zoeken daarom een sterke lokale partner. In de jeugdzorg spreken we al regionaal met andere gemeenten af om in 2015 minder zware residentiele hulpverlening ver weg in de bossen te 'kopen' ten faveure en als uitkomst van een sterker georganiseerd lokaal veld. Voor dat versterkte lokale veld, met een brede toegang en lichte en zware ondersteuning beschikbaar in de buurt, gaan we in 2014 reeds de basis leggen en in 2015 verder uitbouwen. Uitgangspunt is één kind, één plan, één regisseur (lokaal). Met als doel steeds minder kinderen afhankelijk te maken van de zwaardere residentiële zorg. Er worden in 2014 afspraken gemaakt met regionale organisaties als het veiligheidshuis, de regionale SAVE-teams die de reclassering en de jeugdbescherming als disciplines aan de lokale infrastructuur verbinden. In de AWBZ staat ook de mens- en context georiënteerde benadering centraal. Ook hier het accent op de lokale infrastructuur. In 2014 wordt een nieuwe brede toegang gerealiseerd (gezondheidscentra, wijkserviepunten), in een reeks van pilots toegewerkt naar een multi-discipliair wijkschakelteam in elke gebied eind 2014, gecombineerd met een wijkservicepunt waar mensen voor enkelvoudige ondersteuning terecht kunnen. Om zorgcontinuiteit te borgen wordt ondersteuning en hulp voor 2015 regionaal en lokaal ingekocht, en worden met instellingen en inwoners nieuwe welzijnszorgarrangementen ontwikkeld die even effectief en minder duur zijn.
3.2 Hoofddoelsteling Participatie De gemeente ambieert in (nieuw) samenspel met inwoners, professionals, zorg- en welzijnsorganisaties organisaties, buurtgemeenten en met veel minder middelen een hoog niveau van participatie van al haar inwoners met of zonder beperkingen, zo mogelijk dicht bij de eigen leefomgeving. Ook dat vergt ingrepen op alle niveaus waarop gemeente, inwoners, professionals en maatschappelijke organisaties tot dusver met elkaar hebben samengewerkt. Op macroniveau betekent het dat de gemeente Nieuwegein de mogelijkheden verkent om dagbesteding dicht bij mensen in de wijk te organiseren in plaats van ver weg in andere gemeenten. Daarbij denken we over de grenzen van sectoren en disciplines (effectiviteit). De gemeente wil het verschil loslaten tussen de doelgroepen en de activiteiten als het gaat om AWBZ-gefinancierde dagbesteding en de WSW-voorziening die vanuit werk en inkomen wordt gefinancierd (integralteit). De gemeente wil niet doorgaan met het vervoeren van inwoners naar dagbestedingsplekken ver van Nieuwegein, omdat het ooit in de afzonderlijke zorgsectoren is bedacht om alleen specifieke doelgroepen bij elkaar te zetten (efficiency).
Op meso-niveau betekent het dat de gemeente samen met bewoners en professionals zoekt naar nieuwe vormen van (arbeidsgerelateerde) dagbesteding in de buurt en in de wijk. Welke accommodaties kan de gemeente of een van haar partners daarvoor in beeld brengen en hoe regelen we met bewoners en professionals het beheer en de begeleiding. De gemeente wil daar verkennen of inwoners uit verschillende zorgdoelgroepen kunnen deel nemen, dwars door de oude disciplines heen. Maar ook heeft de gemeente de ambitie om vanuit onze complexe organisatie in de toekomst beter om te gaan met initiatieven van inwoners, om een dierenweide open te houden, of een buurtcentrum te openen in eigen beheer. Op microniveau betekent het dat de gemeente wil dat werkcoaches bij klantcontacten bij WIL niet alleen de vraagstukken rond werk en inkomen in beeld brengen, maar ook een signaal van andere problematieken noteren. Evenzeer wil de gemeente dat vragen voor ondersteuning of zorg voor individuele inwoners ook worden bezien vanuit het oogpunt van participatie. Dat samenspel moet in loketten van Wil en in wijkschakelteams vorm krijgen, ook als het gaat om vrijwilligerswerk, of het leveren van een tegenprestatie. Tenslotte betekent dit dat alle inwoners, kwetsbaar of niet, worden uitgenodigd om te participeren op hun wijze (zie nota burgerparticipatie), zij het in werk of vrijwilligers werk, in een collectieve (arbeidsgerelateerde) dagbesteding of anderszins. Voor werk en inkomen betekent het dat we in 2014 intensief met WIL afspraken maken over haar rol in het brede sociale domein in de toegang (vanuit klantcontacten) en samenspel met gemeente (over doelgroep 4, samenwerking op gebied van CMPG, aanhaking aan de wijkschakelteams). Dat vraagt om regionale afstemming evenals het onderzoek in 2014 naar de mogelijke alternatieve scenario's voor de participatie van de deelnemers aan wat nu nog de WSW is.
