Trede voor trede: Strategische keuzes bij van de
de toepassing Participatieladder Voor het jaar 2012
M.A. Wong Chung November 2011
Inhoud
1. Inleiding ............................................................................................................................................... 4 2. Doel ..................................................................................................................................................... 4 3. Context voor de verdeling van de budgetten...................................................................................... 4 4. Vooruitblik hervorming WWB/WIJ, WWNV........................................................................................ 5 5. Het jaar 2012: de voorbereiding op de WWNV .......................................................................... 6 6. De cliënten op de Participatieladder en hun groeipotentieel............................................................. 7 7. Resultaat van het plaatsen van het cliëntenbestand op de Participatieladder .................................. 8 7.1. De nulmeting ................................................................................................................................ 9 7.2. Conclusie van de nulmeting ....................................................................................................... 12 8. Inzet voorzieningen en budgetplafonds per trede............................................................................ 12 8.1. Conclusie onderzoek SEO ........................................................................................................... 13 8.2. Waar zet de gemeente Langedijk op in? .................................................................................... 13 9. Criteria toekenning van de voorzieningen ........................................................................................ 13 10. Ambitie en prestatie-indicatoren voor 2012................................................................................... 14 11. Rol Participatienetwerk Langedijk................................................................................................... 15 12. Financiële paragraaf (op basis van de gemeentebegroting 2012).................................................. 15 13. De strategische keuzes: de budgetverdeling over de treden van de Participatieladder ................ 16 BIJLAGEN ............................................................................................................................................... 17 Losse bijlage 1: Beleidskader Participatie in Langedijk ..................................................................... 17 Bijlage 2: Puntsgewijze samenvatting van de Hoofdlijnennotitie werken naar vermogen .............. 18 (Divosa).............................................................................................................................................. 18 Bijlage 3: Voorgenomen wijziging WWB, intrekken WIJ met ingang van 1 januari 2012 ................. 23
Tabel 1: Maximaal haalbare trede op de Participatieladder................................................................... 8 Tabel 2: Wat werkt voor wie? ............................................................................................................... 12 Tabel 3: Het Participatiebudget ............................................................................................................ 15 2
Figuur 1: Indeling naar leeftijd .......................................................................................................... 9 Figuur 2: Samenstelling cliëntenbestand ......................................................................................... 9 Figuur 3: Leeftijd vs positie .............................................................................................................. 10 Figuur 4: Duur verblijf ....................................................................................................................... 10 Figuur 5: Duur en wel of niet uitkering .......................................................................................... 11 Figuur 6: Verblijf en positie .............................................................................................................. 11
3
1. Inleiding De gemeente Langedijk vindt het belangrijk dat haar burgers naar vermogen meedoen in de samenleving. De gemeente verwoordt in het Beleidskader Participatie in Langedijk 20092012 haar visie hierover als volgt (citaat): De gemeente Langedijk bevordert dat haar burgers naar vermogen meedoen in de samenleving. Daarbij is het ideaal dat de inwoners van Langedijk op de bovenste drie treden van de Participatieladder meedoen. Participatie heeft een positieve invloed op de ontwikkeling van de burger, en daardoor op lange termijn op de (economische) prestatie van de gemeente Langedijk.
Burgers ondersteunen om naar vermogen mee te doen, vergt budget. Aan de raad is op 30 november 2010 een presentatie gegeven over de financiën van Sociale Zaken (Participatiebudget en het Inkomensdeel WWB) en de keuzes daarin. W ij hebben toen aangekondigd dat wij de raad deze (strategische) notitie over de toepassing van de Participatieladder gaan voorleggen. Concreet werken met de Participatieladder wil zeggen, dat per trede bepaald zal worden aan welke klantengroepen wij het Participatiebudget zullen besteden. Daarom geven wij de raad inzicht in de samenstelling van het cliëntenbestand. Met dit beeld bepaalt de raad voor welke trede van de Participatieladder en voor welke klantengroepen hij het Participatiebudget beschikbaar stelt. Na de bepaling door de raad, zal het college vervolgens hieraan uitvoering geven door per klant een heronderzoek naar potentiële arbeidsproductiviteit ofwel de maximaal haalbare trede te doen. En op basis daarvan een geschikt participatie-instrument in te kopen voor dan wel toe te wijzen aan de cliënt.
2. Doel De bedoeling is dat de raad het college richtinggevende kaders geeft voor de verdeling van de middelen over de verschillende voorzieningen en de treden van de Participatieladder. Met deze kaderstelling zullen wij, het college, volgens de bepalingen in de Participatieverordening, budgetplafonds per trede van de Participatieladder en per participatievoorziening in beleidsregels vastleggen. Samenvatting/leeswijzer Om tot deze richtinggevende kaders te komen is allereerst informatie nodig over de context waarbinnen de raad zich kan bewegen. Niet alleen financieel, ook kijkt de raad naar de toekomst met de komende hervormingen van de WWB/WIJ in 2012 en de inwerkstelling van de W et Werken naar Vermogen (WWNV) in 2013. Het cliëntenbestand is geplaatst op de verschillende treden van de Participatieladder. Op basis daarvan is er een nulmeting en analyse gedaan. Deze analyse geeft de raad een basis om richting te geven aan de kaderstellende verdeling van het Participatiebudget over de treden van de Participatieladder. Hiermee stelt de raad een bepaald prestatieniveau van het Participatiebeleid vast.
3. Context voor de verdeling van de budgetten De raad stelt het budget beschikbaar en stelt prioriteiten binnen de context van de wettelijke grondslag en bevoegdheid van de gemeente. Vervolgens zullen wij op basis van de prioriteiten het budget verdelen over de gekozen treden waarvoor de raad gekozen heeft. De W et Werk en Bijstand (WWB), de Wet Participatiebudget en de Participatieverordening bieden de wettelijke basis. In het Beleidskader Participatie in Langedijk 2009-2012 zijn de doelstellingen van de raad vastgesteld. Tegelijkertijd biedt het doel van het Participatiebudget ook de richtlijn aan welke doelgroepen de gemeente haar budget moet besteden.
4
Het doel van het participatiebudget is ondersteuning op maat te bieden aan de individuele burger die dit nodig heeft bij het meedoen in de Nederlandse samenleving. De gedachte is dat als de burger mee kan doen, hij of zij de kansen pakt om zich te ontwikkelen en de eventuele afhankelijkheid van een uitkering en andere ondersteuning vermindert. Gevolg is het ontstaan van meer betrokkenheid en grotere sociale cohesie. De doelgroepen van het participatiebudget zijn: -
personen vanaf 18 jaar en ouder; 16 – en 17 jarigen die zijn ontheven van de kwalificatieplicht of aan de kwalificatieplicht hebben voldaan; jongeren van 16 of 17 jaar voor wie schooluitval dreigt, maar door een leerwerktraject toch nog een startkwalificatie kunnen behalen.
Op basis van artikel 2, lid 4 en artikel 13, lid 2 en 3 van de Participatieverordening Langedijk 2010 kunnen wij bij het bepalen van het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen. Daarnaast stellen wij budgetplafonds vast voor de verschillende voorzieningen. Een door ons ingesteld budgetplafond vormt een weigeringgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening. Ook stellen wij een plafond in voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening. Wij dienen na te gaan welke andere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit biedt de mogelijkheid dat er een andere voorziening kan worden ingezet. Maatschappelijke participatie kan dus ook via de voorzieningen en budgetten van de W et Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) en/of Welzijn. De missie van de raad, en daarmee de algemene doelstelling van het Participatiebeleid is dan ook: In de jaren 2009 – 2011 verbinden we bestuurlijk, inhoudelijk, organisatorisch en financieel de wetten: WWB, Bbz, WIJ, Wsw, WI, Wmo, WEB met elkaar. Daarmee wil de gemeente Langedijk de burgers bereiken die ondersteuning nodig hebben bij het meedoen in de samenleving van Langedijk. Iedereen doet mee, niemand leeft in een sociaal isolement.
