ARCHITECTUUR
INGENIEURSBUREAU VOOR VORMGEVING, BOUWTECHNIEK & ADVIES
BACHELOR THESIS
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
M. KOK 0 7 J U N I 2 0 12
1
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
2
bachelor thesis
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE M. Kok Vollenhove, 07 juni 2012
In opdracht van:
Christelijke Hogeschool Windesheim
School: School of Built Environment & Transport Opleiding: Bouwkunde - Bouwtechnicus Onderwijsmodule(s): Afstudeer Project Afstudeerbegeleider (mentor): Dhr. Drs. ing. H. Nieman
Afstudeerbedrijf:
Boes + Kok Ingenieursbureau De Hagen 23a 8325 DB Vollenhove Bedrijfsbegeleider: Dhr. ing. D. Boes
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
3
Voorwoord In het kader van mijn bachelor opleiding Bouwkunde, uitstroomprofiel Bouwtechniek aan Christelijke Hogeschool Windesheim te Zwolle heb ik deze thesis geschreven. Door mijn werk voor en als mede aandeelhouder van Boes + Kok ingenieursbureau had ik de kans om een project te behandelen welke ten tijde van dit onderzoek ook daadwerkelijk deels in uitvoering was door ons bureau. Mede hierdoor kon ik het starten van een onderneming, combineren met het volgen van de studie Bouwkunde. Vol enthousiasme heb ik gewerkt aan deze thesis, het enthousiasme kwam voornamelijk uit de uitdaging welke ik in de thesis zag om de bedrijfswoning energie neutraal uit te voeren.
Dankwoord Dit onderzoek is een verdieping geweest van de dagelijkse werkzaamheden van Boes + Kok Ingenieursbureau, tevens is het voor dit bedrijf een referentieproject geworden door de hoge kwaliteit en daarbij horende kennis. Deze kennis is afgelopen jaren deels opgedaan door cursussen, scholing of praktijkervaring, echter veel (achtergrond)kennis en kunde op het gebied van installaties en energieneutraal bouwen is opgedaan tijdens dit onderzoek. Hiervoor wil ik enkele personen bij naam noemen waarbij een bijzonder woord van dank gaat uit naar drs. ing. H.M. Nieman, welke als afstudeerbegeleider ten tijde van het onderzoek mij altijd weer op de juiste wijze wist uit te dagen om mij zo te motiveren tot het verbeteren van het voorliggende product. De heer ing. D. Boes, mijn bedrijfsbegeleider welke mij op het gebied van omgevingsrecht heeft gestuurd en het heeft mogelijk gemaakt dat ik tijdens kantooruren aan dit onderzoek werkte. Mijn grootste dank gaat evenwel uit naar mijn familie én in het bijzonder mijn vriendin Evelien, deze activiteiten op het gebied van werk en scholing waren niet mogelijk geweest zonder haar goede en gecreëerde thuissituatie. Tevens wil ik haar graag bedanken voor haar kennis, kunde en vaak ook geduld tijdens mijn afstudeerproces. Melvin Kok Vollenhove, 07 juni 2012
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
3
Voorwoord In het kader van mijn bachelor opleiding Bouwkunde, uitstroomprofiel Bouwtechniek aan Christelijke Hogeschool Windesheim te Zwolle heb ik deze thesis geschreven. Door mijn werk voor en als mede aandeelhouder van Boes + Kok ingenieursbureau had ik de kans om een project te behandelen welke ten tijde van dit onderzoek ook daadwerkelijk deels in uitvoering was door ons bureau. Mede hierdoor kon ik het starten van een onderneming, combineren met het volgen van de studie Bouwkunde. Vol enthousiasme heb ik gewerkt aan deze thesis, het enthousiasme kwam voornamelijk uit de uitdaging welke ik in de thesis zag om de bedrijfswoning energie neutraal uit te voeren.
Dankwoord Dit onderzoek is een verdieping geweest van de dagelijkse werkzaamheden van Boes + Kok Ingenieursbureau, tevens is het voor dit bedrijf een referentieproject geworden door de hoge kwaliteit en daarbij horende kennis. Deze kennis is afgelopen jaren deels opgedaan door cursussen, scholing of praktijkervaring, echter veel (achtergrond)kennis en kunde op het gebied van installaties en energieneutraal bouwen is opgedaan tijdens dit onderzoek. Hiervoor wil ik enkele personen bij naam noemen waarbij een bijzonder woord van dank gaat uit naar drs. ing. H.M. Nieman, welke als afstudeerbegeleider ten tijde van het onderzoek mij altijd weer op de juiste wijze wist uit te dagen om mij zo te motiveren tot het verbeteren van het voorliggende product. De heer ing. D. Boes, mijn bedrijfsbegeleider welke mij op het gebied van omgevingsrecht heeft gestuurd en het heeft mogelijk gemaakt dat ik tijdens kantooruren aan dit onderzoek werkte. Mijn grootste dank gaat evenwel uit naar mijn familie én in het bijzonder mijn vriendin Evelien, deze activiteiten op het gebied van werk en scholing waren niet mogelijk geweest zonder haar goede en gecreëerde thuissituatie. Tevens wil ik haar graag bedanken voor haar kennis, kunde en vaak ook geduld tijdens mijn afstudeerproces. Melvin Kok Vollenhove, 07 juni 2012
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
4
Inhoudsopgave Voorwoord..................................................................................................................................................................................................................................................................... 2 Dankwoord ............................................................................................................................................................................................................................................................ 2 Samenvatting .............................................................................................................................................................................................................................................................. 6 Summary ................................................................................................................................................................................................................................................................. 7 Leeswijzer ....................................................................................................................................................................................................................................................................... 8 Verklarende begrippenlijst .................................................................................................................................................................................................................................. 9 1.0 Inleiding................................................................................................................................................................................................................................................................ 11 2.0 Probleemstelling en onderzoeksvragen.......................................................................................................................................................................................... 12 2.1Aanleiding ..................................................................................................................................................................................................................................................... 12 2.2Probleemstelling ....................................................................................................................................................................................................................................... 13 2.3Analyse probleemstelling ................................................................................................................................................................................................................... 13 2.3.1 wat houdt transformeren in? ................................................................................................................................................................................................ 13 Conclusie ....................................................................................................................................................................................................................................................... 13 2.3.2 hoe kan de bestaande bebouwing deels worden getransformeerd naar een bedrijfsruimte? ................................................. 13 Conclusie ....................................................................................................................................................................................................................................................... 13 2.3.3 wat houdt energieneutraal in? ............................................................................................................................................................................................ 14 Conclusie ....................................................................................................................................................................................................................................................... 14 2.3.4 welke consequenties heeft het transformeren en uitvoeren van de bestaande bouw.................................................................. 14 Conclusie ....................................................................................................................................................................................................................................................... 14 2.4 Onderzoeksvragen ................................................................................................................................................................................................................................. 15 2.4.1 Welke stukken en/of bescheiden moeten waar worden aangeleverd voor de transformatie ................................................... 15 2.4.2 Aan welke eisen moeten de stukken / bescheiden voldoen welke moeten worden aangeleverd ........................................ 15 2.4.3 Hoe kan de bedrijfswoning energie neutraal worden uitgevoerd? ............................................................................................................. 15 2.5Onderzoeksmethode ............................................................................................................................................................................................................................. 15 2.5.1 Onderzoeksmethode onderzoeksvraag 01 ................................................................................................................................................................. 15 2.5.2 Onderzoeksmethode onderzoeksvraag 02 ................................................................................................................................................................. 15 2.5.3 Onderzoeksmethode onderzoeksvraag 03 ................................................................................................................................................................. 15 2.6 Uitgangspunten en wettelijke kaders: ....................................................................................................................................................................................... 16 3.0 Bouwregelgeving ........................................................................................................................................................................................................................................... 16 3.0.1 de Woningwet 1901; ......................................................................................................................................................................................................................... 16 3.0.2 de Wabo; ................................................................................................................................................................................................................................................... 18 3.0.3 De Waterwet........................................................................................................................................................................................................................................... 28 3.1 Conclusie ...................................................................................................................................................................................................................................................... 31
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
5
4.o Eisen indieningbescheiden ..................................................................................................................................................................................................................... 32 4.1 Eisen indieningsstukken en/of bescheiden omgevingsvergunning ..................................................................................................................... 32 Alle activiteiten .......................................................................................................................................................................................................................................... 32 4.1.1 Activiteit sloop ............................................................................................................................................................................................................................... 32 4.1.2 Activiteit bouwen ......................................................................................................................................................................................................................... 33 4.1.3 Activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening........................................................................................................................... 34 4.2 Eisen indieningsstukken en/of bescheiden Waterwetvergunning ......................................................................................................................... 35 4.3 Conclusie ...................................................................................................................................................................................................................................................... 36 5.0 Energie neutrale woning ........................................................................................................................................................................................................................... 36 5.1 Ontwerp ........................................................................................................................................................................................................................................................ 36 5.1.1 Bouwkundige voorzieningen ............................................................................................................................................................................................... 37 5.1.2 Constructief ontwerp. ................................................................................................................................................................................................................ 40 5.1.2.4 kelder.................................................................................................................................................................................................................................................. 50 5.1.3 Installatie technische voorzieningen ............................................................................................................................................................................... 56 5.2 Rekenmethodieken................................................................................................................................................................................................................................ 73 5.2.1 Energie prestatie coëfficiënt.................................................................................................................................................................................................. 73 5.2.2. Energielabel .................................................................................................................................................................................................................................... 77 5.2.3 PassivhausProjektierungPaket berekening .................................................................................................................................................................. 80 5.3 Conclusie ...................................................................................................................................................................................................................................................... 81 6.0 Conclusie en aanbevelingen .................................................................................................................................................................................................................. 82 6.1 Conclusie ...................................................................................................................................................................................................................................................... 82 6.2 Aanbeveling ............................................................................................................................................................................................................................................... 83 Literatuurlijst.............................................................................................................................................................................................................................................................. 84 Behorende bij dit onderzoek, afzonderlijk gedocumenteerd; Bijlage I; Bijlage II; Bijlage III; Bijlage IV; Bijlage V; Bijlage VI; Bijlage VII; Bijlage VIII;
M. KOK
Bestaande toestand & schetsontwerp gewijzigde toestand Folder: Overzicht reikwijdte omgevingsvergunning Regeling Omgevingsrecht (MOR) Bijlage 01 van de Waterwet (kaart) Aanvraagformulier Waterwetvergunning Waterschap Groot Salland EPC berekening project PHPP Berekening project Berekening PV panelen
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
6
Samenvatting Door de snelle groei van het bedrijf Boes + Kok Ingenieursbureau in Vollenhove is men genoodzaakt om vanuit een grotere huisvesting te gaan opereren. In Hasselt heeft het bedrijf een bouwwerk aangekocht dat momenteel bestaat uit twee woningen. Deze twee woningen staan deels in het dijklichaam van de aangrenzende rivier “het Zwarte Water”. In het kader van een mogelijke verbouwing van het voornoemde vastgoed is er onderzoek gedaan naar welke bescheiden nodig zijn en waar deze dienen te worden aangeleverd om het mogelijk te maken dat: x x
één woning geheel wordt gesloopt en hiervoor een energie neutrale woning voor terug kan worden gebouwd; één woning voorzien wordt van een nieuwe gebruiksfunctie om het mogelijk te maken dat de dagelijkse bedrijfsvoering van Boes + Kok ingenieursbureau er kan worden uitgevoerd.
Tevens is onderzocht op welke manier deze bedrijfswoning gebouwd dient te worden. Eén en ander zodanig dat de specifieke primaire energievraag (voor verwarming, koeling en gebruik) door de woning zelf gegenereerd kan worden en er op jaarbasis gezien geen ‘netto’ gebruik gemaakt dient te worden van fossiele of nucleaire brandstof van buiten de systeemgrens. Uit dit onderzoek zal blijken dat er in Nederland twee wetten zijn voor bouwwerken, te weten de Woningwet 1901 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In de Woningwet 1901 wordt verwezen naar verschillende besluiten en regelingen één van deze besluiten is het Bouwbesluit 2012. In dit besluit staan de technische eisen waaraan een bouwwerk moet voldoen. In de Wabo staan naast de te volgen procedures de benodigde vergunning voor het plan beschreven. Uit dit onderzoek blijkt dat er op basis van de Wabo een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd voor de activiteiten: ‘bouw’, ‘handelen in strijd met ruimtelijke plannen’ en ‘waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken’. Daarnaast dient er op basis van het Bouwbesluit 2012 een sloopmelding te worden gedaan. De aan te leveren documenten, inclusief de eisen aan deze stukken, staan vermeld in de MOR voor de activiteiten ‘bouw’ en ‘handelen in strijd met ruimtelijke plannen’. De indieningsstukken en de hiervoor geldende eisen voor de activiteit ‘waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken staan beschreven in de Keur van het betreffende waterschap Groot Salland. De indieningsstukken en de hiervoor geldende eisen voor de sloopmelding zijn benoemd in het Bouwbesluit 2012. Deze complete aanvraag dient digitaal te worden aangevraagd via www.omgevingsloket.nl, de aanvraag wordt vervolgens automatisch verzonden aan het bevoegd gezag. In het kader van energie neutraal bouwen is onderzocht op welke wijze de bedrijfswoning constructief, installatie technisch en bouwfysisch gebouwd kan worden zodat aan de specifieke primaire energievraag kan worden voldaan zonder gebruik te maken van fossiele- of nucleaire brandstof van buiten de systeemgrens. Uit dit onderzoek is gebleken dat door het toepassen van een hoge luchtdichtheid (qv10 waarde van maximaal 0,6 dm³/s m²) , hoge isolatiewaarden (Rc waardes van > 10 W/(m²·K) ), het voorkomen van koudebruggen en het toepassen van energiezuinige installaties de specifieke primaire energievraag minimaal is. De uiteindelijke primaire specifieke energievraag is berekend doormiddel van het PHPP rekenmodel en blijkt doormiddel van pv panelen opgewekt te kunnen worden.
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
7
Summary This is the summary of the process that should be completed before Boes +Kok Ingenieursbureau could operate from her new office and the research of the building of an energy-neutral dwelling. At the moment Boes + Kok Ingenieursbureau is operating from a small office in Vollenhove. Due to the growth they are forced to look for a larger office. They acquired a townhouse in Hasselt which consists by two dwellings. The houses are built in the embankment of the “ het Zwarte Water” river . This river is a by-pass from the “de IJssel” river. One of the two residential houses will be converted to the new office of Boes + Kok Ingenieursbureau. Connected to this new office is an old dwelling, this dwelling will be demolished and rebuilt as an energy-zero house. The land-use plan of the townhouse is residential use. That means that the future use deviates from the land use conforming the land-use plan. To avoid this conflict Boes + Kok Ingenieursbureau should change the land-use plan. In the Dutch building regulations there is a possibility to change the landuse plan of the housing land. This process should be completed before Boes + Kok Ingenieursbureau can move and operate from the new office. There are also building regulations for building the energy-neutral building. Research has be done to make the following topics clear: x x
What kind of documents/reports should be handed over to make this change possible. To which authority should approve the documents?
There should also be done research about how to build an energy-zero building This research has be done in two steps; The first step was simulate the future energy request of the dwelling. The second step was to research how to satisfy that energy request From the research to which authority we need to submit the documents, it can be concluded that there are two building regulations (laws) in Holland. These building regulations are the “Woningwet 1901“ and the “Wet algemene besluit omgevingsrecht” (Wabo). The “Woningwet 1901 1901“ describes the technical subject and the Wabo describes the kind of process and the kind of the “request for authorizations” that is needed. The Wabo refers to the “Ministeriële Regeling Omgevingsrecht” (MOR). In the MOR is written down what kind of documents or reports should be handed over to make a request for authorization. There should be a request for authorization for the following activities; building, conflicting with the land-use plan and building in an embankment. Also there is a demolition notification required. these requests have to be uploaded to the website www.omgevingsloket.nl. After this, the application will sent it directly to the appropriate authority. The requirements which the submitted documents must comply for the activities building, conflicting with the land-use plan, are written down in the MOR. The documents and set requirements for the demolition notice are described in Bouwbesluit 2012. The activity building in an embankment is writen down in the ‘keur’ of water board Groot Salland . By the application of high insulation value in combination with a high air tightness level and energyefficient technical equipment, it is possible to provide an energy zero house. The calculated specific primary energy demand is so low that this value is to meet, by using photo-voltaic panels.
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
8
Leeswijzer Dit rapport is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Per hoofdstuk is er ingegaan op het onderwerp, waarna een conclusie en aanbeveling is geschreven. Hoofdstuk 1 Is een inleidend stuk over het bedrijf Boes + Kok Ingenieursbureau waarvoor het onderzoek is uitgevoerd. Hoofdstuk 2 Hier zijn de aanleiding, probleemstelling en de onderzoeksvragen behandeld, tevens is er een analyse gegeven op de probleemstelling en is het plan van aanpak in dit hoofdstuk beschreven. Hoofdstuk 3 Gaat in op de onderzoeksvraag; Welke stukken en/of bescheiden moeten worden aangeleverd voor de transformatie van de bestaande bebouwing naar een energie neutrale woning met een geschakelde bedrijfsruimte? Hoofdstuk 4 Gaat in op de onderzoeksvraag; Aan welke eisen moeten de stukken / bescheiden voldoen welke moeten worden aangeleverd ten behoeve van de transformatie? Hoofdstuk 5 Gaat in op de onderzoeksvraag; Op welke wijze kan de bedrijfswoning energie neutraal worden gebouwd? Hoofdstuk 6 Hierin zijn de conclusies en aanbevelingen opgenomen. Bijlagen (afzonderlijk) In de bijlagen is informatie te vinden waar naar verwezen wordt in het rapport
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
9
Verklarende begrippenlijst Belendende Synoniem voor ‘aangrenzende’ Berliner Wand: Wand gevormd door stalen profielen en beschoeiing in hout, betonnen platen of licht gewapend spuitbeton, mogelijk met verankering Bitumen Soort dakbedekking Borstwering Geveldeel tussen verdiepingsvloer en dak BVO Vloeroppervlakte van één of meerdere ruimten van een vastgoedobject gemeten volgens NEN 258 Caissonmethode Een constructie die men laat zakken door grond onder de constructie weg te graven Collector Toestel voor het verzamelen van warmte EPC (energieprestatiecoëfficiënt) Energieprestatiecoëfficiënt als bedoeld in NEN 2916 en NEN 5128; Gebruiksbesluit Voorschriften op landelijk niveau voor het brandveilig gebruik van bouwwerken Keur (waterschap) Verordening met de regels die een waterschap hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken. Koudebrug Plaats in constructie waar warmteoverdracht mogelijk is NEN Door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm Exploitatieovereenkomst Een afspraak tussen de gemeente en de opdrachtgever, waarin de kosten voor het treffen van voorzieningen geregeld worden in vorm van een overeenkomst. OLO Afkorting voor Omgevingsloket online, website waar aanvraag moet zijn ingediend. Onderslagbalk Balk onder vloer welke de vloer opvangt en krachten overbrengt naar wanden welke niet direct onder de vloer zijn gesitueerd (soort van latei) PHPP Een MS Excel rekenmodel waar alle gebouw- en installatieparameters ingebracht zijn waarbij het effect op het eindverbruik is te evalueren M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
10
Psi-waarde Rekengrootheid van warmteverliezen door lijnvormige aansluitingen Rc waarde De Rc waarde geeft de warmte weerstand aan van een constructie Schoorpaal Heipaal welke onder een hoek wordt geheid, belast met horizontale krachten Stempelen Tijdelijk ondersteunen van vloeren of balken Trekpaal Heipaal belast met trekkracht U-waarde De U-waarde is de warmtedoorgangscoëfficiënt van een constructie, uitgedrukt in W/m²K Vigerend Synoniem voor ‘Geldend’ of ‘van kracht zijn’ Wabo Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Wisselaar Deel van installatie waar vloeistof of lucht van temperatuur veranderd
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
11
1.0 Inleiding Boes + Kok Ingenieursbureau is op 01 oktober 2010 opgericht. Dhr. Kok is op dat moment in het reeds bestaande bedrijf Boes ingenieursbureau toegetreden. Beide vennoten kenden elkaar doordat ze in het verleden werkzaam zijn geweest bij hetzelfde bouwtechnisch tekenbureau uit Vollenhove. Gezamenlijk vormden ze binnen dit bedrijf een projectteam. Door zijn scholing is dhr. Boes gespecialiseerd in vormgeving en het omgevingsrecht. De heer Kok heeft zich ontwikkeld op het technische gebied van de bouwkunde. Dit resulteert in een goede samenwerking tijdens het gehele bouwproces. Door de geringe omvang van het bedrijf Boes + Kok Ingenieursbureau is het voordeel dat de vennoten altijd op de hoogte van elkaars lopende projecten zijn. Door de korte communicatie lijnen wordt er slagvaardig geopereerd. In de praktijk vertaalt dit zich in een soepele, snelle en bovenal flexibele manier van werken. In de begintijd van het bureau bestonden de projecten vooral uit vergunningaanvragen voor dakkapellen en kleine uitbreidingen aan woningen. Door het opgedane netwerk en ervaring vanuit het verleden kwamen al snel de grotere projecten zoals diverse nieuwbouw woningen, vele uitbreidingen én nieuwbouw van utiliteit gerelateerde bouwwerken, met wellicht als bekendste referentie het ontwerp (ex- en interieur) van een grote scholengemeenschap op Urk. Door de vestigingsplaats van het bureau zijn er ook veel agrarisch gerelateerde opdrachten vanuit de Noordoostpolder, deze projecten bestaan met name uit bulk- en kistenbewaring voor (poot)aardappelen, uien en wortelen, maar ook (jong)veestallen en kassencomplexen. Doordat er in de directe omgeving van de vestigingsplaats enkele kwetsbare natuurgebieden liggen zijn onze agrarische aanvragen gerelateerd aan de Natuurbeschermingswet. Door de ervaring en expertise verzorgt Boes + Kok ook het vergunningstraject bij Provincies in het kader van de NB-vergunning. Door de vele wijzigingen op het gebied van bouwregelgeving zijn er veel initiatiefnemers die niet meer uit het “regeldoolhof” komen. Boes + Kok begeleidt deze mensen bij het aanvragen van de benodigde vergunningen. Vooral plaatselijke aannemers maken daar dankbaar gebruik van. Boes + Kok is dan ook van mening dat iedereen moet doen waar hij goed in is, echter wel met de gedachte dat er één controlerende partij aanwezig is. Deze partij dient kennis en een controlerende taak te hebben van en over alle activiteiten, Boes + Kok heeft deze benodigde kennis. De kennis blijft actueel omdat het bureau veel tijd investeert in (bij)scholing en cursussen. Tevens verzorgt het bureau gastcolleges aan de bouwkundeklassen van het Deltion College te Zwolle. Daarnaast waren de heren Boes en Kok in 2011 betrokken bij het opzetten van een duale opleiding bouwkunde voor de Hogeschool Windesheim te Lelystad, deze opleiding gaat in augustus 2012 van start. Het bureau is van mening dat ze haar kennis moet delen met de (toekomstige) mede-bouwers. Dit pro deo werk kan het bureau zich veroorloven doordat er een efficiënte manier van werken is en lage overheadkosten zijn.
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
12
2.0 Probleemstelling en onderzoeksvragen 2.1Aanleiding Boes + Kok ingenieursbureau is in oktober 2010 voortgekomen uit Ingenieursbureau Boes. Dhr. Kok is mede-eigenaar geworden en hierdoor is ook de naam van het oorspronkelijke bedrijf gewijzigd. Mede door deze gebeurtenis is de omzet, het aantal en de omvang van de onderhanden projecten dusdanig toegenomen dat het bureau zich genoodzaakt ziet om op zoek te gaan naar een ruimere huisvesting. Om dit huisvestingprobleem op te lossen heeft het bureau twee woningen aangekocht aan de straat genaamd Cellemuiden te Hasselt, deels liggend aan en in het dijklichaam van de rivier het “Zwarte water”, dat een aftakking van de IJssel is. De koop bestaat uit twee, aan elkaar geschakelde, woningen (zie ter verduidelijking figuur 01 en bijlage 01). De woning welke is aangegeven in figuur 01 als “Woning 01” wordt geheel gesloopt. Hier komt een energie neutrale woning voor terug. De woning welke in figuur 01 “woning 02” is genoemd (in onderstaande figuur 01 in het oranje) wordt getransformeerd naar het kantoor dat benodigd is voor de dagelijkse bedrijfsvoering van het bedrijf Boes + Kok ingenieursbureau. Van oorsprong was het oranje gearceerde gedeelte de stal, echter door enkele verbouwingen door de jaren heen is het een tweede woning geworden. Doordat de huidige bebouwing uit twee wooneenheden bestaat is er een zogenaamde functiewijziging noodzakelijk. De woonbestemming moet getransformeerd worden naar een bestemming waarbinnen een kantoorfunctie gevoerd wordt, zodat er geen sprake meer is van strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan. De nieuw te bouwen bedrijfswoning wordt energie neutraal uitgevoerd. De toekomstige bewoner is niet meer afhankelijk zijn van een energieleverancier. Bijkomend voordeel van een energie neutrale bedrijfswoning is dat het ingenieursbureau een duidelijk signaal afgeeft in vorm van een referentieproject van haar kennis en kunnen op het gebied van energie neutraal ontwerpen en bouwen.
Figuur 1 bestaande bebouwing Cellemuiden 45 & 46 (Bron: Google Maps fotodatum juni 2009)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
13
2.2Probleemstelling Op basis van deze aanleiding is de volgende probleemstelling gedefinieerd; Welke consequenties heeft het transformeren en uitvoeren van de bestaande bebouwing aan de Cellemuiden 45 en 46 te Hasselt tot een energie neutrale bedrijfswoning met een geschakelde bedrijfsruimte voor het bedrijf Boes + Kok Ingenieursbureau.
2.3Analyse probleemstelling Binnen de probleemstelling zijn verscheidende begrippen te onderscheiden, het eerste gedeelte van het probleem stelling luidt: “Welke consequenties heeft het transformeren”? Het tweede onderdeel van de probleemstelling bestaat uit het kunnen uitvoeren en transformeren van de bestaande bouw naar een energie neutrale bedrijfswoning met een geschakelde bedrijfsruimte. Binnen de probleemstelling gaat het over twee handelingen, namelijk de transformatie van de bestaande bouw naar een bedrijfsruimte en de uitvoering van de energie neutrale woning. x x x x x
Om een antwoord op de probleemstelling te kunnen geven zijn enkele begrippen van de probleemstelling verder gedefinieerd in vorm van een vraagstelling, deze vragen zijn; wat houdt transformeren in? hoe kan de bestaande bebouwing deels worden getransformeerd naar een bedrijfsruimte? wat houdt energie neutraal in? welke consequenties heeft het transformeren en uitvoeren van de bestaande bouw tot een energie neutrale bedrijfswoning met een geschakelde bedrijfsruimte?
2.3.1 wat houdt transformeren in? Volgens de Nederlandse taal is “transformeren” het omvormen of het vervormen. Binnen de probleemstelling houdt dit in dat de huidige bebouwing moet worden vervormd tot een energie neutrale woning met daaraan geschakelde kantoorruimte voor het bedrijf Boes + Kok Ingenieursbureau. Conclusie Transformeren is het omvormen of het vervormen van een onderwerp. Binnen de probleemstelling houdt dit in dat de huidige bebouwing moet worden vervormd tot een energie neutrale woning met een geschakelde bedrijfsruimte. . 2.3.2 hoe kan de bestaande bebouwing deels worden getransformeerd naar een bedrijfsruimte? In Nederland is het niet altijd mogelijk om een bestaande woning om te bouwen tot bijvoorbeeld een kantoor. Er zijn namelijk regels gesteld aan het gebruik (functie) en de bouwmogelijkheden van gronden. Deze regels zijn vertaald in het bestemmingsplan. In dit onderzoek is er onderzocht of het toekomstig gebruik (functie) binnen het geldende bestemmingsplan past. Indien dit niet binnen het vigerende bestemmingsplan past moet er worden onderzocht of er een manier is om dit mogelijk te maken. Er wordt binnen de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) een mogelijkheid geboden voor het afwijken van het bestemmingsplan. Er moet onderzocht worden of dit bij deze case uitkomst biedt. Conclusie Door de (bouw)regelgeving in Nederland moet er worden onderzocht of binnen het geldende bestemmingsplan een mogelijkheid is voor het creëren van een bedrijfsruimte. Indien deze mogelijkheid er niet is moet er onderzocht worden of dit mogelijk is door een afwijking van bestemmingsplan zoals deze is omschreven in de Wabo. M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
14
2.3.3 wat houdt energieneutraal in? Voor de definitie energieneutraal wordt deels het door W/E adviseurs opgesteld rapport “Stevige ambities, klare taal!” 1 aangehouden. In deze rapportage staat vermeld onder hoofdstuk 4; begrippen en definities bij de definitie energieneutraal; “Een project is energieneutraal als er op jaarbasis geen netto import van fossiele of nucleaire brandstof van buiten de systeemgrens nodig is om het gebouw op te richten, te gebruiken en af te breken.” Dit betekent dat het energiegebruik binnen de projectgrens gelijk is aan de hoeveelheid duurzame energie die binnen de projectgrens wordt opgewekt of die op basis van externe maatregelen aan het project mag worden toegerekend. Het energieverbruik dat voortkomt uit de oprichting en sloop van het gebouw zijn naar een jaarlijkse bijdrage verrekend op basis van de verwachte levensduur van het gebouw.” In dit onderzoek is er alleen gekeken naar de te gebruiken energie van de eindgebruiker (bewoner) en de energievraag voor de verwarmings- en koelinstallaties. Zie ter verduidelijking onderstaande figuur 02 welke is overgenomen vanuit de rapportage; “Uitgerekend nul” van DHV. De energie welke benodigd is voor het winnen en vervaardigen van de toegepaste materialen zijn niet meegenomen in de totale energievraag. Deze ‘embodied energy’ kan worden berekend aan de hand van een milieuprestatie berekening en zijn gebaseerd op de levenscyclusanalysemethode. Figuur 2 Energieverbruik (Bron: Agentschap NL, utiliteitsgebouwen, april 2010)
Conclusie In deze thesis wordt als definitie energie neutraal aangehouden dat er over het gehele jaar gezien geen netto import van fossiele of nucleaire brandstof noodzakelijk is om het gebouw op te verwarmen, te koelen en te gebruiken. Dit houdt in dat er alleen vastrecht betaald moet worden aan de energieleverancier. 2.3.4 welke consequenties heeft het transformeren en uitvoeren van de bestaande bouw tot een energie neutrale bedrijfswoning met een geschakelde bedrijfsruimte? Om het bedrijf Boes + Kok ingenieursbureau te kunnen verhuizen naar de betreffende locatie in Hasselt dienen verschillende acties worden ondernomen. Naast de fysieke verhuizing dienen er ook administratieve wijzigingen doorgevoerd worden, denk hierbij aan wijzigen van de gegevens bekend bij Kamer van Koophandel, gemeentelijke administratie doordat gemeente Steenwijkerland wordt verruild voor gemeente Zwartewaterland e.d.. Ook voor de verhuizende vennoot moet er bij de gemeente e.e.a. worden gewijzigd. In dit onderzoek zijn alleen de stappen onderzocht welke betrekking hebben tot de functiewijziging van het bedrijfsgedeelte en de uitvoering van de energie neutrale woning. In Nederland zijn er twee wetten waaraan staat beschreven waaraan bouwwerken dienen te voldoen en wat de procedure is van eventuele wijzigingen. Dit zijn de Woningwet 1901 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Conclusie De functiewijziging en de sloop + nieuwbouw van de bedrijfswoning hebben de consequentie dat er volgens de procedure zoals in de wetgeving is beschreven moet worden gehandeld. Wat deze procedure is moet onderzocht worden. 1
Bron: W/E Adviseurs, STEVIGE AMBITIES KLARE, TAAL, oktober 2009 M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
15
2.4 Onderzoeksvragen Om de probleemstelling te kunnen beantwoorden moeten er verschillende vragen beantwoord worden. Deze vragen vormen de onderzoeksvragen binnen deze rapportage. 2.4.1 Welke stukken en/of bescheiden moeten waar worden aangeleverd voor de transformatie van de bestaande bebouwing naar een energie neutrale woning met een geschakelde bedrijfsruimte? 2.4.2 Aan welke eisen moeten de stukken / bescheiden voldoen welke moeten worden aangeleverd ten behoeve van de transformatie? 2.4.3 Hoe kan de bedrijfswoning energie neutraal worden uitgevoerd?
2.5 Onderzoeksmethode 2.5.1 Onderzoeksmethode onderzoeksvraag 01 Welke stukken en/of bescheiden moeten waar worden aangeleverd voor de transformatie van de bestaande bebouwing naar een energie neutrale woning met een geschakelde bedrijfsruimte? Om deze vraag te kunnen beantwoorden is er eerst onderzocht welke bouwregelgeving momenteel van toepassing is in Nederland. Aan de hand van de uitkomst van bovenstaand onderzoek is er onderzocht welke stukken en/of bescheiden waar moeten worden aangeleverd om aan de regelgeving te voldoen. Onderzoeksvraag 1 is door middel van een literatuur studie worden onderzocht
2.5.2 Onderzoeksmethode onderzoeksvraag 02 Aan welke eisen moeten de stukken / bescheiden voldoen welke moeten worden aangeleverd ten behoeve van de transformatie? Er is onderzocht aan welke eisen aan de indieningsstukken moeten voldoen. Onderzoeksvraag 2 is door middel van een literatuur studie onderzocht.
2.5.3 Onderzoeksmethode onderzoeksvraag 03 Op welke wijze kan de bedrijfswoning energie neutraal worden gebouwd? Er is onderzocht wat het totale energieverbruik van de woning is. Daarnaast is onderzocht hoe deze energievraag opgewerkt wordt zonder (over een heel jaar gezien) gebruik te maken van fossiele of nucleaire energiebronnen. In het totale energieverbruik is opgenomen; x gebouw gebonden energiegebruik (warmte, koude, elektriciteit voor installaties en verlichting) x gebruikersdeel energiegebruik (alle elektriciteit m.u.v. installaties en verlichting) Deze gegevens zijn bepaald door het uitvoeren van een PHPP (versie 1.5, d.d. 26 november 2009) berekening. Onderzoeksvraag 3 is met behulp van een simulatiemodel onderzocht. M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
16
2.6 Uitgangspunten en wettelijke kaders: In dit onderzoek wordt alleen onderzoek gedaan naar de bouwregelgeving en die hieruit volgende regelgeving. Uitgangspunten zijn de Woningwet 1901 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In dit onderzoek wordt er enkel voor de bedrijfsruimte onderzoek gedaan naar de procedure van de functiewijziging en voor de bedrijfswoning de procedure voor de sloop van de voormalige woning en voor de nieuwbouw van de energie neutrale woning. Tevens is er onderzocht worden wat het toekomstig energieverbruik is en op welke wijze aan deze energievraag kan worden voldaan. Het ontwerp voor deze woning is toegevoegd als Bijlage 01
3.0 Bouwregelgeving In Nederland bestaat de bouwregelgeving altijd uit tenminste twee wetten, de Woningwet 1901 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Daarnaast zijn er wetten welke afhankelijk zijn van het type bouwwerk. Enkel voorbeelden hiervan zijn de Arbowet, Natuurbeschermingswet, Waterwet ect.
3.0.1 Woningwet 1901; In 1901 werd de Woningwet 1901 ingevoerd. Vanaf de inwerkingtreding van deze wet moesten de gemeenten een bouwverordening en een uitbreidingsplan opstellen. In deze wet was ook opgenomen dat de gemeente bevoegd was om een woning onbewoonbaar te verklaren, of te onteigenen mits deze dusdanig verwaarloosd was. De reden van deze wet was de slechte staat van veel woningen. Dit kwam doordat veel mensen vanaf het platteland richting de steden trokken om werk te zoeken. Hierdoor breidden de steden (te) snel uit. Kwalitatief slechte en te kleine woningen waren het gevolg hiervan. In de wet staat ook opgenomen dat elke eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein voorzieningen treft, zodat er door de staat van het bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat. De Woningwet 1901 vormt de basis voor de bouwen gebruiksvoorschriften die zijn vastgelegd in 2 besluiten (Algemene Maatregelen van Bestuur) en een regeling: Bouwbesluit 2003 In het Bouwbesluit 2003 staan in 7 hoofdstukken de bouwtechnische voorschriften waaraan gebouwen dienen te voldoen. De opdrachtgever is ervoor verantwoordelijk dat de bouwwerkzaamheden goed en veilig worden uitgevoerd. De gemeente toetst of bouwplannen voldoen aan het Bouwbesluit. Regeling Bouwbesluit 2003 De Regeling Bouwbesluit 2003 stemt het Bouwbesluit af met NEN-normen, CE-markeringen en kwaliteitsverklaringen. In deze regeling staan onder meer voorschriften voor de aansluiting van gas, elektriciteit, noodstroom en water. De NEN-normen die van toepassing zijn, staan in bijlage 1 van de Regeling Bouwbesluit 2003. Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit) In het Gebruiksbesluit (uit 2008) staan de eisen voor het brandveilig gebruiken van bouwwerken. Bouwbesluit 2012 Op 01 april 2012 is een nieuw Bouwbesluit in werking treden. Dit besluit vervangt het Bouwbesluit 2003 en heeft de naam Bouwbesluit 2012. Binnen het Bouwbesluit 2012 is het gebruiksbesluit opgenomen. Dit in het kader van deregulering. Het juridische basisartikel is artikel 2 van de Woningwet 1901. Echter is tegelijkertijd met de invoering van Bouwbesluit 2012 een wijziging plaatsvinden in de Woningwet 1901. Hierdoor zijn ook voorschriften over het slopen en gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen onder de formele reikwijdte van dit artikel gebracht.
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
17
Zodoende kunnen er ook technische en andere voorschriften aan deze onderwerpen worden gegeven. Hierdoor dienen de gemeentelijke bouwverordeningen ook aangepast te worden, een gebruiks- of sloopmelding is hieruit gehaald omdat dit nu onder het Bouwbesluit 2012 valt. Artikel 8 van de Woningwet 1901 is hiermee komen te vervallen. (hierin stond vermeld dat de gemeente in haar bouwverordening het gebruik opnam.)
Figuur 3 Bouwbesluit 2003 vervangen door Bouwbesluit 2012 per 1 april 2012 (bron: praktijkboek Bouwbesluit 2012)
Figuur 1 Bouwbesluit 2003 vervangen door Bouwbesluit 2012 per 1 april 2012 (bron: praktijkboek Bouwbesluit 2012)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
18
3.0.2 de Wabo; Sinds 01 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, kortweg Wabo, van kracht. Met de ingang van deze wet worden een twintigtal vergunningen op het gebied van bouwen, ruimte, natuur en milieu samengevoegd tot één. Deze vergunning heet de omgevingsvergunning. Bereik omgevingsvergunning Het voormalige ‘Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer’ (VROM) heeft in 2009 een folder uitgebracht waarin het bereik van de omgevingsvergunning is weergegeven. Deze folder is bijgevoegd als bijlage 02. In de eerste kolom staat welke wet het voor de invoering van de Wabo betrof, in de tweede kolom staat vermeld waar het betreffende artikel terug is te vinden binnen de huidige wetgeving, in de derde kolom staat vermeld welke activiteit / toestemming het betreft, in de vierde en laatste kolom staat vermeld welke partij het bevoegd gezag is. Uitzondering; watervergunning De watervergunning is (tot 01 april 2012) niet opgenomen in de omgevingsvergunning. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft hiervoor een aparte wet voor opgesteld, de Waterwet genaamd. De aanvraag voor een Waterwetvergunning dient vanaf 1 januari 2012 wel te worden ingediend bij hetzelfde loket als de omgevingsvergunning. Er moet dan een vergunningsaanvraagformulier van het waterschap worden ingevuld en als bijlage worden ge-upload bij het omgevingsloket online. Het bevoegd gezag stuurt deze zelf richting het betreffende Waterschap, per 01 april 2012 is het formulier toegevoegd aan het omgevingsloket online. Losse vergunningen De aanvrager is niet verplicht om alle vergunningen in één keer aan te vragen. De aanvrager mag ook elke activiteit apart aanvragen, bijvoorbeeld eerst een kapvergunning, hierna een sloopvergunning en een bouwvergunning. Naast dat deze methode extra tijd in beslag neemt heeft het ook een ander nadeel, het kan voorkomen dat de ene vergunning wel wordt verleend en een ander niet. Door alle vergunning in één maal aan te vragen bespaart de aanvrager dus tijd en vaak geld in vorm van de legeskosten welke de gemeente rekent voor de afhandeling van de aanvraag. Gefaseerd aanvragen kan een strategie zijn van de aanvrager, dit blijft ook na de invoering van Wabo mogelijk. Vergunningsvrij bouwen Sinds de invoering van de Wabo mag er meer vergunningsvrij worden gebouwd. De regels waaraan een vergunningsvrij bouwwerk dienen te voldoen staan omschreven in het Besluit omgevingsrecht (Bor). Dit recht is een onderdeel binnen de Wabo. Het bestemmingsplan is hier een belangrijk element binnen het Omgevingsrecht. Indien het (gemeentelijke) bestemmingsplan het toelaat mag vergunningsvrij worden gebouwd, mits het plan voldoet aan de Woningwet 1901. Deze eisen staan genoemd onder artikel 2 & 3 van de Bor. Procedure De Wabo kent twee typen voorbereidingsprocedures om de omgevingsvergunning voor te bereiden: 1. de reguliere voorbereidingsprocedure; 2. de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Zowel de reguliere als de uitgebreide voorbereidingsprocedure zijn een uitwerking van de procedureregels in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
19
Welke procedure? De Wabo gaat er van uit dat voor het aanvragen of wijzigen van een vergunning de reguliere procedure van toepassing is. Echter bij sommige gevallen is de uitgebreide procedure van toepassing. Welke gevallen dit betreft staat omschreven in artikel 3.10 van de Wabo. Als er meerdere vergunningen dienen te worden verleend en hiervan valt er één van onder de uitgebreide procedure, dan wordt voor de volledige aanvraag de uitgebreide procedure gevolgd. De reguliere voorbereidingsprocedure Voor de reguliere procedure geldt hoofdstuk 4 van de Algemene Wet Bestuursrecht (kortweg Awb). De Wabo geeft hierop enkele aanvullingen. Dit zijn onder andere: x x
x x
x
Er moet zowel een ontvangstbewijs als een bericht met nadere gegevens over het verloop van de procedure aan de aanvrager worden gestuurd (art. 3.1 Wabo). Het bevoegd gezag geeft onverwijld kennis van de aanvraag om een omgevingsvergunning in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze (art. 3.8 Wabo). Het bevoegd gezag beslist binnen acht weken (eventueel verlengd met zes weken) na de datum van ontvangst van de aanvraag (art. 3.9 lid 1 en 2 Wabo). Tegelijkertijd met, of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van het besluit doet het bevoegd gezag mededeling van de beschikking op dezelfde wijze als kennis is gegeven van de aanvraag (art. 3.9 lid 1, onder a, Wabo). Als niet binnen de wettelijke termijn een besluit is genomen, is het besluit van rechtswege verleend en doet het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk mededeling van die beschikking op dezelfde wijze als kennis is gegeven van de aanvraag (art. 3.9 lid 3 en 4 Wabo).
aanvraag
aanvullingen indienen
Figuur 4 reguliere procedure tijdsduur: 8 weken
M. KOK
beschikking
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
20
De uitgebreide voorbereidingsprocedure Voor de uitgebreide procedure geldt afdeling 3.4 van de Awb. De Wabo geeft hierop enkele aanvullingen. Dit zijn onder andere: x x
x
x x x x
Er moet zowel een ontvangstbewijs als een bericht met nadere gegevens over het verloop van de procedure aan de aanvrager worden gestuurd (art. 3.1 Wabo). In gevallen waarin een ander bestuursorgaan dan B&W bevoegd gezag is, ligt het ontwerpbesluit tevens ter inzage in de gemeente waar het betrokken project in hoofdzaak wordt uitgevoerd (art. 3.12 lid 3 Wabo). Aanvraag, ontwerpbesluit en/of het definitieve besluit dienen op grond van zowel de Wabo als het Besluit omgevingsrecht (Bor) in bepaalde gevallen aan specifieke personen of instanties worden toegestuurd. Te denken valt aan het orgaan dat de verklaring van geen bedenkingen afgeeft (provincie) of een ander bestuursorgaan dan het aangewezen bevoegd gezag, zoals bijvoorbeeld het waterschap. Iedereen kan zienswijzen op het ontwerpbesluit indienen (art. 3.12 lid 5 Wabo). Overigens kunnen alleen belanghebbenden bezwaar maken en in beroep gaan. De beslistermijn van zes maanden start op de dag na de dag van ontvangst van de aanvraag (art. 3.12 lid 7 Wabo). De beslistermijn van zes maanden mag eenmaal verlengd worden, met ten hoogste zes weken (art. 3.12 lid 8 Wabo). Indien er sprake is van een geval als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º, van de Wabo (de toestemming uit de Wabo die in de plaats komt van het projectbesluit) wordt de kennisgeving van het ontwerpbesluit en de mededeling van het definitieve besluit in de Staatscourant geplaatst en gezonden aan de eigenaar van en eventuele beperkt gerechtigden op de in het ontwerpbesluit begrepen gronden, voor zover dat nodig is met het oog op de toepassing van artikel 85 van de onteigeningswet (art. 3.12 lid 2 Wabo jo. art. 6.14 lid 2 Regeling omgevingsrecht). De mededeling van het definitieve besluit wordt tevens langs elektronische weg gedaan en beschikbaar gesteld (art. 6.14 Bor jo. Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008).
aanvraag
aanvullingen indienen
ontwerpbesluit
zienswijze
beschikking
Figuur 5 uitgebreide procedure tijdsduur 26 weken
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
21
Doordat er een functiewijziging doorgevoerd dient te worden, omdat de voorgenomen functie niet binnen het huidige bestemmingsplan past, moet er een vergunning dienen te worden afgegeven door gemeente Zwartewaterland voor het afwijken van bestemmingsplan. Dit kan op basis van Wabo artikel 2.12. In dit artikel staat een opsomming vermeld van de mogelijkheden om af te kunnen wijken van het bestemmingsplan. De tekst van het artikel 2.12, eerste lid luidt: “1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend: a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening: 1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking, 2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of 3°. indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;” Ter informatie: tekst behorend bij artikel 2.1 lid 1c; “het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan” Het artikel is dus van toepassing op dit project.
Om de functiewijziging door te voeren moet er dus een omgevingsvergunning aangevraagd worden welke op basis van art. 2.12 lid 1a sub 3 gerechtvaardigd is. Zoals te lezen is binnen dit artikel, moet hiervoor een goede ruimtelijke onderbouwing als motivering geschreven worden om de vergunningsaanvraag gehonoreerd te zien worden door gemeente Zwartewaterland. Doordat artikel 2.12 van kracht is in het vergunningstraject geldt het ook de uitgebreide procedure. Dit houdt in dat de gemeente geen acht, maar zesentwintig weken de tijd krijgt om de aanvraag af te wijzen of de vergunning te verlenen. Binnen de eerste acht weken kan het bevoegd gezag beslissen om de termijn eenmalig met zes weken te verlengen. Aanvulling indienen Als de omgevingsvergunning aanvraag niet compleet, of de aanvraaggegevens niet kloppen, kan het bevoegd gezag (gemeente) vragen om een aanvulling. De aanvraag komt dan in de status “Aanvulling gevraagd” en de beslistermijn wordt opgeschort. Het bevoegd gezag brengt de aanvrager op de hoogte van de aanvullingstermijn. De beslistermijn gaat weer lopen wanneer de aanvrager de aanvulling indient of wanneer de aanvullingstermijn is verlopen. Indien de aanvullingstermijn is verlopen moet het bevoegd gezag de aanvraag weigeren. Als een aanvraag wordt geweigerd factureert het bevoegd gezag vaak een gedeelte van de legeskosten. De hoogte van de legeskosten zijn afhankelijk van de activiteiten en per gemeente verschillend. Deze zijn terug te vinden in de legesverordening van de gemeente waar het project wordt gerealiseerd. Zienswijze indienen Als een omgevingsvergunningaanvraag via de uitgebreide procedure loopt, publiceert het bevoegd gezag een ontwerpbesluit voordat ze een beslissing neemt. De aanvraag komt dan in de status “Ontwerpbesluit”. Als een belanghebbende wil reageren op het ontwerpbesluit, kan hij of zij een zienswijze indienen binnen zes weken na publicatie van het ontwerpbesluit. De zes weken van deze termijn vallen binnen de zesentwintig weken van de gehele beslistermijn.
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
22
Beschikking De beschikking is het besluit op de vergunningaanvraag. Zodra tijdens de status “In behandeling” een beschikking wordt afgegeven, komt de aanvraag in de status “Beschikking”. De aanvrager ontvangt dan de beschikking over de aanvraag. De aanvraag blijft in deze status als er in de beschikking staat dat er nog bijlagen dienen te worden toegevoegd. Wanneer de aanvraag compleet is, komt deze in status “OLO dossier gesloten”. Daarna kan het bevoegd gezag de aanvraag archiveren. Na bekendmaking van de beschikking hebben belanghebbende zes weken om bezwaar of beroep aan te tekenen als hij of zij het niet eens is met de beslissing van bevoegd gezag. Er kan bezwaar aangetekend worden tegen een beschikking op een aanvraag die volgens de reguliere procedure is verlopen. Tegen een aanvraag die volgens de uitgebreide procedure is verlopen, moet men beroep aantekenen bij het gerecht. Indien er een beroep wordt aangetekend moet de aangetekende ook een zienswijze hebben ingediend ten tijde van de ter inzage legging van de ontwerpbeschikking gedurende zes weken. Zie ook ter verduidelijking onderstaande figuur.
beschikking
bezwaar of beroep
OLO- dossier gesloten
Figuur 6 mogelijkheid van beroep of bezwaar (6 weken)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
23
Indieningsvereisten Het indienen van een aanvraag omgevingsvergunning voor de betreffende activiteiten is aan landelijke regels gebonden. De in te dienen stukken dienen zo worden aangeleverd, dat een goede en efficiënte afhandeling van de aanvraag omgevingsvergunning is gewaarborgd. De aanvrager van de omgevingsvergunning is hiervoor verantwoordelijk. Wat de aanvrager bij iedere activiteit dient aan te leveren, staat vermeld in de Regeling omgevingsrecht (MOR). De op dit onderzoek slaande artikelen worden hieronder behandeld. x NAW-gegevens van de aanvrager, alsmede het elektronische adres (e-mail) van de aanvrager indien de aanvraag elektronisch wordt aangevraagd; x adres, en kadastrale aanduiding van het project; x een omschrijving van de aard en omvang van het project; Omdat de aanvraag in dit geval door een gemachtigde wordt gedaan moet er ook worden aangeleverd; x x
NAW- (of vestigingsplaats)gegevens van de gemachtigde, alsmede het elektronisch adres. NAW-gegevens van de uitvoerende partij (voor zover bekend).
Naast de bovenstaande gegevens dient de betreffende activiteiten te zijn aangevuld met de volgende stukken en/of gegevens;
Activiteit sloop voor 01 april 2012: Omdat er niet wordt gesloopt in geval van planologisch verbod of in een beschermd stads- of dorpsgezicht vervallen artikelen 6.1 en 6.2 van de MOR, deze zijn dan ook niet opgenomen in deze rapportage. Echter in hoofdstuk 7; indieningsvereisten vanwege activiteiten krachtens een provinciale of gemeentelijke verordening, artikel 7.2 staat geschreven dat als het gaat om het slopen van een bouwwerk, bedoeld in artikel 2.2 eerste lid onder a, de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het bevoegd gezag: a. De omvang waarin het bouwwerk wordt gesloopt; b. De uitvoerder van de sloopactiviteiten; c. De sloopmethode; d. Het sloopveiligheidsplan; e. De aard en hoeveelheid vrijkomend materiaal; f. Het asbestinventarisatierapport, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005, indien er sprake is van een verwachting dat er asbest aanwezig is; g. Het onderzoeksrapport naar aard, omvang en samenstelling van gevaarlijk afval, indien dat door het te slopen bouwwerk of een onderdeel daarvan vrijkomt. Doordat er in artikel 2.2 eerste lid onder a “het slopen van een bouwwerk” wordt benoemd zijn bovenstaande stukken dus noodzakelijk voor het bevoegd gezag om de aanvraag in behandeling te kunnen nemen.