3.3 Aanpalende domeinen in transformatie Huisvesting, vastgoed, openbare ruimte leefbaarheid en veiligheid, vervoer Het rijk neemt in 2014, 2015 en 2016 nog een groot aantal maatregelen, los van de transitie AWBZ, die grote gevolgen hebben voor de transitie AWBZ en de behoefte aan aangepaste huisvesting. Die maatregelen leiden ertoe dat de toegang tot intramurale zorg voor ouderen, GGZ-cliënten en verstandelijk en lichamelijk beperkten, enorm wordt beperkt, in de komende jaren. Dat betekent dat een steeds grotere groep inwoners een beroep zal doen op zorg en ondersteuning via de gemeente, maar ook dat zij gewoon in de wijk wonen. Een groot deel van deze groep zou bovendien in de intramurale setting hun dagbesteding hebben genoten en raakt nu aangewezen op arrangementen in de wijk. Deze ontwikkelingen maken duidelijk dat het onverstandig is om ons blind te staren op het goed inregelen van enkel de zorg en ondersteuning, maar dat er ook een flinke opgave ligt in het realiseren van passende huisvesting voor deze mensen en accommodaties in de wijk en in de stad die dagbesteding mogelijk maken. Uiteraard raakt het ook aan de inrichting van de openbare ruimte, in verband met mobiliteit, maar zeker ook in relatie tot veiligheid en leefbaarheid.
Vervoer Vervoer is een belangrijk domein en een enorme kostenpost in de transformaties en de middelen die daarvoor beschikbaar komen. In de provincie en daarbuiten worden mensen uit Nieuwegein naar dagvoorzieningen, onderwijs en arbeidsvoorzieningen gebracht. Ook buiten de transities speelt dat bijvoorbeeld in het leerlingenvervoer. Als we erin slagen die vervoersstromen te beperken dan kan daarmee een substantiële besparing in beeld komen. Dat vraagt enerzijds om een efficiencyslag. De eerste analyse daarvan is gedaan door de U10 die in beeld brengt welke vervoersstromen er zijn, en welke besparing kan worden gerealiseerd door bundeling van deze vervoersstromen. Vanuit een verhoogde effectiviteit is het zinvol om lokaal en regionaal ook te onderzoeken of een betere benutting van het bestaande vastgoed, dicht bij huis in de stad en de wijk, voor dagbesteding kan leiden tot een grote beperking in de vervoersstromen en een besparing op de vervoerskosten.
3.4 Invulling geven aan de organisatie van mens- en contextgedreven werken Sociale programmering met de gezonde wijk De sociale programmering die voortrolt uit de transities zal voor een belangrijk deel, dicht bij de inwoners, vorm krijgen op de organisatieschaal van de vijf gebieden (voorheen woonservicezones). Dan gaat het onder andere om de voorgenomen organisatie van het samenspel van professionals en vrijwilligers in de gebieden (de wijkschakel teams), het versterken van de burgerkracht (ondersteunen van initiatieven, faciliteren van matches tussen hulpvraag en aanbod via buurt websites), maar ook om grote projecten, zoals de inzet van de dagbesteding van GGZ-cliënten in de exploitatie van dierenweides, het programmeren van een sportprogramma voor de buurt in een trimstraat, en projecten tegen pesten op en na school. Al deze zaken vragen om een ordenend principe. Met het concept van de 'Gezonde Wijk' hebben we een evidence based methode om het samenspel in de gebieden op het sociale domein te ordenen. De methode gaat uit van het bepalen van de belangrijkste vraagstukken in een gebied en agendeert het werken aan de oplossingen, dichtbij huis met inwoners en met betrokken professionals. De vraagstukken die spelen en de gekozen oplossingen worden gebaseerd op wijkprofielen, waarin informatie over inwoners en wijk staan, die nog actief verzameld moet worden en waarvoor ook de nulmeting informatie levert, naast bijvoorbeeld de leefbaarheidsmonitor. De gezonde wijk is de werkwijze waarop de gemeente in wijken en buurten invulling geeft aan haar opgave uit het op te stellen beleidskader Welzijn/WMO. Maar heel belangrijk is dat deze werkwijze van 'de gezonde wijk' voor het sociale domein uitgaat van een noodzakelijke koppeling met andere domeinen, zoals Beheer Openbare Ruimte, Ruimtelijke Ontwikkeling en Leefbaarheid en Veiligheid
