Grote Bickersstraat 76 1013 KS Amsterdam Postbus 1903 1000 BX Amsterdam tel e-mail
Toptalenten in het onderwijs Een monitoronderzoek naar het (waargenomen) belang, de beleving en de behoeften ten aanzien van het stimuleren van toptalenten in het primair en voortgezet onderwijs
Bart Koenen en Dieter Verhue Maart 2016
projectnummer: V6437
020 522 59 99
[email protected] www.veldkamp.net
Inhoud
1
Inleiding
1
2
Onderzoeksverantwoording
2
2.1 2.2
Opzet en uitvoering Conventies bij de rapportage
2 2
3
Samenvatting
4
4
Wat zijn toptalenten?
7
4.1
Wat verstaat men onder de term toptalent?
7
4.2
Hoeveel leerlingen zien zichzelf als een toptalent?
8
5
Draagvlak: welk belang hecht men aan extra inzet en aanbod?
9
5.1 5.2
Verdienen toptalenten extra aandacht? Heeft extra aandacht voor toptalenten gevolgen voor andere leerlingen?
9 10
6
Aanbod: wat doen scholen voor hun toptalenten?
12
6.1
Welke vormen van aanbod worden op scholen gegeven?
13
6.2
Wat vinden toptalenten van het extra aanbod?
15
7
Beleving: hoe wordt extra inzet en aanbod in de praktijk ervaren?
17
7.1
Prestatiecultuur op school
19
7.2 7.3
Hoe vaak vervelen leerlingen zich? Mag je uitblinken op school?
21 22
8
Behoefte: wat hebben docenten nodig om goed onderwijs aan toptalenten te kunnen bieden? 24
8.1
Onderwijs aan toptalenten in de praktijk
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
26
1
____________________________________________________________________________
1
Inleiding
In opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft Veldkamp in het najaar van 2015 een tweede meting uitgevoerd van het onderzoek naar het gepercipieerde belang, de beleving en de behoeften die binnen het basis- en voortgezet onderwijs leven met betrekking tot extra inzet en onderwijskundig aanbod voor toptalenten. Het onderzoek is uitgevoerd onder leerlingen, ouders, leraren, schoolleiders en bestuurders in primair en voortgezet onderwijs. De eerste meting werd in 2013 uitgevoerd door onderzoeksbureau GfK. In dit rapport wordt ingegaan op de volgende hoofdvragen:
Draagvlak: welk belang hechten de doelgroepen aan het stimuleren van toptalenten en
wat is het draagvlak voor het OCW-beleid? Aanbod: wat is het huidige aanbod aan speciale lesprogramma’s aan toptalenten bin-
nen het basis- en voortgezet onderwijs? Beleving: hoe wordt het stimuleren van toptalenten door de verschillende doelgroepen
in de praktijk ervaren? Behoefte: welke behoeften hebben de verschillende doelgroepen en hoe staan zijn tegenover nieuwe initiatieven op dit gebied?
Opbouw rapport Het rapport bestaat uit acht hoofdstukken en is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk twee wordt de onderzoeksverantwoording beschreven. In het derde hoofdstuk staat de samenvatting van het rapport. Hoofdstuk vier gaat over de term toptalenten en gaat in op de vraag wat men precies onder de term toptalenten verstaat en hoeveel leerlingen zichzelf zien als een toptalent. Het vijfde hoofdstuk zoomt in op het belang dat men aan extra inzet en aanbod voor toptalenten hecht en in hoofdstuk zes wordt het aanbod in kaart gebracht, ofwel wat docenten specifiek voor hun toptalenten doen. De laatste twee hoofdstukken gaan over de beleving in de praktijk (hoofdstuk zeven) en over de behoeften van docenten zodat zij goed onderwijs kunnen bieden aan hun toptalenten.
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
2
____________________________________________________________________________
2
Onderzoeksverantwoording
2.1 Opzet en uitvoering De steekproef van de meting uit 2013 is op dezelfde manier samengesteld als die van de huidige meting. Wel zijn enkele nieuwe doelgroepen ondervraagd, te weten de leerlingen in het basisonderwijs en de schoolbestuurders in het basis- en voortgezet onderwijs. Om de gegevens van de verschillende doelgroepen te verzamelen zijn meerdere methoden ingezet. Benaderingsmethoden en respons Voor de gegevensverzameling van leerlingen (n=799), ouders (n=883) en docenten (n=437) is gebruik gemaakt van de steekproefbron TNS NIPObase. Voor de gegevensverzameling van schoolleiders (n=165) en besturen (n=43) is gebruik gemaakt van adresbestanden met emailadressen van het Ministerie van OCW en DUO. De respons onder de benaderde panelleden (leerlingen, ouders en docenten) bedroeg 85%. Zoals in 2013 zijn de resultaten herwogen op de leerlingenpopulaties zoals die in het basis- en voortgezet onderwijs voorkomen. De respons onder schoolleiders en schoolbestuurders bedroeg respectievelijk 8% en 2%. Omdat van beide groepen geen populatiecijfers bekend zijn, heeft achteraf geen herweging plaatsgevonden. De respons onder bestuurders is te laag om betrouwbare uitspraken over te kunnen doen. Om hun mening toch in het onderzoek mee te kunnen nemen, is er voor gekozen om hun antwoorden in aparte kaders op absoluut niveau te rapporteren, dus niet in percentages. De resultaten van de schoolleiders kunnen als indicatief worden beschouwd. Vragenlijst De dataverzameling van het onderzoek is verlopen via een computergestuurde zelfinvulvragenlijst (Computer Assisted Self Interviewing). Alle deelnemers aan het onderzoek werden per email uitgenodigd. Het onderzoek werd aangekondigd als een onderzoek naar ‘schoolprestaties'. Via een link in de mail kreeg men direct toegang tot de vragenlijst. De vragenlijst is gebaseerd op de vragenlijst van de eerste meting. Aan deze vragenlijst is een aantal vragen toegevoegd en is een aantal komen te vervallen. De vragenlijst bestaat uit algemene vragen die aan alle doelgroepen zijn gevraagd en uit specifieke vragen per doelgroep. De gemiddelde invulduur voor de vragenlijst bedroeg 8,5 minuten.
2.2 Conventies bij de rapportage In dit rapport worden de resultaten van de eerste meting door onderzoeksbureau GfK in 2013 en de tweede meting in 2015 met elkaar vergeleken. Daarnaast worden vergelijkingen gemaakt tussen de eerder genoemde doelgroepen. Hierbij worden uitsluitend significante verschillen tussen beide metingen en de verschillende doelgroepen beschreven en worden niet significante verschillen niet gerapporteerd.
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
3
____________________________________________________________________________
Significante verschillen Alle beschreven verschillen zijn statistisch getoetst op toeval. Dit betekent dat indien de gevonden verschillen significant zijn, het voor 95% zeker is dat de verschillen berusten op werkelijke verschillen en niet op toevallige fluctuaties. De significante verschillen zijn in de figuren weergegeven met groene en rode pijltjes. Er zijn verschillen in de opzet tussen de eerste en tweede meting. Zo zijn sommige vragen komen te vervallen, anders geformuleerd of er nieuw bij gekomen. Om deze reden is het niet mogelijk om alle resultaten van beide metingen met elkaar te vergelijken. Als een vraag anders is geformuleerd, maar er is nog wel een vergelijking met de vorige meting te maken, staat in een aparte voetnoot beschreven wat precies aan de vraagstelling is veranderd. Boven de grafieken in de rapportage is steeds de letterlijke vraagstelling weergegeven. Daarnaast staat boven de grafieken aan welke en aan hoeveel respondenten de vraag is gesteld.
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
4
____________________________________________________________________________
3
Samenvatting
In dit eerste hoofdstuk beschrijven we de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek. Draagvlak Het draagvlak voor extra inzet en aanbod voor toptalenten is net als in 2013 onverminderd groot. Zo vindt 89% van de ouders met kinderen in het basisonderwijs, 88% van de schoolleiders en 95% van de docenten in het basisonderwijs het belangrijk dat scholen zich meer inzetten voor hun toptalenten. Het draagvlak in het voortgezet onderwijs vergelijkbaar: 82% van de ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs, 92% van de schoolleiders en 87% van de docenten in het voortgezet onderwijs extra inzet en aanbod belangrijk. Aanbod Zowel in het basis- als voortgezet onderwijs zijn docenten het afgelopen jaar meer speciale aandacht aan toptalenten gaan besteden.
In 2013 gaf 85% van docenten in het basisonderwijs aan speciale aandacht aan hun toptalenten te besteden. In 2015 is dat gestegen tot 98%.
Ook in het voortgezet onderwijs geven steeds meer docenten aan dat ze speciale aandacht aan hun toptalenten besteden (van 52% in 2013 naar 76% in 2015).
84% van de schoolleiders in het basisonderwijs en 82% van de schoolleiders in het voortgezet onderwijs geven aan dat hun school docenten stimuleert om uitdagend onderwijs te geven aan de toptalenten. Dit percentage is de afgelopen twee jaar niet veranderd.
Zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet onderwijs wordt onderschreven dat scholen steeds meer aandacht aan toptalenten zijn gaan besteden.
Zo geeft 62% van de docenten in het basisonderwijs en 67% van de schoolleiders in het basisonderwijs aan dat hun school de afgelopen twee jaar meer aandacht aan top-
talenten is gaan besteden. In het voortgezet onderwijs bestaat verschil aan inzicht tussen docenten en schoolleiders over deze vraag. Bij de docenten geeft 43% aan dat er inderdaad meer aandacht voor toptalenten gekomen is. Bij de schoolleiders ligt dat percentage met 67% flink hoger.
De manier waarop dit gebeurt, verschilt tussen primair en voortgezet onderwijs.