4. Vooruitblik hervorming WWB/WIJ, WWNV1 Niet alleen kijkt het college naar het verwezenlijken van de missie van de raad nu, ook kijkt zij naar de ingrijpende ontwikkelingen in 2012 (hervormingen WWB) en 2013 (invoering Wet werken naar vermogen). Het kabinet heeft op 21 april 2011 aan het parlement een 2 hoofdlijnennotitie ‘W erken naar Vermogen’ toegezonden . Deze notitie schetst de hoofdlijnen voor de hervorming van de WWB/WIJ, Wsw en W ajong tot een wet werken naar vermogen (WWNV). De notitie is een uitwerking van de afspraken die hierover in het regeer- en gedoogakkoord, en met de VNG zijn gemaakt. Het voorstel over de hervormingen, het “Voorstel Aanscherping W et Werk en Bijstand”, ligt nog in behandeling bij de Eerste Kamer. Voor wat de Wet Werken naar vermogen betreft, is het streven van het kabinet erop gericht om deze wet per 1 januari 2013 in te voeren. Met de WWNV wil het kabinet meer mensen aan het werk krijgen. Daarbij ziet het kabinet de noodzaak om "het beste uit mensen te halen”. Het kabinet legt daarbij een relatie met het tekort aan arbeidskrachten bij werkgevers. Om uiteenlopende redenen ook nog veel mensen langs de kant staan, die volgens het kabinet (gedeeltelijk) wel kunnen werken. Het kabinet wil er daarom voor zorgen dat iedereen gaat werken naar vermogen. Belangrijk is het individueel belang: iedereen krijgt de kans om zich te ontplooien, om zo een bijdrage te leveren aan de samenleving en economie van Nederland. Er is ook een dringende financiële 1
Deze paragraaf kan op enig moment door de actualiteit worden achterhaald. Op moment van dit schrijven was het volgende bekend.
2
Een samenvatting van deze notitie is als bijlage 2 toegevoegd.
5
noodzaak: het lukt alleen om de sociale zekerheid ook voor toekomstige generaties betaalbaar te houden, als iedereen die kan ook daadwerkelijk meedoet, aldus het kabinet. Opvallend is de nadruk op het ondersteunen naar werk van mensen met een arbeidsbeperking. Het kabinet wil dat zoveel mogelijk mensen naar vermogen gaan meedoen, en wel bij een reguliere werkgever. En verzoekt alle sociale partners samen te werken om deze doelstelling te bereiken. De gemeente wordt verantwoordelijk voor de hulp en ondersteuning van mensen met een arbeidsbeperking. Met als uitgangspunten: selectieve toepassing (alleen mensen die het echt nodig hebben), vraaggericht (wensen werkgevers), transparantie en effectiviteit. Het budget voor re-integratie is niet bedoeld voor mensen die zonder steun ook hun weg naar de arbeidsmarkt weten te vinden. Nu richten wij ons op de benadering om mensen te stimuleren te doen wat ze kunnen, en op het wegnemen van vooroordelen over beperkingen. Met de inzet van het instrument loondispensatie komt er een wettelijk regeling voor het meten van de loonwaarde van deze 3 mensen . Daarmee zullen meer mensen de mogelijkheid krijgen naar hun vermogen te kunnen werken bij een reguliere werkgever. Alleen indien echt niet mogelijk, zal de aanspraak op de Wet Wajong of beschut werk Wsw blijven bestaan. Verder kunnen diegenen die (bijvoorbeeld als niet uitkeringsgerechtigde) niet op eigen kracht werk kunnen vinden, aanspraak maken op de overheid voor ondersteuning. De WWNV versterkt de regiefunctie en de afstemming op de verschillende terreinen als (jeugd)zorg, welzijn, schuldhulpverlening en dagbesteding. Hiermee kunnen mensen met meervoudige problemen, en toch een arbeidsvermogen geholpen worden. Dit vergt maatwerk per cliënt. Er zijn nu verschillende regelingen waarop mensen aanspraak kunnen maken voor inkomensondersteuning en om hen aan het werk te helpen. Dit heeft onduidelijkheid en versnippering teweeggebracht. Daarom zal met de WWNV meer duidelijkheid en eenheid komen: de WWB/WIJ, Wsw en Wajong zullen onder deze nieuwe 4 wet vallen en een aantal ingrijpende hervormingen ondergaan. Ook beoogt het kabinet hiermee een efficiencyslag: meer doen met minder middelen.
5. Het jaar 2012: de voorbereiding op de WWNV Het Participatiebudget bestaat uit budgetten voor re-integratie, inburgering en volwasseneneducatie. In de periode 1 januari 2011 tot 31 december 2012 doen wij (samen 5 met het W NK) mee aan de pilot Loondispensatie , als onderdeel van het re-integratiebudget. Deze pilot kan worden gezien als voorbereiding op de WWNV. Voor de inburgering is 2012 het laatste jaar dat de gemeente inburgeringtrajecten kan aanbieden. Met ingang van 2012 wordt het inburgeringbudget wegbezuinigd. Het kabinet heeft besloten per 1 januari 2013 de inburgeringwet aan te passen. Vanaf dat moment heeft de gemeente geen formele rol meer in de uitvoering van de nieuwe inburgeringwet. Bepaalde nieuwkomers, vooral asielgerechtigden (voorheen: statushouders genoemd), behouden het recht op een bijstandsuitkering met de daarbij behorende re-integratieverplichtingen. Voor Volwasseneneducatie berust voor de gemeente de verplichting deze middelen in te zetten bij een ROC. Uit educatiemiddelen mogen geen re-integratie- en inburgeringtrajecten worden ingekocht. W el is het mogelijk om duale trajecten te realiseren, waarbij de taalcomponent uit educatiemiddelen wordt gefinancierd. De gemeente financiert uit de educatiemiddelen de wettelijke taken laaggeletterdheid, Alfabetisering, NT2 (Nederlandse taal op het niveau van het Staatsexamen NT2 I en II. Ook bedoeld voor vrijwillige inburgeraars), en het VAVO (Voortgezet Algemeen Volwassenen Onderwijs, tweedekans onderwijs voor volwassenen). Met het Actieplan laaggeletterdheid 2012 – 2015 beperkt het ministerie de doelstelling van het Volwasseneneducatie (W EB, wet educatie en 3
Het nieuwe instrument Loondispensatie is voor iedereen die niet in staat is om zelfstandig 100 % van het wettelijke minimumloon (WML) te verdienen en onder de doelgroep van de WWNV valt. Werkgevers hoeven niet het gangbare loon te betalen, maar alleen dat deel dat de werknemer arbeidsproductief is (=loonwaarde). De gemeente vult het inkomen van mensen met recht op een WWNV-uitkering via een aanvullende uitkering aan tot maximaal 100 % WML aan.
4
Bijlage 3 bevat een korte omschrijving van de hervormingen. Zie ook: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wet-werkennaar-vermogen-wwnv 5
Wat het instrument Loondispensatie inhoudt, is al omschreven in paragraaf 3.
6
beroepsonderwijs) tot de basisvaardigheden taal/rekenen/aanpak laaggeletterdheid. Het VAVO wordt met ingang van schooljaar 2014-2015 rechtstreeks onder aansturing van het rijk gebracht. Dit betekent een vermindering van 50 % van het educatiebudget. De verdeling van het Participatiebudget was voor het onderdeel educatie en inburgering gebaseerd op outputmaatstaven. Vanaf 2012 zijn de outputmaatstaven losgelaten. Vanaf 2013 vindt de invoering van de WWNV plaats. Met de bovenbeschreven veranderingen in gedachten, en ter voorbereiding op de WWNV zullen wij de Participatieladder en het Participatiebudget zodanig moeten gebruiken dat de burgers die ondersteuning nodig hebben, in staat worden gesteld om naar vermogen mee te doen. Dit in samenhang met, de budgetten van de WWB en de (vernieuwde) Wmo. Hoe, dat staat omschreven in 8. Inzet voorzieningen en budgetplafonds per trede.
6. De cliënten op de Participatieladder en hun groeipotentieel Wij hebben voor de Participatieladder gekozen, omdat het een eenvoudig instrument is om inzicht te krijgen in het potentieel van de cliënten uit het klantenbestand om daadwerkelijk (meer) mee te kunnen doen. De Participatieladder brengt ook andere resultaten dan uitstroom uit de bijstand of een behaald diploma in beeld. Door gebruik van de Participatieladder ontstaat een duidelijk beeld van de samenstelling van het klantenbestand en het groeipotentieel daarin. De Participatieladder
De Participatieladder kent twee soorten participatie: arbeidsparticipatie (het hoogste niveau van meedoen, trede 5 en 6) en maatschappelijke participatie (trede 1 tot en met 4). Wij zien participatie breed: iedere burger kan binnen zijn of haar mogelijkheden meedoen. Ook een geïsoleerde burger die de stap zet naar vrijwilligerswerk, geldt als resultaat. Door de resultaten te registreren maakt de Participatieladder het mogelijk om het participatiebeleid te volgen, te evalueren en om keuzes te maken bij de inzet van de middelen.
