opinie
Tekst: kol b.d. A. Kruize
Turkije seculiere staat aan de Bosporus met een dynamische politiek Toen in september 2014 de opmars van Islamitische Staat (IS)1 de nagenoeg op de Turkse grens gelegen Syrische stad Kobani bereikte, en onder leiding van de Verenigde Staten van Amerika (VS) de coalitie tegen IS werd gevormd, werd in het algemeen aangenomen dat Turkije aan die coalitie zou deelnemen. Niets bleek minder waar. De Turkse houding wekte vragen, onbegrip en verontwaardiging op. Waarom zou Turkije mee moeten doen of juist niet? Wat beoogde premier Erdogan bij zijn bezoek aan Duitsland in februari 2014 toen hij zei begrip te hebben voor Turken die tegen assimilatie zijn en stelde dat het geen probleem voor de Duitse regering zou moeten zijn wanneer in Duitsland scholen en universiteiten zouden bestaan waarop in het Turks werd gedoceerd? En waarom werd Nederland in november van het afgelopen jaar door Turkije beschuldigd van racistische aanvallen op Turken in Nederland?
‘Wat is er met Turkije aan de hand?’ schreven de media. Wat betekende het bezoek van de Russische president Poetin aan Turkije in december 2014? En ook bij recente gebeurtenissen in Turkije zelf kun je je afvragen wat er aan de hand is, bijvoorbeeld wanneer berichten en beelden naar buiten komen over het optreden van politie en justitie tegenover demonstranten en journalisten. Meer algemeen kan de vraag worden gesteld waardoor de politiek van Turkije wordt gedreven. Dit artikel beoogt een beter beeld te geven van die politiek. Daartoe neem ik eerst een flinke duik in de geschiedenis van het land. Vervolgens keer ik terug naar de huidige situatie waarbij ik een aantal facetten van de binnen- en buitenlandse politiek van deze belangrijke NAVO-lidstaat, gelegen tussen Europa en Azië, aan de rand van het Midden-Oosten, tracht te verklaren.
De politieke geschiedenis, van Atatürk tot Erdoğan
• De Republiek Turkije en het kemalisme Het einde van de Eerste Wereldoorlog betekende tevens het einde van het islamitische Ottomaanse Rijk, dat sinds de 14e eeuw had bestaan. De Osmaanse Turken stonden in 1918 aan de kant van de verliezers. De verdeling van het Ottomaanse Rijk werd geregeld in het Verdrag van Sèvres (1920) en dat verdrag voorzag o.a. in een onafhankelijke Koerdische staat en een relatief klein gebied voor etnische Turken. Turkije ratificeerde het verdrag niet en voerde van 1920 - 1922 de Turkse Onafhankelijkheidsoorlog tegen de geallieerde bezettingslegers, wat vooral een oorlog was tegen de Grieken, die in het westen een deel van Anatolië bezet hadden. Op
6 | Carré 3 | 2015
11 oktober 1922 werd een wapenstilstand ondertekend, in 1923 gevolgd door het Verdrag van Lausanne. Dit verdrag, dat het Verdrag van Sèvres verving, regelde officieel het einde van de Turkse Onafhankelijkheidsoorlog, de erkenning van de Turkse soevereiniteit en de volledige terugtrekking van de geallieerde troepen uit Anatolië. De leider tijdens de onafhankelijkheidsoorlog aan de zijde van de Turken was Mustafa Kemal (19 mei 1881 - 10 november 1938). Hij riep op 29 oktober 1923 de Turkse Republiek (met de huidige grenzen) uit en kreeg bij zijn beëdiging tot president de erenaam ‘Atatürk’ (‘de vader der Turken’). Zijn beeltenis in de vorm van standbeelden, foto’s enz. is tot op de dag van vandaag nog altijd en overal zichtbaar in Turkije. De ideeën die Atatürk had over het vormen van Turkije tot een moderne staat naar westers voorbeeld kunnen worden samengevat onder de term kemalisme. De ideologie van het kemalisme, die zich deels ontwikkelde als een reactie op de politieke tegenstand die Atatürk en zijn aanhangers ondervonden in de beginjaren van de republiek, kent zes principes: • Republicanisme: Turkije kreeg de staatsvorm van een republiek, een regeringsvorm die nooit meer mocht veranderen (vastgelegd in Artikel 1 van de Turkse Grondwet). Het sultanaat en andere vormen van monarchieën werden uitgesloten; • Secularisme: Turkije werd een land waarin politiek en bestuur niet beïnvloed mochten worden door de religie (scheiding van staat en kerk). De oude islamwet, de Sharia werd afgeschaft evenals
andere islamitische gebruiken zoals polygamie. Een andere uitvoeringsbepaling van het seculiere beginsel was het verbod op het dragen van de hoofddoek bij overheidsinstanties. Het beleid uitte zich verder in de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen, wat betekende dat de vrouwen in 1924 ook stemrecht kregen. Ook de discriminatie tussen moslims en anders gelovigen werd afgeschaft. Het secularisme betekende een verbod op elke politieke activiteit op basis van religie; • Nationalisme: Volgens dit principe vormden alle burgers binnen de staatsgrenzen van de republiek één ondeelbare natie, met de Turkse identiteit. Het nationalisme van Atatürk was (en is) gebaseerd op een gemeenschappelijke cultuur en geschiedenis, wat betekende dat iedereen die in Turkije leefde in de eerste plaats Turk was (ongeacht diens etnische afkomst). Als zodanig was Turkije een natiestaat. In dit beginsel zat ook de reden opgesloten om het Verdrag van Sèvres niet te aanvaarden. Dat verdrag tastte namelijk het grondgebied van Turkije aan door de opsplitsing van Anatolië en de erkenning van de Koerden; • Reformisme: Turkije zou een progressieve staat worden, die continu moderne veranderingen zou uitproberen. • Etatisme: Dit principe van Atatürk hield in dat de staat primair de motor was voor het initiëren en doorvoeren van alle veranderingen. Andere instituten zoals de kerk of maatschappelijke bewegingen werden niet geacht initiatief te nemen en daardoor invloed te krijgen op de politiek; • Populisme: De Turkse staat moest het welzijn van zijn mensen nastreven. De belangen van het hele volk dienden te
prevaleren boven het groepsbelang, wat ook inhield het verbod op politieke activiteit ten gunste van een bepaalde klasse (met andere woorden: socialisme of communisme). Atatürk had duidelijke ideeën over de vorming van Turkije tot een moderne staat en hij heeft zeker een aantal veranderingen doorgevoerd die het land vooruit hebben gebracht en groot hebben gemaakt. Hij werd door vriend en vijand geroemd om zijn grote bestuurlijke kwaliteiten. Maar het was niet zo dat zijn ideeën zonder meer door iedereen werden geaccepteerd en opgevolgd. Vanaf het begin had het bewind van Atatürk te maken met tegenstanders. Die tegenstand kon men in politiek opzicht gemakkelijk de baas want Turkije was geen echte democratie. Er was een parlement, maar de Republikeinse Volkspartij (CHP) van Atatürk was de enige partij. In de dertiger jaren werden wel experimenten gehouden met meerdere partijen, maar die leverden niets op. Atatürk was een alleenheerser die het land grote vooruitgang zou bezorgen. Afbeelding 1: Mustafa Kemal Atatürk
Het secularisme is wel de belangrijkste pijler onder het kemalisme. Om te zorgen dat politiek en bestuur niet werden beïnvloed door het geloof, oefende de staat in feite een volledige controle uit op de religie, die daarmee werd teruggebracht tot een puur persoonlijke aangelegenheid. Godsdienst was een privézaak. Het vroegere kalifaat werd onder Atatürk vervangen door het Presidentschap voor Religieuze Zaken dat zich onder andere bemoeide met de bouw van moskeeën en de opleiding van geestelijken. De reactie van de bevolking op het principe van secularisme was tweeledig. In de grote steden zoals Istanbul en Ankara en in de gebieden langs de Egeïscheen de Zwarte Zee vond het secularisme veel aanhang onder de bevolking, maar in de provincies en meer in het oostelijke deel van Turkije was dat veel minder het