Meer uitdagend werk bieden binnen één of meer vakken (verrijken) en het schrappen van herhalings- en oefenstof binnen één of meer vakken (compacting) zijn de meest voorkomende vormen van extra aanbod aan toptalenten op de basisschool; circa acht op de tien basisscholen bieden dit aan.
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
5
____________________________________________________________________________
In het voortgezet onderwijs is dat meer uitdagende opdrachten en extra taken in de les geven en extra programma’s of lesstof geven als het reguliere werk in de les af is (circa zes op de tien scholen bieden dit aan).
Beleving Leerlingen in zowel het basis- als voortgezet onderwijs zijn tevreden over de mate waarin ze worden uitgedaagd op school.
Zo geven ruim negen op de tien leerlingen in het basisonderwijs aan dat ze momenteel
voldoende worden uitgedaagd om zo goed mogelijk te presteren op school. Dat geldt ook voor acht op de tien leerlingen in het voortgezet onderwijs.
Toptalenten in het voortgezet onderwijs zijn veel meer tevreden over de uitdaging die ze op school krijgen dan in 2013. Deze constatering ligt in lijn met het toegenomen aanbod en de toegenomen aandacht voor toptalenten in zowel het basis- als voortgezet onderwijs.
Onder de toptalenten in het voortgezet onderwijs geeft 18% aan dat ze onvoldoende worden uitgedaagd. Dat is een daling ten opzichte van 2013 toen 50% nog aangaf onvoldoende te worden uitgedaagd.
Ook het aantal toptalenten in het voortgezet onderwijs dat aangeeft zich te vervelen in de klas is de afgelopen jaren gedaald: in 2013 gaf 56% van de toptalenten nog aan zich te vervelen, in 2015 is dat gedaald tot 24%.
Behoefte De mate waarin docenten tevreden zijn over wat ze in hun lessen kunnen doen voor toptalenten is onveranderd.
In 2013 was 41% van de docenten in het basisonderwijs en 36% van de docenten in het voortgezet onderwijs tevreden over wat ze in hun lessen konden doen voor de toptalenten.
In 2015 is dat niet veranderd: 47% van de docenten in het basisonderwijs en 35% van de docenten in het voortgezet onderwijs is hierover tevreden.
De tevredenheid over de facilitering en ondersteuning van de school is wel toegenomen, al is er een verschil tussen docenten en de schoolleiding.
In 2013 was 46% van de docenten in het basisonderwijs tevreden over de facilitering en ondersteuning vanuit de school. In 2015 is dat gestegen tot 67%.
De tevredenheid in het voortgezet onderwijs is gestegen, maar blijft net als in 2013 kleiner dan in het basisonderwijs: in 2013 was 20% van de docenten in het voortgezet onderwijs tevreden over de ondersteuning, in 2015 is dat met 23 procentpunten toegenomen tot 43%.
60% van de schoolleiders in het voortgezet onderwijs geeft aan aan dat ze hun docenten voldoende faciliteiten en ondersteuning bieden, terwijl 57% van de docenten aangeeft onvoldoende ondersteund te worden. Hoewel dit bij de vorige meting anders ge-
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
6
____________________________________________________________________________
vraagd is, kwam ook in 2013 dit verschil aan inzicht tussen schoolleiders en docenten naar voren.
Docenten in het basisonderwijs die niet tevreden zijn over de ondersteuning vanuit de school, geven het vaakst aan dat de school extra tijd zou moeten bieden om te besteden aan toptalenten (85%) en ze willen extra ondersteuning door de inzet van een as-
sistent of begeleider (82%). Ontevreden docenten in het voortgezet onderwijs geven het vaakst aan dat ze betere mogelijkheden willen hebben om kennis met collega’s te delen (55%) of betere mogelijkheden willen hebben om hiervoor speciale cursussen of scholing te volgen (47%).
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
7
____________________________________________________________________________
4
Wat zijn toptalenten?
4.1 Wat verstaat men onder de term toptalent? Met een open vraag is in kaart gebracht wat men onder de term toptalenten verstaat. Van de in totaal 1.528 ondervraagde ouders, docenten, schoolleiders en bestuurders gaven 212 ondervraagden aan de term toptalenten niet te kunnen omschrijven (14%).1 Het woord ‘goed’ wordt door 303 ondervraagden genoemd, dat is 25% van iedereen die deze vraag kon beantwoorden. Andere associaties die de term toptalenten vaak oproept zijn ‘intelligent’, ‘talent’, ‘slim’, ‘uitblinken’ en ‘bovengemiddeld’. 1 | In het onderwijs wordt wel gesproken over toptalenten. Kunt u in vijf steekwoorden omschrijven wat u onder toptalenten verstaat? Basis: ouders, docenten, schoolleiders en bestuurders in het basis- en voortgezet onderwijs (n=1.528)
1
In de vragenlijst van 2013 werd gevraagd om de primaire associatie met het woord toptalent te beschrijven. In 2015 is gevraagd om in vijf steekwoorden te omschrijven wat men onder toptalenten verstaat.
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
8
____________________________________________________________________________
4.2 Hoeveel leerlingen zien zichzelf als een toptalent? Het ministerie OCW rekent de 20% best presterende leerlingen van de klas of groep tot de zogenaamde toptalenten. Dit kan in één of meerdere vakken zijn, variërend van rekenen en taal tot aan creatieve vakken, zoals handvaardigheid of muziek. In het onderzoek is aan de leerlingen in het voortgezet onderwijs gevraagd om zelf een inschatting te maken of zij wel of niet tot de beste 20% van de groep of klas horen. Het blijkt dat 16% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs zich tot de toptalenten rekent. Dat is minder dan in 2013 toen 23% van de leerlingen zich tot de toptalenten rekende. 2 | VO-leerlingen die zich tot de beste 20% van de klas of groep vinden behoren. Basis: alle leerlingen voortgezet onderwijs (n=469) en uitgesplitst naar de leerrichtingen vmbo (n=126) havo (n=191) en vwo (n=152). leerlingen voortgezet onderwijs totaal
leerlingen voortgezet onderwijs naar leerrichting
23% 23%
16% 16%
16%
11%
vmbo 2014
2015
2013
22%
30%
24%
13% havo
vwo
2015
Vooral havisten zijn zich het afgelopen jaar minder vaak tot de 20% besten van de klas gaan rekenen (van 22% in 2013 naar 13% in 2015).
Hoeveel toptalenten zijn er volgens de ouders? Ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs is dezelfde vraag voorgelegd. Ouders zitten met hun schatting dichter bij de definitie van toptalent dan de kinderen zelf: volgens ouders is 19% van de kinderen in het voortgezet onderwijs een toptalent (behorend tot de beste 20% van de klas). Ouders met kinderen op het vwo beschouwen hun kind vaker als een toptalent dan ouders met kinderen op de havo of vmbo (respectievelijk 28% versus 17% en 21%). Als we de ruime definitie hanteren (beste 10% in één of meer vakken) dan beschouwt 43% van de ouders hun kind als een toptalent. Hierbij zijn geen significante verschillen tussen ouders met kinderen op vmbo, havo of vwo.
Van de kinderen op de basisschool geeft 37% aan dat hun schoolprestaties beter zijn dan die van de andere kinderen in de klas.2
2
Omdat voor leerlingen in het basisonderwijs moeilijk is om percentages in te schatten, is aan deze groep gevraagd of
hun schoolprestaties ‘minder goed’, ‘hetzelfde’ of ‘beter’ zijn dan de rest. Deze laatste groep worden tot de toptalenten gerekend.
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
9
____________________________________________________________________________
5
Draagvlak: welk belang hecht men aan extra inzet en aanbod?
Een ruime meerderheid van alle ondervraagde groepen vindt extra inzet voor toptalenten in het onderwijs (zeer) belangrijk. Als we kijken naar de verschillen tussen 2013 en 2015, zijn alleen ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs minder belang gaan hechten aan extra inzet voor toptalenten in het onderwijs. Bij de andere doelgroepen zijn geen significante verschillen tussen beide metingen. 3 | In hoeverre vindt u het belangrijk dat scholen zich meer inzetten voor toptalenten in het basisonderwijs en in het voortgezet onderwijs, zodat deze leerlingen hun talenten zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen? Basis: schoolleiders, docenten, ouders basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Alleen de percentages (zeer) belangrijk zijn weergegeven. basisonderwijs: percentages (zeer) belangrijk
99%
88%
schoolleiders PO (n=43)
95%
95%
docenten PO (n=407) 2013
93%
89%
ouders PO (n=396)
2015
voortgezet onderwijs: percentages (zeer) belangrijk
90%
92%
schoolleiders VO (n=122)
89%
87%
docenten VO (n=269) 2013
91%
82%
ouders VO (n=488)
2015
Vinden bestuurders extra inzet voor toptalenten belangrijk? Van de 26 ondervraagde bestuurders in het basisonderwijs en 17 bestuurders in het voortgezet onderwijs, vindt vrijwel iedereen het (zeer) belangrijk dat scholen zich meer inzetten voor toptalenten zodat deze leerlingen zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. Slechts één bestuurslid in het basisonderwijs en één in het voortgezet onderwijs noemt de extra inzet ‘niet zo belangrijk’.
Net als in 2013 vinden docenten in het basisonderwijs extra inzet voor toptalenten vaker (zeer) belangrijk dan docenten in het voortgezet onderwijs (95% versus 87%). Er zijn net als bij de eerste meting geen verschillen tussen docenten die lesgeven aan het vmbo of havo en/of vwo of tussen schoolleiders in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs.
5.1 Verdienen toptalenten extra aandacht? Een ruime meerderheid van ouders, docenten en schoolleiders in zowel het basis- als het voortgezet onderwijs vindt dat toptalenten extra aandacht en uitdaging verdienen, net zoals leerlingen die moeite hebben om mee te komen (figuur 4). Ten opzichte van 2013 is dit ongewijzigd.