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
24
Samenvattend komt het er op neer dat er bij bevoegd gezag voor de sloop van de bestaande woning aan de Cellemuiden de volgende stukken en/of bescheiden worden aangeleverd; x x x x x
kleuren foto’s bestaande bebouwing asbestinventarisatierapportage plattegrond en doorsnede tekening te slopen bebouwing situatietekening sloopveiligheidsplan
Activiteit sloop na 01 april 2012: Na het inwerking treden van het Bouwbesluit 2012 (01 april 2012) wordt de sloopvergunning vervangen door een sloopmelding. Dit komt vanuit artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012. Hierin wordt omschreven indien naar redelijke inschatting de hoeveelheid sloopafval meer dan 10 m³ bedraagt, of asbest verwijderd wordt, er ten minste vier weken voor aanvang van de sloopwerk een schriftelijke melding bij het bevoegd gezag ingediend moet zijn. Hierop zijn enkele uitzonderingen, deze staan vermeld onder artikel 1.26 lid 2 t/m lid 5 sub b van het Bouwbesluit 2012. Wat er aangeleverd moet zijn bij deze schriftelijke melding staat beschreven in artikel 1.26 lid 6 sub a t/m j. Voor dit project wordt er aangeleverd; x x x x x x
x
naam en adres van de eigenaar van het te slopen bouwwerk. aam en adres van diegene die de sloopwerkzaamheden uitvoert adres, kadastrale aanduiding en aard van het te slopen bouwwerk de data, de tijdstippen en een beschrijving van de wijze waarop het uitvoeren van de sloopwerkzaamheden plaatsvindt sloopveiligheidsplan een globale inventarisatie van de aard en de hoeveelheid van de afvalstoffen die naar verwachting vrijkomen bij de sloopwerkzaamheden en een opgave van de voorgenomen afvoerbestemming van die stoffen asbestinventarisatierapportage incl. tekening waar welk type asbest is gelokaliseerd.
De sloopmelding dient op dezelfde manier te zijn ingediend als de omgevingsvergunning. Activiteit bouwen In de MOR hoofdstuk 2; Indieningsvereisten vanwege bouwactiviteiten, staan de gegevens en bescheiden benoemd welke bij het bevoegd gezag ingediend dienen te worden zodat het bevoegd gezag de aanvraag in behandeling kan nemen. Deze bescheiden zijn in dit hoofdstuk verdeeld in een drietal paragraven. Elke paragraaf behandelt een apart onderwerp, te weten; §2.1 Gegevens en bescheiden over bouwactiviteiten §2.2 op een later moment aan te leveren gegevens en bescheiden §2.3 vereisten aan tekeningen In Bijlage 03 is de MOR toegevoegd. De licht gedrukte tekst zijn leden van een van toepassing zijnde artikel, echter het lid zelf is niet van toepassing op het onderzoek. M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
25
Samenvattend komt het er op neer dat er bij bevoegd gezag voor de nieuwbouw van de bedrijfswoning aan de Cellemuiden de volgende stukken en/of bescheiden dienen te worden aangeleverd; x x x x x x x x x x x x x x x x
Ingevuld aanvraagformulier Plattegrond tekening(en) van bestaande en gewijzigde kelder, begane grond en verdieping schaal 1:100 Doorsnede tekening van bestaande en gewijzigde toestand schaal 1:100 Gevelaanzichten van bestaande en gewijzigde toestand schaal 1:100 Situatietekening van bestaande en gewijzigde toestand schaal 1:1000 Detailtekeningen schaal 1:5 Kleuren foto’s Statische berekening + tekening (sterkte berekeningen) EPC berekening (energie prestatie coëfficiënt) Milieukundig onderzoek Geografisch onderzoek (sonderingen) Akoestisch onderzoek Daglicht- en ventilatie berekening Informatie over inbraakwerendheid Informatie over weren van ratten en muizen Informatie over installaties
Activiteit handeling in strijd met regels ruimtelijke ordening Het bestemmingsplan regelt het gebruik (de functie) en de bouwmogelijkheden van gronden. Het geldende bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de grond gebruikt mag worden en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan. Een bestemmingsplan is opgebouwd uit drie stukken; regels, een verbeelding en een toelichting. De regels en de verbeelding (plankaarten) zijn bindend. De functie van de gronden, het bouwen en het gebruik van de bestemming zijn in deze regels opgenomen. De motivatie waarom het een goede ruimtelijke ordening betreft is beargumenteerd in de toelichting. Uniforme regels Binnen Nederland zijn regels afgesproken om in alle bestemmingsplannen van dezelfde opbouw en begrippen gebruik te maken. Hierdoor is het vergelijk van plannen eenvoudiger. Toetsing Het bevoegd gezag voor het toetsen aan bestemmingsplan is het gemeentelijk apparaat. Indien het bouwplan niet binnen het huidige bestemmingsplan past is het mogelijk om het bestemmingsplan te herzien. De gemeente moet hier wel medewerking aan willen verlenen. Voor het afwijken van het bestemmingsplan moet een ruimtelijke onderbouwing zijn opgesteld. Dit is een rapportage waaruit blijkt de een goede ruimtelijke ordening gehandhaafd blijft ondanks de afwijking van het vigerende bestemmingsplan. Vastleggen en ontwikkelen Het bestemmingsplan heeft twee functies; een functie om het bestaande vast te leggen en te beheersen en een tweede functie om iets nieuws mogelijk te maken. M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
26
Verzoek bestemmingsplan wijzigen Als de aanvrager een (bouw)plan wil realiseren welke niet past binnen het vigerende bestemmingsplan en ontheffing van het bestemmingsplan niet mogelijk is, dan kan de aanvrager het college van burgemeester en wethouders verzoeken het bestemmingsplan te wijzigen. Aan een plan dat niet past binnen het geldende bestemmingsplan, maar wel past binnen het provinciaal en gemeentelijk ruimtelijk beleid kan medewerking worden verleend. Wel moet het plan voldoen aan (milieu)regelgeving, bijvoorbeeld de Wet geluidhinder en de flora- en fauna wetgeving. Het verzoek tot bestemmingsplan wijziging wordt gedaan doormiddel van een schrijven gericht aan het college van burgemeester en wethouders. Dit verzoek wordt een principe verzoek genoemd. Er bestaat geen vaste procedure voor de afhandeling van een principeverzoek voor het wijziging van een bestemmingsplan. Een principebesluit kan binnen twee weken, maar ook pas na twee jaar zijn genomen. Het mag duidelijk zijn dat een wijziging voor het realiseren van een grote inbreidingslocatie langer duurt dan een principeverzoek voor de bouw van één woning. Planologische afwijking Artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening geeft aan dat de gemeente (gemeenteraad) een planologische afwijking mag nemen. Als het college van burgemeester en wethouders positief heeft gereageerd op het door de aanvrager ingediende principeverzoek wordt er een planologische afwijking voorbereid en vervolgens de procedure opgestart. Een planologische afwijking moet zijn onderbouwd door middel van een ruimtelijke onderbouwing. Veelal moeten in dit kader ook onderzoeken plaatsvinden naar bijvoorbeeld de bodemkwaliteit, de flora en fauna en geluidshinder. Al deze rapporten zijn door de aanvrager zelf aangeleverd en de kosten zijn tevens voor de aanvrager. Naast de onderbouwing sluit de gemeente vaak met de initiatiefnemer een overeenkomst waarin zaken worden geregeld die samenhangen met het projectbesluit. Denk hierbij aan de leges, planschade en eventuele civieltechnische aanpassingen als gevolg van het betreffende plan. Ook deze kosten zijn voor rekening van de aanvrager. Als er vooraf geen overeenkomst ligt kan een exploitatieovereenkomst door de gemeente worden opgesteld. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt de procedure voor een planologische afwijking. Grofweg bestaat de procedure uit inspraak en vooroverleg, een ontwerp projectbesluit en daarna het definitieve projectbesluit. De totale procedure duurt zesentwintig weken. Als er beroep wordt ingesteld tegen het projectbesluit, wat enkel bij de rechtbank mogelijk is, dan duurt het langer. Herziening bestemmingsplan Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening geeft aan dat de gemeente (gemeenteraad) een bestemmingsplan mag vaststellen. Als het college van burgemeester en wethouders positief heeft gereageerd op het principeverzoek, wordt er herziening van het bestemmingsplan voorbereid en vervolgens de procedure opgestart. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting (ruimtelijke onderbouwing), een verbeelding (plankaart) en regels (de voorschriften). Al deze producten zijn door de aanvrager zelf aangeleverd en zijn voor rekening van de aanvrager. Veelal zijn in dit kader ook onderzoeken noodzakelijk naar bijvoorbeeld de bodemkwaliteit, de flora en fauna en geluidshinder. Ook hiervoor geld dat de aanvrager dit op eigen kosten bij de gemeente moet aanleveren. Naast de onderbouwing wordt er meestal een overeenkomst gesloten waarin zaken zijn geregeld die samenhangen met de herziening van het bestemmingsplan. Denk hierbij aan de leges, planschade en eventuele civieltechnische aanpassingen als gevolg van het plan. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt de procedure voor het bestemmingsplan. Ook hierbij bestaat de procedure uit inspraak en vooroverleg, een ontwerp bestemmingsplan, een vastgesteld bestemmingsplan en daarna een onherroepelijk bestemmingsplan. De totale procedure duurt zesentwintig weken. Als er beroep wordt ingesteld tegen het vastgestelde bestemmingsplan of er een aanwijzing komt van de provincie dan duurt het langer. M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
27
Ruimtelijke onderbouwing Een goede ruimtelijke onderbouwing behandeld onderwerpen waaruit blijkt dat de gewenste wijziging geen nadelige invloed heeft op de ruimtelijke ordening. De inhoud van een ruimtelijke onderbouwing is afhankelijk van de wijziging. Echter elke ruimtelijke onderbouwing is met de hoofdstukken opgebouwd zoals vermeld staat in figuur 7. 1.0 inleiding - aanleiding - ligging en begrenzing van het plangebied - vigerend bestemmingsplan - leeswijzer 2.0 Beleidskader - rijksbeleid - provinciaal beleid - gemeentelijk beleid 3.0 Wonen en bedrijvigheid - wonen - bedrijven- en milieuzonering 4.0 Cultuurhistorie, archeologie en landschap - cultuurhistorie en archeologie - landschap 5.0 Ecologie - natuurwaarden 6.0 Water - waterparagraaf 7.0 Omgevingsaspecten - bodemparagraaf - geluid - luchtkwaliteit - externe veiligheid - duurzaamheid en energie - kabels, leidingen, staalpaden en andere belemmeringen 8.0 Verkeer - beleid - ontsluiting - parkeren 9.0 Planbeschrijving - huidige situatie - functionele uitgangspunten - ruimtelijke uitgangspunten - stedenbouwkundige uitgangspunten 10.0 Toelichting op het juridische systeem - inleiding - toelichting op de verbeelding - toelichting op de planregels - inleidende regels - bestemmingen - algemene regels - overgangsregel en slotregel 11.0 Economische uitvoerbaarheid - economische uitvoerbaarheid 12.0 Participatie en overleg Figuur 8 Hoofdstukken ruimtelijke onderbouwing
M. KOK
Figuur 7 Fragment uit ruimtelijke onderbouwing (Bron: Buro Vijn, ruimtelijke ondebouwing Sloefweg 24 te Marknesse, 2011)
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
28
Samenvattend komt het er op neer dat er bij bevoegd gezag voor de afwijking van bestemmingsplan de volgende stukken en/of bescheiden dienen te worden aangeleverd; x x x
situatietekening (bestaande + gewijzigde situatie) ruimtelijke onderbouwing als argument voor de motivatie om af te mogen wijken van bestemmingsplan. document verplichting exploitatieplan, indien deze niet wordt opgemaakt door het bevoegd gezag.
3.0.3 De Waterwet De Waterwet is op 22 december 2009 van kracht geworden. Hiermee zijn oude wetten voor het waterbeheer, of delen hiervan, ingetrokken en is hiervoor één wet voor terug gekomen, de Waterwet. Voorheen waren er zes vergunning binnen de waterbeheerwetten, deze zijn nu opgegaan in één watervergunning. Voor het bevoegd gezag betekend dit, dat de vergunning aan veel aspecten van het waterbeheer wordt getoetst. De ingetrokken wetten, of delen daarvan, zijn verwerkt in de Waterwet en wordt daarmee ingetrokken. De wetten welke zijn opgegaan in de Waterwet zijn; x x x x x x x x
Wet op de waterhuishouding Wet op de waterkering Grondwaterwet Wet verontreiniging oppervlaktewateren Wet verontreiniging zeewater Wet droogmakerijen en indijkingen (Wet van 14 juli 1904) Wet beheer rijkswaterstaatswerken (het zogenaamde 'natte gedeelte'); het 'droge' deel van deze wet in nog van kracht: de actuele Wet beheer rijkswaterstaatswerken. Waterstaatswet 1900
Ook is de waterbodemparagraaf uit de Wet bodembescherming is opgenomen in de Waterwet.
Veranderingen met de komst van de Waterwet Voorheen was het lozen op oppervlakte water opgenomen in de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo). Een belangrijk verschil tussen Wet verontreiniging oppervlakte wateren en Waterwet ten aanzien van lozingen is dat de Waterwet niet meer van toepassing is op lozingen in rioolstelsels, maar alleen nog voor lozingen direct in het oppervlaktewater en direct op een zuiveringtechnisch werk. De Wet verontreiniging oppervlakte wateren was ook van toepassing op een twintigtal categorieën van indirecte lozingen. Deze lozingen vallen nu uitsluitend onder de Wet milieubeheer. Binnen de Waterwet staat onder artikel 6.2 genoemd dat lozingen in het oppervlaktewater slechts zijn toegestaan indien hiervoor een vergunning is verleend. Dit artikel is ter vervanging van artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlakte wateren. Voor veel soorten lozingen is de vergunningsplicht opgeheven en vervangen door de algemene regels van het betreffende Waterschap te handhaven. Door de samenvoeging van zes verschillende vergunning in de Waterwetvergunning is het vergunningstelsel vereenvoudigd. De gemeentelijke zorgplicht voor hemelwater en grondwater zijn nu opgenomen in de Waterwet. Hierin staat de zorgplicht voor de zuivering van stedelijk afvalwater, die toebedeeld is aan de waterschappen benoemd. M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
29
Aanvraag Waterwetvergunning voor 01 april 2012. De aanvraag voor de Waterwetvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente waar de activiteit wordt verricht. Het is ook mogelijk de aanvraag bij het bevoegd gezag in te dienen. In dat geval zendt het bevoegd gezag een afschrift van de aanvraag aan burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente. De aanvraag wordt naar de betrokken bestuursorganen verzonden door burgemeester en wethouders. Vaak zijn dit verschillende beheerders en de provincie. Indien er meerdere bestuursorganen bevoegd zijn, is het het hoogste bestuursorgaan wat de aanvraag in behandeling neemt. Er is een mogelijkheid dat de bestuursorganen gezamenlijk beslissen dat niet het hoogste, maar een ander bestuursorgaan de aanvraag in behandeling neemt. Het betreffende orgaan bericht de aanvrager dat de aanvraag in behandeling wordt genomen en welke procedure voor de verlening van de aangevraagde Waterwet gevolgd wordt. Vergunning Waterwet aanvragen of een melding doen voor 01 april 2012 Niet elke activiteit in het watersysteem is vergunningsplichtig. Vaak is voor minder ingrijpende activiteiten een melding voldoende, maar de melder moet wel voldoen aan algemene regels zoals opgenomen in het Waterbesluit, de Waterregeling of een verordening van het waterschap (de keur) of de provincie. Een watermeldingplicht kan ook voortvloeien uit bijvoorbeeld het Activiteitenbesluit, het Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah) of het Besluit lozen buiten inrichtingen (Blib). Veel activiteiten vallen onder algemene regels, waardoor geen watervergunning nodig is en veelal met een melding wordt voldaan. Het is dan ook raadzaam vooraf contact met de gemeente of direct met het bevoegde gezag (Rijkswaterstaat, waterschap of provincie) op te nemen of een vooroverleg aan te vragen. Vanwege de ligging van de woning (binnen het waterstaatwerk primaire waterkering 10) is er voor het nieuw bouwen van de woning een watervergunning van het waterschap Groot Salland noodzakelijk voor de activiteit bouwen in een primaire waterstaatwerk. Zie voor de kaart met de waterstaatwerken bijlage 04
Situatie na 01 april 2012 Voor het aanvragen van een watervergunning of het doen van een ‘watermelding' dient men vanaf 01 april 2012 gebruik te maken van het Omgevingsloket online waar men ook terecht kan voor het aanvragen van een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Via het omgevingsloket gaat de aanvraag en/of melding rechtstreeks naar het bevoegde gezag. Als de aanvrager niet meteen weet welke verplichtingen voor zijn activiteiten gelden, kan de aanvrager via het digitale loket eerst een vergunningcheck doen. Doordat de aanvrager de aanvraag indient via het omgevingsloket, wordt de aanvraag direct doorgezonden naar het juiste bevoegde gezag. Dit wordt ook wel het “no wrong door” principe genoemd. Zie figuur 8.
Figuur 9 afstemming tussen omgevingsvergunning & Waterwet (bron: Factsheet Waterwet, Tauw 2010)` Figuur 1 afstemming tussen omgevingsvergunning & Waterwet (bron: Factsheet Waterwet, Tauw, 2010)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
30
Procedure van de Waterwet In Artikel 6.16 van de Waterwet staat beschreven welke gevallen voorbereid worden conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Bij enkele gevallen is het mogelijk om tijdens de vergunningsprocedure zienswijze in te dienen op de ontwerpvergunning. Deze procedure neemt zesentwintig weken in beslag. Als de activiteit het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water is waarvan Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag is, mag de vergunning niet zijn afgegeven voordat het bestuur van het waterschap in de gelegenheid is gesteld om haar advies hierover uit te brengen. In andere gevallen (waaronder ook de casus van dit onderzoek) wordt de watervergunning voorbereid met de algemene procedure van de Algemene wet bestuursrecht. Deze procedure neemt acht weken in beslag. Echter omdat de activiteit handelen in strijd met ruimtelijke plannen de uitgebreide voorbereidingsprocedure dient te volden, volgen alle gelijktijdig aangevraagde activiteiten de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Voorschriften en beperkingen van de Waterwet Om nadelige gevolgen van de vergunde activiteiten te voorkomen of gedeeltelijk weg te nemen zijn er aan de vergunde watervergunning voorschriften verbonden. De uitgangspunten van deze voorschriften zijn om het voorkomen en beperken van overstromingen en wateroverlast, maar ook het voorkomen of beperken van waterschaarste. Tevens het beschermen en verbeteren van chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem. Deze doelstellingen zijn ook terug te vinden in de Waterwet artikel 2.1. Om deze doelstellingen te realiseren zijn er voorschriften opgenomen in de watervergunning waar onder andere financiële zekerheid wordt bedongen, om de nakoming te waarborgen van de verplichtingen die voortvloeien uit de vergunning. Denk hierbij aan de mogelijkheid tot het dekken van eventuele schade veroorzaakt door de vergunde handelingen. Deze zekerheid wordt doormiddel van een planschade overeenkomst vastgelegd. Ook kunnen voorschriften opgenomen zijn om nadelige gevolgen voor het watersysteem weg te nemen of te compenseren na het staken van de vergunde activiteit. Denk hierbij aan grootschalige grondwateronttrekking. Het staken hiervan kan grote gevolgen hebben door bijvoorbeeld het snelle stijging van grondwaterstanden die kunstmatig waren laag gehouden. Weigeren van een watervergunning Een Waterwetvergunning kan ook geweigerd worden. Een aanvraag watervergunning wordt geweigerd als de aanvraag niet verenigbaar is met de hierboven beschreven en in artikel 2.1 van de Waterwet, doelstellingen van de Waterwet.
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
31
Wijziging en intrekken van een watervergunning Het kan voorkomen dat het bevoegd gezag genoodzaakt is om de watervergunning in te trekken. Dit kan verschillende redenen hebben. Zo is het bevoegd gezag bevoegd om de watervergunning na drie jaar na afgifte in te trekken indien de aanvrager nog niet is gestart met de activiteiten. Ook kan door gewijzigde omstandigheden of internationale verplichtingen de watervergunning worden ingetrokken. Wel is het bevoegd gezag verplicht om te onderzoeken of er niet voldoende tegemoet kan worden gekomen door de voorschriften van de vergunde watervergunning aan te passen. Indien de watervergunning gewijzigd of zelf ingetrokken wordt kan het zijn dat het bevoegd gezag verplicht is tot een (financiële) vergoeding van de schade aan de vergunninghouder die hieronder leidt. Revisievergunning De eerder afgegeven vergunningen (op basis van de oude Waterwetten) zijn via het overgangsrecht gelijk gesteld met een huidige watervergunning. In de praktijk is het dus mogelijk dat een partij verschillende watervergunningen heeft. Het bevoegd gezag kan het betreffende bedrijf aanschrijven om een nieuwe watervergunning aan te vragen voor alle handelingen, ook kan het bevoegd gezag overgaan tot het verlenen van een integrale watervergunning zoals omschreven in artikel 6.18 lid 1 van de Waterwet. Deze integrale vergunning wordt een revisievergunning genoemd. Het bevoegd gezag moet hiervoor wel overeenstemming hebben met alle bestuursorganen welke bevoegd zijn voor de verschillende activiteiten en/of handelingen.
3.1 Conclusie De stukken en/of bescheiden welke moeten zijn aangeleverd bij de aanvraag omgevingsvergunning staan vermeld in de MOR. De exacte stukken zijn omschreven in bijlage 03. Doordat de locatie van het project binnen het waterstaatswerk primaire waterkering 10 staat, is een watervergunning noodzakelijk. De stukken welke aangeleverd moeten zijn voor deze aanvraag staan omschreven in het t aanvraagformulier van de Waterwet . Dit aanvraagformulier is bijgevoegd in deze rapportage als bijlage 05. Per 01 april 2012 is het aanvraagformulier van de Waterwet vervangen door het aanvraagformulier welke is opgenomen in de omgevingsvergunning. De stukken welke voor de sloopmelding dienen te zijn aangeleverd staan vermeld in artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012. Deze stukken dienen in combinatie met het digitale aanvraag formulier op www.omgevingsloketonline.nl te zijn ge-upload. Deze stukken worden automatisch doorgestuurd richting het juiste bevoegd gezag.
Figuur 10 In te dienen bijlagen bij 'Activiteit in, of nabij een waterkering uitvoeren' (Bron: www.omgevingsloket.nl) Figuur 1 In te dienen bijlagen bij 'Activiteit in, of nabij een waterkering uitvoeren' (Bron: www.omgevingsloket.nl)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
32
4.o Eisen indieningbescheiden 4.1 Eisen indieningsstukken en/of bescheiden omgevingsvergunning De eisen waaraan de indieningsstukken en/of bescheiden aan dienen te voldoen voor de aanvraag omgevingsvergunning staan vermeld in de MOR. Alle activiteiten welke noodzakelijk zijn binnen deze casus, sloop, bouw en handelen in strijd met bestemmingsplan, zijn hieronder verder uitgewerkt, en grotendeels overgenomen uit de MOR. Welke als bijlage 03 is opgenomen. Alle activiteiten Voor alle activiteiten geldt dat de langs elektronische wegen aangeleverde stukken of bescheiden dienen te voldoen aan de volgende archiefwaardige bestandsformaten: x foto’s: .JEPG of .PNG x gescande stukken: .TIFF, .JPEG, PDF/A-1a, PDF/A-1b of PDF 1.4 x office documenten: PDF/A-1a, PDF/A-1b of PDF 1.4 x tekeningen: PDF/X of PDF 1.4 4.1.1 Activiteit sloop Omdat er niet op basis van de MOR gesloopt wordt zijn alleen de eisen die het Bouwbesluit 2012 voorschrijft omtrent de eisen aan de indieningsvereisten van de sloopmelding van toepassing. Dit houdt in dat er via het OLO een meldingsformulier ingevuld dient te zijn. Het bijhorende asbestinventarisatie rapport dient opgemaakt te zijn conform artikel 1, eerste lid, onder b, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005. In dit artikel staat dat het rapport aan de eisen dient te voldoen zoals gesteld in artikel 4.5a, eerste, derde en vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit. In laatst genoemd artikel wordt in het eerste lid benoemd dat de asbesthoudende producten volledig geïnventariseerd dienen te zijn voordat het object waarin de asbesthoudende producten respectievelijk zijn verwerkt geheel, gedeeltelijk afgebroken worden, verwijderd, of opgeruimd wordt. In het derde lid van het artikel staat beschreven dat de resultaten van de inventarisatie zijn ingedeeld in een risicoklasse en zijn opgenomen in het asbestinventarisatierapport. Het vierde artikel omschrijft dat de inventariserende en rapporterende instantie in het bezit is van een certificaat asbestinventarisatie dat is afgegeven door onze minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het bijhorende sloopveiligheidsplan moet zijn opgebouwd uit de onderdelen welke staan omschreven in artikel 8.3 van het Bouwbesluit 2012. Dit plan heeft betrekking op; x de afscheiding en afsluiting van het bouw- en sloopterrein x de bereikbaarheid en bruikbaarheid van bluswater- en andere openbare voorzieningen x het stallen, afsluiten of opbergen van machines, werktuigen, materialen en installaties op zodanige wijze dat onbevoegden daar geen toegang toe hebben x het waarborgen van de verkeersveiligheid x het voorkomen van vallende objecten x de nadere voorwaarden als bedoeld in artikel 1.29. In artikel 1.29 (waar na verwezen wordt in artikel 8.3 van het Bouwbesluit 2012) staat omschreven dat het bevoegd gezag nadere voorwaarden op mag leggen over het scheiden van en het op de sloopplaats gescheiden houden van het sloopafval in fracties. Teven kan het bevoegd gezag nog aanvullende voorwaarden opleggen op de mededeling als bedoeld in artikel 1.33, tweede lid, wordt gedaan. (in dit lid wordt beschreven dat de uitvoerende sloper uiterlijk op de eerste werkdag na het beëindigen van de sloopwerkzaamheden het bevoegd gezag op de hoogte stelt dat de sloopwerkzaamheden zijn afgerond).
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
33
4.1.2 Activiteit bouwen De algemene vereisten aan de in de MOR beschreven tekeningen zijn als volgt; x duidelijke maatvoering en schaalaanduiding De volgende schaalaanduiding gelden voor; o Situatietekening: schaal 1:1000 o Geveltekeningen, plattegronden of doorsneden indien BVO bouwwerk kleiner is dan 10.000 m²: schaal 1: 100, vanaf bouwwerken met een BVO van 10.000 m² schaal 1:200 o Detailtekeningen schaal 1:5, 1:10 of 1:20. Uit de situatietekening blijkt de oriëntatie van het bouwwerk op het perceel en ten opzichte van omliggende bebouwing en wegen (noordpijl) Plattegronden en doorsneden De plattegronden van elke bouwlaag zijn horizontaal doorgesneden op een hoogte van 1.200 mm. boven vloerniveau. Hierbij zijn ook aangegeven; x x x x x x x x
in- en uitwendige scheidingsconstructies peilmaten van de betreffende vloeren trappen, hellingbanen en (brandweer)liften binnen- en buitenkozijnen kokers, schachten, kanalen en schoorstenen opstelplaats van kooktoestel, de verwarming en de warmwatervoorziening alle (gearceerde) oppervlakten die een directe relatie hebben met gebruiksfunctie, gebruiksoppervlakte, verwarmde- en onverwarmde zones conform NEN 5128/2916. Verblijfsgebied en –ruimte, verkeersruimte, toilet, meterruimte, stallingsruimte, opslagruimte en (integrale) toegankelijkssector.
In de doorsneden dienen de 1500, 2400 en de 2600 mm hoogtelijnen aangegeven en voorzien van maatvoering. Dit ter beoordeling van de bruikbaarheid, gebruiksoppervlakte en verblijfsgebied. De gevelaanzichten zijn in loodrechte, verticale projectie weergegeven. Alle kozijnen en dichte delen welke in relatie staat met de berekening dienen traceerbaar te zijn. Berekeningen De te vervaardigen berekeningen voor de aanvraag omgevingsvergunning dienen aan de onderstaande eisen te voldoen: x naam en versie gebruikte rekenprogramma’s x invoergegevens en handberekeningen op doorlopend genummerde bladen x herkomst van basis- of invoergegevens x symbolen en afkortingen weergegeven conform de geldende NEN –normen. Indien dit in het betreffende rekenprogramma anders wordt gesymboliseerd dient dit separaat te zijn toegelicht. x numerieke gegevens weergegeven in SI-eenheden x beschrijving toegepaste rekensoftware x beschrijving rekenmethode x beschrijving toepassingsgebieden x aanduiding betekening gepresenteerde waarden x aanduiding nauwkeurigheid resultaten x beschrijving gekozen assenstelsel x verklaring van gebruikte symbolen en grootheden M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
34
Constructieve berekeningen; Voor constructieve berekeningen gelden de volgende eisen: x schematisering onder toepassing van de van toepassing zijnde eurocodes en NEN-norm(en), inclusief te hanteren belastingschema’s x toerekening materiaaleigenschappen conform de van toepassing zijnde NEN-norm(en) x doorsnede grootheden die per constructie-onderdeel zijn gemotiveerd, in vorm van een berekening x verantwoording eigenschappen ondersteuning x berekeningsresultaten per belastingschema uitgewerkt conform van toepassing zijnde NENnorm(en) x voorzien van maatgevende waarden Overige berekeningen; Indien er mechanische ventilatie toe gepast is moeten minimaal zijn aangegeven: x strangenschema’s met diameters en lengten x gegevens over drukverlies x merk en type toe te passen installatie Voor berekeningen met betrekking tot de thermische isolatie en energieprestatie moet minimaal zijn aangegeven; x totale oppervlakte kozijnen, ramen, deuren, dichte delen en daarmee gelijk te stellen constructieonderdelen. x oppervlakte van iedere toegepaste glassoort en de thermische eigenschappen hiervan x tekening waarop gehanteerde woningen voor de EPC berekening zijn aangegeven. x EPC begrenzing woningen of woongebouw x gebouwfunctie en energiesectoren x invoergegevens EPC-berekening. 4.1.3 Activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening De situatietekening van de bestaande toestand moet de volgende gegevens bevatten: x Naam van de inrichting x Noordpijl x Schaal van de tekening (bijvoorbeeld 1:1000) x Formaat van de tekening (minimaal A4, Maximaal A1) x Datum van de eerste opstelling van de tekening x Datum van de laatste wijziging van de tekening x Ondergrond van voldoende kwaliteit (bijvoorbeeld grootschalige basiskaart van Nederland, kadastrale kaart) x Dichtstbijzijnde openbare weg x Dichtstbijzijnde woonbebouwing De situatietekening van de nieuwe toestand moet de volgende gegevens bevatten: x Naam van de inrichting x Noordpijl x Schaal van de tekening (bijvoorbeeld 1:1000) x Formaat van de tekening (minimaal A4, maximaal A1) x Datum van de eerste opstelling van de tekening x Datum van de laatste wijziging van de tekening M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
35
x x x x x
Grens van de inrichting en situering van het bouwwerk ten opzichte van de perceelsgrenzen en de weg Dichtstbijzijnde openbare weg Dichtstbijzijnde woonbebouwing Functie van de aangrenzende percelen (voor veehouderijen geldt een minimale straal van 250 meter) Aangrenzende terreinen met de daarop voorkomende bebouwing en het beoogd gebruik van de gronden die horen bij het voorgenomen bouwwerk.
De overzichtstekening moet een duidelijke schaal hebben, bijvoorbeeld 1:1000, en de volgende gegevens bevatten: x Bestemming(en) van op de aanvraag betrekking hebbende ruimte(n) x Gebouwen en inrichting van de parkeervoorzieningen op het eigen terrein x Totale oppervlakte per bestemming
4.2 Eisen indieningsstukken en/of bescheiden Waterwetvergunning Naast het volledig invullen van het aanvraagformulier zijn de volgende eisen gesteld aan de stukken en/of besheiden voor de aanvraag Waterwetvergunning door Waterschap Groot Salland Alle stukken dienen correct te zijn genummerd. Tekeningen dienen het nummer A-3-11b te hebben. De berekeningen A-311b2, het werkplan A-311b3. Deze stukken en/of bescheiden dienen langs de elektronische weg aangeleverd te zijn. Deze bestanden dienen te voldoen aan de volgende archiefwaardige bestandsformaten: x x x x
foto’s: .JEPG of .PNG gescande stukken: .TIFF, .JPEG, PDF/A-1a, PDF/A-1b of PDF 1.4 office documenten: PDF/A-1a, PDF/A-1b of PDF 1.4 tekeningen: PDF/X of PDF 1.4
Doordat per 01 april 2012 de Waterwet is opgenomen in de omgevingsvergunning zijn deze eisen komen te vervallen en zijn de eisen conform de MOR geldend. Wel zijn er specifieke eisen voor de activiteit ‘activiteiten in, op of nabij een waterkering uitvoeren’. De constructietekening ‘werken bij waterkering’ moet aan de volgende eisen voldoen: minimaal A4formaat; goed leesbare gegevens; geen 'verkleinde' aanlevering in verband met de schaalindeling en correcte schaalindeling. De constructietekening moet de volgende onderdelen bevatten: x x x x x
M. KOK
Schets van de bestaande situatie en de toekomstige situatie na voltooiing van de activiteiten Detailtekening van het werk met vermelding van de gebruikte schaal en toegepaste materialen Situering van het werk inclusief maatvoering ten opzichte van de waterkering waarin, waarlangs of in de nabijheid waarvan het werk wordt aangebracht Maatvoeringen ten opzichte van het maaiveld met vermelding van de NAP-hoogte De dwarsdoorsnedetekening moet een dwarsdoorsnede van het werk ten opzichte van de waterkering met maatvoeringen bevatten en een tekening met de dwarsdoorsnede van de huidige situatie (ten opzichte) van de waterkering.
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
36
De stabiliteitsberekeningen dienen gebaseerd te zijn op de gegevens verkregen uit grondonderzoek conform normering TAW/ENW. De berekeningen dienen ten minste aan te tonen dat: x x x x
Door de activiteiten de stabiliteit van de waterkering niet afneemt Door de activiteiten de waterkering niet zodanig waterdoorlatend wordt dat risico's ontstaan in de vorm van piping2 en kwel Door eventuele bemaling tijdens de activiteiten geen schade wordt veroorzaakt aan de (grondlagen in de) waterkeringen naastgelegen ondervelden Het werkplan moet een plan van aanpak bevatten voor de uit te voeren activiteit
4.3 Conclusie De eisen waaraan de stukken en/of bescheiden moeten voldoen welke zijn ingediend bij de aanvraag omgevingsvergunning staan omschreven in de MOR. De eisen waaraan de stukken en/of bescheiden moeten voldoen voor de aanvraag Waterwetvergunning zijn deels vermeld op het aanvraagformulier en deels vermeld in het document indieningsvereisten op de site van het Waterschap Groot Salland. Per 01 april 2012 zijn de indieningsvereisten van de bescheiden ten behoeve van de Waterwetvergunning verplaatst naar de MOR. De eisen voor het indienen van een sloopmelding staan vernoemd onder artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012.
5.0 Energie neutrale woning 5.1 Ontwerp Veel zaken hebben invloed op het energieverbruik van een woning. Om een energie neutrale woning te creëren moet het energieverbruik zo laag mogelijk zijn. De overgebleven energievraag moet dan door het bouwwerk zelf zijn opgewekt. Zaken welke invloed hebben op het energieverbruik zijn onder andere de indeling van de woning en het leidingverloop. Als ten tijde van het schetsontwerp al nagedacht wordt over de plaatsing van technische ruimtes, leidingen, ventilatiekanalen ect. kan dit energieverlies voorkomen. Een voorbeeld hiervan is zo kort mogelijk leidingverloop creëren waardoor leidingverliezen tot het minimum zijn beperkt. De plaatsing van de leidingen zelf zijn ook belangrijk, dit uit oogpunt van het luchtdicht bouwen. De leidingen dienen dan ook bij voorkeur voor het lucht- en dampscherm van het dak of de muur geplaatst te zijn. Voorstel kan hiervoor zijn om een voorzetwand te creëren waarachter de techniek loopt, zodat deze niet door de binnenbladen van de buitengevels lopen. De indeling van de woning heeft ook veel invloed op het energieverbruik. Ruimtes welke een hogere temperatuur vragen (bijvoorbeeld keuken of woonkamer) kunnen het beste op het zuiden zijn georiënteerd. Slaapkamers en bergruimtes kunnen daarentegen beter op het noorden of ondergronds zijn georiënteerd. Dit alles is meegenomen in het ontwerp, echter heeft de eindgebruiker (bewoner) ook haar eisen bijvoorbeeld qua routing. Hierdoor zijn er compromissen gesloten en is er binnen deze case niet uitgegaan van een optimale ruimte indeling voor wat betreft de zonoriëntatie. In het ontwerp is ook rekening gehouden met het zoveel mogelijk vermijden van koudebruggen (isolatielekken). In deze casus is dus goed gekeken naar bijvoorbeeld de verankering van het balkon en de overgang van kelderwand naar gemetselde gevel. Om de bovenstaande aspecten overzichtelijk te houden staat er in de volgende twee paragrafen omschreven wat de bouwkundige- en installatietechnische uitgangspunten zijn 2 Engelse term uit de civiele techniek, houdt in dat er water door de dijk stroomt ten gevolge van een waterstandsverschil, waarbij het water ook gronddeeltjes meeneemt 1 Engelse term uit de civiele techniek, houdt in dat er water door de dijk stroomt ten gevolge van een waterstandsverschil, waarbij het water
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
37
In onderstaand figuur is weergegeven op welke wijze de thermische schil is ontworpen.
Figuur 1 verloop thermische schil (Bron: B-01, Boes + Kok Ingenieursbureau, februari 2012)
5.1.1 Bouwkundige voorzieningen De bouwkundige uitgangspunten voor de berekeningen zijn afkomstig van de detaillering van het project; 5.1.1.1 Dak De dakopbouw bestaat uit (van binnen naar buiten ) Rc waarde: >10 m²· K/W - 12,5 mm. gipsvezelplaat op regelwerk - dampremmende laag - geïsoleerd houten prefab dakelement bestaande uit I liggers met hiertussen isolatie λD = 0,032 W/m·K - waterwerende, dampdoorlatende folie - dakpannen op panlatten
Figuur 2 Dakconstructie bedrijfswoning.
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
38
5.1.1.2 Gevel Rc waarde: > 10m²· K/W De gevelopbouw bestaat uit (van binnen naar buiten) x kalkzandsteen lijmelement x 2 lagen spouwisolatie, aangebracht in halfsteensverband λD = 0,021 W/m·K x luchtspouw x baksteen metselwerk
Figuur 1 gevelconstructie bedrijfswoning Figuur 13 Gevelconstrctie bedrijfswoning
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
39
5.1.1.3 Kelderwand Rc waarde: > 3,5 m²· K/W De kelderwandopbouw bestaat uit (van binnen naar buiten) x betonnen kelder wand, dikte + wapening conform berekening constructeur x vochtbestendige isolatie aangebracht in halfsteensverband λD = 0,042 W/m·K
Figuur 1 kelderconstructie bedrijfswoning
5.1.1.4 U-waarden verschillende onderdelen: 0,68 W/(m²·K) - Uwindow: - dakvensters: 0,58 W/(m²·K) - voordeur inclusief kozijn 0,57 W/(m²·K)
Aderako IV 110 Fakro FTT U8 Thermo Lamikon-passiefdeur
Overige waarden: Luchtdichtheid: 0,600 dm³/s per m² ZTA-waarde1 glas: 0,4 Perimeter kelder en hoeken kelderwand: psi-e = -0.08 psi-i = 0.20, conform KOBRA berekening door Timax (zie bijlage 06 ‘EPC berekening’.) 1
Z.T.A.-waarde staat voor zontoetredingsfactor en geeft aan hoeveel warmte door de beglazing gaat. Een Z.T.A.-waarde van 40% geeft aan dat 40% van de warmte door het glas heen komt. Het overgebleven percentage wordt gereflecteerd en geabsorbeerd.
1
Z.T.A.-waarde staat voor zontoetredingsfactor en geeft aan hoeveel warmte door de beglazing gaat. Een Z.T.A.-waarde van 40% geeft aan dat 40% van de warmte door het glas heen komt. Het overgebleven percentage wordt gereflecteerd en geabsorbeerd.
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
40
5.1.2 Constructief ontwerp. Opbouw woning: De woning wordt traditioneel opgebouwd op een fundering op palen. De fundering bestaat uit een kelderbak. De vloeren zijn breedplaat- en syteemvloeren, welke dragen op kalkzandsteen binnenwanden. Tevens is de breedplaatvloer gekoppeld aan de betonnen kelderbak. De kapconstructie wodt uitgevoerd als een prefab sporenkap. Stabiliteit De woning verkrijgt de stabiliteit aan de systeemvloeren met daaronder de penanten die horizontale schijven vormen. De windbelasting wordt door de penanten afgevoerd naar de fundering. Onderlinge samenhang: De bouwmethodiek van de woning is stapelbouw. Door het eigen gewicht van de systeemvloeren (381 kg/m² incl. voegvulling) vormt zich een koppeling met de penanten. De breedplaat vloer van de beganegrond is gekoppeld aan de kelderwand en dient tevens als horizontale steun voor de kelderwanden. De lichtere delen zoals de kap zijn met balkschoenen, ankers en strippen aan de gevels en aan de vloeren gekoppeld. Fundering: De fundering bestaat uit een palenfundering onder de kelderbak. Een stabiele laag is aanwezig op ongeveer 13 meter beneden het huidige NAP. De kelder is voorzien van schoorpalen, die gewapend zijn op de horzontale krachten als tweede draagweg. Een tweede draagweg zorgt voor een alternatieve krachtsafdracht als de eerste draagweg het onverhoopt begeeft. Dit wordt vaak toegepast bij constructies waarbij het bezwijken grote gevolgen heeft. Denk hierbij aan constructies waarbij veel mensen aanwezig zijn zoals stations, stadions ect. Omdat het project in een primaire waterkering is gesitueerd wordt hier ook een tweede draagweg gedimensioneerd. Grondkering: De grondkering is ontworpen als een damwand met een lengte van zeven meter. Vier meter zit beneden het aanlegniveau van de kelder. De damwand wordt afgeschoord doormiddel van schoorpalen. De kelderwand wordt met dezelfde belasting gedimensineerd als de damwand. De damwand wordt niet getrokken maar de werkruimte wordt naderhand opgevuld met klei zodat een tweede draagweg ontstaat. In de volgende paragrafen zijn deze bouwdelen nader toegelicht. 5.1.2.1 dakconstructie Dakconstructies zijn in twee varianten te verdelen, een gordingkap en een sporenkap. Bij een gordingkap is de overspanningsrichting horizontaal. Deze loopt dus van bouwmuur naar bouwmuur (of van spant naar spant). In de woningbouw zijn deze gordingen vaak in hout uitgevoerd. In de utiliteitsbouw zijn stalen gordingen steeds vaker toegepast. Op deze gordingen wordt de verdere dakconstructie geplaatst, denk hierbij aan een geïsoleerde dakplaat of, indien de kap ongeïsoleerd wordt uitgevoerd, het dakbeschot. Het voordeel van stalen gordingen ten opzichte van de houten gordingen is dat er een grotere overspanning gerealiseerd mogelijk is, wat een spant kan schelen op een bouwwerk. Ook is de verwerkingstijd sneller dan die van houten gordingen. Bij een sporenkap is de overspanningsrichting verticaal. Deze loopt van de dakvoet tot de nok. Als de afstand van vloer naar nok te groot is, dient er een dragend knieschot te zijn toegepast, hierdoor is er een tussenoplegging gecreëerd voor de spoor.
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
41
Er zijn prefab daksegmenten welke bestaan uit houten Ι-vormige liggers. Hierdoor wordt er minder materiaal gebruikt dan bij massieve sporen. Doordat de doorsnede kleiner is dan bij massieve sporen, is zowel de warmtegeleiding als het eigen gewicht minder ten opzichte van een massieve spoor. Tussen de sporen is isolatie aangebracht. Aan de binnenzijde van de sporen is er een doorlopende dampremmende folie geplaatst. Aan de buitenzijde van de sporen is er een damp doorlatende- en waterwerende folie aangebracht. Op deze manier is er een prefab sporenkap gecreëerd. Deze elementen, veelal inclusief tengels en panlatten, worden getransporteerd naar de bouwplaats waar ze als geheel worden gemonteerd. Voordelen van deze werkwijze is dat er veel geprefabriceerd is. Hierdoor is de bouw minder afhankelijk van weersinvloeden. De constructieve voorzieningen voor eventuele dakkapellen, dakvensters en schoorstenen zijn al opgenomen in de elementen. Het dak is aan de binnenzijde afgetimmerd met 12,5 mm. dikke gipskartonplaten. Door deze afwerking is ook aan de brand-eis voldaan tussen de bedrijfswoning en het bedrijfsgedeelte. Deze eis is vastgelegd in het Bouwbesluit 2012, onder afdeling 2.13 artikel 2.105. Omdat er sprake is van een scheiding tussen een woonfunctie (woning) en een andere functie (kantoor) geldt er een wbdbo4-eis van 60 min.
Figuur 15 van links naar rechts gordingkap, sporenkap en een prefab dakelement (Bron: samengesteld van www.holluyn.be en www.bouwbedrijfmarum.nl)
4
M. KOK
Wbdbo: weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
42
Door het ontbreken van oplegmogelijkheden voor de gordingen is er gekozen voor een sporenkap. Er zijn twee soorten sporenkappen mogelijk, een prefab kap (isolatie aangebracht in fabriek) of een sporenkap in combinatie met een in het werk gemonteerd geïsoleerde dakplaat. Voor het project is een multi-criteria analyse gemaakt om te beoordelen wat de meest geschikte kapsysteem is. De criteria waarop beoordeeld is hebben ieder een eigen wegingsfactor. Hierdoor is het mogelijk om een criteria meer invloed te laten hebben dan een ander. De dikte heeft een groot wegingsfactor, hoe slanker het dak pakket gedimensioneerd is, des te meer ruimte er bruikbaar is in de kap. Daarnaast heeft de verwerkingsnorm een groot wegingsfactor, dit om het bouwwerk zo spoedig mogelijk wind- en water dicht te krijgen. Relatief lage wegingsfactoren zijn het eigen gewicht en de levertijd. Het gewichtsverschil tussen een prefab kap en een dakplaat hebben niet veel invloed op de verdere constructie. De levertijd heeft bij dit project geen invloed op het bouwproces, vandaar dat deze twee keuzeaspecten een lage wegingsfactor hebben. Uit de vergelijking (tabel 1 ) blijkt dat de prefab sporenkap de hoogste score haalt en wordt dan ook toegepast in het project. Tabel 1 Vergelijking type dakconstructie
Vergelijking volgens de gewogen factor score methode onderdeel: dakconstructie Score:
cijfers 1 (minimaal) tot 2 (maximaal)
minimumeisen(=knock-out criteria):
geen type dakconstructie
Keuzeaspect
wegingsfactor
prefab kap
dakplaat
dikte totale constructie
25%
2
1
eigen gewicht
10%
1
2
afwerking
15%
2
1
levertijd incl. voorbereiding
10%
1
2
verwerkingsnorm
25%
2
1
kosten
15%
1
2
100% Evaluatie:
Conclusie:
score prefab kap
1,65
score geïsoleerde dakplaat
1,35
prefab kap toepassen
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
43
5.1.2.2 spouwconstructie Een traditionele spouwmuur is opgebouwd uit een binnenblad, een luchtspouw en een buitenblad (van binnen naar buiten). De functie van de luchtspouw is het tegengaan van vochtdoorslag naar de volgende laag, het isolatiemateriaal. Indien het buitenspouwblad vochtig is, droogt dit voor 95% plaats door verdamping aan het buitenoppervlakte en voor 5% door spouwmuurventilatie.
Figuur16werking van luchtspouw (Bron: www.ekbouwadvies.nl)
In de jaren twintig van de twintigste eeuw werd de spouwmuur ontwikkeld om regendoorslag te voorkomen van massieve muren. Vanaf de jaren zeventig van de twintigste eeuw wordt de spouwmuur (deels) gevuld met thermische isolatie. Doordat het binnen- en buitenspouwblad nu gescheiden wordt door isolatiemateriaal is een luchtspouw niet altijd noodzakelijk om regendoorslag te voorkomen. Deze isolatieplaten dienen echter wel voldoende waterafstotend te zijn en goed op elkaar aansluiten. Deze constructie wordt in de praktijk weinig toegepast. Tijdens het metselen van het buitenblad heeft de metselaar dan geen ruimte om de steen goed neer te leggen, zoals op onderstaande figuur 14 is te zien houdt de metselaar zijn vinger in de aanwezige luchtspouw, zo kan de metselaar de steen makkelijk neerleggen.