Met de Participatieladder kunnen wij de effecten van de afzonderlijke voorzieningen (reintegratie, inburgering, educatie, sociale activering, zorg) volgen. Iedere voorziening kan bijdragen aan het mogelijk maken dat de burger (meer) gaat meedoen. Door de effecten van de instrumenten te kennen, kunnen wij een optimale mix van instrumenten vaststellen. Hoewel het streven is om het groeipotentieel van de burgers te benutten, is het realistisch te beseffen dat de hoogste trede of het opklimmen daar naartoe niet voor iedereen is weggelegd. Beter is dan ook om de klant te diagnosticeren op zijn of haar potentiële 6 arbeidsproductiviteit . De potentiële arbeidsproductiviteit bepaalt het loon dat mensen maximaal kunnen verdienen wanneer alle tijdelijke belemmeringen (zoals schulden en verslaving) zijn weggenomen en de vaardigheden maximaal zijn vergroot. Dit is in overeenstemming met het doel van het instrument loondispensatie (zie hiervoor 4. Vooruitblik hervorming WWB/WIJ, WWNV). Op basis van de potentiële arbeidsproductiviteit wordt er nog meer ingezoomd op de cliënten op de 6 treden van de Participatieladder. Vier groepen worden dan onderscheiden. 6
Deze inzichten zijn gebaseerd op het RWI/SEO onderzoek “Gemeentelijk re-integratiebeleid vergeleken”, publicatiedatum: 28 februari 2011. SEO Economisch Onderzoek doet onafhankelijk toegepast economisch onderzoek in opdracht van overheid en bedrijfsleven. Onderzoek van SEO helpt opdrachtgevers bij het nemen van beslissingen. SEO Economisch Onderzoek is gelieerd aan de Universiteit van Amsterdam.
7
-
-
-
-
Groep 1: Mensen met een negatieve potentiële arbeidsproductiviteit. Investeringen om hen te re-integreren is onrendabel. Voor deze groep zijn de kosten van begeleiding hoger dan de productiviteit. Deze mensen zullen nooit zonder ondersteuning (on)betaald werk kunnen verrichten. Wel zijn trajecten maatschappelijke participatie en sociale activering, vanuit de budgetten van W elzijn of WMO zinvol; Groep 2: Mensen met een positieve potentiële arbeidsproductiviteit, maar lager dan het minimumloon. Ook na ondersteuning zullen zij niet het minimumloon kunnen verdienen. Deze mensen zullen altijd ondersteuning nodig hebben, zoals door middel van loonkostensubsidie. Om de loonkostensubsidie beperkt te houden, kan een gerichte training de arbeidsproductiviteit verhogen; Groep 3: Mensen met een actuele arbeidsproductiviteit lager dan het minimumloon, die met (tijdelijke) ondersteuning hun arbeidsproductiviteit kunnen verhogen tot boven het minimumloon. Door re-integratie-instrumenten als loondispensatie, scholing, of werkstage kan hun verdienvermogen opgehoogd worden tot boven het minimumloon; Groep 4: Mensen met een actuele arbeidsproductiviteit boven het minimumloon. Deze groep kan werkloos zijn vanwege fricties op de arbeidsmarkt.
De Participatieladder deelt de cliënten in hoever hun afstand is tot de arbeidsmarkt op basis van hun actuele positie. De potentiële arbeidsproductiviteit bepaalt welk niveau op de participatieladder voor de cliënt maximaal haalbaar is. Onderstaande tabel laat de maximaal haalbare trede zien per groep. Bijvoorbeeld cliënten die tot groep 1 behoren, kunnen beginnen in trede 1 (geïsoleerd) en opklimmen tot maximaal trede 3 (meedoen aan georganiseerde activiteiten). Hoger is voor hen niet haalbaar. Tabel 1: Maximaal haalbare trede op de Participatieladder Trede op Participatieladder 1. Geïsoleerd 2. Sociale contacten buiten de deur 3. Deelname aan georganiseerde activiteiten 4. Onbetaald werk 5. Betaald werk met ondersteuning 6. Betaald werk
Maximaal haalbaar voor groep
Groep 1 Groep 2 Groep 3 en 4
7. Resultaat van het plaatsen van het cliëntenbestand op de Participatieladder Om te kunnen beginnen met het concreet toepassen van de Participatieladder is er een nulmeting van het totale bestand nodig. Dit is de eerste fase van de diagnose van het klantenbestand. Nadat de raad prioriteiten heeft vastgesteld aan welke treden het budget te besteden, zal in de tweede fase een nadere diagnose worden gesteld naar de potentiële arbeidsproductiviteit (volgens de genoemde groepsindeling zoals uiteengezet in 6. De cliënten op de Participatieladder en hun groeipotentieel) van de klanten. Op basis van deze nadere diagnose volgt een keuze van een re-integratie- en/of participatie-instrument voor de klant. Hoe beperkter de middelen, hoe belangrijker de effectiviteit van het instrument. De 7 consulenten hebben hierbij een belangrijke sturingsrol. Zij zijn het eerste aanspreekpunt en begeleiden klanten individueel naar zijn of haar doel, het liefst reguliere arbeid. Dat betekent dat zij als eerste in staat zijn om persoonlijke belemmeringen van de klant te kunnen beoordelen. Door een brede, integrale klantintake kan de consulent inzicht krijgen in de behoeften van de klant om zijn of haar maatschappelijke of economische zelfredzaamheid te bevorderen of te behouden.
7
In de tweede helft van 2011 zal het team van de consulenten Werk, Inkomen, Zorg (WIZ) met een job/participatiecoach uitgebreid worden. Het gevolg zal een intensivering van de dienstverlening aan de klant zijn. In 10. Ambitie en prestatieindicatoren voor 2012 staat de eerste opdracht voor de job/participatiecoach: door zelf de re-integratie van cliënten op trede 4 en 5 uit te voeren, zullen er meer cliënten uitstromen naar trede 6, en daarmee uit de uitkering.
8
7.1. De nulmeting Figuur 1: Indeling naar leeftijd
Indeling bestand naar leeftijd >55 jaar
35-55 jaar
27-35 jaar
< 27 jaar 0
20
40
60
80
100
120
< 27 jaar
27-35 jaar
35-55 jaar
geen uitkering
1
7
16
>55 jaar 2
ontvangt uitkering
20
26
98
38
Het totale bestand bestaat uit 208 cliënten, en zijn ingedeeld op de Participatieladder. Van het totale cliëntenbestand ontvangen 182 een uitkering en 26 geen uitkering (deze cliënten werken in het kader van hun traject). 54 % van het cliëntenbestand is tussen de 35 en 55 jaar. Daarna volgen de ouderen met 19 %. Het merendeel van de cliënten tussen de 35 en 55 jaar bevindt zich op trede 2 (sociale contacten buitenshuis) en trede 3 (deelname aan georganiseerde activiteiten) van de Participatieladder, respectievelijk 33 % en 38 % (zie 8 Figuur 2: Samenstelling cliëntenbestand). Op trede 3 ontvangt 37 % in deze leeftijdscategorie geen uitkering (zie Figuur 3: Leeftijd vs positie) Figuur 2: Samenstelling cliëntenbestand
cliëntenbestand op de Participatieladder trede 6; 7; 3%
trede 1; 3; 1%
trede 5; 26; 13%
trede 2; 69; 33% trede 4; 24; 12%
Uitleg Bijvoorbeeld : op trede 3 staan 79 cliënten, en dat is 38 % van het totale bestand
trede 3; 79; 38%
8
De berekening is als volgt. Leeftijdscategorie 35-55 jaar op trede 3: 22 ontvangen een uitkering; 13 ontvangen geen uitkering. In deze leeftijdcategorie bevinden zich dus in totaal 35 cliënten op trede 3. 13 cliënten zonder uitkering is 37 % van het totaal.