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
10
____________________________________________________________________________
Ouders en docenten in het basisonderwijs vinden vaker dan in 2013 dat uitblinken gestimuleerd moet worden. Schoolleiders in het basisonderwijs vinden dit minder vaak. Zowel in 2013 als 2015 vinden ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs het minder vaak belangrijk dat uitblinken op school wordt gestimuleerd. Weinig ondervraagden vinden extra aanbod en uitdaging voor toptalenten onnodig omdat deze leerlingen er toch wel komen. De opvattingen hierover zijn onveranderd ten opzichte van 2013. Er zijn geen verschillen tussen de verschillende doelgroepen. Wel vinden docenten (13%) en schoolleiders (12%) in het voortgezet onderwijs vaker dan docenten (6%) en schoolleiders (12%) in het basisonderwijs dat extra aanbod en uitdaging voor toptalenten niet nodig is. 4 | Geef aan in welke mate u het eens of oneens bent met de volgende stellingen. Basis: alle ouders (n=288), docenten n=155) en schoolleiders (n=43) in het basisonderwijs en alle ouders (n=494), docenten (n=269) en schoolleiders (n=122) in het voortgezet onderwijs. Percentages (helemaal) eens zijn weergegeven. Stelling: toptalenten verdienen, net zoals kinderen die moeite hebben om mee te komen, extra aandacht en uitdaging basisonderwijs: percentages (helemaal) eens
92%
92%
ouders
97%
96%
docenten
97%
voortgezet onderwijs: percentages (helemaal) eens
93%
89%
87%
ouders
2014
88%
94%
97%
95%
schoolleiders
2015
docenten
2014
schoolleiders
2015
Stelling: het is belangrijk dat uitblinken op school wordt gestimuleerd
basisonderwijs: percentages (helemaal) eens
54%
58%
ouders
62%
72%
docenten
77%
voortgezet onderwijs: percentages (helemaal) eens
56%
63%
54%
ouders
schoolleiders
80%
79%
docenten
92%
90%
schoolleiders
2014 2015 Stelling: extra aanbod en uitdaging voor toptalenten is niet nodig, want deze leerlingen komen er zo ook wel
99%
95% 95% 93% 88% basisonderwijs: percentages (helemaal) eens
9%
10%
schoolleiders PO ouders (n=43)
3%
6%
docenten docentenPO (n=407)
89%
voortgezet onderwijs: percentages (helemaal) eens 23%
3%
2%
ouders schoolleiders
PO (n=396)
13%
16%
ouders
11%
docenten
2014 2014 2013
2015
2015
13%
2013
11%16% 12% schoolleiders
2015
2015
5.2 Heeft extra aandacht voor toptalenten gevolgen voor andere leerlingen? Iets minder dan de helft tot ruim de helft van alle ondervraagde groepen denkt dat meer uitdagend onderwijs aan toptalenten de prestaties van andere leerlingen ook naar een hoger niveau zullen tillen (figuur 5). Onder ouders (zowel in het basis- als voortgezet onderwijs) is dat minder vaak het geval dan onder docenten en schoolleiders (zowel in het basis- als voortgezet onderwijs). 44% van de ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs is van mening dat andere kinderen er nadeel van ondervinden als de beste leerlingen van de klas extra aandacht krijgen. Onder ouders met kinderen in het basisonderwijs is dat minder vaak het geval (31%).
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
11
____________________________________________________________________________
Ook docenten in het voortgezet onderwijs denken vaker dan docenten in het basisonderwijs dat sommige leerlingen er nadeel van zullen ondervinden (35% versus 27%). Wel is het aantal docenten in het basisonderwijs dat denkt dat leerlingen er nadeel van zullen ondervinden gestegen met 13 procentenpunten ten opzichte van 2013. Dit blijft een relatief kleine groep Weinig ouders, docenten en schoolleiders in het basisonderwijs zijn het eens met de stelling dat meer aanbod en uitdagend onderwijs voor toptalenten leerlingen te veel onder druk zou zetten. Binnen het voortgezet onderwijs zijn ouders, docenten en schoolleiders vaker van mening dat meer aanbod en uitdagend onderwijs leerlingen teveel onder druk zet. 5 | Geef aan in welke mate u het eens of oneens bent met de volgende stellingen. Basis: alle ouders (n=288), docenten n=155) en schoolleiders (n=43) in het basisonderwijs en alle ouders (n=494), docenten (n=269) en schoolleiders (n=122) in het voortgezet onderwijs. Percentages (helemaal) eens zijn weergegeven. Stelling: Meer uitdagend onderwijs voor toptalenten zal de prestaties van andere leerlingen ook naar een hoger niveau tillen basisonderwijs: percentages (helemaal) eens
47%
39%
ouders
59%
51%
69%
voortgezet onderwijs: percentages (helemaal) eens
65% 42%
docenten
schoolleiders
37%
ouders
47%
51%
docenten
2014
55%
55%
schoolleiders
2015
Stelling: Ik verwacht dat als de beste leerlingen extra aandacht krijgen in de klas, andere kinderen 2014 2015 daarvan nadeel ondervinden basisonderwijs: percentages (helemaal) eens
29%
31%
ouders
14%
27%
docenten
9%
14%
voortgezet onderwijs: percentages (helemaal) eens
39%
schoolleiders
44%
ouders
41%
2014 2014
99%
88%
35%
docenten
22%
16%
schoolleiders
2015
2015
Stelling: 95% Meer aanbod en meer uitdagend voor toptalenten op scholen zet leerlingen teveel onder druk 95% 93% onderwijs 89%
basisonderwijs: percentages (helemaal) eens 14%
19%
ouders schoolleiders PO (n=43)
8%
18%
docenten docenten PO (n=407) 2014
2013
5%
5%
voortgezet onderwijs: percentages (helemaal) eens 23% 16%
schoolleiders ouders
PO (n=396)
2015
2015
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
25%
ouders
15%
20%
docenten
2014
14%
2015
2013
10%
schoolleiders
2015
16%
12
____________________________________________________________________________
6
Aanbod: wat doen scholen voor hun toptalenten?
In 2013 gaf 85% van de docenten in het basisonderwijs ‘iets speciaals’ te doen voor toptalenten besteden, in 2015 is dat 98%. Voor docenten in het voortgezet onderwijs geldt hetzelfde (stijging van 52% in 2013 naar 76% in 2015). Er zijn hierbij geen verschillen tussen vmbo-, havoen/of vwo-docenten. Voor 2013 en 2015 geldt dat docenten in het basisonderwijs vaker iets speciaals doen voor hun toptalenten dan docenten in het voortgezet onderwijs. 6 | Docenten die iets speciaals doen in hun lessen voor toptalenten. Basis: docenten basisonderwijs (n=168) en voortgezet onderwijs (n=269)3 docenten basisonderwijs
docenten voortgezet onderwijs
98% 76%
85%
52%
2013
2015
2013
2015
Aan de leerlingen die zichzelf tot de toptalenten rekenen is gevraagd of zij extra lessen, aanbod of uitdagingen krijgen. Van de toptalenten op de basisschool geeft 80% aan inderdaad extra lessen, aanbod of uitdagingen te krijgen. Als we kijken naar de groep toptalenten in het voortgezet onderwijs (beste 20%) geeft 23% van hen aan extra lessen, aanbod of uitdagingen te krijgen (versus 28% in 2013). Net als in 2013 is er een discrepantie tussen het aantal docenten in het voortgezet onderwijs dat zegt iets speciaals te doen voor hun toptalenten en het aantal toptalenten dat zelf aangeeft extra lessen, aanbod of uitdagingen te krijgen.4
3
In 2013 werd de vraag gesteld: ‘doet u iets speciaals in uw lessen voor de toptalenten?’. Docenten konden de vraag toen beantwoorden met ‘ja’ of ‘nee’. In 2015 is met een gesloten vraag gevraagd wat docenten specifiek voor toptalenten in hun lessen doen. Hierbij konden ze ook aangeven niets extra’s voor toptalenten te doen. Deze andere manier van vragen kan tot gevolg hebben dat in 2015 meer docenten aangeven iets voor hun toptalenten in de lessen te doen. 4
Om een goede vergelijking met 2013 te kunnen maken is aan docenten is gevraagd of ze iets ‘speciaals’ doen voor hun toptalenten, terwijl aan leerlingen gevraagd is of zij ‘extra lessen, aanbod of uitdaging’ krijgen. Deze verschillende manieren van vragen kan het verschil tussen docenten en toptalenten mogelijk verklaren. Iets ‘speciaals’ doen is immers minder specifiek dan vragen of iemand ‘extra lessen, aanbod of uitdaging’ krijgt.
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
13
____________________________________________________________________________
7 | Je behoort tot de toptalenten op jouw school of klas. Krijg je om deze reden ook extra lessen, aanbod of uitdagingen 20% van jouw school? Basis: toptalenten basisonderwijs (n=133), toptalenten die tot de beste 20% behoren (n=76). Toptalenten basisonderwijs
toptalenten voortgezet onderwijs (beste 20%) 1%
20%
80%
76%
80%
23%
krijgt wel extra les, aanbod of uitdagingen
krijgt geen extra les, aanbod of uitdagingen
weet niet
Wat zeggen de ouders over het extra lessen, aanbod en uitdaging aan hun kinderen? Van de ondervraagde ouders die hun kinderen als toptalent beschouwen is ook gevraagd of hun kind extra lessen, aanbod of uitdaging krijgen op school. Ouders met kinderen op de basisschool (die hun kind als toptalent beschouwen) geeft 62% aan dat hun kinderen extra lessen, aanbod of uitdaging krijgen (versus 72% in 2013). Dat is minder dan de toptalenten op de basisschool zelf zeggen te krijgen (80%). Van de ouders met kinderen op het voortgezet onderwijs (alleen de groep die hun kind tot de beste 20% rekent) geeft 25% aan dat hun kinderen extra lessen, uitdaging of aanbod krijgen (versus 30% in 2013). Dat is ongeveer hetzelfde dan de toptalenten in het voortgezet onderwijs zelf aangeven (23%).