Figuur 17metselen met luchtspouw(Bron: www.zadkine-techniek.nl)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
44
Indien er gekozen wordt voor geglazuurde stenen of een ander sterk dampremmend buitenblad is de luchtspouw wel noodzakelijk. Het vocht kan moeilijk of niet aan de buitenzijde van de constructie verdampen, dit moet dus door de ventilatie in de luchtspouw drogen. Voor het buitenblad is in het project gekozen voor een baksteen gevelsteen. Ook wordt er een luchtspouw toegepast. Conform de NPR 2652 art. 4.1.1.3 dient deze minimaal 30 mm te zijn. Geadviseerd wordt dan ook tijdens het ontwerpproces rekening te houden met een luchtspouw van 40 mm. Dit wordt overgenomen in het project. De thermische isolatie bestaat uit een harde isolatieplaat, de Kingspan Kooltherm K8. Deze plaat heeft een λD = 0,021 W/(m·K). Hierdoor is met een relatief kleine spouwbreedte een goede thermische isolatiewaarde te behalen. Voor het binnenblad zijn meerdere materialen toepasbaar. In hoofdzaak zijn er drie soorten (dragende) binnenwanden in Nederland. Kalkzandsteen, cellenbeton of een houtskeletbouwwand (HSB). Aan de hand van een vergelijking volgens de gewogen factor score methode is gekozen voor kalkzandsteen. De keuzeaspecten dikte, druksterkte, ruimte voor leidingwerk en kosten hebben een hogere wegingsfactor. De dikte om de spouwconstructie zo minimaal te dimensioneren, de druksterkte om de kracht van de betonvloer te kunnen verwerken, de ruimte voor leidingwerk om toekomstig leidingwerk makkelijk te kunnen plaatsen zonder de thermische schil te hoeven aantasten en de kosten van het de aanschaf incl. verwerking. Tabel 2 Vergelijking type binnenspouwblad
Vergelijking volgens de gewogen factor score methode onderdeel: binnenblad spouwmuur Score: rapportcijfers 1(minimaal) tot 3 (maximaal) minimumeisen(=knock-out criteria): geen type binnenblad spouwmuur criteria wegingsfactor kalkzandsteen cellenbeton dikte 15% 3 2 eigen gewicht 10% 1 2 druksterkte 15% 3 2 afwerking 10% 1 1 ruimte voor leidingwerk 15% 3 2 levertijd incl. voorbereiding 10% 3 3 verwerkingsnorm 10% 1 1 kosten 15% 1 2 100% Evaluatie: Conclusie: score kalkzandsteen 2,1 kalkzandsteen toepassen score cellenbeton 1,9 score HSB 1,9
HSB 1 3 1 3 1 1 3 3
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
45
5.1.2.3 vloerconstructie. Voor zowel de begane grondvloer als de verdiepingsvloer zijn verschillende typen vloeren toepasbaar. Gekozen wordt om betonnen vloeren toe te passen. Dit vanwege de grootte van de overspanningen. De kanaalplaatvloer, leidingplaatvloer en de breedplaatvloer zijn drie vloertypen die toegepast kunnen zijn. Door de beide betonvloeren (kelderdek en verdiepingsvloer) een andere overspanningsrichting te geven, zijn de krachten beter verdeeld over de kelderwanden en is de kelder gelijkmatiger belast. Het voordeel hiervan is dat de wanden gelijk gedimensioneerd zijn en elk punt van de kelder redelijk gelijk is belast. Kanaalplaatvloer Een kanaalplaten heeft een werkende breedte van 1,2 meter en een lengte variërend van 0,8 (minimale plaatlengte) tot 12,6 meter. Deze afmeting is afhankelijk van de dikte van de vloeren, hoe hoger de vloer de te groter de maximale plaatlengte. De hoogte van de plaat wordt bepaald aan de hand van de overspanning en de belasting, en varieert van 120 tot 400 mm. De platen kunnen voorgespannen zijn en zijn altijd voorzien van kanalen, waardoor er op het gewicht en materiaal wordt bespaard. Kanaalplaten zijn voorzien van vellingkanten waardoor hier een V-groef zichtbaar blijft. Sparingen en voorzieningen, bijvoorbeeld centraaldozen, kunnen op beperkte plaatsen in de doorsnede opgenomen zijn. De montage gebeurt meestal zonder te stempelen. De kanaalplaat kenmerkt zich door efficiënt materiaalgebruik en snel bouwen met grote overspanningen. Nadeel is de grotere beperkingen op constructief gebied ten aanzien van de toepassingen en voorzieningen in de vloer.
Figuur18 kanaalplaatvloeren op transport (Bron: www.dycore.nl)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
46
Leidingplaatvloer De kanaalplaat fabrikant (VBI) heeft een vloer ontwikkeld waarbij op bepaalde plaatsen sleuven loodrecht op de kanalen aangebracht zijn indien gewenst. De leidingvloer is een kanaalplaatvloer waarbij het onderste gedeelte massief is uitgevoerd. Hiermee zijn de constructieve sterkte en geluidsisolerende werking gewaarborgd. Wanneer besloten wordt een volledige ringsleuf aan te brengen, kan de keuze voor de plek van de aansluitingen en dus de indeling van de woning uitgesteld worden tot tijdens de afbouw en eveneens later zonder al te grote ingrepen worden aangepast. Niet gebruikte ringsleuven kunnen met gestabiliseerd zand worden gevuld. Doordat de benodigde leidingen en kanalen in de leidingsleuven zijn opgenomen, is er geen opstort in de badkamer nodig. Gebalanceerde ventilatie is een veel toegepaste methode om te voldoen aan de EPC-eis. De luchtkanalen voor ventilatie kunnen zijn opgenomen in de sleuven van de leidingvloer. Met een sleufdiepte van 100 of 120 mm kunnen ook rioleringsbuizen onder afschot zijn aangebracht. Nadeel van deze vloer is dat door het massieve gedeelte het eigen gewicht zwaarder is dan een kanaalplaatvloer.
Figuur 19Leidingplaatvloer (Bron: Leidingvloer, voor leidingen in kanaalplaatvloeren, VBI, 2004)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
47
Breedplaatvloer Breedplaatvloeren zijn zogenaamde ‘schilvloeren’ waarbij alleen de onderste schil van 50 tot 100 mm wordt geleverd. De rest van de vloerdikte moet in het werk zijn aangebracht en afgestort. De platen zijn voorzien van wapening in de vorm van tralieliggers die dient als transportwapening en als vloerwapening. De platen doen dus dienst als ‘verloren’ vloer bekisting en maken naderhand tevens deel uit van de constructie van de vloer. De breedplaatvloeren dienen te zijn ondersteund door onderslagbalken en stempels. De platen zijn koud tegen elkaar gelegd, waarbij de onderzijde de naad als een V-groef zichtbaar blijft. De breedte van de platen varieert per leverancier, maar is maximaal 3 meter (Dycore Hasselt). De maximale lengte is gewoonlijk 6 m (gewapend) tot 11 m (voorgespannen). Doordat de vloer in het werk zijn voorzien van extra wapening, is het mogelijk om haarspelden vanuit wanden mee te storten of delen van een vloer doormiddel van extra wapening te dimensioneren op extra of grotere lasten. De breedplaatvloer kenmerkt zich door een grote mate van flexibiliteit: veel vloerindelingen zijn mogelijk. Door de maximale breedte van 3 meter is het aantal naden in het plafond minimaal. De vloer presteert door zijn massieve opbouw uitstekend op het gebied van de vereiste massa ten behoeve van geluidwering. De platen kunnen geleverd worden met voorzieningen zoals elektradozen. Ook is het mogelijk allerlei leidingwerk voor de installaties, inclusief riolering en mechanische ventilatie, in het gedeelte van de vloer boven de breedplaat aan te brengen. Zie ter verduidelijking ook figuur 17.
Legenda 1: inbouwdoos 2: centraaldoos 3: sparing 4: mof (bijv. t.b.v. mech. Ventilatie 5: betonkernactivering 6: verlichtingsarmatuur / luidspreker 7: vellingkant 8: tralieligger / wapening 9: rondingen 10: valbeveiliging
Figuur 20 Breedplaatvloer met mogelijke voorzieningen (Bron: www.dehoop-pekso.nl)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
48
Om een goede keuze te maken voor de vloeren zijn er eigenschappen tegen elkaar afgewogen. Een voordeel van een kanaalplaatvloer ten opzichte van bijvoorbeeld een breedplaatvloer is dat het eigen gewicht van de vloer een stuk lager ligt dan een breedplaatvloer. Hierdoor kan het zijn dat de constructie daaronder lichter wordt uitgevoerd. Het voordeel wat een breedplaatvloer ten opzichte van een kanaalplaat vloer is weer dat er makkelijker grotere leidingen (afvoeren toiletten e.d.) geplaatst kunnen worden. Bovendien leent een breedplaatvloer zich erg goed om deze te gebruiken om van de kelder een massieve betonnen bak te vormen. Zulke afwegingen zijn gemaakt. Doordat de verdieping momenteel één grote ruimte is welke in de toekomst wellicht wordt ingericht, is er gekozen voor een leidingplaatvloer als verdiepingsvloer. De dikte van de leidingplaatvloer bedraagt 200 mm. In deze vloer is tevens de afvoer van de afzuiginginstallatie van de keuken verwerk. Een breedplaatvloer is ook een optie, echter vanwege de hogere kosten, bouwtijd en het zwaardere eigen gewicht is hier niet voor gekozen. Door het toepassen van een (loze) ringleiding is het mogelijk om in de toekomst de vloer te gebruiken als plaats voor leidingen. De vloerelementen zijn in de breedte van de woning opgelegd, dus evenwijdig aan de voorgevel. De begane grondvloer (of kelderdek) is uitgevoerd met een breedplaatvloer. Dit omdat de kelderwanden dan gekoppeld kunnen worden aan het kelderdek. Dit komt ten goede van de krachtenafdracht van de kelderwanden. Als er een kanaalplaat- of leidingplaatvloer is toegepast dienen alle krachten welke op de kelderwanden werken overgebracht te worden aan de keldervloer. Als er een breedplaatvloer is toegepast kunnen de krachten worden overbracht via de keldervloer en ook het kelderdek. De verankering tussen kelderdek en kelderwand vindt plaats doormiddel van wapeningsstekken welke vanuit de kelderwand het kelderdek in lopen.
Figuur 21invloed koppelen kelderdek aan kelderwand
De wanden welke in de kelder geplaatst staan, evenwijdig aan de voorgevel, zijn dragend uitgevoerd. Op deze manier kan de breedplaatvloer overspannen in de langsrichting van de woning. Door deze manier van opleggen zijn de krachten welke op de breedplaatvloer komen (wanden, eigen gewicht ect.) afgedragen via de kelderwanden aan de kopse kant van de woning. Doordat de leidingplaatvloer haar krachten afdraagt aan de kelderwanden aan de langskant, ontstaat hierdoor een betere verdeling van de krachten op de kelderwanden. Kortweg kan er worden verondersteld dat de verdiepingsvloer via de langsgevel wordt afgedragen en het kelderdek langs de kopse gevels. Mede op deze aspecten zijn de vloeren bepaald. M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
49
Tabel 1 Vergelijking type begane grondvloer
Vergelijking volgens de gewogen factor score methode onderdeel verdiepingsvloer Score: rapportcijfers 1 tot 3 minimumeisen(=knock-out criteria): overspanning haalbaar? ≥ 3 type vloer criteria wegingsfactorkanaalplaatbreedplaat leidingplaat dikte 10% 1 2 1 eigen gewicht 10% 3 1 3 breedte (standaard) 5% 1 3 1 overspannning haalbaar? 5% 3 3 3 ruimte voor leidingwerk 25% 0 3 3 levertijd incl. voorbereiding 5% 3 2 1 verwerkingsnorm 20% 2 1 2 constructief meewerkend 5% 0 3 0 kosten* 15% 3 1 2 100% Evaluatie: Conclusie: score kanaalplaatvloer 1,6 Leidingplaatvloer toepassen score breedplaatvloer 1,95 score leidingplaatvloer 2,1
Tabel 2 Vergelijking type verdiepingsvloer
Vergelijking volgens de gewogen factor score methode onderdeel: Begane grondvloer Score: rapportcijfers 1 tot 3 minimumeisen(=knock-out criteria): overspanning haalbaar? ≥ 3 type vloer criteria wegingsfactorkanaalplaatbreedplaat leidingplaat dikte 15% 1 2 1 eigen gewicht 10% 3 1 3 breedte (standaard) 15% 1 3 1 overspannning haalbaar? 5% 3 3 3 ruimte voor leidingwerk 15% 0 3 3 levertijd incl. voorbereiding 5% 3 2 1 verwerkingsnorm 5% 2 1 2 constructief meewerkend 15% 0 3 0 kosten* 15% 3 1 2 100% Evaluatie: Conclusie: score kanaalplaatvloer 1,45 Breedplaatvloer toepassen score breedplaatvloer 2,2 score leidingplaatvloer 1,65
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
50
5.1.2.4 kelder Er zijn twee soorten kelders, in het werk gestorte kelders en prefab kelders. Een prefab kelder is een vooraf vervaardigde kelder welke op haar plaats wordt gebracht door een kraan. Doordat de kelder vervoerd moet worden is deze gebonden aan maximale afmetingen. Kijkend naar de afmetingen van de kelder welke benodigd is in het project is er gekozen voor een in het werk gestorte kelder. De vloer opbouw bestaat uit een geïsoleerde betonvloer. De dikte en de toe te passen wapening is volgens de berekening van de constructeur. Op deze vloer zijn betonwanden gestort die naderhand aan de buitenzijde zijn geïsoleerd. Bij een eventuele te hoog grondwaterpeil zou er gekozen worden om op de wandisolatie nog te voorzien van een waterdichte laag, bijvoorbeeld bitumen. Bij dit project is dit niet noodzakelijk.
Legenda: 1 kelderwand (beton) 2 kleefvernis (optioneel) 3 isolatie (gelijmd) 4 waterdichte laag (bijv. bitumen)
Figuur 22 opbouw kelderwand (Bron: www.foamglas.be)
Voor een in het werk gestorte kelder zijn twee manieren van uitvoering mogelijk. Gebruikelijk is om eerst de complete kelder uit te graven en eerst de vloer te storten. Nadat de vloer is gestort wordt de ene zijde van de bekisting geplaatst, hierna de wandwapening en de afstandshouders. Als dit gereed is wordt de andere zijde van de bekisting geplaatst en kan er begonnen worden met het afstorten. Er kan gekozen zijn voor een verloren bekisting (holle wand bekisting) of een tijdelijke bekisting. Bij het holle wand systeem zijn aan beide zijden van de te storten wand een prefab element geplaatst en wordt hiertussen gestort. De prefab elementen zijn onderdeel van de wandconstructie en worden niet verwijderd. Bij een tijdelijke bekisting (veelal in staal bij kelderbouw) zijn er aan beide zijden bekistingschotten geplaatst waarna wordt gestort. Na het uitharden wordt deze bekisting verwijderd en schoongemaakt voor de volgende stort.
Figuur23 hollewand- (links) en een stalen bekisting (rechts) (Bron: www. fabiton.nl) M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
51
Een andere manier van een traditionele kelder is de zogenaamde afzink kelder. Een afzinkkelder bestaat uit een samengesteld caisson van geprefabriceerde massieve kelderwanden, aan de onderzijde voorzien van een snijmes. In korte tijd wordt de kelder op maaiveld geplaatst, waarbij de geïsoleerde wanden strak naast bestaande bebouwing geplaatst kunnen zijn. De massieve kelderwanden zijn prefab aangeleverd op het werk. De gefundeerde keldervloer is na het afzinken in het werk gestort, hierna wordt het kelderdek geplaatst. Ten opzichte van de ouderwetse caissonmethode waarbij enorm dikke kelderwanden (minimaal 100 cm dik) voor voldoende afzinkgewicht moesten zorgen zijn er tegenwoordig middelen om de kelder ook met een minder eigen gewicht af te laten zinken.
Figuur 24 principe afzinkkelder (Bron: www.multibouwsystemen.nl)
De kelder wordt afgezonken door de grond nat of droog binnen de kelderwanden weg te graven. Bij kleinere kelders zorgt het gewicht ervoor dat de kelder afzinkt. Indien de druk van het eigen gewicht te gering is of het risico bestaat op scheef zakken kan extra druk worden gegenereerd door grondankers in de bodem aan te brengen. De trekstangen van deze grondankers worden dwars door het hart van de geprefabriceerde kelderwanden geleid en met hydraulische cilinders bovenop de wanden aangetrokken. Hierdoor ontstaat een zuiver verticale lijnlast midden op de bovenzijde van de kelderwand die momentspanningen en klemming in de bodem en beschadiging aan de wanden voorkomt. M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
50
Om te voorkomen dat er tijdens het afzinken zettingen ontstaan in de omgeving wordt de kelder voorzien van extra zware wapening en aan de binnenzijde afgestempeld met een zwaar stalen stempelraam dat doorbuiging van de wanden voorkomt. Tijdens het afzinken wordt de kelder zo gelijkmatig mogelijk uitgegraven.
Figuur 25uitgraven afzinkkelder (bron: www.multibouwsystemen.nl)
Ten opzichte van de alternatieven (damwanden of boorpalen) is doorbuiging van de grond kerende afzinkconstructie uitgesloten. Er ontstaan in de omgeving geen zettingen door doorbuiging, trillingen, grondontspanning etc. Tijdens het ontgraven drukt het gewicht van het caisson samen met de computergestuurde hydraulische vijzels de ondergrond via het snijmes onder de wanden weg waardoor de kelder trillingvrij afzinkt. Als er risico op spoeling van grond onder de wanden aanwezig is (alleen bij “nat” afzinken in zandgrond) kan onder de kelderwanden een langer voorsnijmes worden gemonteerd. Daarbij kan in de holte van het snijmes met water onder hoge druk het zand worden weg gespoten. Omdat dit binnen het voorsnijmes gebeurd is er geen risico op wegspoelend zand aan de buitenzijde. De afzinkkelder kan bij kleverige kleigrond zijn gesmeerd met bentoniet5 aan de buitenzijde om meetrekken of zuigen van klei te voorkomen. In ieder geval is het verklevingsvlak van een afzinkkelder altijd aanzienlijk kleiner dan bij stalen damwandplanken die veel dieper zijn weg gedrukt waardoor er veel minder risico op zettingen in de omgeving is. De praktijk leert dat met de juiste middelen een afzinkkelder trillingvrij en zettingvrij naast een belendende fundering is af te zinken. Tijdens het afzinken kan met behulp van een kortstondige bemaling het grondwater tijdelijk onttrokken worden. Ook kan zonder bemaling de grond “nat” (onder water) zijn uitgegraven. Hierdoor zijn hoge bemalingskosten en bijkomende risico’s door grondwateronttrekking in de omgeving voorkomen. Op diepte wordt er dan door de aannemer een afsluitende laag onderwaterbeton gestort. Tevens zijn kostbare en risicovolle grond kerende constructies zoals stalen damwanden en boorpalenwanden vermeden. Stalen damwanden veroorzaken in de praktijk grondverdringing en verdichting en kleef tijdens inbrengen en grondontspanning tijdens en na het ontgraven en het uittrekken. Ook bij het trillingvrij drukken van stalen damwanden moet de eerste damwand er altijd in geheid worden. Tevens hoeft er bij de afzinkkelder geen verankering in de omgeving of zelfs onder belendingen van de buren plaats te vinden omdat door het inwendige stempelraam de zijdelingse krachten uit de omgeving zijn opgevangen. 5
Bentoniet is een kleisoort met deeltjes die zo klein zijn dat ze de grond waterdicht maken M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
53
Aan de onderzijde van de kelderwanden, ter plaatse van de keldervloer, zijn (dubbele) stekkenbakken ingestort en wordt de keldervloer waterdicht tussen de wanden gestort. De verbindingen zijn na het uitharden van de keldervloer preventief geïnjecteerd. De afzinkkelder heeft gladde wanden aan de binnenzijde en hoeft vrijwel niet meer afgewerkt te worden. In de wanden kunnen raam sparingen, elektra leidingen en wandcontactdozen evenals waterdichte nuts- en andere leidingdoorvoeren etc. zijn ingestort. Aan de buitenzijde van de kelderwanden kunnen neuzen voor het opgaand metselwerk en aansluitingen voor belendingen zijn aangebracht. De omschreven afzinkmethode is volledig constructief grond-kerend. Er wordt snel gebouwd en alleen ontgraven waar nodig. Hierdoor kan er bekort worden op eventuele bronbemaling , omdat er minimaal water uit de omgeving wordt onttrokken. Bij de natte afzinkmethode kan bemaling zelfs achterwege blijven. Ook wordt de grond buiten de kelder wordt niet geroerd. Er zijn in principe geen stabiliserende maatregelen nodig aan de bestaande funderingen van belendingen. De afzinkkelder is een veilig en voordeliger alternatief voor stalen, houten of betonnen damwanden, grondinjectie en ondermetselen van bestaande bebouwing. Het traditionele ondermetselen van bestaande nabijgelegen funderingen “op staal“ is onder normale arbeidsomstandigheden erg lastig vanwege het hoge risico van deze werkzaamheden. Bij bodeminjectie, bevriezen van bestaande funderingen, damwanden, berliner wanden zijn de risicofactoren vaak zodanig dat er geen leverancier is die volledige uitvoeringsgarantie op een droge stabiele bouwput geeft. De afzinkkelder wordt gebruikt als fundatie van het complete casco, zowel bij fundering “op staal” of op heipalen. De maximale afmetingen is momenteel alleen nog beperkt door het stalen stempelraam dat in de kelder gemonteerd dient te zijn tijdens het afzinken. Voor het project is een in het werk gestorte kelder toegepast. Dit omdat de kelderbak aan de buitenzijde geïsoleerd wordt. Bij een afzink kelder is dit niet mogelijk omdat de buitenzijde van de kelder onbereikbaar is nadat deze is afgezonken. 5.1.2.5 Palen Uit de sonderingen blijkt dat het plan gefundeerd wordt op palen. Doordat er direct naast een bestaande woning gefundeerd wordt kan een heistelling voor prefab betonpalen niet worden opgezet. Bijkomend probleem is dat de heistelling niet op locatie kan komen. (onderaan de dijk). Hierdoor valt het heien van prefab betonpalen af. Een alternatief is het gebruik van zogenaamde schroef-, stalen- of betonsegmentpalen. Een schroefpaal is een in de grond gevormde, geluidsarme en trillingsvrije funderingspaal. Met behulp van schroefdraad aan de punt van de boor wordt er een gat geboord in de grond. Het midden van de boor bestaat uit een holle pijp (de holle kern). Boven het schroefdraad zit een grond verdringende kegel die de grond tegen de wanden van het gat duwt. Op het moment dat de boor de gewenste diepte heeft wordt de boor teruggetrokken. Tijdens het terugtrekken van de boor wordt door de holle kern beton geperst. Door de grond verdringende kegel boven het schroefdraad komt er aan de oppervlakte geen grond vrij. Het gat is nu geboord en geheel gevuld met beton. Nadat de boor uit het gat is weggehaald wordt er meteen wapening in het beton afgezakt of ingetrild (een andere methode is de wapening vooraf in te brengen). Door het trillen wordt de paalkop extra verdicht. Door het gebruiken van deze schroefpalen hoeft de lengte van de palen niet bepaald te worden. Voor elke paal kan de lengte van de paal tijdens de uitvoering bepaald worden. Op het moment dat er voldoende stuit wordt bereikt is de diepte van de paal voldoende.
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
54
Er zijn verschillende soorten schroefpalen: 1. De betonmortelschroefpaal is voorzien van kopnetwapening. De "paal" zelf bestaat uit in het werk gestort beton. Eerst is er een gat geboord, hierna is de boor verwijderd en in het gat beton gestort. Door het onregelmatige oppervlak van het gat kan er een goede hechting ontstaan. Nadeel van deze paal is dat controle moeilijk is uit te voeren. 2. De buisschroefpaal is voorzien van een wapeningskorf over de volle lengte. Via de bovenkant van de holle booras is de wapening ingebracht voor het vullen van de boorschacht. Hierdoor kan de paal over de gehele lengte van wapening worden voorzien. De groutinjectiepaal werkt volgens het zelfde principe als een buisschroefpaal. Echter is er tijdens het draaiproces een mengsel van water en cement, grout genaamd, door de holle boorschacht geïnjecteerd. De palen worden geboord tot in de tweede zandlaag. De holle stalen boorschacht wordt tijdens het boren steeds verlengd door een buisdeel op het laatste deel te lassen. De boorschacht en de boorkop blijven in de paal aanwezig. De schacht is dan een soort bewapening van het beton.
Figuur 1 links betonmortelschroefpaal rechts buisschroefpaal Bron: (www.joostdevree.nl)
FiguurFiguur 27principe groutinjectie paal (Bron: www.joostdevree.nl) 2 principe groutinjectie paal (Bron: www.joostdevree.nl)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
55
De betonsegmentpaal is een uit geprefabriceerde gewapende betonelementen opgebouwde paal. De buissegmentpaal wordt opgebouwd uit stalen buissegmenten die vooraf met beton zijn gevuld. De segmenten zijn verbonden door middel van een pijplas. De paal is op diepte gebracht door een kleine heimachine met een stalen valblok. Omdat de afmetingen van zowel heimachine als paalelement aan de werkomstandigheden aangepast worden, is dit systeem bij uitstek geschikt voor situaties met beperkte werkruimte, werkhoogte of toegangsbreedte. De buissegmentpaal bestaat uit stalen segmenten welke in het werk zijn afgestort. In het eerste buiselement bevindt zich een grindprop. Op deze grindprop valt het heiblok, waarbij de buis zelf als geleiding voor het blok dient. zie ter verduidelijking onderstaand en naast staande figuur. Wanneer de buis op diepte is, wordt hij afgesneden op de juiste hoogte en gevuld met beton, met een kopwapeningsnet over de bovenste meters. Doordat het heiblok in de stalen buis op een neer gaat en niet boven de buis, kan er ook in lage ruimtes geheid worden. Deze manier van heien is tevens efficiënter doordat de slagenergie zo laag mogelijk wordt geleverd. Hierdoor is er minder wrijving tussen de paal en de geleiding. Om te voorkomen dat het heiblok de voetplaat onderaan de paal losslaat, wordt er een laag grind in de paal geplaatst. Deze grindprop spreidt tevens de krachten van het heiblok. Bij het plaatsen van het volgende stuk stalen buis wordt er wat grind aangevuld. Dit grind wordt later opgenomen in het beton wat in de stalen buis wordt gestort. Voor het project zijn stalen segmentpalen toegepast. Deze paal is gekozen omdat de toegang tot het werkterrein beperkt is tot een tuinpad. Figuur 28 stalen buispaal (Bron: www.walinco.nl)
1. opstellen en vormen van een heiprop 2. heien in de buis op de heiprop 3. uitheien van de verbrede voet op paalpuntniveau 4. plaatsen van de wapening 5. storten van de schacht
Figuur29 inheien van stalen buispaal (Bron: www.franki-grondtechnieken.com)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
56
5.1.3 Installatie technische voorzieningen De installatietechnische uitgangspunten voor de berekeningen zijn te verdelen in drie onderdelen; x x x
Verwarming Ventilatie Warm tapwater bereiding
Deze drie installaties zijn naast de bouwkundige componenten belangrijk om het Energieprestatiecoëfficiënt, kortweg EPC genoemd, te berekenen. Omdat alleen de bedrijfswoning energie neutraal is uitgevoerd, is er in deze het kantoorgedeelte buiten beschouwing gelaten. Er is dus enkel ingegaan op de installaties van de bedrijfswoning. 5.1.3.1 Verwarming Er zijn twee manieren om een woning te verwarmen, namelijk door gebruik te maken van convectiewarmte of stralingswarmte. Indien er gekozen wordt voor stralingswarmte dan wordt er gebruik gemaakt van directe verwarming, hoe verder men afstaat van het stralingselement, des te kouder het is. Convectie is warmteoverdracht door contact tussen een stromend medium en een vast element. Een voorbeeld hiervan is het verwarmen van water in een pan, er ontstaat een stroming doordat het warme water naar boven gaat. dit warme water warmt het koudere bovenliggende water op. In woningen wordt veelal een combinatie van convectie- en stralingswarmte toegepast in vorm van een radiator. De buitenste platen stralen en tussen de platen vindt convectie plaats. (het verwarmen van de lucht welke hierdoor opstijgt). Dit principe geld ook voor vloerverwarming. Voordeel van vloerverwarming ten opzichte van radiatoren is dat de vloeistoftemperatuur welke het afgiftelichaam op moet warmen veel lager is. Dit wordt dan ook een laag temperatuursysteem (LTS) genoemd. Bij een hoog temperatuursysteem (HTS), zoals radiatoren, is dit tussen de zeventig en negentig graden Celsius. Bij een LTS, zoals vloer- of wandverwarming, is dit tussen de twintig en vijftig graden Celsius. Bij dit systeem is dus minder energie noodzakelijk om de gewenste temperatuur te behalen en te behouden. Nadeel van een LTS is dat de ruimte trager wordt opgewarmd in vergelijking met een HTS. Verschillen in temperatuur kunnen dus minder worden opgevangen. Voor de bedrijfswoning wordt gebruik gemaakt van een laag temperatuursysteem in de vorm van vloerverwarming. Door de vloerverwarming stroomt wate. Als dit water eenmaal is opgewarmd, staat het deze warmte langzaam af aan de vloer. Er zijn heel veel verschillende manieren om het water te verwarmen. Enkele voorbeelden hiervan is een warmtepomp of een HR-ketel. Een HR-ketel werkt op aardgas en verwarmt door middel van een brander het water op. Een pomp zorgt voor het circuleren van het warme water in het verwarmingssysteem. De vrijkomende rookgassen (restwarmte) wordt ook gebruikt voor het verwarmen van het water. Hierdoor wordt een extra rendement behaald. Deze ketel voorziet tevens het warmtapwater (zie figuur 30 ter verduidelijking).
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
57
1
1: Brander 2: ontsteking 3: warmtewisselaar 4: controlepaneel 5: geïsoleerde mantel 6: ventilator 7: pomp 8: waterdruksensor
2
5
3
6
Figuur 1 principe HR-ketel
7
(Bron principe werking ketel: www.cvketelgids.nl) Bron doorsnede HR-ketel: www.nefit.nl)
M. KOK
4
8
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
58
In plaats van een HR ketel kan er bijvoorbeeld ook gekozen zijn voor een warmtepomp. Er zijn verschillende soorten warmtepompen, maar de basis werking is altijd hetzelfde. Er wordt namelijk warmte onttrokken van water, bodem of lucht en deze warmte wordt afgegeven aan het afgifte systeem. Doormiddel van een warmtepomp kan men dus warmte benutten voor de verwarming en koeling van een bijvoorbeeld woning. Dit systeem bestaat uit een bronsysteem en twee gesloten circuits: x Warmte- of Bronsysteem (links in onderstaand figuur) x De warmtepomp (midden in onderstaand figuur) x Het afgiftesysteem (rechts in onderstaand figuur)
Figuur 31principe warmtepomp (Bron: Natuurlijk en slim verwarmen met de modernste lucht/water-warmtepomptechnologie, Mitsubishi Electric Europe B.V., Versie 04 / 2011)
Figuur 2 werking warmtepomp (Bron: www.solarcompany.be) Figuur 32 werking warmtepomp (Bron: www.solarcompany.be) M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
59
De warmtepomp is voorzien van een koelmiddel dat door de ontvangen warmte verdampt (stap 1 in voorgaande figuur). Door de damp samen te drukken door middel van een compressor (2), loopt de temperatuur op. Deze warmte wordt via de condensor (3) overgedragen aan het afgiftesysteem. Het koelmiddel condenseert daardoor weer naar een vloeibare toestand. Het expansieventiel (4) in de warmtepomp zorgt ervoor dat de druk van het koelmiddel weer wordt verlaagd. Zo kan vervolgens het hele proces van de warmtepomp weer opnieuw beginnen. De opgewekte warmte in het afgiftesysteem kan naast gebruik voor de verwarming tevens zijn gebruikt voor het verwarmen van een boiler ten behoeve van het warm tapwater. De warmtepomp kan indien gewenst, ook koelvermogen generen. De compressor wordt dan uitgeschakeld. Hierdoor wordt de temperatuur van de warmtewisselaar overdragen aan het leidingsysteem van de vloerverwarming. Door de massa van de vloer en de capaciteit van de vloerverwarming gaat deze manier van koelen traag. Ook het opnieuw opwarmen van de vloeren indien de koudere periode aanbreekt gaat traag. De verhouding tussen de afgegeven en de door de compressor verbruikte energie wordt de coëfficiënt of performance (COP) genoemd. Een COP van 3,5 houdt in dat voor elke kWh verbruikte energie 3,5 kWh energie wordt opgewekt. Hoe hoger de COP waarde des te hoger het rendement van de warmtepomp is. Indien warmtepompen zijn vergleken moet er op gelet zijn dat de COP waarden wel onder dezelfde condities zijn getest, let op bij welke brontemperatuur de test is afgenomen en de afgegeven temperatuur. Daarnaast wordt er geadviseerd om te kijken naar de benodigde geluidsisolatie van de installatie. Uit onderstaande rekensom is op te maken op welke wijze het bronvermogen te berekenen is en hoe de hoeveel energie er wordt gewonnen met de energie van uit het net. een warmtepomp heeft een COP van 5 bij een brontemperatuur van 0°C en 35°C CV aanvoer. het afgegeven vermogen is 10 kW (bij brontemperatuur van 0°C en 35°C CV aanvoer) Het gebruikte vermogen vanuit het net is te bereken door; het afgegeven vermogen gedeeld door het COP (10 kW : 5) = 2 kW Het vermogen van de bron is te berekening door; het afgegeven vermogen minus het vermogen benodigd vanuit het net ( 10 kW – 2 kW) = 8 kW bron vermogen.
Figuur 331werking warmtepomp, links de bron rechts het afgiftesysteem (Bron: (Bron: www.warmtepomp-info.nl) Figuur werking warmtepomp, links de bron rechts het afgiftesysteem www.warmtepomp-info.nl) M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
60
Er zijn verschillende bronsystemen mogelijk. De benodigde warmte is uit (grond)water, bodem of lucht te halen. Hieronder zijn de systemen verder uitgewerkt. Aarde als bronsysteem: Indien er gekozen is om de aarde als bronsysteem toe te passen dient er een gesloten buissysteem in de grond te zijn aangebracht waardoor water met een glycolmengsel (soort anti-vries) stroomt. Deze leidingen kunnen zowel verticaal als horizontaal zijn geplaatst. Vaak wordt het verticale systeem toegepast omdat er niet voldoende oppervlakte aanwezig is voor een horizontaal systeem. Op ca. 3 meter diepte heeft de aarde een vrij constante temperatuur van 9 á 10 graden Celsius. Als men een leidingsysteem aanlegt welke door deze aardlaag heen krult, wordt hierdoor de inhoud van deze buizen opgewarmd en kan deze warmte worden gebruikt voor de warmtevraag van het bouwwerk. Bij de horizontale plaatsing is de diepte van de leidingen ca. 1,2 tot 2 meter diep. Er is ook een mogelijkheid om de toe te passen heipalen te voorzien van een collector, de slagen uit deze heipalen zijn dan aan elkaar gekoppeld en doen dan dienst als collector. Groot nadeel van dit systeem is indien er te veel warmte wordt onttrokken, het grondwater rond de heipaal kan bevriezen. Hierdoor zet het grondwater uit en kan het ervoor zorgen dat de kleefkracht van de trekpaal verminderd en het bouwwerk gaat verzakken. Tevens dient ten tijde van het koppensnellen nauwkeurig gewerkt te worden om de kans op beschadiging zo minimaal mogelijk te houden.
Figuur 34 principe aarde bronsysteem (Bron: www.warmtepomp-info.nl)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
61
(grond)water als bronsysteem: Het (gefilterde) grondwater wordt opgepompt vanuit de aarde en na het passeren van de warmtewisselaar weer teruggepompt in de aarde. Het aan- en afvoercircuit van het grondwater dient wel voldoende ver van elkaar af te liggen om het ‘rondpompen’ van het grondwater te voorkomen. Voordeel van dit systeem is dat het grondwater een hogere temperatuur heeft dan bij een gesloten bron. Hierdoor is het rendement ook hoger. Nadeel van het systeem is dat door het gebruik van grondwater het onderhoud intensiever is. De filters welke bij een gesloten systeem afwezig zijn dienen schoon gehouden te worden. Indien er gekozen wordt voor oppervlaktewater als bron zijn er een tweetal opties; het gesloten en open systeem. Het gesloten systeem is te vergelijken met het systeem wat wordt toegepast bij het aardesysteem. Het gesloten systeem loopt dan niet door de aarde maar door het water. Nadeel van dit systeem is dat als het vriest ijsvorming aan de leidingen kan ontstaan en hierdoor de temperatuur afneemt van de vloeistof in de leiding. Indien er een open systeem wordt toegepast moet men met name zien te voorkomen dat de filters en/of warmtewisselaar verstopt raakt. Kans op bevriezing en hierdoor beschadiging van de warmtewisselaar is ook aanwezig bij een extreem koude tijd.
Figuur35 principe grondwater als bronsysteem, links grondwater rechts oppervlaktewater (www.warmtepomp-info.nl & www.nibenl.eu)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
62
Lucht als bronsysteem: Dit systeem is op basis van buitenlucht. Nadeel van buitenlucht is dat in de tijd dat de warmtevraag het hoogste is (in de winter), de buitenlucht erg koud is. Het temperatuurverschil tussen de bron (buitenlucht) en het afgiftesysteem (verwarming) is dan erg groot. Bijkomend nadeel is dat er buiten het bouwwerk een ventilator geplaatst moet zijn. Bij plaatsing moet vooral gelet zijn op het geluid van de unit. De aanschaf waarde van deze bron is wel laag omdat er geen leidingen geboord hoeven te worden. Onderhoud aan dit bronsysteem is door het ontbreken van buizen een stuk makkelijker en minder kostbaar. Deze bron wordt vaak toegepast bij buitenzwembaden. Als hiervan gebruik wordt gemaakt is de luchttemperatuur vaak redelijk ‘hoog’. Het rendement van deze bron is dan ook hoger dan in de winter omdat het temperatuurverschil kleiner is. Naast buitenlucht kan ook gebruik zijn gemaakt van de ventilatielucht. De warme ‘vuile’ lucht van de mechanische ventilatie is dan gebruikt als bron. Deze bron kan goed worden ingezet om bijvoorbeeld een boiler warm te houden of voor het voorverwarmen van een gesloten bronsysteem zodat het temperatuurverschil tussen bron en afgifte zo minimaal mogelijk is. Hierdoor neemt het rendement van de warmtepomp toe. Door het grote verschil in de temperaturen van luchtaanvoer door het jaar heen is het bepalen van het COP relatief onnauwkeurig. Het COP houdt namelijk geen rekening met de grote temperatuurverschillen die door het jaar plaatsvinden. Om een goede vergelijking te maken tussen luchtbronsystemen onderling wordt er gerekend met een APF waarde (Annual Performance Factor). Deze geeft de verhouding weer van de verwarmingsenergie ten opzicht van de toegevoegde elektrische energie over een heel jaar. Een APF waarde van 4,0 betekend dus dat het viervoudige van het toegevoerde elektrische vermogen in warmte-energie wordt omgezet. Dit is dus te berekenen met behulp van de formule: afgegeven warmteenergie elektrische energie
Jaarrendement = Ingezette
De ingezette elektrische energie is inclusief de elektrische energie voor de aandrijving van de benodigde pompen, regelingen ect. De APF waarde wordt ook vaak de COP waarde genoemd van het bronsysteem. Het verschil is dat de APF waarde een gemiddelde over een heel jaar is weergegeven en de COP waarde niet. Als er koelbehoefte moet bij dit systeem ook de compressor blijven draaien. Dit in tegenstelling tot de andere systemen waar alleen het draaien van de bron- en cvcirculatiepomp volstaan. Tevens moet een lucht/water warmtepomp zich af en toe ontdooien. Als de lucht buiten koud is en de warmtepomp haalt daar bovendien nog energie (in vorm van warmte) uit dan kan de wisselaar ijsvorming opleveren. De warmtepomp ontdooit zichzelf door warmte die eerder naar binnen is gebracht even terug te halen totdat de ijsvorming weg is. Dit gaat dan wel ten koste van de APF waarde. In het project wordt gebruik gemaakt van (buiten)lucht als bronsysteem. Dit omdat de aanschaf- en onderhoudskosten het laagst zijn. Figuur 36 warmte pomp met ventilatielucht als bron (bron: www.warmte-info.nl) M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
63
Figuur 1 principe luchtbron (bron:www.warmte-info.nl)
Buitenlucht wordt aangezogen doormiddel van een ventilator (B). De vloeistof welke door de wisselaar (C) loopt wordt opgewarmd door deze luchtstroom, de vloeistof verdampt hierdoor. De damp gaat via de keuzeklep (D) naar de compressor (E). Hier wordt het gas gecomprimeerd waardoor de temperatuur toeneemt. Deze warmte wordt weer via de warmtewisselaar (F) afgegeven aan het leidingwater welke door de vloerverwarming (I) loopt en wordt rondgepompt door de pomp (H). Doordat de warmte wordt afgegeven aan het leidingwerk van de vloerverwarming condenseert het gas tot een vloeistof. Het ontstane drukverschil wordt doormiddel van een expansievat (G) opgevangen. Dit is het laatste station van het gesloten circuit en de vloeistof wordt hierna weer door de wisselaar geleidt.
M. KOK
Figuur 38stroomschema lucht als bronsysteem (Bron: Natuurlijk en slim verwarmen met de modernste lucht/water-warmtepomptechnologie, Mitsubishi Electric Europe B.V., Versie 04 / 2011)
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
64
5.1.3.2 Ventilatie Om te kunnen ventileren is er altijd sprake van een toe- en een afvoer van lucht. Dit kan op twee manieren, via een natuurlijk weg of mechanisch. Beide systemen zijn ook te combineren, hierdoor zijn er vier mogelijkheden. Natuurlijke aan- en afvoer (systeem A) Bij deze vorm verloopt zowel de toe- als de afvoer op een natuurlijke wijze. De capaciteit van de aanen afvoer wordt bepaald door de grootte en het aantal van de toegepaste roosters en is afhankelijk van: x
x
Temperatuurverschillen tussen de betreffende ruimte en de buitenlucht. Natuurlijke ventilatie werkt in de winter aanzienlijk beter dan in de zomer door de grotere temperatuurverschillen, ook wel thermiek genoemd. Hierdoor hoeven er minder roosters open in de winter dan in de zomer. Drukverschillen tussen de ruimte en buiten. Als er wind op het raam of rooster staat neemt de ventilatie sterk toe, dit wordt veroorzaakt door de winddruk op de ene gevel en zuigkracht op de andere gevel. Dit wordt ook dwarsventilatie genoemd.
Deze methode is niet als hoofdventilatiesysteem toegepast in dit project omdat de capaciteit onvoldoende regelbaar is en de kans bestaat dat er in de winter te veel ventileert wordt waardoor onnodig warmte verloren gaat. Wel wordt deze ventilatie in vorm van zomernachtventilatie toegepast. Zomernachtventilatie wordt onder systeem x verder uitgelicht. Mechanische aanvoer en natuurlijke afvoer (systeem B) Bij deze vorm wordt verse lucht doormiddel van ventilatoren in de woning gepompt langs aanvoeropeningen in de betreffende ruimten. De afvoer van de lucht wordt door de gecreëerde overdruk gedwongen om zich via de afvoeropeningen de woning te verlaten. Deze methode is niet toegepast in dit project omdat er twee kanalen noodzakelijk zijn per ruimte (aanen afvoer). Tevens moet er veel energie geleverd worden om de benodigde overdruk te creëren.
Figuur 39 verbeelding systemen A & B (Bron: www.vzwdorp.eu)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
65
Natuurlijke toevoer en mechanische afvoer
(systeem C)
Bij deze vorm wordt de vervuilde lucht via afvoerroosters in de ruimtes uit de woning gezogen en afgevoerd naar buiten. Door de gecreëerde onderdruk wordt verse lucht via raamroosters de woning binnengebracht. Binnen de woning wordt de lucht tussen de kamers getransporteerd via roosters of via een overstroom opening onder de deuren (spleet). Ter plaatse van ruimten welke extra ventilatie nodig hebben (vochtige ruimten als keuken, badkamer en toilet) worden meer liters per seconde afgevoerd dan ruimten die bijvoorbeeld in gebruik zijn als verkeersruimte of berging. Dit systeem is deels toegepast in het project, de ventilatiecapaciteit wordt geregeld door een CO2 gestuurd rooster. Bij systeem x wordt dit verder beschreven. Mechanische toe- en afvoer
(systeem D)
Deze vorm wordt ook wel balansventilatie genoemd. Dit systeem is gebaseerd op een evenwicht tussen aan- en afvoer van lucht en dus niet op luchtdruk. Er wordt een ventilatiebox geplaatst, die de afvoer van vervuilde lucht en de aanvoer van verse lucht regelt. Deze box is voorzien van energiezuinige ventilatoren voor aan- en afvoer. Afvoer vindt plaatst via afvoerroosters in de ‘vuile’ ruimten als keuken, toilet en badkamer. Gelijktijdig levert de groep via een apart kanaal dat in verbinding staat met de buitenlucht, verse lucht aan de leefruimten (woon- en slaapkamer). Gebalanceerde ventilatie wordt vaak toegepast in combinatie met een WTW-toestel (warmteterugwinning). Op deze manier wordt tot 90% van de warmte die zich in de vervuilde lucht bevindt, teruggewonnen. Dit systeem (D) wordt ook deels toegepast in het project. Hierdoor is de ventilatie optimaal te controleren en afhankelijk van de vraag bij te sturen. Nadeel is wel dat er twee ventilatoren zijn aangedreven wat extra energie vraagt.
Figuur 40 verbeelding systemen C & D (Bron: www.vzwdorp.eu)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
66
Combinatie van verschillende ventilatiesystemen
(systeem X)
Systeem ‘X’ is de benaming van een combinatie van de vier voorgenoemde systemen. Er kan bijvoorbeeld gekozen zijn om in de winter te kiezen voor een mechanische toe- en afvoer en in de zomer een natuurlijke toe- en afvoer. Voordeel hiervan is dat in de zomer geen ventilator hoeft te draaien en in de winter niet te veel warmte verloren gaat door overmatige ventilatie. In het project is gebruik gemaakt van systeem X. Het systeem A (natuurlijke toe- en afvoer) is gecombineerd met systeem C (natuurlijk toe- en mechanisch afvoer) en systeem D (mechanisch toeen afvoer). In de winterperiode is er gebruik gemaakt van systeem D. Hierdoor is er voldoende ventilatiecapaciteit, tevens koelt de ruimte niet onnodig af door het toevoeren van de koude buitenlucht. Bovendien kan er met dit systeem per vertrek worden geventileerd. Als de gebruiker bijvoorbeeld gaat douchen gaat de badruimte meer ventilatiecapaciteit vragen. Indien er gekozen zou zijn voor systeem C werd er op dat moment de afvoer van de complete woning groter. Hierdoor worden andere ruimtes (op dat moment te veel) geventileerd en gaat er onnodig warmte verloren. In de zomerperiode is er gebruik gemaakt van systeem C. Dit in combinatie met CO2 gestuurde zelfgeregelde roosters. Indien het CO2 gehalte in de lucht boven de 1.000 p.p.m.6 uitkomt wordt er een signaal doorgegeven aan de ventilator. Deze slaat dan aan. Doordat het zelfregelende rooster ook een signaal ontvangt opent deze in de betreffende ruimte en zo wordt de ruimte geventileerd. Het rooster knijpt zichzelf als of de luchtsnelheid te groot wordt (en er dus tocht ontstaat). Het comfort van dit systeem is dan ook erg hoog. De ventilatie is tevens op relatieve vochtigheid te regelen en ook de combinatie van CO2 en relatieve vochtigheid is mogelijk.
>1.200 p.p.m. 1.000 – 1.200p.p.m >1.000 p.p.m.
Figuur 41CO2 meter (bron: www.duco.eu)
de luchtkwaliteit is ongezond de luchtkwaliteit is aanvaardbaar de luchtkwaliteit is gezond
Figuur 42overzicht p.p.m. waardes (bron: www.duco.eu) 6
p.p.m. (parts per million, eenheid voor het meten van de CO2 concentratie in de lucht)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
67
In de zomerperiode wordt systeem A (natuurlijke toe- en afvoer) gebruikt als zomernacht ventilatie. Dit houdt in dat als de buitentemperatuur lager dan 22 graden Celsius is en de binnentemperatuur hoger, de dakvensters geopend zijn. Door de roosters in de overige vensters wordt er frissere lucht de woning ingebracht en door het schoorsteeneffect verlaat de warme lucht de woning door de dakvensters. Door de grote openingen ontstaat er een grote ventilatiecapaciteit. Bij deze manier van koelen c.q. ventileren moet er opgelet zijn dat er niet een te snelle luchtstroom ontstaat zodat deze als tocht wordt ervaren. Ook is het belangrijk dat de dakvensters dusdanig zijn geplaatst zodat de kans op insluiping minimaal is. In het project is dit systeem meer gebruikt voor de koelcapaciteit als voor de ventilatiecapaciteit.
Figuur 43Principe zomernachtventilatie (Bron: www.seniarq.es/cyj.php)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
68
5.1.3.3. Energieopwekking 5.2.2.3.1 Werking PV-panelen De installaties die noodzakelijk zijn voor het ventileren en verwarmen of koelen van de bedrijfswoning en het warmtapwater gebruiken energie. Deze energie wordt geleverd door de zon. Zonne-energie is op twee manieren toe te passen. Namelijk in vorm van passieve- en actieve zonneenergie. Bij passieve zonne-energie wordt er optimaal gebruik gemaakt van de zon tijdens de ontwerpfase van de woning. Denk hierbij aan het zo situeren van ruimtes dat het binnentredend zonlicht gebruikt kan zijn om het gebruik van lampen zo laag mogelijk te houden, tevens verzorgt de zon deels het opwarmen van de ruimtes. Voorbeelden van actieve zonne-energie zijn zonneboilers, zonnecollectoren en fotovoltaïsche panelen. Bij fotovoltaïsche panelen wordt het licht direct omgezet in elektriciteit. Deze vorm van zonne-energie wordt veelal aangeduid met de letters PV. Dit komt uit de Engelse benaming photovoltaic. Deze Engelse term komt uit een samenvoeging van het Latijnse woord voor licht (fos) en de Italiaanse natuurkundige Volta, naar deze natuurkundige is de eenheid Volt genoemd. Letterlijk betekent het woord photovoltaic ‘van licht en elektriciteit’. Bij actieve zonne-energie wordt er onderscheid gemaakt tussen een zonnecollector en een zonnepaneel. Zonnecollectoren worden gebruikt voor de installaties welke licht omzetten in warmte, zoals zonneboilers. Zonnepanelen worden toepast voor installaties welke licht direct in elektriciteit omzetten. Zonlicht wordt doormiddel van PV direct omgezet naar elektriciteit. De hoogte van het rendement is afhankelijk van verschillende factoren, wat deze factoren zijn wordt verder in deze paragraaf behandeld. De hoofdoorzaak van rendement verlies is dat er restwarmte ontstaat tijdens de omzetting van licht naar elektriciteit. Zonnecellen zijn geproduceerd van halfgeleiders. Door lichtinval zijn negatief geladen elektroden vrijgemaakt om te bewegen. Dankzij deze bewegingen zijn er positief geladen gaten achtergelaten. Door de scheiding van elektroden en gaten ontstaat er aan één zijde (voor of achter) van het paneel een negatieve en aan de andere zijde een positieve spanning. Indien deze twee met elkaar wordt verbonden is er sprake van een elektrische stroom. Deze kan dan zijn gekoppeld aan een accu, pomp of het elektriciteitsnet.
Figuur 44principe werking PV-cel (Bron: www.eindelijkzon.nl)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
69
Zonnecellen zijn meestal gemaakt uit één halfgeleider materiaal (veelal silicium). Dit materiaal is niet gevoelig voor elk kleur licht. (zonlicht bestaat uit verschillende kleuren, zoals te zien is ten tijde van een regenboog). “Te rood licht” wordt niet geabsorbeerd en “blauw” licht wordt maar deels benut. Dit komt doordat licht bestaat uit fotonen. De energie van een foton bepaalt de kleur van het licht. Het foton dient een minimale energie te hebben om bruikbaar te zijn voor een pv-cel. Deze minimale energie wordt gebruikt om de elektronen te kunnen scheiden van de gaten. Indien het foton meer energie in zich heeft dan nodig voor deze splitsing, wordt de rest van energie omgezet in (rest)warmte. Hierdoor neemt het rendement van het licht af. Bijkomend energieverlies is dat de elektron altijd geneigd is om te recombineren, ofwel het willen terug vormen van een elektron met een gat in een foton. Een mogelijkheid om het rendement dus te verbeteren is het vergroten van het kleurenbereik en/of meerdere fotonen te splitsen. Het vergroten van het kleurenbereik wordt bereikt door het toepassen van een zogenaamde tandem. Er zijn dan verschillende materialen gestapeld. Elk materiaal is gevoelig voor een andere kleur. Hierdoor is het mogelijk om meer fotonen op te vangen en vinden er ook meer splitsingen plaats. Deze splitsing kan nog zijn versterkt door de cel te belichten met een geconcentreerde lichtstraal (bijvoorbeeld door spiegels of een lens). Door deze concentratie stijgt de energie in een foton. Fotonen welke eerst te weinig energie hadden om te splitsen, splitsen dan wel. Nadeel van deze methode is dat er veel restwarmte vrijkomt. Door deze warmte kan het zijn dat de weerstand van het af te leggen circuit toeneemt. Restwarmte en weerstand moeten dus wel op elkaar zijn afgestemd voor een optimaal rendement. Er zijn twee soorten PV-systemen te onderscheiden, autonome- en een netgekoppelde systemen. Een autonoom systeem levert elektriciteit aan een accu of indien er vraag is direct aan de gebruiker. Een netgekoppeld systeem levert elektriciteit direct aan de gebruiker. Indien er geen energievraag is levert het netgekoppeld systeem de energie aan het openbare elektriciteitsnet. Als er energie aan het openbare net wordt geleverd dient er nog een omvormer te zijn toegepast om de gelijkstroom van de zonnecellen om te zetten naar wisselstroom. Bij autonome systemen dient er nog een laadregelaar te zijn geplaatst. Deze zorgt ervoor dat de accu op een correcte manier wordt opgeladen en over- of onderladen uitgesloten is.
