Informatieblok
Let’s go shopping!
Het regent. De leden van het Team vervelen zich. Ze vertellen aan elkaar wat ze wel en niet leuk vinden. David bijvoorbeeld vindt computerspellen leuk. In het winkelcentrum bekijken ze de nieuwste computerspellen.
1
Lesdoelen ■
■
■
■
■
Rain, rain, rain
Lesson
praten over het weer; zeggen wat je wel en niet leuk vindt; like, love, don’t like, hate en don’t mind kennen en gebruiken; de korte vormen don’t en doesn’t (bij 3e persoon enkelvoud) kennen en gebruiken; doelwoorden kennen en gebruiken.
22-23
True or false?
Waar of niet waar? Zet een rondje om T(rue) of F(alse).
A
T
F
ɥFXFBUIFSJTCBEɥFSFTBMPUPGSBJO
T
F
ɥF6MUJNBUF7JMMBHFJTBTJNHBNF
T
F
,BUF 3PCJOBOE4VTBOBSFQMBZJOHB DPNQVUFSHBNF
T
F
ɥF5FBNHPFTUPUIFTIPQQJOHDFOUSF CZCJLF
■
*EPOUMJLFSBJOZXFBUIFS 3FBMMZ 8IZ #FDBVTF*IBUFHFUUJOHXFU
B
■
■
■
■
Textbook, page 22-23 Workbook, page 22-23 Answer book, page 22-23 Digibord, workbook page 22-23 Copymaster, page 73 (song) of DIGI bord woordenboeken (opdracht 4), kladblaadjes
2 A
Lesbeschrijving
(sunny, cloudy, foggy, wet, rain(y), warm, cold, wind(y), snow, stormy, thunder, sunshine) Schrijf de woorden die de kinderen noemen op het bord met hun betekenis.
Uitleg [5 min.] 1
Open your textbook on page twenty-two. Wijs de kinderen op de lesdoelen.
2 Lees de woorden in de woordenlijst
en hun betekenis voor. U kunt de woorden ook met behulp van het digibord doornemen. DIGI bord
Schrijf het goede woord bij het cijfer.
XJOEZtEBSLtDMPVEZtSBJOtTVO
sun
4
rain
2
cloudy
5
dark
3
windy
1
2
Kijk naar de tekening hiernaast. Schrijf je eigen weerbericht.
dark
JOUIFTPVUI XJUIMPUTPG
rain
*ONPTUPGUIFDPVOUSZ JUXJMMCF
cloudy
"UUIFDPBTU JOUIFFBTU JUXJMMCF
windy
*GZPVXBOUUPTFFUIF
Voer met de kinderen een kort gesprekje over het weer van de laatste dagen. Kennen ze al Engelse termen uit het weerbericht? Can anyone tell me
what the weather is like? What was it like yesterday? Can you think of any other English weather words?
Wat voor weer is het?
*UXJMMCF
Op verkenning [5 min.]
$IBOHFSPMFT
What’s the weather like?
1
B
8IBUEPZPVMJLF 8IBUEPZPVIBUF 5FMMZPVSDMBTTNBUFBCPVUJU"OEFYQMBJOXIZ
Do it like this: *MJLFDBUT 3FBMMZ 8IZ #FDBVTF*MPWFQMBZJOHXJUIUIFN!
Materialen ■
3 Let’s talk!
sun
3 4
5
HPUPUIFOPSUI
22 twenty-two
3
I like … I love … I don’t like … I hate … I don’t mind … Als je in het Engels zegt wat je van iets vindt, kun je verschillende woorden gebruiken – net als in het Nederlands.
Vertel eerst zelf – aan de hand van de woorden en zinnen op het bord – welk weer u wel en niet leuk vindt. Laat daarna elke zin op het bord afmaken door een ander kind. Ze hoeven niet per se iets over het weer te zeggen, het mag bijvoorbeeld ook gaan over dieren.
4
Do you like …? Yes, I like … / No, I don’t like … Does he like …? Yes, he likes … / No, he doesn’t like … In de werkwoordvorm van he/ she komt er een s bij: likes. Als je het over he/she hebt, zeg je altijd does in plaats van do. Na do, does, don’t en doesn’t gebruik je het hele werkwoord. Je gebruikt in het Engels meestal de korte vormen.
Oefen enkele zinnen met de kinderen. Wijs telkens een of meer kinderen aan, stel een vraag en laat het kind of een ander kind antwoorden.
Does … like sunny weather? Do you like dogs? Do … and … like computer games?
22 TT_HL_78_IA.indb 22
04-08-2010 14:39:55
!
4
Listen Robin to the song.
5
A -JTUFOGPS Kate XPSETBCPVU
3
Draw lines.
Opdracht 3
What do they say?
