Technologie in het Onderwijs Van struikelblok naar springplank
Rob Sudmeijer
Allison Bailey
Renate Boers
Tyce Henry Lane McBride J. Puckett
november 2011
bcg.com thiememeulenhoff.nl
Colofon
Illustratie verantwoording Foto’s pagina 5, 17, 33, 35, 39, 40: Guus Schoonewille Foto’s pagina 35, 43: Martin Hoogeboom Grafische vormgeving: Anjali van Eeten Druk: Wilco, Amersfoort Technologie in het Onderwijs, van struikelblok naar springplank is gebaseerd op Unleashing the Potential of Technology in Education, een rapport dat in augustus 2011 verscheen onder verantwoordelijkheid van The Boston Consulting Group in de VS. De Nederlandse variant kwam tot stand dankzij samenwerking tussen The Boston Consulting Group in Amsterdam en uitgeverij ThiemeMeulenhoff in Amersfoort. Technologie in het Onderwijs, van struikelblok naar springplank kunt u ook via de educatieve apps van ThiemeMeulenhoff op uw iPad lezen. Daarvoor download u gratis Schooltas of CollegeReader vanuit de appstore. Met code: txrihwwj krijgt u het volledige rapport in uw bezit.
© The Boston Consulting Group 2011 Alle rechten voorbehouden. Voor informatie neem contact op met BCG: E-mail:
[email protected] Fax: +31 20 548 4001, ter attentie van Marketing Post: The Boston Consulting Group Marketing Postbus 87597 1080 JN Amsterdam Nederland
© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2011 Alle rechten voorbehouden Voor informatie neem contact op met ThiemeMeulenhoff E-mail:
[email protected] Tel.: (+)31 33 448 30 00 Fax: (+)31 33 448 39 99, ter attentie van Marketing VO Post: Uitgeverij ThiemeMeulenhoff Management BU voortgezet onderwijs Postbus 400 3800 AK Amersfoort Nederland
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van The Boston Consulting Group of ThiemeMeulenhoff. Het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 35t, zoals gewijzigd bij het besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912. The Boston Consulting Group en ThiemeMeulenhoff leveren graag een bijdrage aan de discussie over kwalitatief goed onderwijs. Zij hoeven voor de kopieën geen vergoeding te ontvangen. Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave, dient als volgt geciteerd te worden: Technologie in het Onderwijs, van struikelblok naar springplank, The Boston Consulting Group & ThiemeMeulenhoff, november 2011.
Inhoudsopgave Inleiding
4
Een nieuw tijdperk in onderwijstechnologie: Waarom juist nu?
6
Onvervulde beloften
6
Belangrijke ontwikkelingen die verandering vandaag de dag stimuleren
8
Geen compromissen meer: Rijkdom, Reikwijdte en Resultaten
11
Een dynamisch onderwijsprogramma: Leren op maat
18
De juiste stappen zetten
18
De cirkel sluiten
27
Richting een dynamisch onderwijsprogramma: Routekaart voor leidinggevenden
30
Aanbevelingen voor leidinggevenden en beleidsmakers
30
Een oproep tot actie
37
Aan de lezer
41
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
3
Inleiding
H
et onderwijs staat aan het begin van een tijdperk waarin schoolleiders en docenten de mogelijkheid hebben om technologie te gebruiken om een grote verandering teweeg te brengen in de prestaties van leerlingen. Hoewel visionairs al jarenlang beloven dat technologie het basisonderwijs en voortgezet onderwijs zal veranderen en ondanks de miljoenen euro’s die zijn geïnvesteerd in netwerken, elektronische leeromgevingen, computers en software is de feitelijke invloed daarvan op de resultaten van leerlingen tot nu toe teleurstellend geweest. Zelfs als het schoolleiders en docenten is gelukt om apparatuur en software in het klaslokaal te introduceren, zijn zij er vaak niet in geslaagd om die nieuwe technologie zo te benutten dat de prestaties van leerlingen worden verbeterd. Wanneer technologie echter in elke stap van de waardeketen van onderwijs op strategische wijze wordt geïntroduceerd, heeft die het potentieel om ieder aspect van leren en onderwijzen te verbeteren. Om de belofte van drastisch verbeterde school-resultaten in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs waar te maken moet technologie worden ingezet ter ondersteuning van wat een dynamisch onderwijsprogramma wordt genoemd. Dat systeem bestaat uit een goed afgestemde reeks onderwijsdoelstellingen, programma’s, beoordelingen en interventies, en professionele ontwikkeling. Technologie is het hoger en wetenschappelijk onderwijs in Nederland, in de ons omringende landen en in de Verenigde Staten al aan het hervormen. In de Verenigde Staten heeft een vloedgolf aan online leren miljoenen volwassenen in staat gesteld om diploma’s of certificaten te behalen op allerlei vakgebieden. Die aandacht voor leren op afstand is zichtbaar zowel bij door de overheid gefinancierde onderwijsinstellingen als bij commerciële (particuliere) aanbieders die op zoek zijn naar nieuwe inkomsten en groeikansen. Een toenemend
4
aantal leerlingen komt uit inkomensgroepen die vroeger waren uitgesloten van toegang tot of bezit van eigentijdse technologie. De technologische bouwstenen zijn ook aanwezig in het basisonderwijs en in het voortgezet onderwijs waar een grote toename te zien is van digitale schoolborden, computers, laptops, tablet pc’s en andere technologie in en buiten de klaslokalen. In Nederland is het aantal beschikbare computers per leerling aanzienlijk gestegen. Volgens TNS NIPO konden in 2010 en 2011 in zowel basisonderwijs als voortgezet onderwijs elke vijf leerlingen over een computer beschikken. In 2007 was dat nog één computer op elke zeven leerlingen. De laatste jaren is er ook veel interactieve digitale inhoud gekomen. Inhoud die overigens wordt ontworpen door - naast de bestaande educatieve uitgeverijen - een netwerk van nieuwe generatie ontwikkelbedrijven. Ten slotte blijven de kosten van technologie sterk dalen waardoor beduidend meer leerlingen op alle niveaus toegang krijgen.
Technologie gaat werken als een katalysator om het onderwijs ingrijpend te veranderen Deze nieuwe opleidingsinstrumenten - en de verbetering ervan - garanderen nog geen ommezwaai in de resultaten van leerlingen en betekenen evenmin dat scholen deze nieuwe technologie op een zinnige wijze implementeren. Om daadwerkelijk de vruchten te plukken van de voordelen die technologie te bieden heeft, moeten de belanghebbenden in het onderwijs een hele reeks hindernissen overwinnen. Schoolmanagement heeft al intensief werk gemaakt van het verbeteren van de ICT-infrastructuur. Maar aan het meer menselijke probleem om ingesleten praktijken in het onderwijs te veranderen, zal nog veel aandacht geschonken moeten worden. In het visiedeel van de
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff
recente Vier in Balans Monitor (1) constateert Kennisnet: “Leraren en managers zijn van mening dat het belang van kennisconstructie in het toekomstig onderwijs zal toenemen en dat ICT daar ondersteuning aan zal bieden”. Tegelijkertijd signaleert Kennisnet de kloof tussen docenten en schoolleiders: “Leraren gaan ervan uit dat kennisoverdracht zonder ICT de belangrijkste vorm van onderwijs zal blijven. Managers denken daar anders over. Zij verwachten in de komende jaren een afname van kennisoverdracht zonder ICT en een sterke toename van ICT-gebruik, vooral voor kennisconstructie”. Voor de terughoudendheid onder leraren ten aanzien van het gebruik van ICT in het onderwijs geeft de Vier in Balans Monitor 2011 als verklaring: “Technologie die buiten de didactische comfortzone van leraren ligt, wordt dikwijls afgewezen als weinig bruikbaar”. Daarnaast vindt volgens Kennisnet een gedeelte van de leraren dat zij niet voldoende bekend zijn met de mogelijkheden die ICT hun onderwijs te bieden heeft en valt er nog verbetering te halen in de didactische en technische ICT vaardigheden van docenten. Dat benadrukt het belang van een goede begeleiding van docenten bij de implementatie van ICT in het onderwijs. Tijdens de MacScholendag van 6 oktober 2011 verwoordde gastheer Kees van Domselaar, plv. rector van het Christelijk Lyceum in Zeist, de rol die educatieve technologie speelde bij het veranderingsproces op zijn school als volgt: “Sinds we indringend en inhoudelijk nadenken over ICT, hebben we het eindelijk weer eens over onderwijs”. Aan het eind van die dag formuleerde hij de
rol van educatieve technologie op een wijze die heeft bijgedragen aan de subtitel van dit rapport: “Laten we er samen voor zorgen dat technologie niet meer wordt ervaren als struikelblok, maar juist als springplank voor innovatie.” Dit rapport zet uiteen hoe de technologie van vandaag en morgen als katalysator kan fungeren voor verandering in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Het kijkt naar hoe de sleutelfiguren in het onderwijs, van docenten tot schoolleiders en beleidsmakers, de voordelen van nieuwe technologie kunnen benutten om de prestaties van leerlingen en onderwijsresultaten sterk te verbeteren. De meer dan vijftig projecten op het gebied van onderwijs die de Boston Consulting Group sinds 2005 wereldwijd voor overheden en private en publieke onderwijsinstellingen heeft uitgevoerd, gekoppeld aan de 125 jarige ervaring die ThiemeMeulenhoff heeft binnen het Nederlandse onderwijs vormen de basis voor deze analyse. De voorbeelden laten zien voor welke enorme uitdagingen en kansen opleiders staan. Ook tonen ze aan dat er dringend behoefte is aan het type innovatieve oplossingen dat écht werkt en de effectiviteit van het onderwijs positief beïnvloedt.
1 Kennisnet: Vier in Balans Monitor 2011. Ict in het onderwijs, de stand van zaken. Zoetermeer 2011.
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
5
Een nieuw tijdperk in onderwijstechnologie Waarom juist nu?
O
nderwijsexperts beweren al lange tijd dat technologie een verandering teweeg zal brengen in de huidige scholen waarvan de meeste zijn opgezet om jonge mensen voor te bereiden op het industriële tijdperk in plaats van op de kenniseconomie. Meer dan tien jaar geleden, op het hoogtepunt van de internetexplosie, voorspelden leidinggevenden in de technologie en andere enthousiastelingen dat de revolutie voor de deur stond. “We zijn nog maar net begonnen met het gebruik van deze [digitale] instrumenten om het onderwijs te veranderen” zei CEO Steve Jobs van Apple in 2000 tegen BusinessWeek in een artikel over de toekomst van onderwijstechnologie. Technologie heeft veel andere economische sectoren, van banken tot het reiswezen, sterk veranderd. Zelfs de wat behoudende uitgeverssector verandert, omdat de toename van apparaten zoals de Kindle van Amazon en de iPad van Apple de verkoop van e-boeken stimuleert. Daarnaast doen uitgevers experimenten om het leren op maat zo goed mogelijk te faciliteren. Waarom doet het onderwijs dan niet veel grootschaliger mee aan deze revolutie?
Onvervulde beloften Tom Vander Ark, voormalig onderwijsdirecteur van de Bill & Melinda Gates Foundation, merkte onlangs op: “Onderwijs blijft een van de weinige sectoren die nog niet zijn veranderd door de informatie- en communicatietechnologie.” In die opvatting staat hij niet alleen. Ook professor Wim Veen, hoogleraar Learning Systems aan de TU Delft, constateert: “Autoproducent Ford kon in het begin van de vorige eeuw nog wegkomen met de opmerking dat hij zijn T-Ford in alle kleuren verkocht als het maar zwart was. Dat is tegenwoordig uitgesloten, maar het onderwijs zit nog ergens tussen Ford en internet in.”
6
Eén verklaring voor dit falen is dat de technologiekosten nog steeds maar een fractie vormen van alle wereldwijde onderwijskosten en ver achterliggen op salariskosten en overige kosten (zie overzicht 1). Die kosten zijn in het onderwijs veel lager dan in andere sectoren waar technologie een aanzienlijke invloed heeft. Gartner schat dat het stelsel voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs in de Verenigde Staten in 2010 9,2 miljard dollar heeft uitgegeven aan IT. Dat is slechts 1,6% van hun totale uitgaven. Vergelijkbare arbeids- en kennisintensieve sectoren, zoals professionele dienstverlening en de gezondheidszorg, besteden 4% tot 6% van hun bedrijfskosten aan technologie. Als gevolg van hun lage uitgaven kampen veel scholen met oude computers, gebrekkige netwerkverbindingen en andere problemen die het doeltreffend gebruik van technologie in de weg staan. Als Amerikaanse onderwijsstelsels evenveel in technologie zouden investeren als vergelijkbare sectoren, zou de totale investering gelijk zijn aan 25 tot 30 miljard dollar per jaar. Dat is drie keer de huidige uitgaven voor technologie. De Nederlandse situatie lijkt op het eerste gezicht niet af te wijken van de Amerikaanse. De ICT Kostenmonitor voor het Primair Onderwijs 2010 (2) laat zien dat in het basisonderwijs ongeveer 89 euro per leerling aan ICT wordt uitgegeven en dat is 1,4% van de financiering per leerling. De Rijksbegroting en de memorie van toelichting daarop geven eenzelfde beeld voor de andere onderwijssectoren waar de uitgaven voor ICT nagenoeg geheel binnen de lumpsumfinanciering vallen. Een nog belangrijkere factor die de impact van technologie in de weg staat, is de manier waarop die in het
2 Onderwijs & ICT. ICT Kostenmonitor voor het Primair Onderwijs 2010. VNU Exhibitions in samenwerking met de Algemene Vereniging van Schoolleiders.