geval. Gaandeweg ontstond een tegenstelling tussen de moderne kemalisten uit de steden, die de touwtjes in handen hadden en de traditionele religieuze Turken uit de provincie. Men voelde zich in de provincie onderdrukt door de kemalistische elite uit de steden. Het kemalisme was dus niet zo vanzelfsprekend, ook vanwege andere aspecten die niet zonder meer door iedereen werden geaccepteerd. Daarom moest het van staatswege beschermd worden, niet alleen door aspecten ervan op te nemen in de grondwet, maar ook door kemalisten die deel uitmaakten van de rechterlijke macht, de ambtenarij en vooral de strijdkrachten. Toen Turkije na 1945 een meerpartijenstelsel kreeg, zouden de kemalisten er op toezien dat het beleid van de opeenvolgende regeringen binnen de kaders van het kemalisme bleef passen. Een uitvloeisel van dit ‘toezicht’ op het functioneren van de regering is de geheime organisatie Derin Devlet, de ‘diepe staat’ waarover verderop in dit artikel meer. Het principe van nationalisme zorgde ook voor problemen binnen Turkije. Zo voelden de Grieken, die na het einde van de onafhankelijkheidsoorlog in 1922 in Turkije waren gebleven, zich steeds minder thuis als gevolg van het stringente toepassen van het nationalistische beginsel. Tevens voelden de Turken, die in Griekenland woonden, zich niet op hun plaats. Wat bij dit alles natuurlijk meespeelde was de slechte onderlinge verhouding tussen beide landen door de onafhankelijkheidsoorlog. In 1923 kwamen beide landen een bevolkingsruil overeen waarbij zo’n twee miljoen Turken en Grieken waren betrokken. De betrekkingen tussen beide landen verbeterden weliswaar, maar ideaal werd het nooit, zoals ook later zou blijken bij het conflict om Cyprus. Een nog veel groter probleem als gevolg van het nationalistische principe ontstond door de positie van de Koerden in Turkije. Waar het Verdrag van Sèvres (1920) nog voorzag in een onafhankelijk Koerdistan, was die onafhankelijke staat met het Verdrag van Lausanne (1923) van de baan en vervolgens onder het kemalisme een onbespreekbaar onderwerp geworden. Turkije was immers één staat en iedereen was in eerste instantie Turk. Het niet realiseren van een onafhankelijk
Koerdistan betekende dat de Koerden in vier verschillende landen kwamen te wonen, een situatie die nog steeds bestaat. Naast Turkije zijn dat Syrië, Iran en Irak (zie afbeelding 2). Momenteel leven 13 tot 15 miljoen Koerden in Turkije, wat neerkomt op ca. 15% van de bevolking2. Veel Koerden zijn weliswaar in de loop der tijden naar de grote steden in het westen verhuisd, maar het overgrote deel woont in Zuidoost-Turkije. Behalve dat er geen onafhankelijk Koerdistan zou komen, werden aan de Koerden na de oprichting van de Republiek Turkije aanvullende beperkingen opgelegd als gevolg van het sterke nationalisme en secularisme. Zo verbood Atatürk in 1924 niet alleen het kalifaat, maar ook Koerdische scholen, publicaties en organisaties. Hiermee werd de Koerdische identiteit weggenomen. Een andere uiting van de weggenomen identiteit was dat de Koerden door de kemalisten vaak ‘Bergturken’ werden genoemd, als aanduiding van een speciale groep Turken. De ontstane onvrede onder de Koerden leidde tot rebellie en een gewapende opstand in 1925. Het Turkse leger reageerde met harde hand, sloeg de rebellen terug, vernietigde honderden dorpen, deporteerde honderdduizenden Koerden en bezorgde velen de doodstraf. Tenslotte werd de Koerdische taal verboden. Hiermee was de Koerdische opstand niet ten einde. Bij acties door het leger in 1937 en 1938 rond de stad Dersim kwamen tienduizenden Koerden om het leven. Daarna stelden de Koerden zich behoedzamer op, maar eind jaren vijftig van de vorige eeuw begonnen de Koerden weer met acties om hun identiteit te bevechten. De strijd van de Koerden kreeg eind jaren zeventig eeuw een ander gezicht door het gewapende optreden van de PKK (de in 1978 door Abdullah Öcalan opgerichte Koerdische Arbeiderspartij). Zie verder het afzonderlijke kader bij dit artikel op blz. 12 (‘Het conflict met de Koerden en de PKK; de periode van 1978 - 2013’). De in 2013 door de PKK afgekondigde wapenstilstand, waarmee voorzichtig een vredesproces op gang is gekomen, wordt later in dit artikel besproken. In feite ligt in het nationalistische principe de oorzaak van het probleem met de Koerden dat tot op de dag van vandaag voortduurt.
7
Afbeelding 2: De spreiding van het Koerdische volk
• Turkije na 1945 Het zou tot na de Tweede Wereldoorlog duren eer in Turkije daadwerkelijk een meerpartijenstelsel met democratische verkiezingen werd ingevoerd. De nauwere banden met Europa en de VS droegen bij aan deze ontwikkeling. De CHP (de oorspronkelijke partij van Atatürk) moest na de verkiezingen in 1950 plaats maken voor de Democratische Partij (DP) met Adnan Menders als voorman. De DP kreeg een meerderheid in het parlement en Menders werd premier van de nieuw gevormde regering. Aanvankelijk verliep de regeringsperiode goed, vooral op economisch gebied en mede dankzij financiële steun van de VS. In 1957 won Menders opnieuw de verkiezingen, ondanks het feit dat zijn populariteit toen al -vooral in de grote steden- flink was gedaald. Het financieel-economische beleid pakte niet goed uit en de doorgevoerde privatisering van staatsondernemingen druiste in tegen het kemalistische principe van etatisme waarbij juist de staat de controlerende factor is en niet private personen of instituten. Om de steun van de religieuze bevolking op het platteland te behouden, versoepelde Menders de oorspronkelijke regels die Atatürk had ingesteld voor de islam; er mochten meer moskeeën worden gebouwd, reli-gieuze scholen werden toegestaan en er mocht weer in het Arabisch worden opgeroepen
8 | Carré 3 | 2015
voor het gebed. Met deze maatregelen druiste Menders volgens zijn critici in tegen het kemalistische principe van secularisme. De felle protesten door vooral de kemalisten, die het gevolg waren van Menders’ beleid en maatregelen, werden vaak bloedig neergeslagen door leger en politie. Deze situatie leidde in oktober 1960 tot de eerste naoorlogse staatsgreep door de militairen. Wat volgde was een strafproces door het Hoge Gerechtshof (opgericht door de militairen). De DP werd verboden en verschillende leden uit de politieke leiding werden veroordeeld, waaronder Menders die beschuldigd werd van hoogverraad en schending van de grondwet. Hij werd in 1961 geëxecuteerd. Het zou niet de laatste staatsgreep zijn. In de volgende periode van tien jaar werden meerdere coalitieregeringen gevormd van diverse samenstelling. De opeenvolgende regeringen hadden te maken met toenemende botsingen tussen extremisten van links en rechts: links wilde de banden met de westerse wereld verbreken; rechts wilde een terugkeer naar autocratie en een staatsbestel op basis van de islam. En dan had het land nog te maken met de opstanden van de Koerden in Oost-Turkije. In 1971 waren de spanningen zo hoog opgelopen dat het leger zich opnieuw in de politiek mengde. Premier Demirel werd tot aftreden gedwongen (het ‘Memoran-
dum van 1971’) omdat onder zijn bewind het herstel van het kemalisme onvoldoende uit de verf kwam. De militairen trachtten de onrust en chaos te herstellen door veel geweld tegen de socialistische beweging en linksgeoriënteerde figuren, maar de socialisten bleven strijd voeren. Het werd een periode met vervolgingen, ontvoeringen, moordaanslagen en veel excessief geweld. Al deze maatregelen brachten allesbehalve rust in het land, en de verschillende opeenvolgende coalitieregeringen bleven worstelen met onlusten tussen links en rechts, vooral op de universiteiten. Het was een periode met straatterreur, politiek geweld, een stijgende inflatie en werkloosheid. In september 1980 pleegden de militairen opnieuw een staatsgreep. Het parlement werd ontbonden, de grondwet buiten werking gesteld, er kwam een verbod op politieke partijen en vakbonden en de staat van beleg werd afgekondigd. De bedoeling van de militairen was ‘herstel van de staatsautoriteit en verwijderen van de hindernissen op weg naar de democratische orde’. De orde werd hersteld door toepassing van harde maatregelen en de leider van de coup, generaal Evren paste wederom de doodstraf toe voor veroordeelden van zowel extreem rechts en als radicaal links. In 1982 stonden de militaire ‘vrije verkiezingen’ toe, waarbij drie partijen toegestaan waren: de Nationaal Democratische Partij, de Populistische Partij en de Moederland Partij (ANAP); de ANAP van Turgut Özal won de verkiezingen in 1983 en Evrin benoemde zichzelf voor zeven jaar tot president. Tevens werd door de militairen een nieuwe grondwet ingevoerd (bij een ‘gecontroleerd’ referendum stemde 91% van de bevolking ‘voor’). Het zou tot 1997 duren eer de militairen opnieuw in zouden grijpen. Op dat moment was Necmettin Erbakan de premier van Turkije. Deze politicus was een sterk voorstander van de politieke islam, had een afkeer van het Westen, beschreef ooit de EU als een joods-katholieke samenzwering en had een diepe aversie tegen de staat Israel en de Joden. In 1969 richtte hij de Milli Görüş-beweging op3. De bij de staatsgrepen van 1971 en 1980 door de militairen politiek buitenspel gezette Erbakan had in 1987 zijn politieke comeback gemaakt met de Welvaartspartij (RP) die de verkiezingen van 1995 won. In 1996 werd Erbakan premier. Aanvankelijk stelde hij zich gematigd op en nam een mildere houding aan t.o.v. Israel, in die tijd een belangrijke bondgenoot voor de militairen. Dat stelde de militairen gerust. Daarin
