Faculteit der Geesteswetenschappen
Nwsbrf#155 / 02.2013 1 4 5 6 7 7 8 10 14 15 15 16
Interview Frank van Vree en Marjolein Blaauboer Nieuws Onderwijs De Openbaring In en uit dienst Promoties, oraties en afscheidscolleges Boek in beeld De Glinsterende Geest SPUI25 Bijzondere Collecties Column OR Pioniers
De instellingstoets, een nieuw onderdeel van de accreditatie
Transparantie, verantwoording en verantwoordelijkheid In het voorjaar 2013 vindt bij de UvA, net als aan andere universiteiten, een ‘instellingstoets’ plaats. Decaan Frank van Vree en bestuurssecretaris Marjolein Blaauboer vertellen over nut en noodzaak van dit nieuwe onderdeel van het landelijke accreditatiestelsel en - vooral - de gevolgen voor onze faculteit. De Nederlands-Vlaams Accreditatieorganisatie (NVAO), die waakt over de kwaliteit van het hoger onderwijs, heeft in 2010 een nieuwe systematiek van beoordeling ingevoerd. Was er voor die tijd sprake van één allesomvattende onderwijsvisitatie per opleiding, in het nieuwe stelsel is het beoordelingsproces in tweeën geknipt: aan de ene kant opereren er onderwijsvisitatiecommissies die afzonderlijke opleidingen beoordelen, aan de andere kant een commissie die de instelling als geheel bekijkt en vooral let op de bestuurlijke processen, de studieomgeving en andere elementen waarvoor opleidingen niet verantwoordelijk zijn. De FGw heeft dit jaar voor het eerst met deze nieuwe opzet te maken: de visitatie van afzonderlijke opleidingen is in volle gang en in februari en maart vindt bij de UvA de instellingstoets plaats. Van Vree: ‘De nieuwe instellingstoets meet eigenlijk de kwaliteit van het bestuur. De commissie onderzoekt of een instelling haar zaakjes bestuurlijk op orde heeft. Als het goed is, worden de onderwijsvisitaties van opleidingen door deze uitbreiding meer
to the point, wordt het op den duur minder werk en zijn de resultaten beter.’ Blaauboer: ‘De visitatiecommissie die langskomt voor de instellingstoets, voert gesprekken met de Raad van Toezicht, het College van Bestuur en gaat vervolgens steeds dieper de universitaire en facultaire organisatie in. Daarbij wordt vooral gelet op de onderwijsvisie en het systeem van kwaliteitszorg. Zo vraagt de commissie hoe het kwaliteitszorgproces is ingericht, om vervolgens uit te zoeken of dat proces in de praktijk en op de werkvloer werkt zoals het beschreven is.’ De introductie van de instellingstoets zou tot een scherpere, heldere beoordeling moeten leiden. Blaauboer: ‘Voorheen richtte een visitatiecommissie zich op alles tegelijk, van de universitaire of facultaire faciliteiten tot de inhoud van een opleiding. Als opleiding werd je dus ook beoordeeld op bijvoorbeeld computerzalen, je werd ook afgerekend op zaken waar de instelling als geheel over besluit. In de twee pijlers van de nieuwe accreditatie worden de kwaliteit van het totaal en de inhoud van de opleidingen afzonderlijk getoetst.’
Verandering functioneel en instrumenteel inzetten Het nieuwe accreditatiestelsel bracht veranderingen voor de universitaire organisatie met zich mee. Van Vree: ‘De voorbereidingen op de instellingstoets hebben geleid tot een groter bewustzijn over de inrichting van allerlei bestuurlijke en onderwijskundige processen. Voor mij staat het buiten kijf dat het goed is om onze organisatie af en toe kritisch tegen het licht te houden. Daarnaast vraagt de instellingstoets een grotere mate van verslaglegging en documentatie van zaken die eerder niet of nauwelijks werden vastgelegd. Natuurlijk moet daar in eerste instantie veel energie in worden geïnvesteerd. Dat is niet leuk, maar wel onvermijdelijk.’ Inhoud of bureaucratie? Van Vree: ‘We proberen deze veranderingen functioneel en instrumenteel in te zetten en niet te benaderen als een puur bureaucratische uitvoering van iets wat ons wordt opgelegd. Er zijn echte inhoudelijke pluspunten: deze verandering biedt kansen om een aantal zaken professioneler en efficiënter te organiseren, en de verslaglegging kan onduidelijkheid wegnemen.
UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
Bij de opleidingscommissies bijvoorbeeld komen een hoop signalen binnen, van wat er minder goed of juist wel goed gaat. De kans is groot dat zoiets binnen die opleidingscommissie blijft hangen en je die informatie niet boven tafel krijgt. Zo blijkt herhaaldelijk dat onderwerpen wel zijn onderzocht, maar vervolgens zijn blijven liggen. Dat is natuurlijk eeuwig zonde. Een betere kwaliteitszorg moet dat voorkomen.’ Blaauboer: ‘Bij de instellingstoets gaat het erom dat het bestuurlijke proces goed is ingericht. Kwaliteitszorg is een hot item geworden vanwege de instellingstoets. De instellingstoets heeft mede tot doel vast te stellen of de UvA een doeltreffend systeem van kwaliteitszorg hanteert om de kwaliteit van onderwijs te garanderen. Het project Kwaliteitszorg was een gevolg van de zelf reflectie waar we door de instellingstoets toe werden overgehaald, en het veelbesproken toetsbeleid is daarvan weer een onderdeel. De naderende instellingstoets is aanleiding geweest om allerlei processen systematischer in te richten. Daarbij kwam bijvoorbeeld ook aan het licht dat over sommige onder-
werpen eindeloos gediscussieerd werd, omdat onduidelijk is bij wie de verantwoordelijkheid ligt. Verantwoordelijkheden en bevoegdheden duidelijk beleggen, dat komt niet alleen de efficiëntie ten goede, maar ook de effectiviteit.’ Plan de campagne Alle Nederlandse universiteiten krijgen te maken met het vernieuwde accreditatiestelsel. Een aantal universiteiten - zoals die in Utrecht, Nijmegen en Rotterdam - hebben de visitatie al achter de rug. Om goed beslagen ten ijs te komen liet de UvA afgelopen november een proefaudit doen. De uitkomst was ‘redelijk positief’, aldus Van Vree, maar de betekenis ervan is ook beperkt. De echte audit prikt namelijk veel dieper in de organisatie. De visitatiecommissie gaat dan in gesprek over de doelstellingen en doelen zoals de UvA die zelf heeft bepaald. Blaauboer: ‘Eind februari wordt daarvoor eerst gesproken met de Raad van Toezicht, het CvB, de decanen en de onderwijsdirecteuren.’ Een aantal weken later vinden dan zogeheten trails plaats, waarmee de commissie controleert of die doelen ook daadwerkelijk binnen de organisatie zijn uitgerold. ‘Er zijn zowel horizontale als verticale trails mogelijk. Een horizontale trail is bijvoorbeeld: een zelfde set van vragen aan studieadviseurs van verschillende faculteiten voorleggen. Bij een verticale trail gaat men anders de organisatie in: hoe is een universiteitsbrede doelstelling vertaald in facultair
2
beleid, wat deed een College daarmee, hoe heeft het Hoofd Onderwijs daar binnen een departement invulling aan gegeven, wat heeft een programmateamleider daar vervolgens mee gedaan en wat merkt een docent- of studentlid van de opleidingscommissie ervan?’ Het gaat er niet om dat medewerkers de onderwijsvisie van de UvA van buiten kennen. Van Vree: ‘Bestuurlijke dossiers hoef je niet uit je hoofd te kennen, dat is niet relevant en zegt niet zoveel. Het gaat erom dat men antwoorden geeft die passen in de geest van de onderwijsvisie van de UvA, dat de onderwijsvisie als het ware in de faculteiten, departementen en opleidingen is verankerd en ingedaald, of dat men daarmee bezig is. Nog lang niet alle doelstellingen zijn verwezenlijkt, sommige processen vragen ook een langere looptijd. Maar we moeten kunnen laten zien dat processen geland zijn, dat eraan gewerkt wordt én dat er vervolgens gecheckt wordt wat er van terecht komt.’
Instellingstoets leidde tot kwaliteitszorg en toetsbeleid Een oefening in verantwoordelijkheid Van Vree: ‘De instellingstoets attendeert je op sterke en zwakkere punten. De opleidingscommissies bijvoorbeeld functioneren op een aantal plekken al jaren, maar elders ging het minder goed. Nu worden we door de instellingstoets eigenlijk gedwongen om te zorgen dat er overal goed functionerende opleidingscommissies zijn. Als dat lukt, is dat winst.’ Blaauboer: ‘In bredere zin wordt willekeur voor studenten voorkomen, door goede procedures en regels. Zo voorkom je dat de ene student wel een vrijstelling krijgt voor een bepaald vak en een andere student niet. Ook wordt voorgeschreven dat de kwaliteit van toetsing op orde is, met als uitgangspunt dat studenten van een zelfde cohort hetzelfde niveau bereiken.’ Gaat het hier om meer dan administratieve efficiëncy en bureaucratische standaardisering? En hoe kunnen die bijdragen aan kwaliteitsverbetering? Van Vree: ‘Laten we eens kijken naar de eindtermen van een opleiding en dan vooral de scriptie, toch een proeve van bekwaamheid, een meesterstuk. Het is van belang dat de beoordeling ervan binnen een opleidingsteam onderwerp van gesprek is. Op welke gronden geef je een cum laude of een onvoldoende? Een beoordelingsformulier kan dan een nuttig instrument zijn. Inhoudelijk legt het formulier niets vast, het beperkt een docent op geen enkele manier om zijn professionele deskundigheid te laten gelden. Wel dwingt het ons om onze oordelen te expliciteren. Een beoordelingsformulier
Nwsbrf#155 / 02.2013
leidt op zo’n manier tot transparantie, zowel binnen de opleiding en de universiteit als tegenover studenten. Het kost in het begin misschien wat extra tijd, maar zal onderdeel worden van je routine. Dertig jaar geleden werkte ik al met standaardformulieren, om een zekere eenheid in de beoordelingen te krijgen, maar ook omdat je niet elke keer opnieuw hoeft na te denken over je criteria, zoals literatuurgebruik, stijl, compositie, oorspronkelijkheid, kwaliteit van de probleemstelling. Het beoordelingsformulier is niet ingewikkelder dan dat. En als het goed is, leidt de invoering van zo’n instrument - want meer is het niet - tot interne gesprekken en een explicitering van oordelen. Als dat niet het geval is, dan blijft het inderdaad bij bureaucratische rompslomp. Zie het dus als een instrument; die knop omzetten, dat is natuurlijk hartstikke moeilijk.’ Van Vree is ervan overtuigd dat het vastleggen van dit soort procedures een investering voor de toekomst is. ‘Als je zulke zaken eenmaal goed hebt ingericht, valt het daarna erg mee. De instellingstoets heeft ons gedwongen om bestuur en administratie transparant op te zetten, zodat kwaliteit gegarandeerd wordt en dat er verantwoording wordt afgelegd. Dat laatste is een belangrijk nieuw element: de instellingstoets brengt precies in kaart hoe verantwoording wordt afgelegd.’ Blaauboer wijst erop dat van die formalisering een preventieve werking uit kan gaan. ‘Kwaliteitszorg heeft niet alleen te maken met het oplossen van problemen, maar ook met het voorkomen ervan.’ Van Vree: ‘In dat opzicht zie ik de instellingstoets als een oefening in verantwoordelijkheid. Als organisatie stel je je verantwoordelijk voor alle aspecten van het onderwijs.’