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff
Overzicht 1. Slechts 3% van de jaarlijkse wereldwijde uitgaven voor het onderwijs gaat naar technologie Geschatte wereldwijde jaarlijkse uitgaven, 2004 (miljard dollar)1 2,500
~2,000
~1,300
2,000
Percentage technologie-uitgaven 9
1,500
17 19
1,000
~400 500
24 ~200 31
~55 0 Totaal
Salarissen
Overige lopende uitgaven (inclusief diensten en voorzieningen)
Kapitaaluitgaven (inclusief infrastructuur)
Technologie2
Soware
Uitbesteding
Hardware
Telecommunicatie
Salarissen en secundaire arbeidsvoorwaarden
Bronnen UNESCO Global Education Digest, 2007 en 2009 (tabel 13); Wereldbank; Gartner, IT Spending by industry market, Worldwide, 2007-2013, 3Q09 Update 16 oktober 2009; BCG-analyse. 1 Uitgaven zijn opgesplitst op basis van het gewogen gemiddelde aandeel in 2007 van uitgaven in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en hoger onderwijs in overeenstemming met de internationale standaardclassificatie van onderwijs (ISCED - UNESCO) 2 Omvat particuliere en overheidsuitgaven (alle andere categoriēn omvatten alleen overheidsuitgaven
onderwijs is gebruikt. Computers en andere digitale hulpmiddelen worden doorgaans beschouwd als machines die bestaande praktijken kunnen automatiseren en ondersteunen, in plaats van als instrumenten om leren, onderwijzen en zelfs scholen zelf te veranderen. Professor Clayton Christensen van de Harvard Business School en zijn coauteurs constateerden (3): “De manier waarop scholen computers gebruiken, is zeer voorspelbaar, zeer logisch - en zeer fout.” Zowel in Nederland als in Amerika bestaan programma’s om de uitgaven voor de aanschaf van hardware en software te stimuleren. Hoewel dit soort maatregelen ervoor heeft gezorgd dat veel scholen nu zijn aangesloten op technologie, heeft dit niet de ondersteuning geboden die nodig was om hen te helpen de technologie doeltreffend te gebruiken. We hebben computers en interactieve whiteboards in de klaslokalen gezet en aangesloten op internet, maar we hebben weinig gedaan om deze nieuwe technologie te benutten om de schooldag, de klas, het lesprogramma of de manieren waarop leerlingen met docenten omgaan te herstructureren en dat zijn allemaal belangrijke onderdelen voor succesvolle resultaten in het onderwijs. De belangrijkste
mogelijkheid voor innovatie richt zich niet alleen op het automatiseren van bestaande praktijken, maar vooral op het opnieuw ontwerpen van onderwijsprocessen om te profiteren van alle voordelen die technologie kan bieden. Een gebrek aan adequate ondersteuning heeft in sommige gevallen geleid tot twijfel of IT in de klas de potentie heeft om de effectiviteit van het onderwijs te verbeteren. Een voorbeeld is Louis Jongejans, rector van het Einstein Lyceum in Hoogvliet. Hij heeft besloten dat het merendeel van de digitale schoolborden uit zijn school verdwijnt. “Ze vertegenwoordigen nog het klassikale en frontale onderwijs en dat past niet meer bij een activerende didactiek”. Jongejans is niet de enige die zich kritisch opstelt. Marc Lawson, rector van het Liverpool Central School District verklaarde al in 2007 tegenover de New York Times - na zeven jaar experimenteren met laptops - dat er geen enkel bewijs was dat laptops een
3 Clayton M. Christensen, Michael B. Horn, Curtis W. Johnson. Disrupting Class: How Disruptive Innovation Will Change the Way the World Learns. McGraw-Hill 2008.
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
7
positieve impact hebben op de schoolprestaties. Hij haalde de laptops weer uit de klas. De Amerikaanse hoogleraar onderwijskunde Mark Warschauer trekt een vergelijkbare conclusie. Hij vreest dat leerlingen minder goed gaan schrijven, doordat ze gewend raken aan de spellingchecker op hun computer. In handgeschreven teksten verschijnen immers geen rode lijntjes onder verkeerd gespelde woorden. Veel gehoorde kritiek op de laptop is dat het scherm een vervelende afstand tussen docent en leerling zou veroorzaken; leerlingen zouden zich erachter kunnen verschuilen, spelletjes spelen en Hyvesen en Facebooken. Sanne Pit, docent Aardrijkskunde op openbare scholengemeenschap De Amersfoortse Berg reageert daar nogal laconiek op: “Bij mij heeft de opmerking ‘klep dicht’ twee betekenissen gekregen….” Hij voegt daaraan toe dat de tablet pc die hindernis bovendien helemaal niet kent. Maar niet alle docenten beschikken over die didactische lenigheid. Het is van essentieel belang om hen te trainen in het doeltreffend gebruiken van onderwijstechnologie en digitale middelen. Maar die training is in veel gevallen ontoereikend geweest. Veel professionele ontwikkeling en training heeft zich eerder gericht op het bedienen van de technologie (de knoppencursussen) dan op het verkennen van en uitleg over hoe technologie het onderwijs kan veranderen. Als gevolg hiervan voelen veel docenten zich niet prettig bij het gebruik van de instrumenten in hun klas en vallen zij maar al te vaak weer terug in traditionele onderwijstechnieken. Het is niet zo dat samen met de introductie van nieuwe technologie ook meteen het bijbehorend didactisch repertoire wordt meegeleverd. Het onderwijs zit in een transitieperiode waarin dat ontdekt en ontwikkeld moet worden. Dat kan echter alleen in een omgeving waar technologie wordt toegelaten en de bereidheid bestaat om ermee te experimenteren. Ook de implementatie van een digitaalvriendelijk onderwijsprogramma is van belang, maar veel individuele scholen beschikken niet over voldoende of adequaat toegerust personeel om een dergelijk programma voor de eigen specifieke onderwijssituatie te ontwikkelen. Een aantal aanbieders, zoals in Amerika K12 en Connections Academy, heeft digitale onderwijsprogramma’s, lesplannen, onderwijsinstrumenten, beoordelingen en docententrainingen van goede kwaliteit ontwikkeld. Scholen kunnen tegen sterk gereduceerde kosten gebruik maken van dit hele pakket aan middelen, in plaats van alles zelf te doen. Maar tot nu toe hebben de meeste Amerikaanse scholen dit niet gedaan. In Nederland zijn de initiatieven op dit gebied versnipperd en bovendien beperken ze zich tot slechts een enkel aspect van het onderwijsprogramma.
8
Als gevolg het falen van ICT in het onderwijs is het in de meeste klassen in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs nog steeds het papieren lesboek dat bepaalt wat leerlingen leren en hoe ze worden onderwezen. In het tweede decennium van de 21e eeuw ontneemt dat leerlingen een buitengewone rijkdom aan digitale inhoud die hun nieuwsgierigheid kan prikkelen, hun betrokkenheid bij een onderwerp kan vergroten en uiteindelijk de kennis die zij opdoen sterk kan verbeteren. Digitale middelen kunnen ook docenten meer tijd geven om een andere rol in de klas te vervullen en om veel meer tijd te besteden aan het coachen en begeleiden van leerlingen en veel minder aan het verspreiden van feiten. Docenten hebben bovendien een extra taak gekregen nu leerlingen via het internet blootgesteld zijn aan een ongelimiteerde hoeveelheid informatie. Tijdens een bijeenkomst van schoolleiders bij uitgeverij ThiemeMeulenhoff in oktober 2011 merkte Gerrit Elings, directeur onderwijs van de Christelijke Scholengemeenschap Calvijn, daarover op dat wat door het internet aan leerlingen als ‘feiten’ wordt gepresenteerd, volgens hem nog wel de nodige duiding verdient. “Niet voor niets is een van de 21st century skills het op de juiste wijze kunnen interpreteren van gevonden informatie. Van een docent die feiten verspreidt, mag verwacht worden dat hij z’n bronnen heeft gecontroleerd of die tenminste plaatst in een context die voor het ontwikkelproces van leerlingen relevant is”. Volgens Elings vereisen de niet-gedidactiseerde ‘feiten’ op het internet van docenten dat zij leerlingen vanuit verschillende gezichtspunten naar die gegevens laten kijken. Tijdens diezelfde bijeenkomst maakte Kees van Domselaar duidelijk dat didactisering in een digitale omgeving zo eenvoudig nog niet is: “Als je het antwoord simpelweg kunt googelen, heb je waarschijnlijk de verkeerde vraag gesteld.” Intussen zijn verhalen over hoe technologie niet heeft kunnen voldoen aan haar potentieel deel geworden van de cultuur in veel onderwijsinstellingen. Maar ondanks de moeizame introductie van technologie in de klas, zijn wij ervan overtuigd dat de dynamiek die onderwijstechnologie te bieden heeft, zal zorgen voor een drastische verandering.
Belangrijke ontwikkelingen die verandering vandaag de dag stimuleren Vier ontwikkelingen helpen de technologische revolutie in het onderwijs eindelijk aan te wakkeren. A: Het aantal bedrijven dat zich richt op het gebruik van technologie in het onderwijs neemt sterk toe Misschien wordt de verandering nog wel het meest
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff
gestimuleerd door het grote aantal bedrijven dat zich erop richt om opleiders te helpen technologie doeltreffend te gebruiken. Het merendeel van deze bedrijven met inbegrip van degene die nu zeer winstgevend zijn - bestond vijf jaar geleden niet eens. Sommige van deze bedrijven zijn nog klein, maar samen laten ze zien dat technologie de klas daadwerkelijk kan veranderen. Op een nieuwe praktijkgerichte en technische middelbare school in Las Vegas hebben de leerlingen bijvoorbeeld iPods waar apps op staan die afgestemd zijn op hun lesrooster. Leerlingen van het vak gezondheidswetenschap krijgen bijvoorbeeld automatisch een anatomieapp en leerlingen die Spaans doen, hebben een digitaal woordenboek Spaans-Engels. Wrts, het Nederlandse gratis online overhoorprogramma voor vocabulaire dat deel uitmaakt van de community De Digitale School biedt een vergelijkbare mogelijkheid. De woorden kunnen door gebruikers zelf worden ingevoerd of er kunnen lijsten worden gedownload die bij taalmethodes van educatieve uitgeverijen horen. Nadat de woorden zijn ingevoerd, kunnen ze op verschillende manieren worden overhoord. Overal ter wereld zijn ouders, leerlingen en docenten actief om onderwijs-apps te ontwikkelen, zoals degene die zijn geïntroduceerd door DreamBox Learning en Reasoning Mind. Naarmate deze activiteit versnelt, krijgen leerlingen al snel toegang tot duizenden aangepaste leer-apps. Dennis Eijkel, leerling van Het Stedelijk Lyceum in Enschede, heeft onlangs een app voor Android ontwikkeld. Leerlingen kunnen de allerlaatste roosterinformatie en locatiemededelingen zien. De app van Dennis maakt de informatiekanalen van de verschillende locaties van Het Stedelijk Lyceum zichtbaar. Benjamin de Jager, student aan de faculteit Mediatechnologie van de Hogeschool Rotterdam maakte een app waarbij stukjes leerstof van de ene naar de andere iPad ‘geschoven’ konden worden. Zodra de iPads bij elkaar in de buurt waren, herkenden ze elkaar via Bluetooth of het lokale Wifinetwerk en vormden zo als vanzelf een groep in een klaslokaal. Wat oorspronkelijk als digitaal door te geven ‘spiekbriefje’ was ontwikkeld, krijgt plotseling een geheel andere functie. De app van Benjamin maakt duidelijk dat groepsvorming niet via autorisatie of authentificatie in een elektronische leeromgeving geregeld hoeft te worden; de apparaten doen dat zelf. Vooral in een omgeving waar groepen een wisselende samenstelling hebben (zoals vaak het geval is in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs en in het beroepsonderwijs) biedt technologie zowel logistieke als onderwijskundige meerwaarde. De docent ‘schuift’ de leerstof die hij op het
digibord heeft uitgelegd en eventueel van aanvullingen heeft voorzien naar de iPads van de aanwezige leerlingen. Zoals Dennis en Benjamin zijn er meer leerlingen en studenten die de kracht en de toepassing van de nieuwe technologie zien en die er elke dag waarde aan toevoegen ten behoeve van het onderwijs. Participeren in dergelijke initiatieven kan scholen helpen bij de ontwikkeling van IT toepassingen. Naast de kleinschalige initiatieven ontwikkelen ook grote bedrijven als Apple, Microsoft en Google toepassingen voor het onderwijs. Apple begon al in 2000 met het ontwikkelen van een leerplatform; Microsoft doet dat nu ook. Google werkt aan slimme metadatering van content, zodat die voor educatieve doeleinden gebruikt kan worden. B: Technologische innovatie gaat enorm snel en komt binnen handbereik Het duurde 38 jaar voordat de radio 50 miljoen mensen wist te bereiken. De televisie deed dat iets sneller: in vijftien jaar. Internet wist echter binnen vier jaar diezelfde hoeveelheid mensen te bereiken. De iPod en Facebook deden er nog een jaar minder over. Een andere kracht is dus de adembenemende snelheid waarmee onderwijstechnologie verbetert en binnen handbereik komt. Er is een ware explosie van de hoeveelheid kwalitatief hoogwaardige inhoud die online toegankelijk is. Een leerroute met leerstof kent niet meer een editie uit 2011 (die vermoedelijk over vier jaar weer aangepast gaat worden), maar een release van 30 minuten geleden. Schooltas is een Nederlands voorbeeld van hoe leerlingen online lesmateriaal op hun iPad aangeboden krijgen. Net zoals appbezitters automatisch geattendeerd worden op updates van de app die ze hebben aangeschaft, krijgen leerlingen een signaal als hun lesmateriaal vernieuwd is en hoeven ze alleen maar te synchroniseren.
De grote toename van het aantal mobiele apparaten maakt het voor leerlingen makkelijker om overal en altijd toegang te krijgen tot digitale inhoud. Any time, any place, any device.