kwam verandering toen Erbakan toenadering zocht tot islamitische landen zoals Iran en Libië. Toen daarna in januari 1997 ook nog door de RP van Erbakan een politiek beladen bijeenkomst ter ondersteuning van het Palestijnse volk werd georganiseerd en tevens bij die gelegenheid de Iraanse ambassadeur een nogal hysterische toespraak hield, was voor de militairen de maat vol. Op 28 februari kreeg Erbakan van de militairen een aantal ‘adviezen’ aangereikt die ten doel hadden de religieuze invloed op het bestuur en het onderwijs terug te dringen en de stijgende invloed van private ondernemers op de economie te stoppen. De ‘adviezen’ hadden een sterk dwingend karakter en de generaals verkregen steun bij seculiere groeperingen, bij diverse media en bij links-radicale nationalisten. Vier maanden later nam premier Erbakan ontslag. De feitelijke staatsgreep van 1997 was hiermee een feit. Vanwege het geweldloze verloop van de staatsgreep (een groot verschil met de drie voorgaande) wordt deze wel de ‘postmoderne coup’ genoemd, ook wel aangeduid als de ’28 februari beweging’. Na zijn ontslag werd Erbakan door het Constitutionele Hof wederom uit de politiek verbannen evenals zijn partij, de RP. Vervolgens stelden de militairen de ‘Westerse Werkgroep’ in die tot taak had Turkije te de-islamiseren. Diverse maatregelen werden genomen om elke invloed van de islam op het politieke en bestuurlijke leven ongedaan te maken, zoals het opnieuw invoeren van het hoofddoekverbod en het sluiten van antiseculiere radio- en tv-stations. Eén van de politieke slachtoffers van de coup door de militairen was de huidige president van Turkije, Recep Tayyip Erdogan, die drie jaar eerder ˘ burgemeester van Istanbul was geworden. Bij zijn aanstelling had Erdogan ˘ een gedicht voorgedragen met een sterk islamitische inhoud. Vanwege dat gedicht werd hij -drie jaar later- aangeklaagd en tot tien maanden gevangenisstraf veroordeeld. De veroordeling bezorgde Erdogan ˘ een heldenstatus onder de niet-seculiere Turken. Hoewel de coup wederom de positie van de militairen als bewakers en handhavers van het kemalisme had bevestigd, was ook het zelfbewustzijn van de conservatiefreligieuze Turken toegenomen. Zij plaatsten steeds meer vraagtekens bij de rol van het leger. Daarbij werden ze gesterkt door de EU-eisen over de democratisering.
Turkije en de internationale gemeenschap vanaf 2002
• Het tijdperk van de AKP Na de ‘postmoderne coup’ van 1997 en het voor de zoveelste keer buiten de wet plaatsen van
een politieke partij met islamitische grondslag, ontstond onder politici de discussie over hoe nu verder te gaan: vasthouden aan de harde lijn of moderniseren? Eén van de resultaten van deze discussie was de oprichting van de Partij voor Rechtvaardiging en Ontwikkeling, de AKP (afkorting voor de Turkse naam ‘Adalet ve Kalkınma Partisi’) in 2001 met Erdogan ˘ als een van de boegbeelden. Bij de parlementsverkiezingen in 2002 behaalde de partij onmiddellijk een meerderheid in het parlement, een meerderheid die de partij tot op heden nog steeds bezit. De AKP onderstreept het belang van moraliteit, vertrouwen en verdienste in de politiek; de partij ziet religie als een van de meest belangrijke instituties van de menselijkheid en zegt ‘loyaal aan de principes van de republiek en de grondwet’ te zijn (wat dus inhoudt dat de partij loyaal is aan de seculiere republiek). Sinds de oprichting van de AKP wordt betwist waar de partij echt voor staat. Enerzijds wordt de AKP beschouwd als een voortzetting van eerdere islamitische partijen, anderzijds profileert de AKP zich als een brede sociaalconservatieve partij. De partij wordt sterk gewantrouwd door de ambtenaren en het leger omdat zij deels voortkomt uit de religieuze Milli Görüş-beweging. De voorstellen van de AKP worden door de tegenstanders dan ook gezien als een deel van een verborgen islamitische agenda; de echte islamitische standpunten van de partij zouden worden gecamoufleerd. Erdogan ˘ zou, volgens de seculieren, een radicale verandering willen brengen in Turkije, maar zou dit willen bereiken door een langetermijnstrategie om de opponenten op hun gemak te stellen. Hoe groot het wantrouwen is, bleek wel in 2008 toen de hoogste Turkse aanklager het Constitutionele Hof vroeg om de regeringspartij AKP te verbieden en 71 leden van de partij voor vijf jaar uit de politiek te verbannen wegens het vormen van een centrum voor antiseculiere activiteiten. Het Hof weigerde uiteindelijk. De grote overwinningen bij de parlementsverkiezingen van 2002 (34%), 2007 (46%) en 2011 (49%) tonen aan dat de partij veel steun geniet onder meerdere groepen van de bevolking. Die brede aanhang wordt mogelijk mede veroorzaakt doordat de partij een aantal standpunten in zich verenigt die voorheen alleen als afzonderlijke standpunten door verschillende andere parijen werden gehuldigd. Diezelfde mix van standpunten geeft de partij ‘meerdere gezichten’ en veroorzaakt mogelijk ook het wantrouwen omtrent de ware bedoelingen van de partij. De realiteit is dat de partij sinds 2002 een meerderheid heeft in het
parlement; het succes van de partij wordt deels bepaald door de economische vooruitgang. Een aantal ideeën van de partij zijn van belang om in dit artikel te noemen: de partij streeft naar meer invloed van de islam op de politiek; gelijktijdig streeft de partij naar goede verhoudingen met het Westen, mede vanwege benodigde steun door de Wereldbank en het IMF en de wens van buitenlandse investeerders in de Turkse economie; onder de AKP zijn ook de onderhandelingen over toetreding tot de EU gestart. In dit kader moet ook worden genoemd dat Turkije in 1990 de Caïro-verklaring ondertekende, waarvan een aantal denkbeelden haaks staan op de door het Westen en de EU gehanteerde normen t.a.v. vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst en de positie van de vrouw4. Het lijkt er verder op dat het afgelopen decennium de regering en de AKP de touwtjes beter in handen hebben gekregen wat betreft de controle over het militaire apparaat en andere krachten binnen de Turkse maatschappij, die in de periode sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog door middel van staatsgrepen en geheime operaties de zittende politiek aan de kant hebben gezet of hebben ondermijnd wanneer het idee bestond dat een onjuiste politieke koers werd gevaren. Sinds 2007 wordt in Turkije het ‘Ergenekonproces’ gevoerd. In dat proces is een groot aantal hoge militairen, functionarissen van justitie, politie en veiligheidsdiensten alsmede een groot aantal journalisten aangeklaagd, in het algemeen wegens ‘terroristische activiteiten’ en wegens ‘pogingen tot het omverwerpen van de regering’. Honderden functionarissen zijn gevangen gezet. Onder de gearresteerde functionarissen bevinden zich ook de vermeende leden van de ‘diepe staat’: een geheime beweging waarvan de leden overwegend aanhangers zijn van het kemalisme met vaak ultraseculiere opvattingen. De ‘diepe staat’ is decennia lang de beweging geweest die de staat ‘controleerde’ en ingreep wanneer dit nodig werd geacht, waarbij activiteiten als onrechtmatige vervolging, intimidatie, chantage, moord en andere criminele zaken niet werden geschuwd. Door het proces krijgt de regering meer controle over het leger en wordt getracht de ‘diepe staat’ uit te schakelen. Het proces heeft er o.a. toe geleid dat in 2011 de volledige Generale Staf van het leger uit protest tegen de aanklachten en arrestaties z’n ontslag nam. De laatste tijd wordt echter steeds meer getwijfeld aan de geloofwaardigheid van het hele proces. Onder de aangeklaagden bevinden zich