1 Bespreek vooraf de opdracht met de
kinderen. Leg uit dat ze de woorden waaronder stippellijntjes staan, vervangen door hun eigen woorden. 2 U loopt rond, luistert mee en helpt de kinderen indien nodig. 3 Laat een aantal kinderen vertellen wat ze leuk en niet leuk vinden.
UIF XFBUIFS %SBXDJSDMFT TVO
*IBUFSBJO
SBJO
*EPOUMJLFJUXIFOJUTDMPVEZ
TUPSN
*MPWFTOPX
DMPVEZ
*MPWFDMPVEZXFBUIFS
UIVOEFS
*MJLFXJOEZXFBUIFS
windy
Opdracht 4
*EPOUNJOEUIFSBJO
EBSL
1
DMPVE CMVFTLZ
B
TOPX
Jullie gaan luisteren naar een liedje. Het heet: Rain. Close your workbook and listen. DIGI bord
/PXMJTUFOBOE TJOHBMPOH
2
Start track 3.
Open your workbook on page twenty-three. Listen again. Listen for words about the weather.
Start track 3. De kinderen maken de opdracht in tweetallen. 3 Bespreek de antwoorden. 4 Deel de kopieerbladen met de songtekst uit of laat de songtekst op het digibord zien. DIGI bord Vraag of er woorden zijn die de kinderen niet kennen. Schrijf die eventueel met een vertaling op het bord. 5 Zing het lied samen. DIGI bord
6
A
Let’s talk!
B
3FBEUIFXFBUIFSSFQPSU(= weerbericht) UPZPVSDMBTTNBUF
/PXNBLFZPVSPXOXFBUIFSSFQPSU %SBXQJDUVSFTPGUIFTVO DMPVETBOE SBJO$BOZPVSDMBTTNBUFSFBEZPVS XFBUIFSSFQPSU
5PEBZ UIFSFTBMPUPG sun BOEJUT warm 5PNPSSPXJUXJMMCFcloudyBOEUIFSFXJMMCF BGFXESPQTPG rain /FYUXFFL UFNQFSBUVSFT XJMMESPQɥFSFXJMMCF snow JOUIFOPSUI
Terugblik/afsluiting [5 min.]
BOEthunderJOUIFTPVUI
1 De kinderen kunnen zelf opdracht
twenty-three
Aan de slag [30 min.] Opdracht 1
3
Open your workbook on page twenty-two. Neem opdracht 1 door
4
Open your textbook on page twenty-two. Listen again to the story and read the text.
en vraag of alles duidelijk is.
1 Laat de unit- en de lestitel lezen.
Wie weet wat ze betekenen? Look at the picture in your textbook on page twenty-two. What do you see? (Het Team
in de kamer van David. David zit achter de computer en bekijkt de weersvoorspelling. Susan kijkt naar buiten. Robin en Kate zitten op het bed en kijken verveeld.) Vraag daarna of de kinderen een idee hebben waar de tekst over gaat. (Het regent en het Team verveelt zich.) 2
Close your textbook. Let’s listen to the story. DIGI bord
Start de luistertekst.
23
DIGI bord
Start de luistertekst.
5 Maak samen met de kinderen de
opdracht. Opdracht 2
1
Look at exercise two. It’s a weather report. Which country do yo see? (It’s Great Britain/the United Kingdom.) Can anyone tell me what the little pictures mean?
2 en eventueel 5 nakijken met het antwoordenboek. U kunt een aantal kinderen het weerbericht dat hun klasgenoot bij opdracht 6 gemaakt heeft, laten voorlezen. U kunt ook een weerbericht laten voorlezen en een ander kind al luisterend op het bord de bijbehorende symbolen laten tekenen. 2 Ter afsluiting van de les krijgen alle kinderen een blaadje. Ze vouwen het dubbel en scheuren het in tweeën. Op één blaadje schrijven ze een F(alse) en op het andere blaadje een T(rue). Wanneer u een zin zegt, houden zij het blaadje met de F of T omhoog.
- It’s a sunny day. - It’s a rainy day. - It’s cold outside. - It’s windy outside. - It’s cold in the classroom. - It’s windy in this classroom.
2 De kinderen maken de opdracht
zelfstandig.
23 TT_HL_78_IA.indb 23
04-08-2010 14:40:06
Informatieblok Lesdoelen ■
■
■
■
Lesson
praten over winkelen; zeggen wat je interessant vindt; de aanwijzende voornaamwoorden these en those kennen en gebruiken (herhaling this en that); doelwoorden kennen en gebruiken.
1 24-25
Materialen ■
■
■
■
■
Textbook, page 24-25 Workbook, page 24-25 Answer book, page 24-25 Digibord, workbook page 24-25 woordenboeken (opdracht 5 en 6)
2
From shop to shop 2
Read and draw lines. Lees en trek lijnen.