je het als opleiding eigenlijk doet. Maar linksom of rechtsom, wat je wil bereiken is dat er transparante, duidelijke regels zijn, waar je als opleiding verantwoordelijkheid voor wil nemen en waar je op afgerekend mag worden. En dat die verantwoordelijkheid getoetst wordt.’
Transparantie voorkomt willekeur Wat als de UvA de instellingstoets niet haalt? Blaauboer: ‘Als de UvA een onvoldoende scoort op onderdelen van de instellingstoets, dan krijgen we een verbeterperiode van een jaar. Als er daarna geen verbeteringen zijn, krijgen de opleidingen weer te maken met een uitgebreide opleidingsbeoordeling.’ Van Vree: ‘Maar dat is een theoretische optie. Waar ik mij op verheug is een zeer positief verslag. Dat zou kunnen leiden tot een bijstelling van ons zelfbeeld.’ Mas Fopma en Melle van Loenen
Trails van onderop Een van de vragen die je bij visitaties bekruipt is of dit nu wel de manier is om werkelijk zicht te krijgen op instellingen en opleidingen. Is het niet vooral veel papier? Van Vree: ‘De visitaties zijn vaak nog van een betrekkelijk oud stempel en neigen naar een administratieve benadering. Bij het AMC heeft men dat eens radicaal anders aangepakt. Schaduwpatiënten gingen mee met patiënten en mochten alles vragen: de arts werd gevraagd om zijn diploma en het patiëntendossier, de schoonmakers en verplegers over hygiëne. Zo gingen die trails kriskras door het hele ziekenhuis. Dat had een enorme impact. Zoiets zou ik hier ook wel eens willen: kijken wat een student tegenkomt wanneer hij door de opleiding wandelt. Dan zullen we misschien wel zien dat sommige studenten na een half jaar nog niet weten wie hun tutor is, terwijl het hele studenttutoraat is bedacht om studenten vanaf de eerste dag onder de vleugels van de opleiding te brengen. Zo’n aanpak met trails van onderop spreekt mij aan, want die houden je een spiegel voor en confronteren je met de feitelijke gevolgen van beleid. Het zou heel helder maken hoe
3
Nieuws Henk van Nierop ICG-promotor van het jaar 2012 Henk van Nierop is op 12 december 2012 uitgeroepen tot ICGpromotor van het jaar. Hij heeft deze prijs gekregen omdat hij de vele promovendi op het gebied van de Gouden Eeuw op uitstekende wijze begeleidt naast zijn taken als departementsvoorzitter. Het door hem ingestelde pizzaberaad - promovendi spreken onder zijn leiding met elkaar over de voortgang van hun onderzoek en eten ondertussen een pizza - is inmiddels legendarisch geworden.
Oddens en Rutjes ICG-promoti van 2012
Joris Oddens en Mart Rutjes hebben op 12 december 2012 de onderscheiding ‘ICGpromotus van het jaar’ ontvangen uit handen van Michael Wintle, directeur van het ICG. Oddens en Rutjes promoveerden beiden in het kader van het onderzoeksproject The First Dutch Democracy, dat geleid wordt door Niek van Sas en Wyger Velema. Het onderzoek van Oddens en Rutjes naar de vroegste werking van de democratie in Nederland werd geroemd vanwege het grote maatschappelijke belang ervan.
Odé krijgt prijs voor documentaire De Nederlandse documentaire Stemmen uit de Toendra - De laatste der Joekagieren, heeft de Grand Prix gewonnen op ARKTIKA 2012 (II International Non Fiction Film Festival Saint Petersburg). De documentaire is gemaakt door Edwin Trommelen, Paul Enkelaar en Cecilia Odé (Taalwetenschap). De prijs bestaat o.a. uit een glazen sculptuur en een geldbedrag van 150.000 roebel dat wordt besteed aan de Engelse vertaling en de montage van een televisieversie. Voor de totstandkoming van haar documentaire heeft Odé een subsidie van € 5.000 ontvangen van het Amsterdams Universiteitsfonds.
UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
De documentaire volgt Cecilia Odé op haar laatste tocht naar de Toendra-Joekagieren, een verdwijnend poolvolk in Noord-Oost Siberië, dat zij al jaren ondersteunt bij het behouden van hun taal en cultuur.
Onderzoeksprijs voor Witte Arno Witte, uhd Algemene cultuurwetenschappen, kreeg de jaarlijkse onderzoeksprijs toegekend door de NederlandsVlaamse Werkgroep Italië Studies. Hij kreeg de prijs voor The artful hermitage. The Palazetto Farnese as a Counter-reformation diaeta (Rome: L’Erma di Bretschneider, 2008). Het juryrapport vermeldt: ‘Omwille van zijn zeer innovatieve en fundamentele bijdrage aan één van de belangrijkste en meest complexe periodes uit de Italiaanse kunstgeschiedenis, is de keuze gevallen op het boek van Arno Witte. [...] Precies de wisselwerking tussen een ‘traditioneel’ kunsthistorische aanpak en een cultuurhistorisch perspectief, die Arno Witte ook in zijn ander werk aan de dag legt, maakt dit boek tot een blijvende referentie en inspiratie.’
26 februari - introductiebijeenkomst nieuwe medewerkers Om nieuwe medewerkers kennis te laten maken met de facultaire organisatie organiseert de FGw sinds vorig jaar regelmatig een introductiebijeenkomst. Deze facultaire introductie is een aanvulling op het universitaire introductieprogramma en de introductie op de werkplek. De eerstvolgende facultaire introductiebijeenkomst vindt plaats op dinsdag 26 februari. Facultaire bestuurders en beleidsmedewerkers belichten de organisatie en gaan in op actuele ontwikkelingen. De nieuwe medewerkers leren in informele sfeer andere collega’s kennen. Ter afsluiting is er een lunch. 26 februari, 09.00-13.00, Bungehuis, zaal 101. Meer informatie en aanmelden: medewerker.uva.nl/ fgw-introductie
Verder is er een AUV-kring voor gepensioneerden opgericht (alumni.uva.nl > Alumni kringen > UvA-Gepensioneerden). Een aanvraagformulier voor de voorziening is te vinden op uva.nl/ac. De facultaire emeritiregeling blijft hiernaast bestaan voor actieve emeriti-hoogleraren die beschikken over het ius promovendi. Zie hiervoor medewerker.uva.nl/fgw/personele_en_administratieve-zaken.cfm.
Rust- en lactatieruimten bij de FGw Het Arbeidsomstandighedenbesluit (artikel 3.48) en de Arbeidstijdenwet (artikel 4:8) schrijven voor dat de werkgever voor ruimte zorgt waar werknemers zich kunnen terugtrekken voor het geven van borstvoeding of om moedermelk af te kolven. Hiervoor moet een geschikte, afgesloten ruimte beschikbaar zijn. In het ‘Arbo-activiteitenplan 2012’ werd vastgelegd dat naast de bestaande ruimte in het PC Hoofthuis ook in andere FGwpanden rust- en lactatieruimten zouden worden ingericht. In 2012 zijn na de nodige verbouwingen de volgende ruimtes voor dit doel ingericht: - Bungehuis: 5.20 - PC Hoofthuis: 0.79 C - Kunsthistorisch Instituut: kamer 0.03 - BG 13a: 2.25. Ingang Vendelstraat 8 (in samenwerking met de FdR en FMG ingericht) Alle ruimten beschikken over een keukenblokje met warm en koud water, koelkast met vriesvak en een (lig)stoel. Tevens is de ventilatie geregeld, zijn er papieren handdoeken aanwezig en wordt de ruimte regelmatig schoongemaakt. De privacy is gewaarborgd: de deur kan worden afgesloten, en waar nodig zijn gordijnen of luxaflex aangebracht. Als u van de rust- en lactatieruimte gebruik wilt maken kunt u de sleutel afhalen bij de portier van het pand. Tevens kunt u daar op een rooster aangeven op welke dagen en tijden u van de ruimte gebruik wenst te maken. Meer informatie: Fred Beijen, arbocoördinator FGw (T 020 525 3153,
[email protected]).
Account voor gepensioneerden Iedere gepensioneerde kan sinds gratis blijven beschikken over een UvA-mailadres en/ of een UvAnetID. Daarmee blijven de Digitale Bibliotheek en de medewerkerssite toegankelijk. Het is dus niet meer nodig om een gastonderzoekerschap aan te vragen om toegang tot deze faciliteiten te blijven houden na pensionering. De nieuwe voorziening is ook beschikbaar voor degenen die na 2008 met pensioen of FPU zijn gegaan of van vanwege arbeidsongeschiktheid niet meer in dienst zijn. De exwerknemers die hiervoor in aanmerking komen, zijn geïnformeerd.