Figuur 45 principe netgekoppeld- & autonoom systeem (Bron: www.dewitonenergy.blogspot.com/2009_11_01_archive.html)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
70
5.2.2.3.2 Benodigd vermogen Het vermogen van een pv-paneel wordt uitgedrukt in het elektrische vermogen dat wordt geleverd bij volle zon op 1 m² bij een temperatuur van 25 graden Celsius. De eenheid hiervan is WP (watt-piek). De keuze van het paneel hangt af van de prijs, beschikbare plaatsingsruimte, gewenste uitvoering en afmeting van het systeem van de gebruiker. Om te kunnen berekenen wat de opbrengst van de pvpanelen is, is het uiteraard noodzakelijk om te weten hoeveel zonstraling er op het paneel neerkomt. Tevens is de hellingshoek van het paneel belangrijk. In het project is de hellingshoek van het dakvlak vijftig graden. Het grootste dakvlak is georiënteerd op het zuiden. Omdat er in de WP waarde er van uit wordt gegaan van een continu volle zoninstraling, moet er met een correctiefactor gerekend zijn. In Nederland is deze correctiefactor 0,85 berekend over de WP waarde van het paneel als deze vrij staat van schaduwoppervlakten zoals bomen, bebouwing ect. Dit is in het project van toepassing. De opbrengst van het PV-paneel is dan te berekenen door het invullen van de volgende formule: Opbrengst in kW per m² = WP · stralingsinval reductie (%) · 0,85. De stralingsinval reductie is te bepalen aan de hand van figuur 46. Opbrengst van PV-cellen toe te passen PV-cel
Schüco Premium-PV-Modules
WP waarde PV-paneel:
380
stralingsinval richting/helling
95
%
maximale straling op locatie:
0,85 307
kWh
rekenwaarde per m² paneel
Figuur46opbrengst pv paneel met WP waarde 380 (Bron: berekening PV-cellen M.Kok)
Door het toepassen van de instralingstabel is op te maken dat er bij een oriëntatie op het zuiden onder een hellingshoek van 50 graden een stralingsinval is van ca. 95%. De panelen zijn getest bij een temperatuur van 25 graden Celsius. Elke graad warmer of kouder heeft invloed op het rendement van het paneel. Doordat de panelen de hele dag in de zon zijn gepositioneerd, kunnen de temperaturen van de panelen wel tot 60 graden Celsius oplopen. Per graad verschil is een rendementsafname van 0,42% redelijk te noemen. In bijlage 08 is de berekening toegevoegd van het aantal en type PV-paneel wat toepast wordt om aan de energievraag van de bedrijfswoning te voldoen. Figuur47Tabel optimale helling pv-paneel (Bron: www.belgosolar.be)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
71
5.2.2.3.3 Montage Op het hellende dak wordt een draagconstructie gecreëerd waarop de PV-panelen worden bevestigd. Doordat onder deze constructie het pannendak ligt, hoeft de constructie die de PV-panelen draagt niet waterdicht te zijn uitgevoerd. Er zijn verschillende manieren om de draagconstructie op het dak te monteren. Een mogelijkheid is een speciale dakpan waarop een opzet stuk is geplaatst. Zie figuur 48 ter verbeelding hiervan. Nadeel van dit systeem is dat bij grote pannen de kans op breuk groot is doordat het gewicht via de pan naar de dakconstructie wordt overgebracht.
Figuur 48dakpan voorzien van opzetstuk voor montage draagconstructie pv-paneel (Bron: www.sbr.nl)
Een andere optie om de draagconstructie te bevestigen is door gebruik te maken van de panhaakconstructie. Bij deze constructie zijn speciale haken bij voorkeur op de sporen van de dakconstructie gemonteerd. Op deze haken komen onder de pan uit en steekt boven de onderliggende pan uit. Op het uitstekende stuk haak kan de draagconstructie van de pv-panelen worden gemonteerd. Dit systeem wordt ook toegepast in het project. In onderstaand figuur 49 is recht een afbeelding te zien van een panhaak, bij de linker afbeelding is deze gemonteerd op een pannendak. Op het opstaande profiel wordt de rails gemonteerd. Aan deze rails wordt het pv-paneel bevestigd zoals te zien is in figuur 50.
Figuur 49Rechts panhaak, links gemonteerde panhaak op pannendak (bron: www.solar-solutions.com)
Figuur 50 montage pv-paneel gemonteerd (bron: www.technea.nl)
M. KOK
Figuur 3 montage pv-
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
72
Tijdens het plaatsen van de pv-panelen moet er rekening gehouden met onder andere de afstand tussen de pannen en het paneel. Zoals eerder in deze rapportage vernoemd, kan de temperatuur behoorlijk oplopen van het paneel. Om rendementsverlies zo minimaal te houden dient er dus voldoende geventileerd te worden tussen de panelen en het dakvlak. Met deze ventilatieopeningen moeten wel voorzieningen getroffen worden om ongedierte zoals vogels, en vervuiling te voorkomen. Doordat de panelen in de nacht afkoelen door het ontbreken van zonstraling, is de kans op condensvorming groot. Deze vindt plaats aan de achterzijde van de panelen. Een waterwerende laag onder het paneel is daarom altijd noodzakelijk. In het project wordt deze laag gevormd door de dakpannen. Mocht dit niet het geval zijn dient er altijd een waterwerende, dampopen folie te worden geplaatst aan de warme zijde van de dakconstructie. Deze voorkomt dat waterdamp vanuit de woning condenseert op de achterzijde van het pv-paneel en zodoende lekwater de constructie in kan trekken. De doorvoeren van de te plaatsen bekabeling dient lucht-, water- en dampdicht te zijn uitgevoerd. Op deze manier wordt er voorkomen dat er vochtproblemen in de dakconstructie ontstaat. De bekabeling wordt dus via een luchtdicht manchet binnengebracht. Dit manchet dient te worden aangesloten op de dampremmende laag welke aan de binnenzijde van de constructie is geplaatst. Verder dient de bekabeling zoveel mogelijk uit het directe zonlicht te worden geplaatst. Hierdoor vindt er geen onnodige opwarming plaats (en dus rendementsverlies). Bovendien kan de bekabeling hard worden door de UV-straling en hierdoor neemt de kans tot kabelbreuk en dus ook tot kortsluiting toe. Tevens dient de bekabeling zo te zijn gesitueerd dat het voor ongedierte moeilijk te bereiken is. De omvormers kunnen het beste zo dicht mogelijk bij de pv-panelen worden geplaatst. Hoe dichterbij gesitueerd, hoe minder het transportverlies is. Houdt hierbij wel rekening dat ook de omvormer erg warm wordt, dus ook hier is een goede ventilatie van belang. In het project is het niet van belang, maar noemenswaardig is nog het aandachtspunt met betrekking tot geluidsoverdracht. Koppel de pv-panelen en de draagconstructie van elkaar los ter plaatse van de woningscheidende wanden.
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
73
5.2 Rekenmethodieken 5.2.1 Energie prestatie coëfficiënt Nieuwe gebouwen dienen aan bepaalde eisen te voldoen op het gebied van energiezuinigheid. Dit wordt uitgedrukt in het energieprestatiecoëfficiënt (EPC). Hoe lager de EPC, des te energiezuiniger het gebouw. Deze berekening is vereist bij nieuwbouw op basis van Europese regelgeving, de E.P.B.D. (Energy Performance of Buildings Directive). De E.P.B.D. is in 2002 geïntroduceerd en verplicht de EUlidstaten om een minimale norm voor de energieprestatie te stellen. De EPC-berekening is tien jaar geldig, tenzij het pand ingrijpend gerenoveerd wordt. 5.2.1.1 Doel van het Energie prestatie coëfficiënt De EPC is sinds eind 1995 een belangrijk instrument binnen het Nederlandse klimaatbeleid. Door energiebesparing en toepassing van duurzame energie wordt de verbranding van fossiele brandstoffen beperkt. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de vermindering van de Nederlandse uitstoot van CO2. Het is van belang om de CO2 -uitstoot te verminderen om zo klimaatverandering tegen te gaan. 5.2.1.2 Grenswaarden Energie prestatie coëfficiënt Tijdens de invoering in 1996 was de EPC grenswaarde 1,4, in 1998 is deze aangescherpt tot 1,2, in 2000 tot 1,0 en in 2006 tot 0,8. Voor nieuwbouw woningen geldt sinds 1 januari 2011 een EPC grenswaarde van 0,6. In de toekomst wordt deze verder aangescherpt. Verwacht wordt dat de EPC in 2015 naar 0,4 wordt verlaagd en in 2020 0,0 moet zijn. Voor nieuwe utiliteitsgebouwen verschillen de grenswaarden per gebouwfunctie. Zie hiervoor de een na laatste kolom in onderstaand figuur;
Figuur 51 EPC grenswaarden conform BB2012 (Bron: www.bouwbesluitonline.nl)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
74
Een EPC berekening voor een woongebouw moet zijn opgesteld conform de NEN 7120. In bijlage 06 is de EPC berekening voor de nieuwbouw bedrijfswoning toegevoegd. Een EPC berekening is opgebouwd uit verschillende invulvelden. Door het invullen van waarden wordt berekend wat de EPC is en of deze voldoet aan de eis. De invulvelden zijn verdeeld in; x Projectgegevens x Indeling gebouw x Bouwkundig o Transmissie Verwarmde zone (souterrain) x Kelderbak x Voorgevel x Rechtergevel x Achtergevel x Linkergevel Verwarmde zone (begane grond) x Voorgevel x Rechtergevel x Achtergevel x Linkergevel Verwarmde zone (verdieping) x Voorgevel x Dak voorgevel x Rechtergevel x Dak rechtergevel x Achtergevel x Dak achtergevel x Linkergevel x Dak linkergevel o Infiltratie o Thermische capaciteit x Installatie W o Verwarming 1 verwarming 1 o Warmtapwater 1 warmtapwater 1 o Ventilatie 1 ventilatie 1 o Ventilatoren o Zonne-energiesystemen o Koeling o Bevochtiging x Installatie E
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
75
De EPC berekening kan op twee manieren zijn uitgevoerd, de forfaitaire methode of de uitgebreide methode. Bij de forfaitaire methode zijn standaard waarden gebruikt door het programma. Hierdoor valt de EPC vaker hoger uit dan het in werkelijkheid is. Door de mogelijkheid om specifieke velden zoals de psi waarden van de koudebruggen en leidinglengten in te kunnen voeren is het project specifieker berekend en hierdoor valt de EPC vaak wat lager uit. De EPC welke is bijgevoegd als bijlage 06 is berekend op basis van de uitgebreide methode. Er zijn drie verwarmde zones ingevoerd, de kelder, de begane grond en de verdieping. De drie zones zijn weer onderverdeeld in de gevels, kelderbak en het dak. Bij de zone ‘verdieping’ is als gevel de borstwering opgenomen. Het dak is enkel en alleen de prefab kapconstructie. Te zien in figuur 52 is dat de EPC sluit op 0,29 en de eis 0,6 bedraagt. In deze berekening is nog niet uitgegaan van zonne-energiesystemen. Het aantal en type is afhankelijk van de energievraag welke doormiddel van een PHPP berekening7 is berekend.
Figuur 52EPC berekening zonder zonne-energiesysteem (Bron: EPC berekening, M.Kok, april 2012)
7
M. KOK
1
PHPP berekening: zie hst. “5.3.3PassivhausProjektierungPaket berekening (PHPP)”
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
76
Door het invoeren van de gecontroleerde fabrieksgegevens van specifieke installaties (denk aan ventilatoren, WTW-units ect) kan de EPC verder zijn aangescherpt. Voor dit project is door herberekeningen de EPC verder verlaagt tot 0,23. Zoals in de onderstaand figuur te zien is, is er nog geen gebruik gemaakt van zonne-energiesystemen.
Figuur 53 overzicht herberekening EPC (Bron: EPC berekening, M.Kok, april 2012) Figuur 1 overzicht herberekening EPC (Bron: EPC berekening, M.Kok, april 2012)
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
77
5.2.2. Energielabel Sinds 1 januari 2008 dienen eigenaren van woningen bij verkoop of verhuur van hun woning een energielabel overhandigen. Dit op basis van de Europese richtlijn E.P.B.D. Voor woningen die minder dan tien jaar oud zijn, volstaat de EPC- berekening uit de bouwvergunning. Deze vervangt het energielabel tot tien jaar na de verstrekking van de bouwvergunning. Echter is de wetgever voornemens om dit na 1 januari 2013 niet meer toe te staan indien de EPC berekening is vervaardigd conform NEN 5128, indien de EPC vervaardigd is conform NEN 7120 is deze nog wel geldig. Bij verhuur of verkoop van het bouwwerk dient er altijd een geldig energielabel te zijn overhandigd. Het Energielabel heeft een geldigheidsduur van 10 jaar na datum van opname.
Figuur 54 Voorbeeld blad 01 van een Energielabel (Bron: www.rijksoverheid.nl) Figuur 1 Voorbeeld blad 01 van een Energielabel (Bron: www.rijksoverheid.nl) M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
78
Opbouw Energielabel. Het Energie label is uit zes delen opgebouwd. Deel 1 In deel 1 wordt vermeld wat de enenergielabelklasse van de woning is. In deze schaal staat G voor zeer energie onzuinig en klasse A voor zeer zuinig. Verbeter maatregelen zijn beschreven op de volgende pagina (deel 5) Deel 2 In deel 2 staat het type woning beschreven. Doelstelling hiervan is onder andere het mogelijk maken van vergelijkingen door potentiele kopers of huurders. Deel 3 In deel 3 staat de informatie omtrent de opname van de woning. Ook staan hier de gegevens van de gecertificeerde adviseur vermeld. Mocht het label zijn afgegeven ten gevolge van een opname van soortgelijke woningen (bijvoorbeeld bij seriematige woningbouw) dan staat dit hier ook genoteerd. In de rechterkolom staat het logo van de Europese Richtlijn over de Energieprestatie van Gebouwen. De EPBD is de Europese richtlijn voor energieprestaties in gebouwen. Deel 4 Deel 4 bevat informatie over het jaarlijkse energiegebruik van de woning. Het energieverbruik is uitgedrukt in Megajoules (MJ) en verdeeld in elektriciteit, gas en warmte. Op basis van dit energieverbruik kunnen woningen met elkaar zijn vergeleken. De randvoorwaarden die van toepassing zijn staan tevens vermeld in deel vier. Het betreft enkel en alleen een weergave van de kwaliteit van de woning. Dus de mate van isolatie en de energiezuinigheid.
Figuur 55Opbouw blad 01 Energielabel (Bron: www.rijksoverheid.nl)
Het daadwerkelijke energieverbruik is logischerwijze afhankelijk van het aantal en gedrag van de gebruiker(s).
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
79
Deel 5 (blad 02) De verbetermaatregelen staan in deel vijf beschreven. Deze verbetermaatregelen vormen een advies om in energielabelklasse te stijgen. In het energielabel zijn in dertien verbetermaatregelen opgenomen, denk hierbij aan het plaatsen van dubbelglas, een HR-ketel of zonnecollectoren. Deel 6 (bijlage) In deel zes staat nadere uitleg over de energielabelklasse en de energie-index.
Figuur 56Opbouw blad 02 Energielabel (Bron: www.rijksoverheid.nl)
M. KOK
Figuur 57Opbouw blad 'Bijlage' Energielabel (Bron: www.rijksoverheid.nl)
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
80
5.2.3 PassivhausProjektierungPaket berekening Het PassivhausProjektierungPaket (kortweg PHPP) is een berekeningsprogramma om de energiebalans van een gebouw te simuleren. In een Excel sheet worden de parameters ingevoerd. Deze parameters worden dan doorgerekend tot een energiekengetal. PHPP is gebaseerd op de Europese normen en is ontwikkeld in Duitsland. Met behulp van het PHPP berekeningsprogramma kunnen een drietal berekening worden gemaakt; x Ontwerpberekeningen (zo kan de architect het ontwerp eventueel aanpassen) x Certificatieberekening (op basis hiervan kan het certificaat Passief Huis zijn afgegeven) x Dimensioneringsberekening (zo kan men het benodigde verwarmingsinstallatievermogen bepalen) De gegevens die ingevuld dienen te zijn in het Excel sheet, zijn project gebonden; x Welke van de drie bovenstaande berekening gemaakt wordt x De klimaatgegevens (eigen gegevens of een klimaatzone) x Virtueel model (alle maten, gegroepeerd per onderwerp, worden in verschillende sheets x ingevoerd, samen met de bijhorende U-waarden en wandsamenstellingen. x Extra zomerse beschaduwende objecten (bijv. zonweringen) worden ingevoerd voor de x controle van het zomercomfort. x Het ventilatiesysteem dient ingevoerd te worden. x Warm water; hier wordt bekeken wat de energievraag en het warmteverlies is. x Elektriciteit en verbruik van de benodigde toestellen, hieruit wordt het primair x energiekengetal berekend. Deze gegevens worden ingevoerd in het Excel werkbestand, welke is verdeeld in 27 tabbladen; x Resultaat x Oppervlakte bepaling x U-lijst x U-waardes van bouwdelen x Warmteverliezen naar de bodem x Reductiefactor zoninstraling en U-waarde van de vensters x Venstertype x Berekening van de beschaduwingsfactoren x Ventilatiedata x Energiekengetal verwarming jaar- en maandmethode x Specifiek verwarmingsvermogen x Zomersituatie x Berekening van beschaduwingsfactoren voor de zomersituatie x Zomerventilatie x Energiekengetal koeling x Koelinstallatie x Koellast x Warmtetransport en sanitair warmwatersysteem x Zonthermische warmwaterbereiding x Elektriciteitsverbruik x Hulpstroom x Primair energiekengetal x Compacttoestel met afvoerluchtwarmtepomp x Efficiëntie van de warmteopwekking x Efficiëntie van afstandswarmte stations x Klimaatdata M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
81
Figuur 58Overzicht PHPP sheet (Bron: PHPP-berekening, M.Kok, mei 2012)
Uit deze berekening blijkt dat de specifieke primaire energievraag (warmtapwater, verwarming, koeling, hulp en huishoudenergie) van de bedrijfswoning neerkomt op 93 kWh per m² verwarmd vloeroppervlak. De gehele woning verbruikt per jaar 14.149 kW. Aan deze energievraag wordt voldaan door de benodigde energie op te wekken doormiddel van PV-cellen. In hoofdstuk 5.3.3.3 Energieopwekking staat op welke manier dit berekend is. Zie ook bijlage 07 voor de berekening. Doordat over het gehele jaar gezien aan de energievraag wordt voldaan door de PV-panelen is te concluderen dat de bedrijfswoning energieneutraal is uitgevoerd.
5.3 Conclusie Doormiddel van het PHPP-rekenmodel is berekend dat de toekomstige energievraag van de bedrijfswoning met de in hoofdstuk vijf beschreven uitvoering, 14.149 kW per jaar bedraagt. Aan deze energievraag wordt voldaan door het toepassen van 46,1 m² aan pv panelen met een WP waarde van 380.
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
82
6.0 Conclusie en aanbevelingen 6.1 Conclusie Deze rapportage bevat een verslag van het onderzoek naar de mogelijkheid de gebruikersfunctie van het bestaande vastgoed, gelegen aan de Cellemuiden 45 & 46 te Hasselt, te transformeren naar een energie neutrale woning met geschakelde bedrijfsruimte. Ten behoeve van dit onderzoek is door middel van een literatuurstudie aangetoond; x Welke vergunningen noodzakelijk zijn voor de uitvoering en gebruiksfunctietransformatie, x Welke indieningsstukken er aangeleverd dienen te worden en welke eisen hieraan zijn verbonden. x Welke materialen in de bouwkundige- en bouwfysische constructies toegepast dienen te worden. Ten behoeve van dit onderzoek is doormiddel van berekeningen aangetoond; x De EPC-waarde van de bedrijfswoning conform NRP 5128. x De specifieke primaire energievraag van de bedrijfswoning per jaar conform het rekenmodel PHPP 2007 versie 1.5 x De benodigde opwekking van de specifieke primaire energievraag, met als uitsluiting fossieleen nucleaire brandstof. Doormiddel van bovenstaande onderzoeken is te concluderen dat; Er een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd voor de activiteiten ‘bouwen’,’ handelen in strijd met ruimtelijke plannen’ en ‘Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken’. Tevens dient er een sloopmelding te worden gedaan. De hiervoor aan te leveren stukken en/of bescheiden staan voor de omgevingsvergunning beschreven in de MOR als het gaat om de activiteiten ‘bouwen’ en ‘handelen in strijd met ruimtelijke plannen’. Voor de activiteit ‘Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken’ staan de stukken en/of bescheiden geschreven in de keur van het Waterschap welke verantwoordelijk is voor het Waterstaatswerk, in dit project is dit Groot Salland. In het Bouwbesluit is geschreven welke stukken en/of bescheiden er moeten worden aangeleverd voor de sloopmelding. In de MOR staan de eisen aan de stukken en/of bescheiden welke benodigd zijn voor de aanvraag omgevingsvergunning activiteit ‘bouwen’ en ‘handelen in strijd met ruimtelijke plannen’ beschreven. De eisen voor de stukken en/of bescheiden voor de activiteit ‘Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken’ staan beschreven in de Keur van het waterschap welke verantwoordelijk is voor de betreffende waterkering. In het Bouwbesluit 2012 staan de eisen aan de benodigde stukken en/of bescheiden van de sloopmelding. Doormiddel van het PHPP-rekenmodel is berekend dat de toekomstige energievraag van de bedrijfswoning met de in hoofdstuk vijf beschreven uitvoering, 14.149 kW per jaar bedraagt. Aan deze energievraag wordt voldaan door het toepassen van 46,1 m² aan pv panelen met een WP waarde van 380. Doormiddel van de bovenstaande conclusies is aangetoond dat het zowel juridisch mogelijk als technisch uitvoerbaar is om het bestaande vastgoed, gelegen aan de Cellemuiden 45 & 45 te Hasselt, te transformeren naar een energie neutrale bedrijfswoning met geschakelde bedrijfsruimte. Hiermee is de probleemstelling opgelost.
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
83
6.2 Aanbeveling Boes + Kok Ingenieursbureau wil graag haar opdrachtgever aanbevelen om de volgende vergunningen aan te vragen; x Omgevingsvergunning met de activiteiten: o Bouwen o Handen in strijd met ruimtelijke plannen o Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken x Het melden van de activiteit ‘sloop’ Bij deze omgevingsvergunningsaanvraag dienen conform de MOR, de vereiste indieningsstukken bijgevoegd te worden welke zijn opgesteld op basis van de vastgestelde eisen voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘handelen in strijd met bestemmingsplan’ in de MOR. Voor de bijlagen, inclusief de eisen aan deze bijlagen, voor de activiteit ‘waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken’ beveelt Boes + Kok Ingenieursbureau aan deze op te stellen op basis van de Keur van het Waterschap Groot Salland. Tevens wil Boes + Kok Ingenieursbureau aanbevelen om de sloopactiviteit uiterlijk zes weken voor aanvang sloopwerken te melden doormiddel van een sloopmelding. Bij deze sloopmelding beveelt Boes + Kok Ingenieursbureau het toevoegen van de bijlagen inclusief de hieraan gestelde eisen conform het Bouwbesluit 2012 aan. Voor het creëren van de energie neutrale bedrijfswoning wil Boes + Kok Ingenieursbureau graag aanbevelen om de thermische schil van de bedrijfswoning als volgt uit te voeren: x Dakconstructie Rc 10,376 W/(m²·K) x Gevelconstructie bestaande uit o vanaf peil Rc 10,908 W/(m²·K) o onder peil maar boven maaiveld Rc 10,865 W/(m²·K) o onder maaiveld Rc 3,667 W/(m²·K) x Keldervloerconstructie Rc 3,486 W/(m²·K) x Dakvensters u-waarde 0,58 W/(m²·K) x Voordeur incl. kozijn u-waarde 0,57 W/(m²·K) x Kozijnen u-waarde 0,63 W/(m²·K) x Beglazing u-waarde 0,49 W/(m²·K) x Luchtdichtheid: 0,6 dm³/s per m² Boes + Kok Ingenieursbureau beveelt aan om de bedrijfswoning constructief als volgt uit te voeren: Onderdeel: Dak Verdiepingsvloer Begane grondvloer / kelderdek Keldervloer (bi – bui) Gevel boven Peil (bi- bui) Gevel boven maaiveld tot onder Peil (bi –bui) Gevel onder maaiveld Fundering
Uitvoering: prefab geïsoleerde sporenkap Leidingplaatvloer Breedplaatvloer In het werk gestorte betonnen keldervloer, isolatie Kalkzandsteen, isolatie, luchtspouw, baksteen Kelderwand, isolatie, luchtspouw, baksteen Kelderwand, isolatie Kelderbak op stalen segmentpalen
Boes + Kok Ingenieursbureau wil graag de volgende installaties aanbevelen voor de bedrijfswoning: Onderdeel: verwarming ventilatie koeling Opwekking warmte / warmtapwater Opwekking specifieke primaire energievraag
M. KOK
Uitvoering: LTS in vorm van vloerverwarming Systeem X (combinatie C (zomer) en D (winter)) Zomernachtventilatie / vrije koeling warmtepomp Warmtepomp met lucht als bron PV-panelen
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
84
Literatuurlijst Besluit omgevingsrecht [Online] // Overheid.nl. - 05 februari 2012. http://wetten.overheid.nl/BWBR0027464/BijlageII/geldigheidsdatum_05-02-2012. de Nederlandse FAQ over zonnepanelen [Online] // Siderea.nl. - 07 03 2012. - 06 05 2012. http://www.siderea.nl/zonne-energie/faq/faq.html#Is_er_een_verband_tussen_het_ve. DHV Uitgerekend Nul [Rapport]. - April 2010. Handreiking slopen // Handreiking slopen, sloopmelding controle en handhaving. - Ede : Vereniging Bouw- en woningtoezicht, 2012. Helpdeskwater [Online] // Helpdeskwater.nl. - 15 10 2011. http://www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/wetgeving-beleid/waterwet. IDEAL EPBD [Online] // IDEAL EPBD. - 26 05 2012. - http://www.ideal-epbd.eu/. Milieu Ministerie van Infrastructuur en Speficatie bijlagetyen // Speficatie bijlagetyen. - 2012. NEVI module v1 [Boek]. - Zoetemeer : NEVI, 2010. NL Agentschap Kenniscentrum InfoMil [Online] // InfoMil.nl. - 01 12 2011. http://www.infomil.nl/onderwerpen/ruimte/omgevingsvergunning. Overveld M. van praktijkhandboek bouwbesluit 2012 [Boek]. - Den Haag : SDU Uitgever, 2011. Sinke Prof.dr. W.C. Veelgestelde vragen over fotovoltaïsche zonne-energie // 2001. - Petten : ECN ZONNE ENERGIE, 2001. Tauw Factsheet Waterwet. - [sl] : Tauw, n.b.. W/E Adviseurs STEVIGE AMBITIES, KLARE TAAL [Rapport]. - Utrecht : [sn], oktober 2009. warmtepomp-info [Online] // Warmtepomp-info.nl. - 05 05 2012. - www.warmtepomp-info.nl. Waterschap Groot Salland [Online] // WGS. - 01 01 2012. http://www.wgs.nl/loket/productencatalogus/?u=http%3a%2f%2fexterninter.wgs.prod.x4.waterschapshuis.asp4all.nl%2fproductencatalogus%2f%40167175%2fbouwen_in_de _buurt_0%2f%3fcontentsonly%3dtrue. Wet algmene bepalingen omgevingsrecht [Online] // overheid.nl. - 05 februari 2012. http://wetten.overheid.nl/BWBR0027464/BijlageII/geldigheidsdatum_05-02-2012. Woningwet 1901 [Online] // Overheid.nl. - 05 februari 2012. http://wetten.overheid.nl/BWBR0005181/geldigheidsdatum_05-02-2012#HoofdstukII.
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
85
Bronvermelding FIGUUR 1 BESTAANDE BEBOUWING CELLEMUIDEN 45 & 46 (BRON: GOOGLE MAPS FOTODATUM JUNI 2009).................................................. 12 FIGUUR 2 ENERGIEVERBRUIK (BRON: AGENTSCHAP NL, UTILITEITSGEBOUWEN, APRIL 2010) ..................................................................................... 14 FIGUUR 3 BOUWBESLUIT 2003 VERVANGEN DOOR BOUWBESLUIT 2012 PER 1 APRIL 2012 (BRON: PRAKTIJKBOEK BOUWBESLUIT 2012) 17 FIGUUR 4 REGULIERE PROCEDURE TIJDSDUUR: 8 WEKEN ........................................................................................................................................................... 19 FIGUUR 5 UITGEBREIDE PROCEDURE TIJDSDUUR 26 WEKEN ..................................................................................................................................................... 20 FIGUUR 6 MOGELIJKHEID VAN BEROEP OF BEZWAAR (6 WEKEN) ............................................................................................................................................ 22 FIGUUR 7 FRAGMENT UIT RUIMTELIJKE ONDERBOUWING (BRON: BURO VIJN, RUIMTELIJKE ONDEBOUWING SLOEFWEG 24 TE MARKNESSE, 2011) ............................................................................................................................................................................................................................................ 27 FIGUUR 8 HOOFDSTUKKEN RUIMTELIJKE ONDERBOUWING ...................................................................................................................................................... 27 FIGUUR 9 AFSTEMMING TUSSEN OMGEVINGSVERGUNNING & WATERWET (BRON: FACTSHEET WATERWET, TAUW, 2010).............................. 29 FIGUUR 10 IN TE DIENEN BIJLAGEN BIJ 'ACTIVITEIT IN, OF NABIJ EEN WATERKERING UITVOEREN' (BRON: WWW.OMGEVINGSLOKET.NL) ........ 31 FIGUUR 11 VERLOOP THERMISCHE SCHIL (BRON: B-01, BOES + KOK INGENIEURSBUREAU, FEBRUARI 2012) ....................................................... 37 FIGUUR 12 DAKCONSTRUCTIE BEDRIJFSWONING. ....................................................................................................................................................................... 37 FIGUUR 13 GEVELCONSTRUCTIE BEDRIJFSWONING ..................................................................................................................................................................... 38 FIGUUR 14 KELDERCONSTRUCTIE BEDRIJFSWONING ................................................................................................................................................................... 39 FIGUUR 15 VAN LINKS NAAR RECHTS GORDINGKAP, SPORENKAP EN EEN PREFAB DAKELEMENT (BRON: SAMENGESTELD VAN WWW.HOLLUYN.BE EN WWW.BOUWBEDRIJFMARUM.NL) ............................................................................................................................................. 41 FIGUUR 16 WERKING VAN LUCHTSPOUW (BRON: WWW.EKBOUWADVIES.NL) .................................................................................................................... 43 FIGUUR 17 METSELEN MET LUCHTSPOUW (BRON: WWW.ZADKINE-TECHNIEK.NL) ........................................................................................................... 43 FIGUUR 18 KANAALPLAATVLOEREN OP TRANSPORT (BRON: WWW.DYCORE.NL) ............................................................................................................. 45 FIGUUR 19 LEIDINGPLAATVLOER (BRON: LEIDINGVLOER, VOOR LEIDINGEN IN KANAALPLAATVLOEREN, VBI, 2004) ......................................... 46 FIGUUR 20 BREEDPLAATVLOER MET MOGELIJKE VOORZIENINGEN (BRON: WWW.DEHOOP-PEKSO.NL).................................................................... 47 FIGUUR 21 INVLOED KOPPELEN KELDERDEK AAN KELDERWAND ........................................................................................................................................... 48 FIGUUR 22 OPBOUW KELDERWAND (BRON: WWW.FOAMGLAS.BE) ...................................................................................................................................... 50 FIGUUR 23 HOLLEWAND- (LINKS) EN EEN STALEN BEKISTING (RECHTS) (BRON: WWW. FABITON.NL)........................................................................ 50 FIGUUR 24 PRINCIPE AFZINKKELDER (BRON: WWW.MULTIBOUWSYSTEMEN.NL) .............................................................................................................. 51 FIGUUR 25 UITGRAVEN AFZINKKELDER (BRON: WWW.MULTIBOUWSYSTEMEN.NL) .......................................................................................................... 52 FIGUUR 26 LINKS BETONMORTEL-SCHROEFPAAL RECHTS BUISSCHROEFPAAL BRON: (WWW.JOOSTDEVREE.NL) ................................................. 54 FIGUUR 27 PRINCIPE GROUTINJECTIE PAAL (BRON: WWW.JOOSTDEVREE.NL) ................................................................................................................... 54 FIGUUR 28 STALEN BUISPAAL (BRON: WWW.WALINCO.NL)..................................................................................................................................................... 55 FIGUUR 29 INHEIEN VAN STALEN BUISPAAL (BRON: WWW.FRANKI-GRONDTECHNIEKEN.COM)................................................................................... 55 FIGUUR 30 PRINCIPE HR-KETEL......................................................................................................................................................................................................... 57 FIGUUR 31 PRINCIPE WARMTEPOMP (BRON: NATUURLIJK EN SLIM VERWARMEN ............................................................................................................ 58 FIGUUR 32 WERKING WARMTEPOMP (BRON: WWW.SOLARCOMPANY.BE) ......................................................................................................................... 58 FIGUUR 33 WERKING WARMTEPOMP, LINKS DE BRON RECHTS HET AFGIFTESYSTEEM (BRON: WWW.WARMTEPOMP-INFO.NL) ........................ 59 FIGUUR 34 PRINCIPE AARDE BRONSYSTEEM (BRON: WWW.WARMTEPOMP-INFO.NL)..................................................................................................... 60 FIGUUR 35 PRINCIPE GRONDWATER ALS BRONSYSTEEM, LINKS GRONDWATER RECHTS OPPERVLAKTEWATER (WWW.WARMTEPOMP-INFO.NL & WWW.NIBENL.EU).................................................................................................................................................................................................................. 61 FIGUUR 36 WARMTE POMP MET VENTILATIELUCHT ALS BRON ................................................................................................................................................ 62 FIGUUR 37 PRINCIPE LUCHTBRON .................................................................................................................................................................................................... 63 FIGUUR 38 STROOMSCHEMA LUCHT ALS BRONSYSTEEM (BRON: NATUURLIJK EN SLIM VERWARMEN ...................................................................... 63 FIGUUR 39 VERBEELDING SYSTEMEN A & B (BRON: WWW.VZWDORP.EU) ....................................................................................................................... 64
M. KOK
FIGUUR 40 VERBEELDING SYSTEMEN C & D (BRON: WWW.VZWDORP.EU).......................................................................................................................... 65 FIGUUR 41 CO2 METER (BRON: WWW.DUCO.EU) ....................................................................................................................................................................... 66
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
86
FIGUUR 42 FIGUUR 43 FIGUUR 44 FIGUUR 45
OVERZICHT P.P.M. WAARDES (BRON: WWW.DUCO.EU) ....................................................................................................................................... 66
PRINCIPE ZOMERNACHTVENTILATIE (BRON: WWW.SENIARQ.ES/CYJ.PHP) .................................................................................................... 67 PRINCIPE WERKING PV-CEL (BRON: WWW.EINDELIJKZON.NL) .......................................................................................................................... 68 PRINCIPE NETGEKOPPELD- & AUTONOOM SYSTEEM (BRON:
WWW.DEWITONENERGY.BLOGSPOT.COM/2009_11_01_ARCHIVE.HTML) .......................................................................................................... 69
FIGUUR 46 OPBRENGST PV PANEEL MET WP WAARDE 380 (BRON: BEREKENING PV-CELLEN M.KOK) .................................................................... 70 FIGUUR 47 TABEL OPTIMALE HELLING PV-PANEEL (BRON: WWW.BELGOSOLAR.BE)......................................................................................................... 70 FIGUUR 48 DAKPAN VOORZIEN VAN OPZETSTUK VOOR MONTAGE DRAAGCONSTRUCTIE PV-PANEEL (BRON: WWW.SBR.NL)............................ 71 FIGUUR 49 RECHTS PANHAAK, LINKS GEMONTEERDE PANHAAK OP PANNENDAK (BRON: WWW.SOLAR-SOLUTIONS.COM).............................. 71 FIGUUR 50 MONTAGE PV-PANEEL GEMONTEERD (BRON: WWW.TECHNEA.NL) ................................................................................................................. 71 FIGUUR 51 EPC GRENSWAARDEN CONFORM BB2012 (BRON: WWW.BOUWBESLUITONLINE.NL) ............................................................................ 73 FIGUUR 52 EPC BEREKENING ZONDER ZONNE-ENERGIESYSTEEM (BRON: EPC BEREKENING, M.KOK, APRIL 2012) ........................................... 75 FIGUUR 53 OVERZICHT HERBEREKENING EPC (BRON: EPC BEREKENING, M.KOK, APRIL 2012) ................................................................................ 76 FIGUUR 54 VOORBEELD BLAD 01 VAN EEN ENERGIELABEL (BRON: WWW.RIJKSOVERHEID.NL) ................................................................................... 77 FIGUUR 55 OPBOUW BLAD 01 ENERGIELABEL (BRON: WWW.RIJKSOVERHEID.NL) .......................................................................................................... 78 FIGUUR 57 OPBOUW BLAD 'BIJLAGE' ENERGIELABEL (BRON: WWW.RIJKSOVERHEID.NL) .............................................................................................. 79 FIGUUR 56 OPBOUW BLAD 02 ENERGIELABEL (BRON: WWW.RIJKSOVERHEID.NL) .......................................................................................................... 79 FIGUUR 58 OVERZICHT PHPP SHEET (BRON: PHPP-BEREKENING, M.KOK, MEI 2012) ............................................................................................... 81
M. KOK
M. KOK
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
BIJLAGENBOEK BEHORENDE BIJ BACHELOR THESIS
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
Afzonderlijk gedocumenteerd; Bijlage I; Bijlage II; Bijlage III; Bijlage IV; Bijlage V; Bijlage VI; Bijlage VII; Bijlage VIII;
M. KOK
Bestaande toestand & schetsontwerp gewijzigde toestand Folder: Overzicht reikwijdte omgevingsvergunning Regeling Omgevingsrecht (MOR) Bijlage 01 van de Waterwet (kaart) Aanvraagformulier Waterwetvergunning Waterschap Groot Salland EPC berekening project PHPP Berekening project Berekening PV panelen
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
BIJLAGENBOEK BEHORENDE BIJ BACHELOR THESIS
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
BIJLAGE 01 BESTAANDE TOESTAND & SCHETSONTWERP GEWIJZIGDE TOESTAND
M. KOK
Principe detaillering
Project: Nieuwbouw woning Projectnummer: AP Cellemuiden 45 & 46 8061RT Hasselt
Verticale details: Horizontale details:
V-01 t/m V-05 H-01
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
BIJLAGENBOEK BEHORENDE BIJ BACHELOR THESIS
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
BIJLAGE 02 FOLDER: OVERZICHT REIKWIJDTE OMGEVINGSVERGUNNING
M. KOK
Overzicht reikwijdte omgevingsvergunning Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, juli 2009
Overzicht reikwijdte omgevingsvergunning Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, juli 2009
Toestemmingen die opgaan in de omgevingsvergunning Wet/verordening
Artikel
Toestemming
Huidig bevoegd gezag
f Wet ruimtelijke ordening
f 3.3
f Aanlegvergunning en sloopvergunning o.g.v. het bestemmingsplan f ontheffing van het bestemmingsplan in bij het plan aangewezen gevallen f aanlegvergunning en sloopvergunning op grond van een voorbereidingsbesluit f in het voorbereidingsbesluit opgenomen ontheffing van het in het voorbereidingsbesluit opgenomen verbod om het bestaande gebruik te wijzigen f Projectbesluit
f B&W
f 3.6, lid 1, c f 3.7, lid 3 f 3.7, lid 4
f 3.10 f 3.22, lid 1 f 3.23, lid 1
f 3.27, lid 1 f 3.29, lid 1 f 3.38, lid 3 f 3.38, lid 4 f 3.38, lid 6 f 3.38, lid 6
f 3.40, lid 1 f 3.41, lid 1
f 3.42, lid 1
f 4.1, lid 3
f 4.1, lid 5
f 4.2, lid 3
f 4.3, lid 3
02 | Overzicht reikwijdte omgevingsvergunning
f Tijdelijke ontheffing van het bestemmingsplan f Ontheffing van het bestemmingsplan in bij amvb aangegeven gevallen van beperkte planologische betekenis f projectbesluit ten behoeve van project van provinciaal belang f projectbesluit ten behoeve van project van nationaal belang f aanlegvergunning en sloopvergunning op grond van beheersverordening f ontheffing van de beheersverordening in bij de verordening aangewezen gevallen f tijdelijke ontheffing van de beheersverordening f Ontheffing van een beheersverordening in bij amvb aangewezen gevallen van beperkte planologische betekenis f buiten toepassingverklaring van de beheersverordening ten behoeve van de realisering van een project f buiten toepassingverklaring van de beheersverordening ten behoeve van de realisering van project van provinciaal belang f buiten toepassingverklaring van de beheersverordening ten behoeve van de realisering van een project van nationaal belang f mogelijkheid tot ontheffing van de bij provinciale verordening gestelde regels, voor zover deze rechtstreeks werken f aanlegvergunning, sloopvergunning of ontheffing van een verbod om het bestaande gebruik te wijzigen bij een verklaring dat een provinciale verordening als bedoeld in artikel 4.1 wordt voorbereid f aanlegvergunning, sloopvergunning of ontheffing van een verbod om het bestaande gebruik te wijzigen op grond van een voorbereidingsbesluit bij een aanwijzing van de provincie f mogelijkheid tot ontheffing van de algemene regels van het Rijk, voor zover deze rechtstreeks werken
f B&W f B&W f B&W
f Gemeenteraad (delegatie aan B&W mogelijk) f B&W f B&W
f PS (delegatie aan GS mogelijk) f Min VROM f B&W f B&W f B&W f B&W
f Gemeenteraad (delegatie aan B&W mogelijk) f PS (delegatie aan GS mogelijk) f Min VROM
f GS
f GS
f GS
f Min VROM
Toestemmingen die opgaan in de omgevingsvergunning Wet/verordening
Artikel
f 4.3, lid 4
f Woningwet f Bouwverordening f Besluit brandveilig gebruik bouwwerken f Wet milieubeheer
Toestemming
Huidig bevoegd gezag
f aanlegvergunning, sloopvergunning of ontheffing van een verbod om het bestaande gebruik te wijzigen bij een verklaring dat algemene regels als bedoeld in artikel 4.3 worden voorbereid f 4.4, lid 3 f aanlegvergunning, sloopvergunning of ontheffing van een verbod om het bestaand gebruik te wijzigen op grond van een voorbereidingsbesluit bij een aanwijzing van het Rijk f 6.12, lid 6 f Ontheffing van een verbod tot uitvoering van werken en werkzaamheden in gevallen waarin dat in een exploitatieplan is bepaald f 6.13, lid 2,e f In het exploitatieplan een ontheffingstelsel op te nemen van eisen en regels die in het explotatieplan gesteld worden f 40, lid 1 f Bouwvergunning f6 f Ontheffing van het Bouwbesluit f Sloopvergunning f Ontheffing van voorschrift Bouwverordening f 2.11.1, lid 1 f Gebruiksvergunning f 8.1, lid 1
f Milieuvergunning
f 8.19, lid 2
f Meldingsplicht veranderingen van de inrichting of van de werking daarvan
f Mijnbouwwet f Wet verontreiniging oppervlakte wateren/ Wet milieubeheer
f 40 f 1, lid 2
f Mijnbouwmilieuvergunning f Vergunning voor indirecte lozingen (in het huidige systeem zijn dit twee vergunningen, nl. Wvo en Wm)
f Monumentenwet 1988
f 11, lid 2 f 37, lid 1
f Provinciale verordening f Gemeentelijke verordening f Provinciale verordening f Provinciale verordening f Gemeentelijke verordening f Gemeentelijke verordening f Gemeentelijke Verordening f Provinciale Verordening f Gemeentelijke Verordening f Gemeentelijke Verordening f Gemeentelijke verordening f Gemeente-, provincie-, waterschapsverordening
f Min VROM
f Min VROM
f B&W
f Gemeenteraad (delegatie aan B&W mogelijk) f B&W f B&W f B&W f B&W f B&W f B&W/GS/Min EZ/Min Vrom f B&W/GS/Min EZ/Min Vrom
f 10.30, lid 3 f 10.63
f Monumentenvergunning f Sloopvergunning in beschermde stad- of dorpsgezichten f Monumentenvergunning f Monumentenvergunning f Opslagvergunning (roerende zaken) f Aanleggen en veranderen v.e. weg f Aanleggen en veranderen v.e. weg f Opslagvergunning (roerende zaken) f Uitwegvergunning f Uitwegvergunning f Vergunning voor het hebben van een alarminstallatie (geluid en licht) aan een onroerende zaak f Kapvergunning f Reclamevergunning f Toestemmingen uit gemeentelijke / provinciale / waterschapsverordingen die via 2.2, lid 2 Wabo in de verordeningen zijn aangewezen
f Min EZ f Wvo: Waterschap fWm: lozingen buiten inrichtingen B&W. Lozingen binnen inrichtingen (Ivb): B&W/GS/MinVrom f Min OCW f B&W f GS f B&W f GS f GS f B&W f B&W f B&W f GS f B&W f B&W f B&W f B&W/GS/Waterschap
Overzicht reikwijdte omgevingsvergunning | 03
Toestemmingen die opgaan in de omgevingsvergunning Wet/verordening
Artikel
Toestemming
Huidig bevoegd gezag
f Wet milieubeheer
f 1.3, lid 1
f Ontheffing van regels pmv voor zover ontheffingen voor gesloten stortplaatsen en grondwaterbeschermingsgebieden f Vergunning m.b.t. handelingen in een beschermd natuurgebied f Vergunning m.b.t. handelingen met gevolgen voor habitats en soorten f Ontheffing div. verplichtingen
f GS
f Natuurbeschermingswet 1998 f 16
f 19d
f Flora- en faunawet
f 75, lid 3
f GS/Min LNV f GS/Min LNV f Min LNV
aanhakers, die alleen bij samenloop integreren (deze toestemmingen vervallen niet) Voor de duidelijkheid: de toestemmingen in bovenstaand blok zijn vet en cursief afgedrukt.
f Besluit brandveilig gebruik bouwwerken f Wet milieubeheer
f 2.12.1
f Gebruiksmelding (gelijktijdige melding niet verplicht)
f B&W
f 8.41, lid 1
f Meldingactiviteit m.b.t. niet-vergunningplichtige inrichtingen. (zgn. 8.40 - inrichtingen)
f B&W/GS/Min EZ/ Min VROM
meldingen tegelijk met een omgevingsvergunning (afzonderlijke procedure) “Vette cursieve letters”: De toestemmingen in vette cursieve letters, vallen onder de uitgebreide procedure van de Wabo. N.B.: Ook in de gevallen waarin de aanvraag voor een project zowel een activiteit betreft waarvoor de uitgebreide voorbereidingsprocedure dient te worden gevolgd als een of meer activiteiten waarvoor kan worden volstaan met de reguliere voorbereidingsprocedure, wordt voor de gehele aanvraag de uitgebreide procedure gevolgd.
04 | Overzicht reikwijdte omgevingsvergunning
VROM 9222 / juli 2009
Dit is een publicatie van: Ministerie van VROM Rijnstraat 8 | 2515 XP Den Haag | www.vrom.nl
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
BIJLAGENBOEK BEHORENDE BIJ BACHELOR THESIS
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
BIJLAGE 03 REGELING OMGEVINGSRECHT (MOR)
M. KOK
x De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; Gelet op de artikelen 5.3, vierde lid, en 5.11, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de artikelen 4.3, derde lid, 4.4, eerste lid, 4.7 en 5.4, tweede lid, van het Besluit omgevingsrecht; Gelet op richtlijn nr. 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (Gecodificeerde versie) (PbEG L 24); Besluit:
x Hoofdstuk 1. Algemene indieningsvereisten Artikel 1.1. Begripsomschrijvingen In deze regeling wordt verstaan onder: x x x x x
x x x
x
x x x x
x
besluit: Besluit omgevingsrecht; bouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet; bruto-inhoud: bruto-inhoud als bedoeld in NEN 2580; bruto-vloeroppervlakte: bruto-vloeroppervlakte als bedoeld in NEN 2580; detailtekening: getekende uitwerking die een ondubbelzinnige aanduiding geeft van een groep van gelijksoortige constructieonderdelen in hun vorm, afmetingen, materiaalgebruik en overige gestelde eisen en waarvan de plaats eenduidig vastligt; EPC: energieprestatiecoëfficiënt als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, van het Bouwbesluit 2003; gebruiksoppervlakte: gebruiksoppervlakte als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012; groepsrisico: cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is; invloedsgebied: gebied waarin volgens door Onze Minister bij ministeriële regeling op grond van artikel 15, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen te stellen regels personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico; ISO: een door de International Organization for Standardization opgestelde norm; NEN: een door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven Nederlandse norm; oprichten of in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk: activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, onder 1° of 3°, van de wet; plaatsgebonden risico: risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is; straatpeil: de hoogteligging van het bouwwerk ten opzichte van:
1°. de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang, voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst voor een bouwwerk, of o 2°. de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst; veranderen van een inrichting of mijnbouwwerk of veranderen van de werking daarvan: activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, onder 2°, van de wet; vergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 1.1 van de wet. o
x x
Artikel 1.2. Elektronisch aanvraagformulier en landelijke voorziening x
1. Een aanvraag langs elektronische weg wordt gedaan met gebruikmaking van het elektronische formulier dat op de datum van indiening van de aanvraag beschikbaar is via de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 7.6 van de wet.
x
2. De minister stelt een systeembeschrijving vast voor de landelijke voorziening.
x
3. Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor het beheer van de gegevens die zijn opgenomen in het deel van de landelijke voorziening dat hem ter beschikking staat. Dit beheer omvat in elk geval de verlening en beperking van toegang tot de gegevens omtrent een aanvraag en de zorg voor de archiefbescheiden.
x
4. Ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens in de landelijke voorziening zijn de minister respectievelijk het bevoegd gezag, ieder voor zover die verwerking onder zijn verantwoordelijkheid plaatsvindt, verantwoordelijke in de zin van artikel 1, onderdeel d, van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Artikel 1.3. Indieningsvereisten bij iedere aanvraag x
1. In de aanvraag vermeldt de aanvrager: o a. de naam, het adres en de woonplaats van de aanvrager, alsmede het elektronisch adres van de aanvrager, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend; o b. het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van het project; o c. een omschrijving van de aard en omvang van het project; o d. indien de aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde: zijn naam, adres en woonplaats, alsmede het elektronisch adres van de gemachtigde, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend; o e. indien het project wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager: zijn naam, adres en woonplaats.
x
2. De aanvrager voorziet de aanvraag van een aanduiding van de locatie van de aangevraagde activiteit of activiteiten. Deze aanduiding geschiedt met behulp van een situatietekening, kaart, foto’s of andere geschikte middelen.
x
3. De aanvrager doet bij de aanvraag een opgave van de kosten van de te verrichten werkzaamheden.
Artikel 1.4. Vereisten aan digitale indiening van gegevens en bescheiden
x
1. Gegevens en bescheiden die langs elektronische weg bij de aanvraag worden verstrekt, worden aangeleverd in een van de volgende archiefwaardige bestandsformaten: o a. foto’s: PNG en JPG o b. scans: TIFF, JPG, PDF/A-1a, PDF/A-1b en PDF 1.4 o c. officedocumenten: PDF/A-1a en PDF 1.4 o d. tekeningen: PDF/X en PDF 1.4
x
2. Indien de bestanden langs elektronische weg worden aangeleverd, worden deze uitsluitend als ‘read-only’ (alleen lezen) gekenmerkt.