24-25
8IBUEPFTɥF 5FBNCVZBUUIF HSFFOHSPDFST
NFBU
)PXNVDIBSFUIF BQQMFT
b
)PXNVDI DIBOHFEPFTUIF HSFFOHSPDFSHJWF %BWJE 8 IBUEPFT ɥF5FBNCVZ BUUIFCBLFST
CSFBE b BQQMFT
8 IBUEPFT ɥF5FBNCVZ BUUIFCVUDIFST
Read and cross out.
Lees en streep de foute woorden door.
Dear Lisa, This morning, I went to the supermarket/ shopping centre with my friends. David wanted to go to the book/games shop again. He always/ never wants to go there! I don’t understand why. I don’t think games are very new/interesting new/interesting. Finally/Actually, I think they’re boring! What do Finally/Actually you think? Write back soon! Kate
Lesbeschrijving 3
Op verkenning [5 min.] 1
A
Het Team had het in de vorige les over een computerspel. Weten jullie nog hoe het spel heet? (The Ultimate Village) Wat betekent The Ultimate Village? (zoiets als
B
Vinden jullie het leuk om computerspelletjes te spelen? Hoe zeg je dat ook alweer in het Engels?
I don’t like to play computer games. I love playing computer games. computerspelletjes. Te denken valt aan behendigheidsspelletjes, schietspelletjes, educatieve spelletjes, enzovoort. What kind of games do
you know? Welke soorten games ken je?
Green river pop music
Concerto in D classical music
*XPVMEMJLFUPCVZB$% *MJLFQPQNVTJD
New grooves R&B
4PVOETHSFBU )PXNVDIJTJU *IBWFHPUUXFOUZ
Way ahead
ɥBOLZPV#ZF
jazz
rock music
Falling leaves
£ 15,£ 7,50 £ 12,£ 14,£ 9,-
$IBOHFSPMFT
24 twenty-four
Uitleg [5 min.] 1
3 Er zijn diverse soorten
Price list
One of you is a TIPQBTTJTUBOU (= verkoper) in a music shop. The DVTUPNFS (= klant) wants to buy something from the list.
Do it like this: $BO*IFMQZPV 8IBUNVTJDBSFZPV JOUFSFTUFEJO ɥFOZPVTIPVMEHFU A(SFFOSJWFS *UJT:PVXJMMMPWFJU *UTmGUFFOQPVOET )FSFTZPVSDIBOHF mWFQPVOET
een Super Dorp) Vraag de kinderen meer namen van computerspelletjes te noemen. Schrijf ze op het bord en bedenk samen of je ze ook kunt vertalen.
2
Let’s talk!
Open your textbook on page twenty-four. Wijs de kinderen op de
lesdoelen.
2 Lees de woorden in de woordenlijst
en hun betekenis voor. U kunt de woorden ook met behulp van het digibord doornemen. DIGI bord 3 Besteed eerst aandacht aan de aanwijzende voornaamwoorden.
één meer dan één this - dichtbij these - dichtbij that - verder weg those - verder weg
Als iets dichtbij is, wijs je aan met this of these. Gaat het om één en is het dichtbij, dan wijs je aan met this. Gaat het om meer dan één en is het dichtbij, dan wijs je aan met these. Als iets ver weg is, wijs je aan met that of those. Gaat het om één en is het ver weg, dan wijs je aan met that. Gaat het om meer dan één en is het ver weg, dan wijs je aan met those.
Wijs een aantal dingen of kinderen dichtbij en daarna ver weg aan en zeg wat het is met het juiste aanwijzende voornaamwoord. Bijvoorbeeld: this door, these books, those desks, that window.
24 TT_HL_78_IA.indb 24
04-08-2010 14:40:13
4
A
Write down.
5
1VUUIFTFOUFODFTJOUIFDPSSFDUPSEFS 8SJUF y
A
Where do you buy these articles?
5
ɥBUTPOFQPVOE QMFBTFH
4
#SPXO QMFBTFC
1
)FMMP$BO*IFMQZPV B
4VFT TVQFSNBSLFU
7
"OEIFSFTZPVSDIBOHFR
8
%JHJUBM %SFBNT
computer game
ɥBOLZPV#ZFCZF’S
4QPSUT8PSME
3
swimsuit
8PVMEZPVMJLFCSPXOPSXIJUFCSFBE T
6
*IBWFHPUUXPQPVOET)FSFZPVBSFE
(SFFOHSPDFS (SFH
apples
2
(SPPWZ.VTJD
:FTQMFBTF*XPVMEMJLFUPCVZTPNFCSFBEU
CD
ɥF#FTU #BLFST
bread
.FBU6
spare ribs
#PPLTBSPVOE UIF$PSOFS
comic book
B 1
8SJUFEPXOUIFMFUUFST 8IBUXPSEEPZPVSFBE 2
b
3
u
6
4
t
5
c
6
h
7
e
8
r
’s
B
Solve the puzzle.