9
Figuur 3: Leeftijd vs positie
Leeftijd vs positie op de Participatieladder 120 100 l te tis A
80 60 40 20 0 < 27 jaar uitkering
<27 jaar geen uitkering
27-35 jaar uitkering
27-35 jaar geen uitkering
35-55 jaar uitkering
35-55 geen uitkering
>55 jaar uitkering
>55 jaar geen uitkering
0
0
0
0
2
0
1
0
trede 2
1
0
2
0
48
0
18
0
trede 3
15
1
17
7
22
13
3
1
trede 4
1
0
2
0
7
2
11
1
trede 5
3
0
4
0
14
1
4
0
trede 6
0
0
1
0
5
0
1
0
totaal
20
1
26
7
98
16
38
2
trede 1
Figuur 4: Duur verblijf
Opbouw naar verblijf in bestand < 1 jaar
1-3 jaar
3-5 jaar
30%
> 5 jaar
31%
14% 25%
Figuur 4: Duur verblijf laat zien dat 25 % van het cliëntenbestand tussen de 1 en 3 jaar afhankelijk is van de ondersteuning (naar werk of voor een uitkering) door de gemeente. Een minderheid (14 %) is tussen de 3 en 5 jaar cliënt van de gemeente. Een even grote groep verblijft korter dan een jaar (31 %) of langer dan 5 jaar (30 %) in het bestand. Een belangrijke opmerking hierbij is dat per 1 oktober 2010 jongeren die in de WWB zaten, zijn omgeschakeld naar de WIJ. In totaal hebben 17 jongeren in de periode 1-6-2010 tot 31-039 2011 een leerwerkaanbod plus een W IJ voorziening (aanvullende uitkering) ontvangen . Een stelling kan zijn, dat er indien na een jaar geen uitstroom plaatsvindt, het verblijf in het cliëntenbestand dan meestal tussen de 1 en 3 jaar is.
9
Deze cijfers zijn uit het verslag van het Regionaal Jongerenloket over de periode juni 2010 tot en maart 2011
10
Figuur 5: Duur en wel of niet uitkering
Duur verblijf in bestand 200 150 100 50 0 ontvangt uitkering
< 1 jaar
1-3 jaar
3-5 jaar
> 5 jaar
totaal
63
40
21
58
182
2
11
8
5
26
ontvangt geen uitkering
Zoals Figuur 5: Duur en wel of niet uitkering laat zien ontvangt het merendeel een (aanvullende) uitkering. Indien niet na 3 jaar uiteindelijk uitstroom plaatsvindt, dan zal het verblijf in het bestand langer dan 5 jaar duren. Figuur 6: Verblijf en positie
Verblijf in bestand vs positie op de Participatieladder 70 60 50 la t n a A
40 30 20 10 0 < 1 jaar uitkering
< 1 jaar geen uitkering
1-3 jaar uitkering
1-3 jaar geen uikering
3-5 jaar uitkering
3-5 jaar geen uitkering
> 5 jaar uitkering
> 5 jaar geen uitkering
trede 1
2
0
0
0
1
trede 2
25
0
6
0
9
0
0
0
0
29
trede 3
20
2
22
8
0
5
7
10
trede 4
5
0
1
5
3
3
0
12
0
trede 5
7
0
trede 6
4
0
9
0
2
1
7
0
2
0
1
0
0
totaal
63
2
0
40
11
21
8
58
5
figuur 6: verblijf en positie analyseert het verband tussen de duur van het verblijf in het cliëntenbestand en de huidige positie op de Participatieladder. De meeste cliënten uit de 10 categorie tussen 1 en 3 jaar staan op trede 3 (58 % ). Opvallend is, dat de cliënten die korter dan een jaar in een uitkering zitten, ruim vertegenwoordigd zijn op trede 2 (38 %) en 11 trede 3 (34 %) . 10
De kolommen 1-3 jaar uitkering en 1-3 geen uitkering bij elkaar opgeteld/totaal op trede 3 van deze kolommen = 30/51*100 = 58 %.
11
De kolommen < 1 jaar uitkering en < 1 jaar geen uitkering bij elkaar opgeteld/totaal op trede 2 respectievelijk trede 3. Dat wil zeggen, 25/65*100 = 38 % respectievelijk 22/65*100 = 34 %.
11
7.2. Conclusie van de nulmeting Als conclusie van de nulmeting stellen wij voor dat onze inspanning zich moet richten op trede 2 en 3 van de Participatieladder. Dit betekent: de cliënt activeren om zich opwaarts op de Participatieladder te gaan bewegen via vrijwilligerswerk of andere sociale activeringsactiviteiten. W ant, de stelling is, dat er indien na een jaar geen uitstroom plaatsvindt, het verblijf in het cliëntenbestand dan langer dan 3 jaar kan duren. Verder hebben wij in ons collegeprogramma gesteld dat de gemeente Langedijk haar sociaal gezicht wil behouden. Het ‘meedoen’ van burgers stimuleren wij op twee manieren: via een re-integratie- of sociale activeringstraject. En door ondersteuning via het Minimabeleid met de LangedijkerPas als belangrijk participatie-instrument. Een tweede aandachtsgroep is de cliënt die gestimuleerd zou moeten worden zich richting werk met ondersteuning te ontwikkelen. Denk hierbij aan het instrument loondispensatie. Uit 12 onderzoek is namelijk gebleken dat een cliënt op een bepaalde trede maximaal twee treden omhoog kan ‘promoveren’. Tenslotte is een winst te behalen door effectief te investeren in trede 5. Op deze trede staan namelijk veel parttime werkenden. De gemeente verstrekt deze mensen een aanvullende uitkering. Indien de gemeente meer mensen op deze trede stimuleert om meer uren te gaan werken, zal dit tot minder uitgaven voor de uitkeringen leiden.
8. Inzet voorzieningen en budgetplafonds per trede Hoe krijgen we de mensen op weg naar hun maximaal haalbare trede? Naar onderzoek van RW I/SEO is in tabel 2 opgesomd voor welke groep welke instrument het best werkt. Tabel 2: Wat werkt voor wie?
Instrumenten gericht op de werkloze Wegnemen tijdelijke belemmeringen voor maatschappelijke participatie (schuldhulpverlening, verslavingszorg) Sociale activering: bevorderen maatschappelijke participatie Vergroten productiviteit: vakgerichte training en scholing Werkervaringsplaatsen Verplichte activiteiten o.a. in het kader van W orkFirst (Loon Boven Uitkeringen, LBU) Instrumenten gericht op werkgever Permanente loonkostensubsidie Tijdelijke loonkostensubsidie Loondispensatie Verbeteren aansluiting tussen vraag en aanbod Bemiddeling en sollicitatietrainingen
Groep 1
Groep 2
Groep 3
Groep 4
X
X
X
(X)
X
X
X
X
X X X
X X X X
Toelichting: De kruisjes geven aan per groep welke instrumenten effectief kunnen zijn. Dit betekent niet dat ze altijd moeten worden ingezet. Een kruisje tussen haakjes betekent dat het instrument niet door de gemeente geïnitieerd hoeft te worden maar dat het initiatief ook bij de werkzoekenden kan liggen.
Uit het onderzoek van SEO blijkt dat sociale activering mensen niet aan het werk krijgt, maar wel de maatschappelijke participatie vergroot. Trainingen en scholing, werkervaringsplaatsen en bemiddeling en sollicitatietraining blijken wel de kans op werk te vergroten. Over het algemeen zijn deze instrumenten effectiever voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (groep 1, 2 en 3). Niet alleen tijdelijke belemmeringen als verslaving of schulden, ook het nog te beperkte “menselijk kapitaal” van de belanghebbende kan reden zijn dat hij of zij nog onvoldoende productief is. Vakgerichte trainingen, werkervaringsplaatsen, en ook langer durende scholing (selectief ingezet) kan worden 12
Bedoeld wordt het genoemde SEO onderzoek.
12
ingezet om de productiviteit te verhogen. Verplichte activiteiten in het kader van WorkFirst/Loon Boven Uitkering (LBU) zijn voor deze groep geschikt om weer arbeidsritme te krijgen, en om inzichtelijk te krijgen of iemand gemotiveerd is. Zodra de productiviteit boven het minimumloonniveau komt of is, zijn bemiddeling en sollicitatietrainingen effectieve instrumenten voor groep 3 en 4 om een goede match op de arbeidsmarkt te bewerkstelligen. Bemiddeling en sollicitatietraining zijn effectiever voor mensen met een kleine afstand tot de arbeidsmarkt (groep 4). Ook blijkt dat re-integratieactiviteiten met een verplicht karakter (WorkFirst/LBU) de kans op een baan sterk vergroten. Alleen 60-plussers en mensen die korter dan vier weken in de uitkering zitten hebben geen baat bij WorkFirst.