Integraal Gebiedsgericht werken In het collegeprogramma 2010 - 2014, en daaruit voortvloeiende programmabegrotingen 2011, 2012, 2013, neemt het college zich voor om te komen tot een meer gebiedsgerichte betrokkenheid van de gemeente bij het samenspel met inwoners en professionals die actief zijn in wijk en buurt. Dit integrale samenspel wil zij dwars door de diverse beleidsdomeinen (MO, RO, BOR, TVL) heen, op diverse niveaus van uitvoeringsverantwoordelijkheden (strategisch, tactisch, operationeel) zien. Het is de wens van het college dat hiermee ook de sterk versnipperde informatiepositie van de wijkwethouder, de bestuurlijke positie van het college in relatie tot wijk verbetert. De wens om het gebiedsgericht werken op de kaart te zetten wordt flink versterkt door de nieuwe verantwoordelijkheden van de gemeente op het sociale domein. Die maken het integrale programmatische samenspel op alle niveaus van interventie en interactie met inwoners, en met professionals, binnen en buiten het gemeentehuis, nog meer nodig om echt effect in de stad te sorteren. En dan niet alleen op het afgezonderde sociale domein maar juist in samenspel met de ruimtelijke ontwikkeling, het beheer van de openbare ruimte en inspanningen in het kader van leefbaarheid en veiligheid. Het is nu de tijd om tot die verknopingen te komen. Immers ook op deze domeinen is er sprake van een inhoudelijke programmering die meer en meer vorm krijgt op de schaal van buurten, wijken, gebieden. Dit biedt kans om afzonderlijke programma's per gebied te integreren Om het gebiedsgericht werken in Nieuwegein voor te bereiden over de hele breedte van de organisatie wordt een programmagroep ingericht. Zij zijn verantwoordelijk voor het voorstel over de op te zetten organisatorische structuur en inrichting van gebiedsgericht werken in de gemeentelijke organisatie. Tegelijkertijd wordt in deelprojecten gestart met (a) de integratie van beleid op gebied van welzijn, wonen, beheer en leefbaarheid en veiligheid, (b) de integratie van de programmering in gebieden in de komende jaren wederom met deze disciplines, en wordt (c) verder invulling gegeven aan het operationeel aanwezig zijn in de wijken en buurten voor inwoners en professionals vanuit deze disciplines (wijkmanagement, sociaal programmeurs, beheer, toezicht). Verbeterd samenspel met inwoners en professionals: Frontlijnsturing Met de transformaties is het niet alleen nodig de beleidsmatige en programmatische sturing op het samenspel binnen en buiten, tussen overheid, professionals en inwoners te verbeteren (proces, project, operatie, tactisch, strategisch). Ook moeten in het nieuwe interne en externe samenspel, de twee hoofdprincipes van frontlijnsturing worden geborgd en gefaciliteerd, d.i. signalen van buiten moeten binnen in de complexe gemeentelijke organisatie adequaat worden geadresseerd, en van binnen naar buiten wordt gemeentelijke regie gevoerd bij meervoudige problematiek, soms tot in de huiskamer, op de uitvoering en samenwerking door professionals bij een multiprobleem huishoudenDeze beide aspecten van frontlijnsturing moeten goed in een stedelijk en gebiedsgericht samenspel van inwoners, professionals en overheid passen. Daarom is er voor gekozen om deze complexe materie in een afzonderlijk project uit te werken. Inmiddels is er met één lijn van opereren in de frontlijnsturing, nl. regie voeren vanuit de gemeente tot op de werkvloer van instellingen en tot in de huiskamer van inwoners, met het programma CMPG, al flinke ervaring opgebouwd. Het is zaak deze ervaring dienstbaar te maken in breder verband in het concern, zoals al is gebeurd in relatie tot de werkzaamheden van de wijkmanagers op gebied van overlast en veiligheid.