*GZPVXBOUUPLOPXFWFSZUIJOH 1 BCPVUBHBNF ZPVUIJOLJUT ɥFPQQPTJUFPGABMXBZT /VNCFSCFUXFFOOJOFBOEFMFWFO *GZPVQMBZHBNFT ZPVSFB *GZPVXBJUBMPOHUJNFCFGPSF TPNFUIJOHIBQQFOT ZPVTBZ :PVDBOCVZUIJTBUUIFCBLFST 7 :PVCVZBQQMFT CBOBOBTBOE QFBSTBUUIF 1BSUPGZPVSGBDF:PVVTFJUUPMJTUFO .POFZZPVHFUCBDLXIFOZPVCVZ TPNFUIJOH 10 :PVDBOCVZUIJTBUUIFCVUDIFST *GZPVDMJNCBNPVOUBJO ZPVXBOU 12 UPHFUUPUIF ɥFPQQPTJUFPGAOFWFS ɥFPQQPTJUFPGAFYQFOTJWF
g
n
r
e
s
e
5
v
f
6
i
b
e
8
r
e
10
a
m
r
e
l
t
w
n
g
a
e a
2
shampoo
a
e
r
opdracht. Opdracht 2 De kinderen maken de opdracht individueel. U kunt hen de tekst nog een keer laten lezen, maar hoogstwaarschijnlijk kunnen ze de opdracht ook maken zonder dit te doen.
4
i
n
g
e
a
n
m c
e
r
h
l
a
a
11
l
d
n
t
s 13
g c
h
e
Terugblik/afsluiting [5 min.]
1 De kinderen kunnen zelf opdracht
e
9
o
Start de luistertekst.
4 Maak samen met de kinderen de
e
y
Open your textbook on page twenty-four. Listen again and read the text. DIGI bord
t
Start de luistertekst.
Open your workbook on page twenty-four. Neem opdracht 1 door
en vraag of alles duidelijk is. 3
%PZPVLOPXBOPUIFSBSUJDMFUIBUZPVDBO CVZJOUIFTFTIPQT 8SJUFJUEPXO
e
Close your textbook. Let’s listen to the story. DIGI bord
3
t
1
2
i
Aan de slag [30 min.] Opdracht 1
'JMMJOUIFBSUJDMFT CSFBEtTQBSFSJCTtBQQMFT DPNJDCPPLtTXJNTVJUtTIBNQPP $%tDPNQVUFSHBNF
’s
o a
p
twenty-five
25
2 en 4 en eventueel opdracht 5 en 6 nakijken met het antwoordenboek. Laat een aantal tweetallen het gesprek bij opdracht 3 voordoen. Geef de kinderen ook de gelegenheid de zelfbedachte artikelen bij opdracht 5 te noemen. 2 Ter afsluiting van de les kunt u samen met de kinderen een inventarisatie maken van Engelse woorden die je ook in Nederlandse winkels kunt aantreffen. Which English words
can you find in (Dutch) shops?
4
Look at the picture in your textbook on page twenty-four. The Team is in the shopping centre. What shops can you see?
(A greengrocer’s, baker’s and butcher’s.)
What can you buy there? Do you know more English names for shops? (games shop, supermarket,
clothing shop, music shop, sweetshop, gift shop, bookshop, sport shop) Schrijf de soorten winkels die genoemd worden op het bord met hun betekenis. Ter info: De woorden shop en store kunnen allebei worden gebruikt voor winkel. Shop heeft een Britse oorsprong, terwijl store meer door Amerikanen wordt gebruikt.
5
Interesting or not? I think a … is interesting. I think a … isn’t very interesting.
Enkele voorbeelden: tennis racket, keyboard, T-shirt, bodywarmer, game, shampoo.
Welke winkels vinden jullie interessant? Dus in wat voor winkels komen jullie wel vaker? Welke winkels vinden jullie niet interessant? Laat een aantal
kinderen vertellen wat voor soort winkel ze wel en niet interessant vinden. Ze gebruiken daarbij de zinnen en de soorten winkels die op het bord staan.
25 TT_HL_78_IA.indb 25
04-08-2010 14:40:21
Informatieblok Lesdoelen ■
■
■
■
Lesson
tellen van vijftig tot honderd; praten over geld; de vraagconstructie met how much kennen en gebruiken; doelwoorden kennen en gebruiken.
26-27
3
A lot of money
1
Read and answer.
A
Waar zijn de kinderen?
2
Lees en geef antwoord.
27
■
■
■
■
■
■
■
■
■
Lees en geef antwoord.