Artikel 1.5. Vermelding van tijdelijkheid van een activiteit Indien de activiteit waarvoor de vergunning wordt aangevraagd naar haar aard tijdelijk is, vermeldt de aanvrager dit in de aanvraag. Hij vermeldt daarbij tevens zo mogelijk het tijdstip waarop de activiteit of activiteiten uiterlijk zal of zullen worden beëindigd.
x Hoofdstuk 2. Indieningsvereisten vanwege bouwactiviteiten § 2.1. Gegevens en bescheiden over bouwactiviteiten Artikel 2.1. Algemene vereisten x
1. Ten aanzien van de gegevens en bescheiden bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit maakt de aanvrager de samenhang kenbaar tussen deze gegevens en bescheiden onderling en met de overige gegevens en bescheiden die bij de aanvraag zijn gevoegd.
x
2. Indien de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit betrekking heeft op een woonwagen kan aan de eisen met betrekking tot het aanleveren van de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 2.2, eerste tot en met vijfde lid, worden voldaan door het indienen van documentatie van de leverancier, mits de bedoelde gegevens en bescheiden duidelijk kenbaar zijn.
Artikel 2.2. Bouwbesluit 2012
In of bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit verstrekt de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012: x
1. uit het oogpunt van veiligheid: o a. gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat het te bouwen of te wijzigen bouwwerk voldoet aan de gestelde eisen in relatie tot: 1°. belastingen en belastingcombinaties (sterkte en stabiliteit) van alle (te wijzigen) constructieve delen van het bouwwerk, alsmede van het bouwwerk als geheel; 2°. de uiterste grenstoestand van de bouwconstructie en onderdelen van de bouwconstructie.
Indien de aanvraag betrekking heeft op de wijziging of uitbreiding van een bestaand bouwwerk blijkt uit de aangeleverde gegevens tevens wat de opbouw van de bestaande constructie is (tekeningen en berekeningen) en wat de toegepaste materialen zijn; b. een schriftelijke toelichting op het ontwerp van de constructies, waaruit met name blijkt: 1°. de aangehouden belastingen en belastingcombinaties; 2°. de constructieve samenhang; 3°. het stabiliteitsprincipe; 4°. de omschrijving van de bouwconstructie en de weerstand tegen bezwijken bij brand hiervan; o c. de detaillering van trappen, hellingbanen en vloerafscheidingen (inclusief hekwerken); o d. de draairichting van beweegbare constructieonderdelen; o e. de brandveiligheid en rookproductie van toegepaste materialen; o f. de brandcompartimentering. De opgave bevat tevens gegevens betreffende deuren en daglichtopeningen in uitwendige scheidingsconstructies. Voor zover van belang voor het vluchten bij brand, worden tevens de deuren en daglichtopeningen in inwendige scheidingsconstructies opgegeven; o g. de vluchtroutes en de daarbij behorende mate van bescherming alsmede de aard en plaats van brandveiligheidsvoorzieningen; o h. de inbraakwerendheid van bereikbare gevelelementen; 2. uit het oogpunt van gezondheid: o a. de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie, de bescherming tegen geluid van installaties, de geluidsabsorptie van gemeenschappelijke verkeersruimten, gangen en trappenhuizen ingeval het bouwwerk een woonfunctie heeft, de geluidwering tussen nietgemeenschappelijke verblijfsruimten van dezelfde gebruiksfunctie en de geluidwering tussen ruimten van verschillende gebruiksfuncties; o b. de wateropname van toegepaste materialen van vloer, wand en plafond in sanitaire ruimten; o c. de lucht- en waterdichtheid, de factor van de temperatuur en vochtwerende voorzieningen van inwendige en uitwendige scheidingsconstructies; o d. de ventilatievoorzieningen van ruimten en voorzieningen betreffende de afvoer van rookgas en toevoer van verbrandingslucht; o e. gegevens en bescheiden over het weren van ratten en muizen; o f. de daglichttoetreding; 3. uit het oogpunt van bruikbaarheid: o a. de aanduiding van de gebruiksfunctie, verblijfsgebieden, verblijfsruimten en de afmetingen en de bezetting van alle ruimten inclusief totaaloppervlakten per gebruiksfunctie; o b. de aanduiding van bad- of toiletruimte, liften, buitenberging en buitenruimte; o c. gegevens en bescheiden over de integrale toegankelijkheid van het bouwwerk en in het bouwwerk gelegen ruimten; o d. de aanduiding van de vloerpeilen ten opzichte van het aansluitende terrein; o e. de aanduiding van de opstelplaats van het aanrecht en van kook-, stook- en warmwatertoestellen; o
x
x
f. indien het bouwwerk een utiliteitsgebouw betreft: de aanduiding van de stallingruimte voor fietsen; 4. uit het oogpunt van energiezuinigheid en milieu: gegevens en bescheiden over de EPC, de thermische eigenschappen van de toegepaste uitwendige scheidingsconstructie en de beperking van de luchtdoorlatendheid; 5. inzake installaties: o a. gegevens en bescheiden over de noodstroomvoorziening en -verlichting; o b. het leidingplan en aansluitpunten van gas-, elektra- en waterleiding; o c. de aansluitpunten van de drinkwater- en warmwatervoorziening; o d. het leidingplan en aansluitpunten van riolering en hemelwaterafvoeren; o e. gegevens en bescheiden over de aard en plaats van brandveiligheidinstallaties alsmede van de vluchtrouteaanduiding; o f. een tekening van de inrichting van het bij het bouwwerk behorende terrein met daarop aangegeven de voorzieningen voor de bereikbaarheid en de plaats van bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen van brandweervoertuigen; o g. gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de aanvullende regels voor tunnelveiligheid uit het Bouwbesluit 2012; o h. indien het een woongebouw betreft: gegevens en bescheiden over zelfsluitende deuren, spreekinstallaties, signaalvoorzieningen en deuropeners ter voorkoming van veel voorkomende criminaliteit; 6. gegevens en bescheiden over veiligheid en het voorkomen van hinder tijdens het bouwen, met de volgende onderdelen: o a. één of meer tekeningen waaruit de bouwplaatsinrichting blijkt met: 1°. de toegang tot de bouwplaats inclusief afscheiding en afsluiting van de bouwplaats; 2°. de ligging van het te bebouwen perceel en de omliggende wegen en bouwwerken; 3°. de situering van het bouwwerk; 4°. de aan- en afvoerwegen; 5°. de laad-, los- en hijszones; 6°. de plaats van bouwketen; 7°. de grenzen van het bouwterrein waarbinnen alle bouwactiviteiten, inclusief het laden en lossen, plaatsvinden; 8°. de in of op de bodem van het perceel aanwezige leidingen; 9°. de plaats van ander hulpmaterieel en opslag van materialen; o b. gegevens en bescheiden over de toe te passen bouwmethodiek en de toe te passen materialen, materieel, hulp- en beveiligingsmiddelen bij de bouwwerkzaamheden; o c. indien een bouwput moet worden gemaakt voor een ondergronds gelegen bouwdeel: 1°. de hoofdopzet van de verticale bouwputafscheiding en de bouwputbodem; 2°. de uitgangspunten voor een bemalingsplan; o d. de uitgangspunten voor een monitoringsplan ter voorkoming van schade aan naburige bouwwerken; 7. overige vereisten: o a. kwaliteitsverklaringen en CE-markeringen en gegevens en bescheiden ten behoeve van een beroep op de gelijkwaardigheid; o b. eventuele extra gegevens en bescheiden ten behoeve van het verlenen van een ontheffing van de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 als bedoeld in o
x
x
x
x
artikel 7 van de Woningwet, waaronder gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat toestemming als bedoeld in artikel 14 van de richtlijn 2004/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het transeuropese wegennet (PbEU 2004, L 167, gerectificeerd in PbEU 2004, L 201) is verkregen om van eisen van die richtlijn af te wijken. Artikel 2.3. Planologische voorschriften en stedenbouwkundige voorschriften bouwverordening
In of bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit verstrekt de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden ten behoeve van de toetsing aan het bestemmingsplan of de beheersverordening, en, voor zover van toepassing, de stedenbouwkundige voorschriften van de bouwverordening: x x x x
x x x
x
x
x
a. de plattegronden van alle verdiepingen en een doorsnedetekening voor de nieuwe situatie en, voor zover daarvan sprake is, de bestaande situatie; b. het beoogde en het huidige gebruik van het bouwwerk en de bijbehorende gronden waarop de aanvraag betrekking heeft; c. een opgave van de bruto inhoud in m3 en de bruto vloeroppervlakte in m2 van het (deel van het) bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft; d. een situatietekening van de bestaande toestand en een situatietekening van de nieuwe toestand met daarop de afmetingen van het perceel en bebouwd oppervlak, alsmede de situering van het bouwwerk ten opzichte van de perceelsgrenzen en de wegzijde, de wijze waarop het terrein ontsloten wordt, de aangrenzende terreinen en de daarop voorkomende bebouwing en het beoogd gebruik van de gronden behorende bij het voorgenomen bouwwerk; e. de hoogte van het bouwwerk ten opzichte van het straatpeil en het aantal bouwlagen; f. de inrichting van parkeervoorzieningen op het eigen terrein; g. gegevens en bescheiden welke samenhangen met een uit te brengen advies van de Agrarische Adviescommissie in geval van een aanvraag voor een bouwactiviteit in een gebied met een agrarische bestemming; h. overige gegevens en bescheiden welke samenhangen met een eventueel benodigde toetsing aan een bestemmingsplan, beheersverordening dan wel een besluit als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening; i. indien dat is voorgeschreven in het bestemmingsplan: een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld; j. gegevens en bescheiden welke samenhangen met een eventueel benodigde toetsing aan een exploitatieplan.
Artikel 2.4. Overige voorschriften bouwverordening
In of bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit verstrekt de aanvrager ten behoeve van toetsing aan de overige voorschriften van de bouwverordening een onderzoeksrapport betreffende verontreiniging van de bodem, gebaseerd op onderzoek dat is uitgevoerd door een persoon of een instelling die daartoe is erkend op grond van het Besluit bodemkwaliteit. Artikel 2.5. Redelijke eisen van welstand
In of bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit verstrekt de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden ten behoeve van de toetsing aan de criteria uit de welstandsnota, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de Woningwet: x x x x
a. tekeningen van alle gevels van het bouwwerk, inclusief de gevels van belendende bebouwing, waaruit blijkt hoe het geplande bouwwerk in de directe omgeving past; b. principedetails van gezichtsbepalende delen van het bouwwerk; c. kleurenfoto's van de bestaande situatie en de omliggende bebouwing; d. opgave van de toe te passen bouwmaterialen en de kleur daarvan (uitwendige scheidingsconstructie). In ieder geval worden opgegeven het materiaal en de kleur van de gevels, het voegwerk, kozijnen, ramen en deuren, balkonhekken, dakgoten en boeidelen en de dakbedekking.
Artikel 2.6. Advies Commissie voor de tunnelveiligheid
Bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit verstrekt de aanvrager het advies van de Commissie voor de tunnelveiligheid, bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, onder e, van de wet. § 2.2. Op een later tijdstip aan te leveren gegevens en bescheiden Artikel 2.7. Uitgestelde indieningsvereisten omtrent het bouwen x
1. In de vergunning voor een bouwactiviteit wordt, indien de aanvrager een verzoek tot latere aanlevering heeft ingediend, bepaald dat de volgende gegevens en bescheiden uiterlijk binnen een termijn van drie weken voor de start van de uitvoering van de desbetreffende handeling worden overgelegd: o a. gegevens en bescheiden met betrekking tot belastingen en belastingcombinaties (sterkte en stabiliteit) en de uiterste grenstoestand van alle (te wijzigen) constructieve delen van het bouwwerk alsmede van het bouwwerk als geheel, voor zover het niet de hoofdlijn van de constructie dan wel het constructieprincipe betreft; o b. gegevens en bescheiden met betrekking tot de details van de in of ten behoeve van het bouwwerk toegepaste installaties, voor zover het niet de gegevens met betrekking tot de hoofdlijn dan wel het principe van de toegepaste installaties betreft; de hoofdlijn betreft onder meer de wijze van verwarming, koeling en luchtbehandeling, de plaats en wijze van verticaal transport en de locatie en het type brandveiligheidinstallatie.
x
2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover de gegevens en bescheiden betrekking hebben op tekeningen of berekeningen waaruit het constructieprincipe blijkt voor de nieuwe situatie en, voor zover daarvan sprake is, voor de bestaande situatie. Dit betreft: o a. tekeningen van de definitieve hoofdopzet van de constructie van alle verdiepingen inclusief globale maatvoering; o b. schematisch funderingsoverzicht of palenplan met globale plaatsing, aantallen en paalpuntniveaus, inclusief globaal grondonderzoek waaruit de draagkracht van de ondergrond blijkt; o c. plattegronden van vloeren en daken, inclusief globale maatvoering;
d. overzichtstekeningen van constructies in staal, hout en geprefabriceerd beton, inclusief stabiliteitsvoorzieningen en dilataties; principedetails van karakteristieke constructieonderdelen (1:20/1:10/1:5), inclusief maatvoering; o e. een schriftelijke toelichting op het ontwerp van de constructies als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b. o
x
3. Indien de aard van het bouwplan naar het oordeel van het bevoegd gezag daartoe aanleiding geeft, kan in de vergunning worden bepaald dat gegevens en bescheiden, genoemd in de artikelen 2.2, eerste lid, onderdelen c tot en met h, en tweede tot en met zesde lid, 2.3, onderdeel i, 2.4 en 2.5, binnen een termijn van drie weken voor de start van de uitvoering van de desbetreffende handeling worden overgelegd.
§ 2.3. Vereisten aan tekeningen en berekeningen Artikel 2.8. Algemene vereisten aan tekeningen x
1. De aanvrager voorziet de tekeningen bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit van een duidelijke maatvoering en schaalaanduiding.
x
2. Tenzij artikel 5.8 van toepassing is, geldt voor de volgende tekeningen de daarbij genoemde maximaal toe te passen schaal: o a. situatietekeningen: 1:1000; o b. geveltekeningen, plattegronden en doorsneden: 2 1°. bouwwerken kleiner dan 10.000 m bruto vloeroppervlakte: 1:100; 2 2°. bouwwerken 10.000 m of groter bruto vloeroppervlakte: 1:200; o c. detailtekeningen: 1:5 of 1:10 of 1:20.
x
3. Uit de situatietekening blijkt de oriëntatie van het bouwwerk op het perceel en ten opzichte van omliggende bebouwing en wegen (noordpijl).
Artikel 2.9. Vereisten aan plattegronden, doorsneden en aanzichten x
1. Een plattegrond bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit betreft een doorsnede van een bouwlaag op 1200 mm boven vloerniveau waarop zijn aangegeven: o a. uitwendige en inwendige scheidingsconstructies (inclusief materiaalaanduiding); o b. peilmaten van de vloer; o c. trappen en hellingbanen; o d. binnen- en buitenkozijnen; o e. kokers, schachten, kanalen en schoorstenen; o f. alle oppervlakken die een directe relatie hebben met of behoren tot: 1°. gebruiksfuncties; 2°. gebruiksoppervlakten en vloeroppervlakten; 3°. verwarmde en onverwarmde zones; 4°. gebruiksgebieden, functiegebieden en verblijfsgebieden; 5°. verkeersruimten; 6°. toegankelijkheidssectoren; o g. overige gegevens die zich ervoor lenen om aan te duiden op plattegronden, zoals toiletruimten, badruimten, buitenbergingen, buitenruimten, liften,
stallingsruimten, technische ruimten, opslagruimten en opstelplaatsen van het aanrecht en kook-, stook- en warmwatertoestellen. x
2. De vloerpeilen ten opzichte van het straatpeil en de hoogte van het maaiveld zijn aangeduid ter plaatse van de entree van het bouwwerk.
x
3. Ten behoeve van de beoordeling van de bruikbaarheid, de gebruiksoppervlakte en het verblijfsgebied zijn de relevante doorsneden, inclusief 1500 – 2400 – 2600 mm hoogtelijn en voorzien van maatvoering, getekend.
x
4. Alle aanzichten (geveltekeningen) worden in loodrechte verticale projectie weergegeven. Alle dichte delen en kozijnen die een directe koppeling met de berekeningen hebben, zijn als zodanig traceerbaar in berekening, rapportage of renvooi.
Artikel 2.10. Algemene vereisten in verband met berekeningen x
1. Berekeningen die worden uitgevoerd vanwege de aanvraag van de vergunning voor een bouwactiviteit voldoen aan de volgende eisen: o a. voorzien van naam en versie van de gebruikte rekenprogramma's; o b. invoergegevens en handberekeningen zijn gegeven op doorlopend genummerde bladen; o c. voorzien van de herkomst van basis- of invoergegevens; o d. symbolen en afkortingen weergegeven conform de voor de verschillende berekeningen geldende NEN-normen. Indien in de toegepaste rekenprogramma’s afwijkende symbolen of afkortingen zijn gebruikt, zijn deze separaat toegelicht; o e. numerieke gegevens zijn weergegeven in SI-eenheden (internationale standaard van het Système International).
x
2. De volgende informatie betreffende de toegepaste rekensoftware blijkt uit de gegevens en bescheiden bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit: o a. beschrijving toegepaste rekensoftware; o b. beschrijving rekenmethode; o c. beschrijving toepassingsgebied; o d. aanduiding betekenis gepresenteerde waarden; o e. aanduiding nauwkeurigheid resultaten; o f. beschrijving gekozen assenstelsel; o g. verklaring gebruikte symbolen en grootheden.
Artikel 2.11. Vereisten aan constructieve berekeningen
Constructieve berekeningen die worden uitgevoerd vanwege de aanvraag van de vergunning voor een bouwactiviteit, voldoen aan de volgende eisen: x x x
a. schematisering onder toepassing van de van toepassing zijnde NEN-norm(en), inclusief te hanteren belastingschema's; b. toerekening materiaaleigenschappen conform van toepassing zijnde NEN-norm(en); c. doorsnedegrootheden die per constructie-onderdeel zijn gemotiveerd, in de vorm van een berekening;
x x x
d. verantwoording eigenschappen ondersteuningen; e. berekeningsresultaten per belastingschema uitgewerkt volgens de van toepassing zijnde NEN-norm(en); f. voorzien van maatgevende waarden.
Artikel 2.12. Vereisten aan overige berekeningen x
1. Berekeningen van de mechanische ventilatie die worden uitgevoerd vanwege de aanvraag van de vergunning voor een bouwactiviteit, bevatten minimaal de volgende informatie: o a. strangenschema's met diameters en lengten; o b. gegevens over drukverlies; o c. merk en type toe te passen installatie.
x
2. Berekeningen van de thermische isolatie en energieprestatie die worden uitgevoerd vanwege de aanvraag van de vergunning voor een bouwactiviteit, bevatten minimaal de volgende informatie: o a. totale oppervlakte kozijnen, ramen, deuren, dichte delen en daarmee gelijk te stellen constructiedelen; o b. oppervlakte van iedere toegepaste glassoort en de thermische eigenschappen hiervan; o c. tekening waarop gehanteerde woningen voor de EPC berekening zijn aangegeven; o d. EPC begrenzing woningen of woongebouw (door middel van arcering op plattegrondtekening); o e. gebouwfunctie en energiesectoren (op tekening voor niet tot bewoning bestemde gebouwen, gearceerd); o f. invoergegevens EPC berekening (bouwfysische eigenschappen bouwwerk, installaties en gehanteerd rekenprogramma).
x Hoofdstuk 3. Indieningsvereisten vanwege aanleg- of gebruiksactiviteiten Artikel 3.1. Uitvoeren van werk of werkzaamheden x
1. In of bij de aanvraag om een vergunning voor een aanlegactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de wet verstrekt de aanvrager bij de omschrijving van de aard, omvang en effecten van de activiteit gegevens en bescheiden over: o a. de specifieke locatie waar het werk of de werkzaamheid zal worden uitgevoerd; o b. de afmetingen van het werk of de omvang van de werkzaamheid; o c. de te gebruiken materialen; o d. in hoeverre sprake is van afvoer van grond naar een andere locatie; o e. de aanwezigheid van obstakels die in de weg staan voor het uitvoeren van het werk of de werkzaamheid.
x
2. Indien dat is voorgeschreven in het bestemmingsplan verstrekt de aanvrager een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
Artikel 3.2. Gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met planologische voorschriften In of bij de aanvraag om een vergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, verstrekt de aanvrager gegevens en bescheiden over: x x x
x
x
a. het beoogde en het huidige gebruik van de gronden en de bouwwerken waarop de aanvraag betrekking heeft; b. de gevolgen van het beoogde gebruik voor de ruimtelijke ordening; c. indien dat met toepassing van artikel 41 van de Monumentenwet 1988 is verplicht door het bevoegd gezag, een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld; d. een situatietekening van de bestaande toestand en een situatietekening van de nieuwe toestand met daarop de afmetingen van het perceel en bebouwd oppervlak, alsmede situering van bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrenzen en de wegzijde, de wijze waarop het terrein ontsloten wordt, de aangrenzende terreinen en de daarop voorkomende bebouwing en het beoogd gebruik van het terrein behorende bij het voorgenomen bouwwerk; e. de reden waarom en de mate waarin wordt afgeweken van het exploitatieplan.
Artikel 3.3. Brandveilig gebruiken van een bouwwerk x
1. In of bij de aanvraag om een vergunning voor het brandveilig gebruiken van een bouwwerk, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de wet, verstrekt de aanvrager: o a. een situatieschets met noordpijl met een schaal die niet kleiner is dan 1:1000; o b. per bouwlaag een plattegrond die voldoet aan de volgende eisen: 2 – schaal maximaal 1:100 bij een bouwlaag kleiner dan 10.000 m bruto vloeroppervlakte; 2 – schaal maximaal 1:200 bij een bouwlaag van 10.000 m bruto vloeroppervlakte of meer.
x
2. De plattegrond met betrekking tot het brandveilig gebruik bevat de volgende gegevens: o a. aanduiding van de schaal van de plattegrond; o b. per bouwlaag: – hoogte van de vloer boven het meetniveau; – gebruiksoppervlakte; – maximaal aantal personen; o c. per ruimte: – vloeroppervlakte; – gebruiksbestemming; – bij ruimten voor meer dan 25 personen, de hoogste bezetting van die ruimte, en opstelling van inventaris en van inrichtingselementen als bedoeld in de artikelen 7.13 en 7.14 van het Bouwbesluit 2012; o d. met aanduidingen van de plaats van, voor zover deze aanwezig zijn: – brand- en rookwerende scheidingsconstructies; – vluchtroutes;
– draairichting van deuren; – zelfsluitende deuren als bedoeld in artikel 7.3 van het Bouwbesluit 2012; – sluitwerk van deuren als bedoeld in artikel 6.25, zesde lid, van het Bouwbesluit 2012; – vluchtrouteaanduidingen; – noodverlichting; – oriëntatieverlichting als bedoeld in artikel 6.5 van het Bouwbesluit 2012; – brandmeldcentrale en brandmeldpaneel; – brandslanghaspels; – mobiele brandblusapparaten; – droge blusleidingen; – brandweeringang; – sleutelkluis of -buis; – brandweerlift.
De aanduidingen zijn conform NEN 1414: 2007, voor zover deze norm daarin voorziet. x
3. Bij de toepassing van een gelijkwaardige oplossing als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 verstrekt de aanvrager tevens gegevens en bescheiden waarmee de gelijkwaardigheid voldoende aannemelijk wordt gemaakt.
x Hoofdstuk 4. Indieningsvereisten vanwege het oprichten, veranderen of in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk § 4.1. Oprichten en in werking hebben van een inrichting § 4.1.1. Regels voor alle categorieën van gevallen Artikel 4.1. Algemene vereisten omtrent een inrichting
x
1. In of bij de aanvraag om een vergunning met betrekking tot het oprichten of in werking hebben van een inrichting, verstrekt de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden: o a. de indeling, de uitvoering, de activiteiten en de processen in de inrichting en de ten behoeve daarvan toe te passen technieken of installaties, waaronder begrepen de wijze van energievoorziening, voor zover die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de nadelige gevolgen voor het milieu, die de inrichting kan veroorzaken; o b. de voor de activiteiten en de processen, bedoeld onder a, kenmerkende gegevens met betrekking tot grondstoffen, tussen-, neven- en eindproducten; o c. de maximale capaciteit van de inrichting en het maximale motorische of thermische vermogen van de tot de inrichting behorende installaties; o d. de tijden en dagen, dan wel perioden waarop de inrichting of de te onderscheiden onderdelen daarvan, in bedrijf zullen zijn; o e. de aard en omvang van de belasting van het milieu die de inrichting tijdens normaal bedrijf kan veroorzaken, daaronder begrepen een overzicht van de
o
o
o
o
o
x
belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die daardoor kunnen worden veroorzaakt; f. de maatregelen of voorzieningen ten behoeve van: 1°. het voorkomen of beperken van het ontstaan van afvalstoffen in de inrichting; 2°. het nuttig toepassen dan wel het geschikt maken voor nuttig toepassing van de afvalstoffen die in de inrichting ontstaan; 3°. het opslaan van de afvalstoffen in de inrichting; 4°. het zich ontdoen van de afvalstoffen die in de inrichting ontstaan; g. de andere maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om de nadelige gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of te beperken; h. de wijze waarop gedurende het in werking zijn van de inrichting de belasting van het milieu, die de inrichting veroorzaakt, wordt vastgesteld en geregistreerd; i. de voor de aanvrager redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen met betrekking tot de inrichting die voor de beslissing op de aanvraag van belang kunnen zijn; j. voor zover het betreft inrichtingen waartoe gpbv-installaties behoren: een beknopte beschrijving van de belangrijkste door de aanvrager bestudeerde alternatieven, voor zover deze bestaan.
2. De aanvraag gaat vergezeld van een niet-technische samenvatting van de in het eerste lid bedoelde gegevens.
Artikel 4.2. Ongewone voorvallen
De aanvrager verstrekt in of bij de aanvraag gegevens over: x x x x
a. ongewone voorvallen als bedoeld in artikel 17.1 van de Wet milieubeheer, die redelijkerwijs mogelijk zijn te achten; b. de belasting van het milieu, die die voorvallen kunnen veroorzaken; c. de aard en de omvang van de bij die voorvallen te onderscheiden vormen van belasting van het milieu; d. de maatregelen die worden getroffen om de belasting van het milieu, die de inrichting ten gevolge van die voorvallen kan veroorzaken, te voorkomen of te beperken.
Artikel 4.3. Bodemkwaliteit
De aanvrager verstrekt in of bij de aanvraag de resultaten van een onderzoek naar de kwaliteit van de bodem op de plaats waar de inrichting zal zijn of is gelegen. § 4.1.2. Aanvullende regels voor bepaalde categorieën gevallen Artikel 4.4. Indien een ander bestuursorgaan dan burgemeester en wethouders het bevoegd gezag is
Indien de aanvraag betrekking heeft op een inrichting, die behoort tot een categorie waarvoor gedeputeerde staten, Onze Minister, Onze Minister van Economische Zaken of Onze Minister van Verkeer en Waterstaat bevoegd zijn te beslissen op de aanvraag, vermeldt de aanvrager in of bij de aanvraag tevens de maatregelen die worden getroffen om de belasting van het milieu,
die de inrichting of het mijnbouwwerk kan veroorzaken, te voorkomen of te beperken tijdens het in werking zijn van de inrichting dan wel mijnbouwwerk of de te onderscheiden onderdelen daarvan, waarbij, voor zover van toepassing, onderscheid wordt gemaakt tussen proefdraaien, normaal bedrijf, schoonmaak-, onderhouds- en herstelwerkzaamheden. Artikel 4.5. Geluid
Indien de aanvraag betrekking heeft op een inrichting die behoort tot een categorie, die is genoemd in bijlage I, onder 11.1, 12.1, 13.1, onder a, 1° tot en met 3°, 17.1, 18 of 19 van het besluit, of die behoort tot een categorie, waarvoor gedeputeerde staten, Onze Minister, Onze Minister van Economische Zaken of Onze Minister van Verkeer en Waterstaat bevoegd zijn te beslissen op de aanvraag, verstrekt de aanvrager in of bij de aanvraag tevens gegevens over: x
x x
a. de aard van de geluiden en hoogte van de te verwachten geluidsbelasting welke de inrichting binnen een door het bevoegd gezag aangegeven gebied buiten de inrichting kan veroorzaken; b. de tijden waarop die geluidsbelasting zich zal voordoen; c. de methode waarmee de aard van de geluiden en hoogte van de geluidsbelasting zijn vastgesteld.
Artikel 4.6. Bijzondere deskundigheden bij bepaalde inrichtingen
Indien de aanvraag betrekking heeft op een inrichting die behoort tot een categorie, die is genoemd in bijlage I, onder 21, 28.4, onder g, of 29.1, onder k, van het besluit, verstrekt de aanvrager in of bij de aanvraag tevens gegevens en bescheiden met betrekking tot: x
x x x
a. de namen van degenen die verantwoordelijk zijn voor de handelingen met de genetisch gemodificeerde organismen en voor het toezicht op en de controle van de veiligheid daarvan; b. de vakbekwaamheid van de in de inrichting werkzame personen die bij die handelingen zijn betrokken; c. het eventuele bestaan van biologische veiligheidscomités of subcomités; d. het hoogste inperkingsniveau waaraan de ruimte bestemd voor ingeperkt gebruik voldoet.
Artikel 4.7. Beheer van afvalstoffen
Indien de aanvraag betrekking heeft op een inrichting, die behoort tot een categorie, die is genoemd in bijlage I, onder 28.4 of 28.5 van het besluit, verstrekt de aanvrager in of bij de aanvraag tevens gegevens en bescheiden met betrekking tot: x x x x x x
a. de aard, de samenstelling, de hoeveelheid en de herkomst van de inkomende afvalstoffen; b. de procedures van acceptatie en controle van de inkomende afvalstoffen; c. de wijze van financiering van de activiteiten, alsmede een schatting van de omvang van de investeringen die worden gedaan; d. de tarieven die de aanvrager voor het nuttig toepassen of verwijderen wil vaststellen alsmede de wijze waarop de tarieven zijn samengesteld; e. de beschikbaarheid en vakbekwaamheid van de in de inrichting werkzame personen; f. de wijze waarop de inkomende afvalstoffen worden geregistreerd;
x
x x
g. de wijze waarop de bij het proces van nuttig toepassen of verwijderen ontstane stoffen, preparaten of andere producten of afvalstoffen worden afgezet, afgevoerd, nuttig toegepast of verwijderd, alsmede de wijze van registratie daarvan; h. de ondernemings- en organisatiestructuur, alsmede de regeling van de feitelijke leiding van de activiteiten in de inrichting; i. de naam en het adres van degene die de feitelijke leiding van de activiteiten heeft in de inrichting.
Artikel 4.8. Afvalstoffen op of in de bodem
Indien de aanvraag betrekking heeft op een inrichting die behoort tot een categorie, die is genoemd in bijlage I, onder 28.6, van het besluit, vermeldt de aanvrager in of bij de aanvraag tevens de aard, de samenstelling, de hoeveelheid en de herkomst van de betrokken afvalstoffen. Artikel 4.9. Storten van afvalstoffen
x
1. Indien de aanvraag betrekking heeft op een inrichting die behoort tot een categorie, die is genoemd in bijlage I, onder 28.1, onder c, onder 28.4, onder f, of 28.4, onder g, van het besluit, in gevallen waarin sprake is van het storten van afvalstoffen, verstrekt de aanvrager in of bij de aanvraag tevens gegevens en bescheiden met betrekking tot: o a. de kwaliteit van de bodem op de plaats waar de inrichting zal zijn of is gelegen; o b. de bodemkundige gesteldheid en geohydrologische omstandigheden op de plaats waar de inrichting zal zijn of is gelegen, waaronder ten minste gegevens met betrekking tot: 1°. voor zover van toepassing de gemiddelde grondwaterstand, vastgesteld door metingen volgens de door het Nederlands Normalisatie Instituut uitgeven norm NEN 5766, uitgave 1990, welke metingen tenminste tweemaal per maand op de 14e en 28e van die maand, gedurende een periode van tenminste een jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag zijn verricht; 2°. de grondwaterstroming; 3°. de doorlatendheid, dikte, samenstelling en zetting van de bodemlagen; o c. de vormen van belasting van het milieu alsmede de aard, de omvang en de duur daarvan die de inrichting naar verwachting kan veroorzaken na de beëindiging van de werking van de inrichting of de sluiting daarvan; o d. de wijze waarop na beëindiging van het op of in de bodem brengen van de afvalstoffen het milieuhygiënische beheer van die stoffen en van de milieubeschermende voorzieningen is geregeld; o e. een exploitatie-, toezicht- en controleplan dat ten minste de gegevens, bedoeld in de onderdelen a, b, c, d en h van artikel 4.1, alsmede de gegevens, bedoeld in de onderdelen a tot en met h van artikel 4.7, bevat.
x
2. In of bij een aanvraag die betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in het eerste lid, toont de aanvrager aan dat financiële zekerheid is of wordt gesteld, voor het nakomen van de voorschriften met betrekking tot: o a. de bovenafdichting van een stortplaats, niet zijnde een stortplaats waar uitsluitend baggerspecie wordt gestort;
o
b. het zo nodig aanbrengen van een geohydrologisch isolatiesysteem, of het zo nodig aanbrengen van een afdeklaag op een stortplaats, zijnde een stortplaats waar uitsluitend baggerspecie wordt gestort.
x
3. Indien een gemeente-, een provincie- of een waterschapsbestuur, dan wel het Rijk, vergunninghouder zal zijn, kan in afwijking van het tweede lid in plaats van het stellen van financiële zekerheid een daaraan gelijkwaardige voorziening zijn of worden getroffen.
x
4. Indien de aanvraag betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in het eerste lid in gevallen waarin sprake is van het storten van afvalstoffen in de diepe ondergrond, gaat zij tevens vergezeld van een rapport, inhoudende een veiligheidsbeoordeling die voldoet aan onderdeel 2.5 van de bijlage bij de beschikking nr. 2003/33/EG van de Raad van de Europese Unie van 19 december 2002 tot vaststelling van criteria en procedures voor het aanvaarden van afvalstoffen op stortplaatsen overeenkomstig artikel 16 en bijlage II van richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen (PbEG L11).
x
5. Indien de aanvraag betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in het eerste lid en er sprake is van het opslaan of storten van metallisch kwik, voldoet deze tevens aan artikel 4, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1102/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 inzake het verbod op de uitvoer van metallisch kwik en andere kwikverbindingen en -mengsels en de veilige opslag van metallisch kwik (PbEU L 304/75).
x
6. Een wijziging van de bijlage, bedoeld in het vierde lid, gaat voor de toepassing van dat lid gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
Artikel 4.10. Afvalvoorziening
x
1. Indien de aanvraag betrekking heeft op een afvalvoorziening, gaat de aanvraag vergezeld van een door degene die de afvalvoorziening drijft, opgesteld winningsafvalbeheersplan als bedoeld in artikel 3 van het Besluit beheer winingsafvalstoffen.
x
2. In of bij een aanvraag die betrekking heeft op een afvalvoorziening, toont de aanvrager aan dat: o a. de afvalvoorziening geschikt gelegen is, in het bijzonder gelet op verplichtingen ten aanzien van beschermde gebieden en geologische, hydrologische en hydrogeologische, seismische en geotechnische factoren; o b. de afvalvoorziening zo is ontworpen dat voldaan wordt aan de noodzakelijke voorwaarden om: 1°. verontreiniging van de bodem, de lucht, het grondwater of een oppervlaktewaterlichaam, rekening houdende met in het bijzonder richtlijn 2006/11/EG, het Lozingenbesluit bodembescherming en de kaderrichtlijn water, te voorkomen, 2°. te verzekeren dat verontreinigd water en percolaat op doelmatige wijze kunnen worden verzameld, en
o
o
o
o
o
3°. erosie door water of wind wordt tegengegaan voor zover dat technisch mogelijk en economisch haalbaar is; c. de afvalvoorziening passend is gebouwd, wordt beheerd en onderhouden teneinde: 1°. haar fysische stabiliteit te verzekeren, 2°. verontreiniging of besmetting van de bodem, de lucht, een oppervlaktewaterlichaam of het grondwater te voorkomen, en 3°. schade aan het landschap zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. d. passende plannen en regelingen zijn getroffen voor: 1°. een periodieke monitoring en inspectie van de afvalvoorziening door binnen de inrichting werkzame personen, die beschikken over de voor die werkzaamheden benodigde vakbekwaamheid; 2°. het treffen van maatregelen indien de resultaten van die monitoring en de inspectie wijzen op instabiliteit of verontreiniging van het water of de bodem; e. passende regelingen zijn getroffen voor: 1°. de rehabilitatie en de sluiting van de afvalvoorziening; 2°. de fase na de sluiting van de afvalvoorziening; f. in het ontwerp en bij de bouw van die afvalvoorziening rekening is gehouden met de noodzakelijke voorwaarden om een zwaar ongeval als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 te voorkomen en de nadelige gevolgen van een dergelijk ongeval voor de gezondheid van de mens of het milieu zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, met inbegrip van de grensoverschrijdende gevolgen; g. financiële zekerheid is of wordt gesteld, voor het nakomen van de voorschriften die ingevolge het Besluit beheer winningsafvalstoffen aan de vergunning worden verbonden, alsmede voor het nakomen van paragraaf 8.2 van de Wet milieubeheer, en dat het bedrag waarvoor de zekerheid in stand wordt gehouden is berekend overeenkomstig beschikking nr. 2009/335/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 april 2009 inzake technische richtsnoeren voor het stellen van de financiële zekerheid overeenkomstig Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën (PbEU L 101).
Artikel 4.11. Verbranden van afvalstoffen
x
1. Indien de aanvraag betrekking heeft op een inrichting waarop het Besluit verbranden afvalstoffen van toepassing is, vermeldt of verstrekt de aanvrager in of bij de aanvraag tevens: o a. de maatregelen of voorzieningen ten behoeve van terugwinning van de als gevolg van thermische behandeling van afvalstoffen opgewekte warmte; o b. de gegevens, bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, onder a, per categorie van stoffen, preparaten of andere producten, genoemd in de bijlage bij beschikking nr. 2000/532/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 3 mei 2000 houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, onder a), van richtlijn 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende afvalstoffen en beschikking 94/904/EG van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van richtlijn
91/689/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PbEG L 226/3); o c. een nadere omschrijving van de slechtst denkbare bedrijfsomstandigheden als bedoeld in artikel 11, derde lid, van richtlijn nr. 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval (PbEG L 332). x
2. Voor de toepassing van het eerste lid gaat een wijziging van: o a. de bijlage, bedoeld in het eerste lid, onder b, gelden met ingang van de dag waarop aan die wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld; o b. de richtlijn, bedoeld in het eerste lid, onder c, gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.
Artikel 4.12. Vuurwerk
x
1. Indien de aanvraag betrekking heeft op een inrichting waar ten hoogste 10.000 kilogram consumentenvuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit wordt opgeslagen, vermeldt de aanvrager in of bij de aanvraag tevens de maximale hoeveelheid consumentenvuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit die in de inrichting wordt opgeslagen.
x
2. Indien de aanvraag betrekking heeft op een inrichting die behoort tot een categorie die is genoemd in bijlage I, onder 3.5, van het Besluit omgevingsrecht, verstrekt de aanvrager in of bij de aanvraag: o a. de maximale hoeveelheden stoffen en voorwerpen behorend tot transportgevarenklasse 1 als bedoeld in bijlage 1 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen, onderscheiden naar gevarensubklasse en compatibiliteitsgroep, die in de inrichting worden opgeslagen; o b. de maximale hoeveelheid consumenten- en professioneel vuurwerk dan wel pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de zin van het Vuurwerkbesluit die in de inrichting wordt opgeslagen; o c. de namen van degenen door wie of onder voortdurend toezicht van wie handelingen met professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik worden verricht, voor zover de aanvraag betrekking heeft op het bewerken van professioneel vuurwerk onderscheidenlijk pyrotechnische artikelen voor theatergebruik; o d. gegevens over de vakbekwaamheid van de in de inrichting werkzame personen, voor zover de aanvraag betrekking heeft op het bewerken van professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik.
Artikel 4.13. BRZO
x
1. Indien de aanvraag betrekking heeft op een inrichting waarop paragraaf 3 van het Besluit risico's zware ongevallen 1999 van toepassing is, gaat zij vergezeld van die onderdelen van het veiligheidsrapport, bedoeld in artikel 10 van dat besluit, die betrekking hebben op de risico's voor personen buiten de inrichting en voor het milieu.
x
2. In een geval als bedoeld in het eerste lid vermeldt de aanvrager in of bij de aanvraag, per stof, genoemd in bijlage I, deel 1, bij dat besluit en per categorie van
stoffen en preparaten, genoemd in bijlage I, deel 2, bij dat besluit, de maximale hoeveelheid waarvoor vergunning wordt gevraagd. x
3. Indien de aanvraag betrekking heeft op een inrichting waarop paragraaf 2 en niet tevens paragraaf 3 van het Besluit risico's zware ongevallen 1999 van toepassing is, verstrekt de aanvrager in of bij de aanvraag, de volgende gegevens: o a. de naam en de functie van de met de feitelijke leiding van de inrichting belaste persoon, indien deze een ander is dan degene die de inrichting drijft; o b. de aard van de in de inrichting aanwezige gevaarlijke stoffen; o c. per stof, genoemd in bijlage I, deel 1, bij dat besluit, en per categorie van stoffen en preparaten, genoemd in bijlage I, deel 2, bij dat besluit: 1°. de maximale hoeveelheid waarvoor vergunning wordt gevraagd; 2°. de hoeveelheid die bij een normale bedrijfsvoering in de inrichting aanwezig is; 3°. de fysische vorm van de betrokken gevaarlijke stof of stoffen; o d. met het oog op de vaststelling van domino-effecten, voor gevaarlijke stoffen behorend tot de categorie ontplofbaar, ontvlambaar, licht ontvlambaar of zeer licht ontvlambaar, bedoeld in bijlage I, deel 2, bij dat besluit: 1°. een aanduiding van het grootste insluitsysteem; 2°. de maximale hoeveelheid van de betrokken gevaarlijke stof die daarin aanwezig kan zijn; 3°. een aanduiding van de betrokken gevaarlijke stof alsmede een aanduiding van de categorie waartoe die stof behoort; 4°. de plaats van het insluitsysteem in de inrichting; 5°. de druk en de temperatuur van de betrokken stoffen en preparaten in het insluitsysteem; o e. de activiteiten die in de inrichting worden uitgeoefend; o f. de met de onmiddellijke omgeving van de inrichting samenhangende omstandigheden die een zwaar ongeval kunnen veroorzaken of de gevolgen daarvan ernstiger kunnen maken.
Artikel 4.14. Stookinstallaties
Indien de aanvraag betrekking heeft op een inrichting waarop artikel 10c van het Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A van toepassing is, verstrekt de aanvrager in of bij de aanvraag tevens de volgende gegevens en bescheiden: x x
a. de resultaten van het onderzoek naar de technische en economische haalbaarheid van warmtekrachtkoppeling; b. indien van toepassing, de maatregelen of voorzieningen ten behoeve van warmtekrachtkoppeling.
Artikel 4.15. Indirecte lozingen
In of bij een aanvraag om een vergunning met betrekking tot het oprichten of het in werking hebben van een inrichting, van waaruit afvalwater of andere afvalstoffen in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater worden gebracht, verstrekt de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden: x
a. een karakterisering naar aard, samenstelling, eigenschappen, hoeveelheid en herkomst van de afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, die in de
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
voorziening wordt gebracht, waarbij in ieder geval wordt vermeld of het afvalwater continu dan wel discontinu in de voorziening wordt gebracht, met welke regelmaat dit plaatsvindt, de wijze waarop dit plaatsvindt en de activiteiten waaruit het afvalwater afkomstig is; b. een beschrijving van de technische gegevens van het rioolstelsel en een aanduiding van de plaats waar het afvalwater of andere afvalstoffen in de voorziening worden gebracht, met toelichtende tekeningen, die in ieder geval bestaan uit een rioleringstekening; c. een processchema van de opzet en een beschrijving van de capaciteit van elke installatie waardoor of waarin processen plaatsvinden die leiden of kunnen leiden tot het in een oppervlaktewaterlichaam brengen van afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, waarbij wordt aangegeven welke afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen waar en in welke mate vrijkomen; d. een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om te voorkomen of te beperken dat afvalwater of andere afvalstoffen in de voorziening worden gebracht, met toelichtende tekening; e. de voorzieningen en de maatregelen die zijn voorzien om extra lozingen ten gevolge van storingen, ongewone voorvallen, proefdraaien, in gebruik stellen, buiten bedrijf nemen, schoonmaak- of herstelwerkzaamheden te voorkomen of te beperken; f. een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen bij definitieve stopzetting van de activiteiten, om te voorkomen of te beperken dat afvalwater of andere afvalstoffen in de voorziening worden gebracht; g. een beschrijving van de aard en omvang van de gevolgen voor de doelmatige werking van het zuiveringstechnisch werk dat het afvalwater of de andere afvalstoffen ontvangt. Indien de inrichting of het mijnbouwwerk over een eigen afvalwaterzuivering beschikt, wordt in of bij de aanvraag tevens het gehalte BZV/Ntotaal in het effluent van deze afvalwaterzuivering aangegeven; h. een beschrijving van de aard en omvang van de belasting van de kwaliteit van het oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van het lozen van het afvalwater of andere afvalstoffen, daaronder begrepen een overzicht van de belangrijke nadelige effecten op het watermilieu; i. een beschrijving van de wijze waarop de lozing wordt vastgesteld en geregistreerd en de wijze waarop over de lozing wordt gerapporteerd; j. een opgave van de voor de aanvrager redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen met betrekking tot de lozing die voor de beslissing op de aanvraag van belang kunnen zijn; k. een niet-technische samenvatting van de in dit artikel bedoelde gegevens.
Artikel 4.16. Registratie externe veiligheid
x
1. Indien de aanvraag betrekking heeft op het oprichten of het in werking hebben van een inrichting als bedoeld in artikel 3, onderdelen b, e, f, g en h, of artikel 4, onder b, e en f, van het Registratiebesluit externe veiligheid vermeldt de aanvrager in of bij de aanvraag de volgende gegevens: -5 -6 o a. de ligging van zowel de 10 per jaar contour als de 10 per jaar contour van het plaatsgebonden risico en, indien beschikbaar, de 10-8 per jaar contour van het plaatsgebonden risico, dan wel de afstanden die overeenkomen met deze waarden voor het plaatsgebonden risico indien deze afstanden door Onze Minister zijn voorgeschreven; o b. de grootte van het groepsrisico, uitgedrukt in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de
cumulatieve kansen per jaar op ten minste dat aantal slachtoffers, dan wel voor inrichtingen waarvoor geen veiligheidsrapport verplicht is gesteld op grond van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999, indien bekend de op grond van de oriënterende waarde voor het groepsrisico gemiddeld toelaatbare dichtheid van personen binnen het invloedsgebied rond de inrichting. x
2. Voor inrichtingen waarop het Besluit LPG-tankstations milieubeheer of het Vuurwerkbesluit van toepassing zijn, blijft het eerste lid buiten toepassing.
x
3. Bij de berekening van de in de onderdelen a en b van het eerste lid bedoelde gegevens wordt uitgegaan van de in de aanvraag genoemde maximale hoeveelheid gevaarlijke stof.
§ 4.2. Veranderen van een inrichting of de werking daarvan en de revisievergunning Artikel 4.17. Algemene vereisten x
1. In of bij de aanvraag om een vergunning voor het veranderen van een inrichting of van de werking daarvan, vermeldt de aanvrager: o a. de beoogde verandering van de inrichting of van de werking daarvan; o b. op welke gegevens en bescheiden die eerder zijn verstrekt in het kader van de aanvraag van de vergunning of vergunningen krachtens welke de inrichting is opgericht dan wel in werking is, de verandering van invloed is, met een aanduiding van de door de verandering veroorzaakte wijzigingen daarvan.
x
2. De artikelen 4.1 tot en met 4.15 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4.18. Veranderingen in combinatie met BRZO 1999 x
1. Indien de aanvraag betrekking heeft op het veranderen van een inrichting of van de werking daarvan en indien sprake is van een inrichting waarop paragraaf 3 van het Besluit risico's zware ongevallen 1999 van toepassing is, verstrekt de aanvrager in of bij de aanvraag tevens de volgende gegevens en bescheiden: o a. een rapport als bedoeld in artikel 4.13, eerste lid, indien het Besluit risico's zware ongevallen 1999 voor de eerste maal van toepassing wordt ten gevolge van het veranderen van de inrichting of het veranderen van de werking ervan, of o b. een herzien rapport als bedoeld in artikel 4.13, eerste lid.
x
2. Op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid is artikel 4.13, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
x
3. Indien de aanvraag betrekking heeft op het veranderen van een inrichting of van de werking daarvan en indien sprake is van een inrichting waarop paragraaf 2 en niet tevens paragraaf 3 van het Besluit risico's zware ongevallen 1999 van toepassing is, verstrekt de aanvrager in of bij de aanvraag tevens de volgende gegevens en bescheiden: o a. de gegevens, bedoeld in artikel 4.13, derde lid, indien het Besluit risico's zware ongevallen 1999 voor de eerste maal van toepassing wordt ten gevolge van het veranderen van de inrichting of van de werking daarvan, of
o
b. herziene gegevens als bedoeld in artikel 4.13, derde lid
Artikel 4.19. Registratie externe veiligheid x
1. Indien de aanvraag betrekking heeft op het veranderen van een inrichting of van de werking daarvan, vermeldt de aanvrager in of bij de aanvraag, onverminderd hetgeen is bepaald in enig ander artikel van dit hoofdstuk, de gegevens, bedoeld in artikel 4.16, indien de aanvraag ten gevolge van het veranderen van de inrichting of het veranderen van de werking ervan, voor de eerste maal betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 3, onderdelen b, e, f, g en h, of artikel 4, onderdelen b, e en f, van het Registratiebesluit externe veiligheid.
x
2. Indien de aanvraag betrekking heeft op het veranderen van een inrichting of van de werking daarvan, vermeldt de aanvrager in of bij de aanvraag de herziene gegevens, bedoeld in artikel 4.16.
Artikel 4.20. Revisievergunning
Met betrekking tot een aanvraag als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, van de wet, zijn de artikelen 4.1 tot en met 4.17 van overeenkomstige toepassing. § 4.3. Verandering van de inrichting of de werking daarvan, die niet tot andere of grotere nadelige gevolgen leidt en die niet tot een andere inrichting leidt Artikel 4.21. Beperkte verandering inrichting
Bij een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de wet, vermeldt de vergunninghouder: x x x
x x
a. de vergunning of vergunningen krachtens welke de inrichting is opgericht dan wel in werking is; b. de beoogde verandering van de inrichting of van de werking daarvan; c. gegevens waaruit blijkt van welke onderdelen en in welke mate van de onder a bedoelde vergunning of vergunningen en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften wordt afgeweken; d. het tijdstip waarop beoogd wordt de voorgenomen verandering te verwezenlijken; e. gegevens waaruit blijkt dat: o 1°. de beoogde verandering van de inrichting of van de werking daarvan niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende vergunning is toegestaan; o 2°. geen verplichting bestaat tot het maken van een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer; o 3°. het veranderen niet leidt tot een andere inrichting dan waarvoor eerder een vergunning is verleend.