De andere lijn van frontlijnsturing, nl. het faciliteren van inwonersinitiatieven, in het bijzonder het begeleiden van initiatiefnemers door onze complexe organisatie, is nog veel minder ontwikkeld en verdient een impuls. Het past immers geheel bij een mens- en context gedreven samenspel met inwoners. Als gemeentelijke organisatie zullen we moeten leren hier beter mee om te gaan ( bv. kaders en verordeningen open te breken). Om dat leerproces op gang te brengen draaien op dit moment drie pilots waarin we pontificaal onze ondersteuning bieden aan initiatiefnemers van projecten of professionals die signalen en mogelijke oplossingen bij ons neerleggen, die in de uitvoering in onze organisatie niet mogelijk worden gemaakt.
3.5 Randvoorwaardelijke projecten voor de transformaties Financiële sturing nieuwe sociaal domein Om de transformaties te begeleiden en financieel in te regelen maar ook om het getransformeerde sociale domein goed aan te sturen is een heldere financiële sturing onmisbaar. Dat gebeurt vanuit financieel overzicht, in beeld gebracht via het meerjaren perspectief, door zicht op en toepassing van een onderscheidend en vaak nieuw financieel sturingsinstrumentarium, door adequate monitoring van de (financiële en maatschappelijke) effecten van de transformatiemaatregelen, en de vertaling van al deze financiële gegevens naar begroting en rekening van de gemeente Nieuwegein. Tenslotte is het zaak om de kansen die de transformatie bieden op beperking van kosten in verdienmodellen zichtbaar te maken. Juridische vormgeving nieuwe sociale domein Met het vorderen van de inhoudelijke programmering op de verschillende transformaties wordt de noodzaak tot adequate juridische verankering ook steeds groter. Daarom is onlangs een projectgroep Juridische zaken Sociaal Domein ingericht. Het projectteam richt haar juridische ondersteuning op alle aspecten van de transformaties (contractering, model regionale samenwerking, gebiedsgericht werken, ombouw lokale en regionale organisaties). De inhoudelijke transformaties in het samenspel tussen inwoners, professionals en gemeente brengt ook een gewijzigde juridische grondslag met zich mee. De verordening WMO 2006 zal in de verste verte niet lijken op de verordening WMO 2014. Opbouw nieuwe Informatie Infrastructuur Met de transformaties grijpen gemeenten de kansen om regie te voeren over de keten van lichte naar zware ondersteuning en regie te voeren dwars door de afzonderlijke domeinen heen. Om de regie van gemeente, het samenspel tussen professionals, en de inzet van burgerkracht te faciliteren is adequate informatie onontbeerlijk. Maar ook de horizontale en vertikale verantwoording vraagt om nieuwe informatiestromen en infrastructuur. In Nieuwegein is dat al vroeg herkend, reden waarom er een projectgroep is ingericht die zich bezighoudt met de opbouwvan de benodigde informatie infrastructuur. Reden ook waarom we met een 8-tal andere gemeenten deel hebben genomen aan de Verkenning Informatiebehoefte Sociale Domein van het ministerie van BiZa. De opdracht van de projectgroep is vierledig:
10
1.
Breng de doelgroep van de transformaties integraal in beeld (nulmeting) en doe voorstellen om de doelgroep in de tijd te volgen (participatiemonitor)
2. Verken op welke wijze het nieuwe samenspel tussen inwoners en professionals met informatie kan worden ondersteund; hoe burgerkracht kan worden ondersteund met informatie en hoe de samenwerking tussen professionals met informatie te faciliteren 3. Verken welke informatiestructuur nodig is voor de horizontale en vertikale verantwoording 4.