9
duidelijk figuren die al langer bekend stonden vanwege criminele en staatsondermijnende activiteiten. In die gevallen heeft het recht z’n loop, maar er komen ook steeds meer voorbeelden naar buiten (o.a. door onderzoekswerk van journalisten) waaruit blijkt dat personen op zeer twijfelachtige en ongeloofwaardige gronden worden beschuldigd van terrorisme en staatsgevaarlijke activiteiten. Door de ontstane twijfel over de aanklachten laadt de regering de verdenking op zich dat het hele proces vooral tot doel heeft de politieke oppositie voorgoed uit te schakelen. De positie, die een land inneemt in de internationale gemeenschap, wordt inhoud gegeven door het beleid van de regering. De sinds 2002 aanwezige meerderheid van de AKP in het parlement betekent uiteraard dat een meer consistente binnen- en buitenlandse politiek kan worden gevoerd op basis van de denkbeelden van die partij. De sterk nationalistische-islamitische ideeën van de AKP (met z’n wortels in de Milli Görüş-beweging) verklaren de provocerende uitspraken van Erdogan ˘ in Duitsland in februari 2014 (toen nog premier en sinds 28 augustus 2014 president) en verklaren ook de agressieve houding van Turkije bij de ongeloofwaardige beschuldigingen in november van het afgelopen jaar dat Nederland racistische aanvallen zou plegen op Turken. De opmerkingen geven duidelijk aan dat Turkije ook buiten de landsgrenzen z’n invloed wil laten gelden, al wekt de zeer ondiplomatieke manier waarop dat gebeurt alom verbazing en irritatie. Daarbij moet ook worden bedacht dat de krachtige uitspraken, zoals die o.a. door Erdogan ˘ bij tijd en wijle worden gebezigd, mogelijk ten doel hebben de oppositie of concurrentie, zoals bijvoorbeeld de Gülen-beweging5, de wind uit de zeilen te nemen. • De relaties met diverse landen en de ambities van Turkije in de regio De van huis uit goede relatie tussen Turkije en de VS heeft de afgelopen jaren enkele deuken opgelopen, zoals in 2003 toen Turkije weigerde om Amerikaanse troepen via Turks grondgebied te laten verplaatsen bij de inval in Irak. Maar in 2004 kreeg Turkije van de VS een belangrijke rol toebedeeld in het kader van het Greater Middle East Initiative (GMEI). Dit plan moest na de aanslagen van 9/11 het islamitisch radicalisme terugdringen en de machtspositie van de VS binnen de Arabische landen en de rest van de islamitische wereld verbreden. De VS zouden er democratisering, vrijemarkteconomie en gematigde islam stimuleren en dat waren precies de speerpunten van
10 | Carré 3 | 2015
de AKP; Turkije fungeerde als een rolmodel voor het Midden-Oosten. Inmiddels weten we wat hiervan terecht is gekomen na de ‘Arabische Lente’. Ook de zeer terughoudende opstelling van Turkije eind 2014 t.a.v. de door de VS geleide anti-IS coalitie zal de Amerikanen onplezierig verrast hebben. Dat neemt niet weg dat Amerika de betrekkingen met deze bondgenoot (die na de VS het grootste leger heeft binnen de NAVO) goed blijft onderhouden. De relatie tussen Turkije en Israel is door de jaren heen wisselend geweest, maar kan tot 2004 in het algemeen als redelijk goed worden omschreven. Sinds die tijd gingen de betrekkingen tussen beide landen achteruit, vooral doordat Turkije het opnam voor de Palestijnen en bij een aantal gelegenheden Israel publiekelijk ernstig bekritiseerde vanwege de bezettingspolitiek op de Westelijke Jordaanoever en het optreden in de Gazastrook. Een dieptepunt in de onderlinge relaties volgde in 2010, toen een door Turkije gesteund hulpkonvooi voor Gaza de Israëlische marineblokkade trachtte te doorbreken en als gevolg van een actie door Israëlische commando’s acht Turken aan boord van een van de schepen omkwamen. De diplomatieke betrekkingen werden toen door Turkije tot het absolute minimum teruggebracht. Na excuses van Israel in 2013 (na bemiddeling door de VS) hebben beide landen aangegeven de onderlinge betrekkingen te willen verbeteren. De relatie in de recente periode met andere landen in het Midden-Oosten moet vooral worden gezien in het kader van de ‘Arabische Lente’. De opstanden in de verschillende landen begin 2011 (het begin van de ‘Arabische Lente’) leken een prima gelegenheid voor Turkije om zich te manifesteren als een land dat in de regio z’n invloed wil hebben. Premier Erdogan ˘ sprak zich vroeg uit voor het vertrek van president Mubarak van Egypte (2011). De afbraak van de militaire macht in Egypte en de steun aan de democratisch gekozen president Morsi en de Moslim Broederschap pasten immers uitstekend in het beleid van de AKP. Ook de winnende partijen in Marokko en Tunesië voerden een politiek die overeenkwam met die van de AKP. Maar hoe anders is tegenwoordig de situatie in Egypte, waar de militairen in 2013 alweer de Moslim Broederschap van president Morsi aan de kant hebben gezet en de leiding van het land weer hebben overgenomen. Voor het nieuwe Egyptische bewind onder president en voormalig opperbevelhebber al-Sisi is Turkije een poli-
tieke tegenstander. Beide landen met een overwegend soennitische bevolking trachten hun invloed in het Midden-Oosten te versterken. Toen de ‘Arabische Lente’ ook Libië had bereikt, en de gevechten tussen opstandelingen en het bewind van Gaddafi steeds ernstiger vormen begonnen aan te nemen, stond Turkije aanvankelijk afwijzend tegenover de plannen van het Westen om in dat land in te grijpen. Later draaide het land bij en hielp het bij het in stand houden van het wapenembargo tegen Libië (2011). De na de val van Gaddafi ontstane chaotische situatie in Libië heeft de betrekkingen tussen Turkije en Egypte nog meer verslechterd. De in februari 2015 door Egypte en de Verenigde Arabische Emiraten uitgevoerde bombardementen in Libië op groeperingen van IS/aan IS gelieerde groeperingen werden door Turkije scherp veroordeeld. Deze opstelling gaf weer voeding aan de vaker geuite beschuldigingen dat Turkije IS (heimelijk) steunt. Tijdens de opstand in Syrië (vanaf maart 2011) keerde Turkije zich tegen het regime van president Assad. Voor die tijd was de relatie met Syrië wisselend: enerzijds bestonden tussen beide landen conflicten zoals over het onderdak bieden door Syrië aan Öcalan, over de bouw van stuwdammem in de Eufraat en Tigris waardoor Turkije de watervoorziening in Syrië kon controleren en over de grens van de Turkse provincie Hatay; anderzijds bemiddelde Turkije wel in het conflict tussen Syrië en Israel over de Golanhoogte. Turkije zal niet snel een oorlog tegen Syrië (of een ander land met een overwegende moslimbevolking) beginnen. Dat zou de ambities voor meer invloed in de regio ernstig hinderen. Dat binnen de Syrische tak van de Moslim Broederschap de jongere generatie de AKP als voorbeeld neemt, is een aspect dat Turkije in de kaart speelt bij het uitbreiden van z’n invloed in het Midden-Oosten. Een ander land dat zich zorgen maakt over meer Turkse (en daardoor westerse) invloed in de regio is Iran, dat zelf aspiraties koestert als invloedrijk sjiitisch land in de regio. In 2011 ontstond een conflict met Iran, toen Turkije de medewerking toezegde aan een NAVO-raketschild, dat Europa onder meer moest beschermen tegen een aanval door Iran. Daarmee steunde Turkije ook weer Israel met wie het tevens in conflict was. Het hoeft geen nader betoog dat de ‘Arabische Lente’ voor Turkije niet heeft gebracht waar het land streefde, namelijk een invloedrijke positie als moslimstaat in het Midden-Oosten.