6.1 Welke vormen van aanbod worden op scholen gegeven? Via een vraag aan de schoolleiders is in kaart gebracht hoeveel scholen hun leraren stimuleren om uitdagend onderwijs aan hun toptalenten te geven. Zo stimuleert 84% van de scholen in het basisonderwijs hun leraren en 82% van de scholen in het voortgezet onderwijs. 5 Dit is niet significant toe- of afgenomen sinds 2013. 8 | Stimuleert uw school leraren om uitdagend onderwijs te bieden aan toptalenten. Basis: schoolleiders basisonderwijs (n=43) en voortgezet onderwijs (n=122). Percentages ja. scholen in het basisonderwijs die docenten stimuleren om uitdagend onderwijs te bieden aan toptalenten (in %) 99%
88%
95%
95%
93%
schoolleiders PO (n=43)
docenten PO (n=407) 2014 2013
93%
84%
scholen in het voortgezet onderwijs die docenten stimuleren om uitdagend onderwijs te bieden aan toptalenten (in %)
89%
ouders PO (n=396)
2015 2015
23% 80%
82% 16%
2014 2013
2015 2015
Investeringen in scholing aan toptalenten door bestuurders Van de 26 ondervraagde bestuurders in het basisonderwijs geven 22 bestuurders aan dat zij de afgelopen twee jaar meer hebben geïnvesteerd in de scholing van leraren zodat ze beter kunnen inspelen op de leerbehoeften van toptalenten. Van de 17 bestuurders in het voortgezet onderwijs geven 11 bestuurders aan dat ze hierin meer hebben geïnvesteerd.
5
Alle ondervraagde schoolleiders spreken namens een andere onderwijsinstelling. Er zit geen overlap in de respons.
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
14
____________________________________________________________________________
De twee meest aangeboden vormen van extra onderwijskundig aanbod voor toptalenten op de basisschool zijn verrijken (meer uitdagend werk bieden binnen één of meer vakken) en compacting (schrappen van herhalings- en oefenstof binnen één of meer vakken). Ook is gevraagd aan welke soort toptalenten in het basisonderwijs extra inzet wordt aangeboden. Een ruime meerderheid van zowel schoolleiders als docenten noemt de cognitieve toptalenten (respectievelijk 89% en 93%). Creatieve, ondernemende, sportieve, praktische of sociale toptalenten worden veel minder vaak genoemd. 9 | Wat doet u specifiek voor toptalenten? Basis: docenten basisonderwijs (n=168) En: wat doet uw school voor toptalenten? Basis: schoolleiders in het basisonderwijs (n=43). Meer antwoorden mogelijk. wat doet het basisonderwijs voor hun toptalenten? 89%
verrijken: meer uitdagend werk bieden binnen 1 of meer vakken
86% 83%
compacting: schrappen van herhalings- en oefenstof binnen 1 of meer vakken
69% 53%
toptalenten aanmelden voor een plusgroep op de eigen school voor 1 dagdeel per week
47% 53%
verbreden: een vak aanbieden naast het reguliere onderwijsprogramma
42% 39%
toptalenten een groep laten overslaan
26% 31%
toptalenten laten deelnemen aan wedstrijden, zoals LEGO League en W4kangoeroe
31% 36%
versnellen: aanbieden van leerstof van het volgende leerjaar
toptalenten aanmelden voor een plusgroep verbonden aan het havo en/of vwo toptalenten twee groepen in één schooljaar laten doorlopen toptalenten aanmelden voor een plusgroep op de eigen school voor meer dagdelen per week toptalenten projecten laten doen samen met bedrijven
redelijk veel voorkomende vormen van extra aanbod
21% 33%
toptalenten versneld de kleuterperiode laten doorlopen toptalenten volgen een (geheel) eigen programma/leerlijn
veel voorkomende vormen van extra aanbod
20% 25%
16% 17% 15%
weinig voorkomende vormen van extra aanbod
17% 10% 6% 15% 11% 4%
schoolleiders PO
docenten PO
Ook aan schoolleiders en docenten in het voortgezet onderwijs is gevraagd wat zij aan extra’s aanbieden aan hun toptalenten. Meer uitdagende opdrachten in de les geven en extra taken, programma’s of lesstof geven als het gewone werk in de les af is, worden door zowel schoolleiders (64% en 58%) als docenten (38% en 34%) veruit het vaakst genoemd. Lessen of vakken volgen op een hoger niveau en extra opdrachten buiten de les om worden relatief vaak door schoolleiders genoemd (respectievelijk 51% en 50%).
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
15
____________________________________________________________________________
10 | Wat doet uw school voor toptalenten? Basis: schoolleiders in het voortgezet onderwijs (n=122). En: Wat doet u of uw school specifiek voor toptalenten? Basis: docenten voortgezet onderwijs (n=269) Meer antwoorden mogelijk. wat doet het voortgezet onderwijs voor hun toptalenten? schoolleiders voortgezet onderwijs
Docenten voortgezet onderwijs
meer uitdagende opdrachten in de les
meer uitdagende opdrachten in de les
64%
extra taken, programma’s of lesstof als het gewone werk in de les af is
58%
extra taken, programma’s of lesstof als het gewone werk in de les af is
de mogelijkheid lessen of vakken op een hoger niveau te volgen
51%
de mogelijkheid lessen of vakken op een hoger niveau te volgen
extra uitdagende opdrachten buiten de reguliere les om
50%
extra uitdagende opdrachten buiten de reguliere les om
de mogelijkheid lessen of vakken in een hogere klas te volgen de mogelijkheid om met andere toptalenten uitdagende lessen in een (plus)klas te volgen de mogelijkheid bieden onderwijs op hoger niveau te volgen, door een klas over te slaan in de klas of les wordt een apart groepje van toptalenten gemaakt
32%
34%
26%
23%
13%
17%
de mogelijkheid bieden onderwijs op hoger niveau te volgen, 6% door een klas over te slaan
16%
12%
diversen
geen van deze
de mogelijkheid lessen of vakken in een hogere klas te volgen de mogelijkheid om met andere toptalenten uitdagende lessen in een (plus)klas te volgen
19%
38%
38%
1%
in de klas of les wordt een apart groepje van toptalenten gemaakt
9%
diversen
13%
geen van deze
23%
Tussen docenten in het vmbo en havo/vwo zijn enkele verschillen. Zo biedt 12% van de vmbodocenten hun toptalenten de kans om lessen of vakken op een hoger niveau te volgen, bij de havo/vwo-docenten is dat 34%. Ook geeft 14% van de vmbo-docenten hun toptalenten extra uitdagende opdrachten buiten de reguliere les om, bij de havo/vwo-docenten is dat 27%. Wat bieden scholen nog meer aan extra aanbod? Van de ondervraagde schoolleiders heeft 38% (n=46) een vorm van extra aanbod bij de antwoordcategorie ‘diversen’ ingevuld. Er wordt door de schoolleiders een breed scala aan verschillende programma’s bij naam genoemd, zoals ‘U-talent’, ‘Honours Programma Gymnasia’, ‘Olympiades’, ‘MVTaalonderwijs’, ‘Academia’ en éénmalige wedstrijden. Omdat deze programma’s vaak niet inhoudelijk worden toegelicht, is het niet duidelijk of deze programma’s kunnen worden ingedeeld bij de andere antwoordcategorieën.
Net als in het basisonderwijs wordt extra aanbod aan de cognitieve toptalenten het vaakst genoemd (genoemd door 84% van de schoolleiders en 77% van de docenten). Hier is echter wel een verschil tussen vmbo-docenten en havo/vwo-docenten zichtbaar. Zo wordt op het vmbo minder vaak extra inzet aangeboden aan cognitieve toptalenten (68% versus 83% op havo/vwo) en relatief vaak aan praktische toptalenten (27% versus 10% op havo/vwo).
6.2 Wat vinden toptalenten van het extra aanbod? Wat zeggen de toptalenten zelf over het extra aanbod? Te zien is dat het basisonderwijs een breder repertoire aan extra inzet voor toptalenten kent dan het voortgezet onderwijs (figuur 11). Extra opdrachten in de normale lessen worden door de toptalenten in het basis- én voortgezet onderwijs het vaakst genoemd (respectievelijk door 61% en 40%). Daarna worden in het basisonderwijs vaak extra opdrachten gegeven als het gewone werk in de les af is (56%). Deze twee vormen van extra inzet worden ook door de docenten in het voortgezet onderwijs het vaakst genoemd. In het voortgezet onderwijs worden toptalenten relatief vaak op andere manieren gestimuleerd (diversen; 27%). Deze dertien toptalenten (n=13) noemen drie keer Spaanse les en tweemaal schaakles.
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
16
____________________________________________________________________________
11 | Wat doen ze extra voor jou op school? Basis: toptalenten in het basisonderwijs (n=106) en voortgezet onderwijs (alleen de beste 20%; n=42) die aangeven extra lessen en aanbod te krijgen. Meer antwoorden mogelijk. 61%
extra opdrachten in de normale lessen 40%
56%
extra opdrachten als het gewone werk in de les af is 20% 40% in de les in een apart groepje werken met andere toptalenten 9% een of meerdere dagen per week samen met andere toptalenten les in een aparte (plus)klas
39% 14% 34%
extra opdrachten buiten de normale lessen om 19% lessen of vakken op een hoger niveau (of VO-school) volgen
8% 12%
door een klas over te slaan
6% 2%
lessen of vakken volgen in een hogere groep of klas
3% 2%
diversen
12% 27%
PO-leerlingen
VO-leerlingen
Weten de ouders van toptalenten wat hun kinderen aan extra aanbod krijgen? Aan de ouders van de toptalenten is eveneens gevraagd welk extra aanbod, lessen of uitdagingen hun kinderen krijgen. Hieruit blijkt dat ouders met kinderen op de basisschool een goed beeld hebben van het extra aanbod dat aan hun kinderen wordt gegeven. Zo noemt 71% de extra opdrachten tijdens de normale lessen, 58% de extra opdrachten als het gewone werk in de klas af is, 36% één of meerdere dag per week in een aparte plusklas en 35% in de les apart werken met andere toptalenten. Ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs noemen vaak de extra opdrachten buiten de les om (29%) en diversen (39%). Onder diversen verwijzen de meeste ouders naar extra taallessen die hun kinderen op school krijgen.