Breng voor de komende jaren de ontwikkeling van de behoefte aan zorg en ondersteuning, aan woningaanpassing, aan speciaal vervoer in beeld, en breng de ontwikkeling van de voorraad zorg en hulp, aangepaste woningen en vervoersvoorzieningen in beeld (monitor)
4. Regionaal spoor Inmiddels is wel duidelijk dat de gemeenten over het algemeen, en ook in de regio Lekstroom, wel werken vanuit dezelfde uitgangspunten. Die uitgangspunten vormen zo het aangrijpingspunt om, op onderdelen waar dat efficiënt en effectief is, tot een gezamenlijke regionale programmering te komen. Daarbij kan het ook zo zijn dat vanuit oogpunt van efficiency een bovenregionale schaal wordt gezocht. De ontwikkeling van het regionale spoor hebben de Lekstroomgemeenten vormgegeven in diverse projectgroepen voor de transformaties. Daarin zijn ook alle gemeenten uit Lekstroom vertegenwoordigd. Deze werkwijze maakt het mogelijk taken te verdelen, maar ook dwars door de afzonderlijke domeinen heen, overkoepelende aspecten daadwerkelijk overkoepelend aan te pakken en intensief kennis en informatie uit te wisselen. De organisatie voor de regionale domeinoverstijgende onderwerpen, betiteld als het vierde domein, wordt op dit moment voorbereid. Het gaat dan in de eerste plaats om het faciliteren van de nu spelende ingewikkelde regionale vraagstukken op inkoop en financiering, juridische vormgeving, strategie (vraagstukken van solidariteit tussen gemeenten, tussen regio's) en communicatie in de regio Lekstroom. In het verlengde daarvan zijn er dwars door de domeinspecifieke onderwerpen ook inhoudelijke thema's die het waard zijn om in de regio samen voor te bereiden (synergie) en wellicht samen vorm te geven (inperking uitgaven), zoals afstemming inzet zorgwoningen in de regio, inzet maatschappelijke vastgoed om vervoersstromen te beperken (en zo significante besparingen te realiseren), de organisatie van een administratieve regionale back-office en natuurlijk de gezamenlijke opbouw van een (gezamenlijke) informatie infrastructuur. In het algemeen kun je stellen dat de transformaties voor een deel ook in regionaal verband integraal kunnen worden vormgegeven en mogelijk ook structureel zullen resulteren in een verstevigde en geïntegreerde ambtelijke en bestuurlijke samenwerking in de regio Lekstroom.
11
5. Tenslotte Eind februari 2013 heeft de stuurgroep Transities ingestemd met de uitvoering van het programma Herstructurering Sociaal Domein. In dat programma werden de voorliggende opgaven bij de herstructurering van het sociale domein op belangrijke hoofdlijnen geschetst. Het voorbije halfjaar i s hard gewerkt aan de invulling van dat programma en zijn we op veel onderdelen inmiddels flink op slag. Daarmee heeft het inzicht over de reikwijdte van het programma zich verder verbreed. Er is in deze periode immers meer begrip en verdieping van inzicht ontstaan over de complexiteit van de opgaven en over de samenhang tussen de opgaven. Er is zicht ontstaan op nieuwe belangrijke opgaven die nauw verband houden met de transities, zoals de ontwikkeling in de behoefte en voorraad aan zorgwoningen, de ontwikkelingen in de behoefte en voorraad van vervoersvoorzieningen en mobiliteit, en een passend beheer van de openbare ruimte. Er is inmiddels verscherpt inzicht in de noodzakelijke inspanningen om de financiële sturing in te richten, de transformaties en alles wat daar bij komt kijken van de passende juridische grondslagen te voorzien, en de informatiestructuur op orde te brengen voor burgers, professionals en overheid. Ook is duidelijk geworden dat het begeleiden van het transformatieproces en de uiteindelijke vorm die het krijgt, communicatief op alle niveaus moet worden ondersteund. Het is duidelijk geworden dat een geordende sociale programmering in wijken en buurten op maat noodzakelijk is, en via het concept van de gezonde wijk integratie van de vele deelprogrammeringen mogelijk wordt. En dat deze werkwijze pas echt succesvol kan worden door het in te bedden en uitgangspunt te laten zijn voor een concernbrede gebiedsgerichte werkwijze dwars door de domeinen heen van RO, Beheer, TVL en SMO. Ook de gedachten over frontlijnsturing zijn aangescherpt. Er lopen drie pilots om als organisatie van te leren, en die moeten leiden tot een ontwerp voor een werkwijze van frontlijnsturing in onze organisatie. Tenslotte is ook duidelijk geworden dat de transformaties niet alleen op verschillende schaalniveaus vorm krijgen maar ook op verschillende schaalniveaus moeten worden voorbereid, zowel stedelijk, als regionaal als bovenregionaal, waarvoor de organisatie op die schalen moet worden ingericht. Dat is bijvoorbeeld in de regio lekstroom gebeurd, en zal zich verder doorontwikkelen op het zgn. 4e domein, dit zijn alle zaken (inhoudelijk, facilitair) waarvoor een gecombineerde aanpak op de schaal van regio Lekstroom productiefis. Dat alles betekent dat de uitrol van het programma HSD in de komende maanden verder wordt verbreed, meer onderdelen van de organisatie betrekt, meer personele inzet vergt, inzet in regionaal verband van meer disciplines gaat vragen. Daarmee is het tijd geworden voor een aanscherping van de opgaven zoals die een halfjaar geleden in het programmaplan in februari zijn beschreven en in het verlengde daarvan tijd voor een actualisatie en aanscherping van de begroting van het programma HSD voor de komende anderhalfjaar.