Het grote voordeel van al deze digitale inhoud is de groeiende mogelijkheid om leerlingen op afstand te verbinden met dynamische docenten en begeleiders. Gecombineerd pakken deze ontwikkelingen een van de
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
9
belangrijkste barrières voor onderwijs van goede kwaliteit in achtergestelde gebieden aan. Schoolleiders zien in dat de wereld het speeltoneel van het onderwijs is geworden. Zo zal een onderwijsinstelling die het volledige potentieel van educatieve technologie wil benutten verbindingen kunnen leggen met docenten over de gehele wereld. Want een goede les kan gegeven worden door een docent uit Gouda, Enschede, Berlijn, Sydney, Hong Kong of San Fransisco. De Khan Academy (4) heeft al een aanzet gegeven hoe dat in z’n werk zou kunnen gaan. Tegelijkertijd is er enorme vooruitgang geboekt in de infrastructuur voor technologie, met inbegrip van de groei van cloud computing. En de grote toename van het aantal mobiele apparaten maakt het voor leerlingen veel gemakkelijker om overal en altijd toegang te krijgen tot digitale inhoud. Rond 2014 bestaat de wereldwijde handel in smartphones, netbooks, e-readers en tablets naar verwachting uit 800 miljoen eenheden. Dat is vier keer zoveel als in 2009 (zie overzicht 2). Naarmate de prijzen van die apparaten dalen, wordt het voor onderwijsinstellingen makkelijker om mee te doen met de technologische revolutie. C: Het publiek wordt steeds kritischer over het rendement van onderwijs Sinds halverwege de jaren ’70 zijn de onderwijsuitgaven per leerling in de Verenigde Staten meer dan verdubbeld, terwijl veel meeteenheden voor prestaties (zoals de rekenvaardigheid van 17-jarigen) opmerkelijk ongewijzigd blijven. Tel hier de recente economische crisis bij op, die veel landen in een lastige financiële situatie heeft gebracht, en het is niet verbazingwekkend dat de kosten en waarde van het onderwijs volop in de belangstelling staan. De trend van de laatste tientallen jaren is niet vol te houden. Ook in Nederland wordt de maatschappelijke discussie over het rendement van het onderwijs steeds indringender. Evenals de bewindslieden bepleiten ook ouders en bedrijfsleven een resultaatgerichte benadering van onderwijs. Er zal grote vraag komen naar nieuwe onderwijsmodellen die het vermogen laten zien om vergelijkbare of betere resultaten tegen lagere kosten te bieden. Tom Morskieft, voorzitter managementteam van het bestuursbureau van de Stichting Carmelcollege, pleit daarom voor een ander model. “Je kunt in het economisch model kijken welke middelen je van de overheid krijgt en daar onderwijs van construeren. Maar je kunt het ook omdraaien en je visie op onderwijs centraal stellen en daar de benodigde middelen bij zoeken. Dat dwingt je tot bezinning en creativiteit.” Morskieft voegt daar nog aan toe dat een hoger rendement tegen lagere kosten vooral ook
10
gezien moeten worden als denkmodel. “Onderwijsorganisaties moeten in barre tijden vanuit de eigen missie, visie en hun maatschappelijke opdracht verantwoordelijkheid durven nemen en naar middelen zoeken om in onderwijs te kunnen blijven investeren.” Volgens Morskieft trekt de overheid zich meer terug op haar basispositie: het garanderen van en toezicht houden op kwaliteit, met nadruk op kernvakken, nut en rendement. Onderwijsorganisaties moeten volgens hem dan juist zelf de vrije ruimte benutten om verschraling van aanbod en dus van kwaliteit te voorkomen (5). Verschillende op technologie gebaseerde modellen zijn veelbelovend. Eén onderzoek raamt bijvoorbeeld dat de Florida Virtual School, de eerste en grootste door de staat beheerde online school, in de afgelopen vier jaar 38 miljoen dollar heeft kunnen besparen, waardoor nieuwe initiatieven ontplooid konden worden met de vrijgemaakte middelen. In Californië loopt er in het schooldistrict Riverside een proefproject waarbij leerlingen hun eigen apparaten gebruiken (zoals een iPod Touch) of een apparaat krijgen met toegang tot digitale inhoud. Riverside schat dat door deze aanpak 30% van de uitgaven aan traditionele leermiddelen bespaard kan worden, terwijl het voor veel leerlingen ook nog eens aantrekkelijk is. Schoolmanagement is zich er wel van bewust dat men zich niet al te snel rijk moet rekenen aan besparingen op traditionele leermiddelen. Tegenover een besparing op boeken staat een investering in technologie en het beheer daarvan. Niettemin is het transporteren van data goedkoper en de traditionele waardeketen wordt verkort. In Nederland onderzoeken momenteel zes scholen - verenigd in het Schooltas project - in samenwerking met ThiemeMeulenhoff wat het betekent als alle leerstof via een iPad wordt aangeboden. Zij zijn niet alleen bezig om het leren opnieuw uit te vinden, ze onderzoeken ook welke financiële voordelen ketenverkorting en digitale ontsluiting oplevert. Van die zes scholen heeft het Hondsrug College in Emmen de meest
4 Khan Academy is een non-profitorganisatie opgezet door Salman Khan die een innovatief leerplatform vrij ter beschikking stelt op het internet. De website beschikt over een gratis online verzameling van meer dan 2000 lesfragmenten die met video bijeen zijn gebracht op YouTube. De videolessen behandelen tot nog toe wiskunde, geschiedenis, financiën, fysica, chemie, biologie, astronomie en economie. (www.khanacademy.org) 5 Over de wijze waarop borging van kwaliteit en het benutten van de vrije ruimte vorm heeft gekregen, hebben de Carmelscholen samen met hun College van Bestuur het beleidsprogramma ‘Koers 2014’ geformuleerd. (Voor meer informatie: www.carmel.nl/publicaties/Koers2014)
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff
Overzicht 2. Prijzen van mobile apparaten dalen sterk en hun beschikbaarheid neemt toe Smartphones Aantallen (miljoen)
Netbooks
Gemiddelde prijs ($)
1,000
600
800
33
Aantallen (miljoen)
E-Readers Gemiddelde prijs ($)
200
600
150
Tablets Gemiddelde prijs ($)
Aantallen (miljoen)
200
600
150
400
Aantallen (miljoen)
Gemiddelde prijs ($)
200
600
150
400
400
400
600 100
100
100
400 200 200
200
33
50
200 50
200 50
57
29 0
2009
2010E
2010E
0
2013E
2012E
Gemiddelde prijs
2014E
0
2009
2010E
2010E
Wereldwijde aantallen
2013E
2012E
0
0
2009
2014E
2010E
2010E
2013E
2012E
2014E
0
0
2009
2010E
2010E
2013E
2012E
0
2014E
Totale groei van zendingen in vijf jaar (%)
Bronnen Smartphones: Gartner, Forecast: Mobile Devices, Worldwide, 2003-2014 1Q10 Update; Netbooks: IDC, Worldwide Mininotebook 2009-2013 Forecast and Analysis, juli 2009; E-readers (omvat alleen e-readers met internetaansluiting): IDC, Worldwide Connected eReader, Portable Media Player, and Navigation Device Forecast, juni 2010;
verregaande stap gezet. Het biedt de leerstof in het eerste jaar van het voortgezet onderwijs uitsluitend nog digitaal aan. Rocketship Education, een netwerk van Charterscholen (6) buiten San Francisco met ambitieuze nationale groeiplannen, wil dat de leerlingen 25% van elke dag doorbrengen in een ‘leerlaboratorium’ waar ze werken met aangepast, door de computer verstrekt materiaal. Gedurende die tijd wordt er toezicht op de leerlingen gehouden door onderwijsassistenten. Rocketship gelooft dat dit model niet alleen het leren ondersteunt, maar ook kan worden overgenomen zonder dat er extra geldstromen nodig zijn om de financiering vanuit de overheid aan te vullen. D: Technologie maakt een steeds groter deel uit van het leven van kinderen De klas die geen technologie gebruikt, raakt steeds verder verwijderd van de manier waarop zelfs de jongste kinderen thuis en buiten schooltijd met elkaar omgaan en leren. Bij een technologie-onderzoek in opdracht van het Joan Ganz Cooney Center bij Sesame Workshop zijn ruim 100 kinderen in de leeftijd van 4 tot 7 (van wie ongeveer de helft uit een gezin met een laag inkomen komt) ondervraagd. De uitkomst was dat ongeveer twee derde al eens een iPhone had gebruikt, dat 64% zei dat die ‘makkelijk’ of ‘heel makkelijk’ te gebruiken was. 53%
had tijdens het observatiegedeelte van het onderzoek geen volwassene nodig om te helpen bij het spelen met de iPod Touch. Opleiders moeten erkennen dat leerlingen moeten leren hoe ze hun vaardigheden kunnen gebruiken in een omgeving vol technologie. Deze aanpak bereidt leerlingen niet alleen voor op de wereld waarin zij zullen afstuderen, maar weerspiegelt ook de wereld waarin zij nu al leven.
Geen compromissen meer: Rijkdom, Reikwijdte en Resultaten De vier hierboven vermelde ontwikkelingen stellen een verouderd onderwijsstelsel aan de kaak, dat ernstig wordt begrensd door fysieke beperkingen. Van oudsher hing de toegang van een leerling tot docenten, lessen en lesstof grotendeels af van waar hij of zij woonde. Als gevolg hiervan kregen leerlingen in minder bevoordeelde wijken of landen geen toegang tot de docenten en lessen van goede kwaliteit die hun meer welvarende tegenhangers wel kregen. Tegelijkertijd zijn de meeste 6 Charterscholen zijn mede door de overheid gefinancierde scholen en maken ook gebruik van inkomsten uit andere geldstromen. Ze mogen afwijken van het vastgestelde curriculum. In ruil daarvoor stellen ze de specifieke resultaten die ze met hun onderwijs boeken ter beschikking aan alle scholen. Charterscholen worden vaak opgezet door groepen docenten, ouders of bedrijfstakken. Charterscholen mogen niet verward worden met particuliere scholen die uitsluitend uit de private sector gefinancierd worden.
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
11
Overzicht 3. Inschrijvingen voor online opleidingen (na afronden van het voortgezet onderwijs) in de Verenigde staten zijn tot en met 2010 meer dan verdrievoudigd Postsecundaire online inschrijving (duizend)1 3.971
4.000 3.610 3.252 2.904
3.000 25% jaarlijkse groei
2.525 2.140
2.000
1.783 1.538 1.261 990
1.000
165 2000
229 2001 Nu
381
2002
560
2003
756
2004
2005
2006
Geschat
2007
2008
2009 (2)
2010
2011
2012
2013
2014 (3)
Bronnen Eduventures, Online Higher Education Market Update 2009; BCG-analyse 1 Bij scholen die een diploma verstrekken 2 De gegvens van 2009 vertegenwoordigen 11 procent van het totale aantal postsecundaire inschrijvingen en 24 procent van postsecundaire inschrijving door vowassenen (25 jaar en ouder) 3 De geschatte gegeven voor 2014 vertegenwoordigen 20 procent van het totale aantal postsecundaire inschrijvingen en 35 tot 40 procent van postsecundaire inschrijvingen door vowassenen
scholen zodanig gestructureerd dat ze het vermogen van docenten om tegemoet te komen aan de uiteenlopende capaciteiten, interesses en leerstijlen van afzonderlijke leerlingen sterk beperken. De Nederlandse onderwijswetgeving biedt meer vrijheden dan men zich vaak realiseert. Zo staat het elke school wettelijk vrij om zijn eigen onderwijstijd in te delen en de grootte van zijn groepen vast te stellen. Gecombineerd met de mogelijkheden van nieuwe technologie biedt dat een geheel ander onderwijslandschap. In ieder geval biedt technologie de kans om de mogelijkheden voor afzonderlijke leerlingen aanzienlijk te verbeteren. Kortom, het compromis dat van oudsher bestond tussen informatierijkdom, toegankelijkheid en resultaat, wordt door technologie ongedaan gemaakt. Dit compromis heeft docenten lang beperkt in hun keuze tussen gericht één-op-één onderwijs en het klassikaal lesgeven aan een groep leerlingen. Technologie kan die gedwongen keuze wegnemen door docenten zowel toegang te geven tot veel meer leerlingen via verbindingen op afstand, alsook de mogelijkheid te bieden om contact te hebben met al die leerlingen op een meer individueel niveau via online oefentoetsen, adaptief leren en rechtstreekse interactie (7).
12
Als we het onderwijslandschap bekijken, zijn we op een punt aangekomen waar we verschillende belangrijke trends zien die zowel rijkdom als reikwijdte verbeteren. Onderwijs altijd, overal en voor iedereen Locatie is lange tijd bepalend geweest voor de toegang van leerlingen tot onderwijs. Maar dankzij de vloedgolf in online leren en het vermogen van technologie om docenten en leerlingen op afstand met elkaar te verbinden, is deze barrière snel aan het ver dwijnen. In Tamil Nadu op het platteland van India maakt het Gramjyoti-breedbandproject voor het platteland, dat gelanceerd is door het Zweedse telecommunicatiebedrijf Ericsson, gebruik van een draadloze breedbandverbinding om lessen van gespecialiseerde docenten door te sturen. De sessies zijn interactief en kosten veel minder dan het inhuren van een docent die naar dat afgelegen gebied moet verhuizen. Op dezelfde manier biedt de MIT OpenCourseWare-website, die wordt gesponsord door het Massachusetts Institute of Technology, gratis toegang tot meer dan 1300 cursussen van de universiteit. Deze heeft sinds 2000 al meer dan 70 miljoen 7 Voor een uitgebreide bespreking van rijkdom en reikwijdte is in dit verband aanbevelenswaardig: Blown to Bits. How the New Economics of Information Transforms Strategy van Philip Evans en Thomas Wurster. BCG, 2010
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff
bezoekers getrokken, van wie de meesten van buiten de Verenigde Staten komen. Naast deze zijn er nog vele andere buitengewone voorbeelden bekend. Sinds 2000 is de jaarlijkse inschrijving voor postsecundaire online cursussen in de Verenigde Staten meer dan vertienvoudigd, van 165.000 leerlingen in 2000 tot circa 2,5 miljoen in 2010 (zie overzicht 3). Naar verwachting ligt dit aantal rond 2014 op bijna 4 miljoen. Het grootste deel van deze groei komt van zogeheten niet-traditionele leerlingen: volwassenen van 25 jaar en ouder. Bijna een kwart van deze oudere leerlingen volgde in 2009 hun postsecundair onderwijs online. Tegen 2014 kan dit aandeel stijgen naar 35% tot 40%. Hoewel veel van de groei in de sector werd veroorzaakt door commerciële aanbieders zoals de universiteit van Phoenix en Kaplan Higher Education, bieden traditionele universiteiten zonder winstoogmerk steeds meer online programma’s aan in een poging de groei te stimuleren en meer studenten te bedienen. UMassOnline, de online afdeling van de Universiteit van Massachusetts, biedt nu meer dan 100 programma’s aan voor een diploma of certificaat en bedient meer dan 45.000 studenten. Inschrijvingen voor online opleidingen in Amerika nemen ook een grote vlucht, met een stijging van slechts 45.000 in 2000 tot 1 miljoen in 2007. Online leren biedt leerlingen vaak toegang tot vakken die zij op hun middelbare school niet aangeboden krijgen. Apex Learning werd bijvoorbeeld eind jaren ‘90 opgericht door Paul Allen, medeoprichter van Microsoft, deels om leerlingen meer keuze te bieden in Advanced Placement (AP)vakken (vakken op hoger onderwijsniveau). Tegenwoordig biedt Apex niet alleen 15 AP-vakken (veel meer dan de doorsnee middelbare school), maar ook een volledig middelbare schoolprogramma van ongeveer 100 digitale vakken. In de loop der jaren heeft ongeveer één miljoen leerlingen uit bijna 5000 schooldistricten in alle 50 staten hier gebruik van gemaakt. Meer dan de helft van de staten in de Verenigde Staten heeft nu virtuele middelbare scholen. Deze programma’s creëren nieuwe kansen voor leerlingen die thuis zijn geschoold en voor degenen die eerder slecht bediend werden, zoals fysiek achtergestelde leerlingen en leerlingen in kleine of ondergefinancierde scholen. Florida Virtual School biedt nu meer dan 100 vakken aan leerlingen in alle 67 regio’s van Florida en aan leerlingen in alle andere staten en ruim 40 andere landen. Online leren hoeft echter niet specifiek voorbehouden te zijn aan landen met geografisch grote afstanden. Uitgeverij Noordhoff ontwikkelde samen met het