4
Onderwijs 50 certificaten Basiskwalificatie Onderwijs bij GARS
Op 20 december heeft decaan Frank van Vree tijdens een feestelijke bijeenkomst 45 BKO-certificaten bij GARS uitgereikt aan een diverse groep onderwijsgevenden, van hoogleraar tot docent bij het departement Geschiedenis, Archeologie en Regiostudies. Frank van Vree verwees naar die Friese boer, die veertig jaar in zijn auto reed voordat hij werd aangehouden en toch nog zijn rijbewijs moest gaan halen. In januari volgen nog vijf certificaten. Daarmee is de pilot Inhaalslag BKO met succes bij GARS afgerond. Aanleiding voor de inhaalslag is de afspraak met het CvB dat uiterlijk 1 september 2014 minimaal 90% van alle FGw docenten een BKO certificaat zal hebben behaald. Al langer werd aan nieuwe docenten gevraagd een BKO cursus te volgen, maar in VSNU verband is afgesproken dat al het wetenschappelijk personeel met minimaal 0,1 fte onderwijsaanstelling over een BKO-certificaat dient te beschikken. Op dit moment is het percentage BKO bij de FGw 21%. Voor docenten met minimaal drie jaar onderwijservaring is een verkort traject in het leven geroepen, dat rekening houdt met de aanwezige bekwaamheden van de zittende staf. Basis is de invulling van een BKO-vragenlijst (in ca. 4-8 uur), aangevuld met drie onderwijsevaluaties. Een toetsingscommissie, die bestaat uit assessoren uit de FGw en van het Centrum voor Nascholing Amsterdam, beoordeelt deze op een aantal competenties als professionele houding, ontwerpen en uitvoeren van onderwijs, begeleiden van studenten, ontwikkelen en organiseren van onderwijs. Veel aanwezigen bij de uitreiking van GARS zeiden - na aanvankelijke bedenkingen het invullen van de vragenlijst als een nuttige exercitie te hebben ervaren, juist vanwege de nadruk op reflectie op het onderwijs, leerervaringen en ontwikkel behoeften. De grote lijn bij GARS was een expliciet enthousiasme voor onderwijs en een sterke oriëntatie op onderlinge samenwerking en afstemming. De dossiers gaven blijk van veel ideeën en inspiratie om het didactisch repertoire uit te breiden en van het besef dat docentprofessionalisering thuishoort bij de GSH en het College, meer dan nu het geval is.
Nwsbrf#155 / 02.2013
Het is de bedoeling om de bevindingen op hoofdlijnen uit te wisselen en van een vervolg te voorzien, bijvoorbeeld op individueel niveau in de vorm van een coachings- of een trainingsaanbod en op departementsniveau in de vorm van collegiale onderwijsuitwisseling en het begeleiden van beginnende docenten door ervaren stafleden. Inmiddels is de inhaalslag ook bij KRC in gang gezet, daarna volgen snel de andere departementen. Meer informatie over het traject is te verkrijgen bij dr. Joost Bolten (ud Mediastudies) of Agaath Homminga (hoofd bedrijfsvoering Wijsbegeerte) van de projectgroep BKO, of via
[email protected].
CvB besluit Roemeens In december 2012 heeft het CvB besloten om in te stemmen met de opheffing van de bachelor Roemeense taal en cultuur. Het CvB noemt twee argumenten in zijn besluit: het geringe aantal studenten bij de opleiding en het feit dat het operationeel houden van deze opleiding zowel kwaliteit als geld wegtrekt bij de andere bacheloropleidingen binnen de FGw. Met dit CvB besluit is de procedure afgerond die startte in 2011 op verzoek van de decaan van de FGw. In het CvB-besluit is bepaald dat de instroom in de bacheloropleiding wordt beëindigd per september 2013. Zittende studenten kunnen hun opleiding tot en met 31 augustus 2016 afronden.
Lancering vernieuwde Taalwinkel.nl Op 10 december is de vernieuwde website taalwinkel.nl gelanceerd. De site ging ten overstaan van studenten, docenten en obp van UvA en HvA en vijftien prominente Amsterdammers met een druk op de knop de lucht in, tijdens de bijeenkomst waar het Groot Dictee van UvA en HvA werd gehouden. De auteurs, onder wie Francien Schoordijk en Karolien Kamma van het INTT, werden kort geïnterviewd door Jim Jansen (presentator en hoofdredacteur Folia). De site is in een nieuw jasje gestoken en gebruiksvriendelijker gemaakt. Taalwinkel.nl is een gezamenlijk project van de Dienst Studentenzaken van de HvA en het INTT en is hét online taaladviespunt voor HvA en UvA. - Op de site kunnen studenten terecht voor informatie en oefeningen ter ondersteuning van hun academische (taal)vaardigheden. Zo worden er veel tips en uitleg gegeven over het stap-voor-stap schrijven van academische teksten en het geven van mondelinge presentaties. - Ook is er aandacht voor studievaardig heden als argumenteren, literatuur verwerken en samenvatten. - De taalhulp biedt verder nog antwoord op vragen over spelling, grammatica, woordenschat, stijl en interpunctie. - De beheersing van de Nederlandse taal kan getest worden met diverse taaltests. taalwinkel.nl
Derde bachelordag Steeds meer scholieren oriënteren zich op een vervolgopleiding. Die oriëntatie wordt steeds uitgebreider en een scholier die weet waar hij voor kiest is gemotiveerd. De UvA vindt bij monde van het CvB dat iedere scholier de kans moet krijgen om zich te oriënteren en zich zo voor te bereiden op een weloverwogen studiekeuze. Jaarlijks organiseert de UvA twee bachelordagen voor scholieren ter voorbereiding op hun studiekeuze. De aanmeldingen voor deze dagen in voorjaar en najaar nemen jaarlijks in aantal toe. De laatste bachelordag op 1 december 2012 spande de kroon: de aanmelding voor vrijwel alle opleidingsrondes moest wegens capaciteitsproblemen voortijdig gesloten worden. Daarom heeft het CvB besloten om met ingang van het collegejaar 2013/2014 voor alle opleidingen drie bachelordagen te organiseren. Bovendien heeft het CvB besloten om nog dit academisch jaar een extra dag te organiseren en wel op 6 april 2013. Niet alle opleidingen zullen op 6 april een bijeenkomst (ronde) organiseren. Welke oplei dingen van de FGw aanwezig zullen zijn, wordt op korte termijn vastgesteld. Op deze extra dag wordt wel de gebruikelijke opleidingenmarkt in het Atrium gehouden, waar alle opleidingen door studenten/ docenten vertegenwoordigd zullen zijn. De betrokken medewerkers zijn per mail geïnformeerd door Irene Zwiep, directeur van het College.
Onderwijsprijs 2013-18 maart deadline voordrachten Onderwijs is belangrijk en goed onderwijs verdient waardering. De Onderwijsprijs drukt de betekenis daarvan uit en ook dit jaar wordt deze prijs weer uitgereikt. Bij de selectie van het winnende vak zijn verschillende partijen betrokken, om te beginnen de studenten. Opleidingscommissies kunnen tot 18 maart vakken voordragen via het hoofd Onderwijs van hun departement. Een jury samengesteld uit studenten en medewerkers van de faculteit - met Jan Willem van Henten, directeur van de Graduate School of Humanities als voorzitter - nomineert uit de binnengekomen voordrachten twee bachelorvakken en twee mastervakken. De docenten van de vier genomineerde vakken presenteren vervolgens op woensdag 15 mei 2013 hun vak tijdens een publieke bijeenkomst (15.00-16.30 uur, BH 004). Na kort beraad maakt de jury de twee winnende vakken bekend. Decaan Frank van Vree reikt vervolgens de Onderwijsprijs 2013 uit, waar een geldbedrag van € 1500 aan is verbonden. Met ingang van dit jaar is de organisatie van de Onderwijsprijs in handen van het College en de Graduate School. medewerker.uva.nl/fgw-onderwijsprijs
5
De Openbaring
Van de Leur herleest Hajdu
Elke maand (her)leest een geesteswetenschapper een belangrijk werk voor het eigen vakgebied. Belangrijk omdat het toonaangevend of baanbrekend was, een grote discussie opleverde, omdat het werk alom erkend is in de canon of juist voor de recensent persoonlijk een openbaring betekende.