Twee andere landen in de regio waarmee Turkije een moeilijke relatie heeft, zijn Armenië en Cyprus. Met Armenië bestaat nog altijd het geschil over de erkenning van de vermeende genocide die in 1915 1916 plaatsvond en aan honderdduizenden Armeniërs het leven kostte (de schattingen lopen uiteen van een half miljoen tot anderhalf miljoen slachtoffers). De kwestie Cyprus dateert van 1974. Op Cyprus, dat in 1960 onafhankelijk was geworden (nadat het sinds 1925 een Britse kolonie was geweest), was sprake van vijandelijkheden tussen de Griekse en Turkse gemeenschap, die tussen 1963 en 1967 het karakter kregen van een burgeroorlog. Dat leidde tot de stationering van een VNvredesmacht. In 1974 laaiden de gevechten op toen het Griekse kolonelsregime een poging deed Cyprus bij Griekenland in te lijven. Turkije voerde een militaire invasie uit op het noordelijke deel van het eiland, naar eigen zeggen om Turks-Cyprioten te beschermen tegen een Griekse staatsgreep. Honderdduizenden GrieksCyprioten vluchtten uit het bezette eilanddeel of werden verdreven, onder meer naar het zuidelijke deel van het eiland. Bij de internationaal afgedwongen wapenstilstand werd het eiland opgedeeld in een Grieks en een Turks deel. Het Turkse deel van Cyprus heet sinds 1983 ‘Turkse Republiek Noord Cyprus’, die internationaal niet wordt erkend. De zuidelijk gelegen ‘Republiek Cyprus’ wordt internationaal erkend, echter niet door Turkije. Tot de meest recente en opvallende ontwikkelingen in de internationale betrekkingen van Turkije moet het bezoek van president Poetin op 1 december 2014 worden gerekend. Het bezoek vond plaats op het moment dat de verhoudingen Tussen Turkije en het Westen, onder meer vanwege geschillen over de strijd tegen IS en over toetreding tot de EU, niet op z’n best waren. Het bezoek van Poetin stond vooral in het teken van de economie: afspraken over gunstige gasleveranties aan Turkije en plannen voor het transporteren van Russisch gas via Turkije naar Zuid- en OostEuropa. Bij realisatie wordt Turkije een zeer belangrijk doorvoerland land voor gas, waardoor met Russische steun de geopolitieke positie van het land in de regio wordt versterkt (zie tevens afbeelding 3). Hoewel het bezoek van president Poetin vooral in het teken stond van de economische betrekkingen tussen beide landen, kan het mogelijk ook gevolgd worden door betere betrekkingen op politiek gebied, bijvoorbeeld t.a.v. het conflict in Syrië.
Afbeelding 3: schematische weergave van gaspijpleidingen via Turkije. Aanvankelijk had Turkije/Europa ingezet op de Nabucco Stream, waarmee gas vanuit Turkmenistan onder de Kaspische Zee door en via de zuidelijke Kaukasus (Azerbeidzjan en Georgië) en Turkije verder naar Europa zou stromen. Daarmee zou gasleverantie door Rusland aan Europa worden omzeild. Dit project is echter (nog) niet goed van de grond gekomen. Het South Stream-project, waarmee Russisch gas onder de Zwarte Zee door en via Bulgarije verder naar Europa zou worden getransporteerd (en waarmee transport via Oekraïne niet meer nodig zou zijn), is gestopt. Nu komt Rusland met plannen om toch Russisch gas via Turkije naar Europa te transporteren, wat voor Rusland een alternatief is voor het gestopte South Stream-project (zie de in rood aangegeven alternatieve routes; via deze routes zou aansluiting op de Nabucco Stream mogelijk zijn).
Tenslotte is de relatie tussen Turkije en de EU van belang. Sinds 2005 worden door de EU en Turkije de formele ‘toetredingsonderhandelingen’ gevoerd. Een einddatum, waarop het volledige lidmaatschap van Turkije een feit zou moeten zijn, is nog niet vastgesteld. Hoewel beide parijen voordeel zien in een lidmaatschap, vordert het toetredingsproces langzaam en moeten nog vele hindernissen worden overwonnen. Economische aspecten zijn voor beide partijen belangrijk bij het aangaan van een EU-lidmaatschap. Toch zijn het vooral niet-economische aspecten die zorgen voor problemen en vertraging bij de toetreding van Turkije. De knelpunten liggen met name op het gebied van democratisering en mensenrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, de positie van de vrouw en de positie van minderheden. De Turkse houding t.a.v. de vermeende Armeense genocide, het niet erkennen van de Republiek Cyprus, het conflict met de Koerden, de ondertekening van de Caïro-verklaring, het optreden van de Turkse overheid tegenover demonstranten en journalisten en de sterke nationalistische uitingen zijn niet bevorderlijk voor de voortgang van het toetredingsproces. En vanuit de EU wordt toch ook wel met argwaan gekeken naar het voorzichtig vergroten van de invloed van de islam op de politiek. Daarentegen zijn het terugdringen van de macht van het leger en het uitschakelen van de ‘diepe staat’ voor de EU natuurkijk positieve ontwikkelingen bij het toetredingsproces. Momenteel staat het proces op een laag pitje en is toetreding zeker geen gelopen race.
Naast het streven naar meer invloed in het Midden-Oosten wordt ook wel beweerd dat bepaalde groeperingen in Turkije streven naar een (gedeeltelijk) herstel van het Ottomaanse Rijk, waarbij dan ook moet worden gedacht aan delen van de Balkan en landen in Centraal-Azië. Maar dit lijkt meer op ‘wishful thinking’ dan op een uitgesproken politieke ambitie. In ieder geval getuigen dergelijke ideeën van weinig realiteitszin, aangezien de landen op de Balkan en in Centraal-Azië, die nog niet zo heel lang geleden zelfstandig zijn geworden, bepaald niet zitten te wachten om opnieuw deel uit te gaan maken van een ideologisch pact. Toch worden van tijd tot tijd door bepaalde politici uitspraken gedaan die de indruk wekken van een hang naar vroegere tijden. Op 22 februari van dit jaar trokken zo’n 500 Turkse militairen Syrië binnen om de graftombe met de overblijfselen van Suleyman Shah naar Turkije te evacueren. Suleyman Shah was de grootvader van Osman I, de stichter van het Ottomaanse Rijk. Hoewel het voorkomen van de vernietiging van de graftombe door groeperingen van IS als reden voor de evacuatie werd opgegeven, werd de actie door critici bestempeld als bewijs van de opleving van de ideeën over het Ottomaanse Rijk. Ten aanzien van de nabije regio in het Midden-Oosten is Turkije wel duidelijk. Zo sprak toenmalige minister van buitenlandse zaken en huidige premier van Turkije, Ahmet Davutoglu in 2012 nog dat ‘Ankara de regio zal bezitten, leiden en dienen’ (Davutoglu staat bekend om zijn speeches met veel retoriek).