§ 4.4. Indieningsvereisten met betrekking tot een mijnbouwwerk Artikel 4.22. Mijnbouwwerken x
1. De artikelen 4.1 tot en met 4.20 van deze regeling zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvraag om een vergunning met betrekking tot het oprichten of in
werking hebben van een mijnbouwwerk of tot het veranderen van een mijnbouwwerk of van de werking daarvan. x
2. Indien bij een aanvraag om een vergunning als bedoeld in het eerste lid, een plaats, traject of gebied moet worden vermeld, wordt dit uitgedrukt in: o a. het coördinatenstelsel van de Rijksdriehoeksmeting, indien de plaats, het traject of het gebied zich aan de landzijde van de in de bijlage bij de Mijnbouwwet vastgelegde lijn bevindt, en o b. geografische coördinaten, berekend volgens het stelsel van de Europese vereffening, indien de plaats, het traject of het gebied zich aan de zeezijde van de in de bijlage bij de Mijnbouwwet vastgelegde lijn bevindt.
x
3. Van een gebied wordt het oppervlak vermeld, uitgedrukt in km2.
x
4. Een plaats of een traject wordt, onder vermelding van de coördinaten daarvan, aangegeven op een kaart.
x
5. De ligging van een gebied wordt, onder vermelding van de coördinaten van de hoekpunten daarvan, aangegeven op een kaart.
x
6. De kaarten, bedoeld in het derde en vierde lid, zijn getekend op een schaal van 1:50.000.
x Hoofdstuk 5. Indieningsvereisten vanwege activiteiten met betrekking tot een beschermd monument § 5.1. Gegevens en bescheiden over activiteiten met betrekking tot een beschermd monument Artikel 5.1. Slopen beschermd monument
In of bij de aanvraag om een vergunning voor het slopen van een beschermd monument verstrekt de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden: x x x x x x
a. het monumentnummer en, voor zover daarvan sprake is, de naam van het monument; b. cultuurhistorische rapporten, daaronder begrepen rapporten inzake architectuurhistorie, bouwhistorie, interieurhistorie of tuinhistorie; c. overzichts- en detailfoto’s die een duidelijke indruk geven van het monument in relatie tot de voorgenomen sloop; d. opnametekeningen van de bestaande toestand en slooptekeningen; e. de sloopmethode; f. de aard en hoeveelheid vrijkomend materiaal.
Artikel 5.2. Verstoren beschermd monument
In of bij de aanvraag om een vergunning voor het verstoren van een beschermd monument verstrekt de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden:
x x x
x x
x
a. het monumentnummer en, voor zover daarvan sprake is, de toponiem of plaatselijke aanduiding van het monument; b. het huidige gebruik van het monument en het gebruik van het monument na voltooiing van de voorgenomen verstoring; c. een omschrijving van de activiteit, met per afzonderlijke ingreep een vermelding van: o 1°. de plaats en de omvang; o 2°. de diepte, uitgedrukt in centimeters ten opzichte van het maaiveld; d. een gemotiveerde opgave of de verstoring is afgestemd op kwaliteitseisen of uitvoeringsvoorschriften die op het monument van toepassing zijn; e. ingeval de verstoring gepaard gaat met het uitvoeren van een werk of werkzaamheid of de aanleg van een weg, niet zijnde een aanlegactiviteit als bedoeld in de artikelen 3.1 of 7.1, definitief bestek en bestektekeningen; f. een topografische kaart of GBKN-kaart met per ingreep de exacte plaats en omvang, onder vermelding van de schaal, met een maximum van 1:5000, en voorzien van noordpijl en minimaal twee RD-coördinatenparen.
Artikel 5.3. Verplaatsen beschermd monument
In of bij de aanvraag om een vergunning voor het verplaatsen van een beschermd monument verstrekt de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden: x x x x x x
x
x
x x
a. het monumentnummer en, voor zover daarvan sprake is, de naam van het monument; b. het huidige gebruik van het monument en het gebruik van het monument na voltooiing van de voorgenomen verplaatsing; c. een gemotiveerde opgave of de verplaatsing is afgestemd op kwaliteitseisen of uitvoeringsvoorschriften die op het monument van toepassing zijn; d. cultuurhistorische rapporten, daaronder begrepen rapporten inzake architectuurhistorie, bouwhistorie, interieurhistorie, kleurhistorie en tuinhistorie; e. technische rapporten, daaronder begrepen rapporten inzake constructieve en preventieve aspecten; f. een bestek of werkomschrijving van de wijze van verplaatsen en indien van toepassing van de toe te passen constructies, materialen, afwerkingen en kleuren alsmede van de wijze van verwerking daarvan; g. de volgende foto’s die een duidelijke indruk geven van het monument in relatie tot de voorgenomen verplaatsing: o 1°. overzichtsfoto’s van de bestaande situatie; o 2°. overzichtsfoto’s van de nieuwe locatie; o 3°. detailfoto’s van de bestaande toestand; h. de volgende tekeningen: o 1°. opnametekeningen van de bestaande toestand; o 2°. plantekeningen van de nieuwe toestand; o 3°. aanvullende tekeningen van de bestaande en de nieuwe toestand, waaronder begrepen detailtekeningen en doorsnedetekeningen; i. ingeval van een molen een rapport inzake de molenbiotoop van de bestaande en van de nieuwe situatie; j. voor zover daarvan sprake is, een opgave bij welke instantie voor de voorgenomen verplaatsing een aanvraag om subsidie of een financiële bijdrage is of zal worden gedaan.
Artikel 5.4. Wijzigen beschermd monument door bouwactiviteit
In of bij de aanvraag om een vergunning voor een wijziging van een beschermd monument, zijnde tevens een bouwactiviteit, verstrekt de aanvrager, naast de in hoofdstuk 2 genoemde gegevens en bescheiden: x x x x x x x x x
x
a. het monumentnummer en, voor zover daarvan sprake is, de naam van het monument; b. het huidige gebruik van het monument en het gebruik van het monument na voltooiing van de voorgenomen wijziging; c. een gemotiveerde opgave of de wijziging is afgestemd op kwaliteitseisen of uitvoeringsvoorschriften die op het monument van toepassing zijn; d. cultuurhistorische rapporten, daaronder begrepen rapporten inzake architectuurhistorie, bouwhistorie, interieurhistorie, kleurhistorie of tuinhistorie; e. bouwtechnische rapporten, daaronder begrepen rapporten inzake bouwfysische, constructieve, materiaaltechnische of preventieve aspecten; f. een beschrijving van de technische staat van het monument; g. een bestek of werkomschrijving per onderdeel van de toe te passen constructies, materialen, afwerkingen en kleuren alsmede van de wijze van verwerking daarvan; h. overzichts- en detailfoto’s die een duidelijke indruk geven van het onderdeel van het monument waar de voorgenomen wijziging zal plaatsvinden; i. de volgende tekeningen: o 1°. opnametekeningen van de bestaande toestand en gebrekentekeningen; o 2°. plantekeningen van de nieuwe toestand en van de voorgenomen werkzaamheden, voor zover van toepassing daaronder begrepen de te vervangen of te veranderen onderdelen en de te verhelpen gebreken; o 3°. aanvullende tekeningen van bestaande en nieuwe toestand, waaronder begrepen detailtekeningen en doorsnedetekeningen; j. voor zover daarvan sprake is, een opgave bij welke instantie voor de voorgenomen wijziging een aanvraag om subsidie of een financiële bijdrage is of zal worden gedaan.
Artikel 5.5. Wijzigen beschermd monument door aanlegactiviteit
In of bij de aanvraag om een vergunning voor een wijziging van een beschermd monument, zijnde tevens een aanlegactiviteit als bedoeld in de artikelen 3.1 of 7.1, verstrekt de aanvrager, naast de in die artikelen genoemde gegevens en bescheiden: x x x x
x
a. het monumentnummer en, voor zover daarvan sprake is, de naam van het monument; b. een tuinhistorisch rapport of een beheerplan; c. overzichts- en detailfoto’s die een duidelijke indruk geven van het monument in relatie tot de voorgenomen wijziging; d. de volgende tekeningen: o 1°. opnametekeningen van de bestaande toestand; o 2°. plantekeningen van de nieuwe toestand; e. voor zover daarvan sprake is, een opgave bij welke instantie voor de voorgenomen wijziging een aanvraag om subsidie of een financiële bijdrage is of zal worden gedaan.
Artikel 5.6. Overige wijzigingen beschermd monument of herstellen beschermd monument waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht
In of bij de aanvraag om een vergunning voor het wijzigen van een beschermd monument, anders dan door een activiteit als bedoeld in de artikelen 5.1 tot en met 5.5, of voor het herstellen van een beschermd monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht, verstrekt de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden: x x x x x x x x x
x
x
a. het monumentnummer en, voor zover daarvan sprake is, de naam van het monument; b. het huidige gebruik van het monument en het gebruik van het monument na voltooiing van de voorgenomen wijziging of het voorgenomen herstel; c. een gemotiveerde opgave of de wijziging of het herstel is afgestemd op kwaliteitseisen of uitvoeringsvoorschriften die op het monument van toepassing zijn; d. cultuurhistorische rapporten, daaronder begrepen rapporten inzake architectuurhistorie, bouwhistorie, interieurhistorie, kleurhistorie en tuinhistorie; e. technische rapporten, daaronder begrepen rapporten inzake bouwfysische, materiaaltechnische en preventieve aspecten; f. in geval van een tuin- of parkaanleg, een beheerplan; g. een beschrijving van de technische staat van het monument; h. een bestek of werkomschrijving; i. overzichts- en detailfoto’s die een duidelijke indruk geven van het onderdeel van het monument waar de voorgenomen wijziging of het voorgenomen herstel zal plaatsvinden; j. de volgende tekeningen: o 1°. opnametekeningen van de bestaande toestand en gebrekentekeningen; o 2°. plantekeningen van de nieuwe toestand en van de voorgenomen werkzaamheden; o 3°. aanvullende tekeningen van de bestaande en nieuwe toestand, waaronder begrepen detailtekeningen en doorsnedetekeningen; k. voor zover daarvan sprake is, een opgave bij welke instantie voor de voorgenomen wijziging of het voorgenomen herstel een aanvraag om subsidie of een financiële bijdrage is of zal worden gedaan.
Artikel 5.7. Gebruiken of laten gebruiken beschermd monument waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht
In of bij de aanvraag om een vergunning voor het gebruiken of laten gebruiken van een beschermd monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht, verstrekt de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden: x x x x
a. het monumentnummer en, voor zover daarvan sprake is, de naam van het monument; b. het huidige gebruik en indien daarvan afwijkend het voorgenomen gebruik van het monument; c. een motivering van het gebruik of indien daarvan afwijkend het voorgenomen gebruik; d. een opgave van de effecten van het gebruik of indien daarvan afwijkend het voorgenomen gebruik voor het monument.
§ 5.2. Vereisten aan tekeningen Artikel 5.8
x
1. Voor de tekeningen bij de aanvraag om een vergunning voor een activiteit met betrekking tot een beschermd monument is de maximaal toe te passen schaal: o a. situatietekeningen: 1:1000; o b. geveltekeningen: 1°. algemeen: 1:100; 2°. bij ingrijpende wijzigingen: 1:20 of 1:50; o c. plattegronden, doorsneden en dakaanzichten: 1:100; o d. detailtekeningen 1:2 of 1:5.
x
2. Uit de situatietekening blijkt de oriëntatie van het monument op het perceel en ten opzichte van omliggende bebouwing en wegen (noordpijl).
x
3. Plattegronden en doorsneden bevatten de volgende historische gegevens: o a. balklagen: 1°. gestippeld aangegeven in plattegronden van ruimten onder de balklagen; 2°. getekend aangegeven in doorsneden met aanduiding van de afmetingen; o b. geornamenteerde (stuc)plafonds, gestippeld aangegeven in plattegronden van de desbetreffende ruimten; o c. houtafmeting, balklagen en kapconstructie, aangegeven in doorsnedetekeningen van de bestaande toestand; o d. bijzondere ruimten of bouwdelen, direct of indirect betrokken bij de activiteit, aangegeven in plattegronden.
x Hoofdstuk 6. Indieningsvereisten vanwege sloopactiviteiten Artikel 6.1. Slopen in geval van een planologisch verbod In of bij de aanvraag om een vergunning voor het slopen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g, van de wet, maakt de aanvrager aannemelijk dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd. Artikel 6.2. Slopen in een beschermd stads- of dorpsgezicht x
1. In of bij de aanvraag om een vergunning voor het slopen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder h, van de wet maakt de aanvrager aannemelijk dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.
x
2. Indien dat met toepassing van artikel 41 van de Monumentenwet 1988 is verplicht door het bevoegd gezag verstrekt de aanvrager in of bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, een rapport waarin de archeologische waarde van de bodem onder het te slopen bouwwerk in voldoende mate is vastgesteld.
x Hoofdstuk 6a. Indieningsvereisten vanwege aangewezen activiteiten Artikel 6.3
In of bij de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de wet, worden tevens de gegevens overgelegd, , bedoeld in artikel 1.10, derde lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen, alsmede in de gevallen, bedoeld in artikelen 1.11, vijfde lid, en 1.16 van dat besluit, de in de betrokken bepalingen bedoelde gegevens.
x Hoofdstuk 7. Indieningsvereisten vanwege activiteiten krachtens een provinciale of gemeentelijke verordening § 7.1. Gegevens en bescheiden over activiteiten als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van de wet Artikel 7.1. Activiteit met betrekking tot een monument, slopen in een aangewezen stads- of dorpsgezicht en aanlegactiviteit
Met betrekking tot de aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder b, c of d, van de wet zijn respectievelijk hoofdstuk 5, artikel 6.2 en artikel 3.1 van overeenkomstige toepassing. Artikel 7.2 [Vervallen per 01-04-2012] Artikel 7.3. Uitweg
In of bij de aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder e, van de wet, verstrekt de aanvrager gegevens met betrekking tot; x x x x
a. de locatie van de uitweg aan het voor-, zij- dan wel achtererf; b. de afmeting van de nieuwe uitweg, dan wel van de te veranderen bestaande uitweg en de beoogde verandering daarvan; c. de te gebruiken materialen; d. de aanwezigheid van obstakels die in de weg staan voor het aanleggen of voor het gebruik van de uitweg, zoals bomen, lantaarnpalen en nutsvoorzieningen.
Artikel 7.4. Alarminstallatie
In of bij de aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder f, van de wet, verstrekt de aanvrager gegevens over: x x
a. de aard en de werking van de signalering; b. twee waarschuwingsadressen, inclusief telefoonnummers en namen van contactpersonen.
Artikel 7.5. Vellen van houtopstand x
1. In of bij de aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder g, van de wet, identificeert de aanvrager op de aanduiding, bedoeld in artikel 1.3, tweede lid, iedere houtopstand waarop de aanvraag betrekking heeft met een nummer.
x
2. In of bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, vermeldt de aanvrager per genummerde houtopstand: o a. de soort houtopstand;
o o o
b. de locatie van de houtopstand op het voor-, zij- dan wel achtererf; c. de diameter in centimeters, gemeten op 1,30 meter vanaf het maaiveld; d. de mogelijkheid tot herbeplanten, alsmede het eventuele voornemen om op een daarbij te vermelden locatie tot herbeplanten van een daarbij te vermelden aantal soorten over te gaan.
Artikel 7.6. Handelsreclame x
1. In of bij de aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder h en i, van de wet, verstrekt de aanvrager gegevens over: o a. het aantal en de afmetingen van de reclame; o b. de hoogte van de reclame, gemeten vanaf maaiveld tot de onderkant; o c. de te gebruiken materialen, kleuren en verlichting; o d. de tekst van de reclame.
x
2. Indien een ander dan de eigenaar, beperkt zakelijk gerechtigde of gebruiker van de onroerende zaak met diens toestemming handelsreclame maakt of voert, vermeldt de aanvrager in de aanvraag de naam, het adres en de woonplaats van die ander.
Artikel 7.7. Opslaan roerende zaken x
1. In of bij de aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j en k, van de wet, verstrekt de aanvrager gegevens over: o a. de aard van de roerende zaken; o b. de omvang van de opslag van de roerende zaken.
x
2. Indien een ander dan de eigenaar, beperkt zakelijk gerechtigde of gebruiker van de onroerende zaak met diens toestemming roerende zaken opslaat, vermeldt de aanvrager in de aanvraag de naam, het adres en de woonplaats van die ander.
§ 7.2. Gegevens en bescheiden over overige activiteiten Artikel 7.8. Gebieden ter bescherming van grondwater
Indien de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 1.3a, eerste lid, onder a, van de Wet milieubeheer, verstrekt de aanvrager de volgende gegevens: x
x x
x
a. een beschrijving van de activiteit, daaronder begrepen gegevens omtrent constructie, afmetingen en het gebruik van installaties of andere werken alsmede de reden van de activiteit; b. een of meer kaarten op een zodanige schaal dat een duidelijk beeld wordt verkregen van de plaats waar de gedraging zal plaatsvinden; c. een opgave van de hoeveelheid, de aard en de samenstelling van stoffen ten aanzien waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze van belang zijn voor de nadelige gevolgen voor het milieu die de gedraging kan veroorzaken, alsmede van de te verwachten emissies; d. een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om de nadelige gevolgen voor bodem en grondwater tegen te gaan.
Artikel 7.9. Gesloten stortplaats
Indien de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 3.4 van het besluit, verstrekt de aanvrager de volgende gegevens: x x x x x
x
a. het voorgenomen gebruik van de gesloten stortplaats en van het gebied waarin de nazorgvoorzieningen zijn gelegen; b. een kadastrale kaart, waarop het grondgebied van het voorgenomen gebruik als bedoeld onder a is aangegeven; c. de naam en het adres van een ieder die een zakelijk of een persoonlijk recht heeft op het grondgebied, bedoeld onder b; d. een overzicht van de benodigde vergunningen, meldingen en toestemmingen om het voorgenomen gebruik te kunnen realiseren; e. de maatregelen die worden getroffen om: o 1°. de bereikbaarheid van de nazorgvoorzieningen te garanderen; o 2°. aantasting van de nazorgvoorzieningen te voorkomen; o 3°. anderszins de uitvoering van de nazorg niet te belemmeren; f. de wijze van evaluatie van en rapportage over de uitvoering van de onder e bedoelde maatregelen.
x Hoofdstuk 8. Indieningsvereisten met betrekking tot de gebieds- en soortenbescherming Artikel 8.1. Gebiedsbescherming x
1. In of bij de aanvraag om een vergunning als bedoeld in hoofdstuk IX van de Natuurbeschermingswet 1998, vermeldt de aanvrager voor welk beschermd natuurmonument de handeling of voor welk Natura 2000-gebied het project of de handeling gevolgen heeft. Als het meerdere natuurmonumenten of gebieden betreft, worden alle vermeld. Daarbij vermeldt de aanvrager wat de precieze afstand van het project of handeling tot het natuurmonument of het gebied is en voegt op kaartbeeld de locatie van het project of handeling in relatie tot het betreffende natuurmonument of gebied bij.
x
2. In of bij de aanvraag om een vergunning als bedoeld in het eerste lid vermeldt de aanvrager naast de omschrijving van de aard en de omvang van het project of handeling tevens: o a. het belang van de aanvrager bij het verlenen van de vergunning; o b. de periode(s) waarbinnen de ecologisch relevante handelingen binnen het project plaatsvinden.
x
3. Bij een aanvraag betreffende een Natura 2000-gebied als bedoeld in het eerste lid, dient de aanvrager naast de gegevens, bedoeld in artikel 1.3 van deze regeling, een toets in indien er een mogelijke verslechtering is, maar zeker geen significante verslechtering. In deze toets worden de gevolgen gekwantificeerd en wordt onderzocht of er een reële kans bestaat dat een project of handeling een negatief gevolg heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen, bedoeld in artikel 10a, tweede lid, van de Natuurbeschermingswet 1998.
x
4. Bij een aanvraag betreffende een Natura 2000-gebied als bedoeld in het eerste lid, dient de aanvrager naast de gegevens, bedoeld in artikel 1.3 van deze regeling, een passende beoordeling in indien er kans is op een significant gevolg, gelet op de
instandhoudingsdoelstellingen, bedoeld in artikel 10a, tweede lid, van de Natuurbeschermingswet 1998. De passende beoordeling bevat de volgende gegevens: o a. een gebiedsbeschrijving waarbij is aangegeven voor welke instandhoudingsdoelstellingen de betreffende gebieden zijn aangewezen; o b. voor welke specifieke instandhoudingsdoelstellingen het project een mogelijk negatief of positief gevolg heeft en voor welke specifieke instandhoudingsdoelstellingen het project geen gevolg heeft; o c. een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van de gevolgen per individuele instandhoudingsdoelstelling met daarbij per kwalificerende soort of habitat een effectenbeschrijving; o d. een beschrijving van de concrete maatregelen die genomen kunnen worden om de negatieve gevolgen te verzachten of te voorkomen (mitigerende maatregelen); o e. of, en zo ja in welke mate de gevolgen van het project op de instandhoudingsdoelstellingen de gevolgen van andere projecten of plannen op diezelfde instandhoudingsdoelstellingen versterken. x
5. Indien uit het vierde lid blijkt dat het project, ondanks mitigerende maatregelen als bedoeld in dat lid, onderdeel d, een mogelijk significante aantasting van een of meerdere instandhoudingsdoelstellingen, bedoeld in artikel 10a, tweede lid, van de Natuurbeschermingswet 1998, oplevert, worden de volgende onderdelen aan de passende beoordeling toegevoegd: o a. een omschrijving van alternatieve oplossingen voor hetgeen beoogd wordt met het project, waarbij voldoende aannemelijk wordt gemaakt waarom het toch beter is dat de door de aanvrager voorgestelde uitvoering wordt gekozen; o b. een omschrijving van een eventuele dwingende reden van groot openbaar belang die met het project gediend wordt; o c. een omschrijving van de compenserende maatregelen die genomen kunnen worden voor de aangetaste natuurlijke kenmerken.
x
6. Ingeval reeds eerder voor hetzelfde project door de aanvrager een passende beoordeling is gemaakt, kunnen de gegevens, bedoeld in het vierde en vijfde lid, achterwege worden gelaten voor zover de passende beoordeling redelijkerwijs geen nieuwe gegevens en inzichten kan opleveren omtrent de significante gevolgen van de activiteit.
Artikel 8.2. Soortenbescherming x
1. In of bij de aanvraag om een vergunning als bedoeld in hoofdstuk V, titel III, afdeling 2a, van de Flora- en faunawet vermeldt de aanvrager: o a. een beschrijving van de handelingen die uitgevoerd zullen worden; o b. het doel en belang van de handelingen die zullen plaatsvinden; o c. voor welke beschermde soorten een omgevingsvergunning wordt aangevraagd, zowel met de Nederlandse naam als de wetenschappelijke naam van de beschermde soorten; o d. voor welke verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet de vergunning wordt aangevraagd.
x
2. In of bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, dient de aanvrager een activiteitenplan in, dat bestaat uit de volgende onderdelen en gegevens:
o
o o o o o o o o o o o
a. een beschrijving van de aard van het gebied waarin de locatie van de handelingen is gelegen, de verspreiding van de beschermde soorten op en nabij die locatie en de functie van het gebied waarin die locatie is gelegen voor die soorten; b. een beschrijving van de manier waarop de aanvrager de handelingen wil uitvoeren; c. de periode waarin de handelingen uitgevoerd zullen worden; d. de planning van de handelingen en de onderbouwing daarvan; e. een beschrijving van een andere bevredigende oplossing en de reden waarom de aanvrager die oplossing niet gebruikt; f. de effecten van de voorgenomen handelingen op de functionaliteit van de voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaats van de beschermde soorten; g. de effecten van de voorgenomen handelingen op de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten; h. een verantwoording van het onderzoek dat naar de effecten van de voorgenomen handelingen is gedaan; i. een verantwoording van het onderzoek, dat naar de verspreiding van de beschermde soorten is gedaan; j. een beschrijving van de eventuele maatregelen om schade aan de beschermde soort te voorkomen (mitigerende maatregelen); k. een beschrijving van de eventuele maatregelen om onvermijdelijke schade aan de beschermde soort te herstellen (compenserende maatregelen); l. een ingetekende topografische kaart met de locatie van de handelingen, de verspreiding van de beschermde soorten en de locatie van de mitigerende of compenserende maatregelen.
x
3. Indien de handeling gevolgen heeft voor vogels, geeft de aanvrager bij de vermelding van artikel 8.2, eerste lid, onderdeel b, een onderbouwing van een door de Vogelrichtlijn erkend belang.
x
4. Indien de handeling gevolgen heeft voor soorten genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn geeft de aanvrager bij de vermelding van artikel 8.2, eerste lid, onderdeel b, een onderbouwing van een door de Habitatrichtlijn erkend belang.
x
5. Indien de handeling gevolgen heeft voor beschermde soorten als bedoeld in bijlage I van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten geeft de aanvrager bij de vermelding vanartikel 8.2, eerste lid, onderdeel b, een onderbouwing van eenin het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten genoemd belang.
x
6. Indien de aanvraag gevolgen heeft voor beschermde soorten als bedoeld in bijlage I van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, en is aangevraagd voor de belangen, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdelen h, i of j, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, onderbouwt de aanvrager in of bij de aanvraag tevens: o a. dat er geen economisch gewin plaatsvindt; o b. dat er sprake is van zorgvuldig handelen.
x Hoofdstuk 9. Bijzondere gevallen van bestuurlijke verplichtingen § 9.1. Gegevensverstrekking aan de inspecteur-generaal VROM
Artikel 9.1. Gegevensverstrekking aan inspectoraat-generaal VROM x
1. Het bevoegd gezag verstrekt de gegevens, bedoeld in het tweede lid, zo spoedig mogelijk na het tijdstip waarop het de beschikking daarover heeft gekregen, aan de inspecteur ten aanzien van inrichtingen of inrichtingen behorende tot een categorie waarvan de inspecteur schriftelijk heeft aangegeven gegevens te willen ontvangen. De inspecteur geeft het tijdstip aan tot wanneer hij de gegevens wil ontvangen.
x
2. Onder gegevens worden verstaan: o a. een afschrift van het milieueffectrapport, bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer, en de gegevens die daarop betrekking hebben; o b. een afschrift van een vergunning en de gegevens die betrekking hebben op het verlenen, wijzigen en intrekken van een vergunning; o c. afschriften van vergunningen als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de wet; o d. afschriften van meldingen als bedoeld in artikel 8.41, eerste lid, van de Wet milieubeheer, met betrekking tot het oprichten of het veranderen van een inrichting of van de werking daarvan; o e. afschriften van besluiten met betrekking tot voorschriftenals bedoeld in artikel 8.42 van de Wet milieubeheer; o f. afschriften van toezichtrapporten; o g. afschriften van correspondentie met de houder van een inrichting over de naleving van het bij of krachtens de wet gestelde; o h. afschriften van gedoogbeschikkingen en ontwerpen daarvan; o i. afschriften van handhavingsbeschikkingen en ontwerpen daarvan.
x
3. In afwijking van het eerste lid kan de inspecteur schriftelijk aangeven dat hij met betrekking tot de daarbij aangegeven inrichtingen of een categorie van inrichtingen slechts een daarbij aangegeven deel van de gegevens, genoemd in het tweede lid, wil ontvangen.
x
4. Eenmaal per kwartaal zendt het bevoegd gezag een overzicht van de bij hem binnengekomen klachten over de inrichtingen, bedoeld in het eerste lid, aan de inspecteur.
§ 9.2. Bepaling beste beschikbare technieken Artikel 9.2 x
1. Het bevoegd gezag, dan wel, in gevallen waarin een vergunning krachtens artikel 6.2 van de Waterwet is aangevraagd, het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen, houdt bij de bepaling van de voor de inrichting of met betrekking tot een lozing in aanmerking komende beste beschikbare technieken rekening met de documenten, vermeld in de tabellen 1 en 2, die zijn opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.
x
2. Met de in tabel 1 van de bijlage vermelde documenten wordt in ieder geval rekening gehouden, voor zover het de daarbij vermelde gpbv-installaties betreft.
x
3. Met de in tabel 2 van de bijlage vermelde documenten wordt rekening gehouden, voor zover deze documenten betrekking hebben op onderdelen van of activiteiten binnen de inrichting.
x Hoofdstuk 10. Kwaliteitseisen § 10.1. Kwaliteitseisen handhaving Artikel 10.1. Begripsomschrijvingen x
1. In deze paragraaf wordt verstaan onder: o bestuursorgaan: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 5.3, tweede lid, van de wet; o bepaalde bij of krachtens de wet: bepaalde bij of krachtens de wet met betrekking tot activiteiten met betrekking tot een inrichting.
x
2. In deze paragraaf wordt, behoudens voor zover wordt gesproken van strafrechtelijke handhaving, onder ‘handhaving’ verstaan: bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de wet of het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde.
Artikel 10.2. Reikwijdte
Deze afdeling is van toepassing op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de wet of de betrokken wetten. Artikel 10.3. Handhavingsbeleid x
1. De analyse van de problemen, bedoeld in artikel 7.2, tweede lid, van het besluit, geeft in ieder geval inzicht in: o a. de gevolgen voor de fysieke leefomgeving van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens de wet of het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde; o b. de kansen dat overtredingen als bedoeld onder a zullen plaatsvinden.
x
2. Tot de onderwerpen met betrekking waartoe de strategie, bedoeld in artikel 7.2, vierde lid, van het besluit, inzicht geeft, behoren voorts: o a. de wijze waarop de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet of het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde wordt bevorderd; o b. de voorlichting aan personen die een inrichting drijven, inzake de voor hen krachtens het bepaalde bij of krachtens de wet of de betrokken wetten geldende voorschriften.
x
3. Tot de in artikel 7.2, vierde lid, onder a, van het besluit bedoelde wijze waarop het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet of het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde, wordt uitgeoefend, behoort in ieder geval: o a. de wijze waarop de controle ter plaatse wordt voorbereid en uitgeoefend; o b. de frequentie waarmee routinematige controlebezoeken worden afgelegd; o c. de wijze waarop zakelijke gegevens en bescheiden worden gecontroleerd; o d. de wijze waarop het toezicht wordt uitgeoefend op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet of het bij of krachtens de betrokken wetten
bepaalde ten aanzien van stoffen, trillingen, en warmte die of geluid dat, direct of indirect vanuit een bron in de lucht, het water of de bodem, worden onderscheidenlijk wordt gebracht; o e. de wijze waarop de controle en verificatie plaatsvinden van de resultaten van de controles die zijn uitgevoerd door personen die een inrichting drijven. x
4. Tot de afspraken, bedoeld in artikel 7.2, vijfde lid, van het besluit, behoren in ieder geval de afspraken die zijn gemaakt over: o a. de uitvoering van artikelen 18.2a, eerste lid, en 18.2b, eerste lid, van de Wet milieubeheer en artikel 95, derde lid, van de Wet bodembescherming; o b. de handhaving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde omtrent handelingen met betrekking tot stoffen, preparaten of andere producten; o c. de uitwisseling van gegevens betreffende de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving.
Artikel 10.4. Uitvoeringsprogramma
Het bestuursorgaan werkt het uitvoeringsprogramma, bedoeld in artikel 7.3, eerste lid, van het besluit, uit in werkplannen voor de betrokken onderdelen van zijn organisatie. Artikel 10.5. Uitvoeringsorganisatie
Ter waarborging van een adequate en objectieve uitvoering van het handhavingsbeleid, bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, van het besluit, draagt het bestuursorgaan er zorg voor dat: x x
x x
a. de personen die zijn belast met werkzaamheden in het kader van de handhaving adequaat zijn opgeleid of zo nodig worden opgeleid op basis van een opleidingsplan; b. voor zover van toepassing, met de personen die het rechtstreeks aangaat of in het voorkomende geval met degene onder wiens verantwoordelijkheid zij werken schriftelijke afspraken worden gemaakt met betrekking tot het ten behoeve van de handhaving gebruik maken van personen die niet onder de organisatie van het bestuursorgaan ressorteren; c. adequate technische, juridische en administratieve voorzieningen beschikbaar zijn; d. instrumenten en apparaten die bij de handhaving worden gebruikt in een goede staat van onderhoud verkeren en deze zonodig worden gekalibreerd.
Artikel 10.6. Monitoring
Tot de in artikel 7.6, tweede lid, van het besluit bedoelde gegevens behoren in ieder geval gegevens betreffende het aantal: x x x x x
a. uitgevoerde controles; b. geconstateerde overtredingen; c. opgelegde bestuurlijke sancties; d. processen-verbaal; e. over mogelijke overtredingen ontvangen klachten.
x Hoofdstuk 11. Slotbepalingen
Artikel 11.1. Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het besluit in werking treedt. Artikel 11.2. Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling omgevingsrecht. x Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. ’s-Gravenhage, 30 maart 2010 De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.C. Huizinga-Heringa
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
BIJLAGENBOEK BEHORENDE BIJ BACHELOR THESIS
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
BIJLAGE 04 Bijlage 01 VAN DE WATERWET (kaart)
M. KOK
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - Waterwet - BWBR0025458
1 van 1
http://wetten.overheid.nl/BWBR0025458/BijlageI/geldigheidsdatum_2...
Waterwet, Bijlage I (Tekst geldend op: 29-05-2012) Bijlage I. Dijkringen en primaire waterkeringen als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid
29-5-2012 19:54
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
BIJLAGENBOEK BEHORENDE BIJ BACHELOR THESIS
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
BIJLAGE 05 AANVRAAGFORMULIER WATERWETVERGUNNING
M. KOK
Aanvraag Watervergunning
2 van 38
Aanvraag
Watervergunning Introductie Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Introductie Inleiding Met dit formulier kunt u een watervergunning of wijziging daarvan aanvragen. Belangrijk! Raadpleeg altijd eerst de gemeente waar uw voorgenomen activiteiten plaatsvinden of de bevoegde instantie en hoor of een vergunning nodig is. Vaak volstaat alleen een melding.
De watervergunning De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. U hebt een watervergunning nodig als u in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering activiteiten wilt ondernemen, of als u grondwater wilt onttrekken of water wilt infiltreren in de bodem.
De aanvraag U dient de aanvraag om een (wijziging van de) watervergunning in bij de gemeente of rechtstreeks bij de bevoegde instantie. De bevoegde instantie beoordeelt of de gevraagde vergunning kan worden verleend.
Bevoegde instantie Dit kan zijn: een waterschap (regionaal watersysteem), Rijkswaterstaat (hoofdwatersysteem), de provincie (grote grondwateronttrekkingen/infiltraties) of de Inspectie Verkeer en Waterstaat (eigen werken RWS) en is afhankelijk van de voorgenomen activiteiten en de locatie. Neem bij twijfel hierover contact op met uw gemeente of de bevoegde instantie (zie de bijlage voor contactgegevens).
Vooroverleg Vooroverleg met de bevoegde instantie maakt de beoordeling van uw aanvraag makkelijker. Neem daarom vroegtijdig contact op met de bevoegde instantie. U hoort waarvoor u precies een watervergunning nodig heeft en welke voorwaarden gelden.
Behandelkosten Provincies of waterschappen kunnen kosten in rekening brengen voor de behandeling van uw aanvraag.
Zo werkt het • • • • • •
Voer bij voorkeur vooroverleg met de bevoegde instantie Vul het formulier in voor zover nodig Voeg de gevraagde bijlagen toe, elk voorzien van een nummer Onderteken het formulier Verstuur de aanvraag inclusief bijlagen in viervoud naar de gemeente of naar de bevoegde instantie Afhankelijk van de procedure ontvangt u binnen acht weken of zes maanden bericht over toewijzing of afwijzing van uw aanvraag en de mogelijkheid om in beroep te gaan. Als de procedure langer duurt, ontvangt u daarover apart bericht.
Digitale aanvraag Naar verwachting kunt u vanaf het midden van 2011 via Omgevingsloket online digitaal een aanvraag indienen. Tot die tijd is alleen dit formulier geldig.
3 van 38
Aanvraag
Watervergunning O1. Algemene gegevens Ministerie van Verkeer en Waterstaat
O1. Algemene gegevens Inleiding Vul dit onderdeel van de aanvraag altijd in. Als bij de vraag een toelichting (i) of een bijlage (!) hoort, dan is dit aangegeven. Toelichtingen (i) staan op een apart toelichtingenblad.
> Vul hier de gegevens in van degene op wiens naam de vergunning moet komen: organisatie/bedrijf of particulier
1
2
> Stuur een machtiging met de aanvraag mee
! Bijlage
> Vul in voor zover mogelijk
3
4
Gegevens van de aanvrager Organisatie/bedrijf:
|
Naam en voorletter(s):
|
Adres:
|
Postcode:
|
Woonplaats:
|
Telefoonnummer:
|
E-mailadres:
|
Gegevens van de contactpersoon of adviseur van de aanvrager Naam en voorletter(s):
|
Functie:
|
Telefoonnummer:
|
E-mailadres:
|
Gegevens van de gemachtigde (dient de aanvraag namens de aanvrager in) Naam en voorletter(s):
|
Adres:
|
Postcode:
|
Woonplaats:
|
Telefoonnummer:
|
E-mailadres:
|
Locatie van de activiteiten Adres:
|
Postcode en plaats:
|
Kadastrale gegevens:
Gemeente:
|
sectie:
|
nummer(s):
|
Gemeente:
|
sectie:
|
nummer(s):
|
4 van 38
Aanvraag
Watervergunning O1. Algemene gegevens Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Overige locatiegegevens:
5
Naam oppervlaktewaterlichaam:
|
X/Y-coördinaten:
|
Kilometrering:
|
Zijde (N/Z/O/W/Li/Re):
|
Periode van de activiteiten 5a Wat is de geplande begin- en einddatum van de voorgenomen activiteiten?
> Ga zo nodig verder op een aparte bijlage
Activiteit:
|
Begindatum: dd/mm/jjjj: | Activiteit:
|
Einddatum: dd/mm/jjjj:
|
Einddatum: dd/mm/jjjj:
|
|
Begindatum: dd/mm/jjjj: | Activiteit:
Einddatum: dd/mm/jjjj:
|
Begindatum: dd/mm/jjjj: |
Geef zo nodig een toelichting
> Geef een korte omschrijving
6
Activiteiten 6a Omschrijf de aard van de activiteiten
6b Omschrijf de reden / het doel van de activiteiten
7
Type aanvraag 7a Gaat het om een nieuwe aanvraag of om een wijziging van een vergunning? Nieuwe aanvraag Aanvraag voor wijziging van een bestaande vergunning, namelijk: Vergunningnummer/kenmerk:
|
Verleend door/bevoegd gezag:
|
Datum:
|
5 van 38
Aanvraag
Watervergunning O1. Algemene gegevens Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Overzicht bijlagen bij blad O1 > Voorzie de bijlage van het juiste nummer
Vraag
Benodigde bijlage
Toelichting
Nummer
4
Situatietekening, kaart of foto
Gebruik een situatietekening, kaart, foto of ander geschikt middel om de precieze locatie van de activiteiten ten opzichte van de omgeving aan te geven. Tekening en kaart zijn voorzien van een noordpijl. De schaal van de kaart is 1:10.000, maar na overleg met de bevoegde instantie mag u eventueel een andere schaal gebruiken.
O1-4
5a
Begin- en einddatum activiteiten
Vervolg van de bij vraag 5a vermelde datums.
O1-5a
6 van 38
Aanvraag
Watervergunning O2. Activiteitenkeuze en ondertekening Ministerie van Verkeer en Waterstaat
O2. Activiteitenkeuze en ondertekening Inleiding Vul dit onderdeel van de aanvraag altijd in. Ga daarna door naar de keuzebladen die voor u van toepassing zijn. Ten slotte ondertekent en verstuurt u de aanvraag, inclusief bijlagen. Het is mogelijk dat u naast de watervergunning ook andere vergunningen nodig hebt of meldingen moet doen. Lees hier meer over in de toelichting. Raadpleeg bij twijfel uw gemeente of de bevoegde instantie. Toelichting (i) staat op een apart toelichtingenblad.
> U kunt meerdere onderdelen aankruisen
1
Keuze van activiteiten 1a Kruis aan wat van toepassing is op uw aanvraag
Activiteit
2
Toelichting
Keuzeblad
Stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen
U wilt bijvoorbeeld afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam lozen of rechtstreeks (dus niet via de gemeentelijke riolering) afvoeren naar een rioolwaterzuiveringsinrichting.
A1
Stoffen in zee brengen
U wilt baggerspecie op een locatie buiten de 12-mijlszone van de Noordzee storten.
A2
Een waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken
U wilt werkzaamheden verrichten in, op, boven, over of onder een waterstaatswerk of de aangrenzende beschermingszone. Een waterstaatswerk is een oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk (bijv. een sluis of stuw).
A3
Water in de bodem brengen of eraan onttrekken
U wilt grondwater onttrekken of in samenhang daarmee water in de bodem brengen (infiltreren). Ook onttrekkingen in verband met bodemenergiesystemen vallen in deze categorie.
A4
Water in een oppervlaktewaterlichaam brengen of eraan onttrekken
U wilt grote hoeveelheden water in een oppervlaktewaterlichaam lozen of daaraan grote hoeveelheden onttrekken.
A5
Ondertekening 2a Onderteken deze aanvraag als u alle van toepassing zijnde vragen hebt beantwoord Ik verklaar dit formulier en de bijlagen naar waarheid te hebben ingevuld
> Alleen als u gemachtigd bent
3
Datum:
|
Plaats:
|
Handtekening aanvrager:
|
Handtekening gemachtigde:
|
Aantal bijgevoegde bijlagen:
|
Aanvraag versturen
> Zie de bijlage voor contactgegevens van bevoegde instanties
3a Stuur alle ingevulde onderdelen van de aanvraag inclusief de bijlagen in viervoud (tenzij de bevoegde instantie anders aangeeft) naar de gemeente waar de activiteiten worden uitgevoerd of rechtstreeks naar de bevoegde instantie
> Maak een kopie voor eigen gebruik
Uitzondering: Als u activiteiten in de Noordzee wilt verrichten, stuurt u de aanvraag niet naar de gemeente, maar altijd rechtstreeks naar Rijkswaterstaat (zie de bijlage voor contactgegevens)
7 van 38
Aanvraag
Watervergunning A1. Stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
A1. Stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen Inleiding Vul dit onderdeel in als u afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen (bijvoorbeeld afvalwater) rechtstreeks in een oppervlaktewaterlichaam, zoals een watergang, vijver, rivier, kanaal of meer, of in een rioolwaterzuiveringsinrichting wilt brengen. Let op! • Vraag de gemeente of de bevoegde instantie vooraf of u dit onderdeel moet invullen of dat u onder algemene regels valt. • Als u onder algemene regels valt, moet u vooraf een melding doen aan de bevoegde instantie. Dat geldt in de volgende situaties: o Als u vanuit een huishouden wilt lozen o Als uw bedrijf onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij of het Besluit glastuinbouw valt. • Voer zeker bij grote lozingen vooroverleg met de bevoegde instantie voordat u de aanvraag officieel indient. • Als u niet rechtstreeks in een oppervlaktewaterlichaam wilt lozen, maar bijvoorbeeld via de gemeentelijke riolering of via de riolering of zuivering van een ander bedrijf vraagt u bij uw gemeente een milieu- of omgevingsvergunning aan. Zo’n lozing kan echter ook onder algemene regels vallen. • Als uw bedrijf een IPPC-bedrijf is, bent u wettelijk verplicht om binnen zes weken naast de watervergunning bij uw gemeente ook een milieu- of omgevingsvergunning aan te vragen. Als bij de vraag een toelichting (i) of een bijlage (!) hoort, dan is dit aangegeven. Toelichtingen (i) staan op een apart toelichtingenblad.
1
Bedrijfsactiviteiten
! Bijlage
1a Voeg als bijlage toe: een rapport over de bedrijfsactiviteiten, -processen, -installaties en -voorzieningen
! Bijlage
1b Voeg als bijlage toe: een bedrijfsplattegrond met de indeling van het bedrijf
! Bijlage
1c Voeg als bijlage toe: een overzicht van alle stoffen en producten en hun kenmerken die u in opslag kunt hebben, voor zover die in een oppervlaktewaterlichaam terecht kunnen komen
2 > De Europese IPPCrichtlijn over geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging
IPPC 2a Is Richtlijn 2008/1/EG van toepassing op uw inrichting? Ja Nee Ź Ga verder met vraag 3a 2b Wat is de specifieke categorie zoals bedoeld in bijlage I van de IPPC-richtijn?
! Bijlage
2c Voeg als bijlage toe: een rapport met de maatregelen of technieken die u toepast om te voldoen aan de definitie van ‘beste beschikbare techniek’ (bbt), zoals bedoeld in Richtlijn 2008/1/EG of het betreffende BREF voor deze bedrijfstak
3
Ongewone voorvallen/ onvoorziene lozingen
! Bijlage
3a Hebt u in het kader van BRZO 1999 een veiligheidsrapport (VR) opgesteld?
> BRZO1999: het Besluit risico's zware ongevallen
Ja Ź Voeg als bijlage toe: de resultaten van de milieurisicoanalyse, en ga door naar vraag 3d
! Bijlage
> Hanteer bij de risicobeoordeling bijlage 2 van het CIW-rapport 'Integrale aanpak risico’s van onvoorziene lozingen'
Nee 3b Maak een risicobeoordeling: zijn binnen de inrichting risicovolle stoffen voor het oppervlaktewater in hoeveelheden boven de drempelwaarde aanwezig? Ja Ź Voeg als bijlage toe: de resultaten van de risicobeoordeling, en ga door naar vraag 3c Nee Ź Voeg als bijlage toe: de resultaten van de risicobeoordeling
8 van 38
Aanvraag
Watervergunning A1. Stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
! Bijlage
3c Voeg als bijlage toe: de resultaten van een milieurisicoanalyse met zo nodig een Proteus-modellering
> Gebruik zo nodig een aparte bijlage
3d Vul in de tabel die installaties en lozingsscenario’s in die volgens Proteus de grootste risico’s dragen
! Bijlage
Installatie
Scenario |
Faalkans (1/jaar) |
Volumecontaminatie (m³) |
|
Maatregel |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3e Hebt u een bedrijfsnoodplan opgesteld? Ja Ź Voeg als bijlage in overleg met de bevoegde instantie uw bedrijfsnoodplan toe Nee
4 ! Bijlage
Bedrijfsriolering 4a Voeg als bijlage toe: een rioleringstekening met de afvoerwijze van het afvalwater 4b Zijn op de bedrijfsriolering andere bedrijven of woningen aangesloten? Zo ja, welk(e) bedrijf/bedrijven en hoeveel woningen? Ja, namelijk: naam bedrijf of bedrijven:
aantal woningen: Nee
5
Afvalwaterstromen 5a Vul in de tabel in welke soorten afvalwater u wilt lozen en vul de afvoergegevens in
> Gebruik zo nodig een aparte bijlage
Soort afvalwater
Inname Herkomst
Afvoer 1
Lozing op 2
Lozingspunt 3
1.
|
|
|
Continu of discontinu (C of D) |
2.
|
|
|
|
|
|
3.
|
|
|
|
|
|
4.
|
|
|
|
|
|
5.
|
|
|
|
|
|
6.
|
|
|
|
|
|
7.
|
|
|
|
|
|
8.
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal
Hoeveelheid in m3/jaar
Bepaald volgens4
|
|
1) Aangeven wat de herkomst is van het gebruikte water; D=drinkwater, O=oppervlaktewater, G=grondwater, H=hemelwater, A= anders 2) Aangeven waarop het afvalwater wordt geloosd; O=oppervlaktewater, Z=rechtstreeks op zuiveringtechnisch werk, RWA= gemeentelijk hemelwaterriool, DWA= gemeentelijk vuilwaterriool, B=bodem en I= indirect (via een werk van een derde) 3) Aangeven met een letter via welk lozingspunt het betreffende afvalwater wordt geloosd (gebruik dezelfde letters als op de rioleringstekening) 4) Bij iedere hoeveelheid aangeven op welke wijze(n) de volumestroom van de verschillende soorten afvalwater is bepaald; (W) watermeter, (D) debietmeting, (S) uit specificatie, (G) geschat, (A) andere manier
9 van 38
Aanvraag
Watervergunning A1. Stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
5b Vul per lozingspunt in op welk oppervlaktewaterlichaam uw bedrijf wil lozen Lozingspunt
Naam oppervlaktewaterlichaam
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
5c Vul in de tabel in welke verontreinigende stoffen (ook KRW-stoffen) in welke hoeveelheden tijdens normale bedrijfsomstandigheden in het te lozen afvalwater voorkomen
> Gebruik dezelfde nummering als bij 5a
Soort afvalwater
Verontreinigende stoffen die kunnen vrijkomen
Hoeveelheid in kg/jaar
Concentratie in mg/l
1.
|
|
|
Temperatuur bij lozing in ºC (koelwater) |
2.
|
|
|
|
3.
|
|
|
|
4.
|
|
|
|
5.
|
|
|
|
6.
|
|
|
|
7.
|
|
|
|
8.
|
|
|
|
! Bijlage
5d Voeg als bijlage toe: de berekening van de warmtevracht van het koelwater zoals genoemd bij vraag 5c
! Bijlage
5e Voeg als bijlage toe: analyseresultaten van de samenstelling van de deelstromen zoals genoemd bij de vragen 5a en c en van de samenstelling van het afvalwater per lozings/meetpunt
! Bijlage
5f Zijn specifieke bedrijfsomstandigheden van invloed op de samenstelling van de lozing zoals omschreven bij vraag 5c? Ja Ź Voeg als bijlage toe: een beschrijving van de aard en duur van de bedrijfsomstandigheden en een zo nauwkeurig mogelijke schatting van de samenstelling van het te lozen afvalwater tijdens deze periode Nee 5g Beschrijf hoe u de lozing wilt meten (meetfrequentie, meetmethode, meetvoorzieningen), registreren en hoe u daarover wilt rapporteren
6
Maatregelen en onderzoeken om de lozing te beperken Preventieve maatregelen en hergebruik
! Bijlage
6a Heeft uw bedrijf preventieve maatregelen getroffen en/of onderzoeken verricht om de lozing van afvalwater te voorkomen? Ja Ź beschrijf de preventieve maatregelen en/of onderzoeken in een aparte bijlage Nee
10 van 38
Aanvraag
! Bijlage
Watervergunning A1. Stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
6b Worden afvalwaterstromen en/of stoffen hergebruikt? Ja Ź beschrijf het hergebruik van afvalstromen en/of stoffen in een aparte bijlage Nee Zuiveringtechnische voorzieningen 6c Geef hieronder aan welke (afval)water(deel)stromen een zuiveringtechnische voorziening passeren voor de lozing plaatsvindt
! Bijlage
Voorziening
Type
Capaciteit
Afvalwaterstroom
Olie/waterafscheider(s)
|
|
|
Vetafscheider(s)
|
|
|
Zuiveringsinstallatie(s)
|
|
|
Bezinkput(ten)
|
|
|
IBA(s)
|
|
|
Andere voorziening: |
|
|
|
|
|
|
|
6d Voeg als bijlage toe: de kenmerken van de zuiveringtechnische voorzieningen zoals bij 6c genoemd
7 ! Bijlage
Nadelige effecten op het watermilieu 7a Voeg in overleg met de bevoegde instantie als bijlage toe: een beschrijving van de belangrijke nadelige effecten voor het watermilieu (immissietoets)
8 > Gebruik zo nodig een aparte bijlage
Ontwikkelingen 8a Zijn in de toekomst ontwikkelingen (bijvoorbeeld uitbreidingsplannen) te verwachten, in of rondom uw bedrijf, die gevolgen kunnen hebben voor de aard en omvang van de lozingen? Ja , namelijk:
Nee
9
Samenvatting 9a Geef hieronder een korte samenvatting van de inhoud van dit deel van de vergunningaanvraag Aard en omvang van het bedrijf
11 van 38
Aanvraag
Watervergunning A1. Stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Globale procesbeschrijving
Beschrijving van de bedrijfslocatie/naam oppervlaktewaterlichaam
Beschrijving van de lozing: aard, omvang, continu/discontinu, maatregelen (preventie) en zuiveringtechnische voorzieningen
Periode waarvoor vergunning wordt gevraagd
12 van 38
Aanvraag
Watervergunning A1. Stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Overzicht bijlagen bij blad A1 Vraag
Benodigde bijlage
Toelichting
Nummer
1a
Activiteitenrapport
Beschrijving van alle (veranderde) activiteiten, processen, installaties en voorzieningen binnen het bedrijf. Voeg ook processchema's toe.