Eind september 1992 vertrok ik als vierdejaars student Muziekwetenschap van de UvA naar Washington DC. Ik had een beurs gekregen van het Smitshonian Institution om in de Duke Ellington Collection van het National Museum of American History onderzoek te doen naar de samenwerking tussen Ellington (1899-1974) en zijn muzikale rechterhand Billy Strayhorn (1915-1967). Gedurende 28 jaar schreven beide componisten een overweldigende hoeveelheid muziek voor het orkest van Ellington, maar de ware omvang van de samenwerking tussen de ‘muzikale alter ego’s’ was een goed bewaard geheim. Volgens de overlevering vulden de mannen elkaar zo feilloos aan, dat ze zelf achteraf niet meer wisten waar de één met schrijven was opgehouden en de ander was doorgegaan. Ik had het plan opgevat om op basis van de overgeleverde handgeschreven muziek, toen net openbaar toegankelijk, de belangrijkste stilistische verschillen te achterhalen. Niet alleen was de aard en omvang van de samenwerking onbekend, de hele persoon Strayhorn was mij een groot raadsel. Terwijl Ellington genoot van leven in de limelights, leidde Strayhorn een nogal teruggetrokken bestaan. Zodoende bleef hij een voetnoot bij de glorieuze carrière van de Duke en waren er weinig bruikbare bronnen voorhanden. Totdat ik de New Yorkse journalist David Hajdu ontmoette, die al jaren bezig was het leven van Strayhorn te reconstrueren. Een hele opgave, omdat de meeste mensen die hem hadden gekend inmiddels erg oud waren. Bovendien moesten die eerst maar eens worden opgespoord, waarbij klasselijsten, vooroorlogse telefoonboeken en lokale krantjes flinterdunne lijntjes verschaften die soms tot belangrijke ontdekkingen leidden. “Het was
UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
alsof ik de schaduw najoeg van een man die de hoek van de straat al was omgegaan”, zei David Hajdu. Omdat ik inmiddels evenzo gefascineerd was geraakt door Strayhorn, gaf hij mij zijn nog ongepubliceerde manuscript. Ik las het in één ruk uit, en het mocht met recht een openbaring heten: het boek viel naadloos samen met wat ik door bestudering van de handschriften en de muziek inmiddels vermoedde. In deze ontroerende biografie paart Hajdu indrukwekkende onderzoeksjournalistiek aan een meeslepende schrijfstijl en een groot begrip voor de muziek. We leren Billy Strayhorn kennen als een uiterst getalenteerde, maar ook gesloten figuur, die volledig uit de toon viel in de zwarte achterbuurt waarin hij opgroeide. Met een krantenwijk spaarde hij zijn eigen piano bij elkaar, en hij bekwaamde zich als klassiek pianist. Bovendien ging hij componeren: Chopinesque walsjes en Gerswinesque theatermuziek. Rond zijn zestiende schreef hij Lush Life, waarin hij een onwaarschijnlijk volwassen tekst zette op uiterst geraffineerde muziek. Het stuk zou uitgroeien tot een van de bekendste ballads in het jazzrepertoire. Omdat een loopbaan als klassiek musicus geen optie was voor een zwarte pianist, verlegde hij zijn werkterrein naar de jazz. Strayhorn componeerde en arrangeerde voor een keur aan lokale orkesten, totdat hij in 1938 werd voorgesteld aan Ellington, die hem ter plekke inhuurde hoewel hij eigenlijk geen werk voor hem had. Eenmaal in New York werkte hij zich snel op tot Ellingtons stafarrangeur, en schreef hij nieuw materiaal dat van grote invloed zou zijn op de klank van diens orkest. Toch had Strayhorn geen contract (wel een creditcard op kosten van de Duke) en was er geen heldere taakverdeling - het hoorde allemaal bij
de Ellingtoniaanse aanpak. Hajdu laat zien dat de samenwerking met de eigenzinnige Ellington complex was, en naast meester werken ook jammerlijk gemiste kansen opleverde. Strayhorn ontwikkelde een drankprobleem, en hij overleed in 1967 aan slokdarmkanker, slechts 51 jaar oud. Hajdu’s verhaal wordt gedragen door de muzikale bronnen: ik had het vroege pianowerk van Strayhorn teruggevonden bij zijn familie, er doken stukken op voor onbekend gebleven orkesten, en ik was zijn onvermoede werk voor Ellington op het spoor, waaronder tientallen schitterende, maar nooit uitgevoerde composities. Ik begon nu ook in te zien dat de gelaagdheid in Strayhorns stukken wellicht autobiografisch was. Het boek sterkte mij in mijn ambitie een dissertatie over zijn muziek te schrijven. Terecht won Hajdu’s literaire biografie zijn debuut - vele prijzen. Hij is inmiddels hoogleraar Muziekjournalistiek en -kritiek aan Columbia University. Ook is hij nog altijd een goede vriend met wie ik mijn fascinatie voor Strayhorn ongegeneerd kan uitleven. ‘You better get us a table in the back’ zei hij eens tegen een New Yorkse waitress. ‘We might sing.’ Walter van de Leur is hoogleraar Jazz en improvisatiemuziek (leerstoel in samenwerking met het Conservatorium van Amsterdam). David Hajdu. Lush Life: A Biography of Billy Strayhorn. Farrar, Straus & Giroux, New York, 1996.
6
In en uit dienst In dienst december 2012 (aanvulling eerdere Nieuwsbrief) - mw. Lilian Bakker, secretaresse Neerlandistiek - mw. Janna Coomans BA, student-assistent afdeling Onderzoek - mw. Maartje ter Hoeve, student-assistent Nederlandse taalkunde - dhr. dr. Thijs Weststeijn, universitair hoofddocent Mediastudies - dhr. Wouter Jaspar MA, beleidsmede werker kwaliteitszorg, afdeling Onderwijs en Communicatie
- mw. drs. Tanja Holzhey, secretaresse afdeling Onderzoek, in dienst 18.01.2010 - dhr. dr. Joris Kila, onderzoeker Algemene cultuurwetenschappen, in dienst 01.02.2012 - mw. Hanna de Lange, student-assistent Kunst-, religie- en cultuurwetenschappen, in dienst 30.07.2012 - mw. drs. Maria Romijn, teamleider departement Mediastudies, in dienst 01.01.2008 - mw. Marloes Scholtens MA, onderwijs-/ onderzoeksmedewerker afdeling Onderzoek, in dienst 01.05.2012 - mw. Abbie Vandivere MA, promovendus ICG, in dienst 16.01.2008
27 februari Promotie: dhr. A.K. Bustanov (Alfrid), Geschiedenis, Archeologie en Regiostudies/ICG Settling the past. Soviet Oriental Projects in Leningrad and Alma-Ata. Promotor: dhr. prof. dr. Micha Kemper Co-promotor: dhr. prof. dr. Stephane Dudoiguon Agnietenkapel, 10.00 uur
Oratie 1 februari mw. prof. dr. Karina van Dalen-Oskam De stijl van R. Aula, 16.00 uur
40 Jaar dienstjubileum Afscheidscollege januari 2013
januari 2013 (aanvulling eerdere Nieuwsbrief) - mw. dr. Jenny Audring, postdoc onderzoeker Taalwetenschap - mw. Suzanne Duister, secretaresse Taalen letterkunde - mw. Ricarda Franzen, onderzoeksmedewerker Mediastudies - dhr. Arno van Hoeven, student-assistent Kunstgeschiedenis - mw. Karen van der Stal, student-assistent Muziekwetenschap - dhr. Peter Veer MA, promovendus ICG - dhr. dr. Jakub Szymanik, universitair hoofddocent Logic and Language
Uit dienst december 2012 (aanvulling eerdere Nieuwsbrief) - dhr. dr. Laurens van Apeldoorn, onderzoeker Philosophy and Public Affairs, in dienst 01.02.2012 - mw. dr. Elma Blom, onderzoeker Taal wetenschap, in dienst 01.04.2009 - mw. Ava Creemers BA, student-assistent Nederlandse taalkunde, in dienst 01.10.2012 - mw. Hadil Karawani MA, promovendus ACLC, in dienst 01.09.2008 - mw. Tessa Verhoef MSc, promovendus ACLC, in dienst 01.01.2009 - mw. Irena Ajdinovic MA, promovendus ICG, in dienst 01.09.2008
januari 2013 - dhr. dr. Max Bader, universitair docent Europese studies, in dienst 01.05.2012 - mw. Marieke Benoist BA, student-assistent Taalbeheersing, Argumentatietheorie en retorica, in dienst 01.11.2012 - mw. dr. Linda Berkvens, medewerker studentenzaken afdeling Onderwijs en Communicatie, in dienst 29.08.2011 - dhr. prof. dr. Frits Boterman, hoogleraar Geschiedenis, in dienst 01.01.2009 - mw. Dorine de Bruijne, student-assistent Kunst-, religie- en cultuurwetenschappen, in dienst 01.09.2011 - mw. prof. dr. Deborah Cherry, hoogleraar Kunstgeschiedenis, in dienst 01.04.2006
Nwsbrf#155 / 02.2013
- dhr. prof. dr. Pim den Boer, hoogleraar Algemene cultuurwetenschappen, in dienst 01.07.1988
7 februari dhr. prof. dr. Frits Boterman Cultuur als macht in het Derde Rijk. Aula, 15.00 uur
Promoties, oraties en afscheidscolleges Promoties 1 februari mw. H.H. Stuit (Hanneke), Neerlandistiek/ ASCA Ubuntu Strategies in Contemporary South African Culture Promotor: mw. prof. dr. Ena Jansen Co-promotor: mw. dr. Ester Peeren Agnietenkapel, aanvang 10.00 uur
5 februari dhr. E. Asprem (Egil), Kunst-, Religie en Cultuurwetenschappen/ICG The Problem of Disenchantment: Scientific Naturalism and Esoteric Discourse, 1900-1939 Promotor: dhr. prof. dr. Wouter Hanegraaff Agnietenkapel, aanvang 12.00 uur
7 februari mw. L. Contreras Garcia (Lucia), Taal- en letterkunde /ACLC Grammar in 3D. On Linguistic Theory Design Promotor: dhr. prof. dr. Kees Hengeveld Co-promotor: dhr. dr. Daniel Garcia Velasco Agnietenkapel, aanvang 10.00 uur
22 februari mw. M.C. Wilkinson (Maryn), Mediastudies / ASCA Wonder Girls - The Representation of Teenage Girls in 1980’s American Cinema Promotor: mw. prof. dr. Patricia Pisters Co-promotor: dhr. dr. Jaap Kooijman Agnietenkapel, 14.00 uur
7
Boek in beeld De publicaties in deze rubriek zijn de afgelopen periode toegestuurd aan de redactie van de Nieuwsbrief. Toegezonden boeken worden bewaard tot de eerstvolgende facultaire Boekenborrel, waar de boeken worden tentoongesteld. Boekenborrels vinden tweemaal per jaar plaats ter ere van de auteurs. Na de Boekenborrel worden de daar getoonde publicaties geretourneerd aan de eigenaars. Recentelijk verschenen publicaties van de hand van wetenschappers van de faculteit kunnen worden opgestuurd t.a.v. de redactie van de Nieuwsbrief, Spuistraat 210 (kamer 0.06), 1012 VT Amsterdam. Een beschrijving van een ingezonden boek, waarin in maximaal 100 woorden voor niet-vakgenoten wordt aangegeven waar het boek over gaat, en wat het belang of het bijzondere van het boek is, kan worden gestuurd aan:
[email protected]. In aanmerking voor deze rubriek komen boeken die via een officieel erkende uitgeverij zijn verschenen. Ook dissertaties van medewerkers van de faculteit die langs officiële kanalen in boekvorm zijn verschenen, kunnen worden ingezonden. Syllabi komen niet in aanmerking.