Academisch Medisch Centrum in Amsterdam een online leeromgeving voor werknemers in de gezondheidszorg. Hun portal is nu beschikbaar voor alle academische ziekenhuizen in Nederland. Zo kunnen verpleegkundigen online hun (theoretische) vaardigheden testen, waaronder bijvoorbeeld rekenen. Met het doen van die testen tonen verpleegkundigen aan dat ze beschikken over de noodzakelijke competenties om hun BIG registratie te behouden (BIG = Beroepsuitoefenaren in de Individuele Gezondheidszorg). Een goede docent voor elke leerling Iedereen is het er over eens dat de kwaliteit van de docent een zeer belangrijke, zo niet de belangrijkste factor is bij onderwijsresultaten. Onderzoeken wijzen uit dat als leerlingen drie jaar achtereen een kwalitatief goede docent hebben, dit leidt tot grote winst bij standaardtests en helpt om prestatieachterstanden door ras en inkomen sterk te verkleinen. In tegenstelling tot in Nederland is het probleem in Amerika echter dat veel van de beste docenten op welvarende scholen werken, zodat leerlingen met een laag inkomen minder goede docenten hebben. In de Verenigde Staten en veel andere ontwikkelde landen is er een ernstig tekort aan docenten in de exacte vakken, een situatie die binnen afzienbare termijn ook in Nederland dreigt te ontstaan. En veel ontwikkelingslanden hebben te maken met meer fundamentele tekorten aan opgeleide docenten in alle vakken. In landen zoals Nepal en Tsjaad ligt de verhouding tussen opgeleide docenten en leerlingen iets onder 1 op 100, tegenover een gemiddelde verhouding van 1 op 15 in ontwikkelde landen. Met technologie kunnen alle leerlingen, ongeacht waar zij wonen, toegang krijgen tot de beste docenten ter wereld. Academic Earth biedt bijvoorbeeld lessen aan van de beste professoren van Yale, Stanford, MIT en Princeton. Het doel van Academic Earth is om ‘iedereen op aarde toegang te geven tot een opleiding van wereldklasse’. In Australië maakt CLIVE International (8) gebruik van technologie om een ernstig tekort aan moedertaaldocenten Engels aan te pakken, waarnaar in Azië een enorme vraag is. CLIVE maakt gebruik van videogesprekken, webcams en andere technologie om docenten in Australië in staat te stellen om leerlingen in Azië les te geven en met hen te communiceren. Dit is veel minder duur dan de traditionele oplossing van het inhuren van docenten Engels van ver weg, zoals uit de Verenigde Staten en Canada. Ogenschijnlijk lijkt een dergelijke situatie voor Nederland een ‘ver van ons bed show’ te zijn, maar schijn 8 CLIVE staat voor Continuous Learning in a Virtual Environment
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
13
Overzicht 4. Project Droomschool in Meppel Peter de Visser, directeur van Scholengemeenschap Stad en Esch in Meppel en conceptontwikkelaar Marcel Kampman zijn de initiatiefnemers van Project Droomschool. Het doel: de bouw van een volledig nieuwe school in Meppel. Van lesmethodes, het gebruik van nieuwe technologie tot de bouw van een campus met bijbehorende faciliteiten. Elk onderdeel moet een schoolvoorbeeld worden van het best mogelijke onderwijs. In 2013 moet er nieuwbouw verrijzen en De Visser wil een revolutie teweegbrengen in hoe en waar les wordt gegeven. “Gebouwen moeten veel flexibeler worden, de docent moet weer greep op z’n vak krijgen en leerlingen moeten kunnen kiezen uit verschillende leerstijlen op maat.” De personalisering van het onderwijs, noemt directeur De Visser dat. Er zijn grote namen aan Project Droomschool verbonden. Onder hen Sir Ken Robinson die regeringen adviseert over onderwijs en wiens Ted-filmpjes miljoenen keren bekeken zijn, Jeff Jarvis die het boek Wat zou Google doen? schreef en John Moravec die verantwoordelijk is voor het boek Education Futures. Daarnaast zijn er ook leerlingen, docenten, onderwijsdeskundigen en mensen uit de wereld van de architectuur, kunsten en het zakenleven bij het project betrokken. De bedoeling is dat zij samen een actuele kijk op onderwijs ontwikkelen die rekening houdt met een tijd die gedomineerd wordt door informatietechnologie. Kampman wil vooral zo veel mogelijk kennis en ervaring mondiaal met elkaar kunnen delen. Er zijn al contacten met een school in Zuid-Korea en een in Nieuw-Zeeland. Het informatietijdperk en de educatieve technologie heeft volgens De Visser grote gevolgen voor de relatie tussen leerlingen en docenten op school, maar die nieuwe realiteit is nog onvoldoende doorgedrongen tot in de klaslokalen. Docenten zullen anders tegen hun vak aan moeten gaan kijken, zegt De Visser: “De leraar is altijd een autoriteit op het gebied van kennis geweest. Met de komst van Google is dat allemaal veranderd. Een leerling heeft een docent niet meer nodig om kennis te vinden. Dat betekent dat beiden een andere rol moeten gaan spelen.” Docenten moeten volgens hem meer als ‘kennisadviseur’ gaan fungeren. “Je moet zo’n leerling natuurlijk wel uitleggen dat de eerste hit bij Google niet de waarheid hoeft te zijn.” De leerling die straks de Droomschool verlaat, is een andere dan die we nu kennen, denken de initiatiefnemers. Kampman ziet creativiteit daarvoor als kernwoord. “Creativiteit wordt tot nu toe vaak gezien in de zin van ‘scheppend’ maar in deze tijd is creativiteit veel meer. Het is ook de capaciteit om je te kunnen aanpassen, om de kennis die je bezit op een andere manier te gebruiken. Dat moet je kunnen in een maatschappij die zo snel verandert.” Volgens De Visser staat er in 2013 dan misschien wel een nieuwe school, Project Droomschool is nooit klaar. Bron: Bright Magazine # 35, augustus 2010
bedriegt. Op uitnodiging van ThiemeMeulenhoff boog een groep schoolleiders zich over het businessmodel van scholen om gezamenlijk uit te vinden hoe dat er op dit moment en in de toekomst uit kan zien. Tot hun verrassing constateerden ze dat dat er anders uit zou zien als andere partners in het model werden geïntroduceerd. Traditioneel zijn scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs geneigd hun collega’s in hetzelfde voedingsgebied als concurrenten te beschouwen. Dat wordt anders als op verschillende scholen docenten met verschillende competenties werken die in de optelsom voor beide scholen nuttig kunnen zijn. Technologie kan het aantrekkelijk maken om van concurrenten partners te maken. Een op maat gemaakte, aangepaste leerervaring Al eeuwenlang is personalisatie de gulden norm in het onderwijs. Daarom huren rijke families privédocenten in voor hun kinderen en daarom maken de universiteiten van Oxford en Cambridge nog steeds gebruik van een
14
tutorsysteem. Maar voor de grote meerderheid van ’s werelds opleiders vormt het personaliseren van onderwijs een enorme uitdaging. Technologie stelt docenten in staat om hun aanbod aan te passen op basis van de individuele behoeften, vaardigheden en interesses van leerlingen; leren op maat ligt binnen bereik. Reasoning Mind is een boeiende Amerikaanse online gemeenschap om rekenonderwijs te individualiseren voor leerlingen uit het basisonderwijs. Het staat ver af van de oude methode van ‘drillen’ die de resultaten van het rekenonderwijs niet echt omhoog brachten. Reasoning Mind, dat wordt gebruikt op verschillende scholen in Houston en Dallas, maakt gebruik van een internationaal lesprogramma dat veel strenger is dan het doorsnee Amerikaanse lesprogramma. Een evaluatie van The Academy of Medicine, Engineering and Science of Texas wees uit dat “leerlingen van Reasoning Mind 10% - 20% beter dan gelijksoortige leerlingen presteren bij de TAKS (9) en andere rekentests en 76 procent van de
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff
leerlingen zegt dat zij rekenen leuker vinden dan voordat ze aan het programma meededen.” Intussen laat de School of One, een proefprogramma bij drie openbare scholen in de stad New York, zien hoe technologie docenten kan helpen om onderwijs meer op maat te maken. School of One maakt gebruik van een leeralgoritme dat rekening houdt met de prestaties van afzonderlijke leerlingen. De essentie is dat een dagelijkse ‘afspeellijst’ ontwikkeld wordt voor elke leerling en docent, te vergelijken met de ‘genius’ voorkeur die iedereen op z’n iPhone of iPod kan instellen. Het ‘onderwijsmenu’ omvat door de docent geleide lessen, één-opéén bijeenkomsten, onafhankelijk leren en virtueel onderwijs. Hoewel dit programma nog in de proefperiode zit, zei Arthur Levine, emeritusvoorzitter van het Teachers College aan de Columbia University, onlangs: “School of One in de stad New York kan het belangrijkste experiment in het onderwijs blijken te zijn dat tot nu toe is uitgevoerd. Het is de toekomst.” In Nederland ontwikkelt ThiemeMeulenhoff samen met Q42 in Den Haag een oplossing die eenzelfde doel nastreeft als School of One. De essentie ervan ligt besloten in de manier waarop leerlingen leerstof doorlopen. Mede dankzij de digitale aantekeningen die leerlingen in hun elektronische boek achterlaten, ontstaat een persoonlijk profiel van de leerling en krijgt deze aanwijzingen voor vervolgactiviteiten. De digitale aantekeningen (die ook nog eens onderscheiden worden naar inhoud en herkomst) hebben grote meerwaarde om leren in eigen tempo, met een eigen route en een eigen leerstijl mogelijk te maken. Voor de nu wettelijk vastgelegde doorlopende leerlijnen voor Taal en Rekenen doet het programma ‘Got it?’ hetzelfde. Bovendien kan de docent daar via een dashboard extra sturing geven aan het leerproces van zijn leerlingen. De ontwikkelingen zijn nog prematuur, maar alleen al het feit dat op verschillende continenten vergelijkbare ontwikkelingen plaats vinden, geeft hoop op een versnelling, zeker als de conclusies uit die experimenten gekoppeld worden. Tijdige, relevante en aansprekende leerstof Al generaties lang is de lesstof die in klassen wordt aangeboden grotendeels beperkt gebleven tot materiaal in boeken. Omdat het gemiddeld drie tot vier jaar duurt om een compleet nieuwe serie lesmateriaal te ontwikkelen voor de brugperiode tot en met 6 vwo, kan het papieren lesmateriaal al vanaf de eerste schooldag verouderd zijn. Het economisch model in Nederland heeft bovendien als gevolg dat boeken vier tot vijf jaar lang beduimeld verhuurd worden, voordat een nieuwe editie wordt aangeschaft die eenzelfde sombere, beduimelde cyclus tegemoet gaat. Ondertussen kunnen docenten en leerlingen al elke dag hun elektronische
lesmateriaal synchroniseren en up-to-date houden. Technologie biedt scholen dus een exponentiële toename van actueel lesmateriaal uit talloze bronnen, dat continu beschikbaar is en dat zij met leerlingen kunnen delen. Dat het tijd kost om voor een samenhangende leerlijn van vier (vmbo) tot zes (vwo) leerjaren lesmateriaal te ontwikkelen is duidelijk. Maar de Amerikaanse staat Virginia kreeg te horen dat het maken van één nieuw deel uit een reeks natuurkundeboeken vijf jaar zou duren en dat daar een investering van miljoenen dollars voor nodig was. In plaats daarvan ging de staat naar CK-12 Foundation. Deze non-profituitgeverij gebruikte freelance auteurs en verzamelde informatie en materiaal uit het publieke domein om een nieuw boek te maken. Dit kostte slechts drie en een halve maand en een fractie van de oorspronkelijk geraamde kosten. Analoog aan het educatieve boek dat verouderd is op het moment dat de inkt droog is, gaan veel leerlingen naar scholen die verouderde en ongeschikte practicumlokalen hebben. En dat ondanks het steeds grotere belang van de wetenschap. Dankzij educatieve technologie ontstaan er ‘virtuele practicumlokalen’ die leerlingen kennis laten maken met wetenschap van wereldklasse. Brigham Young University en Pearson Education hebben hun krachten gebundeld en Y Science Laboratories opgezet waar virtuele practica worden aangeboden in scheikunde, natuurkunde en aardrijkskunde zowel aan middelbare als aan hogere scholen. Deze practica zetten leerlingen in een virtuele omgeving waar ze dezelfde keuzes maken en dus dezelfde gevolgen ondervinden als ze bij een werkelijk practicum. Deze practicumlokalen zijn door ontwerpers van videospellen gemaakt met behulp van foto’s en video’s en creëren opmerkelijk realistische simulaties. Voor een project van de lokale bibliotheek in Deventer ontwikkelde het Delftse bedrijf Fabrique, lid van het Layar Partner Network (10), een applicatie met als doel om te leren hoe de techniek van ‘augmented reality’ jongeren op speelse en informatieve manier iets kan leren over de toekomst, het heden en het verleden van Deventer. De applicatie heeft de vorm van een game en is een moderne variant van de aloude speurtocht. Teams van scholieren rennen door de stad met een smartphone
9 De Texas Assessment of Knowledge and Skills-prestatietest 10 Het Layar Partner Network (LPN) is een wereldwijd netwerk dat bestaat uit ontwikkelaars van toepassingen voor ‘augmented reality’. Er bestaat een intensieve samenwerking tussen de ontwikkelaas en Layar, de eigenaar van het systeem, bedoeld om door middel van uiteenlopende toepassingen de groei van het Layar ecosysteem te bevorderen. Kennis, kunde, ervaringen, ideeën en plannen worden daarbij vrij uitgewisseld.
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
15
Overzicht 5. ‘Likes’ toekennen aan user generated content Het door middel van sterren online waarderen van producten of diensten bestaat al geruime tijd. Facebook introduceerde het begrip ‘likes’ om aan te geven of men berichten, uitspraken, links, foto’s etc. leuk vindt. Er worden momenteel proeven gedaan om iets vergelijkbaars te doen met educatieve content. Overal ter wereld zijn bronnen voorhanden die gebruikt kunnen worden voor educatieve doeleinden. Auteurs, docenten en leerlingen kunnen die content inbrengen. Ze kunnen dat op hun eigen school doen (op een intranet of in een elektronische leeromgeving), in een community (zoals de digitale vaklokalen) of in Wikiwijs. Naast de kwalitatieve toets die dergelijke ‘user generated content’ moet ondergaan, kan ook beoordeeld worden in hoeverre de inhoud aanspreekt. In 2010 werd bijvoorbeeld een proef gedaan om te kijken welke rekenraadsels leerlingen het leukst of het meest uitdagend vonden. Zowel hun docenten als zijzelf konden raadsels op een site zetten. Niet alleen het raadsel zelf kon met een ‘like’ worden gewaardeerd, voor de uitleg gold hetzelfde. Raadsels met de meeste ‘likes’ kwamen bovenaan te staan. Raadsels die helemaal geen ‘likes’ verzamelden, verdwenen uit de lijst. In deze proef werd gebruik gemaakt van bestaande sociale media. Het hebben van een Facebookaccount was voorwaarde voor het kunnen plaatsen van raadsels op de site omdat de ‘like’ functionaliteit gebruikt werd. En raadsels konden ondersteund worden met filmpjes van YouTube. De proef leidde uiteindelijk tot ‘Got it?’, een geavanceerd systeem voor doorlopende leerlijnen Taal en Rekenen. De resultaten van de proef worden ook gebruikt in pilots bij andere vakken, zoals bijvoorbeeld aardrijkskunde en de moderne vreemde talen.