11
• Beëindiging van het conflict met de Koerden en de PKK? Zie voor meer informatie het afzonderlijke kader bij dit artikel met ‘Het conflict met de Koerden en de PKK; de periode van 1978 - 2013’. Nadat eind 2012 -deels geheime- besprekingen tussen de Turkse regering en de PKK over een mogelijke beëindiging van het conflict waren gestart, kondigde PKK-leider Öcalan in maart 2013 eenzijdig een wapenstilstand af. De besprekingen en de wapenstilstand kunnen gezien worden als een voorzichtige start van een vredesproces, dat overigens tot op heden niet heeft geleid tot definitieve resultaten. De afgekondigde wapenstilstand en de aankondiging dat de gewapende strijders zich uit Turkije zouden terugtrekken, betekent ook niet dat de PKK in Turkije alle activiteiten heeft gestaakt. Activiteiten die ten doel hebben de controle over het ‘eigen gebied’ te handhaven en de (politieke) macht waar mogelijk uit te breiden, gaan gewoon door. Het betekent ook niet dat de PKK zichzelf ontwapent; men ziet alleen af van gewapende aanslagen en het initiëren van gevechten. In november 2014 publiceerde de International Crisis Group het rapport Turkey and the PKK: Saving the Peace Process6. Het rapport bevat een groot aantal maatregelen en aanbevelingen om te komen tot een definitief bestand en een volledige integratie van de Koerden in de Turkse politiek en maatschappij. Om dat doel te bereiken zijn van beide partijen in het conflict vergaande maatregelen vereist. In het algemeen komen de in het rapport vermelde maatregelen en aanbevelingen op het volgende neer: • Op het politieke vlak en in het openbaar moeten beide parijen realistische einddoelen nastreven, een einde maken aan wederzijdse beschuldigende retoriek en veranderingen doorvoeren die voor de Koerden volledige rechten als Turkse burgers garanderen; •D oor middel van geheime besprekingen (een spoor dat eind 2012 is ingezet) moeten beide partijen een overeenkomst bereiken over ontwapening (die voorlopig alleen kan gelden voor het Turkse grondgebied), over de voorwaarden voor een amnestie die breed wordt aanvaard en juridisch onaanvechtbaar is, over een onafhankelijke waarheidscommissie die verslag uitbrengt aan het parlement en over een juridische overgangsconstructie die misdragingen van beide kanten behandelt; •D e Turkse regering moet verder een juridisch en politiek raamwerk opzetten voor een vredesovereenkomst, een verenigd PKK-onderhandelingsteam onder
12 | Carré 3 | 2015
leiding van -de thans nog gevangen zittende- Abdullah Öcalan toestaan, een compensatieregeling overeenkomen voor in het verleden door de regering begane wandaden en doorgaan met het legitimeren van scenario’s waarin PKK-vertegenwoordigers, wanneer alle geweld eenmaal is beëindigd, lid kunnen zijn van legale Koerdische partijen in Turkije en waarbij zelfs Öcalan vrij kan komen; •D e PKK moet de Turkse, Koerdische en internationale opinie overtuigen dat het een democratische politieke speler kan zijn die bereid is tot volledige ontwapening, in ieder geval binnen de Turkse grenzen. De PKK zal verantwoordelijk-
heid moeten accepteren voor de eigen begane wandaden, alle geweld moeten afwijzen en duidelijkheid moeten verschaffen of men streeft naar decentralisatie, federale autonomie of onafhankelijkheid. De PKK is de enige en grootste partij namens de Turkse Koerden, maar moet ook accepteren dat ze niet de meerderheid van de Koerden vertegenwoordigd. Het is zondermeer duidelijk dat het uitvoeren van de maatregelen een complexe en langdurige aangelegenheid zal zijn. Het hele proces vereist van beide partijen tact, geduld, vertrouwen in de ander, bereidheid
Het conflict met de Koerden en de PKK;
de periode van 1978 - 2013
In de jaren zeventig volgde een nieuwe fase in de strijd van de Koerden. In 1978 richtte Abdullah Öcalan de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) op. De PKK is een marxistisch-leninistische organisatie die streeft naar onafhankelijkheid of culturele rechten voor de Koerden. Er zijn meer organisaties met dezelfde doelstellingen, maar buiten Turkije is de PKK de bekendste. Tijdens de eerste jaren van het bestaan hield de PKK zich vooral bezig met het organiseren van protestacties tegen de Turkse overheid en met het bevechten van z’n positie binnen de Koerdische gemeenschap. Daarbij is het bepaald niet zo dat alle Koerden per definitie sympathiseren met de PKK. Bij de staatsgreep in 1980 werden honderden PKK-leden gearresteerd. Evenals bij andere politieke tegenstanders waren in die tijd martelpraktijken in gevangenissen niet van de lucht. De staatsgreep en de mishandelingen in de gevangenis hebben waarschijnlijk bijgedragen tot het besluit van de PKK in 1982 om te kiezen voor de gewapende strijd. Sinds die tijd staat de PKK bekend als een terroristische organisatie7. Een autonoom Turks-Koerdistan was nog steeds de doelstelling. In 1984 pleegde de PKK een aantal aanslagen op leger en politie. De Turkse regering zette vervolgens het leger in en daarmee begon een gevecht dat dertig jaar zou gaan duren. In 1987 werd voor Zuidoost-Turkije de noodtoestand afgekondigd. Onder de noodtoestand hadden de militairen van het Turkse leger verregaande bevoegdheden waarmee veel rechtsbeginselen wegvielen. Het opheffen van de noodtoestand in 2002 betekende niet dat de gewapende strijd voorbij was. In het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw was er enige tijd sprake van toenadering en onderhandelingsbereidheid tussen de Turkse regering en de PKK. Uiteindelijk leverde dit geen resultaat op en de PKK ging weer over tot de gewapende strijd, waarbij ook Turkse overheidsfunctionarissen en zelfs toeristen doelwit waren. Toch paste de PKK in 1993 zijn doelstellingen aan. Öcalan verklaarde dat niet langer werd gestreefd naar een onafhankelijke staat, maar dat de erkenning van de Koerdische identiteit de eerste doelstelling was. De gewapende strijd ging door waarbij in 1996 nog door Öcalan werd aangekondigd dat de acties zich ook zouden richten op de grote steden. In 1999 werd Abdullah Öcalan met hulp van de Amerikanen in Kenia gearresteerd. Hij werd uiteindelijk tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld (de doodstraf bleef hem bespaard doordat Turkije die in 2002 afschafte, als onderdeel van de harmonisering met de Europese wetgeving). Na de arrestatie van Öcalan veranderde de PKK van koers. De gewapende strijd was minder belangrijk en men gaf aan om meer langs democratische weg te strijden voor de rechten van de Koerden. In 2004 plaatste Öcalan (vanuit zijn cel) echter de oproep om de gewapende strijd opnieuw aan te gaan. Dat leidde er o.a. in 2007 toe dat het Turkse leger Noord-Irak binnenviel om daar PKK-kampen aan te vallen. In 2011 volgde een nieuwe golf van aanslagen, vooral gericht tegen politie en leger. Turkije zette wederom massaal het leger in waarbij zowel in Zuidoost-Turkije als in Noord-Irak aanvallen tegen de PKK werden uitgevoerd en waarbij honderden PKK-strijders sneuvelden. In 2013 riep Öcalan op tot een staakt het vuren waarbij de gewapende PKK strijders zich uit Turkije terug zouden moeten trekken.
tot concessies en heldere communicatie om de bevolking/achterban te committeren. Daarbij moeten de partijen het vredesproces niet laten frustreren door incidenten en plaatselijke en/of tijdelijke schendingen van de wapenstilstand, die zich in de loop van het proces kunnen voordoen, zoals o.a. in 2014 is gebleken. Tenslotte zal de internationale gemeenschap het proces kunnen ondersteunen door hulp en advies, bijvoorbeeld bij het opzetten van een onafhankelijke waarheidscommissie en een juridisch overgangssysteem, bij de ontwapening en bij het creëren van mogelijkheden voor gedemobiliseerde strijders. • Turkije en de strijd tegen IS In augustus 2014 sloegen in de noordelijke regio’s van Irak meer dan 100.000 Yezidi’s op de vlucht om te ontkomen aan afslachting door IS. Die situatie vormde de aanleiding voor de VS om bombardementen uit te voeren met als doel de opmars van IS te stoppen en zo de Yezidi’s te beschermen (tevens diende de actie ter bescherming van Amerikanen in de Noord-Iraakse stad Erbil). De Yezidi’s werden bij hun verdediging gesteund door de Koerden in NoordIrak, die op hun beurt werden gesteund door PKK-strijders (afkomstig uit de kampen in Noord-Irak). In september 2014 werd de Syrisch-Koerdische stad Kobani, die slechts op enkele kilometers van de Turkse grens ligt, door IS aangevallen. De stad maakt deel uit van de Kobani-regio, een Koerdische enclave. De regio en de stad werden verdedigd door aanhangers van de PYD, de Democratische Eenheidspartij, de Syrische evenknie van de PKK. In het begin van de strijd om Kobani dreigden de Koerden te bezwijken onder de aanvallen van IS. Vele tienduizenden inwoners ontvluchtten de stad en kwamen grotendeels in Turkije terecht. Onder leiding van de VS werd de anti-IS coalitie gevormd. Alleen luchtbombardementen waren niet voldoende om IS te stoppen, laat staan te verslaan. Voor dat laatste zouden ook grondtroepen benodigd zijn en die zouden in ieder geval niet door de VS worden geleverd. Het was niet verrassend dat de Koerden in Turkije de broeders in Kobani wilden steunen. De Turkse regering hield echter de grens gesloten voor Turkse Koerden/PKK-strijders die naar Kobani wilden verplaatsen. Verder leek het logisch dat de staat Turkije de internationale coalitie zou steunen met militaire inzet. Dat gebeurde echter niet. De enige militaire actie door Turkije bestond uit het positioneren van duidelijk zichtbare tanks ter beveiliging van de eigen grens; feitelijk was het niets meer dan showing the flag. Mede dankzij de
steun van de internationale coalitie hebben de verdedigers van de stad Kobani kans gezien om verloren gegaan terrein weer te heroveren en op 2 februari 2015 werd door verschillende media gemeld dat Kobani geheel heroverd zou zijn op IS. In de dagen daarna werd melding gemaakt van het verder terugtrekken door IS uit de omgeving van Kobani. Daarmee lijkt de strijd tegen IS op één locatie succesvol. De grote vraag in september 2014 was natuurlijk wat de positie van Turkije was t.a.v. de internationale anti-IS coalitie. De redenen om mee te doen leken voor velen duidelijk, maar voor Turkije lag dat dus anders; voor dat land waren er blijkbaar redenen om juist niet mee te doen in de strijd tegen IS. Wat waren dan de overwegingen om wel of juist niet deel te nemen aan de coalitie? De eerste overweging om wel of niet aan te sluiten bij de strijd tegen IS komt voort uit de constatering in hoeverre IS een bedreiging vormt voor Turkije. IS vormt zeker een bedreiging voor Turkije, dat formeel een seculiere staat is. En hoewel de aan de macht zijnde AKP streeft naar meer invloed van de islam op de politiek, gaan de ideeën van IS hierover veel verder. Die beweging streeft immers naar een kalifaat, waarbij de ‘religie’ niet alleen het opperste gezag over het land en zijn bevolking vormt, maar onder het mom van ‘religie’ een zeer fundamentalistische levenswijze wordt afgedwongen die gepaard gaat met radicale ideeën en maatregelen. Daarbij komt dat Turkije goede banden onderhoudt met het Westen, onder meer door het lidmaatschap van de NAVO en een eventueel lidmaatschap van de EU. Voor IS is het Westen, en alles waar de westerse samenleving voor staat, de grote vijand die uiteindelijk vernietigd moet worden. Ook om die reden vormt IS voor Turkije een grote bedreiging. Het Turkse parlement nam op 2 oktober 2014 een resolutie aan waarmee aan de regering toestemming werd gegeven voor het ontplooien van het Turkse leger buiten de eigen grenzen of voor interventie in andere landen en voor het ontplooien van buitenlandse troepen in Turkije als reactie op de instabiliteit in de regio. Daarop gaf president Erdogan ˘ aan dat aan drie voorwaarden moest worden voldaan, wilde de resolutie worden uitgevoerd: het instellen van een bufferzone in Syrië; het instellen van een no-fly zone boven Syrië; duidelijke afspraken over de wijze waarop het Vrije Syrische Leger zou worden uitgerust en getraind.