Het joodse bruidje - Nikos Davvettas, vertaling Hero Hokwerda - Ta Grammata: Groningen, 2012 - ISBN 978 90 819370 0 9 Athene - Berlijn - Thessaloníki. Een jonge vrouw op zoek naar gegevens over haar vaders betrokkenheid bij de uitroeiing van de Griekse joden. Met schilderkunst als voorwendsel, in de schaduw van onbekende slachtoffers, familiespoken en een ongrijpbaar schuldgevoel, probeert zij de subtiele grens te ontdekken tussen het leven dat we leven en het leven dat we bedenken. Een roman over wat er spookt in ons verleden. Hero Hokwerda is ud Nieuwgrieks en Byzantinologie.
ATRAKTOS - Myron Zolotakis, vertaling Hero Hokwerda - Ta Grammata: Groningen, 2012 - ISBN 978 90 819 370 1 6 Twee bundels en enkele losse gedichten van de Griekse dichter Myron Zoltakis, met tekeningen en kleurschetsen van de bekende kunstenaar Dimítris Mytarás. Myron Zolotakis is in augustus 1961 geboren in Piraeus, waar hij woont. Hij heeft gedichten in dagbladen en literaire tijdschriften gepubliceerd en twee dichtbundels het licht doen zien: Wachter van wateren (2000) en Scheeps sloperij (2003), beide bij uitgeverij Kastaniotis te Athene. Hero Hokwerda is ud Nieuwgrieks en Byzantinologie.
Imagining Global Amsterdam: History, Culture, and Geography in a World City - Marco de Waard - Amsterdam University Press: Amsterdam, 2012 - ISBN 978 90 8964 367 4 Imagining Global Amsterdam gaat over het beeld van Amsterdam in film, literatuur, visuele kunst en in het moderne stedelijke discours, in het bijzonder in de context van de mondialisering. De essays gaan onder andere dieper in op Amsterdam als een lieu de mémoire van de vroeg-moderne wereldhandel. Ook het (inter) nationale imago van Amsterdam als een multicultureel en ultra-tolerant ‘global village’ komt aan bod. Tot slot wordt ingegaan op de vraag hoe mondialiseringsprocessen ingrijpen in de stadscultuur, zoals in het prostitutiegebied op de Wallen en via de erfgoedindustrie. Marco de Waard is gastonderzoeker Engelstalige Letterkunde en docent Literatuurwetenschap aan het Amsterdam University College.
UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
8
Pegasus Oost-Europese Studies (POES) 19: Islam Autoriteit en de Russische taal - Alfrid Bustanov en Michael Kemper (eds.) - Pegasus: Amsterdam, 2012 - ISBN 978 90 614 337 0 5
Cinematic Rotterdam. The Times and Tides of a Modern City - Floris Paalman - nai010 uitgevers, Rotterdam, 2011 - ISBN 978 90 6450 766 3
Dit boek biedt een eerste overzicht van het nieuwe islamitische discours in de Russische Federatie. Dit post-Sovjet-islamitische discours over de islam omvat een zeer breed spectrum aan visies. Het nieuwe discours wordt gekenmerkt door uitwisseling en uitbreiding, zoals de overdracht van ‘etnische’ islamitische interpretaties naar nieuwe gebieden. Dit boek doet verslag van experimenteel onderzoek naar de relatie tussen de Russische taal en de autoriteit van de islam in Rusland. Hoe wordt islamitische inhoud ‘vertaald’ in het Russisch, en wat gebeurt er met de Russische taal wanneer het een belangrijk voertuig van de islam wordt?
In Cinematic Rotterdam wordt gekeken naar films over Rotterdam, vanuit de vraag welke rol audiovisuele media hebben gespeeld in stedelijke ontwikkeling in de periode 1920-1980. Rotterdam fungeert als een inspirerend voorbeeld, vanuit een internationaal perspectief. De stad heeft een heel eigen filmgeschiedenis. Cinematic Rotterdam beschrijft hoe de stad haar identiteit heeft vastgesteld en gehandhaafd door middel van duizenden promotie- en educatieve films en televisieprogramma’s. Cinematic Rotterdam biedt een audio visuele kaart van opkomst van Rotterdam als een moderne stad.
Michael Kemper is hoogleraar Oost-Europese studies. Alfrid Bustanov is promovendus bij het ICG en promoveert op 27 februari 2013.
Floris Paalman is docent Mediastudies.
The Representations of the Overseas World in the De Bry Collection of Voyages (1590-1634) - Michiel van Groesen - Brill: Leiden/Boston, 2012 - ISBN 978 90 04 22678 4 Dit boek behandelt de reiscollectie De Bry, een van de meest monumentale publicaties in vroegmodern Europa. Van Groesen analyseert de tekstuele en iconografische veranderingen die de familie De Bry maakte in reisverslagen over Azië, Afrika en de Nieuwe Wereld. Het boek behandelt de uitgeversstrategie in de context van de internationale boekhandel rond 1600, is gebaseerd op een grote hoeveelheid primaire bronnen en is derhalve van belang voor historici, boekhistorici en kunsthistorici die geïnteresseerd zijn in de ontwikkeling van Europese overzeese rijken. Michiel van Groesen is ud Geschiedenis.
Al-Kitab al-mufid. An introduction to Modern Written Arabic - Manfred Woidich, Rabha Heinen-Nasr - The American University in Cairo Press: Cairo, 2011 - ISBN 978 977 416 446 0 Dit leerboek voor het Modern Standaard Arabisch (MSA) is het vervolg op het succesvolle leerboek kullu tamam! voor EgyptischArabisch van dezelfde auteurs, en is nu voor het eerst in het Engels verschenen. Voor degenen die Egyptisch-Arabisch hebben geleerd aan de hand van kullu tamam!, bevatten de eerste lessen contrasterende
Nwsbrf#155 / 02.2013
woordenlijsten en oefeningen waarbij de link tussen Egyptisch-Arabisch en MSA wordt gelegd. Het boek bevat verder authentieke Arabische teksten, drills, vertaaloefeningen en schrijfoefeningen, alsmede een sleutel tot de oefeningen en een audio-CD. Dit maakt het boek geschikt voor zowel gebruik in de klas als voor zelfstudie. Manfred Woidich is emeritus hoogleraar Arabisch, Semitologie, de Islam en zijn sociaal-historische aspecten en het Syrisch. Rabha Heinen-Nasr was docente Arabisch aan de UvA van 1990 tot 2005.
9
‘Onderzoeksjournalisten hebben het tij mee’ De afgelopen tijd rijst de vraag of Nederlandse media de macht nog wel kunnen controleren. Overheid en bedrijven verschuilen zich meer en meer achter spindoctors en voorlichters, terwijl media over steeds minder middelen beschikken voor onderzoeksjournalistiek. Desondanks stelt Mirjam Prenger, docent Journalistiek en media, op 21 november in de Groene Amsterdammer dat onderzoeksjournalisten het tij ook meehebben. Weliswaar moet in de journalistiek op het moment meer gemaakt worden met minder geld en minder mensen. ‘Dat vormt een bedreiging voor het vak. Maar tegelijkertijd maakt het onderzoeksjournalistiek nog veel belangrijker dan het al was.’ ‘Zich nadrukkelijk opwerpen als waakhond is een manier waarmee media zich kunnen profileren en onderscheiden, juist nu de druk groter wordt.’ Zo wijst Prenger op verschillende onderzoekredacties, zoals die onder meer bestaan bij RTL Nieuws, Algemeen Dagblad, Het Parool en Dagblad van het Noorden. Ook komen gezamenlijke, multimediale producties steeds vaker voor, zowel op regionaal, nationaal en internationaal niveau. Prenger: ‘In dat opzicht kan de toenemende populariteit van internet en het veranderende mediagedrag van het publiek gunstige gevolgen hebben; het dwingt redacties van kwaliteitsmedia na te denken over wat hen onderscheidt van de rest, terwijl dankzij internet en de grote hoeveelheden beschikbare data de controlefunctie wordt verbreed.’
Vertalen met computers In het NOS Journaal op 3 van 15 november een item over vertaalcomputers, waar bedrijven als Microsoft en Google aan werken. Rens Bod, hoogleraar Computationele en Digitale geesteswetenschappen, denkt dat vertaalcomputers, die woorden kunnen omzetten in een vreemde taal, de toekomst hebben. ‘Als wetenschapper ben je natuurlijk sceptisch, maar toch is het belangrijk dat deze software op de markt wordt gebracht.’ Er zitten nog wel wat haken en ogen aan de vertaalprogramma’s. ‘De computer vertaalt alle woorden los van elkaar, en heeft geen verstand van grammatica.’ Bod laat zien dat de vertaling van de Nederlandse zin ‘Jan houdt van appels en Piet van peren’ met de software leidt tot de zin: ‘Jan loves apples en Piet of pears.’ De vertaalfout in het tweede deel van de zin is volgens Bod niet zo gek: ‘Als verwijswoorden in de vertaling meteen achter elkaar komen, dan is het makkelijk te vertalen, maar als referenten verder weg staan in de zin, dan leidt dit tot problemen.’ […] ‘Voor exact vertalen is zoveel wereldkennis nodig, dat voor de nuances en absolute zekerheid nog heel lang een menselijke tolk nodig zal zijn.’
UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
De Glinsterende Geest Wetenschap wordt bedreven binnen de muren van de universiteit, de vruchten van de wetenschap mogen gelukkig ook daarbuiten worden geplukt. Wetenschappers, ook die van de Faculteit der Geesteswetenschappen, zijn regelmatig in het nieuws. Omdat hun onderzoek interessante en soms direct toepasbare resultaten heeft opgeleverd, of om vanuit hun expertise actuele ontwikkelingen te becommentariëren. Deze rubriek biedt een (onvolledig) overzicht van berichten in en optredens voor de media. De redactie roept alle geesteswetenschappers op zelf melding te maken van nieuwsberichten en mediaoptredens via
[email protected].