A Hoeveel geld hebben de kinderen samen?
"UUIFCVUDIFST
Materialen
Read and answer.
"UUIFHBNFTTIPQ
Textbook, page 26-27 Workbook, page 26-27 Answer book, page 26-27 Digibord, workbook page 26-27 Britse bankbiljetten en munten of afbeeldingen ervan (Op verkenning) kladblaadjes woordenboeken (opdracht 5) grote vellen papier en eventueel kleurpotloden (opdracht 6) 5 zelfgemaakte bingokaarten met erop zes tientallen. Zorg ervoor dat de kaarten niet hetzelfde zijn (Afsluiting).
"UIPNF BUIPNF
"UUIFTVQFSNBSLFU
B
Wat kost The Ultimate Village?
b
BUIPNF
b b b
C
Wat vindt Susan van The Ultimate Village?
BUIPNF
4IFUIJOLTJUTHSFBU 4IFUIJOLTJUTFYQFOTJWF 4IFUIJOLTJUT0, 4IFIBUFTJU
B Lees de bedragen voor in het Engels. Lees om de beurt een zin.
C
3
Lesbeschrijving Op verkenning [5 min.]
Kunnen de Team-leden het spel kopen? Streep de foute zin door.
:FT UIFZDBO/P UIFZDBOU
Let’s talk!
One of you is the TIPQBTTJTUBOU. The other one is the DVTUPNFS. The customer wants to buy something from the list.
PRICE LIST racing games £ 29,50 adventure games £ 14,95 sim games £ 47,25 game computer £ 189,50 new password for The Ultimate Village £ 9,85 family game £ 9,75
Do it like this: )FMMP IBWFZPVHPUBOZSBDJOHHBNFT :FT *IBWF8PVMEZPVMJLFUPCVZPOF :FT QMFBTF)PXNVDIBSFUIFZ ɥFZBSFb 0I*IBWFPOMZHPUQPVOET 4PSSZ:PVXJMMIBWFUPTBWFVQZPVSNPOFZ
Laat de kinderen kijken naar de Britse bankbiljetten en munten. Vraag wat hen opvalt en geef de volgende informatie.
In het Verenigd Koninkrijk (Engeland, Wales, Schotland en Noord-Ierland samen) wordt niet betaald met euro’s, maar met ponden. Vertel eventueel hoeveel euro
UPUBM45,05
26 twenty-six
één pond is.
Het pond wordt verdeeld in 100 pence (enkelvoud: penny). In bedragen wordt pence ook wel afgekort tot p (zeg: pie). Als iets £2,20 kost, spreek je dat uit als two pound twenty of two pounds and twenty pence/p.
Uitleg [5 min.] 1
Leg uit hoe de getallen boven de vijftig gemaakt worden in het Engels.
Open your textbook on page twenty-six. Wijs de kinderen op de lesdoelen. Vandaag leer je in het Engels tellen van vijftig tot honderd en je leert in het Engels praten over geld.
Als je van vijftig tot honderd telt, hoef je eigenlijk alleen de tientallen te kennen: fifty, sixty, seventy, eighty, ninety. Daarachter komen de getallen van één tot en met negen. Maak
2 Lees de woorden in de woordenlijst
en hun betekenis voor. U kunt de woorden ook met behulp van het digibord doornemen. DIGI bord 3
4
Jullie kunnen al tellen tot vijftig in het Engels. Let’s count to fifty.
samen met de kinderen het rijtje op het bord af tot zestig. Tel daarna met de kinderen van zestig tot honderd. 5
Tel samen met de kinderen tot vijftig.
how much = hoeveel How much is it?
fifty-one fifty-two fifty-three fifty-four fifty-five
In het Engels gebruik je How much om te vragen Hoeveel…? Als je bijvoorbeeld wilt vragen hoe duur het is, vraag je: How much is it?
26 TT_HL_78_IA.indb 26
04-08-2010 14:40:31
5
4
A
Terugblik/afsluiting [5 min.]
You have got one hundred pounds. What can you buy?
1 Laat een aantal tweetallen hun
gesprekjes bij opdracht 3 voordoen. De kinderen kunnen opdracht 4 en eventueel 5 nakijken met het antwoordenboek. Is het ze gelukt precies 100 ponden uit te geven?
How much is it? 8SJUFUIFOVNCFSTEPXO JOXPSET
sixty-five
fifty-six
ninety-nine
one hundred
ninety-seven
eighty-two
B
Let’s go shopping!