A1-1a
1b
Bedrijfsplattegrond
Met ten minste: de laad- en losplaatsen, de opslag voor grond- en hulpstoffen en tussen- en eindproducten, de plaats van de zuiveringtechnische voorzieningen. Arceer de terreindelen waar mogelijk verontreinigd hemelwater wordt geloosd.
A1-1b
1c
Overzicht stoffen en producten
Tabel of overzicht met alle grond- en hulpstoffen en tussen- en eindproducten. Per stof of product moeten de volgende kenmerken worden benoemd: -Opslagcapaciteit (kg of ton), -Wijze van opslag en opslaglocatie op de inrichting -Verbruik (kg/jaar of ton/jaar) -Waterbezwaarlijkheid (1 t/m 12) en de saneringsinspanning (A, B of C) of de stofeigenschappen (samenstelling ingeval van een preparaat, R-zinnen, acute toxiciteit, afbreekbaarheid, oplosbaarheid, log POW) op grond van de Algemene beoordelingsmethodiek (ABM)).
A1-1c
2c
Bbt-rapport
Opsomming en omschrijving van toegepaste maatregelen en technieken die invulling geven aan de definitie van ‘beste beschikbare techniek’ (bbt)
A1-2c
3a
Milieurisicoanalyse
Onderdeel van het veiligheidsrapport zoals bedoeld in het BRZO 1999
A1-3a
3b
Risicobeoordeling drempelwaarden
Resultaat van toetsing aan bijlage 2 van het CIW-rapport ‘Integrale aanpak van risico’s van onvoorziene lozingen’
A1-3b
3c
Overleg met de bevoegde instantie over de noodzaak van toepassing van de Proteusmodellering
A1-3c
3d
Milieurisicoanalyse met Proteusmodellering Tabel Proteus
Installaties en lozingsscenario’s die volgens Proteus de grootste risico’s dragen
A1-3d
3e 4a
Bedrijfsnoodplan Rioleringstekening
5a
Tabel
Tabel afvalwaterstromen
A1-5a
5d
Berekening warmtevracht koelwater Analyseresultaten
Berekening warmtevracht zoals beschreven in de toelichting
A1-5d
De samenstelling van de deelstromen en van het afvalwater per lozings/meetpunt
A1-5e
5f
Beschrijving bedrijfsomstandigheden
Informatie over de samenstelling van het te lozen afvalwater tijdens bepalende bedrijfsomstandigheden en de duur van de omstandigheden
A1-5f
6a
Beschrijving preventieve maatregelen Beschrijving hergebruik afvalwaterstromen
Zie toelichtingenblad
A1-6a
Zie toelichtingenblad
A1-6b
6d
Rapport zuiveringtechnische voorzieningen
Beschrijvingen (eventueel schematische weergave / stroomschema’s bijvoegen), ontwerpgrondslagen, capaciteitsberekeningen, zuiveringsrendement, tekeningen
A1-6d
7a
Immissietoets
Volg de methodiek zoals beschreven in het CIW-rapport “Emissie-immissie, prioritering van bronnen en de immissietoets”. U kunt dit rapport downloaden via www.helpdeskwater.nl.
A1-7a
8a
Ontwikkelingen
Beschrijving van ontwikkelingen die relevant zijn voor de aard en omvang van de lozingen
A1-8a
> Voorzie elke bijlage van het juiste nummer
5e
6b
Een compleet overzicht van de aanwezige riolering, waarmee bedrijfsafvalwater, huishoudelijk afvalwater, al dan niet verontreinigd hemelwater, etc. wordt afgevoerd. Met aanduiding van alle reguliere, maar ook calamiteuze afvoerroutes. Met ten minste: de lozingspunten, controleputten en/of meetvoorzieningen, stroomrichting alsook de plaats van de zuiveringtechnische voorzieningen. Vermeld ook de diverse afvalwaterstromen duidelijk.
A1-3e A1-4a
13 van 38
Aanvraag
Watervergunning A2. Stoffen in zee brengen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
A2. Stoffen in zee brengen Inleiding Vul dit onderdeel in als u baggerspecie op een locatie buiten de 12-mijlszone en binnen de exclusieve economische zone (EEZ) van de Noordzee wilt brengen. Bij toepassingen van baggerspecie binnen de 12-mijlszone heeft u geen watervergunning nodig, maar kunt u volstaan met een melding volgens het Besluit bodemkwaliteit aan Agentschap NL. Het afvoeren naar of storten in zee van andere stoffen dan baggerspecie en het verbranden van stoffen op zee is niet vergunbaar. Tijdens vooroverleg zal Dienst Noordzee van Rijkswaterstaat u duidelijkheid verschaffen over de vergunbaarheid van de beoogde activiteiten. Als bij de vraag een toelichting (i) of een bijlage (!) hoort, dan is dit aangegeven. Toelichtingen (i) staan op een apart toelichtingenblad.
1
Bagger- en stortlocatie 1a Vermeld de coördinaten van de locatie waar de specie wordt gebaggerd en gestort
! Bijlage
Baggerlocatie
X:
Y:
(In ETRS89, WGS84, UTM zone 31 ED50 of RD)
Stortlocatie
X:
Y:
(In ETRS89, WGS84 of UTM zone 31 ED50)
1b Voeg als bijlage toe: een overzichtskaart van de bagger- en stortlocatie
2
Materiaal 2a Wat is de aard van de te storten baggerspecie?
Zand Klei Leem Slib Anders, namelijk:
! Bijlage
2b Voeg als bijlage toe: een rapport met de samenstelling van het te storten materiaal
! Bijlage
2c Voeg als bijlage toe: een rapport met de onderzoeksmethode
3
Hoeveelheid 3a Vermeld nauwkeurig hoeveel baggerspecie u wilt storten in kubieke meters m3
|
Overzicht bijlagen bij blad A2
> Voorzie elke bijlage van het juiste nummer
Vraag
Benodigde bijlage
Toelichting
Nummer
1b
Overzichtskaart van de bagger-en stortlocatie
A2-1a
2b
Analyserapport(en) van de samenstelling van het materiaal
De coördinaten van de hoekpunten van de bagger- en de stortlocatie mag u in ETRS89, WGS84 of UTM zone 31 ED50 (en voor de baggerlocatie ook in RD) vermelden. Een analyserapport moet minstens inzicht geven in de korrelgrootteverdeling, het drogestofgehalte en in de chemische parameters die deel uitmaken van de zoutebaggertoets (www.helpdeskwater.nl/zeeslib/norm/). Als de samenstelling niet voldoet aan de normen van de zoutebaggertoets wordt in beginsel geen vergunning verleend voor het storten van de betreffende partij baggerspecie.
2c
Rapport conform NEN 5720 van de monsterlocaties en de boorstaten
In NEN 5720 staat hoe het bodemonderzoek moet worden uitgevoerd, zoals het minimaal vereiste aantal boringen en bodemmonsters. Bespreek tijdens het vooroverleg wat in uw geval de meest geschikte onderzoekshypothese is.
A2-2c
A2-2b
14 van 38
Aanvraag
Watervergunning A3. Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken Ministerie van Verkeer en Waterstaat
A3. Waterstaatwerk of beschermingszone gebruiken Inleiding Vul dit onderdeel in als u activiteiten wilt uitvoeren in, op, boven, over of onder een waterstaatwerk of bijbehorende beschermingszone, of als u vaste substanties of voorwerpen wilt storten, plaatsen, neerleggen of juist wilt laten staan of laten liggen bij het waterstaatwerk of de beschermingszone. Een waterstaatswerk is: een oppervlaktewaterlichaam (zoals een watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee), een bergingsgebied, een waterkering of een ondersteunend kunstwerk (zoals een sluis, stuw of brug). Let op! Raadpleeg uw waterbeheerder vooraf of u een watervergunning nodig hebt of dat u alleen een melding hoeft te doen. Als bij de vraag een toelichting (i) of een bijlage (!) hoort, dan is dit aangegeven. Toelichtingen (i) staan op een apart toelichtingenblad.
1 > Kruis aan wat van toepassing is en ga verder bij de voor u relevante vra(a)g(en)
Gebruik 1a Op welke wijze wilt u gebruikmaken van het waterstaatwerk? Meerdere opties zijn mogelijk Activiteiten
! Bijlage
Dempen van een oppervlaktewaterlichaam
2
Graven van een oppervlaktewaterlichaam
3
Ontwikkelen of inrichten van natuur
4
Aanleggen, wijzigen of verwijderen van een brug
5
Aanleggen, wijzigen of verwijderen van een dam (met of zonder duiker)
6
Beschoeien (oeververdediging)
7
Aanbrengen van beplanting in of nabij een oppervlaktewaterlichaam
8
Overige activiteiten in of nabij oppervlaktewaterlichamen
9
Oprichten van bouwwerken, niet zijnde gebouwen, in de Noordzee
10
Activiteiten in, op of nabij waterkeringen
11
Aanleggen van kabels of leidingen
12
Innemen van een ligplaats
13
Bouwen, wijzigen of verwijderen van een steiger of vlonder
14
Wijzigen van het waterpeil
15
Aanbrengen van verhard oppervlak (waaronder dakoppervlak)
16
Activiteiten in een waterbodem
17
1b Voeg als bijlage toe: een constructietekening van de voorgenomen activiteiten
2
Vraag
Dempen van een oppervlaktewaterlichaam 2a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Geheel dempen van een oppervlaktewaterlichaam Dempen van een deel van een oppervlaktewaterlichaam Versmallen van een oppervlaktewaterlichaam
15 van 38
Aanvraag
Watervergunning A3. Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken Ministerie van Verkeer en Waterstaat
2b Geef aan wat de lengte is van het te dempen oppervlaktewaterlichaam in meters |
m
2c Geef aan wat de omvang is van de demping in vierkante en kubieke meters |
m2
|
m3
2d Omschrijf hieronder de toe te passen materialen voor de demping
3
Graven van een oppervlaktewaterlichaam 3a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Graven van een nieuw oppervlaktewaterlichaam Verbreden van een bestaand oppervlaktewaterlichaam 3b Vermeld de afmetingen van de vernieuwing of verbreding in meters Nieuw oppervlaktewaterlichaam: |
m lengte
|
m bodembreedte
Verbreding oppervlaktewaterlichaam: |
m lengte
|
m bodembreedte
3c Wat is de taludhelling van het nieuw te graven oppervlaktewaterlichaam?
4
Ontwikkelen of inrichten van natuur 4a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag
Inrichten van een natuurvriendelijke oever Ontwikkelen van natuur, zoals het creëren van dynamische begroeiing (bijvoorbeeld ooibossen) Aanleggen van fauna-uittredingsplaatsen Aanleggen van faunapassages Aanleggen van ecologische verbindingszones
Natuurvriendelijk oever: 4b Vermeld de lengte van de natuurvriendelijke oever in meters |
m
4c Omschrijf hieronder de toe te passen materialen en/of beplanting
! Bijlage
4d Voeg als bijlage toe: een profielschets van de natuurvriendelijke oever
16 van 38
Aanvraag
Watervergunning A3. Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Natuurontwikkeling/dynamische begroeiing: 4e Voeg als bijlage toe: een vegetatiekaart
! Bijlage
5
Aanleggen, wijzigen of verwijderen van een brug 5a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Aanleggen van van een nieuwe brug Wijzigen van een bestaande brug Verwijderen van een brug 5b Vermeld de afmetingen van de brug in meters |
m lengte
|
m breedte
5c Vermeld de hoogte van de brug ten opzichte van het waterpeil of maaiveld in meters |
m boven waterpeil
|
m boven maaiveld
5d Omschrijf de afwerking of inrichting van de taluds onder de brughoofden
6
Aanleggen, wijzigen of verwijderen van een dam (met of zonder duiker) 6a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Aanleggen van een nieuwe dam Wijzigen van een bestaande dam Verwijderen van een dam 6b Vermeld de afmetingen van de dam in meters
7
|
m lengte
|
m lengte van de eventuele duiker op de waterlijn
|
m diameter van de duiker of m breedte x m hoogte van de duiker
|
m bovenbreedte van de dam
|
m huidige lengte van de te wijzigen dam (als van toepassing)
Beschoeien (oeververdediging ) 7a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag
Aanleggen van nieuwe beschoeiing Vervangen van bestaande beschoeiing Verwijderen van bestaande beschoeiing Anders, namelijk:
17 van 38
Aanvraag
Watervergunning A3. Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken Ministerie van Verkeer en Waterstaat
7b Kruis aan wat de samenstelling is van de beschoeiing
Beton Staal Kunststof Hout, namelijk:
Anders, namelijk: 7c Vermeld de lengte en hoogte van de beschoeiing ten opzichte van de waterlijn in meters
8
|
m lengte
|
m hoogte
Aanbrengen van beplanting in of nabij een oppervlaktewaterlichaam 8a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Aanplanten van bomen Verwijderen van bomen of beplanting Aanbrengen van overige beplanting, namelijk:
8b Omschrijf om welke soort bomen of beplanting het gaat
9
Overige activiteiten in of nabij oppervlaktewaterlichamen 9a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag
10
Plaatsen van hekwerken en afrasteringen Oprichten van een gebouw, zoals een woning of bedrijfspand Plaatsen van nutsvoorzieningen (meet- en regelstations, e.d.) (Ver)bouwen van een boothuis Plaatsen van afmeerpalen Plaatsen van remmingwerken Aanbrengen van lozingswerken, namelijk:
Plaatsen van mosselzaadinvanginstallaties Plaatsen van meetpalen Aanbrengen van visfuiken of ander vistuig Oprichten van een windturbine(park) Oprichten van een zendmast Anders, namelijk:
Oprichten van bouwwerken, niet zijnde gebouwen, in de Noordzee
! Bijlage
10a Voeg als bijlage toe: een beschrijving van de gevolgen van de voorgenomen activiteiten voor het rechtmatig gebruik van de Noodzee door derden
! Bijlage
10b Voeg als bijlage toe : een beschrijving van de gevolgen van de voorgenomen activiteiten in de Noordzee voor het milieu
! Bijlage
10c Voeg als bijlage toe: een oprichtings- en inrichtingsplan Alleen voor activiteiten in de exclusieve economische zone :
! Bijlage
10d Voeg als bijlage toe: een beschrijving van het nut en de noodzaak van het oprichten van het werk of de installatie
18 van 38
Aanvraag
11
Watervergunning A3. Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Activiteiten in, op of nabij waterkeringen 11a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag
Oprichten van een gebouw, zoals een woning, bedrijfspand, strandpaviljoen of strandhuisje Aanbrengen van een waterinlaat- of wateruitlaatconstructie Plaatsen van een windturbine(park) Aanleggen van een oprit of grondlichaam Aanbrengen van een baggerdepot of gronddepot Ontgraven van grond Beweiden met vee, namelijk: soort vee:
aantal te beweiden stuks vee:
|
|
Organiseren van een wedstrijd of evenement, namelijk in de periode: van (dd/mm/jjjj):
tot (dd/mm/jjjj):
|
|
Aanbrengen van beplanting/bomen, namelijk: soort:
|
Verwijderen van beplanting/bomen, namelijk: soort :
! Bijlage
|
Uitvoeren van boringen of sonderingen Oprichten van zandbanketten op het strand ten behoeve van niet-permanente bebouwing Verplaatsen van zand op het strand (anders dan zandbanket) Andere werkzaamheden, namelijk:
11b Voeg als bijlagen toe: tekeningen, berekeningen, werkplan en boorplan (als aanvulling op de constructietekening)
12
Aanleggen van kabels of leidingen 12a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Aanleggen van kabels of leidingen in of nabij een oppervlaktewaterlichaam Aanleggen van kabels of leidingen in, op of nabij een waterkering Aanleggen van kabels of leidingen in, op of nabij een oppervlaktewaterlichaam en een waterkering 12b Kruis aan om welke kabels of leidingen het gaat
Aanleggen van een vloeistofleiding Aanleggen van kabels Aanleggen van een warmtetransportleiding Aanleggen van kabels ten behoeve van telecom/televisie Aanleggen van een drukleiding |
bar, namelijk een:
gasleiding waterleiding riolering overige drukleiding, namelijk:
Aanleggen van een gasleiding, namelijk een: Hogedrukleiding, namelijk met een druk van: Lagedrukleiding, namelijk met een druk van: Anders, namelijk:
| |
bar bar
van
19 van 38
Aanvraag
! Bijlage
Watervergunning A3. Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken Ministerie van Verkeer en Waterstaat
12c Voeg als bijlagen toe: een (tracé-)tekening, berekeningen, een omschrijving van de aanlegmethode, een boorplan en een werkplan (als aanvulling op de constructietekening)
13
Innemen van een ligplaats 13a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag
Afmeren van een woonboot Afmeren van een recreatieschip Afmeren voor de beroepsvaart Anders, namelijk:
13b Wat is het soort of type vaartuig of woonschip?
13c Vermeld de afmetingen en diepgang van het vaartuig of woonschip in meters |
m lengte
|
m hoogte
|
m diepgang
13d Wat is de eventuele lading(vracht) van het vaartuig?
14
Bouwen, wijzigen of verwijderen van een steiger of vlonder 14a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag
Bouwen van een steiger Wijzigen van een steiger Bouwen van een vlonder Wijzigen van een vlonder Verwijderen van een vlonder of steiger
14b Vermeld de huidige afmetingen van de te wijzigen steiger/vlonder in meters
15
|
m lengte
|
m breedte
Wijzigen van het waterpeil 15a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Peilverhoging t.o.v. het door de waterbeheerder gehanteerde peil, namelijk:
|
cm
Peilverlaging t.o.v. het door de waterbeheerder gehanteerde peil, namelijk:
|
cm
15b Vermeld de periode van de gewenste peilafwijking: van (dd/mm/jjjj):
|
tot (dd/mm/jjjj):
15c Welke werken behoren bij de peilafwijking? Pomp, namelijk met een capaciteit van: |
! Bijlage
m³ per uur
Inlaat Stuw Bemalen drainage Anders, namelijk:
15d Voeg als bijlagen toe: tekeningen en een rapport peilwijziging
|
20 van 38
Aanvraag
16
Watervergunning A3. Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Aanbrengen van verhard oppervlak (waaronder dakoppervlak) 16a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag
Aanbrengen van verharding Inrichten van een opslagdepot (bijvoorbeeld voor grond of grind) Bouwen van dakoppervlak Bouwen van kassen Anders, namelijk:
16b Wat is het soort of type van de aan te brengen verharding?
16c Vermeld de oppervlakte van de aan te brengen verharding, dakoppervlak of kassen |
m2
16d Omschrijf de wijze van afvoer van het hemelwater dat op de verharding valt
16e Omschrijf de compenserende of bergende maatregelen voor de aan te brengen verharding, dakoppervlak of kassen
17
Activiteiten in een waterbodem 17a Hoeveel baggerspecie wordt verwijderd? |
m3
17b Wat is de omvang van het totaal te baggeren oppervlak? |
m lengte
|
m breedte
17c Wat is de bestemming van de baggerspecie? Depot Hergebruik Anders, namelijk:
21 van 38
Aanvraag
Watervergunning A3. Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Overzicht bijlagen bij blad A3 > Voorzie elke bijlage van het juiste nummer
Vraag
Benodigde bijlage
Toelichting
Nummer
1b
Constructietekening met berekeningen
Criteria: minimaal A4, goed leesbare gegevens, geen ‘verkleinde' aanlevering’ in verband met de schaalindeling, correcte schaalindeling en onderbouwende berekeningen.
A3-1b
4d
Profielschets
Profielschets van de oever.
A3-4d
4e
Vegetatiekaart
Een vegetatiekaart, schaal 1 : 5000, met weergave van de vegetatiesoort en de contour waar de soort naar verwachting ontstaat, of wordt gepland. Geef op de kaart de ruwheidstypen in gesloten contouren en aangegeven door gekleurde vlakken weer. Geef ook de contouren, als van toepassing, van bebouwing weer op de kaart. Bebouwing wordt meegenomen in de bepaling van de weerstand van de stroming.
A3-4e
10a
Beschrijving gevolgen rechtmatig gebruik
Beschrijving van de gevolgen van de voorgenomen activiteiten voor het rechtmatig gebruik van de Noordzee door derden
A3-10a
10b
Beschrijving milieugevolgen
Beschrijving van de gevolgen van de voorgenomen activiteiten voor het milieu
A3-10b
10c
Oprichtings- en inrichtingsplan
Omschrijving van de veiligheidswaarborgen, het onderhoud, de verlichtingsmaatregelen, maatregelen ter voorkoming en beperking van calamiteiten, en de wijze van verwijdering van de installatie.
A3-10c
10d
Beschrijving nut en noodzaak
Beschrijving van het nut en de noodzaak van het oprichten van het werk of de installatie in de EEZ.
A3-10d
11b
Tekeningen
Tekening met een dwarsdoorsnede van het werk ten opzichte van de waterkering met maatvoeringen en een tekening met de dwarsdoorsnede van de huidige situatie (ten opzichte) van de waterkering.
A3-11b
11b
Berekeningen
Berekeningen op basis van gegevens verkregen uit grondonderzoek conform normering TAW/ENW door een op dit vakgebied ter zake kundige. De berekeningen tonen ten minste aan dat: • door de activiteiten de stabiliteit van de waterkering of kade niet afneemt, • door de activiteiten de waterkering of kade niet zodanig waterdoorlatend wordt dat risico’s ontstaan in de vorm van piping en kwel. • door eventuele bemaling tijdens de activiteiten geen schade wordt veroorzaakt aan de (grondlagen in de) waterkering of kade en naastgelegen ondervelden.
A3-11b2
11b
Werkplan
Plan van aanpak
A3-11b3
11b
Boorplan
Boorplan is nodig als de waterkering of de bijbehorende beschermingszone wordt gekruist door een horizontaal gestuurde (HDD-)boring. Het boorplan bevat een beschrijving van de horizontaal gestuurde boring.
A3-11b4
12c
Tracé-tekening van de kabel of leiding
De ligging van de kabel of leiding, in een gangbare, goed leesbare schaal, met daarop de leidinggegevens en eventueel bijkomende werken. Als detailtekening op de tracé-tekening zelf of apart aangeven: • kruisingen met oppervlaktewaterlichamen in doorsnede met opgave van maatvoeringen en de kabel- of leidinggegevens. • vermelding van de aanlegmethode.
A3-12c
12c
Berekening van de leiding en de effecten
Een berekening van de leiding en de effecten op de waterkering conform de NEN 3650, 3651-serie, NPR 3659.1996 als de kabel of leiding binnen de waterkering wordt gelegd.
A3-12c2
12c
Tekening kabel of leiding binnen waterkering
Doorsnede van de kabel en/of leiding ten opzichte van de waterkering met vermelding van eventuele boogstralen (bij kruisingen), gegevens van toegepaste materialen en het te transporteren medium.
A3-12c3
12c
Boorplan
Boorplan is nodig als een oppervlaktewaterlichaam, waterkering of bijbehorende beschermingszone wordt gekruist door een horizontaal gestuurde (HDD-)boring. Het boorplan bevat een beschrijving van de horizontaal gestuurde boring.
A3-12c4
12c
Werkplan
Plan van aanpak met omschrijving van de aanlegmethode als de kabel of leiding binnen de waterkering wordt gelegd.
A3-12c5
22 van 38
Aanvraag
Watervergunning A3. Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken Ministerie van Verkeer en Waterstaat
15d
Tekeningen
Een tekening met de begrenzing van het gebied waarop de peilwijziging van invloed is, plus detailtekeningen van alle toegepaste peilregulerende werken met vermelding van de gebruikte schaal en toegepaste materialen.
A3-15d
15d
Rapport peilwijziging
Beschrijving van de noodzaak van de peilwijziging, de gevolgen van de peilwijziging voor de waterhuishouding en voor eventuele derden.
A3-15d2
23 van 38
Aanvraag
Watervergunning A4. Water in de bodem brengen of eraan onttrekken Ministerie van Verkeer en Waterstaat
A4. Water in de bodem brengen of eraan onttrekken Inleiding Vul dit onderdeel in als u grondwater wilt onttrekken, water wilt infiltreren of een bodemenergiesysteem wilt realiseren, waarbij grondwater wordt onttrokken of water in de bodem wordt gebracht. Raadpleeg uw waterschap vooraf of u een vergunning nodig hebt of dat u kunt volstaan met een melding. Raadpleeg echter de provincie in de volgende gevallen: • • •
Onttrekkingen of infiltraties voor industriële toepassingen, als meer dan 150.000 m³/jaar wordt onttrokken Onttrekkingen of infiltraties voor de openbare drinkwatervoorziening Onttrekkingen of infiltraties voor een bodemenergiesysteem.
In deze gevallen is ontheffing van de vergunningplicht alleen mogelijk als de onttrekking niet meer dan 10 m3/uur bedraagt. Vul ook onderdeel A1 van dit formulier in als bij het boren van onttrekkingsof infiltratieputten spuiwater ontstaat dat u in een oppervlaktewaterlichaam wilt lozen. Als bij de vraag een toelichting (i) of een bijlage (!) hoort, dan is dit aangegeven. Toelichtingen (i) staan op een apart toelichtingenblad.
1
Onttrekkingen 1a Wat is het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt? Provincie bevoegd gezag industriële toepassingen (>150.000 m3/jaar) openbare drinkwatervoorziening bodemenergiesysteem
Waterschap bevoegd gezag industriële toepassingen (<150.000 m3/jaar) drinkwater vee bronbemaling bodem- en/of grondwatersanering beregening anders, namelijk:
1b Vul in de tabel de gegevens van de onttrekkingsputten in
> Ga bij meer putnummers verder op een aparte bijlage
Onttrekkingsputten Nr.
Putnummer
Nr.
Nr.
Nieuw of bestaand (n/b)
|
|
|
|
Diameter filter(s) (m)
|
|
|
|
Lengte filter(s) (m)
|
|
|
|
Bovenkant filter(s) t.o.v. NAP (m±NAP)
|
|
|
|
Onderkant filter(s) t.o.v. NAP (m±NAP)
|
|
|
|
Bovenkant filter(s) t.o.v. maaiveld (m±mv)
|
|
|
|
Onderkant filter(s) t.o.v. maaiveld (m±mv)
|
|
|
|
Brutopompcapaciteit (m3/uur)
|
|
|
|
Pompcapaciteit (m 3/uur)
|
|
|
|
RD-coördinaten (X/Y)*
|
|
|
|
*plaatsaanduiding t.o.v .het Rijksdriehoeksnet
Nr.
24 van 38
Aanvraag
> Vul bij een tijdelijke onttrekking ook het totaal in
Watervergunning A4. Water in de bodem brengen of eraan onttrekken Ministerie van Verkeer en Waterstaat
1c Geef de hoeveelheden water aan die u maximaal wilt onttrekken |
m3 per uur
|
m3 per etmaal
|
m3 per maand
|
m3 per kwartaal
|
m3 per jaar
|
m3 totaal
! Bijlage
1d Voeg als bijlage toe: een beschouwing van de (mogelijk) negatieve gevolgen van de onttrekking(en) en hun omvang
! Bijlage
1e Voeg als bijlage toe: een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die u treft om de (mogelijk) negatieve gevolgen van de onttrekking(en) te voorkomen of te beperken 1f Wat gebeurt met het onttrokken grondwater, dat niet wordt verbruikt?
2 > Ga bij meer putnummers verder op een aparte bijlage
Lozen in een oppervlaktewaterlichaam Lozen via de gemeentelijke riolering Terugbrengen in de bodem/grondwater Anders, namelijk:
Infiltraties 2a Vul in de tabel de gegevens van de infiltratieputten in Infiltratieputten Nr.
Putnummer
Nr.
Nr.
Nieuw of bestaand (n/b)
|
|
|
|
Diameter filter(s) (m)
|
|
|
|
Lengte filter(s) (m)
|
|
|
|
Bovenkant filter(s) t.o.v. NAP (m±NAP)
|
|
|
|
Onderkant filter(s) t.o.v. NAP (m±NAP)
|
|
|
|
Bovenkant filter(s) t.o.v. maaiveld (m±mv)
|
|
|
|
Onderkant filter(s) t.o.v. maaiveld (m±mv)
|
|
|
|
Brutopompcapaciteit (m3/uur)
|
|
|
|
Pompcapaciteit (m 3/uur)
|
|
|
|
RD-coördinaten (X/Y)*
|
|
|
|
*plaatsaanduiding t.o.v .het Rijksdriehoeksnet
2b Geef de hoeveelheden water aan die u maximaal wilt infiltreren |
m3 per uur
|
m3 per etmaal
|
m3 per maand
|
m3 per kwartaal
|
m3 per jaar
|
m3 totaal
Nr.
25 van 38
Aanvraag
Watervergunning A4. Water in de bodem brengen of eraan onttrekken Ministerie van Verkeer en Waterstaat
2c Op welke wijze wordt water geïnfiltreerd? Bodeminfiltratie Putinfiltratie ! Bijlage
2d Voeg als bijlage toe: een rapport met de herkomst en de samenstelling van het te infiltreren water
! Bijlage
2e Voeg als bijlage toe: een beschouwing van de (mogelijk) negatieve gevolgen van de infiltratie(s) en hun omvang
! Bijlage
2f Voeg als bijlage toe: een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die u treft om de (mogelijk) negatieve gevolgen van de infiltratie(s) te voorkomen of te beperken
3
Bodemenergiesystemen 3a Geef de pompcapaciteit aan |
m3 per uur
3b Geef de hoeveelheden water aan die u maximaal in de bodem wilt brengen
|
m3 per uur
|
m3 per etmaal
|
m3 per maand
|
m3 per kwartaal
|
m3 per jaar
3c Geef de maximaal te onttrekken hoeveelheden water per jaar aan |
m3 per jaar
3d Op welke wijze wordt water in de bodem gebracht of in de bodem verplaatst? Monobronsysteem Doubletsysteem Anders, namelijk: ! Bijlage
3e Voeg als bijlage toe: een rapport met de samenstelling van het in de bodem te brengen water
! Bijlage
3f Voeg als bijlage toe: een beschouwing van de (mogelijk) negatieve gevolgen van het bodemenergiesysteem en hun omvang
26 van 38
Aanvraag
Watervergunning A4. Water in de bodem brengen of eraan onttrekken Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Overzicht bijlagen bij blad A4 > Voorzie elke bijlage van het juiste nummer
Vraag
Benodigde bijlage
Toelichting
Nummer
1b
Tabel onttrekkingsputten
Gegevens van de onttrekkingsputten.
A4-1b
1d
Beschouwing met onderbouwend rapport
Beschouwing van de mogelijk (negatieve) gevolgen van de onttrekking(en) aan de hand van de criteria zoals genoemd in de toelichting.
A4-1d
1e
Beschouwing met onderbouwend rapport
Beschrijving van de voorgenomen maatregelen aan de hand van de criteria zoals genoemd in de toelichting.
A4-1e
2a
Tabel infiltratieputten
Gegevens van de infiltratieputten.
A4-2a
2d
Analyserapport
Rapport dat inzicht geeft in de samenstelling (relevante parameters) van het te infiltreren water.
A4-2d
2e
Beschouwing met onderbouwend rapport
Beschouwing van de mogelijk (negatieve) gevolgen van de infiltratie(s) aan de hand van de criteria zoals genoemd in de toelichting.
A4-2e
2f
Beschouwing met onderbouwend rapport
Beschrijving van de voorgenomen maatregelen aan de hand van criteria zoals genoemd in de toelichting.
A4-2f
3e
Analyserapport
Rapport dat inzicht geeft in de samenstelling (relevante parameters) van het in de bodem te brengen water.
A4-3e
3f
Beschouwing met onderbouwend rapport
Beschouwing van de mogelijk (negatieve) gevolgen van het bodemenergiesysteem aan de hand van de criteria zoals genoemd in de toelichting.
A4-3f
27 van 38
Aanvraag
Watervergunning A5. Water in een oppervlaktewaterlichaam brengen of eraan onttrekken Ministerie van Verkeer en Waterstaat
A5. Water in een oppervlaktewaterlichaam brengen of eraan onttrekken Inleiding Vul dit onderdeel in als u grote hoeveelheden water in een oppervlaktewaterlichaam wilt lozen of daaraan grote hoeveelheden wilt onttrekken. Afhankelijk van de hoeveelheden water die u wilt lozen of onttrekken en van de criteria die de waterbeheerder hanteert kunt u volstaan met een melding of heeft u een watervergunning nodig. Raadpleeg bij twijfel de bevoegde instantie. Als bij de vraag een toelichting (i) of een bijlage (!) hoort, dan is dit aangegeven. Toelichtingen (i) staan op een apart toelichtingenblad.
1 > Gebruik zo nodig een aparte bijlage
Noodzaak 1a Geef aan wat de noodzaak is van het brengen van water in een oppervlaktewaterlichaam
2 > Gebruik zo nodig een aparte bijlage
In- en uitstroomvoorzieningen 2a Vul in de tabel gegevens van de in- en uitstroomvoorzieningen in Instroomvoorziening
Uitstroomvoorziening
Pompcapaciteit (m³/uur)
|
|
Afmetingen Lengte (m)
|
|
Breedte x hoogte (m) of
|
|
Diameter (m)
|
|
|
|
|
|
Ligging Diepte t.o.v. maaiveld (m±mv) Afstand t.o.v. oever (m)
! Bijlage
2b Voeg als bijlage toe: een tekening met de ligging van de in- en uitstroomvoorzieningen
3
Hoeveelheid 3a Vul in de tabel per periode de maximaal te onttrekken of te lozen waterhoeveelheden in Voorjaar (1/3 – 31/5)
Zomer (1/6 – 31/8)
Najaar (1/9 – 30/11)
Winter (1/12 – 28/2)
Lozing (max. m /uur)
|
|
|
|
Onttrekking (max. m3/uur)
|
|
|
|
3
3b Hoe worden de onttrokken en geloosde hoeveelheden water vastgesteld? ! Bijlage
Debietmeting Pompcapaciteit x draaiuren Schatting Anders, namelijk:
3c Voeg als bijlage toe: een rapport dat een beschrijving bevat van de maatregelen om visintrek tegen te gaan
28 van 38
Aanvraag
Watervergunning A5. Water in een oppervlaktewaterlichaam brengen of eraan onttrekken Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Overzicht bijlagen bij blad A5 > Voorzie elke bijlage van het juiste nummer
Vraag
Benodigde bijlage
Toelichting
Nummer
1a
Omschrijving
Onderbouwing van de noodzaak van lozen in een oppervlaktewaterlichaam.
A5-1a
2a
Tabel
Gegevens van in- en uitstroomvoorzieningen.
A5-2a
2b
Tekening in- en uitstroomvoorzieningen
Schets van de ligging van de in- en uitstroomvoorzieningen, inclusief de hoek ten opzichte van de stroomrichting. Geef op de tekening ook de monsterpunten aan.
A5-2b
3c
Rapport maatregelen
Onderbouwend rapport dat een beschrijving bevat van de maatregelen om visintrek tegen te gaan. Maatregelen zijn bijvoorbeeld: roosters (roosterdiameter vermelden), zeven (maaswijdte vermelden), en een terugvoersysteem voor vissen.
A5-3c
29 van 38
Aanvraag
Watervergunning Contactinformatie Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Contactinformatie Inleiding Hieronder vindt u adressen, telefoonnummers en websites van waterschappen, regionale diensten van Rijkswaterstaat, IVW/Waterbeheer en provincies. Deze contactgegevens hebt u onder andere nodig voor het aanvragen van vooroverleg over uw vergunningaanvraag.
1
Waterschappen Waterschap Aa en Maas Postbus 5049 5201 GA 's Hertogenbosch Telefoon (073) 615 66 66 Website www.aaenmaas.nl
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Postbus 130 1135 ZK Edam Telefoon (0299) 66 30 00 Website www.hhnk.nl
Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Postbus 94370 1090 GJ Amsterdam Telefoon (0900) 93 94 Website www.agv.nl
Waterschap Hunze en Aa's Postbus 195 9640 AD Veendam Telefoon (0598) 69 38 00 Website www.hunzeenaas.nl
Waterschap Brabantse Delta Postbus 5520 4801 DZ Breda Telefoon (076) 564 10 00 Website www.brabantsedelta.nl
Waterschap Noorderzijlvest Postbus 18 9700 AA Groningen Telefoon (050) 304 89 11 Website www.noorderzijlvest.nl
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Postbus 550 3990 GJ Houten Telefoon (030) 634 57 00 Website www.destichtserijnlanden.nl
Waterschap Peel en Maasvallei Postbus 3390 5902 RJ Venlo Telefoon (077) 389 11 11 Website www.wpm.nl
Hoogheemraadschap van Delfland Postbus 3061 2601 DB Delft Telefoon (015) 260 81 08 Website www.hhdelfland.nl Waterschap De Dommel Postbus 10001 5280 DA Boxtel Telefoon (0411) 61 86 18 Website www.dommel.nl Wetterskip Fryslân Postbus 36 8900 AA Leeuwarden Telefoon (058) 292 22 22 Website www.wetterskipfryslan.nl Waterschap Groot Salland Postbus 60 8000 AB Zwolle Telefoon (038) 455 72 00 Website www.wgs.nl Waterschap Hollandse Delta Postbus 4103 2980 GC Ridderkerk Telefoon (0900) 200 50 05 Website www.wshd.nl
Waterschap Reest en Wieden Postbus 120 7940 AC Meppel Telefoon (0522) 27 67 67 Website www.reestenwieden.nl Waterschap Regge en Dinkel Postbus 5006 7600 GA Almelo Telefoon (0546) 83 25 25 Website www.wrd.nl Waterschap Rijn en IJssel Postbus 148 7000 AC Doetinchem Telefoon (0314) 36 93 69 Website www.wrij.nl Hoogheemraadschap van Rijnland Postbus 156 2300 AD Leiden Telefoon (071) 306 30 63 Website www.rijnland.net Waterschap Rivierenland Postbus 599 4000 AN Tiel Telefoon (0344) 64 90 90 Website www.waterschaprivierenland.nl
Waterschap Roer en Overmaas Postbus 185 6130 AD Sittard Telefoon (046) 420 57 00 Website www.overmaas.nl Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard Postbus 4059 3006 AB Rotterdam Telefoon (010) 453 72 00 Website www.schielandendekrimpenerwaard.nl Waterschap Vallei & Eem Postbus 330 3830 AJ Leusden Telefoon (033) 434 60 00 Website www.wve.nl Waterschap Velt en Vecht Postbus 330 7740 AH Coevorden Telefoon (0524) 59 22 22 Website www.veltenvecht.nl Waterschap Veluwe Postbus 4142 7320 AC Apeldoorn Telefoon (055) 527 29 11 Website www.veluwe.nl Waterschap Zeeuwse Eilanden Postbus 1000 4330 ZW Middelburg Telefoon (0118) 62 10 00 Website www.wze.nl Waterschap Zeeuws-Vlaanderen Postbus 88 4530 AB Terneuzen Telefoon (0115) 64 10 00 Website www.wszv.nl Waterschap Zuiderzeeland Postbus 229 8200 AE Lelystad Telefoon (0320) 27 49 11 Website www.zuiderzeeland.nl
30 van 38
Aanvraag
2
Watervergunning Contactinformatie Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Regionale diensten Rijkswaterstaat Contactgegevens voor het aanvragen van vooroverleg: Dienst Noord-Nederland Postbus 2301 8901 JH Leeuwarden Telefoon (058) 234 43 44
Dienst Noord-Holland Postbus 3119 2001 DC Haarlem Telefoon (023) 530 13 01
Dienst Limburg Postbus 25 6200 MA Maastricht Telefoon (043) 329 44 44
Dienst Oost-Nederland Postbus 9070 6800 ED Arnhem Telefoon (026) 368 89 11
Dienst Zuid-Holland Postbus 556 3000 AN Rotterdam Telefoon (010) 402 62 00
Dienst Noordzee Postbus 5807 2280 HV Rijswijk Telefoon (070) 336 66 00
Dienst IJsselmeergebied Postbus 600 8200 AP Lelystad Telefoon (0320) 299 111
Dienst Zeeland Postbus 5014 4330 KA Middelburg Telefoon (0118) 622 000
Dienst Utrecht Postbus 24094 3502 MB Utrecht Telefoon (088) 797 3111
Dienst Noord-Brabant Postbus 90157 5200 MJ Den Bosch Telefoon (073) 681 78 17
Website voor alle diensten: www.rws.nl
Aanvragen voor een watervergunning met Rijkswaterstaat als bevoegd gezag worden naar een centraal loket gestuurd:
[email protected] (voor digitale aanvragen) Service Center Vergunningen Rijkswaterstaat (voor schriftelijke aanvragen) Postbus 4142 6202 PA Maastricht
3
Inspectie Verkeer en Waterstaat/Waterbeheer (eigen RWS-werken) Vergunningen voor eigen werken van Rijkswaterstaat worden aangevraagd via
[email protected] of Service Center Vergunningen Rijkswaterstaat (zie onder 2), maar verleend door de Inspectie Verkeer en Waterstaat/Waterbeheer, website www.ivw.nl.
4
Provincies Provincie Groningen Postbus 610 9700 AP Groningen Telefoon (050) 316 49 11 Website www.provinciegroningen.nl
Provincie Gelderland Postbus 9090 6800 GX Arnhem Telefoon (026) 359 91 11 Website www.gelderland.nl
Provincie Zeeland Postbus 6001 4330 LA Middelburg Telefoon (0118) 63 10 11 Website www.zeeland.nl
Provincie Fryslân Postbus 20120 8900 HM Leeuwarden Telefoon (058 )292 59 25 Website www.fryslan.nl
Provincie Utrecht Postbus 80300 3508 TH Utrecht Telefoon (030) 258 91 11 Website www.provincie-utrecht.nl
Provincie Noord-Brabant Postbus 90151 5200 MC ’s-Hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Website www.brabant.nl
Provincie Drenthe Postbus 122 9400 AC Assen Telefoon (0592) 36 55 55 Website www.drenthe.nl
Provincie Noord-Holland Postbus 123 2000 MD Haarlem Telefoon (023) 514 31 43 Website www.noord-holland.nl
Provincie Limburg Postbus 5700 6202 MA Maastricht Telefoon (043) 389 99 99 Website www.limburg.nl
Provincie Overijssel Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon (038) 499 88 99 Website www.overijssel.nl
Provincie Zuid-Holland Postbus 90602 2509 LP Den Haag Telefoon (070) 441 66 11 Website www.zuid-holland.nl
Provincie Flevoland Postbus 55 8200 AB Lelystad Telefoon (0320) 265 265 Website provincie.flevoland.nl
31 van 38
Aanvraag
Watervergunning Toelichtingen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Toelichtingen Inleiding Op dit blad vindt u een toelichting bij de diverse onderdelen van het aanvraagformulier watervergunning.
O1
Algemene gegevens 4 Wees zo nauwkeurig en uitgebreid als mogelijk. De locatie is bepalend voor de vraag welke instantie het bevoegd gezag is, en voor de beoordeling van de voorgenomen activiteiten. Bij ‘naam oppervlaktewaterlichaam’ vermeldt u de naam van het oppervlaktewaterlichaam waarin de activiteiten zullen plaatsvinden (bijvoorbeeld Maas, Noordzee, Meppelerdiep, Roer). In het geval de activiteiten in de Noordzee plaatsvinden, geeft u ook de X/Y-coördinaten aan. 5 Geef zo concreet mogelijk aan wanneer de activiteiten beginnen. Vermeld bij een aanvraag voor een tijdelijke vergunning ook de te verwachten einddatum van de activiteiten. Het zal niet altijd mogelijk zijn om het begin of het eind van de activiteiten tot op de dag nauwkeurig te vermelden. Daar waar dat niet mogelijk is, kunt u volstaan met een globalere aanduiding. Als u meerdere activiteiten van uiteenlopende duur wilt uitvoeren, geeft u per activiteit aan om welke periode het gaat. 6a Geef als het een afvalwaterlozing betreft duidelijk aan tot welke IPPC-categorie of C-categorie van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit: zie bijlage 1) uw bedrijf behoort. 6b U motiveert uw vergunningaanvraag en geeft duidelijk aan welk belang u heeft bij de voorgenomen activiteiten. Het doel van de activiteiten is mede bepalend voor de vraag welk bestuursorgaan als bevoegd gezag optreedt, bijvoorbeeld Gedeputeerde Staten als het gaat om één van de in artikel 6.4 van de Waterwet omschreven categorieën grondwateronttrekkingen (gebruiksdoelen) of een waterschap als het een andersoortige onttrekking betreft. Bij grondwateronttrekkingen is het gebruiksdoel ook relevant om te kunnen toetsen op efficiënt en effectief gebruik van het te onttrekken grondwater, zoals de eventuele noodzaak om drinkwaterkwaliteit te leveren.
O2
Activiteitenkeuze en ondertekening Het kan zijn dat u naast een watervergunning nog andere vergunningen nodig hebt of meldingen moet doen. Hieronder vindt u enkele voorbeelden van mogelijke andere verplichtingen. Deze lijst is niet compleet. Raadpleeg daarom uw gemeente of de bevoegde instantie voor regels die gelden in uw specifieke situatie. Milieuvergunning Deze vergunning is soms vereist voor het oprichten of wijzigen van een inrichting (bedrijf) of voor het lozen van afvalwater op de riolering (indirecte lozing). Veel inrichtingen vallen echter onder het Activiteitenbesluit, en u hebt dan geen milieuvergunning nodig. Voor onder meer IPPC-bedrijven is het wettelijk verplicht om volgens een coördinatieregeling de procedures voor de watervergunning en de milieuvergunning onderling af te stemmen. Zo wordt een aanvraag om een watervergunning buiten behandeling gelaten als niet binnen zes weken ook een aanvraag om een milieuvergunning is ingediend. Vraag de milieuvergunning aan bij de gemeente, of als het gaat om grote inrichtingen bij de provincie of het ministerie van VROM. Bouwvergunning De bouwvergunning is vereist voor het bouwen van bouwwerken. In bepaalde gevallen is geen bouwvergunning vereist, zie daarvoor het Besluit bouwvergunningsvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken. Vraag de bouwvergunning aan bij de gemeente. Ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet Deze ontheffing is vereist als u in gebieden met beschermde planten en dieren activiteiten wilt uitvoeren. Vraag de ontheffing aan bij het ministerie van LNV. Vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet De natuurbeschermingswetvergunning is vereist als u in of bij beschermde natuurgebieden activiteiten wilt uitvoeren. Vraag de vergunning aan bij de provincie (of in uitzonderlijke gevallen bij het ministerie van LNV). Melding op grond van het Activiteitenbesluit Deze melding is nodig als u gaat lozen vanuit een inrichting die onder het Activiteitenbesluit valt. U kunt uw melding aan de waterbeheerder digitaal doen door de Activiteitenbesluit Internet Module (AIM: zie http://aim.vrom.nl) te gebruiken. Meldingen op grond van het Besluit lozing afvalwater huishoudens, het Besluit glastuinbouw, het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij Deze meldingen zijn nodig als u vanuit een huishouden huishoudelijk afvalwater gaat lozen in een oppervlaktewaterlichaam
32 van 38
Aanvraag
Watervergunning Toelichtingen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
of op de bodem, als u een glastuinbouwbedrijf opricht of wijzigt of als u gaat lozen in verband met agrarische activiteiten. Dien de melding in bij de waterbeheerder. Melding op grond van het Besluit bodemkwaliteit Deze melding is nodig als u grond of baggerspecie gaat toepassen (bijvoorbeeld in een oppervlaktewaterlichaam of binnen de 12-mijlszone van de Noordzee). Dien de melding in bij Agentschap NL. Andere meldingen van voorheen vergunningplichtige activiteiten De meldingsplicht geldt voor een groot deel van de activiteiten waar tot voor kort op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Wet op de waterhuishouding, de Grondwaterwet of de Keur van het waterschap een vergunning of keurontheffing voor nodig was. Raadpleeg uw waterbeheerder! Ontheffing van de provinciale landschapsverordening Deze ontheffing is nodig als u een oppervlaktewaterlichaam wilt dempen. Vraag deze ontheffing aan bij de provincie. Ontheffing op grond van artikel 10.63 van de Wet milieubeheer Deze ontheffing is nodig als u een oppervlaktewaterlichaam wilt dempen met houtachtig materiaal. Vraag deze ontheffing aan bij de provincie. Vergunning op basis van de Ontgrondingenwet De ontgrondingenvergunning is nodig als u grote hoeveelheden grond wilt ontgraven. Vraag deze vergunning aan bij de provincie, of bij ontgronding in rijkswateren bij Rijkswaterstaat. Milieueffectrapportage (m.e.r.) De m.e.r. is vaak verplicht als activiteiten groot van omvang zijn. In het Besluit milieueffectrapportage 1994 kunt u nagaan of de m.e.r.-plicht in uw situatie geldt. Stuur in dat geval een m.e.r. mee met de aanvraag voor een watervergunning. Vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) De omgevingsvergunning is vereist bij bouw-, woon-, ruimte-, natuur- en milieu-activiteiten, en bij lozing van afvalwater via de riolering (indirecte lozing). De omgevingsvergunning combineert onder meer de milieu- en bouwvergunning, en kunt u aanvragen zodra de Wabo in werking treedt (naar verwachting in de loop van 2010). Vraag deze vergunning te zijner tijd aan bij de gemeente.
A1
Stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen 3c In overleg met de bevoegde instantie kan de Proteusmodellering in minder complexe situaties mogelijk vervallen. 5a Denk bij de afvalwaterstromen in ieder geval aan: procesafvalwater, koelwater, ketelspuiwater, regeneratiewater van ionenwisselaars, laboratoriumafvalwater, spoelwater ontijzering, (mogelijk) verontreinigd hemelwater en huishoudelijk afvalwater 5c/d Als het om koelwater gaat, vermeldt u: • welke chemicaliën eventueel aan het koelwater zijn toegevoegd, alsook de jaarlijks geloosde hoeveelheid chemicaliën en de concentratie van deze stoffen in het geloosde koelwater (5c) • de maximale temperatuur van het koelwater bij lozing (5c) • op een aparte bijlage: de warmtevracht, inclusief berekeningen (5d). De warmtevracht van een koelwaterlozing wordt berekend als het product van: a. het lozingsdebiet van koelwater in kubieke meter per seconde; b. het verschil tussen de lozingstemperatuur en de temperatuur van het ontvangende oppervlaktewater in graden Celsius; c. de warmtecapaciteit van het koelwater, die gelijk is aan 4190 kilojoule per kubieke meter per graad temperatuurverhoging. Kleinere koelwaterlozingen vallen onder het Activiteitenbesluit. 5f Bedrijfsomstandigheden, zoals proefdraaien, in bedrijf stellen, uit bedrijf nemen, schoonmaak- en herstelwerkzaamheden. 6a Hierbij valt te denken aan maatregelen en/of onderzoeken gericht op: • grondstof-, hulpstof-, en productkeuze • toepassing van schone technologie, nieuw(e) productieproces of bedrijfsvoering en • procesgeïntegreerde maatregelen. 6b Hierbij valt te denken aan: • kringloopsluiting (hergebruik binnen het productieproces/de bedrijfsvoering) • hergebruik buiten het productieproces/de bedrijfsvoering en • opwerking t.b.v. mogelijk hergebruik. 9a Geef een korte, niet-technische samenvatting van de inhoud van dit deel van de vergunningaanvraag. Zorg dat hierbij alle genoemde onderwerpen aan de orde komen. De samenvatting is bedoeld voor het informeren van het publiek over de lozing waarvoor vergunning wordt gevraagd, de milieubelasting die wordt veroorzaakt en de maatregelen die worden getroffen om deze milieubelasting te beperken. Een derde moet met behulp van de samenvatting zijn/haar
33 van 38
Aanvraag
Watervergunning Toelichtingen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
oordeel kunnen vormen over de lozing.