Trend: Uitgeven in eigen beheer Op 17 november staat het Nederlands Dagblad stil bij ontwikkelingen op de boekenmarkt. Een van die trends is het uitgeven in eigen beheer. De auteur is daarvoor van begin tot eind financier en verantwoordelijke. In deze constructie wordt de uitgever/ drukker voor bewezen diensten betaald door de auteur, in de traditionele situatie is dit precies andersom. Lisa Kuitert, hoogleraar Boekwetenschap, ziet zelfs dat er aanbieders zijn die inspelen op de toegenomen vraag. ‘Voor amateurschrijvers die nog geen vast publiek hebben, maakt het de droom mogelijk om een eigen boek uit te geven. Het heeft iets treurigs, want veel van die boeken komen niet verder dan de exemplaren die de auteur voor zichzelf bestelt.’ Dit geldt echter niet voor alle boeken die in eigen beheer verschijnen. ‘Het gebeurt wel dat iemand met een zelf uitgegeven boek doorbreekt.’ De uiterst succesvolle trilogie Fifty Shades of Gray van E.L. James, bijvoorbeeld, verscheen aanvankelijk in eigen beheer bij een Australisch bedrijfje. En zo zijn er volgens Kuitert meer. ‘Boeken over lokale of regionale onderwerpen bijvoorbeeld, doen het op deze manier soms weer heel goed.’
10
Op naar online, open hoger onderwijs Nederland moet zich voorbereiden op online hoger onderwijs, stelt José van Dijck, hoogleraar Mediastudies, in NRC Handelsblad van 8 december. Online particulier hoger onderwijs, Massive Open Online Courses (MOOC’s) groeit snel in de VS. ‘Gefinancierd met privaat geld storten deze start-ups zich gulzig op een nieuwe online groeimarkt: het (hoger) onderwijs. Onderwijs moet toegankelijk zijn voor massa’s, aantrekkelijk zijn, toegespitst op de ervaringen van individuele studenten en passen bij de socialemediabeleving van jongeren. Net zoals de sociale media zijn MOOC’s gratis.’ ‘Voor diverse MOOC’s lijkt datagestuurd leren wel een nieuw geloof: hoe meer we weten over hoe mensen online oplossingen zoeken en welke fouten ze maken, des te beter kunnen we ze dirigeren naar een meer efficiënte kennisverwerking. Eigenaren van deze algoritmes kunnen elke beweging van cursisten volgen en hun gedrag analyseren. Mogelijk beschikken MOOC’s binnen een paar jaar over meer gedragsdata dan enige andere institutie ter wereld ooit heeft gehad. Uit deze data kunnen onderzoekers ongetwijfeld veel leren, maar ze geven ook oneindig veel gelegenheid tot privacyschending en misbruik.’ ‘De grootste overeenkomst tussen sociale netwerken, zoals Facebook of LinkedIn, en MOOC’s zit in het verdienmodel: beide typen platforms zijn gratis voor iedereen toegankelijk. Maar de initiatiefnemers van enkele MOOC’s stellen onomwonden dat hun doel is het datagestuurd leren commercieel exploiteerbaar te maken.’ ‘Als we niet willen dat studenten voor onderwijs gaan betalen door de ontvangst van commerciële boodschappen of door het vrijgeven van hun persoonlijke data, moeten we manieren vinden om online educatie in te passen in de publieke sector.’
Omroepbezuinigingen In De Gelderlander van 11 december aandacht voor de bezuinigingsplannen voor het budget van de Publieke Omroep. Het kabinet Rutte I haalde 200 miljoen euro van het budget, Rutte II is voornemens nog eens 100 miljoen minder aan Hilversum te besteden. Huub Wijfjes, hoogleraar Geschiedenis van de Nederlandse radio en televisie (Erik de Vries leerstoel, vanwege de Stichting Erik en Hans en de Stichting Beeld en Geluid), voorziet de bezuinigingen van een historische context. ‘In de afgelopen jaren hebben de afzonderlijke omroepen steeds minder te vertellen gekregen. De macht van de zendercoördinatoren - die onder meer gaan over uitzendtijdstippen - werd groter en groter.’ Wijfjes ergert zich aan de argumenten die worden aangevoerd in het debat. ‘Sommige politici laten de feiten in de mediadiscussie nu helemaal los. Het is voor hen geen rationele maar een symbolische discussie geworden. Zo’n derde net schrappen klinkt leuk, maar levert weinig geld op. Wat je wél bereikt, is dat je voor hele groepen in de samenleving hun tv-podium weghaalt. Het kabinet zegt ondanks de bezuinigingen de pluriformiteit te willen handhaven, maar als je zóveel geld weghaalt, heeft dat uiteraard gevolgen voor diezelfde pluriformiteit.’
Nwsbrf#155 / 02.2013
Nivelleren onder historici In de Groene Amsterdammer van 12 december in het artikel ‘Wij weten iets van hun lot’ aandacht voor nivellering in de geschiedenis. Remco Ensel en Evelien Gans, hoogleraar Hedendaags jodendom, zijn geschiedenis en zijn cultuur (vanwege de Stichting Menasseh ben Israël Instituut), betogen dat het boek Wij weten niets van hun lot. Gewone Nederlanders en de Holocaust van historicus Bart van der Boom naadloos aansluit bij een trend van nivelleren, van bestaande verschillen verkleinen in positie, gevoelens en motieven tussen daders, omstanders en slachtoffers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Die trend zou in 2010 zijn begonnen met het boek Grijs verleden van de historicus Chris van der Heijden. Bovendien beschouwen Gans en Ensel de opvatting van Van der Boom over ‘kennis’ en ‘weten’ als zeer problematisch. Diens stelling dat informatie leidt tot handelen, en men niet handelde omdat men niet over informatie beschikte, vinden Gans en Ensel een cirkelredenering. Ook zijn zij van mening dat het joods perspectief geweld aan wordt gedaan en gereduceerd tot gehoorzaamheid en angst voor straf. Volgens beide wetenschappers wijst ‘de enthousiaste ontvangst van het boek van Van der Boom naar de behoefte aan een eenduidig antwoord op complexe vragen over inzicht in schuld en verantwoordelijkheid.’
11
Een digitale explosie van eruditie in de geesteswetenschappen In zijn inaugurele rede op 14 december bij de aanvaarding van zijn dubbelbenoeming als hoogleraar bij de FGw en de FNWI, stelt Rens Bod, hoogleraar Computationele en digitale geesteswetenschappen, dat de zin van de geesteswetenschap Barlaeus en Vossius al bezighield en dat de digitale technologie geesteswetenschap steeds nuttiger maakt. NRC Handelsblad publiceerde op 15 december een verkorte versie. Volgens Bod wordt vaak gedacht dat de focus op nut en valorisatie iets van deze tijd is, terwijl de UvA al vier eeuwen lang een traditie kent van het benutten en valoriseren van alfakennis. ‘Vossius en Barlaeus wisten precies wat hun kennis en inzichten voor de stad en de handel konden betekenen, en hun colleges werden bezocht door bestuurders en kooplieden.’ In de tijd van Vossius en Barlaeus bestond er geen verschil tussen de geestes- en de natuurwetenschappen. Pas in de achttiende en negentiende eeuw groeiden deze disciplines zover uiteen dat er een onderscheid ontstond tussen de studie der natuur en cultuur. Maar met de introductie van technologie in de humaniora, vooral van de computertechnologie, zijn alfa en bèta weer samengebracht, zo stelt Bod. ‘Een groeiend aantal geesteswetenschappers werkt tegenwoordig samen met informatici aan het oplossen van geesteswetenschappelijke vragen. Er zijn zelfs publiek-private projecten waarbij het product dat voortvloeit uit onderzoek wordt vermarkt.’ ‘Het nut van Vossius en de valorisatie van Barlaeus komen dus na eeuwen stilte weer om de hoek kijken. De Wijze Koopman doet er goed aan om zich te laten informeren over de stand van zaken in de humaniora. En de producten van de geesteswetenschap zijn rechtstreeks van belang voor koopmanschap. Wij 21ste-eeuwers waren het even vergeten.’
Resusaapjes hebben geen gevoel voor maat In tegenstelling tot de mens hebben resusapen geen besef van maat. Wel kunnen zij, net als de mens, regelmaat en ritmische groepen herkennen. NRC Handelsblad en Wetenschap24 melden dat op 14 december op basis van onderzoek van Henkjan Honing, hoogleraar Muziekcognitie. Zijn onderzoek werd diezelfde week in het vaktijdschrift PLOS ONE gepubliceerd. Ieder mens kan ritme herkennen. Drie jaar geleden toonde Honing al aan dat ons maatgevoel is aangeboren. Voor dat onderzoek lieten Honing en collega’s pasgeborenen luisteren naar een drumritme. Zo werd aan het begin van de maat een slag weggelaten. Mensen ervaren die als een ‘luide stilte’. Elektrodenscans lieten zien dat zowel volwassenen als baby’s werden verrast door de stilte als het begin van de maat werd weggelaten. Honing verlegde zijn blik naar het dierenrijk. Zijn Mexicaanse collega’s beplakten de schedels van twee resusaapjes met elektroden. Beide apen kregen verschillende slagritmes te horen, waarbij soms de eerste en soms een andere slag was weggelaten. De hersenscans vertoonden geen verschillen tussen de ritmes met of zonder luide stilte. Die verschillen waren er wel tussen ritmes waarin de eerste of een andere slag was weggelaten. Honing wil graag te weten komen wanneer in de evolutie ons maatgevoel is ontstaan. In zijn vervolgonderzoek zal hij zich richten op het maatgevoel van chimpansees.
UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
Regulering van de wietteelt In het Reformatorisch Dagblad van 15 december aandacht voor de mogelijkheden om de wietteelt te reguleren. Enkele gemeenten zien wel iets in gemeentelijke wietteelt. Volgens veel gemeenten is regulering nodig om overlast rond coffeeshops in te dammen. Cannabis mag sinds de jaren zeventig in kleine hoeveelheden verhandeld mag worden, maar de teelt is grotendeels in handen van de georganiseerde criminaliteit. Gemma Blok, ud Geschiedenis, is gespecialiseerd in de geschiedenis van verslavingszorg en drugsbeleid. Dat verschillende gemeenten de wietkweek willen reguleren, verbaast haar niet. ‘Sinds de introductie van het gedoogbeleid in de jaren zeventig hebben gemeenten al problemen gehad met overlast rond coffeeshops, drugstoerisme en criminaliteit. Aan de ene kant is er vanuit de overheid een roep om een hardere aanpak. Tegelijk staan gemeenten juist steeds meer open voor initiatieven om de problemen bij de achterdeur op te lossen.’ In Portugal en Tsjechië is het bezit van harddrugs niet langer strafbaar en in de Amerikaanse staten Washington en Colorado is het bezit van softdrugs onlangs gelegaliseerd. Gelet op de trend die zich internationaal aftekent, is het volgens Blok goed mogelijk dat drugs in de toekomst in ons land worden gelegaliseerd. ‘De geluiden komen nu niet alleen meer uit links-liberale hoek maar uit de gemeenteraden van grote steden, waar men dagelijks te maken heeft met problemen rond coffeeshops.’