3FBEUIFTVNTPVUMPVE 5BLF UVSOT
Did you spend exactly one hundred pounds? What have you bought?
a coat
a teddy bear
sunglasses
a computer game
a cake
shoes
£ 100,-
6
£ 100,-
Laat eventueel enkele kinderen hun advertentie bij opdracht 6 presenteren. 2 Speel ter afsluiting bingo. Verdeel de klas in vijf groepjes. Elk groepje krijgt een bingokaart met daarop zes tientallen. Noem telkens een tiental. De kinderen strepen met een potlood de tientallen door op de bingokaart. Het groepje dat als eerste de kaart vol heeft, wint!
Make an advertisement (= advertentie) for a supermarket. %SBXBSUJDMFTPOBCJHQJFDFPGQBQFS 8SJUFEPXOUIFOBNFPGFBDIBSUJDMF BOEUIFQSJDF 8IJDIBSUJDMFTBSFPOTBMF(= in de aanbieding)
£5 on ,99 ly!
ON NOW!
Two Two for the price pric e of one!
FREE twenty-seven
Aan de slag [30 min.] Opdracht 1
4
1 Wijs de kinderen op de titel van deze
les: A lot of money. Wat betekent dat? (veel geld)
Look at the picture on page twenty-six of your textbook. What do you see? (Het Team is in de spelletjeswinkel.) What does David want to buy? (The Ultimate Village) 2 Close your textbook. Let’s listen to the story. DIGI bord
3
Start de luistertekst.
Open your workbook on page twenty-six. Neem opdracht 1 door
27
Open your textbook on page twenty-six. Listen again and read the text. DIGI bord
Start de luistertekst.
5 Maak samen met de kinderen de
opdracht. Besteed extra aandacht aan de uitspraak van de bedragen (B). Opdracht 2
1
Take a look at the text on page twenty-seven. Let’s listen. U wijst
het lijstje met de bedragen aan. DIGI bord Start de luistertekst. 2 U maakt deze opdracht samen met de kinderen.
en vraag of alles duidelijk is.
27 TT_HL_78_IA.indb 27
04-08-2010 14:40:42
Informatieblok Lesson
Lesdoelen ■
■
praten over iets dat je wilt kopen; doelwoorden kennen en gebruiken.
1 28-29
Materialen ■
■
■
■
■
Textbook, page 28-29 Workbook, page 28-29 Answer book, page 28-29 Digibord, workbook page 28-29 blaadjes
A B
4
Not enough! True False
True or false? Waar of niet waar?
Kleur het hokje met het goede antwoord. Wat lees je?
That is not my cup of tea.
C
Schrijf op wat dit spreekwoord betekent.
Dat is niets voor mij.
Lesbeschrijving
29
Op verkenning [5 min.]
Vraag aan de kinderen of ze ook wel eens meer geld zouden willen hebben. Stel zelf de vragen in het Engels. Stimuleer de kinderen ook in het Engels te antwoorden, maar het geeft niet als in het Nederlands gereageerd wordt.
Read and answer.
A
Wat zeggen ze? Trek lijnen.
.VN DBOZPVIFMQVT S
3 Shop assistant
*EPOUDBSFXIFUIFSJU SBJOTPSTOPXTD
NFS
CF
JT
3PCJOIBTHPUTJYQPVOETBUIPNF
OPU
MJWF
ɥF5FBNDBOBĊPSEUIFHBNF ɥFSFTUISFFQPVOETMFGU GSPNUIFCVUDIFST %BWJEXBOUTUPDBMMIJTNPUIFS 3PCJOUIJOLTJUTBHSFBUJEFBUP DBMM%BWJETNPUIFS
GPS
NZ
UI
DVQ
Schrijf de letters in de hokjes. Welk woord lees je?
s
p
3
4
e
PO JOH
Let’s talk! 8IBUEPUIFZTBZ 'JMMJO
ɥF6MUJNBUF7JMMBHF *UTBHSFBUHBNF *XPVMEMJLFUP
buy
JU
7FSZXFMM*UTmGUZUXPQPVOET 0I*IBWF
only
HPUGPSUZQPVOET
enough VQNZNPOFZ UIFO *XJMMIBWFUP save ! 5PNPSSPX UIJTHBNFXJMMCFIBMG price "SFZPV sure 4PSSZɥBUTOPU
:PVXJMMIBWFUPTBWFVQP
2
PG UFB
)FMMP*NJOUFSFTUFEJOUIBUDPNQVUFSHBNF
ɥJTHBNFXJMMCF IBMGQSJDF E
1
:FT:PVDBOCVZJUGPSUXFOUZTJYQPVOET 5
n d
Wat betekent het?
uitgeven
Open your textbook on page twenty-eight. Wijs de kinderen op het lesdoel. Vandaag leer je in het Engels praten over iets dat je wilt kopen.
BU
4VTBOIBTHPUTJYQPVOETBUIPNF
A
2 David’s mum
5 David
Uitleg [5 min.]