12
6. Financien Op de laatste pagina staat een tabel met de kosten en de dekking. Hieronder lichten wij de belangrijkste financiële gevolgen toe. De lasten van het geactualiseerde programma HSD bedragen bijna € 2,5 min. in 2013 en bijna €5,2 min. in 2014. Totale lasten komen daarmee op € 7,7 min. Het grootste deel van deze lasten zijn van dekking voorzien, met name vanuit het plan Werk & Inkomen, rijksmiddelen t.b.v. de voorbereiding van de transities, algemene dienst (t.b.v. personeelskosten) en bijdragen van andere betrokken organisaties zoals Provincie Utrecht en de Lekstroomgemeenten. Ondanks deze dekking van totaal € 6,7 min., resteert er een tekort van ruim € 1,0 min., waarvan het grootste deel in 2014 (bijna € 0,8 min.). Wij stellen voor het tekort in 2013 van € 262.000 te betrekken bij de totstandkoming van de jaarrekening 2013. Wij verwachten in 2013 een onderbesteding op de salariskosten door niet ingezette vacatureruimte. Daarnaast verwachten we een onderbesteding op enkele transitie-gerelateerde budgetten. We zullen dit uiteindelijk ook opnemen in de jaarrekening 2013. Het tekort in 2014 is € 779.000. Wij verwachten dit deels te kunnen oplossen binnen de begroting 2014, bijvoorbeeld doordat inhuur budgetten hiervoor in te zetten (schatting € 241.000). Voor het restant tekort willen wij de raad voorstellen om de algemene reserve in te zetten. We stellen het presidium voor dit voorstel in januari te agenderen ter besluitvorming in de raad. In deze begroting onderkennen wij 2 soorten risico's. De eerste soort betreft het risico dat de kosten van de 3 transities meer kosten dan we aan budget beschikbaar hebben. Bijvoorbeeld doordat de groep mensen die hulp echt nodig hebben, groter is dan we nu inschatten. Op dit risico hebben we nauwelijks invloed. Wij stellen voor dit risico, met ingang van de jaarrekening 2013, op te nemen in onze paragraaf weerstandsvermogen. Op die manier houden we er rekening mee bij het bepalen van onze weerstandscapaciteit. Het tweede soort risico betreft de vele onduidelijkheden die de transities met zich meebrengen, en de invloed hiervan op de voorbereiding op de transities. Deze begroting is zorgvuldig opgesteld met de kennis van nu, maar kan door allerlei maatregelen vanuit bijv. het rijk, snel veranderen, en zodoende meer of minder kosten. Omdat we weinig voorbereidingstijd hebben, willen we bij onverwachte meerkosten geen tijd verliezen aan het zoeken van extra middelen. Wij hebben daarom nu al nagedacht over mogelijke dekkingsbronnen: a)
Niet bestede middelen in 2i 3 uit de begroting HSD zouden normaal gesproken terugvallen naar de algemene middelen. Maar we kunnen deze middelen ook beschikbaar houden voor mogelijke tegenvallers in 2014. Dit zou bijv. via de resultaatbestemming bij de jaarrekening 2013 kunnen.
13
b) We voeren nu ook al diverse transitie gerelateerde taken uit binnen het sociaal domein. Daarvoor zijn middelen beschikbaar in onze gemeentelijke programmabegroting. Deze middelen vallen, als ze niet benut zijn in 2013, terug naar de algemene middelen. Ook deze middelen willen we via de resultaatbestemming bij de jaarrekening 2013 beschikbaar houden voor 2014. Wij vragen het college de intentie uit te spreken om deze middelen over te hevelen naar 2014. Voor beide opties gelden wel een aantal voorwaarden. Ten eerste moet er sprake zijn van een positief rekeningresultaat, alvorens we restantmiddelen 2013 kunnen reserveren voor 2014. In de Najaarsnota 2013 hebben we weliswaar de koppeling tussen budgetoverheveling en het totale jaarrekeningresultaat losgelaten. Desalniettemin denken we dat het verstandig is om bij een negatief rekeningresultaat opnieuw noodzaak van budgetreservering te bekijken. Een tweede voorwaarde is dat de mogelijke risico's in de voorbereiding van de transities gekwantificeerd moeten worden, om te voorkomen dat we onnodig veel middelen reserveren. In januari 2014 zullen we deze analyse doen. Op basis van die analyse willen we de raad voorstellen een bedrag te reserveren. Het benutten van het risicogeld zal via het college lopen. Mocht de uitvoering van de begroting HSD niet meer kosten dan nu verwacht, dan kunnen de gereserveerde middelen zoals hierboven benoemd onder a en b, alsnog vrijvallen naar de algemene middelen. Via de Pi C cyclus in 2014 en uiteindelijk de jaarrekening 2014 houden we college en raad op de hoogte.