12
In ’t kort
Waarom weten wij niets van Aziatische popmuziek? De grootste hit van 2012, Gangnam Style, kwam uit ZuidKorea en de Chinese zanger Han Geng won bij de uitreiking van de MTV Europe Music Awards de prijs voor de Best Worldwide Act. Waarom weten wij in het Westen zo weinig van de Aziatische popmuziek, vraagt Trouw zich af op 28 december. Jeroen de Kloet, hoogleraar Globalisering, stelt dat het nog niet zo’n vaart loopt met de verovering van de wereld door Aziatische popartiesten. ‘Popmuziek in het Westen wordt nog steeds gedomineerd door de Angelsaksen. Dat zie ik niet snel veranderen. Er zijn wel verschuivingen, maar het zal niet in een paar jaar veranderd zijn.’ De culturele arrogantie van het Westen is volgens De Kloet debet aan de onbekendheid van de Aziatische popmuziek. ‘In Azië kent iedereen Beethoven, Bach en Madonna. Omgekeerd zijn we onwetend. En we vinden die onwetendheid ook nog eens acceptabel. Het probleem met Chinese popmuziek is dat het erg op Westerse pop lijkt. En dat het Westen dan de arrogantie heeft om te denken: “Dat doen wij beter”. Pop en rock worden gezien als Westerse muziekvormen. Maar zodra een Aziaat die muziek maakt, moet het anders klinken. We zeggen: “Je mag alleen meedoen als je er een exotisch tintje aan toevoegt.” PSY had wel een wereldhit, maar het is bijna meer de gimmick in de vorm van het dansje dat aanspreekt dan de muziek. PSY appelleert met “Gangnam style” bovendien aan ons beeld dat in Azië gekke mensen wonen.’
Zelfdoding in de media In het Brabants Dagblad van 14 december aandacht voor de manier waarop media berichten over zelfdoding. Volgens het dagblad berichten media altijd met enige terughoudendheid over het onderwerp. Peter Vasterman, ud Journalistiek en media: ‘Uit piëteit met de nabestaanden zijn media altijd terughoudend omgegaan met individuele gevallen van zelfdoding. Daar komt bij dat ze bang zijn voor “besmettingsgevaar”. Berichten over zelfdoding kunnen mensen op het idee brengen om hetzelfde te doen.’ De laatste maanden leek zelfmoord vaker in het nieuws te komen. Vasterman: ‘Zelfdoding komt uit de taboesfeer. Dat past in de algemenere cultuuromslag dat persoonlijk leed tegenwoordig breed wordt uitgemeten in de media. Denk aan het tv-programma Je zal het maar hebben, met reportages over jonge mensen met een aandoening. Hun verhalen kunnen andere mensen helpen, is het idee.’ Zo kwamen enkele zelfdodingen van jongeren die vermoedelijk gepest werden, de laatste maanden breeduit in het nieuws. Dat de media daar massaal op duiken, vindt Vasterman niet vreemd. ‘Als jonge mensen de dood in worden gedreven door pesters, is dat een maatschappelijk probleem. Media kiezen die invalshoek om over het nieuws te berichten.’ Die verandering komt volgens hem ook voort uit de rol van sociale media. ‘Op Twitter circuleren al snel veel details en geruchten. Dat maakt het voor kranten, radio- en tv-journaals moeilijk het nieuws te negeren.’
Nwsbrf#155 / 02.2013
Op 30 november bericht het Reformatorisch Dagblad over een wetenschappelijke conferentie in Leuven over Bijbelvertalingen in de landstaal. Dirk van Miert, docent Geschiedenis, stelde dat de auteurs van de Statenvertaling de autoriteit van de Schrift hebben ondermijnd door in de vertaling en de kanttekeningen calvinistische keuzes te maken. Als voorbeelden noemde hij 1 Johannes 5:7-8, het zogenoemde Comma Johanneum, en Jacobus 2:21. Volgens Van Miert hebben de Statenvertalers vrij vertaald: hun eigen theologie is duidelijk terug te lezen in hun vertaling en in het notenapparaat, maar de keuzes zijn in elk geval verantwoord. In Het Parool van 17 november aandacht voor het archiveren van digitaal erfgoed. Onder invloed van de toenemende digitalisering verandert het archiveren van cultureel erfgoed. Aan de ene kant bestaat de behoefte meer informatie online te ontsluiten. Aan de andere kant kunnen mensen betrokken worden bij het op orde krijgen van archiefmateriaal. Julia Noordegraaf, hoogleraar Erfgoed en digitale cultuur, stelt dat vrijwilligers archieven toegankelijk kunnen maken. ‘De hoeveelheid informatie die bewerkt en ontsloten moet worden is zo groot dat dit door een handvol archivarissen niet altijd te doen is, maar zeker niet voor populaire, maar door het archief als minder belangrijk gewaardeerde collectieonderdelen.’ De boorwerkzaam heden voor de Noord/ Zuidlijn zitten erop en dat is voor Het Parool reden om op 27 november de balans op te maken. Gerrit Vermeer, ud Architectuurgeschiedenis, voorzag een trits aan kleine schadeposten vanwege het boren. ‘Het boren is een soort gecontroleerde verzakking,’ zei hij eind 2009 in een interview met Het Parool. Achteraf vindt Vermeer die stelling niet overdreven. ‘Je kunt niet bezorgd genoeg zijn. Het is wel enorm meegevallen. Tenminste, voor zover we weten. Het kan goed dat niet alle verzakkingen en scheuren bekend zijn, doordat de gemeente meteen ter plaatse was en het in stilte heeft opgelost. Misschien dat ze door alle waarschuwingen extra voorzichtig te werk zijn gegaan.’
13
Wat vinden onze studenten eigenlijk van…*
SPUI25
De intake Studenten die een intake deden via een formulier en daar geen feedback op kregen, realiseren zich niet altijd dat ze daarmee een intake deden.
De introductiebijeenkomst Een introductie met inhoudelijke en sociale aspecten scoort het hoogst. Informatie over de beschikbaarheid/ aanschaf van boeken wordt zeer gewaardeerd.
De informatievoorziening opleiding als geheel Wie niet naar de introductiebijeenkomst is geweest, is eerder negatief over de informatievoorziening. (Eigen schuld? Of toch deelname verplicht stellen? NB: Deze ‘digitale’ generatie lijkt de informatie graag (ook) op papier te krijgen.)
De informatievoorziening op vakniveau Hierover zijn studenten heel tevreden. Een (collectief) mailtje van de docent voorafgaand aan het eerste college wordt erg op prijs gesteld.
Authors of the Impossible: Telepathy and the Study of Religion In deze lezing zal Prof. Jeffrey J. Kripal (Rice University, Houston, USA) ingaan op de rol van “telepathie” als een categorie in het moderne academische discours, van Frederic Myers en William James tot Jacques Derrida en Nicholas Royce. De voertaal is Engels. n maandag 4 februari, 20.00-22.00 uur Heeft literatuur een orale toekomst? Het nieuwe nummer van literair tijdschrift De Gids, ‘Lezen of niet-lezen’, is aanleiding om hardop de vraag te stellen in hoeverre literaire cultuur per definitie verbonden is met het schrift. Met medewerking van o.a. essayist Maarten Asscher, classicus Andre Lardinois, redacteur Bertram Mourits en dichter Han van der Vegt. n dinsdag 5 februari, 20.00-22.00 uur Het Rijk van het Midden in de Lage Landen: Nederland ontmoet China, 1602-1721 Lezing van universitair hoofddocent Erfgoedstudies Thijs Weststeijn in het kader van het Onderzoekszwaartepunt Cultureel erfgoed en identiteit. Hij focust de lezing op de rol van materieel erfgoed bij de ontwikkeling van de Nederlandse identiteit. n maandag 11 februari, 16.45-17.45 uur
Het tutoraat Studenten verwachten van hun tutor vooral hulp bij het maken van de juiste keuzes binnen de opleiding. Ook waarderen ze informatie over de invulling van het bachelorprogramma.
Studielast Studenten lijken tevreden over de verdeling van de studielast (die overigens per studie enorm kan verschillen) en de haalbaarheid van deadlines. (Moeten we ons zorgen maken?) Bron: Vragenlijsten voor eerstejaars studenten van de Monitorgroep Studiesucces. De Monitorgroep Studiesucces is in de zomer van 2012 ingesteld door het DB om de uitvoering van de maat regelen Studiesucces te bewaken en de resultaten ervan te evalueren. Maandelijks wordt een groep eerstejaars studenten van acht opleidingen over diverse aspecten van de maatregelen bevraagd. In januari worden verder gesprekken gevoerd met medewerkers van dezelfde opleidingen.