8.1. Conclusie onderzoek SEO Duidelijk is dat wij onze instrumenten voornamelijk moet richten op groep 3: de groep die ondersteuning nodig heeft om het minimumloon te kunnen verdienen. Deze mensen hebben de meeste potentie om door te stromen naar trede 6, en daarmee uit een uitkeringsituatie.
8.2. Waar zet de gemeente Langedijk op in? Op basis van de conclusies uit 7.2. Conclusie van de nulmeting en 8.1. Conclusie onderzoek SEO richten wij ons op trede 2 (sociale contacten buitenshuis) en 3 (deelname aan georganiseerde activiteiten) van de Participatieladder. Georganiseerde activiteiten wil ook zeggen, het volgen van scholing of traject, of het doen van vrijwilligerswerk. Door middel van scholing of via een traject stimuleert de gemeente de cliënt richting werk (met ondersteuning) of maatschappelijke participatie. Het Minimabeleid met als belangrijk instrument de LangedijkerPas is hieraan ondersteunend: wij stimuleren niet alleen om mee te doen aan bijvoorbeeld voetballen bij een sportvereniging, ook vinden wij het belangrijk dat de belanghebbende daadwerkelijk iets doet voor de samenleving. Bijvoorbeeld: het meehelpen op de kinderboerderij. Ook is er een winst te behalen bij een investering in trede 5. Op deze trede staan namelijk veel parttime werkenden, die een aanvullende uitkering ontvangen. Door hen te stimuleren meer uren te gaan werken, kan dat tot minder uitgaven voor de uitkeringen leiden. Cliënten die na een tijdelijke ondersteuning meer dan het minimumloon verdienen (groep 3/trede 3), en zo de uitkering kunnen uitstromen, zijn binnen de context van het beperkte Participatiebudget een gunstige investering. Voor cliënten op trede 2 zal gezocht worden naar aansluiting op de participatieactiviteiten vanuit Wmo en W elzijn.
9. Criteria toekenning van de voorzieningen De voorzieningen moeten bijdragen aan het behouden van duurzame economische en maatschappelijke zelfredzaamheid. Dit moet op een doelmatige manier worden bereikt. Daarom zijn er criteria opgesteld die gelden bij de toekenning van een participatievoorziening. De criteria -
-
-
13
De aanvrager behoort tot de doelgroepen als omschreven in het “Beleidskader 13 Participatie in Langedijk” , en is beperkt maatschappelijk of economisch zelfredzaam. De aangeboden participatievoorziening draagt bij aan de kortst mogelijke weg naar 14 het behalen van een startkwalificatie , duurzame inzetbaarheid of meedoen in de samenleving of op de arbeidsmarkt. Educatie of andere aangeboden opleidingen duren niet langer dan 1 jaar, tenzij voor het behalen van een startkwalificatie een langere periode noodzakelijk is.
Beleidskader Participatie in Langedijk; voor de jaren 2009-2012, paragraaf 6.7., pg. 8. Zie bijlage 1.
14
Het rijksbeleid is er op gericht dat de jongere de school pas verlaat na het behalen van een startkwalificatie. Daarmee wordt bedoeld een diploma VWO, HAVO of MBO op minimaal niveau 2. Daarom is sinds 1 augustus 2007 de leerplichtwet uitgebreid met de kwalificatieplicht. Deze kwalificatieplicht vangt aan direct na het einde van de leerplicht en eindigt zodra de jongere de leeftijd van 18 jaar bereikt of een startkwalificatie heeft behaald.
13
10. Ambitie en prestatie-indicatoren voor 2012 Om het resultaat van de participatieactiviteiten concreet en meetbaar te maken, vertaalt de 15 raad zijn ambitie in prestatie-indicatoren . Deze indicatoren zijn gebaseerd op het groeipotentieel van de cliënt. Het aantal stappen dat een persoon maakt op de Participatieladder bepaalt zijn of haar groei. Gemiddeld duurt een stap (bijvoorbeeld van trede 3 naar trede 4) 1 jaar. Vervolgens is er een onderscheid tussen personen die een groeipotentie hebben en personen die op hun ‘eindtrede’ zitten van de Participatieladder. Op basis van bovenstaande gegevens worden de volgende prestatie-indicatoren bijgehouden: Aantal personen dat een of meerdere stappen omhoog heeft gezet op de participatieladder. Aantal personen dat een of meerdere stappen omlaag heeft gezet op de participatieladder. Aantal personen dat binnen 1 jaar kan groeien op de participatieladder. De gemiddelde uitkeringsduur van de deelnemers aan trajecten. Aantal personen zonder groei of ontwikkelingspotentie. Aantal personen dat na uitstroom op de arbeidsmarkt binnen een jaar weer terugkeert. Het streven is dat cliënten op een zodanige wijze hun belemmeringen voor henzelf handelbaar maken, dat zij in staat zijn minimaal 1 trede op de Participatieladder te stijgen. Wij trachten dit mogelijk te maken door projecten en activiteiten te ontwikkelen. De raad heeft daarvoor in de Programmabegroting 2012 indicatoren vastgesteld: -
-
Als anticipatie op de Wet W erken naar Vermogen per 1 januari 2013 21 deelnemers 16 aan het project Loondispensatie (“Beloond W erken”) . Een realisatie van 20 matches door re-integratie in eigen beheer (jobcoach). De gemeente voert de regie over specifieke projecten gericht op voorbereiding op inburgering of loopbaanbegeleiding voor niet westerse allochtonen (vooral de aandachtsgroep Somaliërs) gericht op succesvolle uitstroom naar de arbeidsmarkt. Dit zijn 7 trajecten. Het aantal inburgeringtrajecten is minimaal gelijk aan de taakstelling huisvesting statushouders (20). Om de taalontwikkeling bij anderstaligen te stimuleren realiseert de gemeente 10 taalkoppels. Een resultaat van 5 % minder schuldsaneringen dan in 2011 door de organisatie van budgettrainingen.
Om onze ambitie waar te maken, kunnen wij niet zonder de inzet en samenwerking met de instellingen, particulieren en organisaties die zich inzetten voor het ‘meedoen’ van alle burgers in de samenleving van Langedijk. In de volgende paragraaf wordt kort op de rol van het Participatienetwerk ingegaan.
15
Deze prestatie-indicatoren zijn al voor een groot deel gesteld in de gemeentebegroting 2012, programma sociale voorzieningen.
16
Dit project wordt door de Werkvoorzieningschap Noord Kennemerland (WNK) uitgevoerd. Meer informatie: http://beloondwerken.wnk.nl/ . Door loondispensatie kunnen werkgevers en mensen met een arbeidsbeperking elkaar een dienst bewijzen. De één hoeft niet het minimumloon te betalen, de ander ontvangt een aanvullende uitkering. Bovenal krijgt deze gemotiveerde groep mensen door loondispensatie meer kans op een reguliere baan.
14
11. Rol Participatienetwerk Langedijk17 Het Participatienetwerk geeft actieve inbreng bij het tot stand brengen van het minima- en participatiebeleid in Langedijk. Om de klant vooruit te helpen, en een trede te laten stijgen op de Participatieladder, wil de gemeente zoveel mogelijk producten en instrumenten gebruiken die in de gemeente aanwezig zijn. Binnen het Participatienetwerk komen gemeente, aanbieders en belangenbehartigers bij elkaar. Allen vinden het belangrijk dat iedere burger in Langedijk kan meedoen in de samenleving. Het Participatienetwerk komt minimaal twee keer in het jaar bij elkaar. In de tussentijd vinden de leden van het 18 Participatienetwerk elkaar op het digitaal platform Pleio . De resultaten van de samenwerking binnen het Participatienetwerk zijn een intern digitaal productenboek voor de consulenten en een sociale kaart voor de belanghebbenden, en ook voor de consulenten, op internet.