14
O
0
0 0
q
ro
1/1
ai co
DC 'L,
q
iu»
0 0
O O
O O
lu»
ra p0
DC
p q in'
0 0
1/}
cri CO
0 LTl
O TJ
0 0
IN lu»
p
ai > O
0 0 0 0
>
in
0 0 0
O
O
w
rri
co
IN *H
UJ
lu»
lu»
O iu»
O 1*1
O O O
O T3
O O
q
ra
W
1/1
O 0 O ID
O
O
O
q
ra
0
w
O lu»
O lu»
O TJ
0
W
0 0
ra p
1/1
O lu»
0
O
1/1
lu» <4»>
W
0 ItJ
O W
lu»
O O
IN'
CO CM iH
lu»
DO O
O
O
ai w
W
lH)
>
DJC 0
0 lu»
OJ
lu»
O W
O lu»
00 'i_
O
>
O
O O
cu O
>
0
0
O O
0
CO IN lu»
O
p p ^f
lu» lu»
O O O
ib 0 in lu»
I»»
4> V> C
0
m
O O O O IN
iu»
lu»
qob < —1
I e
0 0
ai
<* ID <*
4* 1/1
cOJ
q
5oi
<
<44>
* 4
* 4
'3 00
'3 DO C
c JE SE
0
QC
TJ 3 JO (A
0 iu»
OÏ rH lu»
.* £ 03
5
O O O
p
c
ro 00
O O O 00' 10
oc
z
r>
0
0
144»
0 IN
m 00
D/ TJ 3 ja w
c
CO 10
ra
s
O 1*1
DC
0 0
TJ O
q
z
IN iH
q
O
0
TH
uo
°\ 0
*t
Q DC
«I D
<
O
O
0
1*
0
O lu»
0 ID
0
O O O IN ltt>
0 0
p
CO IN U0 In»
O O O
0
w
t
0
w
q
r~ r-
tH l*P
*H
iH
11
(N
Ut>
iu>
T-i «u»
l«)
W
O
r~
IN
0
0
O 00
ro
O
0
O rM
r-
m
0 0
Ö
i-i
0
TH
*r
r-ï
tH
s
IN
ai lH>
O
r~i IN l4*>
caj
q
qD/:
U5
en
<
0 0
O
O
O OJ
a
0
O
w
W
O
10 ij
r-i
^
w
fH IN IN lu»
O O O
6 co OÏ tH lu»
lu»
0 0
O O O Q 10 DO i n lu»
w cQJ
q
>* co >*
<
<4t>
c
DlJ T3 3 J3 in
O lu»
O lu»
0
O
2
0)
lu»
0
DC
0 lu»
0 lu»
0 lu»
z
p
p
p~ h«
O
00 O
Ln
lu)
lu»
D£i
0 0
z
ro
0 IN lu»
0 0
p
p
co lu»
lu»
in' !H iH lu»
O O
q •H
CO
co lu»
0 lu»
0
0 0
0
0
O lu»
0
O lu»
0 0
lu»
3 Q in id
0 lu»
ra
0
<i IN lu»
<44>
O lu»
p
0 0
0 0
q
q
0 IN
DC
O O O
T3 O
z
ro' cr> **' co iu»
lu»
<J iu>
0 0
p
ib ai lu»
q
0 0
0 0 rl
lu»
lit»
Q.
T3 O
q ui
0 DC lu»
c
ra
O O
id -a
öa 5
0
0.
0 0
p
s
c
T3 O
0 0
'3 DO
5
O O O CO U3 iH lu»
0 0
0
0 0
O O
r^
p q oi CO r~ (N 10 rs
iu»
iu»
0
r^
rH W
*r
0 IN ^H
0 IN UJ
LTl <J> «H
O iH
>*
0 ID CO
iH O IN UJ
lLL. Ln Ln 0
q
O O O
+4
03
O
ra
0 0
O O
c
c
UJ
CO rH O (N UJ
1u_
ru_
r-t
in
.^ £
5
p p q 06 r-^ ai r~ oi UJ i H , r^
r-
H u_
q
O O
Q.