Waar de internationale gemeenschap inzette op het bestrijden van IS (in Irak en in Syrië), lag de focus van Turkije dus uitsluitend op Syrië. Op zich was dit niet verrassend, aangezien Turkije sinds 2012 steeds heeft aangegeven uit te zijn op de val van het Assad-regime, een doelstelling die ook in verband moet worden gebracht met de ambitie van Turkije om een leidende regionale macht te worden. Afgezien van de verschillende agenda’s van enerzijds de anti-IS coalitie/het Westen en anderzijds van Turkije, zou het instellen van een nofly zone boven Syrië, die ook nodig zou zijn om de bufferzone te beveiligen, een moeilijk -zo niet onmogelijk- te realiseren voorwaarde zijn. Het instellen van een no-fly zone zou een VN-resolutie vereisen en daarmee zou zowel door Syrië als door Rusland en China nooit worden ingestemd (mede gezien de slechte ervaringen met de uitvoering van de no-fly zone boven Libië in 2011)8. Deelname aan de anti-IS coalitie door Turkije met inzet van het Turkse leger tegen IS op het grondgebied van Irak en Syrië, zou door die beide landen worden afgewezen, in het algemeen om redenen van soevereiniteit en meer specifiek om het streven naar meer Turkse invloed in de regio tegen te gaan. Ook Iran, dat eveneens betrokken is bij de strijd tegen IS, zou tegen Turkse interventie zijn, aangezien dat land zelf streeft naar een leidende rol in de regio. Voor president Assad zou ongetwijfeld de belangrijkste reden voor afwijzing van interventie door Turkije op Syrisch grondgebied zijn, dat Turkije de situatie zou uitbuiten om het Assad-regime ten val te brengen. Een andere complicerende factor bij een eventuele deelname door Turkije aan de strijd tegen IS in Irak en Syrië is het conflict met de Koerden. Immers, de Koerden vechten ook tegen IS. Deelname door Turkije zou betekenen dat Turkije en de Koerden (in Irak en Syrië) gezamenlijk zouden moeten optrekken en mogelijk zouden moeten samenwerken, terwijl het binnenlandse probleem met de Turkse Koerden nog steeds niet is opgelost. Wanneer die samenwerking gunstig zou verlopen, zou dat de politieke positie van de Koerden bij het lopende vredesproces alleen maar versterken. Het is duidelijk dat de Turkse regering hier niet op zit te wachten. Een ander scenario dat zich tijdens de gezamenlijke strijd tegen IS zou kunnen ontwikkelen, is dat gevechten ontstaan tussen de in Noord-Irak aanwezige PKKstrijders en het Turkse leger. Een dergelijke situatie zou kunnen ontstaan in the fog of war of zou door een van de partijen uitgelokt kunnen worden. In beide gevallen zou dit ongewilde reacties kunnen veroorzaken
13
van andere aan de PKK gelieerde groepen (zoals bijvoorbeeld de PYD in Syrië) en dat zou zonder meer een negatieve weerslag hebben op de binnenlandse situatie in Turkije, waardoor het vredesproces in gevaar zou kunnen komen. Een laatste reden voor Turkije om zich niet in de strijd te mengen, is de algemene publieke opinie in Turkije, die inmenging door het Turkse leger in buitenlandse aangelegenheden afwijst. Verder wordt IS gesteund door (kleine) delen van het overwegend soennitische Turkije. Inzet van het Turkse leger tegen IS zou reacties uitlokken in de vorm van bijvoorbeeld beschietingen en aanslagen en uiteraard zit niemand te wachten op bloed in de straten van Istanbul. Al met al staan tegenover twee algemene argumenten om deel te nemen aan de strijd tegen IS (het aangrijpen van een vijand en het steunen van bondgenoten) meerdere tegenargumenten die deelname verhinderen (verschillende agenda’s, afwijzing door andere landen, probleem met de Koerden, binnenlandse onrust). Het lijkt er begin 2015 nog steeds niet op dat Turkije
zich intensief gaat bemoeien met de strijd tegen IS. Het zal voor Turkije ook duidelijk zijn dat men (internationaal) politieke risico’s loopt, zowel bij deelname als bij nietdeelname. Afronding Een terugblik over de politieke geschiedenis van Turkije vanaf 1923 leidt tot de conclusie dat Turkije nooit echt de republiek is geweest volgens de kemalistische principes van Atatürk. Vanaf het begin van de republiek was sprake van oppositie tegen elementen van het kemalisme. Die tegenstand zorgde ervoor dat de kemalisten sterk vertegenwoordigd waren in instituties zoals de krijgsmacht, politie, justitie en andere veiligheidsdiensten. Vanuit die instituties werd de staat ‘gecontroleerd’, kon een geheime organisatie als de ‘diepe staat’ bestaan en werd ingegrepen wanneer naar het oordeel van de kemalisten de regering/het land te veel van de gewenste koers afweek en principes als secularisme, etatisme en populisme onvoldoende werden nageleefd. In de periode sinds 1945 heeft het Turkse leger vier keer een staatsgreep gepleegd, die, met
uitzondering van die in 1997, bepaald niet geweldloos verliepen. Na een staatsgreep werden steeds politieke partijen voor bepaalde tijd verboden en werden politieke functionarissen gestraft voor het gevolgde beleid, waarbij in vele gevallen (t/m 1980) de doodstraf werd toegepast. Het kemalistische principe van nationalisme ligt feitelijk ten grondslag aan het conflict met de Koerden, dat al in 1925 ontbrandde en de aanleiding vormde voor het oprichten in 1978 van de PKK, die de gewapende strijd aanging met de Turkse overheid. In de afgelopen periode van ruim dertig jaar heeft het conflict met de Koerden aan meer dan 30.000 mensen het leven gekost. Sinds de door de PKK eenzijdig afgekondigde wapenstilstand in 2013 is voor het eerst voorzichtig een vredesproces op gang gekomen. Het lijkt dat de AKP, die sinds 2002 een meerderheid heeft in het parlement en de regering, meer stabiliteit in de Turkse politiek heeft gebracht en meer controle over het leger heeft weten te krijgen, wat overigens niet betekent dat het nu in politiek opzicht rustig is in Turkije en dat een nieuwe staatsgreep niet meer mogelijk
is. Binnenlands blijft het voor de AKP en de regering manoeuvreren om de eigen achterban tevreden te houden, de concurrentie (zoals de Gülen-beweging) de wind uit de zeilen te nemen en de tegenstanders (de fanatieke seculieren) geen aanleiding te bieden om op de een of andere wijze te willen ingrijpen. Turkije heeft de ambitie om in de regio een invloedrijke rol te spelen (zie ook afbeelding 4). De ‘Arabische Lente’ en de het optreden van IS hebben in dat opzicht voor Turkije veel roet in het eten gegooid. Daarbij komt dat Turkije met een aantal landen wisselende of minder goede relaties heeft. Het volgen van een consistente buitenlandse politiek als basis voor het verwerven van meer invloed in de regio wordt dan een moeilijke aangelegenheid. De relatie van Turkije met het Westen is ook niet altijd even goed. Het Westen is niet alleen belangrijk voor Turkije (economisch, politiek) maar Turkije is vooral een belangrijke bondgenoot voor het Westen, o.a. als lid van de NAVO en het is gelegen op een geografisch belangrijke locatie. Verder is Turkije politiek en economisch belangrijk voor het Westen als ‘verbinding’ naar het Midden-Oosten en Azië. Om die redenen zou ook een lidmaatschap van de EU gewenst zijn. Het zijn echter vooral aspecten op het gebied van democratisering, mensenrechten en een geleidelijke islamisering