Bron: Webmateriaal ThiemeMeulenhoff
waarmee ze op bepaalde lokaties 3D objecten, beeld of video kunnen bekijken. Vragen en opdrachten over verleden, heden en toekomst van een plek kunnen punten opleveren. Voor de antwoorden is hulp nodig van een deel van het team dat in de bibliotheek zit en de boekencollectie en internet kan doorzoeken. Internationaal onderzoek van bureau Rochman toonde aan dat leerlingen met een laptop meer tijd besteden aan hun huiswerk, meer samenwerken en kritischer nadenken. De Drentse Scholengemeenschap Stad en Esch in Meppel begon in 2010 met laptops in de brugklas (zie ook overzicht 4 over ‘ Project Droomschool in Meppel). Samen met het Zuyderzee College in Emmeloord is Stad en Esch een van de scholen die pionieren op het gebied van kennisconstructie met behulp van laptops. Hun ervaringen zijn positief. Beschikbaarheid en toepassingsmogelijkheden van relevante content behoren voor een deel ook in het
16
didactisch repertoire van docenten te zitten. Leerlingen en studenten zijn dagelijks op zoek naar bronnen die hen helpen om datgene wat ze wordt aangeboden beter te begrijpen of te doorgronden. Als docenten diezelfde bronnen - bij gebleken geschiktheid - voor een hele groep ontsluiten en de credits voor het speurwerk geven aan de vinder, levert technologie een didactische bijdrage. Er zijn diverse experimenten waarbij leerlingen en docenten gevonden bronnen, creatieve oplossingen en interessante vragen via een Facebook-achtige structuur van ‘likes’ kunnen waarderen (zie overzicht 5: ‘likes’ toekennen aan user generated content). De inhoud die de meeste ‘likes’ verzamelt staat bovenaan en ook dat kan een positief effect hebben op de educatieve interactie. De creatieve manier waarop technologie ingezet kan worden om bronnen te verzamelen, waarderen, metadateren en op de juiste manier te duiden, brengt leren op basis van eigen leerstijl, leertempo en leerroute een stuk dichterbij.
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
17
Een dynamisch onderwijsprogramma Leren op maat
A
ls opleiders, onderwijsinstellingen en beleidsmakers het volledige potentieel van technologie willen benutten, kunnen ze een holistische benadering hanteren en die als uitgangspunt nemen voor wat we een dynamisch onderwijsprogramma voor leren op maat noemen (zie overzicht 6). Op zich is een dynamisch onderwijsprogramma in het onderwijs niets nieuws: de beste onderwijsinstellingen hebben altijd al een allesomvattende, holistische benadering gebruikt om hun leerlingen op te leiden. Ze beginnen met het bepalen van duidelijke doelstellingen. Daarna zetten zij een onderwijsprogramma op dat erop is gericht om die doelstellingen te bereiken en selecteren ze docenten die die leerroute op een aantrekkelijke manier kunnen onderwijzen. Omdat aanleg en leerstijl van leerlingen sterk uiteenlopen, maken die scholen gebruik van veelvuldige toets- en beoordelingsmomenten om mogelijke problemen te detecteren. Dankzij die kennis kunnen ze vervolgens ingrijpen om talentvolle leerlingen meer passende inhoud te bieden en leerlingen die moeite hebben met de leerstof en dreigen te ontsporen op de rails te houden. Tot slot monitoren ze de resultaten van leerlingen zorgvuldig om de gegevens te kunnen gebruiken om het onderwijsprogramma aan te passen en te verbeteren voor toekomstige leerlingen. Technologie is juist zo’n krachtig instrument omdat het scholen kan helpen om zo’n programma beter, sneller en doorgaans tegen lagere kosten op te zetten en uit te voeren. Het pleidooi om een dynamisch onderwijsprogramma tot stand te brengen met behulp van technologie wordt extra ondersteund door het feit dat leren in de 21e eeuw veel meer vraagt om kennisconstructie dan om kennisoverdracht. Het woord constructie is in dit verband bewust gekozen. In talloze beleidsplannen van scholen
18
wordt het begrip kennisoverdracht - dat nog dateert uit het industriële tijdperk - verlaten, om plaats te maken voor het opbouwen van kennis die past bij het talent van elk individu. Leren op maat is een zo dynamisch proces, dat technologie daarbij onontbeerlijk is. Om de belofte van drastisch verbeterde schoolresultaten in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs waar te maken moet technologie worden ingezet om een goed afgestemde reeks onderwijsdoelstellingen, programma’s, beoordelingen, interventies en professionele ontwikkeling mogelijk te maken. Binnen dit systeem kan technologie zorgen voor continue verbetering op elk onderdeel van zo’n samenhangend programma. De logische consequentie van een op maat gesneden onderwijsprogramma is de flexibilisering van leermiddelen.
De juiste stappen zetten Een dynamisch onderwijssysteem dat bedoeld is om leren op maat - afgestemd op de individuele leerstijl, leertempo en leerroute - mogelijk te maken, bestaat uit zes kernelementen. Hieronder beschrijven we hoe technologie elke stap in dat proces kan ondersteunen en verrijken. Stap 1: Bepaal onderwijsdoelstellingen die gericht zijn op 21st century skills De eerste stap bij het opzetten van een dynamisch onderwijsprogramma is het zorgvuldig bepalen van doelstellingen. Die moeten duidelijk maken wat van leerlingen verwacht wordt, welke leerdoelen bereikt moeten worden en welke capaciteiten en vaardigheden zij moeten beheersen tegen de tijd dat zij hun diploma halen. Een historisch voorbeeld is het beroemde ‘Greats’-studieprogramma van Oxford University dat in de negentiende eeuw werd beschouwd als de ideale voorbereiding voor diegenen die uiteindelijk het Britse
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff
Overzicht 6. Technologie maakt een dynamisch onderwijsprogramma mogelijk met betere resultataen voor leerlingen • Het opbouwen van 21st century skills: kritisch denken, samenwerken en samenvatten
• Veel informatie van goede kwaliteit • Tijdige, relevante en modulaire multimedia • Instrumenten om te sorteren, te delen, te bevestigen en dankzij intelligente metadatering te zorgen voor aansluiting op eindtermen
Doelstellingen bepalen voor de onderwijsinstelling
Een relevant onderwijsprogramma en onderwijsstrategieën
• ‘Real time’ gegevens waarmee gedetailleerde analyses kunnen worden gemaakt op diverse niveaus • Beter geïnformeerde besluiten over strategie en middelen
ontwikkelen Resultaten en wat geleerd is bijhouden
Onderwijs geven • Wereldwijd bereik en individuele aanpassing • Persoonlijk, virtueel en ‘blended learning’ • Meer kanalen voor interactie en samenwerking
De juiste • Adaptieve, intelligente ingrepen op basis van beoordeling en feedback • Geautomatiseerd en live
interventies plegen
Veelvuldige en constante beoordeling
vorm van zuurstofmoleculen (02). Hoeveel moleculen zuurstof zitten er in één mol zuurstof (02)?
• ‘Real time’ feedback aan leerlingen en docenten • Grondig inzicht in leerleemtes waardoor een op maat gemaakte aanpak mogelijk is
Hint
• 3,01 x 1023 • 6,02 x 1023 • 9,03 x 1023 • 1,204 x 1024
In elke les zijn laagdrempelige beoordelingen opgenomen, zodat constante verbetering wordt gestimuleerd
In gemengde klassen (met zowel persoonlijke als online lessen) is de prestatie van leerlingen verbeterd en is de gezamenlijke contacttijd met 75% afgenomen ten gunste van individuele begeleiding
Écoutez la phrase. Mettez les mots dans l’ordre correct.
Hint
Hint: Het getal van Avogadro is 6,02 x 1023 Luister Vraag om nog een hint
Tes
?
ça
faire
te
de
parents
permettent Controleren
Leerlingen die alleen online lessen volgden, bereikten dezelfde resultaten als traditionele leerlingen en zetten vaker door: 99% legde het examen af, tegenover 40% in traditionele klassen
Hint: Le deuxième mot, après un adjective possessif, est un substantif. Vorige hint
Vraag om nog een hint
‘Hints’ zijn gradueel opgebouwd om leerlingen door de cognitieve processen te leiden die ze nodig hebben
Bronnen BCG / ThiemeMeulenhoff-analyse.
rijk zouden besturen. Greats-studenten moesten strenge lessen volgen in Grieks en Latijn, geschiedenis, filosofie en literatuur. Tegenwoordig zijn opleiders en het bedrijfsleven het er steeds meer over eens dat pas afgestudeerden vaardigheden moeten hebben die bij de 21e eeuw horen (zie overzicht 7). De belangrijkste zijn onder meer: kritisch denken, samenwerken en het creëren van kennis of nieuwe inzichten uit een veelheid aan informatie. Waar het onderwijs vroeger vooral was bedoeld om kennis en informatie te verspreiden, richt het onderwijs van de 21e eeuw zich meer op het construeren van nieuwe kennis en de ontwikkeling van competenties. Van ‘transmission’ naar ‘transaction’. En omdat die competenties verlangd worden door werkgevers en werknemers van China tot aan Californië, van Noorwegen tot aan ZuidAfrika, zullen de doelstellingen van nationale onderwijssystemen in de komende jaren waarschijnlijk steeds meer op elkaar gaan lijken.
Op veel scholen voor voortgezet onderwijs in Nederland wordt bij het vak Management & Organisatie gebruik gemaakt van Bizzgame, een online simulatie die leerlingen in aanraking brengt met allerlei aspecten van ondernemen. In het leren ‘managen’ van het bedrijf worden leerlingen niet alleen geconfronteerd met allerlei (onverwachte) gebeurtenissen in de markt, maar ook met de gevolgen van elkaars beslissingen. Afhankelijk van de omstandigheden die zich ‘live’ in de echte wereld kunnen voordoen, wordt de simulatie online aangepast. Om de juiste beslissingen te kunnen nemen, wordt van leerlingen verwacht dat ze niet alleen rekenvaardig zijn, maar ze moeten ook kunnen overleggen, de juiste argumenten weten te hanteren en overtuigingskracht hebben. In de Verenigde Staten maken hoger onderwijsinstellingen steeds meer gebruik van geavanceerde technologie om 21st century skills aan te leren. De University of Phoenix maakt bijvoorbeeld gebruik van een virtuele
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
19
Overzicht 7. 21st Century Skills
Bernie Trilling en Charles Fadel – education managers bij respectievelijk Oracle en Cisco – beschrijven in “21st Century Skills. Learning for Life in our Times”1 een lezenswaardige analyse van hoe het onderwijs moet mee evolueren met de maatschappelijke veranderingen. Een kenniseconomie vereist volgens hen dienstverlening en creatieve banen. Daarbij horen specifieke vaardigheden, attituden en vormen van inhoud die in het onderwijs van vandaag aandacht vragen. Ze delen deze op in drie gebieden (1):
Competenties voor leren en innovatie
◊◊ Kritisch denken en probleemoplossend vermogen ◊◊ Communicatie en samenwerking ◊◊ Creativiteit en innovatie
Burgerschaps- en beroepscompetenties ◊◊ ◊◊ ◊◊ ◊◊ ◊◊ ◊◊
Vakmanschap Productiviteit en resultaatgerichtheid Flexibiliteit en aanpasbaarheid Initiatief en zelfsturing Sociale en interculturele vaardigheden Verantwoordelijkheid en leiderschap
Digitale geletterdheid
◊◊ Informatiegeletterd: informatie zoeken, verwerken en delen ◊◊ Mediageletterd: inzicht in werking van media en zelf actief media gebruiken en produceren ◊◊ ICT-geletterdheid: veilig, verantwoord en doelmatig (effectief en efficiënt) gebruik van technologie Marhall McLuhan (2) gaf overigens al in de 60-er jaren aan op welke manier technologie daarbij van doorslaggevende betekenis is: “We shape our tools, and afterwards, our tools shape us.”
1 Voor meer informatie: Partnership for 21st Century Skills, a framework for 21st century learning. (www.p21.org) 2 Canadees wetenschapper in de mediastudies en grondlegger van het concept ‘global village’
simulatie die is ontworpen door Toolwire om studenten in het Axia College IT-programma te helpen bij het ontwikkelen van vaardigheden op het gebied van probleemoplossing en kritisch denken. In de simulatie treden studenten op als IT-professionals in een virtueel bedrijf en in de loop van het semester moeten ze IT-problemen oplossen die lijken op de problemen waar ze op de werkplek mee te maken zouden kunnen krijgen. Technologie zorgt ervoor dat ze levensechte ervaring opdoen in een sterk geconcentreerde en op maat gemaakte omgeving, terwijl ze problemen het hoofd bieden die ze misschien niet tegenkomen in een aantal weken stage of een andere ervaring in het ‘echte leven’. Ook bij een leergang over onderwijstechnologie aan de University of Texas krijgen studenten een project om een technologieplan voor één jaar op te zetten voor een schooldistrict. Als onderdeel van de opdracht moeten ze samenwerken met een IT-professional uit dat schooldistrict. De studenten maken gebruik van Skype voor videogesprekken om samen te werken met IT-managers in schooldistricten overal in de Verenigde Staten.
20
Voorkomen moet worden dat 21st century skills al te gemakkelijk verward worden met een situatie waarbij vakkennis niet meer belangrijk zou zijn. In 2009 protesteerden studenten van Nederlandse ROC’s tegen de eenzijdige nadruk op uitsluitend competentiegericht onderwijs en het - in hun ogen - daarmee gepaard gaande accent op zelfwerkzaamheid. “Wij willen weer les” was het signaal. In de gezondheidszorg keert de oude ‘in service’ opleiding weer terug met als doel om de leerlingen vakkennis direct toe te laten passen in de praktijk. Ziekenhuizen leiden zelf hun verpleegkundigen op niveau 4 en 5 op. Er wordt weliswaar intensief samengewerkt met MBO- en HBO-instellingen, maar de inrichting van het onderwijsprogramma wordt door het ziekenhuis bepaald. Werkplekleren gaat sneller, efficiënter en het resultaat is meer in lijn met wat werkgevers nodig hebben. Zeker in hoogtechnologische omgevingen (zoals onderdelen uit de gezondheidszorg en de techniek) is het ondoenlijk om van onderwijsinstellingen te verlangen dat ze alle technologische toepassingen van de werkvloerpraktijk zelf in huis hebben. Om 21st century skills echt te kunnen verwerven,
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff
zullen onderwijs en bedrijfsleven in partnerverband en in netwerken elkaar moeten ondersteunen om talenten uit leerlingen te halen. Dat geldt niet alleen voor het beroepsonderwijs, maar zeker ook voor het funderend onderwijs. Stap 2: Ontwikkel en ontsluit relevant lesaanbod door gebruik te maken van diverse bronnen en open educational resources De volgende stap is de ontwikkeling van een lesprogramma dat docenten in staat stelt om die doelstellingen ook echt te verwezenlijken. Technologie heeft de middelen voor het steeds meer op maat samenstellen van onderwijsprogramma’s nu aanzienlijk verbreed en verdiept, meer dan docenten van slechts één generatie geleden hadden durven hopen. In plaats van afhankelijk te zijn van één enkel lesboek voor een heterogene groep, kunnen de huidige docenten middelen gebruiken die zijn ontwikkeld door diverse uitgeverijen, door collega docenten, door ’s werelds beste universiteiten, etc. De uitdaging is hoe je door deze overvloed kunt navigeren om materiaal te vinden en te gebruiken dat tegemoet komt aan de eisen die aan leerlingen worden gesteld. Vervolgens moet dat materiaal afgestemd worden op de individuele behoeften van die leerlingen. Er worden zelfs al proeven gedaan om het navigeren en waarderen van bronnen te automatiseren met behulp van kunstmatige intelligentie. Er is een groeiend aantal bedrijven en andere organisaties die zich tot doel hebben gesteld om docenten te helpen vrij toegankelijke informatie te vinden en te gebruiken. Curriki, een non-profitorganisatie die is opgezet door de medeoprichter van Sun Microsystems, Scott McNealy, wijdt zich aan de ontwikkeling en gratis verspreiding van ‘onderwijsmateriaal van wereldklasse’ voor leerlingen uit groep 3 tot en met het voortgezet onderwijs. Deze database biedt al meer dan 40.000 lessen, video’s en andere onderwijsmiddelen die zijn gebruikt door opleiders wereldwijd, van Silicon Valley tot Marokko. De al eerder genoemde Khan Academy streeft een vergelijkbaar doel na. Nederlandse scholen voor tweetalig onderwijs maken in toenemende mate gebruik van dat aanbod, omdat het merendeel van de lessen Engelstalig is. Docenten moeten nu nog alert zijn op de aansluiting op het Nederlands curriculum en de daarin opgenomen eindtermen en eindexameneisen. Maar wanneer - zoals eerder in dit hoofdstuk betoogd de curricula van landen vanwege de aandacht voor 21st century skills meer op elkaar gaan lijken, zal het makkelijker worden om grensoverschrijdend onderwijsmateriaal in te zetten.