0 0
O
IN
0 0
O O O
t-l 0 IN UJ 1 Li_
o_
0 0
+4 '3 DO
03
0
«t en
iu»
1LL. m
O
iu»
*i m lu»
in ID IN
't
00 W
0 0
+j '3 DO C
5 0p
p q
O O O ■*
<T
lu»
IN
in 0 *H l*»
03
a) 0
UJ
0 (N UJ
r*
cOJ
0
O O
IN
00 ■* IN
p
in
£
0
ID lu»
O
O O O
K
0
qoi
4<
41
O O O
J *
00
lu»
q ai ai LT> i H
0 0
m *-\ lu» Id»
p q 0 IN'
lu»
w ■si rH O
p
O lu»
M TJ 3 J3 tn j«
iu»
<-j r-i
O O
4»
0 0
0.
Q.
TJ O
0 0
O O
«44»
O O O
(N lu»
q
lu»
<44>
O
Lfj
0 0 0
m
UJ
O
p en q
0
O
r-1 0
IN
O O *H
0
^r »H
0 ID
0
0 in
0 (N UJ 1 U
to o" <T
0
ib
in in
O
co
0 ID
0 in
ö
Ö
0
p
lLL.O
^t O
O CO O
O
CO >H O CM UJ
*r
r-T
LD LO O
iH O (N UJ 1 LL.
1LL.
o~
in in
0 CO 0"
0
m <-T
ö
c cu cu
E
cu CH Q X
a c 01
cCJ L_ CU
+4 4*
in
a>
0
10
4»
(0
M CO
E
QC i_ O M
1—
ID DC Q.
1_
0 O
0
0
ato
T3 DI 3
5 10 O 5 5< a; E 1/1 c E ro c ca» > >ID > (0 be 00
X
(N
a. ID 00 O 0a ,
X
'Ü
ro
*♦
cc OJ OJ
'Ü ID
10
"Kj 1
E E E cu E cu be DC
ID u. DO D O 10 O. X
c
< < a
X LO
CJ
cu ID
c
E
ID
O
c 4>
u CJ ' 0
4"
u cu 0
DC ID t/1 Q ■D LO X C CJ O L_ '+^ ID U CU jr w 3
ï
0
41
4»
u CJ 0
O CJ
L_
co CO X ID
E E T5
Q.
Q.
Q.
1
OJ
'ua
CU
CO ■OJ a
c ai
ra ra L_
0
1_
Q.
c
'o
E E
3
44
1
a cu
DO O D
Q
c
E
cu
C CU DX>
c
CJ Q CU 0 k_ 01
cu 0 T3
1
cu
DO O
CU
4>
O CU
'cF a.
O
> >
CJ 01
DC
c
cu
'k. 01
T3 10
M
X
CU DO CU
ra E E
4*
u
"?5 'o 1
D.
D_
a»
DC in T3 OJ
c
O
ra
+4 O 1
ID i_ DO O DL .
0 +4 'lA O Q. 0) 3
ai
z
ID l/l
5
E u a> (5 1 —
f
4* CU ' 0
*4<
a»
a» DO ID
E E ID
at 0 Q.
_*:
'E ID bo DC
c
— 3 4* l/>
c c 0 4— 4» u 0 l_
Q.
L_
0 a» c L_ m
k. OJ
*-» be c c
m O
c
LO X
E ra
ra E E
"ÖJ
i
E
0 0 0 0 i_ 4» 4» in in OJ cu _l __i QC be C c
111
a»
OJ 4*
cu
in 4» X 3 L_ u DO 4< in C ID i _ ML_ — +4
z
c
L_
4
c cu c cu cu
ID O in X
"i5
4»
ID +4
0
1
ra
01
in OJ
ra c O
i_ DO 'oc OJ OO. ce i_
15 i_ CJ
S c
CJ
*4^ OJ
'So
g
L_
CJ 4<
ID Q. 'Ü ID
ij ■4" l_ ID Q.
H-
c 'cü
C
E
CJ
0
E E 0 ID in CU
ID C O 'DC.
cu
EC
c c OJ J* l_ OJ
5
O DC i_ O T3 bl) 3
OJ
2 ID ID O
4»
1 <
4<
J3 3 in
"ra ra +4 0
h-|