12. Financiële paragraaf (op basis van de gemeentebegroting 2012) De ambities uit paragraaf 10. Ambitie en prestatie-indicatoren voor 2012 hebben gevolgen voor de budgetverdeling op de Participatieladder. De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen of uitgeputte begrotingsposten alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag om ondersteuning of een voorziening. De hoogte van het in te zetten participatiebudget is gelijk aan de gelden die door het rijk aan de gemeente voor dit doel beschikbaar zijn gesteld. W ij zullen, indien voorzien wordt dat de beschikbare budgetten overschreden zullen worden, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen om de financiële risico’s te kunnen beheersen. Om het weigeren van een voorziening mogelijk te kunnen maken, is in de Participatieverordening vastgelegd dat het college budgetplafonds kan instellen, en deze in beleidsregels vastleggen. Het Participatiebudget bepaalt het financieel kader. Tabel 3: Het Participatiebudget laat de opbouw van het budget voor 2012 zien. Tabel 3: Het Participatiebudget Inkomsten Rijksbijdrage Participatiebudget Gemeentelijke bijdrage Totale bestedingsruimte
Begroting 2012 € 595.706 € 129.294 € 725.000
Kadernota 2012 € 425.349 € 129.294 € 554.643
Op Prinsjesdag 2010 kondigde het kabinet een korting van € 190 miljoen op het macrobudget van het Participatiebudget vanaf 2012. Daarbovenop komen nog de nieuwe kortingen uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte/Verhagen. Deze korting is meegenomen in de begroting van 2012. In een beschikking van 30 september 2011 heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de budgetten met betrekking tot het Participatiebudget 2012 bekend gemaakt. Daaruit blijkt dat het budget nog verder omlaag moet worden bijgesteld met € 170.000. Omdat de informatie te laat was voor de verwerking in de begroting 2012, zal de actualisatie plaatsvinden bij de Kadernota 2012. De totale bestedingsruimte voor 2012 bedraagt € 554.643. Dit budget zal worden gebruikt voor de pilot Loondispensatie (“Beloond W erken”), en de treden 2, 3 en 5 van de Participatieladder. Voor de activiteiten op deze treden zal een jobcoach worden ingezet.
17
Het Participatienetwerk geeft actieve inbreng bij het tot stand brengen van het minima- en participatiebeleid in Langedijk. Om de klant vooruit te helpen, en een trede te laten stijgen op de Participatieladder, wil de gemeente zoveel mogelijk producten en instrumenten gebruiken die in de gemeente aanwezig zijn. Binnen het Participatienetwerk komen gemeente, aanbieders en belangenbehartigers bij elkaar. Allen vinden het belangrijk dat iedere burger in Langedijk kan meedoen in de samenleving. Het Participatienetwerk komt minimaal twee keer in het jaar bij elkaar.
18
Pleio is een initiatief van het programma Ambtenaar 2.0 van de stuurgroep Overheid voor de Toekomst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, met de Belastingdienst. Het is een platform waar ambtenaren makkelijk met elkaar kunnen samenwerken en burgers kunnen betrekken. Het platform van het Participatienetwerk Langedijk is te vinden op: https://www.pleio.nl/pg/groups/71408/participatienetwerk-langedijk/ .
15
Vanaf 2013 komt er één ongedeeld re-integratiebudget WWB/WIJ, Wajong en Wsw. Door het weghalen van de schotten tussen de verschillende re-integratiebudgetten kunnen wij het beschikbare geld gerichter en efficiënter inzetten. Dat kan de effectiviteit van de inzet van re-integratiemiddelen vergroten. Belangrijk om te realiseren is dat bijna 70 procent van het beschikbare re-integratiebudget in 2015 naar de Wsw (1.8 miljard van de beschikbare 2.6 miljard euro) gaat. Voor de veranderde taken vanaf 2013 op het sociaal beleidsdomein stellen wij op regionaal niveau een Visiedocument W et Werken naar Vermogen op.
13. De strategische keuzes: de budgetverdeling over de treden van de Participatieladder 19
Het minder ruim Participatiebudget noodzaakt ons om de middelen efficiënt in te zetten. Wij kijken dan ook naar de bedrijfsvoering: uitvoering van trajecten en andere participatieinstrumenten in eigen beheer (jobcoach), en het nadrukkelijk verbinden van (gesubsidieerde) participatieactiviteiten, bekostigd uit het Wmo- / W elzijnsbudget met het Participatiebudget. Dit zal de gewenste efficiëntie bevorderen. Verder bepaalt de conclusie van 8.2. Waar zet de gemeente op in? de keuzes voor de budgetverdeling over de treden van de Participatieladder. Op basis van de prioriteiten van de raad zoals gesteld in 7.2. Conclusie van de nulmeting, 8. Inzet voorzieningen en budgetplafonds per trede en 10. Ambitie en prestatie-indicatoren voor 2012, spannen wij ons in voor activiteiten gericht op trede 2 (sociale contacten buitenshuis), 3 (deelname aan georganiseerde activiteiten) en 5 (betaald werk met ondersteuning) van de Participatieladder. Vooral richten wij ons op parttime werkenden (trede 5) en cliënten die na een tijdelijke ondersteuning meer dan het minimumloon verdienen (trede 3/groep 3). Voor cliënten op trede 2 zal ook gezocht worden naar aansluiting bij participatieactiviteiten vanuit Wmo en W elzijn. Wij stimuleren de cliënten op trede 2 om een tegenprestatie voor 20 hun uitkering te doen naar vermogen . Dat wil zeggen, onbetaald werk c.q. vrijwilligerswerk. Voorbeelden zijn kantinewerk bij een voetbalvereniging of helpen op de kinderboerderij. Tenslotte investeren wij in het behalen van (of het traject naar) een startkwalificatie, omdat deze kwalificatie een duurzame deelname aan de arbeidsmarkt waarborgt.
19
In de WWNV zal de financieringssystematiek van de WWB blijven gelden.
20
Als één van de hervormingen WWB/WIJ kan de gemeente per 1 januari 2012 de belanghebbende een verplichting opleggen om naar vermogen een tegenprestatie te verrichten.
16
BIJLAGEN Losse bijlage 1: Beleidskader Participatie in Langedijk
17
Bijlage 2: Puntsgewijze samenvatting van de Hoofdlijnennotitie werken naar vermogen (Divosa)
De notitie is een uitwerking van de afspraken die hierover in het regeer- en gedoogakkoord zijn gemaakt. Bij de uitwerking van de maatregelen zijn de overeengekomen ombuigingen uit het regeeren gedoogakkoord leidend. Het kabinet heeft met de VNG afspraken gemaakt over de uitwerking van de Wet werken naar vermogen (WWNV). Deze staan genoemd in het Bestuursakkoord tussen Rijk en VNG, onderdeel „Werken naar vermogen‟. De WWNV zal per 1 januari 2013 worden ingevoerd. De nieuwe wet dient een individueel, maatschappelijk én financieel belang. De notitie geeft aan hoe het kabinet ervoor wil zorgen dat zoveel mogelijk mensen naar vermogen gaan meedoen. Het kiest daarbij voor maatregelen om: - mensen die nu nog niet werken maar dat wel kunnen te prikkelen om te gaan werken, - gemeenten meer ruimte te geven hen daarbij te ondersteunen en - werkgevers te stimuleren deze mensen in dienst te nemen. De uitgangspunten Wet werken naar vermogen Voor de mensen Mensen met een arbeidsbeperking die een beroep gaan doen op de WWNV zullen in eerste instantie beoordeeld worden op hun mogelijkheden om (deels) te werken. - Als iemand alleen in een beschutte omgeving kan werken, dan blijft instroom in de Wsw mogelijk. - Voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikte jonggehandicapten blijft de Wet Wajong bestaan. Iedereen werkt naar vermogen, bij voorkeur bij een reguliere werkgever. - Ondersteuning of begeleiding is beschikbaar voor wie dat nodig heeft; - loondispensatie kan ingezet worden voor mensen die nog niet volledig zelfstandig het wettelijk minimumloon (wml) kunnen verdienen. - Voor de mensen in de WWNV gelden de polisvoorwaarden van de WWB/WIJ. Voor de uitvoering De WWNV wordt uitgevoerd door gemeenten. Gemeenten worden verantwoordelijk voor de hulp en ondersteuning van mensen met een arbeidsbeperking. Ze krijgen daarbij meer vrijheid om de diverse re-integratiebudgetten naar eigen inzicht te besteden. - Er komt één ongedeeld re-integratiebudget - Gemeenten zullen zich verantwoorden en informatie verstrekken conform de huidge WWBsystematiek. SZW en VNG gaan kijken of een verlichting mogelijk is. - De huidige expertise van het UWV met betrekking tot het naar werk begeleiden en ondersteunen van jongeren met een arbeidsbeperking moet behouden blijven en op zorgvuldige wijze ondergebracht worden bij de gemeenten. - Er komt een herstructureringsfaciliteit sociale werkvoorziening. Mensen moeten ook in de toekomst beschut kunnen werken. De faciliteit is bedoeld voor de verdere redesign van de SW. Voor de transitieperiode is een faciliteit van eenmalig 400 miljoen vastgesteld (over de periode 2012 t/m 2018). Voor hulp aan werkgevers Gemeenten zullen, zoals ze gewend zijn, ook straks in de WWNV werkgevers actief gaan benaderen. Het kabinet overlegt met gemeenten hoe de uitvoering zo kan worden ingericht dat werkgevers te maken hebben met eenduidige aanspreekpunten. - Gemeenten zullen voor dienstverlening aan werkgevers die ook buiten de gemeente actief zijn dienstverlening ontwikkelen die daarbij aansluit. - Werkgevers hoeven bij inzet van loondispensatie alleen de geleverde productiviteit te betalen. - Door regelingen te bundelen worden de mogelijkheden inzichtelijker voor werkgevers: eenvoudig en effectief. - Werkgevers moeten mensen simpel en eenvoudig kunnen inpassen. Gemeenten nemen de bureaucratie voor werkgevers bij plaatsingen zoveel mogelijk uit handen. Simpel, eenvoudig en transparant - Het kabinet zorgt met de WWNV voor één regime voor iedereen met arbeidsvermogen die voorheen een beroep zou doen op de Wet Wajong, de Wsw of de WWB/WIJ.