Een ruime meerderheid van de toptalenten die extra aanbod krijgen, vindt dat het extra aanbod goed aansluit op hun behoeften. Ten opzichte van 2013 is dat onder de toptalenten in het voortgezet onderwijs niet significant veranderd. 12 | Sluit het extra aanbod of de extra uitdaging aan op wat jij wil? Basis: toptalenten in het basisonderwijs (n=106) en voortgezet onderwijs (n=42) die extra aanbod krijgen. toptalenten voortgezet onderwijs 12%
toptalenten basisonderwijs (alleen in 2015 gevraagd)
28%
11%
88%
2015
28%
87%
72%
72%
2014 sluit goed of voldoende aan
12%
2015 2013 sluit goed of voldoende aan
sluit onvoldoende of helemaal niet aan
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
87%
2015 sluit onvoldoende of helemaal niet aan
17
____________________________________________________________________________
7
Beleving: hoe wordt extra inzet en aanbod in de praktijk ervaren?
De meeste voorgelegde vormen van extra aanbod voor toptalenten wordt door een meerderheid van docenten en schoolleiders in het basisonderwijs (zeer) goed gevonden. Over het algemeen zijn docenten hierbij positiever dan schoolleiders. Zo vindt een ruime meerderheid van docenten extra taken, programma’s en lesstof voor toptalenten een (zeer) goed idee (85%). Dat geldt ook voor het idee om toptalenten één of meer dagen les te geven in een aparte plusklas (82%). Hoewel een meerderheid van schoolleiders beide vormen van extra aanbod eveneens (zeer) goed vindt, zijn ze minder vaak positief over deze vormen van extra inzet dan docenten in het basisonderwijs. Hetzelfde is te zien bij de vormen van extra aanbod waarbij toptalenten lessen of vakken op een hoger niveau volgen (79% van de docenten vindt dit een goede vorm versus 65% van de schoolleiders) en waarbij toptalenten in een aparte groep samenwerken tijdens de normale lessen (72% vindt dit een goed idee versus 47% van de schoolleiders). 13 | Welke vormen van extra aanbod en uitdaging zijn volgens u een goede manier om toptalenten optimaal te laten presteren? Basis: docenten (n=168) en schoolleiders (n=43) in het basisonderwijs. Percentages (zeer) goed. percentage docenten en schoolleiders dat deze vormen van extra aanbod aan toptalenten (zeer) goed vinden 85%
extra taken, programma’s of lesstof
72% 82%
een of meerdere dagen in de week uitdagende les voor toptalenten in een aparte (plus)klas
67% 75%
extra uitdagende opdrachten van de leraar buiten de normale les om
74% 73%
meertalig onderwijs geven
74% 79%
lessen of vakken volgen en afronden op een hoger niveau
65% 72%
toptalenten in een aparte groep samen laten werken tijdens de normale lessen
toptalenten een klas laten overslaan
lessen of vakken volgen in een hogere klas
docenten
meerderheid vindt dit een goede vorm
47%
28% 35%
minderheid vindt dit een goede vorm
39% 23%
schoolleiders
Ook in het voortgezet onderwijs vindt een ruime meerderheid van docenten en schoolleiders de meeste voorgelegde vormen van extra aanbod aan toptalenten (zeer) goed (figuur 14). Bovendien zijn de verschillen in zienswijze tussen docenten en schoolleiders kleiner dan in het basisonderwijs. Een ruime meerderheid van zowel docenten als schoolleiders vindt het een (zeer) goed idee dat toptalenten extra taken, programma’s of lesstof krijgen (respectievelijk 75% en 82%). Lessen of vakken op een hoger niveau volgen en afronden (bijvoorbeeld vmbo-leerlingen vakken op havoniveau laten volgen en afronden) vindt 78% van de docenten en 82% van de schoolleiders
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
18
____________________________________________________________________________
in het voortgezet onderwijs een goed idee. Een of meerdere dagen uitdagende les volgen in een aparte (plus)klas voor toptalenten wordt vaker door docenten dan schoolleiders als een goede manier gezien (77% versus 61%). 14 | Welke vormen van extra aanbod en uitdaging zijn volgens u een goede manier om toptalenten optimaal te laten presteren? Basis: docenten (n=269) en schoolleiders (n=122) in het voortgezet onderwijs. Percentages (zeer) goed. percentage docenten en schoolleiders dat deze vormen van extra aanbod aan toptalenten (zeer) goed vindt 78%
lessen of vakken volgen en afronden op een hoger niveau
82% 75%
extra taken, programma’s of lesstof
82% 73%
extra uitdagende opdrachten van de leraar buiten de normale les om
76% 72%
meertalig onderwijs geven
66% 77%
een of meerdere dagen in de week uitdagende les voor toptalenten in een aparte (plus)klas
61% 54%
lessen of vakken volgen in een hogere klas
57%
59%
toptalenten in een aparte groep samen laten werken tijdens de normale lessen
toptalenten een klas laten overslaan
docenten
meerderheid vindt dit een goed idee
44% 28%
minderheid vindt dit een goed idee
32%
schoolleiders
Als we kijken naar de verschillende onderwijsrichtingen, is er één significant verschil: vmbodocenten vinden het lessen of vakken volgen en afronden op een hoger niveau vaker een (zeer) goed idee dan havo/vwo-docenten (86% versus 72%).
Wat vinden de ouders van de verschillende vormen van extra inzet? Een ruime meerderheid van ouders met kinderen in het basis- en voortgezet onderwijs vinden de meeste vormen van extra inzet en aanbod (zeer) goed. Behalve als het gaat om toptalenten een klas over te laten slaan. Dit vindt 64% van de ouders met kinderen op de basisschool een (zeer) slechte vorm. Onder ouders met kinderen op het voortgezet onderwijs is dat 56%. Als het gaat om toptalenten lessen geven of vakken laten volgen in een hogere klas vindt 51% van de ouders in het basisonderwijs dit een (zeer) slecht idee (versus 44% van de ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs).
Aan ouders van de toptalenten in basis- en voortgezet onderwijs die extra aanbod krijgen is gevraagd of zij vinden dat hun kinderen baat hebben bij dit extra aanbod. Bijna alle ouders - zowel in het basis- als voortgezet onderwijs - vinden dat hun kinderen hierbij gebaat zijn.
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
19
____________________________________________________________________________
15 | Is uw kind volgens u gebaat bij deze extra lessen, aanbod of uitdagingen? Basis: ouders met toptalenten in het basis onderwijs (n=149) en voortgezet onderwijs (n=60) die extra aanbod krijgen op school. 1% 1%
ouders van toptalenten in het basis onderwijs
ouders van toptalenten in het voortgezet onderwijs
30% 1% 1%
1% 1%
67%
30%
51%
46%
67%
zeer bij gebaat
enigszins bij gebaat
nauwelijks bij gebaat
niet bij gebaat
weet niet
Waarom vinden ouders dat hun toptalenten gebaat zijn bij extra aanbod? Middels een open vraag is in kaart gebracht of ouders vinden dat hun kinderen (allen toptalenten) gebaat zijn bij extra aanbod op school. Bijna alle ouders vinden van wel (figuur 18 ) en geven daar uiteenlopende redenen voor. Het voorkomen van verveling is een rode draad die door veel antwoorden heen loopt. Zo geeft een ouder met een toptalent op de basisschool aan: “Zonder extra uitdaging verveelt mijn kind zich in de klas. Op den duur mond dit uit in slordig werken en ongeïnteresseerdheid. Het plezier in school verdwijnt. Extra uitdaging houdt het voor mijn kind leuk op school en geeft haar het idee iets te leren, want dat is wat ze wil.” Een andere ouder zegt: “Hij verveelt zich minder, heeft iets uitdagends te doen, raakt meer zelfbewust en leert beter omgaan met anderen.” Daarnaast wijzen veel ouders erop dat het extra aanbod hun kinderen in staat stelt zich beter te ontplooien of te ontwikkelen: “Onze dochter blonk nooit ergens in uit, pas sinds ze op het voortgezet onderwijs zit en ziet en merkt wat ze kan, zijn haar talenten wel ontdekt en worden ze gestimuleerd, en zij vindt dat ontzettend leuk en doet nog meer dan vroeger haar best.” Een andere ouders zegt: “Hij krijgt een opdracht en daarmee moet hij het doen. Zijn zelfstandigheid, creativiteit en flexibiliteit wordt hiermee gestimuleerd.”