,BUFXBOUTUPDPVOUBHBJO
QSJDFtTVSFtCVZtFOPVHItTBWFtPOMZ
*XJMMDPNFXJUIZPVN
C
UI
3
1 David
B
DB
Lees en geef antwoord.
4 Susan
Do you ever wish you had a lot of money? Vraag ook wat ze zouden kopen als ze heel rijk zouden zijn. If you had lots and lots of money, what would you buy? 1
2
ThF5FBNIBTGPSUZGPVSQPVOET F5FBNIBTGPSUZGPVSQPVOET BOEUXPQFODF
B C
)BWFUIFDPOWFSTBUJPO 0OFPGZPVJTUIFTIPQBTTJTUBOU ɥFPUIFSPOFJTUIFDVTUPNFS $IBOHFSPMFT
28 twenty-eight
2 Lees de woorden in de woordenlijst
en hun betekenis voor. U kunt de woorden ook met behulp van het digibord doornemen. DIGI bord
3
I want to buy … I need … pounds. I saved twenty-five pounds. But yesterday I spent ten pounds. Now I can’t afford … I need … pounds. Lees de zinnen op het bord als volgt voor:
I want to buy a book. I need twenty pounds. I saved twenty-five pounds. But yesterday I spent ten pounds. Now I can’t afford the book. I need five pounds.
Doe het nog een keer met een ander voorwerp en bedrag. Geef dan enkele kinderen de beurt. U vertelt hen wat ze willen kopen en wat het kost.
Aan de slag [30 min.] Opdracht 1
1 Lees de titel van de les voor. What
does it mean? Wat betekent de titel? (Niet genoeg!) Kunnen de
kinderen bedenken waarom deze les zo heet? Herinner hen aan de vorige lessen. Where are Susan, David, Robin and Kate? (They’re in the games shop.) What’s The Team talking about? (They’re talking about The Ultimate Village. David wants to buy the game, and now they’re counting their money.) Do The Team
have enough money to buy the game? (No, they haven’t.) Nu weten
de kinderen waarom de titel van de les is: Not enough!
28 TT_HL_78_IA.indb 28
04-08-2010 14:40:49
Write them down.
A B
Make an advertisement!
Terugblik/afsluiting [5 min.]
-PPLBUUIFSPCPU8IBUDBOJUEP
1 De kinderen kunnen opdracht 2, 3 en
8SJUFBOBEWFSUJTFNFOUGPSUIJTSPCPUPOBQJFDFPGQBQFS
4 nakijken met het antwoordenboek. Laat eventueel enkele kinderen hun advertentie bij opdracht 5 voorlezen. 2 U kunt de les als volgt afsluiten. What
5
Find the words.
alse
4
do you want to buy? What are your favourite things? De kinderen
schrijven vijf dingen op waar zij hun zakgeld aan willen uitgeven. Ze mogen ook vreemde of hele dure dingen noemen. Wie heeft dezelfde dingen op zijn lijstje staan? Schrijf de antwoorden op het bord en maak door middel van turven een top five.
need tomorrow dry afford enough price spend
A
6
Memory.
-PPLBUUIFQJDUVSFGPS POFNJOVUF
$MPTFZPVSCPPL 8IBUEJEZPVTFF 8SJUFEPXOUIFXPSETJO &OHMJTI
B C D
:PVSDMBTTNBUFDIFDLT UIFXPSET $IBOHFSPMFT 8IPTUIFXJOOFS
twenty-nine
2
Close your textbook. Let’s listen to the story. DIGI bord
Start de luistertekst.
3
Open your workbook on page twenty-eight. Neem opdracht 1A
4
Open your textbook on page twenty-eight. Listen again and read the text.
door en vraag of alles duidelijk is.
DIGI bord
Start de luistertekst.
5 Maak samen met de kinderen de
29
Opdracht 2
1 De kinderen lezen nogmaals bladzijde
29 van het textbook. Eventueel laat u dit gedeelte van de tekst nog een keer horen. DIGI bord Start de luistertekst. 2 De kinderen maken de opdracht in tweetallen. NB: het woord spend (de uitkomst bij B) staat in de woordenlijst op bladzijde 28 van het textbook.
opdracht. Vraag de kinderen wat zij denken dat het spreekwoord bij B betekent. Geef hen het goede antwoord voor C: Dat is niets voor mij.
29 TT_HL_78_IA.indb 29
04-08-2010 14:40:56
Informatieblok
T E AM
TASK
De kinderen spelen in groepjes een bordspel. De spelregels staan op bladzijde 30 van het workbook.
5 0
Lesdoel ■
kennis en vaardigheden opgedaan in deze unit, toepassen in een andere context.