die het toetredingsproces op een laag pitje hebben gezet. Het lijkt nu dat de samenwerking met Rusland m.b.t. de gasleiding tussen Centraal-Azië en Europa voor Turkije een alternatief kan worden voor het versterken van de geopolitieke positie in de regio. Ten aanzien van de strijd tegen IS verkeert het land, dat een andere politieke agenda heeft dan het Westen, in een spagaat: deelname aan de anti-IS coalitie levert risico’s op, maar hetzelfde geldt voor het niet deelnemen. Voorlopig lijkt Turkije de eigen agenda te laten prevaleren, waarbij het perspectief op een mogelijke oplossing van het conflict met de Koerden en de PKK ongetwijfeld een rol speelt. Het volgen van de eigen agenda is natuurlijk het goede recht van een autonome staat. Die agenda toont een geleidelijk meer islamitische politieke koers. Verder heeft Turkije de afgelopen periode meermaals beslissingen genomen die haaks stonden op de belangen van het Westen. Maar het is ook het wederzijdse belang van Turkije en datzelfde Westen om goede relaties te onderhouden. Voor het Westen zouden de ontwikkelingen van de afgelopen periode een reden moeten zijn om een meer assertieve houding tegenover Turkije aan te nemen en het land niet langer te benaderen als een vanzelfsprekende bondgenoot, maar als een land waarmee onder voorwaarden een goede werkrelatie kan bestaan.
De afgelopen negentig jaar hebben aangetoond dat je bij Turkije nooit weet wat er morgen gebeurt; om die reden is het interessant het land te blijven volgen. ‘Never a dull moment’ gaat zeker op voor de Turkse binnen- en buitenlandse politiek.
Geraadpleegde bronnen
• ‘De diepte van de Bosporus’; schrijver Peter Edel; ISBN 9789064457616
• T urkije Instituut; http://www.turkije-instituut.nl/ page/home.
• E uropa Nu; http://www.europa-nu.nl. •C ouncil on Foreign Relations: - Fiddling While Kobani Burns; Steven A. Cook; 7 oktober 2014;
- Turkey and Egypt’s Great Game in the Middle
• • •
•
East; Soner Cagaptay en Marc Severs; 8 maart 2015; - Exhuming Turkey’s Past; Nick Danforth; 11 maart 2015; Chatham House: Will Turkey Fight Islamic State?; E. Haldun Solmazturk; 8 oktober 2014. Carnegie Endowment: Putin’s Visit to Turkey; Pavel Shlykovmonday; 8 december 2014. International Crisis Group: Turkey and the PKK - Saving the Peace Process; Europe Report N°2346; 6 november 2014; http://www.crisisgroup.org. ISN (International Relations and Security Network): Understanding Turkey’s Tilt; Svante E. Cornell; 4 maart 2015.
Eindnoten (OIC) over de mensenrechten vanuit islamitisch
No. 234 van 6 November 2014. De ICG, met het
tische Staat in Irak en de Levant’, afgekort ISIL.
perspectief. In deze verklaring is de islamitische
hoofdkantoor in Brussel, is een onafhankelijke,
Meer gebruikelijk is de benaming ‘Islamitische
wetgeving (de Sharia) het uitgangspunt. De Caïro-
non-profit, niet-gouvernementele organisatie die
Staat in Irak en Syrië’, afgekort ISIS of kortweg
verklaring werd op 5 augustus 1990 door 45 minis-
zich richt op conflictpreventie en veldonderzoek
Islamitische Staat, afgekort IS.
ters van buitenlandse zaken van de lidstaten van
naar gewelddadige conflicten.
1 De volledige naam in het Nederlands luidt ‘Islami-
2 Turkije Instituut: http://www.turkije-instituut.nl/ detail/posts/7752
3 Milli Görüş; deze organisatie werd opgericht door
Website: http://www.crisisgroup.org/ 7 De organisatie is als een terroristische groepering aangeduid in onder andere de Europese Unie, de
de verklaring heeft echter geen volkenrechtelijke
Verenigde Staten en Turkije. In Nederland komt de
status. De Caïro-verklaring wordt gezien als het
PKK ook voor op de lijst van terroristische organi-
tegen mondialisering en de westerse oriëntatie
islamitische antwoord op de Universele Verklaring
saties die is samengesteld door de Nationaal Coör-
van Turkije. Zo zou Turkije ondermeer het NAVO-
van de Rechten van de Mens die in 1948 door de
lidmaatschap moeten opzeggen en toenadering
Verenigde Naties is aangenomen.
nationalistische component. Milli Görüş keert zich
moeten zoeken tot andere moslimlanden. Milli
dinator Terrorismebestrijding. 8 De no-flyzone boven Libië werd ingesteld door
5 De Gülen-beweging is een religieuze groepering
Resolutie 1973 van de VN-Veiligheidsraad op
die voor een deel dezelfde ideeën heeft als de
17 maart 2011 en werd beëindigd op 31 okto-
maar benadrukt de Osmaanse wortels van Turkije
AKP, maar verder gaat bij de invloed van de islam;
ber 2011. De no-fly zone werd ingesteld om te
en bepleit een moderniseringstraject waarin Turkije
streeft bevordering na van de Turkse identiteit,
voorkomen dat tijdens de opstand in Libië door
verder integreert in het Midden-Oosten en het
taal, cultuur en Neo-Ottomanisme. De beweging
Gaddafi getrouwe troepen luchtaanvallen werden
land een hegemoniale rol in de islamitische wereld
heeft veel invloed in kringen van politie, justitie en
uitgevoerd op de rebellen en de burgerbevolking.
inneemt. De Turkse islam zou in deze visie als
onderwijs. In het bijzonder richt de beweging zich
Achteraf hadden vooral Rusland en China zware
leiddraad voor de politieke koers moeten funge-
op onderwijs voor Turken buiten Turkije; ook in
kritiek op het Westen omdat die de no-fly zone
ren. Veel AKP-politici hebben wortels in de Milli
Nederland bestaan de zogenaamde Gülen-scholen
zou hebben misbruikt om het regime van Gaddafi
en -studiehuizen. Door via het onderwijs volge-
ten val te brengen. Beide landen hebben naar aan-
lingen op te leiden, wordt maatschappelijke en
leiding van die gebeurtenissen hun wantrouwen
politieke invloed nagestreefd.
uitgesproken omtrent de ware bedoelingen van het
Görüş is niet noodzakelijk tegen modernisatie,
Görüş-beweging. Bron: Turkije Instituut
4D e Caïro-verklaring van de mensenrechten in de islam is een verklaring van de lidstaten van
14 | Carré 3 | 2015
beschouwt de verklaring als een richtsnoer voor haar leden op het gebied van de mensenrechten;
Necmettin Erbakan en heeft een sterke Turks-
Afbeelding 4 Turkije wil een belangrijke rol spelen in de regio
de OIC ondertekend, waaronder Turkije. De OIC
de Organisatie van de Islamitische Conferentie
6 International Crisis Group (ICG), Europa Rapport
Westen.
15