7.1 Prestatiecultuur op school Net als in 2013 is aan alle doelgroepen gevraagd of men vindt dat als iemand voor een vak een acht kan halen die persoon geen genoegen moet nemen met een zes. Een (ruime) meerderheid van ouders, kinderen, docenten en schoolleiders in het basis- en voortgezet onderwijs is het hier net zoals in 2013 mee eens. 16 | Geef aan in welke mate u het eens bent met de volgende stelling: als je voor een vak een 8 kan halen moet je geen genoegen nemen met een 6. Basis: alle doelgroepen (de aantallen zijn onder de grafiek weergegeven). basisonderwijs: percentages (helemaal) mee eens 99%
88%
61%
niet schoolleiders gevraagd
(n=43)
leerlingen (n=470)
71% PO
95%
95%
80%
85%
docenten PO (n=407)
ouders (n=391)
2013
2014
93%
87%
voortgezet onderwijs: percentages (helemaal) mee eens 89%
88%
86%
ouders PO (n=396)
docenten (n=168) schoolleiders (n=43)
23%
59%
52%
leerlingen (n=469)
2015
2015
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
73%
77%
ouders (n=494)
84%
83% 16%
docenten (n=269)
2013 2015 2014 2015
67%
90%
schoolleiders (n=122)
20
____________________________________________________________________________
Leerlingen van het vmbo zijn het vaker oneens met de stelling dan havo- en vwo-leerlingen (respectievelijk 24% versus 16% en 13%. Ouders met kinderen op het vwo zijn het vaker eens met de stelling dan ouders met kinderen op het vmbo en havo (respectievelijk 84% versus 76% en 74%). Vinden docenten en schoolleiders dat er sprake is van een zesjescultuur op hun school? Bijna vier op de tien docenten in het voortgezet onderwijs is van mening dat er sprake is van een zesjescultuur in de klassen waar ze lesgeven (38%). Docenten op het vmbo zijn het vaker ‘helemaal eens’ met de uitspraak ‘in mijn klas(sen) is er sprake van een zesjescultuur’ (11% versus 1% van de havo- en vwo-docenten). Schoolleiders binnen het voortgezet onderwijs zijn positiever: volgens 25% van de schoolleiders is er sprake van een zesjescultuur. De zesjescultuur is binnen het basisonderwijs nauwelijks een probleem. Volgens 7% van de docenten in het basisonderwijs en 9% van de schoolleiders is er in hun klas of op hun school sprake van een zesjescultuur.
Zowel leerlingen in het basisonderwijs als leerlingen in het voortgezet onderwijs geven aan voldoende uitgedaagd te worden om zo goed mogelijk te presteren. Binnen beide onderwijscategorieën geeft een zeer ruime meerderheid aan het ‘heel erg’ of ‘een beetje’ eens te zijn met de stelling ‘Vind je dat je op jouw school voldoende wordt uitgedaagd om zo goed mogelijk te presteren?’. Leerlingen in het voortgezet geven wel vaker aan dan leerlingen in het basisonderwijs ‘niet echt’ of ‘helemaal niet’ uitgedaagd te worden (16% versus 9%). 17 | Vind je dat je op jouw school voldoende wordt uitgedaagd om zo goed mogelijk te presteren? Basis: alle leerlingen in basisonderwijs (n=342) en voortgezet onderwijs (n=457). leerlingen basisonderwijs
leerlingen voortgezet onderwijs 2% 2%
2%
2% 2%
21%
14%
9%
21%
14%
32%
61%
57%
61%
ja, heel erg
ja, heel erg
ja, een beetje
nee, niet echt
ja, een beetje
nee, helemaal niet
nee, niet echt
nee, helemaal niet
weet ja, niet heel erg
ja, een beetje
weet niet
nee, niet echt
nee, helemaal niet
weet niet
Leerlingen van het vwo vinden vaker dat ze ‘heel erg’ worden uitgedaagd dan vmbo- en havoleerlingen (respectievelijk 31% versus 10% en 20%). Leerlingen in het basisonderwijs vinden het in meerderheid belangrijk dat school ze uitdaagt om uit te blinken (61%). Leerlingen in het voortgezet onderwijs vinden dat minder vaak belangrijk (46%). Ten opzichte van 2013 zijn leerlingen in het voortgezet onderwijs minder vaak belangrijk gaan vinden (60% versus 46%). Als we kijken naar de toptalenten in het voortgezet onderwijs (beste 20%) geeft 81% aan dat ze op school ‘heel erg’ of ‘een beetje’ worden uitgedaagd om zo goed mogelijk te presteren, 18% geeft aan ‘niet echt’ of ‘helemaal niet’ te worden uitgedaagd. Dat is fors minder dan in 2013 toen 50% nog aangaf ‘onvoldoende’ of ‘helemaal niet’ te worden uitgedaagd. 6
6
Deze vraag is niet gesteld aan de toptalenten in het basisonderwijs.
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
21
____________________________________________________________________________
18 | Hieronder staat een aantal stellingen geef aan of je het hiermee eens of oneens bent? Basis: leerlingen in het basisonderwijs (n=355) en voortgezet onderwijs (n=470). Stelling: het is belangrijk dat school je uitdaagt om uit te blinken 99%
95% percentages 95% 93% 89% Leerlingen basisonderwijs: (helemaal) eens 88%
Leerlingen voortgezet onderwijs: percentages (helemaal) eens
23%
schoolleiders PO (n=43)
61%
docenten PO (n=407) 2013
16%
60%
ouders PO (n=396)
2015
46%
2013 2014
2015 2015
Leerlingen in het vmbo vinden het minder vaak belangrijk dat de school ze uitdaagt om uit te blinken dan leerlingen op de havo en het vwo (respectievelijk 36% versus 46% en 54%).
7.2 Hoe vaak vervelen leerlingen zich? Van de leerlingen in het basisonderwijs geeft 16% aan zich bijna altijd of vaak te vervelen, terwijl de helft aangeeft zich soms te vervelen (50%). Er zijn geen verschillen tussen leerlingen die zich wel tot de toptalenten rekenen en leerlingen die dit niet doen. 19 | Verveel je je weleens tijdens de les, omdat de lessen voor jou te gemakkelijk zijn of omdat je bijvoorbeeld eerder klaar bent dan de rest? Basis: leerlingen PO (n=342). leerlingen basisonderwijs (niet33% gevraagd in 2013)
51% 16% 34% 50% 16%
bijna altijd of vaak bijna altijd of vaak
soms soms
zelden of nooit zelden of nooit
weet niet weet niet
Het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs dat zich bijna altijd of vaak verveelt is afgenomen ten opzichte van 2013 (van 24% naar 14%). De grootste groep leerlingen blijft echter aangeven zich soms te vervelen (46% in 2013 versus 55% in 2015). Er zijn geen verschillen tussen leerlingen op het vmbo, havo of vwo. Het aantal toptalenten in het voortgezet onderwijs (leerlingen die van zichzelf inschatten dat ze tot de beste 20% van de klas horen) dat zich bijna altijd of vaak verveelt, is het afgelopen jaar fors afgenomen. In 2013 gaf 56% van de toptalenten in het voortgezet onderwijs nog aan zich bijna altijd of vaak te vervelen, in 2015 is dan 24%.
20 | Verveel je je weleens tijdens de les, omdat de lessen voor jou te gemakkelijk zijn of omdat je bijvoorbeeld eerder klaar bent dan de rest? Basis: leerlingen voorgezet onderwijs (n=457) en toptalenten voortgezet onderwijs (n=76).
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
22
____________________________________________________________________________
leerlingen voorgezet onderwijs 6%
1%
24%
30%
trend: toptalenten voortgezet onderwijs die zich altijd of vaak vervelen
33%
51%
46%
16%
55%
56%
24%
14%
2013 bijna altijd of vaak
24%
2015 soms
zelden of nooit
2013 weet niet
bijna altijd of vaak
soms
zelden of nooit
2015
weet niet
Hoe vaak denken docenten en schoolleiders dat kinderen zich op school vervelen? Aan de docenten en schoolleiders is een stelling voorgelegd waarin zij op een vijfpuntschaal (helemaal eens – helemaal oneens) aan konden geven of zij het eens of oneens waren met de stelling: ‘in mijn klas(sen) of op mijn school vervelen sommige kinderen zich regelmatig omdat het niveau te gemakkelijk is’. 23% van de docenten en 51% van de schoolleiders in het basisonderwijs zijn het met de stelling eens. In het voortgezet onderwijs is dat 38% van de docenten en 39% van de schoolleiders. We zien dat de antwoorden van docenten en schoolleiders in het voortgezet onderwijs meer op één lijn liggen dan in het basisonderwijs het geval is.
7.3 Mag je uitblinken op school? Aan de leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs zijn bij de tweede meting in 2015 enkele nieuwe stellingen voorgelegd over de prestatiecultuur in hun klas of groep. De meerderheid van de leerlingen op zowel de basisschool als het voortgezet onderwijs vindt dat ze op een school zitten waar uitblinken kan en mag (59% en 69%). Ook geeft een ruime meerderheid van de leerlingen in het basisonderwijs aan dat ze worden gestimuleerd om meer uit zichzelf te halen, al staan ze een voldoende (61%). Onder leerlingen in het voortgezet onderwijs is dat minder vaak het geval (41%). Iets meer dan de helft van de leerlingen in het basisonderwijs vindt het leuk om één van de besten van de klas te zijn (51%). Onder leerlingen in het voortgezet onderwijs is dat minder vaak het geval (40%). Ongeveer een derde van de leerlingen in het voortgezet onderwijs vindt het niet belangrijk om zo hoog mogelijke cijfers te halen. Bij leerlingen van de basisschool is dat 23%. Een minderheid van beide groepen vindt het niet stoer om hoge cijfers te halen of maakt het niets uit of ze wel of geen hoge cijfers halen.
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
23
____________________________________________________________________________
21 | Hieronder staat een aantal uitspraken die te maken hebben met de prestatiecultuur op school. Ben je het hiermee eens of oneens? Basis: leerlingen in het basisonderwijs (n=342) en voortgezet onderwijs (n=457).