-
Voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn blijft de Wet Wajong bestaan. Voor mensen die niet in staat zijn om bij een reguliere werkgever aan de slag te gaan, kunnen gemeenten vanaf 1 januari 2013 gebruik maken van het instrument „beschut werken‟ in de Wsw.
Rechten en plichten - Mensen die op dit moment een Wsw-indicatie hebben behouden de huidige rechten en plichten uit de Wsw. - Uitgangspunt bij de nieuwe instroom WWNV is: werk boven uitkering. Inkomensondersteuning kan alleen maar aanvullend zijn op de middelen waarover iemand zelf beschikt. Dat betekent in beginsel dat alle middelen van de betrokkenen (en de eventuele partner) meegenomen worden bij het vaststellen van de hoogte van de inkomensondersteuning. Ook de wijzigingen in de WWB/WIJ zoals de toets op het huishoudinkomen zijn van toepassing. - Mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt in de Wajong zitten behouden 75% wml. Dit percentage geldt ook voor nieuwe instroom volledige en duurzaam arbeidsongeschikten per 2013. Voor deze groepen zal geen partner- en middelentoets gelden. - Gemeenten moeten ook mensen met een arbeidsbeperking die géén uitkering hebben, ondersteunen naar werk. Zij kunnen in aanmerking komen voor het instrument loondispensatie. Daarnaast kunnen ze aanspraak maken op andere instrumenten zoals bijvoorbeeld jobcoaching en werkplekaanpassing. De beoordeling van wat in het individuele geval nodig is ligt bij gemeenten. - Gemeenten moeten hun beleid met betrekking tot de WWNV vastleggen in een verordening. De gemeente dient daarbij te zorgen dat de verschillende groepen in vergelijkbare mate aan bod komen, waarbij speciale aandacht zal worden besteed aan mensen met een arbeidshandicap. - UWV gaat bekijken wie er van de huidige Wajongers over arbeidsvermogen beschikt en wie niet. Er zijn twee groepen: Wajongers die een uitkering ontvangen op grond van de oude Wajong tot 2010 en Wajongers die een uitkering ontvangen en/of ondersteuning op grond van de nieuwe Wajong (instroom 2010, 2011 en 2012). - Wajongers die op basis van de UWV-toets helemaal niet kan werken houdt ook vanaf 1 januari 2014 75% wml. - Wajongers die op basis van de UWV-toets wel arbeidsmogelijkheden hebben krijgen vanaf 1 januari 2014 een uitkering ter hoogte van 70% wml. - Voor alle Wajongers die voor 2012 zijn ingestroomd, blijft géén partner- en middelentoets gelden. Ook niet als zij geacht worden te kunnen werken. Overgang In het regeerakkoord was een ingangsdatum voor de Wajongers van 1 januari 2012 voorzien. - Wajongers met arbeidsvermogen die in 2012 instromen doen dit tijdelijk. Personen met arbeidsvermogen die in 2012 in de Wajong stromen, zullen daarom met ingang van 1 januari 2014 onder de WWNV gaan vallen. - Personen die op of na 15 mei 2011 op de wachtlijst van de Wsw komen te staan worden, als hun indicatie verloopt na 1 januari 2013 en zij dan nog op de wachtlijst staan, bij de periodieke herindicatie volgens het nieuwe criterium Wsw “beschut werk” ge(her)indiceerd. - De huidige WWBers en WIJ-gerechtigden zullen ook onder het WWNV-regime worden gebracht. Keuring en indicatie - De indicaties Wajong en Wsw moeten op elkaar aansluiten (om eenheid te bevorderen). Beiden moeten ook aangepast. - UWV zal de indicatie voor de toekomstige Wajong en toekomstige Wsw uitvoeren.
19
Uitvoering en financiering - De WWNV wordt decentraal utgevoerd door gemeenten; die worden beleidsmatig en financieel verantwoordelijk. - De huidige financieringssystematiek van de WWB gaat gelden. - Het budget dat gemeenten over houden mogen zij vrij besteden. Loondispensatie, nieuw instrument - Voor iedereen die om wat voor reden dan ook niet in staat is om zelfstandig 100% wml te verdienen en onder de doelgroep van de WWNV valt. - Werkgevers hoeven niet het gangbare loon te betalen maar alleen dat deel dat de werknemer arbeidsproductief is (= loonwaarden). - De overheid vult het inkomen van mensen met recht op een WWNV-uitkering via een aanvullende uitkering aan tot maximaal 100% wml. - Het loon en de aanvulling samen kunnen tijdelijk minder bedragen dan 100% wml, zolang iemand nog niet naar zijn volledige mogelijkheden werkt. - Loonwaarde wordt vastgesteld met een loonwaardemeting. Dit gaat via een erkende methode. - Een onafhankelijke derde beoordeeld eerst of iemand überhaupt tot de doelgroep “loondispensatie” behoort. (red. Ook in de WWNV zullen straks mensen zitten die zelfstandig in staat zijn om 100% wml te verdienen, maar nu door omstandigheden toch tijdelijk geen werk hebben). - Loondispensatie is in principe tijdelijk. Periodiek, in ieder geval na maximaal 2 a 3 jaar, vindt er een nieuwe loonwaardemeting en toegangstoets plaats. - Gemeenten kunnen de aanvulling op het loon betalen uit het I-deel. De begeleidings- en ondersteuningskosten kunnen worden gefinancierd uit het re-integratiebudget. - Het kabinet gaat het meten van de loonwaarde wettelijk regelen (dit om een zorgvuldige aanbak te garanderen). - Mensen mogen maximaal 9 jaar een loon en aanvulling onder 100% wml hebben. Dit mag ook korter zijn. Bijvoorbeeld als na 5 jaar al blijft dat er geen perspectief is dat iemand zich nog kan verbeteren. - Rijk en VNG gaan het instrument loondispensatie na drie jaar evalueren. Beschut werken - Gemeenten moeten het gemeentelijk beleid voor beschut werken in een verordening
-
-
vastleggen om te borgen dat mensen met een indicatie „beschut werken‟ toegang tot de Wsw houden. Gemeenten moeten gezamenlijk structureel 30.000 plekken voor beschut werk blijven realiseren. Met ingang van 2013 bieden gemeenten jaarlijks een afgesproken aantal plekken voor nieuwe instroom beschut werken aan. Het aantal is in omvang gelijk aan ongeveer een derde deel van de uitstroom uit de huidige Wsw. Het vaststellen van de CAO waar mensen in beschut werken onder vallen is de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. In de toekomstige bekostiging zal het Rijk de vergoeding per arbeidsplaats voor de nieuwe instroom begrenzen en afstemmen op een inkomen van 100% wml. De meerkosten van een dergelijke CAO zijn voor rekening van de werkgever.