Een ander bedrijf uit de Verenigde Staten, BetterLesson, werd in 2008 opgezet om toegang te bieden tot zeer goed gewaardeerde onderwijsprogramma’s. Docenten kunnen gratis lesplannen uploaden en samenwerken met andere docenten door de beste praktijken en inzichten met elkaar te delen. KIPP, de bekendste Amerikaanse aanbieder van zogenaamde ‘charter schools’ gebruikt BetterLesson om de effectiviteit van zijn docenten te verbeteren. Sommige landen ontwikkelen veelomvattende intranets die alle belanghebbenden in het onderwijs helpen beter gebruik te maken van online inhoud. Op de websites kunnen leerlingen en docenten hun eigen online werkruimte hebben, evenals de mogelijkheid om met andere leerlingen en docenten te chatten over hun doelen en vooruitgang. Docenten kunnen leervolgordes plannen en ontwikkelen door te putten uit een groot informatiecentrum en uit de middelen van hun collega’s van andere scholen. Het Ultranet dat is gemaakt door de Australische staat Victoria is een goed voorbeeld van deze trend. (Meer over Victoria’s Ultranet, zie de overzichten 8A en 8B ‘Onderwijstechnologie op grote schaal: lessen en praktijkvoorbeelden’.) Wikiwijs en de Stichting VO-content van de Onderwijs Vernieuwingscoöperatie (OVC) zijn Nederlandse voorbeelden die beogen een relevant lesaanbod te ontsluiten. De aandachtspunten hierbij zijn: ◊ Ondanks de diverse mogelijkheden die het stelsel van Creative Commons Licenties biedt, zijn docenten huiverig om hun creatief gedachtegoed zomaar openbaar prijs te geven. Die aarzeling komt ook voort uit de twijfel of het door hen ontworpen lesmateriaal de kwaliteitstoets wel kan doorstaan. Echter, de sociale media bieden docenten een laagdrempelige methode om hun nieuw ontwikkelde lesmateriaal te testen. Via ‘likes’ kunnen gebruikers (zowel docenten als leerlingen) hun voorkeur uitspreken over het lesmateriaal. Verder biedt technologie steeds meer mogelijkheden om op intelligente wijze unieke kenmerken aan leerstof te koppelen. Als leerstofeenheden veel unieke kenmerken bevatten, dan kan de relevantie en kwaliteit op specifieke eigenschappen gemakkelijker bepaald worden. ◊ Lesstof is vaak ontwikkeld met de omgeving van de maker in het achterhoofd. Het komt niet zelden voor dat docenten menen een aantrekkelijke les ontworpen te hebben, maar dat die niet gebruikt wordt door de collega uit dezelfde vaksectie in het lokaal naast hem, omdat de overdraagbaarheid kennelijk te gering is. Ook die docent wil het materiaal weer aan z’n eigen omgeving aanpassen.
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
21
Overzicht 8A. Onderwijstechnologie op grote schaal: Lessen en praktijkvoorbeelden Veel landen en onderwijsorganisaties zijn nog maar net begonnen met nadenken over hoe ze technologie kunnen gebruiken om de inrichting van hun onderwijs te verbeteren. Ze kunnen veel leren van lokale initiatieven die strategieën om technologie te implementeren voortvarend hebben aangepakt. Als voorbeeld worden hier de ervaringen beschreven van de staat Victoria in Australië.
Victoria, Australië
De Australische staat Victoria - bekend om zijn grootste stad, Melbourne - biedt het meest stimulerende voorbeeld dat wij zijn tegengekomen van een groot systeem dat het goed lijkt te doen. In 2010 lanceerde Victoria een ingrijpend elektronisch onderwijsinitiatief dat Het Ultranet heet. Het Ultranet is een platform voor kennisbeheer voor scholen en hun (leef) gemeenschappen, waaronder nadrukkelijk ouders. Het helpt leraren bij het plannen en aanbieden van leeractiviteiten en het bevordert de samenwerking en het delen van onderwijsprogramma’s tussen leraren. Om Het Ultranet op te zetten zoals het nu is, heeft Victoria tien jaar en meer dan 4 miljard dollar geïnvesteerd om de infrastructuur op te bouwen en de scholen te verbeteren. Het Ultranet streeft ernaar om alle 1550 scholen in de staat, samen met meer dan 500.000 leerlingen, 70.000 leraren en 1,1 miljoen ouders, te verenigen in een dynamische, leerlinggerichte online leeromgeving. Het omvat veel van de belangrijke elementen van een dynamisch onderwijsprogramma. Het bevordert tevens de ontwikkeling van onderwijsprogramma’s door een zogeheten ontwerpruimte aan te bieden waar leraren online samen kunnen werken aan het plannen van onderwijsprogramma’s en leeractiviteiten. (Zie Overzicht 8B. Victoria’s Ultranet stelt belanghebbenden in staat om samen te werken en te communiceren’) Daarnaast biedt het veel ondersteuning aan leerlingen, met inbegrip van mogelijkheden om met andere leerlingen en leraren te communiceren.
Het Ultranet wil alle 1550 scholen in Victoria verenigen in een leerlinggerichte online leeromgeving. Hoewel het nog veel te vroeg is om de uiteindelijke impact van Het Ultranet te beoordelen, onderscheiden Victoria’s inspanningen op het gebied van onderwijstechnologie zich van andere, door de aandacht die de ontwerpers hebben besteed aan het ontwikkelen van een uitgebreid plan voor veranderingsbeheer en door de inspanningen van sleutelfiguren en krachtige leiders die veranderingsprocessen kunnen aansturen. Ervan uitgaande dat leraren eerder reageren op coaching van collega’s dan van technische experts, selecteerde Victoria 68 leraren om Ultranetcoaches op regionaal niveau te worden en om scholen in hun regio te ondersteunen. Op elke school wordt van de schoolleider verwacht dat hij of zij Het Ultranet promoot bij leraren, leerlingen en ouders. Tot slot heeft elke school ‘superusers’ die verantwoordelijk zijn voor het bieden van professionele training aan het personeel en om hen te trainen in het doeltreffende gebruik van Het Ultranet om de onderwijs-, de leer- en de werkprocessen te verbeteren. Deze gelaagde aanpak van leiderschap erkent het belang van het menselijke element bij het gebruik van onderwijstechnologie. Zonder een sterke ondersteuning door leraren en schoolleiders zal technologie waarschijnlijk niet tot een fundamentele verandering leiden. Bronnen BCG-analyse 1 DEECD is de Depratmenet of Education and Early Childhood Development (afdeling onderwijs en ontwikkeling van jonge kinderen), Victoria.
◊ De optelsom van - op zichzelf uitstekende - aparte leereenheden maakt nog geen samenhangend onderwijsprogramma. Het blijkt niet eenvoudig te zijn om een leerlijn zodanig te formuleren dat aparte leerblokjes daar als een soort invuloefening in passen. ◊ Docenten zien wel mogelijkheden om vrij toegankelijke content te koppelen aan bestaande methodes van uitgevers die ze als een soort ruggengraat van hun onderwijsprogramma zien. De wens is om ook die ruggengraat flexibeler te maken, want de huidige lesmethodes wordt door velen als inflexibel en overcompleet beschouwd.
22
Stap 3: Maak een keuze tussen lesgeven en virtueel lesgeven “Do children need processors or professors?” vroeg Sugata Mitra, hoogleraar op Newcastle University zich af. Sugata Mitra’s “Hole in the Wall” experimenten lieten zien dat zonder supervisie van docenten, kinderen zichzelf en elkaar konden onderwijzen, simpelweg op basis van nieuwsgierigheid naar hun leefwereld en die van hun ‘peers’. Gevraagd naar de wens om leren alleen nog maar thuis achter de computer te hoeven doen, antwoordde bij een kwalitatief onderzoek onder Nederlandse leerlingen in
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff
Overzicht 8B. Victoria’s Ultranet stelt belanghebbenden in staat om samen te werken en te communiceren
Sa le me er nw ru e im rk te en s de
Home
ie
b li ca t
eens
Ontmoetingsplaats voor een professionele dialoog tussen leraren bij het plannen van onderwijsprogramma’s en leeractiviteiten binnen en tussen scholen
tes
ruim
erp
chap
w Ont
pen
Lee r
ud
fiel
•
e Le
•P ub lic at ie
n ke rta
Em
pro
2
Privacy en beveiliging
ai l
o Inh
••
Gem
••
•
• Pu
•••••••
Leerlingen en leraren kunnen samenwerken om gezamenlijk hun kennis en vaardigheden te verbeteren
•••
•••••••••••
••••
te
De mogelijkheid om persoonlijke, door de school gemaakte inhoud en digitale DEECD 1-middelen op te slaan en te zoeken
•
••
m
Community voor gebruikers in een bepaalde school of voor soortgelijke groepen binnen verschillende scholen om onderling activiteiten en informatie te delen
•
••
• ••
ui s-r es pr eX
1
Ruimte voor leerlingen om te communiceren met hun (leer)contactpersonen over hun leerdoelen en leerportfolio
Registratie van actuele informatie over elke leerling, met inbegrip van lesrooster, aanwezigheid, prestaties en feedbackt
Leraren plannen, geven en beoordelen leeractiviteiten en leerlingen nemen deel aan die activiteiten
••
Bronnen BCG-analyse 1 DEECD is de Depratmenet of Education and Early Childhood Development (afdeling onderwijs en ontwikkeling van jonge kinderen), Victoria.
het voortgezet onderwijs 96% van hen dat ze daar totaal niets voor voelden (11). De reden: school is vooral een sociale omgeving waar je je vrienden ontmoet. Tegelijkertijd erkende nagenoeg hetzelfde percentage dat als technologie gebruikt zou worden om op school het onderwijs interessanter, actueler en uitdagender te maken, ze zich aanzienlijk minder zouden vervelen. Vooral onder havisten en vwo-ers wordt dat geluid regelmatig gehoord. Buiten de schoolmuren gebruiken leerlingen al virtuele kanalen om te leren (bijvoorbeeld Google en Youtube). Onderwijs is inmiddels een mondiaal speeltoneel en technologie binnen de muren van de school kan helpen om de wereldwijde mogelijkheden te ontsluiten. Goede docenten zitten overal. De manier waarop het onderwijs is georganiseerd zal zich echter moeten aanpassen aan die mondiale mogelijkheden. In Nederland vallen de geografische afstanden in het niet bij die in de Verenigde Staten of Australië. Echter, de mondiale mogelijkheden van technologie zijn in Nederland op een zelfde manier waardevol als in meer uitgestrekte landen. De essentie van een dynamisch onderwijsprogramma voor leren op maat is dat technologie helpt om een interactieve en samenwerkende leeromgeving te creëren. Leerlingen in de Verenigde Staten die Spaans studeren, kunnen
bijvoorbeeld videogesprekken gebruiken om te communiceren met leerlingen in Spanje of Mexico, waarbij het virtuele equivalent van een buitenlands studieprogramma kan worden gerealiseerd tegen een fractie van de kosten. In het onderwijs in vreemde talen zijn diverse voorbeelden bekend van leerlingen die met vergelijkbare technologie online contact onderhouden met hun leeftijdgenoten in het buitenland. Juist nu voor het talenonderwijs het Europees Referentiekader is vastgesteld, zou technologie een uitstekend hulpmiddel kunnen zijn bij de operationalisering daarvan in het klaslokaal. Snelle breedbandverbindingen maken ‘Frankrijk, Brussel of Quebec live in de klas’ makkelijker en goedkoper. Als binnen het didactisch repertoire leerlingen worden gestimuleerd om met de camera op hun smartphone hun ‘peers’ in het andere land deelgenoot te maken van hun leefwereld, ontstaat een geweldig rijke leeromgeving. De rol van de docent is dan vooral om de inhoud van dat leerproces tot een zinvol en natuurlijk onderdeel te maken van het dynamisch onderwijsprogramma.
11 Onderzoek uitgevoerd door DUO Marketresearch in opdracht van uitgeverij NijghVersluys in 2008. Het onderzoek bracht docententypologie in kaart en verwierf deze gegevens als ‘bijvangst’.
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
23
Daarnaast kan technologie, zoals we al eerder bespraken, meer leerlingen in contact brengen met de beste docenten. Een leraar hoeft niet langer fysiek aanwezig te zijn in de klas. Hij of zij kan de lessen nu opnemen of streamen, waardoor zijn of haar vermogen om leerlingen te bereiken sterk toeneemt. De eerder genoemde Khan Academy is daar een goed voorbeeld van. Voor het vreemde talenonderwijs doet Livemocha hetzelfde. Met behulp van native speakers zijn allerlei auditieve taaloefeningen te doen. In Zuid-Korea biedt Megastudy leerlingen opgenomen lessen van topdocenten. Omdat deze lessen veel minder duur zijn dan de traditionele en overal toegankelijk zijn waar er maar internettoegang is, heeft Megastudy nu 2,8 miljoen leerlingen. Dat is ongeveer de helft van alle Zuid- Koreaanse leerlingen met potentie om door te stromen naar het hoger onderwijs.
omdat daar gratis wifi is. In Australië is M cDonalds om die reden een begrip bij het online leren.
De University of Southern California (USC) heeft ook veel van deze nieuwe instrumenten gebruikt bij het opzetten van het online programma Master of Arts in Teaching (zie overzicht 9). Studenten volgen bij dit programma geen lessen op de campus, maar kunnen wel nog steeds profiteren van de contacturen door live videogesprekken met docenten te voeren. De online lessen omvatten live streamingcolleges waarbij interactieve whiteboards worden gebruikt. Er wordt aan studenten gevraagd om filmpjes van hun studentdocentervaringen op te nemen en te uploaden, zodat andere studenten en de faculteit hier commentaar op kunnen geven. Meer studenten in dit online masterprogramma ronden hun studie succesvol en met betere resultaten af dan studenten in het traditionele programma op de campus. En het online programma telt twaalf keer zoveel studenten als het programma op de campus.