Ik zit op een school waar uitblinken kan en mag
Leerlingen VO
Het is leuk om één van de beste leerlingen uit de klas te zijn
Leerlingen VO
Ik vind het niet belangrijk om zo hoog mogelijke cijfers te halen
Leerlingen VO
Het is in mijn klas niet stoer om zo hoog mogelijke cijfers te halen
Leerlingen VO
59
31
Leerlingen PO
69
40
Leerlingen PO
Het maakt niet uit of ik hoge cijfers haal
32
Leerlingen VO
15
Leerlingen PO Leerlingen VO
als ik extra uitdagende lesstof zou krijgen, zou ik betere cijfers halen
Leerlingen VO
32
34
niet eens of oneens
35
10
4 8
38
9
33
12
50%
(helemaal) oneens
2
22 21
39 19
2
54
61
13
5 8
51
22
0%
(helemaal) eens
43
41
Leerlingen PO
3
51
31
Leerlingen PO
1
53
25
22
15
45
21
21 17
7
10
11
22
5
6
13 25
23
Leerlingen PO
ik word gestimuleerd om meer uit mezelf te halen, ook al sta ik voldoende
37 51
Leerlingen PO
6 19
100%
weet niet
Er is slechts één verschil tussen leerlingen in het voortgezet onderwijs als we kijken naar de drie leerrichtingen. Leerlingen op het vmbo vinden het minder vaak leuk om de beste van de klas te zijn dan leerlingen op de havo en het vwo (31% vindt het leuk, versus 39% van de havisten en 50% van de vwo-ers). Hoe denken ouders over de prestatiecultuur op de scholen van hun kinderen? De stelling over het belang van hoge cijfers halen is ook aan ouders met kinderen op de basisschool en het voortgezet onderwijs voorgelegd. Van de ouders met kinderen op de basisschool geeft 27% aan het niet belangrijk te vinden dat hun kind zo hoog mogelijke cijfers haalt. Dit percentage verschilt niet significant van de 23% leerlingen op de basisschool dat het niet belangrijk vindt om zo hoog mogelijke cijfers te halen. Van de ouders met kinderen op het voortgezet onderwijs geeft 24% aan het niet belangrijk te vinden dat hun kinderen zo hoog mogelijke cijfers halen. Leerlingen van het voortgezet onderwijs zijn minder prestatiegericht: 32% geeft aan dat het niet belangrijk is om zo hoog mogelijke cijfers te halen.
Vier van de vijf stellingen zijn in 2013 ook voorgelegd, maar dan alleen aan leerlingen in het voortgezet onderwijs. Er zijn geen significante verschillen met de meting van 2015, wel zijn de verschillen naar schoolniveau op sommige punten groot gebleven. Zo geven vwo-leerlingen vaker dan havo- en vmbo-leerlingen aan op een school te zitten waar uitblinken kan en mag (69% versus 47% vmbo en 58% havo). Ook geeft de helft van de vwo-leerlingen aan het leuk te vinden om één van de besten van de klas te zijn (50% versus 39% havo en 33% vmbo).
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
24
____________________________________________________________________________
8
Behoefte: wat hebben docenten nodig om goed onderwijs aan toptalenten te kunnen bieden?
In 2013 gaf 36% van de docenten in het voortgezet onderwijs aan (heel) tevreden te zijn over wat ze voor toptalenten in hun lessen doen. In 2015 is dat nagenoeg hetzelfde gebleven (35%). Overigens geeft een grote groep docenten in 2015 aan niet tevreden of ontevreden te zijn (41%; niet in figuur 25 weergegeven). 7 Hetzelfde beeld zien we bij de docenten in het basisonderwijs. In 2013 was 41% tevreden, in 2015 is dat 47%. Er zijn geen significante trendverschillen als we kijken naar docenten vmbo en havo/vwo. 22 | Bent u in het algemeen tevreden over wat u kunt doen in uw lessen voor de toptalenten? Basis: docenten in het basisonderwijs (n=168) en docenten in het voortgezet onderwijs (n=269)8. percentage docenten basisonderwijs dat (heel) tevreden is over wat ze kunnen doen voor hun toptalenten 99%
95%
88%
41% schoolleiders PO (n=43)
95%
93%
percentage docenten voortgezet onderwijs dat (heel) tevreden is over wat ze kunnen doen voor hun toptalenten
89%
47% docenten PO (n=407) 2013 2014
23%36%
ouders PO (n=396)
2015 2015
35% 16%
2013
2014
2015
2015
In vergelijking met 2013 vinden docenten in het basis- en voortgezet onderwijs vaker dat ze goed gefaciliteerd worden door de schoolleiding. Momenteel vindt 67% van de docenten in het basisonderwijs dat ze goed gefaciliteerd worden. In het voortgezet onderwijs is dat percentage lager (43%). Overigens vindt een meerderheid van de docenten in het voortgezet onderwijs dat ze onvoldoende worden gefaciliteerd (57%). 23 | Vindt u dat de schoolleider of rector voldoende faciliteiten en ondersteuning biedt om als leerkracht uitdagend onderwijs te kunnen bieden aan de toptalenten? Basis: docenten in het basisonderwijs (n=168) en docenten in het voortgezet onderwijs (n=269). docenten basisonderwijs
54%
docenten voortgezet onderwijs
33% 57% 80%
46%
67%
43% 20%
2013 school faciliteert (ruim) onvoldoende
2015 school faciliteert (ruim) voldoende
2013 school faciliteert (ruim) onvoldoende
7
2015 school faciliteert (ruim) voldoende
Over 2013 zijn geen percentages bekend van docenten die ‘niet tevreden of ontevreden’ zijn. Om die reden is een vergelijking op de volledige vijfpuntschaal niet mogelijk. 8 Een trendvergelijking op ontevredenheid is niet goed mogelijk, omdat de antwoordcategorieën 2013 anders werden geformuleerd: ja, daar ben ik tevreden over, nee ik zou graag meer willen doen, nee, deze leerlingen krijgen nu al teveel aandacht en nee, ik zou dit graag op een andere manier willen doen.
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
25
____________________________________________________________________________
Er zijn geen verschillen tussen docenten in het voortgezet onderwijs als we naar de verschillende onderwijsrichtingen kijken. Aan de schoolleiders is dezelfde vraag gesteld. 65% van de schoolleiders in het basisonderwijs geeft aan (ruim) voldoende te faciliteren. Dit percentage komt precies overeen met de antwoorden die de docenten in het basisonderwijs geven (figuur 24). In het voortgezet onderwijs geeft 60% van de schoolleiders aan hun docenten (ruim) voldoende te faciliteren (versus 43% van de docenten in het voortgezet onderwijs). 24 | Biedt uw school leraren voldoende faciliteiten en ondersteuning zodat zij uitdagend onderwijs kunnen bieden aan aan de toptalenten?9 Basis: schoolleiders in het basisonderwijs (n=43) en docenten in het voortgezet onderwijs (n=122). schoolleiders basisonderwijs
schoolleiders voortgezet onderwijs
35%
36%
65%
60%
2015
2015
school faciliteert (ruim) onvoldoende
school faciliteert (ruim) voldoende
school faciliteert (ruim) onvoldoende
school faciliteert (ruim) voldoende
Een meerderheid van docenten in het basisonderwijs - die vanuit hun school voldoende worden gefaciliteerd - geeft aan dat ze de mogelijkheid krijgen om hierover kennis te delen met collega’s (66%) en de mogelijkheid krijgen om hierover gerichte scholing en/of cursussen te volgen (63%). Een ruime meerderheid van docenten in het basisonderwijs - die vinden dat ze onvoldoende worden gefaciliteerd – geeft aan dat de school ze meer tijd zou moeten geven (85%) en/of ze extra zou moeten ondersteunen door een assistent of intern begeleider in te zetten (82%). 25 | Wat voor faciliteiten en ondersteuning biedt de school? Basis: docenten aan de basisschool die vinden dat de school ze voldoende faciliteert (n=113) En: wat voor faciliteiten en ondersteuning zou de school moeten bieden? Basis: docenten basisonderwijs die vinden dat de school ze onvoldoende faciliteert (n=55). wat doet of biedt de school?
wat zou de school moeten doen of bieden?
(Basis: tevreden docenten; n=113)
(Basis: ontevreden docenten; n=55)
de mogelijkheid om hierover kennis te delen met collega’s
de mogelijkheid om hierop gerichte scholing en/of cursussen te volgen
extra ondersteuning door de inzet van een klassenassistent of intern begeleider
de mogelijkheid om op een andere school te kijken of kennis te delen met leraren van andere scholen
de mogelijkheid om hiervoor methoden te ontwikkelen
9
extra tijd om te besteden aan toptalenten
66%
extra ondersteuning door de inzet van een klassenassistent of intern begeleider
63%
34%
30%
23%
85%
82%
de mogelijkheid om hierop gerichte scholing en/of cursussen te volgen
de mogelijkheid om op een andere school te kijken of kennis te delen met leraren van andere scholen
47%
27%
de mogelijkheid om hierover kennis te delen met collega’s
24%
extra tijd om te besteden aan toptalenten
20%
de mogelijkheid om hiervoor methoden te ontwikkelen
24%
diversen
13%
diversen
18%
In 2013 is deze vraag niet aan schoolleiders gesteld, waardoor een trendvergelijking niet mogelijk is.