Eén ongedeeld re-integratiebudget - Bestaat uit: de bestaande re-integratiebudgetten voor de Wsw en de WWB/WIJ bij elkaar. Daarnaast hevelt het Rijk geld over vanuit het re-integratiebudget Wajong van het UWV. - Het is niet de bedoeling dat dit geld wordt uitgegeven aan mensen die zonder steun hun weg naar de arbeidsmarkt ook weten te vinden. - Door meer kennis van de best bewezen aanpak en verdere professionalisering van het reintegratieproces, kunnen de middelen effectiever en doelmatiger worden ingezet. Actieve werkgeversbenadering én bereidheid bij werkgevers - Het moet voor werkgevers aantrekkelijker en eenvoudiger om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. - Gemeenten moeten activiteiten als de werkgeversdienstverlening op een effectief schaalniveau uitvoeren. - Het kabinet verwacht dat gemeenten actief op zoek gaan naar banen en wil daarbij ondersteuning bieden door campagnes gericht op werkgevers en bevordering van positieve beeldvorming van de doelgroep. 20
-
-
-
-
Werkgevers verwachten een helder aanspreekpunt. Het kabinet is in gesprek met gemeenten om te bezien hoe ook voor landelijk en regio-overschrijdend werkende bedrijven het uitgangspunt van „1 loket‟ zo goed mogelijk kan worden geborgd. Instrumenten die werkgevers ondersteunen bij het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking moeten eenvoudig en effectief zijn. Het kabinet zorgt voor een toereikende „gereedschapskist‟ voor gemeenten en werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen (loondispensatie, detachering, ondersteuning, werkplekaanpassingen). Bestaande instrumenten worden op mogelijkheden voor het vergroten van effectiviteit (vereenvoudiging en stroomlijning) doorgelicht. De bestaande werkgeversservicepunten kunnen een rol spelen bij het ontzorgen van werkgevers. Het kabinet wil graag afspraken maken met sociale partners over het beschikbaar maken van arbeidsplaatsen voor menen met een arbeidsbeperking. Vanaf 1 januari 2011 hanteert de rijksoverheid als uitgangspunt dat 1% van het aantal werkplekken bestemd is voor menen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt; in het bijzonder mensen met een arbeidsbeperking. In 2011 gaat het kabinet beslissen over ROI in haar inkoopbeleid. Om een hogere arbeidsparticipatie te kunnen realiseren is samenhang met andere dossiers als onderwijs en zorg essentieel.
Budgettair kader WWVN Maatregelen (in miljoenen) 3A. Wajong beperken tot volledig en duurzaam (netto) 3B. Niet volledig duurzaam zittend bestand Wajong van 75% naar 70% 3C. Beperking toegang tot de WSW (netto) 3E. Gerichte re-integratie en begeleiding ontschotte WWB, Wsw en Wajong Waarvan korting Wsw en reintegratie WWB (bruto) Waarvan uitverdieneffect Totaal (afger. op 10 mlj. euro)
2011
2012
2013 -20
2014 -76
2015 -107
Structureel -900
30
30
30
-50
-100
0
0
0
-30
-100
-650
-300
-290
-420
-490
-300
-400
-490
-690
-690
-500
100 -270
200 -280
200 -580
200 -800
200 -1850
-30
De maatregelen 3A en 3B gaan over de Wajong. Maatregel 3C gaat over het beperken van de Wsw tot beschut werk en de invoering van het instrument loondispensatie voor gemeenten. Maatregel 3E betreft het ontschotte re-integratiebudget voor WWB, Wajong en Wsw. Ten opzichte van het regeerakkoord en in vervolg op de afspraken met gemeenten is een aantal wijzigingen aangebracht: - In het regeerakkoord was voorzien dat de maatregel beperking Wajong tot volledig en duurzaam arbeidsongeschikt met ingang van 2012 in werking zou treden. - Als gevolg van de inwerkingtreding van de WWNV met ingang van 1 januari 2013 zal deze maatregel een jaar later ingaan en zullen de Wajongers die in 2012 instromen met ingang van 1 januari 2014 onder de WWNV vallen. - Verder is het uitverdieneffect als gevolg van de korting op de re-integratie WWB in 2012 aangepast. Herstructureringsfaciliteit Wsw Om de transitieperiode te overbruggen, zal een herstructureringsfaciliteit voor de sw-sector worden gecreëerd. Het doel van deze faciliteit is om de transformatie te ondersteunen richting een efficiëntere bedrijfsvoering van de sector.
21
in miljoenen euro 1. Versnellen beperking Wsw (netto) 2. Stimuleringsuitkering Wsw 3. Aanvullende bijdrage SZW Totaal Totaal 2012-2018 : 400 miljoen
2012
2013 30
2014 70
2015 34
2016 32
2017 32
2018 32
18 8 60
18
18
30 60
18 32 120
18
10 10
50
50
50 400
In de eerste plaats zal de maatregel beperking toegang tot de Wsw 1 jaar eerder in gang worden gezet dan in het regeer- en gedoogakkoord was voorzien. In de tweede plaats zullen de middelen uit hoofde van de stimuleringsuitkering „bonus begeleid werken‟ over de periode 2014 – 2018 worden toegevoegd aan de herstructureringsfaciliteit. VNG en Rijk stellen gezamenlijk criteria vast op basis waarvan een onafhankelijke commissie de herstructureringsplannen gaat beoordelen. De gemeenten dienen hun herstructureringsplannen en aanvragen voor een beroep op het herstructureringsfaciliteit uiterlijk 1 januari 2012 in, zodat de herstructureringsoperatie vanaf 1 juli 2012 kan starten. De middelen uit de faciliteit kunnen uitsluitend worden aangewend voor de herstructurering van de sw-sector. De faciliteit is nadrukkelijk niet bestemd om exploitatietekorten af te dekken. Overheveling re-integratie Wajong Middelen voor de re-integratie Wajong zijn op dit moment toegekend aan het UWV. Over de reintegratiemiddelen Wajong is afgesproken dat structureel 122 miljoen wordt overgeheveld van UWV naar het ontschotte re-integratiebudget. Dit betekent dat een deel van de re-integratiemiddelen voor het UWV beschikbaar blijft.
Inzet Rijk in miljoenen euro Toevoeging aan ontschot reintegratiebudget ivm beperking Wajong
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
structureel
15
46
61
76
91
106
122
122
Uitvoeringskosten WWNV Voor de uitvoeringskosten WWNV voor gemeenten is afgesproken dat structureel (na 2015) 27 miljoen wordt overgeheveld naar het gemeentefonds(accressystematiek). Daarnaast vindt er voor wat betreft de uitvoeringskosten geen uitname plaats uit het Gemeentefonds als gevolg van het wetsvoorstel WWB-maatregelen, de afschaffing van de WWIK het wetsvoorstel afbouw dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon (AHK). Uitvoeringskosten (in miljoenen euro) Toevoeging aan ontschot re-integratiebudget ivm beperking Wajong
22
2013 15
2014 46
2015 61
Bijlage 3: Voorgenomen wijziging WWB, intrekken WIJ met ingang van 1 januari 2012
Als de Eerste Kamer instemt met de plannen van het kabinet wordt de WWB per 1 januari 2012 op een aantal punten aangescherpt om te benadrukken dat de bijstand écht het laatste vangnet is. De regels voor jongeren worden - in aangescherpte vorm - opgenomen in de WWB. De WIJ wordt ingetrokken. Voorgenomen wijzigingen op hoofdlijnen 1. Eigen verantwoordelijkheid voor werk Jongeren tot 27 jaar moeten eerst 4 weken zelf actief op zoek gaan naar werk en een opleiding voordat zij een uitkering of ondersteuning kunnen aanvragen. Het kabinet wil hiermee de eigen verantwoordelijkheid van jongeren benadrukken. Als na 4 weken blijkt dat de jongere terug kan naar school of dat hij zich onvoldoende heeft ingezet om aan werk te komen, bestaat er geen recht op een bijstandsuitkering. 2. Gezinsuitkering in de bijstand Ouders en inwonende kinderen moeten straks gezamenlijk 1 uitkering, de gezinsuitkering, aanvragen. Er wordt niet meer alleen gekeken naar de inkomsten van de ouders onderling, maar ook naar die van inwonende kinderen (het huishoudinkomen). 3. Tegenprestatie ontvangers bijstandsuitkering Gemeenten krijgen ruimere mogelijkheden om een tegenprestatie naar vermogen te vragen van mensen die een uitkering ontvangen. 4. Beperking verblijf in buitenland met bijstand Mensen met een bijstandsuitkering die tijdelijk geen werk hoeven te zoeken, mogen straks maximaal 4 weken per jaar naar het buitenland. Nu is dat 13 weken. Voor mensen van 65 jaar en ouder wordt de termijn teruggebracht van 26 weken naar maximaal 13 weken per jaar. 5. Scholingsplicht voor ouders met kleine kinderen Alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar blijven vrijgesteld van de sollicitatieplicht. Nieuw voor hen is een scholingsplicht. Daarnaast mogen ze meer bijverdienen met werken in deeltijd zonder dat de uitkering wordt gekort.
23