*
UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
Erfgoeddebat: Autoriteit in de Erfgoedsector Masterstudenten Erfgoedstudies organiseren een debat waarin erfgoed en autoriteit centraal staan. Onder het toeziend oog van moderator Rob van der Laarse zullen verschillende erfgoedexperts hun mening geven over tendensen die binnen erfgoedinstellingen gesignaleerd worden. Met Bram Kempers, Melcher de Wind, René van Beek, Ruurd Halbertsma en Günay Uslu. n dinsdag 12 februari, 20.00-22.00 uur
De Akademie spreekt. Wim Brands in gesprek met Pim Levelt De Akademie spreekt: Wim Brands in gesprek met leden van de KNAW. Wie zijn hun inspiratiebronnen? Waar komt hun passie voor hun onderzoek vandaan? Wat is de stand van zaken in hun tak van wetenschap? Wat zijn de belangrijke vragen die beantwoord moeten worden? In de eerste aflevering: Pim Levelt, emeritus directeur MaxPlanck-Institut für Psycholinguïstik. n woensdag 27 februari, 16.00-17.00 uur NU! Hoe Joden en Christenen de eerste hoofdstukken van het boek Genesis lezen In samenwerking met de Illustere School Deze reeks in de avonduren geeft geestes wetenschappers de gelegenheid te debatteren over actuele onderwerpen. In deze aflevering een tekstuele dialoog tussen Peter Stallybrass en David Ruderman. n woensdag 4 maart, 20.00-21.30 uur Bijzondere Lezing door prof. dr. Kees Zandvliet In samenwerking met de Illustere School In de lezingenreeks Bijzondere Lezingen vertellen bijzonder hoogleraren over hun onderzoek en de stichting of instelling die de leerstoel heeft gevestigd. In deze aflevering Kees Zandvliet met ‘Een Gouden Eeuw met zwarte bladzijden’. n donderdag 7 maart, 17.15-18.15 uur
Geesteswetenschappen presenteert: dr. Jules Sturm In samenwerking met de Illustere School Lunchlezingen waarin jonge wetenschappers aan het begin van hun academische loopbaan hun onderzoek presenteren. Jules Storm zal spreken over zijn proefschrift Bodies We Fail: Productive Embodiments of Imperfection. n donderdag 14 februari, 13.15-13.50 uur Boekpresentatie: Verzet tegen Napoleon Alle wegen leiden naar Napoleon, ook die van de Nederlandse identiteit. Dat blijkt uit het boek van Lotte Jensen over het Nederlandse verzet tegen Napoleon in de jaren 1806-1813. Een middag met Nelleke Noordervliet, Marita Mathijsen, Joep Leerssen en Eric Moormann. n woensdag 20 februari, 16.00-19.00 uur
14
Bijzondere Collecties
1001 Vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis 14 februari t/m 20 mei 2013 De levensverhalen van bijzondere, beroemde, beruchte maar ook onbekend gebleven vrouwen komen weer tot leven in de tentoonstelling 1001 Vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis. De tentoonstelling is een initiatief van historica Els Kloek, die tevens een bij de tentoonstelling behorend boek verzorgde. Zowel de tentoonstelling als het boek zijn vormgegeven door ontwerpster Irma Boom. Voor deze tentoonstelling werkt de Bijzondere Collecties van de UvA samen met het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis en Aletta E-Quality. 1001 Vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis is een veelzijdig project, dat mede gefinancierd wordt door middel van een crowdfundingcampagne.
Column OR
Strategische agenda’s De FGw onder Frank van Vree heeft een strategische agenda. Dat klinkt verdacht maar is juist bedoeld om iedereen inzicht te geven in openstaande dossiers en in wie daarbij is of nog wordt betrokken. Dat stond al jaren op onze verlanglijst, dus wij zijn er blij mee. Medezeggenschap houdt niet in dat leden van de Ondernemingsraad per se overal over mee moeten praten, maar wij voelen ons wel verantwoordelijk voor de bottom-up communicatie. Als het om nieuw beleid gaat: weet iedereen die het betreft wie daarover met wie en in welke hoedanigheid in gesprek is? Dan weet je bij wie je moet zijn om mogelijk over het hoofd geziene problemen of creatieve oplossingen onder de aandacht te brengen. Als je even niet oplet is anders nieuw beleid, ‘breed bediscussieerd’, ineens een feit. De strategische agenda geeft ook ons en iedereen de gelegenheid om te proberen kwesties op de agenda te zetten die er nog niet op staan, of om te proberen om zaken die laag staan hoger op de agenda te krijgen. De ene strategische agenda lokt de andere uit. De Van Dale omschrijft strategie als “Kunst van oorlogsvoering, met name voor zover deze bestaat in het maken en uitvoeren van plannen voor bewegingen op grote schaal”. Het vinden van rust en ruimte voor onderwijs en onderzoek wordt voor steeds meer wetenschappelijk personeel een kwestie van hogere krijgskunde. Voor tijdelijke medewerkers, wetenschappelijk of ondersteunend, geldt dat zelfs voor de verlenging van hun aanstelling. De wetenschap dat er even geen plannen gesmeed worden voor bewegingen die jou of je werk kunnen raken, kan dan onnodige onrust wegnemen. Als ondernemingsraad moeten we natuurlijk altijd alert zijn. Daar hebben we ook gewoon uren voor. De facultaire strategische agenda moet het ons mogelijk maken om deze uren strategischer in te zetten. Alleen al geen tijd meer kwijt zijn aan het achterhalen van informatie moet als het goed gaat de helft schelen. En dan vervolgens keuzes maken voor die dossiers waarin het gaat om vragen die vragen om een brede inspraak. Vooralsnog volgen wij daarbij in 2013 de orde van de strategische agenda van het bestuur, waarop we ook inspraak hebben gehad. Als vanzelf vanuit ons eigen HRM perspectief. Als wachters van de eenheden, faculteitsbreed.
Nwsbrf#155 / 02.2013
15
Pioniers Hij onderzoekt de rol van digitale media in het publieke domein. Martijn de Waal, ud Journalistiek en media, promo veerde bij René Boomkens en José van Dijck in 2012 op het proefschrift The City as Interface, dat werd bewerkt tot een multimediale journalistieke productie.
Na zijn masters Culturele Studies en Film en Televisiewetenschap aan de UvA, werkte De Waal een aantal jaren als journalist voor verschillende Nederlandse media. Hij schreef over digitale technologie en vestigde zich enige tijd als correspondent in Silicon Valley. ‘Tijdens mijn studie hield ik mij bezig met onderwerpen als stedelijkheid en nieuwe media. Destijds waren dat nog gescheiden werelden, maar nieuwe media zijn meer en meer onderdeel gaan uitmaken van ons alledaagse leven.’ De Waal besloot te promoveren op de rol van digitale media in de stedelijke openbaarheid. In zijn proefschrift beantwoordt hij de vraag hoe de publieke ruimte in de stad functioneert. ‘In wezen is dat een ideologisch debat, waarin ik grosso modo drie idealen over de stad ontwaar. Enerzijds is er het communautaire idee, dat de stad afschildert als dorp, waarin publieke ruimtes een belangrijke rol spelen. Daar worden immers collectieve rituelen opgevoerd en komt een gemeen schappelijke cultuur tot uiting. Anderzijds is er de libertaire opvatting, die betoogt dat er helemaal geen stedelijke gemeenschap bestaat. De samenleving is slechts samengesteld uit verschillende individuen, die vrij zijn om hun eigen leven te leiden. Publieke ruimtes zijn daarin ontmoetingsplaatsen zonder een samenbindend element. Een middenweg is het republikeinse idee, zoals in het Franse burgerschapsideaal: de stedelijke samenleving biedt burgers de vrijheid om hun leven naar eigen inzicht in te richten en hun eigen identiteit te bepalen, maar tegelijk hebben burgers ook verantwoordelijkheid voor elkaar. In dat laatste ideaal zijn publieke ruimtes juist heel belangrijk, omdat mensen zich daar tot elkaar moeten verhouden, ondanks alle verschillen.’
Ideologie zou een grotere rol moeten spelen in het debat over nieuwe media in de stedelijke cultuur. ‘Bill Gates stelde eens dat technologie de samenleving verandert, en dat dankzij de magie van software ons leven beter dan ooit zal worden. Daarmee verkoopt hij een wereldbeeld. Veel technologieën die nu ontwikkeld worden, sturen richting het libertaire ideaal en gaan uit van een hoge mate van individuele vrijheid. Aspecten als wederzijdse verantwoordelijkheid en betrokkenheid komen er minder in terug. Zonder dat we het doorhebben, zou deze ontwikkeling kunnen leiden tot een meer libertair idee van de stedelijke samenleving.’ Technologische ontwikkelingen kunnen ons alledaagse leven beïnvloeden. ‘Als je alleen nog maar geleid wordt naar mensen die op jou lijken en naar mensen die jij leuk vindt, zoals sommige applicaties nu al kunnen, dan gaat dat ten koste van de ontmoeting van mensen die anders zijn. Daarom pleit ik ervoor om discussies over digitale media in de stedelijke samenleving meer filosofisch te voeren. Technologie verandert de samenleving wezenlijk en er zitten ideologische keuzes achter verscholen.’ Tijdens zijn promotie hield De Waal een open blik naar buiten. ‘Samen met mijn collega Michiel de Lange legde ik contact
met beleidsmakers, architecten en ontwerpers. Zo organiseerden wij een conferentie in het Nederlands Architectuur Instituut en later ook op de Wereldtentoonstelling in Shanghai en in Amsterdam. Die laatste werd ook bezocht door journaliste Maartje Duin en zij stelde voor om de filosofische theorieën uit mijn proefschrift om te zetten in een special van het radioprogramma Villa vpro en een reportage in de Volkskrant.’ Zijn huidige onderzoek richt zich op digitale media en het publieke domein. Zo schrijft De Waal een aanvraag voor een onderzoek naar de vraag hoe digitale technologieën door de creatieve industrie gebruikt kunnen worden om de sociale verbanden in de samenleving sterker te maken. Ook wil De Waal met internationale collega’s journalistieke innovatie onderzoeken. ‘Journalisten hebben niet meer het monopolie op informatieverstrekking. Tegelijkertijd voegen ze naar ons idee nog wel iets toe, maar hoe kun je dat het beste organiseren? Die vraag fascineert mij.’ De radioreportage in Villa vpro en de reportage in de Volkskrant zijn terug te lezen op martijndewaal.nl
Melle van Loenen
De Nieuwsbrief FGw is een uitgave van het Dagelijks Bestuur van de Faculteit der Geesteswetenschappen | #155 / 02.2013 | archief uva.nl/fgw-nieuwsbrief eindredactie Mas Fopma, Melle van Loenen (student-assistent), tel. 020-525 5336,
[email protected] | verspreiding en abonnementen
[email protected] deadline kopij Nieuwsbrief 156 13.02.2013 | vormgeving crasborn.nl foto’s Eduard Lampe, Jeroen Oerlemans, Frank van Vree (p. 5)