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
26
____________________________________________________________________________
In vergelijking met het basisonderwijs wordt aan docenten in het voortgezet onderwijs vaker extra tijd geboden om te besteden aan toptalenten (66%). Iets minder dan de helft krijgt ondersteuning van een assistent of begeleider (49%) en de mogelijkheid om hier extra scholing of cursussen over te volgen (49%). Als we kijken naar wat docenten vinden dat de school zou moeten bieden, noemt 55% de mogelijkheid om kennis te delen met collega’s en de mogelijkheid om hier extra scholing of cursussen in te ontvangen en 47% van de mogelijkheid om hierop gerichte scholing te ontvangen. 26 | Wat voor faciliteiten en ondersteuning biedt de school? Basis: docenten van het voortgezet onderwijs die vinden dat de school ze voldoende faciliteert (n=116) En: wat voor faciliteiten en ondersteuning zou de school moeten bieden? Basis: docenten voortgezet onderwijs die vinden dat de school ze onvoldoende faciliteert (n=153). wat doet of biedt de school? (Basis: tevreden docenten; n=116)
wat zou de school moeten doen of bieden? (Basis: ontevreden docenten; n=153)
extra tijd om te besteden aan toptalenten
66%
de mogelijkheid om hierover kennis te delen met collega’s
extra ondersteuning door de inzet van een klassenassistent of intern begeleider
49%
de mogelijkheid om hierop gerichte scholing en/of cursussen te volgen
de mogelijkheid om hierop gerichte scholing en/of cursussen te volgen
49%
de mogelijkheid om op een andere school te kijken of kennis te delen met leraren van andere scholen
de mogelijkheid om op een andere school te kijken of kennis te delen met leraren van andere scholen
de mogelijkheid om hiervoor methoden te ontwikkelen
de mogelijkheid om hierover kennis te delen met collega’s
38%
35%
32%
diversen 12%
55%
47%
31%
extra tijd om te besteden aan toptalenten
28%
de mogelijkheid om hiervoor methoden te ontwikkelen
28%
extra ondersteuning door de inzet van een klassenassistent of intern begeleider
17%
diversen 11%
Wat zeggen de schoolleiders over de ondersteuning die de school docenten biedt? Met name drie vormen van facilitering worden vaak genoemd door de schoolleiders. Bijna negen op de tien schoolleiders in het basisonderwijs geven aan dat zij docenten de mogelijkheid bieden om hierop gerichte scholing of cursussen te volgen (86%) of de mogelijkheid bieden om hierover kennis te delen met collega’s (86%). Bijna de helft geeft aan dat ze docenten de mogelijkheid bieden om op andere scholen te kijken om kennis te delen met andere docenten (50%). Schoolleiders in het voortgezet onderwijs noemen eveneens vaak de mogelijkheid om gerichte scholing of cursussen te volgen (77%) of de mogelijkheid bieden om hierover kennis te delen met collega’s (77%). Ruim zeven op de tien geven aan dat ze docenten de mogelijkheid bieden om op andere scholen te kijken om kennis te delen met andere docenten (72%). Van deze top-3 van faciliteringen die schoolleiders noemen, wordt kennisdeling en het volgens van cursussen het vaakst door (ontevreden) docenten in het basis- en voortgezet onderwijs genoemd als verbeterpunt.
8.1 Onderwijs aan toptalenten in de praktijk Een aantal stellingen is aan schoolleiders en docenten in het basisonderwijs voorgelegd die gaan over de dagelijkse praktijk in de klas of op school als het gaat om extra aanbod aan toptalenten. Als we kijken naar het basisonderwijs zien we dat de antwoorden van schoolleiders en docenten in het basisonderwijs in sterke mate overeenkomen (figuur 27). Zo geven zeven op de tien docenten (69%) en schoolleiders (67%) in het basisonderwijs aan dat in hun klas of op hun school onderscheid wordt gemaakt in prestatieniveaus van leerlingen en dat elke leerlingen het onderwijs krijgt dat ze uitdaagt het beste uit zichzelf te halen.
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
27
____________________________________________________________________________
Ook geeft een ruime meerderheid van docenten (62%) en schoolleiders (67%) in het basisonderwijs aan dat er de laatste twee jaar meer aandacht op scholen is gekomen voor toptalenten. Dit komt overeen met de eerdere constatering dat basisscholen zich meer zijn gaan inzetten voor hun toptalenten. Ruim de helft van alle docenten (52%) en schoolleiders (51%) vindt dat hun school voldoende uitdaging, aandacht en tijd bieden aan toptalenten zodat ze het beste uit zichzelf kunnen halen. De meningen in het basisonderwijs lopen uiteen over de vraag of docenten voldoende zijn toegerust om extra aanbieding en uitdaging te bieden aan toptalenten. Een derde van de docenten vindt van wel (35%) en 28% vindt van niet. De verdeeldheid onder schoolleiders is minder groot: 42% vindt dat docenten wel voldoende zijn toegerust, terwijl 17% vindt dat dit niet het geval is. Over de vraag of kinderen die minder goed kunnen meekomen in de klas doorgaans de meeste aandacht krijgen, verschillen de zienswijzen van docenten en schoolleiders van elkaar. Zo geeft 53% van de docenten aan dat kinderen die niet goed kunnen meekomen inderdaad de meeste aandacht krijgen, onder schoolleiders dat 23%. Ruim de helft van de schoolleiders (51%) geeft aan het niet eens of oneens te zijn met deze stelling. Dit grote aantal kan erop duiden dat schoolleiders op dit specifieke punt geen goed beeld hebben van de dagelijkse praktijk in de klas. 27 | Hieronder staat een aantal stellingen kunt u aangeven in welke mate u het hiermee eens of oneens bent? Basis: docenten basisonderwijs (n=168) en schoolleiders basisonderwijs (n=43). in mijn klas/school wordt onderscheid gemaakt in prestatieniveau en krijgt elk kind het onderwijs dat hem of haar uitdaagt het beste uit zichzelf te halen
docenten PO
69
schoolleiders PO
67
docenten PO
62
op mijn school is de laatste twee jaar meer aandacht voor toptalenten
schoolleiders PO
In mijn klas/school krijgen toptalenten onderwijs dat genoeg uitdaging biedt om het beste uit zichzelf te halen
schoolleiders PO
In mijn klas/school krijgen toptalenten onderwijs genoeg aandacht en tijd om het beste uit zichzelf te halen
docenten PO
52
schoolleiders PO
51
docenten PO
58
In mijn klas/school krijgen kinderen die docenten PO minder goed kunnen meekomen doorgaans de meeste aandacht schoolleiders PO 0%
5 10
27
17
33
28
5 17
26
16
51
4
25
50%
(helemaal) oneens
4 17
42
53
niet eens of oneens
13
40
33
23
5
14
24
42
4
15
19
52
35
9 16
19
67
de leraren in mijn klas/school zijn voldoende docenten PO toegerust om extra uitdaging en aanbod te schoolleiders PO bieden aan toptalenten
(helemaal) eens
18 16
100%
weet niet
In het voortgezet onderwijs liggen de antwoorden van docenten en schoolleiders minder dicht bij elkaar dan in het basisonderwijs (figuur 28). Zo is er verdeeldheid over de vraag of op school of in de klassen onderscheid wordt gemaakt in prestatieniveaus van leerlingen zodat elke leerlingen het onderwijs krijgt dat ze uitdaagt het beste uit zichzelf te halen. Ongeveer een derde
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
28
____________________________________________________________________________
van zowel de docenten (30%) als de schoolleiders (33%) is het eens met deze stelling, terwijl 39% van de docenten en 31% van de schoolleiders het oneens is met deze stelling. Een ruime meerderheid van schoolleiders (67%) en vier op de tien docenten (43%) geven aan dat er de laatste twee jaar meer aandacht op scholen is gekomen voor toptalenten en circa vier op de tien docenten en schoolleiders vinden dat hun school voldoende uitdaging, aandacht en tijd bieden aan toptalenten zodat ze het beste uit zichzelf kunnen halen. Een ruime meerderheid binnen deze groepen vindt dat ze goed zijn toegerust of dat ze hun docenten goed faciliteren (81% van de schoolleiders en 79% van de docenten). Vier op de tien docenten vinden niet van zichzelf dat zij voldoende zijn toegerust om extra aanbieding en uitdaging te kunnen bieden aan toptalenten (43%), ‘slechts’ 19% vindt van wel. Onder schoolleiders zijn de verschillen minder groot: 32% vindt dat hun docenten wel goed zijn toegerust en 23% vindt van niet. Over de vraag of kinderen die minder goed kunnen meekomen in de klas doorgaans de meeste aandacht krijgen, verschillen de zienswijzen van docenten en schoolleiders minder van elkaar. Zo geeft 50% van de docenten aan dat kinderen die niet goed kunnen meekomen inderdaad de meeste aandacht krijgen, terwijl onder schoolleiders dat 61% is. 28 | Hieronder staat een aantal stellingen kunt u aangeven in welke mate u het hiermee eens of oneens bent? Basis: docenten voortgezet onderwijs (n=269) en schoolleiders voortgezet onderwijs (n=122). in mijn klas/school wordt onderscheid gemaakt in prestatieniveau en krijgt elk kind het onderwijs dat hem of haar uitdaagt het beste uit zichzelf te halen
docenten VO
30
schoolleiders VO
30
33
docenten VO schoolleiders VO
In mijn klas/school krijgen toptalenten onderwijs dat genoeg uitdaging biedt om het beste uit zichzelf te halen
schoolleiders VO
In mijn klas/school krijgen toptalenten onderwijs genoeg aandacht en tijd om het beste uit zichzelf te halen
docenten VO
39
schoolleiders VO
39
28
33
32
13
28
6
39
16
34
2 17
34
43
32
45
50
0%
19 28
50%
(helemaal) oneens
4 23
29 61
niet eens of oneens
2
25 45
19
In mijn klas/school krijgen kinderen die docenten VO minder goed kunnen meekomen doorgaans de meeste aandacht schoolleiders VO
3
20
43
de leraren in mijn klas/school zijn voldoende docenten VO toegerust om extra uitdaging en aanbod te schoolleiders VO bieden aan toptalenten
1
26
67
docenten VO
1 31
43
op mijn school is de laatste twee jaar meer aandacht voor toptalenten
(helemaal) eens
39 36
1 11 100%
weet niet
Als we kijken naar de verschillende onderwijsrichtingen, zijn er enkele verschillen tussen vmbodocenten en havo/vwo-docenten. Zo geven vmbo-docenten minder vaak dan havo/vwodocenten aan dat er de afgelopen twee jaar meer aandacht is gekomen voor toptalenten (35% versus 48%). Ook geven vmbo-docenten minder vaak dan havo/vwo-docenten aan dat er in de klassen onderscheid wordt gemaakt in prestatieniveaus zodat elk kind voldoende wordt uitgedaagd om het beste uit zichzelf te halen (31% versus 44%).
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016
29
____________________________________________________________________________
Toptalenten in het Onderwijs | V6437 | © Veldkamp | maart 2016