A2
Stoffen in zee brengen Het staat de aanvrager in beginsel vrij vergunning te vragen voor alle in artikel 6.3 van de Waterwet genoemde activiteiten, maar van oudsher wordt voor de Noordzee een stringent vergunningenbeleid gehanteerd. Feitelijk kunnen alleen stortingen van baggerspecie worden vergund, mits aan bepaalde (kwaliteits)criteria wordt voldaan en er geen landalternatief voor handen is. Daarom biedt het aanvraagformulier alleen ruimte voor het aanvragen van baggerspeciestortingen buiten de 12mijlszone (binnen de exclusieve economische zone). Overigens zullen deze activiteiten economisch vaak niet aantrekkelijk zijn, vanwege de grote afstanden die moeten worden overbrugd. Toepassingen van baggerspecie of grond binnen de 12-mijlszone vallen onder het Besluit bodemkwaliteit. Als een initiatiefnemer andere activiteiten dan baggerspeciestortingen wil verrichten (binnen of buiten de 12-mijlszone), moet dit via het vooroverleg met het bevoegde gezag (Dienst Noordzee van Rijkswaterstaat) expliciet aan de orde worden gesteld. 1 Vermeld de X/Y-coördinaten van de bagger- en stortlocatie en voeg een overzichtskaart van beide locaties als bijlage bij. 2/3 Vermeld de aard, samenstelling, eigenschappen en hoeveelheid van de te baggeren en te storten specie. Het gaat hierbij om de aard (zoals zand, klei, leem, slib), de chemische samenstelling, de korrelgrootteverdeling, het drogestofgehalte en om de hoeveelheid in m3. Bij het beoordelen van de toelaatbaarheid van het storten van baggerspecie in de Noordzee zal het bevoegde gezag de normen die worden gehanteerd bij de zogenaamde zoutebaggertoets (zie http://www.helpdeskwater.nl/zeeslib/norm/) als referentie hanteren. Uit de aanvraag zal dan ook moeten blijken in hoeverre de baggerspecie aan deze normen voldoet. In de praktijk zal de aanvrager analyserapporten van de chemische samenstelling van de baggerspecie als bijlage bij de aanvraag voegen. Op grond daarvan kan het bevoegd gezag beoordelen of de baggerspecie voor storting in de Noordzee in aanmerking komt. Het bij vraag 2c bedoelde rapport laat zien hoe het vereiste bodemonderzoek is uitgevoerd. NEN 5720 geeft hiervoor richtlijnen, zoals het minimaal vereiste aantal boringen, monsters en analyses. Het is verstandig de te volgen onderzoekshypothese tijdens het vooroverleg aan de orde te stellen.
A3
Waterstaatwerk of beschermingszone gebruiken 1b De constructietekening heeft de volgende onderdelen: • een schets van de bestaande situatie en de toekomstige situatie na voltooiing van de activiteiten • een detailtekening van het werk met vermelding van de gebruikte schaal en toegepaste materialen • een situering van het werk inclusief maatvoering ten opzichte van het oppervlaktewaterlichaam of de waterkering waarin, waarlangs of in de nabijheid waarvan het werk wordt aangebracht; • maatvoeringen ten opzichte van het waterpeil of het maaiveld met vermelding van de NAPhoogte • onderbouwende berekeningen, voor zover relevant. 2a Overleg van te voren met uw waterbeheerder omdat u de gewenste demping mogelijk volledig moet compenseren door het graven of verbreden van een oppervlaktewaterlichaam. Als u voor het dempen grond of baggerspecie wilt gebruiken, bent u verplicht dat op grond van het Besluit bodemkwaliteit vooraf (digitaal) te melden bij Agentschap NL. Ook hebt u mogelijk ontheffing van Gedeputeerde Staten nodig op grond van een provinciale landschapsverordening. Als u voor de demping houtachtig afval wilt gebruiken, is daar op grond van de Wet milieubeheer ontheffing van Gedeputeerde Staten voor nodig. 3a De waterbeheerder kan eisen stellen aan de minimale afmeting van een nieuw oppervlaktewaterlichaam of de minimaal toe te voegen (bodem)breedte als u een bestaand oppervlaktewaterlichaam wilt verbreden. De taludhelling is onder meer afhankelijk van de grondsoort. De waterbeheerder kan u hierover informeren. Als u vrijgekomen materiaal elders wilt toepassen, is het op grond van het Besluit bodemkwaliteit verplicht dat u vooraf een melding doet. 4b Over het algemeen worden natuurvriendelijke oevers buiten het normale profiel van de oppervlaktewaterlichamen aangelegd. Het is mogelijk noodzakelijk dat u een onderhoudsplan overlegt. De waterbeheerder kan u hierover informeren. Het is verboden verduurzaamd (bijvoorbeeld gewolmaniseerd of gecreosoteerd) hout te gebruiken. 4e Het doel van de vegetatiekaart is om alle weerstanden voor de stroming binnen het inrichtingsgebied vast te leggen. Dit is de stromingsweerstand van de vegetatie, maar ook de bodemwrijving die ontstaat door plassen, strangen en geulen. De aanwezigheid van vegetatietypen met de daarbij behorende stromingsweerstanden/bodemwrijving vertaalt u op de vegetatiekaart naar ruwheidstypen. Rijkswaterstaat onderscheidt de volgende veertien ruwheidstypen: 1. 2. 3.
Open water Strangen, nevengeulen, plassen et cetera. Riet Zegge/rietgras
34 van 38
Aanvraag 4.
5. 6. 7. 8. 9. 10.
11.
12. 13. 14.
Watervergunning Toelichtingen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Moeras Zonder nadere specificatie wordt als vegetatietype riet aangenomen. Bij vermenging van vegetatietypen zo mogelijk de afzonderlijke gebieden aangeven of anders het aantal procenten per oppervlakte. Struweel/struiken Houterige begroeiing van dicht op elkaar staande stammen met een kleine diameter tot maximaal 0.10 m. Ooibos Zonder nadere specificatie wordt uitgegaan van dichtbos (hard- of zachthout). Bij een meer open structuur is informatie nodig over de dichtheid. Heggen Informatie over de dichtheid (aantal stammen per m1) en de (verwachte) hoogte van de heggen. Griend Informatie over de dichtheid (aantal stammen per hectare) en de (verwachte) hoogte. Grasland (agrarisch beheer) Het gras is kort tengevolge van intensieve begrazing of maaien. Grasland (natuur beheer) Het gras en eventueel ander daarin voorkomende vegetatie is hoger ten gevolge van een extensieve begrazing. Over de in grasland voorkomende andere vegetaties wordt opgemerkt dat alleen de in de winter nog aanwezige vegetatie van belang is voor de stromingsweerstand. Samengestelde vegetatietypen De stromingsweerstand van samengestelde vegetatietypen hangt af van het aandeel (omvang) van de afzonderlijke vegetatietypen. Deze informatie over de omvang (percentage oppervlakte) van de afzonderlijke vegetatietypen moet worden verstrekt. Ruigte Ruigte kan gezien worden als een samengesteld vegetatietype. De afzonderlijke vegetatietypen met kenmerken en omvang moeten worden aangegeven. Zand, zandige oever Slikkige oever
Houd er rekening mee dat de waterbeheerder tijdens het vooroverleg aanvullende informatie vraagt. 5a In sommige gebieden is het noodzakelijk dat u eventueel gedempt oppervlaktewater compenseert door het graven of verbreden van een oppervlaktewaterlichaam. Tevens kunnen eisen worden gesteld aan de doorvaart- of doorstroombreedte en hoogte van de brug en het aantal toegestane bruggen per perceel. Het is verstandig vooraf te informeren bij uw waterbeheerder. Indien uw brug bedoeld is als ontsluiting naar de openbare weg is ook een uitritvergunning noodzakelijk. Deze wordt door de wegbeheerder opgesteld. Dit kan het waterschap, de gemeente of de provincie zijn. Het is verboden verduurzaamd (bijvoorbeeld gewolmaniseerd of gecreosoteerd) hout te gebruiken. 6a Over het algemeen moet een dam worden voorzien van een duiker. Een duiker is een buis (rond of rechthoekig) waar het water doorheen kan stromen, ter weerszijden van de dam. Eisen aan de afmetingen van de duiker zijn afhankelijk van de regio waar u de dam wenst aan te brengen. In sommige gebieden is het noodzakelijk dat u eventueel gedempt oppervlaktewater compenseert door het graven of verbreden van een oppervlaktewaterlichaam. Als uw dam bedoeld is als ontsluiting naar de openbare weg is ook een uitritvergunning noodzakelijk. Deze wordt door de wegbeheerder opgesteld. Dit kan het waterschap, de gemeente of de provincie zijn. De waterbeheerder kan u hierover informeren. Als u voor het aanleggen van de dam grond of baggerspecie wilt gebruiken, moet u dat op grond van het Besluit bodemkwaliteit vooraf (digitaal) melden bij Agentschap NL. Tevens kan voor de aanleg van een dam ontheffing van Gedeputeerde Staten nodig zijn op grond van een provinciale landschapsverordening. Als voor de aanleg houtachtig afval wordt gebruikt, is daarvoor ontheffing van Gedeputeerde Staten nodig op grond van de Wet milieubeheer. 7a Als u beschoeiing wilt aanbrengen, kan uw waterbeheerder dit beschouwen als demping. Het is mogelijk dat u deze demping moet compenseren door het graven of verbreden van een oppervlaktewaterlichaam. Ook kunnen voorwaarden worden gesteld aan de hoogte van de beschoeiing. Het is verboden verduurzaamd (bijvoorbeeld gewolmaniseerd of gecreosoteerd) hout te gebruiken. 8a Houd er rekening mee dat onderhoud aan het oppervlaktewaterlichaam waarlangs u de beplanting aan wilt brengen, mogelijk moet blijven. Als u dit onderhoud niet zelf hoeft uit te voeren, worden er waarschijnlijk extra voorwaarden opgenomen in de eventuele watervergunning om het onderhoud te waarborgen. Niet overal is het toegestaan beplanting langs een oppervlaktewaterlichaam aan te brengen. Uw waterbeheerder kan u hierover informeren. 9a Als de activiteiten voor een deel in, op of nabij waterkeringen worden uitgevoerd, vul dan ook vraag 11 in: ‘Activiteiten in, op of nabij waterkeringen’. De waterbeheerder kan u hierover nader informeren. Activiteiten op het strand, zoals het oprichten van zandbanketten, het verplaatsen van zand (anders dan voor zandbanketten), het oprichten van strandpaviljoens of strandhuisjes vallen ook onder vraag 11. De waterbeheerder kan aanvullende voorwaarden stellen aan de constructie van bijvoorbeeld een boothuis. Onder lozingswerken vallen ook drainagewerken. 10 Bij het verrichten van activiteiten in de Noordzee is het verstandig altijd contact op te nemen met het bevoegde gezag om vooroverleg te voeren. Bevoegd gezag voor de Noordzee is dienst Noordzee
35 van 38
Aanvraag
Watervergunning Toelichtingen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
van Rijkswaterstaat (voor contactgegevens zie de bijlage). Het bevoegde gezag kan snel duidelijk maken welke gegevens bij de aanvraag moeten worden verstrekt. Vaak zijn activiteiten in de Noordzee ook m.e.r.-plichtig: zie het Besluit milieueffectrapportage. In die gevallen kunt u bij vraag 10b verwijzen naar de relevante passages uit het milieurapport. 11a Voor het maken van zandbanketten op het strand ten behoeve van niet-permanente bebouwing is op grond van de Waterregeling geen watervergunning nodig als de banketten maximaal 6 meter +NAP hoog zijn en niet breder dan 25 meter kustdwars, gemeten boven op het banket vanaf het duinfront. Voor zandverplaatsingen op het strand in hoeveelheden van maximaal 20 m³ per strekkende meter is volgens de Waterregeling eveneens geen watervergunning nodig. Nietvergunningplichtige zandbanketten en zandverplaatsingen moeten wel minimaal vier weken voor de uitvoering schriftelijk aan Rijkswaterstaat worden gemeld. Als het gaat om een combinatie van het maken van zandbanketten en het verplaatsen van zand neemt u contact op met Rijkswaterstaat. 11b Gezien het belang van waterkeringen hebben waterbeheerders over het algemeen speciaal beleid vastgesteld ten aanzien van activiteiten door derden in, op of nabij waterkeringen. Als u het vermoeden heeft dat voor de door u geplande activiteiten één of meer van de hier genoemde berekeningen, tekeningen, werkplan en/of boorplan niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag, dan kunt u hierover contact opnemen met de waterbeheerder. Ook moet u er rekening mee houden dat tijdens het stormseizoen in principe geen activiteiten in, op of nabij waterkeringen worden toegestaan. 12c Gezien het belang van waterkeringen heeft de waterbeheerder over het algemeen speciaal beleid vastgesteld ten aanzien van activiteiten in, op of nabij waterkeringen. Als u het vermoeden heeft dat voor de door u geplande activiteiten één of meer van de hier genoemde berekeningen en/of tekeningen niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag, dan kunt u hierover contact opnemen met de waterbeheerder. 13a Bij een woonschip moet de locatie zijn opgenomen in het bestemmingsplan van de gemeente waarbinnen deze is gelegen. Is de locatie gelegen langs een waterkering of kunstwerk, houd er dan rekening mee dat hieraan aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld of dat het hierdoor niet mogelijk is een ligplaats op de gewenste locatie in te nemen. De waterbeheerder kan u hierover informeren. Ook is mogelijk een melding op grond van het Besluit lozing afvalwater huishoudens nodig als uw afvalwater niet via de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. 14a De waterbeheerder kan aanvullende voorwaarden stellen aan de constructie van bijvoorbeeld een steiger/vlonder. Is de locatie gelegen langs een waterkering, houd er dan rekening mee dat hieraan aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld of dat het hierdoor niet mogelijk is een steiger/vlonder op de gewenste locatie aan te brengen. De waterbeheerder kan u hierover informeren. Het is verboden verduurzaamd (bijvoorbeeld gewolmaniseerd of gecreosoteerd) hout te gebruiken. 15a Het op een ander peil brengen van oppervlaktewater dan het peil welke door het waterschap wordt gehanteerd, is slechts in beperkte zin mogelijk. Het waterschap kan u hierover informeren. 15d Als u het vermoeden heeft dat voor de door u geplande activiteiten één of meer van de hier genoemde berekeningen en/of tekeningen niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag, dan kunt u hierover contact opnemen met het waterschap. 16b Onder verharding worden ondermeer woningen, bedrijven, wegen en parkeervoorzieningen verstaan. Of en welke compenserende maatregen genomen moeten worden is afhankelijk van lokaal beleid en gebiedsamenstelling. De waterbeheerder kan u hierover informeren. Wanneer u op grond van die locale omstandigheden compenserende maatregelen moet treffen, zal de waterbeheerder ook aangeven welke aanvullende gegevens u moet verstrekken. 17a Als sprake is van activiteiten aan of in een waterstaatswerk waarbij een al dan niet verontreinigde waterbodem geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, zoals bij baggeren van een haven, moet inzicht worden gegeven in de hoeveelheid te verwijderen baggerspecie. Daarnaast moet de omvang van het te baggeren oppervlak worden vermeld, en de bestemming van de baggerspecie. Het toepassen van baggerspecie elders wordt gereguleerd door het Besluit bodemkwaliteit, waarbij onder meer de samenstelling/kwaliteit van het materiaal aan de waterbeheerder moet worden gemeld.
A4
Water in de bodem brengen of eraan onttrekken 1b De brutopompcapaciteit is de theoretische, maximaal te leveren capaciteit; de pompcapaciteit is de in de praktijk beschikbare capaciteit voor de beoogde onttrekking. 1d/2e/3f Voor uw analyse/beschouwing is het nodig dat u verschillende berekeningen uitvoert. Hanteer de volgende uitgangspunten voor uw op te leveren bijlage. Vermeld telkens de informatiebronnen die u bij de berekeningen hebt gebruikt. •
Bodemprofiel Beschrijf de lokale en regionale bodemopbouw. Hanteer daarvoor een maatgevende geohydrologische schematisatie (met kD- en c-waarden).
36 van 38
Aanvraag •
•
•
Watervergunning Toelichtingen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Grondwaterstanden/stijghoogten Geef per bodemlaag (deklaag en watervoerende pakketten, eventuele opsplitsing in tussenlagen) aan wat de maatgevende grondwaterstanden/stijghoogten zijn (gemiddeld hoogste, gemiddelde en gemiddeld laagste waarden). Locatie-inrichting (niet voor bodemenergiesystemen) Beschrijf alle handelingen die op of in de bodem plaatsvinden (bijvoorbeeld damwanden, ontgravingen en grondverbeteringen), met een relevantie voor de hydrologische situatie. Kwantificeer ook alle uitgangspunten die relevantie hebben met deze hydrologische situatie (bijvoorbeeld omvang, diepte, doorlatendheid) en neem een kaart op met daarop de betreffende inrichting. Temperatuur en energie (alleen voor bodemenergiesystemen) Geef voor de wintersituatie (het koude seizoen) aan wat de gemiddelde en minimale temperaturen zijn van het in de bodem te brengen grondwater. Geef voor de zomersituatie (het warme seizoen) aan wat de gemiddelde en maximale temperaturen zijn van het in de bodem te brengen grondwater. Geef ook aan wat de temperatuur van het grondwater is op de diepte waarop de filters van de onttrekking en retournering zijn beoogd, vóór ingebruikname van het bodemenergiesysteem. Vermeld daarnaast de energiehoeveelheid die per kwartaal respectievelijk aan het grondwater wordt onttrokken en toegevoegd.
Verder dient u ten minste de volgende gegevens in, waarbij u iedere keer de gebruikte informatiebronnen vermeldt. 1d Effecten onttrekkingen: • Opbarst-risico Bij ontgravingen in een gebied met een bodemopbouw en hydrologische situatie waarbij opbarsten voor kan komen, maakt u met een opbarstberekening een inschatting van de kans op het opbarsten van de bodem. • Hydrologische invloed Geef per bodemlaag (deklaag en watervoerende pakketten, eventuele opsplitsing in tussenlagen) aan wat de maximale verlaging van de grondwaterstand/stijghoogte is en tot welke afstand het 5 cm-invloedsgebied maximaal reikt. Het 5 cm-invloedsgebied, alsmede overige relevante verlagings-isohypsen, geeft u ook grafisch weer op een kaart (op schaal) met een duidelijke topografische ondergrond. • Zettingen/maaivelddaling Bepaal via een zettingsberekening wat de maximale maaiveldzetting alsook het maximale zettingsverhang zal zijn. • Bebouwing en infrastructuur Op basis van de maximale grondwaterstands- en stijghoogteverlagingen en zettingen kunt u analyseren wat de kans op schade (constructief, architectonisch, paalrot) aan bebouwing en infrastructuur is door toedoen van de onttrekking. • Kwel/inzijging Geef aan in hoeverre de verticale stromingsrichting (kwel/inzijging) verandert door toedoen van de onttrekking. In gebieden met wisselend zoet, brak en/of zout grondwater in de betreffende bodemlagen geeft u aan in hoeverre zoet/brak (chloridegehalte 150 mg/l) en brak/zout (chloridegehalte 1.000 mg/l) grensvlakken worden verplaatst door toedoen van de onttrekking. • De invloed op overige grondwateronttrekkingen en -infiltraties Informatie over overige grondwateronttrekkingen en -infiltraties kunt u opvragen bij provincie of waterschappen. Beschrijf en onderbouw wat het maximale effect is van de onttrekking op overige grondwateronttrekkingen en infiltraties binnen het 5 cm-invloedsgebied van de onttrekking. • Archeologie en aardkundige waarden Beschouw op basis van de maximale grondwaterstands- en stijghoogteverlagingen en zettingen wat de kans op schade aan archeologisch waardevolle objecten en aardkundige waarden is door toedoen van de onttrekking. • Landbouw, natuur (onder andere Natura 2000-gebieden) en waardevolle groenvoorziening Beschouw op basis van de maximale grondwaterstandsverlagingen wat de effecten voor landbouw, natuur en waardevolle groenvoorziening kunnen zijn door toedoen van de onttrekking. Kwantificeer eventuele vermindering van landbouwopbrengsten. 2e Effecten infiltraties: • Opbarst-risico In een gebied met een bodemopbouw en hydrologische situatie waarbij opbarsten voor kan komen, maakt u met een opbarstberekening een inschatting van de kans op het opbarsten van de bodem. • Hydrologische invloed Geef per bodemlaag (deklaag en watervoerende pakketten, eventuele opsplitsing in tussenlagen) aan wat de maximale verhoging van de grondwaterstand/stijghoogte is en tot welke afstand het 5 cm-invloedsgebied maximaal reikt. Het 5 cm-invloedsgebied, alsmede overige relevante verhogings-isohypsen, geeft u ook grafisch weer op een kaart (op schaal) met een duidelijke topografische ondergrond. • Bebouwing en infrastructuur Beschouw op basis van de maximale grondwaterstands- en stijghoogteverhogingen wat de kans op schade (constructief, architectonisch) aan bebouwing en infrastructuur is door toedoen van de infiltratie. • Kwel/inzijging Geef aan in hoeverre de verticale stromingsrichting (kwel/inzijging) verandert door toedoen
37 van 38
Aanvraag
•
•
Watervergunning Toelichtingen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
van de infiltratie. In gebieden met wisselend zoet, brak en/of zout grondwater in de betreffende bodemlagen geeft u aan in hoeverre zoet/brak (chloridegehalte 150 mg/l) en brak/zout (chloridegehalte 1.000 mg/l) grensvlakken worden verplaatst door toedoen van de infiltratie. De invloed op overige grondwateronttrekkingen en -infiltraties Informatie over overige grondwateronttrekkingen en -infiltraties kunt u opvragen bij provincie of waterschappen. Beschrijf en onderbouw wat het maximale effect is van de infiltratie op overige grondwateronttrekkingen en infiltraties binnen het 5 cm-invloedsgebied van de infiltratie. Landbouw, natuur (onder andere Natura 2000-gebieden) en waardevolle groenvoorziening Beschouw op basis van de maximale grondwaterstandsverhogingen wat de effecten voor landbouw, natuur en waardevolle groenvoorziening kunnen zijn door toedoen van de infiltratie. Kwantificeer eventuele vermindering van landbouwopbrengsten.
3f Effecten bodemenergiesystemen: • Hydrologische invloed Geef per bodemlaag (deklaag en watervoerende pakketten, eventuele opsplitsing in tussenlagen) aan wat de maximale verlaging en verhoging van de grondwaterstand/stijghoogte is en tot welke afstand het 5 cm-invloedsgebied maximaal reikt. Het 5 cm-invloedsgebied, alsmede overige relevante verlagings-en verhogings-isohypsen, geeft u ook grafisch weer op een kaart (op schaal) met een duidelijke topografische ondergrond. • Hydrothermische invloed Geef per watervoerend pakket en zowel voor de wintersituatie (koude seizoen) en zomersituatie (warme seizoen) aan tot welke afstand de thermische invloedsgebieden (temperatuursverandering + of - 0,5 °C) na 20 jaar werking van het systeem maximaal kunnen reiken. Geef ook de thermische invloedsgebieden zowel voor de wintersituatie (koude seizoen) en zomersituatie (warme seizoen) na 20 jaar werking van het systeem grafisch weer op een kaart met een duidelijke topografische ondergrond. • Zettingen/maaivelddaling Bepaal via een zettingsberekening wat de maximale maaiveldzetting zal zijn. • Bebouwing en infrastructuur Beschouw op basis van de maximale grondwaterstands- en stijghoogteverlagingen en zettingen wat de kans op schade (constructief, architectonisch, paalrot) aan bebouwing en infrastructuur is door toedoen van de onttrekking. • Kwel/inzijging Geef aan in hoeverre de verticale stromingsrichting (kwel/inzijging) verandert door toedoen van het bodemenergiesysteem. In gebieden met wisselend zoet, brak en/of zout grondwater in de betreffende bodemlagen geeft u aan in hoeverre zoet/brak (chloridegehalte 150 mg/l) en brak/zout (chloridegehalte 1.000 mg/l) grensvlakken worden verplaatst door toedoen van het bodemenergiesysteem. • De invloed op overige grondwateronttrekkingen en -infiltraties Informatie over overige grondwateronttrekkingen en -infiltraties kunt u opvragen bij provincie of waterschappen. Beschrijf en onderbouw wat het maximale effect is van het energieopslagsysteem op overige grondwateronttrekkingen en -infiltraties binnen het 5 cminvloedsgebied van het energieopslagsysteem. • Archeologie en aardkundige waarden Beschouw op basis van de maximale grondwaterstands- en stijghoogteverlagingen en zettingen wat de kans op schade aan archeologisch waardevolle objecten en aardkundige waarden is door toedoen van de onttrekking. • Landbouw, natuur (onder andere Natura 2000-gebieden) en waardevolle groenvoorziening Beschouw op basis van de maximale grondwaterstandsverlagingen en -verhogingen wat de effecten voor landbouw, natuur en waardevolle groenvoorziening kunnen zijn door toedoen van de onttrekking en retournering. Kwantificeer eventuele vermindering van landbouwopbrengsten. 1e/2f Geef een uitgebreide beschouwing van de maatregelen die u neemt om (mogelijk) optredende effecten als gevolg van de onttrekking of infiltratie te voorkomen of te beperken. Hierbij beschrijft u alle hiermee samenhangende handelingen die op of in de bodem plaatsvinden (bijvoorbeeld damwanden, onderwaterbeton, infiltratiedrains of (bij infiltratie) afvoerdrains), die van belang zijn voor de hydrologische situatie. Kwantificeer ook alle uitgangspunten die van belang zijn voor deze hydrologische situatie (bijvoorbeeld omvang, diepte, doorlatendheid of capaciteit) en voeg een kaart bij met daarop de betreffende inrichting. Door middel van berekeningen toont u aan wat de effectbeperkende werking is van de maatregelen. 2b De brutopompcapaciteit is de theoretische, maximaal te leveren capaciteit; de pompcapaciteit is de in de praktijk beschikbare capaciteit voor de beoogde infiltratie. 3b/c Het verschil tussen de maximaal per jaar in de bodem gebrachte (vraag 3b) en onttrokken (vraag 3c) hoeveelheden water wordt veroorzaakt door regeneratie van bronnen, waarbij spuiwater ontstaat. 3d Monobron: een energieopslagsysteem dat gebruik maakt van één put, waarbij de warme en koude bel zich op verschillende dieptes binnen één watervoerend pakket bevinden. Doubletsysteem: energieopslagsysteem dat gebruik maakt van (series van) twee putten, waarbij de warme en koude bel zich op dezelfde diepte binnen één watervoerend pakket bevinden.
38 van 38
Aanvraag
A5
Watervergunning Toelichtingen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Water in een oppervlaktewaterlichaam brengen of eraan onttrekken De vergunningplicht voor lozingen of onttrekkingen is afhankelijk van de hoeveelheden en de criteria van de waterbeheerder.
> Gaat het om Rijkswateren dan geldt het volgende. •
•
U hebt een watervergunning voor onderdeel A5 nodig (zie artikel 6.16 van de Waterregeling): o Bij lozingen > 5.000 m3 water per uur of onttrekkingen > 100 m3 per uur, en o Als de in- of uitstroomsnelheid meer dan 0,3 m/s is of o Als u al een watervergunning nodig hebt voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam (onderdeel A1) U moet een melding doen aan Rijkswaterstaat (zie artikel 6.17 van de Waterregeling): o Bij lozingen > 5.000 m3 water per uur of onttrekkingen > 100 m3 per uur, en o Als de in- of uitstroomsnelheid niet meer dan 0,3 m/s is of o Als u geen watervergunning nodig hebt voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam (onderdeel A1)
> Gaat het niet om Rijkswateren, dan kunt u het beste uw waterschap raadplegen over de vergunninggrenzen. 1a Volgens het Nationaal bestuursakkoord water bent u verplicht om mogelijke alternatieven voor lozing, zoals vasthouden en bergen na te gaan. In de onderbouwing doet u hiervan verslag en geeft u aan waarom lozing toch noodzakelijk is. 2a Gegevens van in- en uitstroomvoorzieningen zijn nodig voor het berekenen van de inzuig- en uitstroomsnelheid. Bij grote onttrekkingen, met name uit Rijkswateren, is de inzuigsnelheid (bij het inlaatwerk) van belang in verband met de bescherming van vissen. De uitstroomsnelheid en de ligging van de voorzieningen zijn relevante gegevens in verband met het vaarwegbeheer. Als het gaat om rechthoekige in- en uitstroomvoorzieningen vult u bij afmetingen, naast de lengte, de breedte en de hoogte in; als het om ronde voorzieningen gaat vult u de diameter in. 3a Zowel de grootte van het watersysteem waaruit u water wilt onttrekken als de hoeveelheid per periode te onttrekken en te lozen water zijn belangrijke gegevens voor de bevoegde instantie om te beoordelen of kritische snelheden voor vislarven en juveniele (jonge) vis al of niet worden overschreden. Als u chemicaliën aan het onttrokken (koel)water wilt toevoegen, vermeldt u de aard en de hoeveelheid hiervan bij onderdeel A1 van dit formulier. 3c Stem het rapport met maatregelen om visintrek tegen te gaan af met de waterbeheerder.
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
BIJLAGENBOEK BEHORENDE BIJ BACHELOR THESIS
TRANSFORMATIE GEBRUIKSFUNCTIE VAN BESTAAND VASTGOED TOT ENERGIE NEUTRALE BEDRIJFSWONING MET GESCHAKELDE BEDRIJFSRUIMTE
BIJLAGE 06 EPC BEREKENING PROJECT
M. KOK
NEN, NPR 5129
EP woonfuncties en woongebouwen
ALGEMENE GEGEVENS Projectomschrijving
: Nieuwbouw dijkwoning
Bestandsnaam
: G:\MK\AP\EPC\Bedrijfswoning Cellemuiden 46.epw
Omschrijving bouwwerk
: nieuw te bouwen dijkwoning
Adres
: Cellenmuiden 46
Soort bouwwerk
: Woonfunctie
EPC-eis
: 0,60
8061RR Hasselt
INDELING GEBOUW Type
Omschrijving zone
Verwarmd
Verwarmde zone Soutterain
Ag [m²]
Verwarmd
Verwarmde zone Beganegrond
63,44
Verwarmd
Verwarmde zone Verdieping
43,03
68,13
------------- + totaal
174,60
BOUWKUNDIGE GEGEVENS - TRANSMISSIE Definitie scheidingsconstructies zone: Verwarmde zone Soutterain constructie
begrenzing
constructiedeel
A
Hkr
Rc
U
ZTA
[m²]
[m]
[m²K/W]
[W/m²K]
[-]
Kelderbak
grond
vloer soutterrain
82,3
3,50
0,12
Voorgevel
grond
Voorgevel
22,6
3,50
0,12
Rechtergevel
grond
Rechtergevel
27,8
3,50
0,12
Achtergevel
buiten, W
Achtergevel
16,0
10,40
0,09
merk C
1,5
merk D Linkergevel
buiten, Z
Linkergevel
5,1 22,7
merk D
10,40
5,1
helling zon-
beschaduwing
[°] wering
0,60
0,40
90 nee
constante belemmering
0,60
0,40
90 nee
constante belemmering
0,60
0,60
90 nee
constante overstek
helling zon-
0,09
---------- + Totaal
183,2
Definitie scheidingsconstructies zone: Verwarmde zone Beganegrond constructie
Voorgevel
begrenzing
buiten, O
constructiedeel
Voorgevel merk B
A
Hkr
Rc
U
ZTA
[m²]
[m]
[m²K/W]
[W/m²K]
[-]
10,40
0,09
13,9 2,1
0,60
90 ja
minimale belemmering
merk A deur
2,2
0,59
0,40
90 nee
minimale belemmering
merk A zijlicht
2,2
0,60
0,40
90 nee
minimale belemmering
merk B
2,1
0,60
0,40
90 ja
minimale belemmering
Rechtergevel
AVR
Rechtergevel
27,6
10,40
0,09
Achtergevel
buiten, W
Achtergevel
13,4
10,40
0,09
EPW - NPR 5129 V2.02
0,40
beschaduwing
[°] wering
merk E
4,0
0,60
0,40
90 ja
minimale belemmering
merk D
5,1
0,60
0,40
90 ja
minimale belemmering
29 mei 2012 - 21:09 / EPC=0,07 blz. 1
NEN, NPR 5129 constructie
Linkergevel
EP woonfuncties en woongebouwen begrenzing
buiten, Z
constructiedeel
Linkergevel
A
Hkr
Rc
U
ZTA
[m²]
[m]
[m²K/W]
[W/m²K]
[-]
10,40
0,09
21,6
merk E merk B
helling zon-
beschaduwing
[°] wering
4,0
0,60
0,40
90 ja
minimale belemmering
2,1
0,60
0,40
90 ja
minimale belemmering
---------- + Totaal
100,2
Definitie scheidingsconstructies zone: Verwarmde zone Verdieping constructie
Voorgevel
begrenzing
buiten, O
constructiedeel
A
Hkr
Rc
U
ZTA
[m²]
[m]
[m²K/W]
[W/m²K]
[-]
Voorgevel
3,9
merk F
1,2
10,12
buiten, O
Dak voorgevel
17,5
10,12
0,10
Rechtergevel
AVR
Rechtergevel
4,2
10,12
0,10
zijwang dakkapel
0,6
2,50
0,36
Dak rechtergevel
37,5
10,12
0,10
0,9
2,50
0,37
3,4
10,12
0,10
16,2
10,12
0,10
Dak dakkapel Achtergevel
buiten, W
Dak achtergevel buiten, W
Linkergevel
Dak linkergevel
buiten, Z
buiten, Z
Achtergevel Dak achtergevel
beschaduwing
[°] wering
0,10 0,60
Dak voorgevel
Dak rechterge... buiten, N
helling zon-
90 nee
minimale belemmering
0,60
50 nee
minimale belemmering
Dakraam
1,3
Linkergevel
4,2
10,12
Zijwang dakkapel
0,6
2,50
0,37
34,2
10,12
0,10
Dak dakkapel
0,9
2,50
0,37
dakraam
1,3
0,58
0,40
42 ja
minimale belemmering
1,3
0,58
0,40
42 ja
minimale belemmering
Dak linkergevel
dakraam
0,58
0,40
0,10
---------- + Totaal
129,2
BOUWKUNDIGE GEGEVENS - BELEMMERINGEN EN OVERSTEKKEN Definitie beschaduwing zone: Verwarmde zone Soutterain constructie
constr.deel
beschaduwing
Achtergevel
merk C
constante belemmering
merk D
constante belemmering
20
20
20
20
90
90
90
90
0,85
merk D
constante overstek
20
20
20
20
20
90
90
20
0,90
Linkergevel
EPW - NPR 5129 V2.02
belemmeringen
overstekken
1
2
3
4
1
2
3
4
20
20
20
20
90
90
90
90
besch.factor
0,85
29 mei 2012 - 21:09 / EPC=0,07 blz. 2
NEN, NPR 5129
EP woonfuncties en woongebouwen
BOUWKUNDIGE GEGEVENS - LINEAIRE KOUDEBRUGGEN Er is gerekend volgens de uitgebreide methode m.b.t. de koudebruggen. Definitie lineaire koudebruggen zone: Verwarmde zone Soutterain constructie
begrenzing
koudebrug
l/P
type detail
[m]
Psi
Psi;gr
Psi;e
Eps
[W/mK]
[W/mK]
[W/mK]
[m²/m]
Kelderbak
grond
Perimeter
36,69
0,20
-0,08
Voorgevel
grond
hoek gevel
2,90
0,20
-0,08
Rechtergevel
grond
hoek gevel
2,90
0,20
-0,08
Achtergevel
buiten, W
201.0.5.01 koz aans
3,17
(eigen waarde)
0,026
202.0.5.01 koz aans
7,60
(eigen waarde)
0,034
203.0.3.05 koz aans
3,17
(eigen waarde)
0,137
205.2.3.02 (hoek ge
2,93
(eigen waarde)
0,066
201.0.5.01 koz aans
2,09
(eigen waarde)
0,026
202.0.5.01 koz aans
4,86
(eigen waarde)
0,034
203.0.3.05 koz aans
2,09
(eigen waarde)
0,137
205.2.3.02 (hoek ge
2,93
(eigen waarde)
0,066
type detail
Psi
Psi;gr
Psi;e
Eps
[W/mK]
[W/mK]
[W/mK]
[m²/m]
Psi
Psi;gr
Psi;e
Eps
[W/mK]
[W/mK]
[W/mK]
[m²/m]
Linkergevel
buiten, Z
Definitie lineaire koudebruggen zone: Verwarmde zone Beganegrond constructie
begrenzing
koudebrug
l/P
Voorgevel
buiten, O
201.0.3.05 koz aans
4,68
202.0.3.05 koz aans
12,52
(eigen waarde)
0,015
203.0.3.10 koz aans
4,86
(eigen waarde)
0,054
205.2.3.02 (hoek ge
2,88
(eigen waarde)
0,066
[m]
Achtergevel
Linkergevel
buiten, W
buiten, Z
(eigen waarde)
0,004
201.0.3.05 koz aans
4,19
(eigen waarde)
0,004
202.0.3.05 koz aans
8,69
(eigen waarde)
0,015
203.0.3.10 koz aans
4,19
(eigen waarde)
0,054
205.2.3.02 (hoek ge
2,88
(eigen waarde)
0,066
201.0.3.05 koz aans
3,17
(eigen waarde)
0,004
202.0.3.05 koz aans
7,66
(eigen waarde)
0,015
203.0.3.10 koz aans
3,17
(eigen waarde)
0,054
205.2.3.02 (hoek ge
2,88
(eigen waarde)
0,066
type detail
Definitie lineaire koudebruggen zone: Verwarmde zone Verdieping constructie
begrenzing
koudebrug
l/P
Voorgevel
buiten, O
425.4.0.01 ok raam/
0,98
(eigen waarde)
-0,013
202.4.2.01 ZK koz/w
2,55
(eigen waarde)
0,028
203.4.2.01 BK koz d
0,98
(eigen waarde)
0,038
426.4.0.01 wang/dak
4,80
(eigen waarde)
-0,058
427.4.0.01 platdak/
0,98
(eigen waarde)
-0,104
205.2.3.02 (hoek ge
0,44
(eigen waarde)
0,066
kopgevel
7,80
dak: schuin dak - kopgeve
0,250
401.4.1.03 (dakvoet
7,37
(eigen waarde)
0,010
[m]
Dak voorgevel
buiten, O
EPW - NPR 5129 V2.02
29 mei 2012 - 21:09 / EPC=0,07 blz. 3
NEN, NPR 5129 constructie
EP woonfuncties en woongebouwen begrenzing
koudebrug
l/P
type detail
[m]
Dak rechterge... buiten, N
Psi
Psi;gr
Psi;e
Eps
[W/mK]
[W/mK]
[W/mK]
[m²/m]
422.4.0.01 Hoekkepe
4,98
(eigen waarde)
0,010
schoorsteen
0,98
diversen: gemetselde scho
0,200
401.4.1.03 (dakvoet
9,60
(eigen waarde)
0,100
V.4.04.0.0.01 (Nok)
3,65
(eigen waarde)
0,019
422.4.0.01 hoekkepe
4,98
(eigen waarde)
0,010
schoorsteen
0,98
diversen: gemetselde scho
0,200
buiten, W
205.2.3.02 (hoek ge
0,44
(eigen waarde)
0,066
Dak achtergevel buiten, W
401.4.1.03 (dakvoet
7,37
(eigen waarde)
0,010
Achtergevel
422.4.0.01 (hoekkep
4,98
(eigen waarde)
0,010
433.4.0.02 (ok dakr
0,94
(eigen waarde)
0,094
432.4.0.02 (zk dakr
2,80
(eigen waarde)
0,073
431.4.0.02 (bk dakr
0,94
(eigen waarde)
0,900
Schoorsteen
1,92
diversen: gemetselde scho
0,200
Linkergevel
buiten, Z
205.2.3.02 (hoek ge
0,44
(eigen waarde)
0,066
Dak linkergevel
buiten, Z
401,4,1,103 (dakvoe
9,60
(eigen waarde)
0,010
422.4.0.01 (hoekkep
4,98
(eigen waarde)
0,010
433.4.0.02 (ok dakr
1,88
(eigen waarde)
0,094
432.4.0.02 (zk dakr
5,60
(eigen waarde)
0,073
431.4.0.02(bk dakra
1,88
(eigen waarde)
0,090
schoorsteen
1,90
diversen: gemetselde scho
0,200
BOUWKUNDIGE GEGEVENS - INFILTRATIE qv10;kar/m² van de woonfunctie:
0,400
[dm³/sm²]
BOUWKUNDIGE GEGEVENS - THERMISCHE CAPACITEIT bouwtype van de woonfunctie:
traditioneel, gemengd zwaar
INSTALLATIE W - VERWARMING EN HULPENERGIE Verwarmingssysteem 1 - Verwarming 1 verwarmingstoestel
type toestel aanvoertemperatuur
: laag temperatuursysteem (LT)
installatiekenmerken
individuele bemetering
: nee
installatie voorzien van buffervat
: nee
type verwarmingslichaam
: vloer- en/of wandverwarming
opwekkingsrendement (Nopw;verw)
:
4,400 [-]
systeemrendement (Nsys;verw)
:
0,680 [-]
aantal ketels-cv/luchtverwarmers met waakvlam
: 0
gasketels-cv
: niet voorzien van ventilator
hulpenergie
: kwaliteitsverklaring
: niet voorzien van elektronica : geen circulatiepomp aanwezig warmtepomp
aangewezen zones:
: geen circulatiepomp aanwezig
individuele warmtepomp
: geen parallel buffervat aanwezig
gebouwgebonden warmte-kracht
: lengte circulatieleiding 0,00 km
Verwarmde zone Soutterain Verwarmde zone Beganegrond Verwarmde zone Verdieping
EPW - NPR 5129 V2.02
29 mei 2012 - 21:09 / EPC=0,07 blz. 4
NEN, NPR 5129
EP woonfuncties en woongebouwen
INSTALLATIE W - VERWARMING EN HULPENERGIE (vervolg) INSTALLATIE W - WARMTAPWATER nr. opwekkingstoestel
klasse
Nopw;tap
qv;wp
aantal
aantal
Lbadr
Laanr
Lcirc
[-]
[dm³/s]
badr
aanr
[m]
[m]
[m]
[mm]
[MJ]
-
4,400
0,00
1
1
3,9
5,9
0,0
<= 10
13651
1 kwaliteitsverklaring (4,400)
d;inw
Qbeh;tap;bruto
INSTALLATIE W - VENTILATIE Ventilatiesysteem 1 - Ventilatie 1 ventilatievoorziening
: mechanische luchttoe- en afvoer
type warmteterugwinning
: kwaliteitsverklaring/overig
Nwtw
: 0,80
regelbaar door bewoners
: nee
toevoer in zomer
: toevoer uitschakelbaar
bypass aanwezig
: 100% bypass
type voorverwarming
: voorverwarming door warmteterugwinning
aangewezen zones
: Verwarmde zone Soutterain Verwarmde zone Beganegrond Verwarmde zone Verdieping
INSTALLATIE W - VENTILATOREN ventilatiesysteem
type ventilator
Ventilatiesysteem 1 - Ventilatie 1
gebalanceerde ventilatie, gelijkstroom
INSTALLATIE W - FOTOVOLTAISCHE SYSTEMEN type systeem
RFpv orientatie
helling
Apv
[-]
[°]
[m²]
centraal,dak
0,670 Z
50
40,00
Spv beschaduwing [Wp/m²] 380,00 minimale belemmering
INSTALLATIE W - KOELING koelsysteem:
aangewezen zones:
type toestel
: geen koelmachine aanwezig
vrije koeling
: ja
opwekkingsrendement voor koeling (Nopw;koel)
:
0,000 [-]
systeemrendement voor koeling (Nsys;koel)
:
0,000 [-]
Verwarmde zone Soutterain Verwarmde zone Beganegrond Verwarmde zone Verdieping
INSTALLATIE E - VERLICHTING omschrijving zone
Ag [m²]
Qprim;vl [MJ]
Verwarmde zone Soutterain
68,1
3843
Verwarmde zone Beganegrond
63,4
3579
Verwarmde zone Verdieping
43,0 ------------
totaal
EPW - NPR 5129 V2.02
174,6
2427 +
------------
+
9849
29 mei 2012 - 21:09 / EPC=0,07 blz. 5
NEN, NPR 5129
EP woonfuncties en woongebouwen
RESULTATEN - INFORMATIEF CO2-emissie
287 kg
Risico te hoge temperaturen [TOjuli] Omschrijving zone Verwarmde zone Soutterain
TOjuli 0,96 (laag - matig risico)
Verwarmde zone Beganegrond
3,76 (matig - groot risico)
Verwarmde zone Verdieping
0,79 (laag - matig risico)
EPW - NPR 5129 V2.02
29 mei 2012 - 21:09 / EPC=0,07 blz. 6
NEN, NPR 5129
EP woonfuncties en woongebouwen
RESULTATEN - ENERGIEPRESTATIEGEGEVENS verwarming
Qprim;verw
1284 MJ
hulpenergie
Qprim;hulp;verw
warmtapwater
Qprim;tap
3103 MJ
0 MJ
ventilatoren
Qprim;vent
5479 MJ
verlichting
Qprim;vl
9849 MJ
zomercomfort
Qzom;comf
1122 MJ
koeling
Qprim;koel
0 MJ
bevochtiging
Qprim;bev
comp. PV-cellen
Qprim;pv
comp. WK
Qprim;comp;WK
0 MJ -15328 MJ 0 MJ -----------------
totaal
Qpres;totaal /
(( 330 *
5509
Qpres;tot
5509 MJ
Qpres;toel
53586 MJ
Ag;verw
+ 65 *
Averlies
174,6
340,4
) *
Cepc 1,12
) =
+
EPC 0,07 Epc voldoet aan EPC-eis 0,60
RESULTATEN - AANDACHTSPUNTEN Kwaliteitsverklaring voor verwarmingstoestel benodigd. Afronding opwekkingsrendement naar beneden op een veelvoud van 0,025 Kwaliteitsverklaring voor toestel voor warmtapwater benodigd. Afronding opwekkingsrendement naar beneden op een veelvoud van 0,025
Kwaliteitsverklaring voor warmteterugwinning benodigd.
EPW - NPR 5129 V2.02
29 mei 2012 - 21:09 / EPC=0,07 blz. 7
ATMOS 175 DC PASSIV HAUS COMFORT VENTILATION ‘MVHR’ UNIT IN TWO SPECIFICATIONS
3-step switch surface or flush mounted
PASSIVE HOUSE compliant COMPONENT Dr. Wolfgang Feist
1) 2)
Heat recovery: heat recovery rate [effective]: 88% 1) Electrical efficiency: 0.32 Wh/m 3
2)
results may vary according to the test methods used, e. g. with or without condensation best efficiencies in the German market today
Models s )NTAKE EXHAUST DUCT CONNECTION SIDE TOP SUPPLY EXTRACT DUCT CONNECTION SIDE BOTTOM ;PICTURE ON THE RIGHT= s )NTAKE EXHAUST DUCT CONNECTION REAR BOTTOM SUPPLY EXTRACT DUCT CONNECTION ON TOP ;PICTURE ON THE LEFT=
Membrane keypad for manual control with weekday timer (option) matching the PEHA switch programmer
alternative option: system BUS actuator
PRODUCT DESCRIPTION The PAUL heat recovery (MVHR) unit atmos 175 DC is designed for air flows in the range between 150 and 300 m³/h for balanced mechanical ventilation in homes. It features a novel counter-flow channel-type heat exchanger (protected by German and European patents). The two available specifications save space and allow for optimised ducting routes. Thanks to its broad range of performance, it can be used in most types of single-family houses. This MVHR system meets the challenges of high energy efficiency and ease of use. The electronically commutated (EC) radial fans have constant-flow characteristics. They can be controlled via a three-step switch, step 1 & 3 step can be independently set, step 2 being the mid point. Alternatively, the fans can be controlled by a bus system via an actuator (multiple switch output) integrated in a building automation system, or can be directly controlled via a 0 – 10 V control signal. Another option is to use a sealed keypad providing: 7-step control of air flows, intake/exhaust balancing, boost function, supply-only or extract-only (summer ventilation), automatic frost protection, and filter monitor function. An additional boost switch and a weekday timer can be connected. Negative pressure prevention for fireplaces can also be integrated. The PAUL MVHR unit is a fully soundproofed and heat-insulated design avoiding thermal bridges. It includes 40 mm thick heat insulation with no thermal bridges. The vibration-damped electronically commutated radial fans with integrated electronics provide very low noise levels and high energy savings. Intake air is cleaned via a G4 filter or, optionally a F8 pollen filter. On the extract side, a G4-class filter protects the MVHR heat exchanger from contamination. The MVHR unit atmos 175 DC is certified to Passiv Haus standard by the Passivhausinstitut.
Distributed by:
TECHNICAL DATA
Unit dimensions: Control dimensions:
H x W x D [mm]: 1600 x 552 x 442 L x W x D [mm]: 340 x 300 x 80
Installation:
Raise by 100 to 200 mm from floor for condensate discharge
Place of installation:
frost free, preferably > 10°C
Duct connections:
4 x air 160 mm in dia.
Front view without cover panel
¾” hose connection (spec. 1)
6
Housing: galvanised steel plate, white powder coated, 40 mm heat insulation, no thermal bridges. Heat exchanger: plastic
Weight:
62 kg
Filters:
Intake air: G4 or F8 (pollen filter), Extract air: Spec. 1: G4 Spec. 3: G3
158
exhaust air
3
¾” male thread connection (spec. 3) Material:
7
1
8
intake air
Side view from the left
276
5 10
276
Electrical connection:
230 V, 50 Hz, ready for connection – no cable
#ABLE LENGTHS
s POWER CORD 6 BY CUSTOMER s -6(2 UNIT TO CONTROLLER UNIT M s CONTROLLER UNIT TO PROGRAMMER max. 15 m (by customer)
#ONTROL
s STEP SWITCH OR s MANUAL VIA MEMBRANE KEYPAD OR s ACTUATOR OF "53 SYSTEM
Protection:
IP 41
Ventilators:
2 EC radial fans with integrated electronics and constant-flow characteristic
Power input:
15 W to 125 W
Flow / available pressure:
see chart 1
Heat recovery rate:
approx. 85 to 95%
Sound pressure level: acc. to DIN 3743-1 (3-m distance in dB[A])
Step (in%) Lp
11
4 9
9
2
supply air
158
extract air
209 91 41
Condensate:
Dimensioned drawing for Model 1
1600 1432
atmos 175 DC
552
1 Extract air fan 2 Supply air fan 3 4 5 6
442
7 Power & control cable 8 Control unit 9 Condensate drain
Fresh air filter Extract air filter
on the rear panel ¾”
Heat exchanger
10 Hinge 11 Snap locks
Summer bypass
60 22
100 27
Temperature range of heat exchanger:
can be used between -20°C and 40°C
3UMMER OPERATION
s MANUAL SUMMER BYPASS OR s EXTRACT ONLY MANUAL CONTROL
&ROST