Op technologisch gebied moet echter nog veel ontwikkeld worden om aan de wens van docenten tegemoet te komen. Het geven van de juiste feedback (anders dan alleen ‘goed’ of ‘fout’) die leidt tot automatisch gegenereerde volgende leerstappen en die in lijn is met adaptief leren is weliswaar volop in ontwikkeling, maar verdient nog veel onderzoek; (omdat het gaat om vervolgstappen, zou ‘feedback’ ook ‘feedforward’ genoemd kunnen worden). De techniek achter intelligente chat robots, gekoppeld aan goed gemetadateerde leerstof laat bemoedigende resultaten zien, maar staat nog in de kinderschoenen.
Virtueel lesgeven kan ook op bescheiden schaal en in een kleinere geografische cirkel van toegevoegde waarde zijn. Dat bewijzen enkele scholen in en rond Amersfoort. Waar ze elkaar van nature als ‘concurrenten’ beschouwden, werken ze voor het vak Aardrijkskunde nu online samen bij het ontwikkelen van een speurtocht langs geografische belangrijke plekken in de omgeving. Daarbij kunnen leerlingen gebruik maken van de layartechniek en de QR-codelezers op hun smartphones. Gevonden gegevens worden online uitgewisseld. De resultaten bespreken docenten in de eigen klas op de eigen school. Dat technologie soms ook voor grappige semantische misverstanden kan zorgen, bewijst McDonalds. Wie nu tot de McDonalds generatie behoort, moet niet gezien worden als een jongere die verslaafd is aan junk food en die zich zorgen moet maken over z’n gewicht en gezondheid. Nee, die zit vaak bij de beroemde fastfoodketen
24
Stap 4: Zorg voor veelvuldige beoordeling met constante en directe feedback Docenten benadrukken en onderkennen al lang het grote belang van het voortdurend beoordelen van prestaties van leerlingen. De logistiek van het afnemen en de tijdrovende beoordeling van toetsen - die iedere keer weer uiterste accuratesse vereist - maken dat de frequentie daalt. Daardoor komt het voor dat het te laat is om nog effectief in het leerproces in te grijpen, althans tijdens het desbetreffende schooljaar. Technologie kan dit proces enorm versnellen en feedback ‘real time’ en online geven, zodat de docent beter inzicht krijgt over hoe leerlingen vorderen in hun leerprestaties.
Een voorbeeld van een technologische toepassing die leerlingen beoordeelt en feedback geeft, zijn de online lessen die zijn ontwikkeld door het Open Learning Initiative (OLI) van Carnegie Mellon University. De basis van de lessen van OLI is ‘ingebedde beoordeling’ waarbij korte tests zijn opgenomen in het online lesprogramma (zie overzicht 10). Studenten die bijvoorbeeld het vak kansberekening en statistiek volgen, krijgen een reeks leerspelletjes, vragen en problemen voorgelegd wanneer ze de leermodules online doorlopen. Deze activiteiten zijn bedoeld om het inzicht van de studenten te beoordelen door gebruik te maken van ‘real time’ gegevens met een reeks vooraf bepaalde, graduele ‘hints’ die leerlingen helpen als ze er moeite mee hebben. In het programma krijgen de studenten onmiddellijk feedback over hun voortgang terwijl hun docenten meteen online inzicht hebben in de begrippen die afzonderlijke studenten en de groep als geheel moeilijk vinden. Met dit inzicht kunnen docenten hun persoonlijke onderwijstijd beter afstemmen op de directe behoeften van hun studenten. De leiding van OLI schrijft de positieve resultaten van het programma vooral toe aan de waarde van de ingebedde beoordelingen.
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff
Ook het Nederlandse Wintoets (12) biedt docenten de mogelijkheid om snel inzicht te krijgen in de vorderingen van leerlingen in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs. De uitdaging is vooral om de toetsen via intelligente technologie te laten ‘vullen’ door inhoud die onderdeel uitmaakt van het dynamisch onderwijsprogramma. Daarmee wordt niet alleen bewerkstelligd dat vergelijkbare standaard inhoud ‘at random’ wordt aangeboden, maar dat er ook daadwerkelijk een gepersonaliseerde toets ontstaat, passend bij de individuele leerroute van leerlingen. Er zijn al diverse initiatieven om bronmateriaal van educatieve uitgeverijen op die manier aan Wintoets te koppelen en de resultaten van die toetsen in een overzichtelijk dashboard aan docenten te tonen. Stap 5: Pas de juiste interventies ‘live’ en online toe op basis van leerstijl, leerroute en leertempo Zelfs als een beoordeling wijst op een duidelijke behoefte aan bijsturen, kan toegang tot de juiste hulp in de traditionele onderwijsomgeving vaak een grote uitdaging vormen. Technologie kan die mogelijkheden radicaal veranderen en helpt leerlingen toegang te krijgen tot gespecialiseerde begeleiding die ze op dat moment nodig hebben. Het inzicht dat verkregen wordt vanuit gegevens die constante monitoring oplevert, maakt het voor docenten haalbaar om snel en precies vast te stellen waar de leerling moeite mee heeft.
Een dynamisch onderwijsprogramma dat leren op maat wil bewerkstelligen kan niet volstaan met standaard leerstof in standaard situaties. Voor leerlingen die moeite hebben om het begrip ‘procenten’ te begrijpen, helpt het niet als er steeds opnieuw oefenopgaven met procenten voorbij blijven komen. Die zullen vermoedelijk een stap terug moeten doen, omdat ze niet begrepen hebben hoe breuken precies werken. Het is niet alleen de uitdaging om bestaande technologische mogelijkheden zodanig in te zetten, dat systemen ‘begrijpen’ bij welk leerobstakel welke aangepaste leerroute hoort, maar ook dat die in lijn zijn met de persoonlijke voorkeuren van de individuele leerling. De Britse psycholoog Edward de Bono constateerde dat ons onderwijs meer gebaseerd is op taal dan op de werking van de hersenen. Volgens hem benut deze vorm van leren slechts een klein gedeelte van onze enorme hersencapaciteit. De Nederlandse neuropsycholoog Jelle Jolles onderzoekt de relatie tussen individuele verschillen in het neurocognitief functioneren en school- en studieprestaties. Hoewel onderzoek op dit terrein nog in volle gang is, kan gerust worden aangenomen dat leren op maat het rendement van onderwijsinspanningen zal verbeteren. Als je begrijpt hoe het brein werkt en zich
12 De Rode Planeet ontwikkelde Wintoets, een programma voor digitale toetsen waarmee docenten zelf toetsen samen kunnen stellen.
Overzicht 9. USC’s online programma biedt een ervaring zoals in een klas
USC’s online programma biedt een ervaring zoals in de klas “Het klinkt vreemd, maar ik heb het idee dat de mate van interactie in deze klas veel hoger is. Het is niet zoals een college waar iemand achteraan zit en kan zitten sms’en.” Voorbeeld van online functies “Als je een vraag wilt stellen, steek je je hand op of druk je op een knop die de hand op de computer van de docent opsteekt. Hij antwoordt meteen, alsof je in een gewone klas zit.”
“Het is net als The Brady Bunch. We hebben allemaal een eigen venster.”
“De docent kan een vraag stellen in een pop-up venster. Het is net als Weekend Miljonairs. Wij antwoorden en hij kan zien of bijvoorbeeld slechts 50 procent van ons het antwoord weet en dan moet hij daar meer uitleg over geven.”
“Er is een chatruimte waar ik een vraag kan typen als ik iets heb gemist en de docent ziet dat meteen.”
“Er is een schoolbord waar de docent aantekeningen op kan zetten en belangrijke dingen die mensen zeggen kan markeren. Het helpt je om de stof beter te begrijpen.”
“Hij kan ons dia’s of video’s laten zien en de video op volledig scherm tonen. Iedereen kijkt dus samen naar de video.” “Studenten kunnen elkaar onderling privéberichten sturen tijdens de les, bijvoorbeeld als ze iets wat iemand zei erg goed vonden, maar de klas verder niet willen storen.”
Bronnen University of Southern California Master of Arts in Teaching programma (mat.usc.edu); interview met Susan Metros, universitair vice-bestuursfunctionaris
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
25
Overzicht 10. Het Open learning Initiative van Carnegie Mellon maakt gebruik van continue feedback om resultaten te verbeteren
Ingebedde beoordeling en intelligente begeleiding leiden tot een versnelling van wat leerlingen leren
vorm van zuurstofmoleculen (02). Hoeveel moleculen zuurstof zitten er in één mol zuurstof (02)?
Hint
• 3,01 x 1023 • 6,02 x 1023 • 9,03 x 1023 • 1,204 x 1024
In elke les zijn laagdrempelige beoordelingen opgenomen, zodat constante verbetering wordt gestimuleerd
In gemengde klassen (met zowel persoonlijke als online lessen) is de prestatie van leerlingen verbeterd en is de gezamenlijke contacttijd met 75% afgenomen ten gunste van individuele begeleiding
Écoutez la phrase. Mettez les mots dans l’ordre correct.
Hint
Hint: Het getal van Avogadro is 6,02 x 1023 Luister Vraag om nog een hint
Tes
?
ça
faire
te
de
parents
permettent Controleren
Leerlingen die alleen online lessen volgden, bereikten dezelfde resultaten als traditionele leerlingen en zetten vaker door: 99% legde het examen af, tegenover 40% in traditionele klassen
Hint: Le deuxième mot, après un adjective possessif, est un substantif. Vorige hint
Vraag om nog een hint
‘Hints’ zijn gradueel opgebouwd om leerlingen door de cognitieve processen te leiden die ze nodig hebben
Bronnen Interview met Candace Thille, directeur Carnegie Mellons Open Learning Initiative, Juni 2010; http://oli.web.edu/openlearning/; BCG-analyse
ontwikkelt, kun je effectieve technologieën ontwikkelen die persoonlijk leren echt mogelijk maken.
hun beoordelingsscores te verbeteren met maar liefst 30%.
Technologie maakt geavanceerde en gepersonaliseerde leerontwerpen mogelijk. De sterk opkomende sector van ‘intelligente ondersteuning’ biedt daarnaast een vorm van begeleiding met precies die vaardigheden die nodig zijn om leerlingen goed te helpen (zie overzichten 11A en 11B). Technologie koppelt vervolgens de juiste docent aan de juiste leerling. Een Amerikaans voorbeeld daarvan is Tutor.com. Sinds de lancering daarvan in 1998 is het bedrijf naar voren gekomen als een van de meest vooraanstaande online aanbieders van begeleiding in de Verenigde Staten. Tutor.com verbindt leerlingen met een netwerk van duizenden begeleiders en er is 24 uur per dag, 7 dagen per week hulp beschikbaar. Het biedt zijn diensten aan aan individuele leerlingen en via bibliotheken, scholen, HBO instellingen en ook aan het Amerikaanse leger. Het succes stimuleert nieuwe toetreders, zoals Apangea Learning, dat drie niveaus van ondersteuning biedt, variërend van een ‘geautomatiseerde leercoach’ tot persoonlijke sessies met een begeleider. Apangea zegt dat zij leerlingen kunnen helpen om
Stap 6: Volg resultaten via ICT-systemen voor gegevensbeheer Onderwijsmanagement en docenten kunnen technologie gebruiken om veel preciezer en sneller dan ooit tevoren te kunnen bijhouden wat leerlingen leren. Tegenwoordig wachten bestuurders vaak maanden op echt betrouwbare gegevens over de prestaties van leerlingen. En dan krijgen ze vaak nog gegevens die te rudimentair zijn om goede conclusies te kunnen trekken over welke aanpak echt werkt. Maar bestaande technologie kan docenten en schoolmanagement in staat stellen om te begrijpen wat op dat moment effectief en efficiënt werkt voor een afzonderlijke les of afzonderlijk vak, individueel studieprogramma, onderwijsprogramma, schoolorganisatie, of zelfs een geheel curriculum. De gegevens kunnen dan een krachtig managementinstrument voor bestuurders worden om middelen toe te kennen en te besluiten welke programma’s worden voortgezet en welke worden beperkt of stopgezet.
26
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff
Gegevenssystemen van een dergelijke omvang vergen een grote investering vooraf en dat is altijd een belangrijke barrière voor de implementatie ervan geweest. Het belang van gegevenssystemen is in de Verenigde Staten op nationaal niveau erkend. Een van de vier belangrijke prioriteiten van president Barack Obama’s ‘Race to the Top’ initiatief is “het bouwen van gegevenssystemen die de groei en het succes van leerlingen meten en die docenten en schoolhoofden informeren over hoe zij het onderwijs kunnen verbeteren”. Een tweede barrière voor algemene implementatie is de beperkte typen gegevens die worden verzameld. Tot nu toe zijn die data grotendeels beperkt gebleven tot academische testresultaten. Maar om leren echt persoonlijk te maken, hebben docenten ook gegevens nodig over leerstijl, leerroute en leertempo van iedere leerling en over welke onderwijsaanpak het beste voor hem of haar werkt. Het uiteindelijke doel voor degenen die leiding geven is om deze gegevens te gebruiken om betere, snellere en beter aangepaste besluiten te nemen over hoe zij afzonderlijke leerlingen en hun onderwijsorganisatie kunnen helpen.
De cirkel sluiten Er zijn talloze voorbeelden van hoe docenten en schoolmanagement technologie gebruiken om elke fase van het dynamisch onderwijsprogramma te verbeteren. Maar om het volledige potentieel van de aanpak te benutten, is het van belang dat al deze elementen in een naadloos op elkaar aansluitend systeem worden gecombineerd. Dit doel wordt niet vanzelf bereikt en er is sterk leiderschap nodig om alle onderdelen samen te brengen. We worden aangemoedigd door een hele reeks lopende inspanningen en pilotprojecten waarmee ervaring wordt opgedaan om technologie op holistische wijze te gebruiken in een poging om een dynamisch onderwijsprogramma te creëren. Eén uitstekend Amerikaans voorbeeld daarvan is het eerder genoemde OLI. OLI begon in 2002 en voerde onderzoek uit naar de meest doeltreffende manieren om online en ‘blended learning’ te benutten. Het laatste combineert online onderwijs met regulier onderwijs via contactmomenten. Om onderwijsprogramma’s van wereldklasse te ontwikkelen in vakken die variëren van statistiek en economie tot scheikunde en Frans, heeft OLI teams gevormd die bestaan uit experts op het betreffende vakgebied, specialisten in de mens-computerinterface, IT-professionals en leerlingen. De teams bepalen leerdoelen voor elk vak en ontwikkelen een reeks online lesmodules die zo zijn ontworpen dat zij technologie optimaal benutten om die doelstellingen te bereiken. Het lesprogramma en de
beoordelingen zijn volledig online, en er worden geen traditionele papieren lesboeken gebruikt. Zoals al eerder in dit hoofdstuk werd beschreven, omvatten lessen een reeks ingebedde beoordelingen en bieden ze ‘live’ feedback over prestaties aan zowel studenten als docenten. In de ‘blended’ omgeving van Carnegie Mellon konden docenten technologie gebruiken om de hoeveelheid tijd in de klas terug te brengen met 75% voor een doorsnee vak van één semester. Studenten leren het materiaal vooral buiten de klas, zodat docenten de tijd in de klas efficiënter kunnen gebruiken om zich te richten op die gebieden waar de studenten duidelijk moeite hebben om het materiaal te begrijpen. Op deze manier kunnen docenten op een zeer persoonlijke en aangepaste manier handelen om tegemoet te komen aan de individuele leerbehoeften van hun studenten. Daarbij moet wel aangetekend worden dat studenten in het hoger en wetenschappelijk onderwijs meer open staan voor een dergelijke benadering dan leerlingen uit het voortgezet onderwijs. Maar wat in de hierboven beschreven combinatie van binnen- en buitschools leren op Carnegie Mellon mogelijk is, kan een school voor voortgezet onderwijs ook volledig intern organiseren. Een voorbeeld daarvan is de vmbo-lokatie van het Hooghuis in Oss, een van de scholen van de Carmelstichting. Op het Hooghuis wordt geëxperimenteerd met een combinatie van contactgebonden uren in vaklokalen en individuele leerroutes in een Open Leercentrum. In tegenstelling tot Carnegie Mellon kunnen leerlingen op beide plaatsen ondersteuning van docenten krijgen. De positieve bijkomstigheid is dat sommige docenten zich beter thuis voelen in het klaslokaal en anderen de individuele begeleiding van leerlingen prefereren. Op die manier wordt ook een (zij het nog zeer bescheiden) begin gemaakt met de competenties van docenten te laten aansluiten op een veranderende onderwijsorganisatie. Carnegie Mellon houdt de resultaten van lessen nauwgezet bij en stelt vast welke strategieën het meest doeltreffend zijn. De combinatie van ingebedde beoordelingen, constante feedback en zorgvuldig onderzoek heeft een cyclus van continue verbetering gecreëerd. Deze aanpak versnelt en verbetert het leren van leerlingen: één onderzoek toonde aan dat leerlingen bij het vak statistiek van de OLI de lesstof van een heel semester leerden in slechts de helft van de tijd die het medestudenten kostte in een traditionele klas. Bovendien is, in het ‘blended learning’ model, het percentage studenten dat slaagt voor de vakken toegenomen. Deze leerroutes en leerlijnen, die zijn erkend door de Amerikaanse overheid, worden nu elders gebruikt, waaronder in diverse ‘community colleges’.