■
■
■
■
Workbook, page 30-31 Textbook, page 30-31 Digibord, workbook page 30-31 Copymaster, page 74-75 (herhaling) en 76-79 (verdieping) per team een dobbelsteen, een pion voor elk kind en een woordenboek
Observatiepunten ■
■
■
■
■
De kinderen gebruiken de zinnen en woorden uit ‘What have you learned?’ De kinderen gebruiken het woordenboek om onbekende woorden op te zoeken. De kinderen praten zo veel mogelijk in het Engels. De kinderen durven nieuwe woorden te gebruiken. De kinderen werken op een goede manier samen.
UIF tɥSPXUIFEJDFBOETBZ OVNCFSJO&OHMJTI JTmWF 'PSFYBNQMF.ZOVNCFS t.PWFZPVSQBXO QJPO ZPV 4BZUIFOVNCFSPOXIJDI MBOE PG t,FFQUIFTDPSFPOBQJFDF QBQFS QMBZFS tɥFHBNFTPWFSXIFOB Q mOJTIFTBUUIFHBNFTTIP POVT ɥJTQMBZFSHFUTBOFYUSBC PGQPJOUT ZPV t$PVOUZPVSQPJOUT)BWF IF HPUFOPVHIQPJOUTUPCVZU OUT
DPNQVUFSHBNF QPJ
90 Music store 75 45 5 Friends 4 ever 5 15 10 25 Baker’s 20 5 30 75 Stop! 50 95 35 45 10 85 10 0 5 2 75 Give 20 points to a friend who needs it.
Buy bread. Lose 20 points.
You forgot your money. Go back home.
Home
25
Lesbeschrijving
10
You HAVE to buy a CD. Lose 100 points.
Materialen ■
The shopping game
Double your points.
for 1!
thirty 30 Four
Op verkenning [5 min.]
Ter voorbereiding op de Team Task kunt u de woorden en zinnen van ‘What have you learned?’ bespreken (Textbook page 30-31). U kunt dit ook doen met behulp van het digibord. DIGI bord
Uitleg [5 min.]
1 U maakt groepjes van vier kinderen. 2 Open your workbook on page
thirty. Jullie gaan vandaag de Team Task doen. Deze keer is het weer een spel. Lees de uitleg voor en vraag de kinderen of ze begrijpen wat ze moeten doen. Wijs de teams erop dat ze ‘What have you learned?’ (page 30-31 van het textbook) of een woordenboek kunnen gebruiken als ze iets willen opzoeken.
Aan de slag [30 min.]
De kinderen spelen het spel. U loopt rond en wijst hen erop dat ze zoveel mogelijk in het Engels communiceren. Stimuleer hen ook ‘What have you learned?’ of het woordenboek te gebruiken als ze een woord niet kennen.
30 TT_HL_78_IA.indb 30
04-08-2010 14:41:19
Kopieerbladen
Games shop!
555 60 35 5 10 15 50 0 0 Six o’clock 45 85 10 15 5 5 20 5 10 25 Hungry! 0 5 30 9535 55 25 5 Supermarket 5 45 Phone call!75 75 5 75 55 5 30 45 10 75 85 65 0 5 Greengrocer’s 15 Do you have enough points to buy the game?
Verdieping (Copymaster page 76-77) De kinderen maken de opdrachten zelfstandig. Ze kunnen hun antwoorden nakijken met behulp van de antwoordbladen (Copymaster page 78-79).
The shops close. Wait a turn.
Herhaling (Copymaster page 74-75)
Maak samen met de kinderen de opdrachten. De tekst van opdracht 1 kan worden beluisterd via het digibord DIGI bord , maar staat ook op bladzijde 62 van deze manual. De antwoorden kunt u met behulp van het digibord bespreken. DIGI bord
Go back to the greengrocer’s.
Antwoorden herhaling A kruisjes bij zon, sneeuw en regen B £ 49,50 C twee weken D kruisje bij biljet van 50 pond
2
c-d-f e-a-b
4
A
You lost your shopping list. Go back 5 steps.
Your mother needs extra bread. Go back to the baker’s.
Buy apples. Lose 30 points.
thirty-one
➜
1
1
3
s
i
6
s
e
v
e
n
t
y
2
n
i
n
e
t
y
x
y
-
o
n
e
4
h
u
n
d
r
5
e
i
g
h
t
y
e
i
g
h
t
y
-
e
d
f
i
v
e
B enough C genoeg
31
Terugblik/afsluiting [5 min.]
1 Inventariseer wie er van elk team
gewonnen heeft. 2 Laat de kinderen kort vertellen hoe
het spelen van het spel ging. Vonden
jullie het moeilijk om alles in het Engels te zeggen? Hebben jullie nog woorden of zinnen opgezocht? Wat hebben jullie opgezocht? Wat vonden jullie van het spel?
31 TT_HL_78_IA.indb 31
04-08-2010 14:41:44