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
27
Overzicht 11A. De internationaal erkende vijf domeinen die van invloed zijn op leren in de 21e eeuw
In brede onderwijskundige kring en in diverse presentaties worden regelmatig vijf domeinen benoemd die helpen bij het optimaliseren van een gepersonaliseerde leerstijl, leerroute en leertempo. ◊◊ S ociale netwerken. Zoals bij Stap 2 al is aangegeven, kan het sociale netwerk er voor zorgen dat ‘user generated content’ makkelijker beschikbaar wordt. Zo beschikt Facebook over diverse mogelijkheden om groepen te construeren die een gemeenschappelijk doel hebben; daarvoor hoeft geen nieuwe technologie ontwikkeld te worden om online communities te creëren. De sociale netwerken kunnen ook worden ingezet om samen je huiswerk te maken, je Hyves- of Facebookvrienden aan je werkboek te koppelen of je inzichten via Twitter met je vrienden te delen. Meer dan de helft van alle leerlingen in het voortgezet onderwijs heeft een Facebook account. Veel leerlingen scheiden hun privé account en hun ‘zakelijke’ account. De laatste wordt dan gebruikt voor leerdoeleinden. Daarop worden bijvoorbeeld huiswerkassistenten of docenten toegelaten. ◊◊ Interactie en samenwerking. De technologische mogelijkheden moeten interactie tussen bronnen en verwerkingsmateriaal mogelijk maken. Maar ook interactie tussen het persoonlijke mobiele apparaat van de leerling en het digibord. Door leerlingen op het internet gevonden bronnen kan een docent centraal bespreekbaar maken en afhankelijk van de betrouwbaarheid en toepasbaarheid - à la minute terugsturen naar het mobiele apparaat van de leerling voor wie die bron relevant of toepasselijk is. Ook de manier waarop docenten en leerlingen zelf registers of zoekroutines kunnen inrichten, brengt personalisatie van leerstijl, leerroute en leertempo een stuk dichterbij. ◊◊ I ntelligentie. Vermoedelijk het hart van de technologische toepassingen. Er wordt intensief gewerkt aan systeemoplossingen die registreren welke stappen leerlingen in het leerproces zetten en wat ze doen bij het construeren van kennis. De optelsom van al die data leidt tot een profiel van de leerling. Op basis van online monitoring wordt op die manier het leergedrag van de leerling in kaart gebracht en doet het systeem aanbevelingen voor vervolgstappen. Internationaal wordt erkend dat ‘Profiling & Recommendation’ de motor van effectief leren wordt. Technologie ondersteunt docenten om dit type adaptief leren mogelijk te maken. Een van de uitdagingen waar de ontwikkelaars zich voor gesteld zien, is om bij het geautomatiseerd doen van aanbevelingen ook de uitdaging van oefenen binnen een andere leerstijl aan te bieden. Leerlingen die auditief zijn ingesteld moeten niet voortdurend alleen gesproken tekst aangeboden krijgen. Ze moeten ook uitgedaagd worden om in een geschreven tekst de hoofdzaken van de bijzaken te kunnen onderscheiden. ◊◊ Augmented Reality. Al eerder zijn enkele voorbeelden uit de layar techniek besproken. Technologie maakt het echter ook mogelijk om een educatieve ‘laag’ over bestaande bronnen te leggen (die bronnen kunnen allerlei vormen hebben: gebouwen, foto’s, teksten, grafieken, etc.) waardoor het mogelijk wordt om veel meer inhoud aan te bieden dan nu mogelijk is. Docenten hebben niet de tijd en de mogelijkheid om voor verschillende leerstijlen en leerroutes verschillende bronnen te didactiseren. Technologie kan daarbij behulpzaam zijn. ◊◊ Gamification. Technologie maakt het mogelijk om meer gebruik te maken van conventies uit de spelindustrie. Een ‘progress bar’ die je laat zien dat je nog 200 punten moet scoren voor je naar het volgende niveau kunt, is uitdagender dan een werkboek met nog 10 oningevulde opgaven. In Nederland zit competitie in de klas nog een beetje in de taboesfeer, maar in talloze andere landen is het de normaalste zaak om de beste te willen zijn. Wat bij het spelen van games kan, kan technologie bij het leerproces ook mogelijk maken. En wat status verhogend werkt bij games (de beste, de snelste, degene met de meeste ‘likes’, etc) zou in educatie een afgeleide variant kunnen krijgen. De principes die de gaming industrie gebruikt om jongeren online wereldwijd tegen elkaar te laten spelen, kunnen ook gebruikt worden om communities te vormen waarbij samen (huiswerk)problemen worden opgelost. Als de community niet past bij jouw leertempo of leerroute, ga je naar een andere. Schooltas maakt gebruik van een oplossing waarbij elektronische aantekeningen van leerlingen worden opgeslagen en ‘gemeten’. Die analyse vormt de basis voor een gepersonaliseerde leerroute die optimaal gevoed wordt door de vijf domeinen die hierboven genoemd zijn. De inhoud of bronnen kunnen overal ter wereld vandaan komen.
Bron: KnowledgeWorks, Creating the Future of learning, Cincinnati, 2010
28
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff
Overzicht 11A. Het principe achter Schooltas: Profiling & Reccomendation
Digitale ontsluiting
Suggesties voor leerroutes en leren
Gedidactiseerde content
Bronnen
Bron ThiemeMeulenhoff / Fabrique [merken, design & interaction], Q42
Een standaard onderwijsprogramma, met standaard leermiddelen voor standaard leerlingen heeft nooit bestaan. Docenten zijn altijd al op zoek geweest naar middelen en mogelijkheden om het beste uit kinderen te halen. De dynamiek van de 21e eeuw -en de eisen die daardoor aan onderwijs gesteld worden- is zodanig complex, dat niet van docenten verlangd kan worden
dat ze resultaatgericht onderwijs met de middelen van de 20e eeuw kunnen construeren. De juiste educatieve technologie kan hen ondersteunen om een dynamisch onderwijsprogramma te realiseren. Het is één van de vereisten om leerlingen in eigen leerstijl en leertempo een gepersonaliseerde leerroute af te kunnen laten leggen.
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
29
Richting een dynamisch onderwijsprogramma Routekaart voor leidinggevenden
W
at moeten docenten, schoolmanagement, beleidsmakers en andere stakeholders van het onderwijs doen om technologie die een dynamisch onderwijsprogramma mogelijk maakt strategisch te implementeren en te gebruiken? De komende jaren heeft de technologische revolutie in het onderwijs écht het potentieel om positieve invloed uit te oefenen en vaart te maken. Maar alleen wanneer vooruitstrevende leidinggevenden het gedachtegoed omarmen van een dynamisch onderwijsprogramma in het onderwijs dat wordt ondersteund door technologie. Of en hoe snel dat gebeurt hangt deels af van de beleidsmakers en de mate waarin die het gebruik van technologie stimuleren en aanmoedigen. Een tweede kritische variabele is hoe snel afzonderlijke onderwijsinstellingen doeltreffende technologie zullen gebruiken en implementeren. Tot nu toe is er in Nederland beperkte beleidsdruk om onderwijstechnologie te implementeren in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs, ondanks de vloedgolf aan activiteit in het hoger- en wetenschappelijk onderwijs wereldwijd. Scholen in het funderend onderwijs zijn weliswaar druk doende om te investeren in nieuwe technologie, maar het is nog onduidelijk in hoeverre alle digiborden, laptops, tablet pc’s, etc. bijdragen aan resultaatgericht onderwijs. Onderzoek moet dat uitwijzen, maar zonder pionierende scholen en pionierende technologie zal dat bewijs er nooit komen. Het is onontkoombaar: technologie ontwikkelt zich autonoom en nu een technologische revolutie mogelijk is, is die moeilijk te vermijden. En dit duidt erop dat achterstanden in onderwijsprestaties groter worden, afhankelijk van de mate waarin leidinggevenden en beleidsmakers de kansen aangrijpen die technologie hen biedt.
30
Aanbevelingen voor leidinggevenden en beleidsmakers Om te bewerkstelligen dat een nieuwe en duurzame vorm van onderwijsorganisatie voor de toekomst ontworpen kan worden, moeten zowel leidinggevenden als beleidsmakers in het onderwijs nu doorslaggevende acties ondernemen. Hanteer een holistische strategie Vaak werken leidinggevenden in het onderwijs met verschillende technologieaanbieders die op zichzelf staande systemen aanbieden. Op die manier richten ze een onderwijsorganisatie in die bestaat uit losse onderdelen. Of zij richten zich op het opbouwen van een infrastructuur met weinig of geen voorzieningen voor de dagelijkse werkprocessen van docenten. Ook ontbreken soms middelen die nodig zijn om docenten te trainen. Of zij richten zich op één element van het dynamisch onderwijsprogramma - zoals veel digitale inhoud - terwijl zij voorbijgaan aan andere elementen die essentieel zijn om ervoor te zorgen dat die inhoud de resultaten van leerlingen daadwerkelijk verbetert. Han Nijboer, directeur van de locatie Lyceumstraat van het Twents Carmel College in Oldenzaal geeft aan dat hij niet langer wenst te investeren in een infrastructuur die afhankelijk is van ‘dozen en draadjes’. Een draadloos netwerk drong volgens hem niet alleen de kosten van het beheer van ICT terug, maar het creëerde ook een veel rijkere leeromgeving met andere, samenhangende mogelijkheden. Hij ondersteunt daarmee het feit dat de implementatie van educatieve technologie nooit een doel op zich kan zijn. Een holistische benadering begint juist met het bepalen van duidelijke onderwijsdoelstellingen en ontwerpt daarna een dynamisch onderwijsprogramma op maat om die doelen te bereiken. De strategie gaat in eerste instantie niet om
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff
hoe de nieuwste en beste software of hardware wordt gebruikt, maar om hoe beschikbare technologie en mensen kunnen worden ingezet om een specifieke onderwijsbehoefte aan te pakken. Hoewel ‘holistisch’ niet noodzakelijkerwijs betekent dat alle stukjes in één keer op hun plaats vallen, betekent het wel dat de strategie alle stappen van het dynamisch onderwijsprogramma aanpakt. Een initiatief dat alleen gaat om digitale inhoud, of alleen over lesgeven of beoordeling, of alleen over leerlingvolgsystemen, kan leiden tot bescheiden verbeteringen, maar zal waarschijnlijk geen grote veranderingen in resultaten teweeg brengen. Zorg dat docenten technologie in de klas kunnen gebruiken en optimaal benutten Zonder twijfel zal iedereen beamen dat van alles en iedereen in een school, docenten de belangrijkste en meest bepalende factor zijn voor de resultaten van leerlingen. Het is de kennis en kunde van educatieve uitgeverijen die ervoor moet zorgen dat er - samen met gemeenschappen van scholen en docenten - onderwijsmateriaal wordt ontwikkeld dat erop gericht is om de docenten bij het onderwijs van morgen te ondersteunen. Want hoe goed en goed bedoeld individueel ontworpen leereenheden ook kunnen zijn, lesmateriaal voor een complete en samenhangende leerlijn maken is een vak. De volgende belangrijke stap bij het opzetten van een team vaardige en energieke docenten die de digitale wereld goed begrijpen, vereist van onderwijsinstellingen dat zij een allesomvattende aanpak hanteren voor het werven, ontwikkelen en behouden van topdocenten. Zo’n aanpak heeft een positieve impact op de resultaten van leerlingen, ongeacht hoe een instelling technologie gebruikt, en bevordert een succesvollere implementatie van technologie-initiatieven. Onderwijsinstellingen dienen ook andere activiteiten voor docenten te initiëren. ◊ Allereerst is het van essentieel belang om docenten technologie gerelateerde trainingen te bieden. De inhoud daarvan is niet alleen gericht op de technische werking van apparaten, maar ook op de manier waarop ze met elkaar kunnen ‘communiceren’, welke rol ze in het leerproces kunnen spelen en welk didactisch repertoire daarvoor beschikbaar en te prefereren is. In de laatste twintig jaar had de gemiddelde docent niet de tijd of de energie om zelf nieuwe inhoud, instrumenten en systemen te bedenken. Docententraining moet dus - zoals gezegd verder gaan dan hoe je een nieuw apparaat bedient. Die training moet hen leren hoe technologie kan worden ingepast in het lesprogramma, hoe er les kan worden gegeven in een door technologie
ondersteunde omgeving en welk gunstig effect dat kan hebben op de prestaties van leerlingen. Om die kennis te verwerven, helpt het als een beroep gedaan wordt op externe expertise die kennis heeft van vorm en inhoud. ◊ Ten tweede moeten instrumenten voor professionele ontwikkeling meervoudig zijn: alleen cursussen, seminars of workshops zijn niet genoeg. Dezelfde technologie die het leren van leerlingen sterk kan verbeteren, moet onderwijsinstellingen in staat stellen om docenten beter aangepaste ondersteuning te bieden. Als je docenten het potentieel van educatieve technologie wilt laten ervaren, doe dat dan via educatieve technologie. Educatieve technologie voor de leerling en de docent zijn in hoge mate gelijk. Daarbij helpen online communities die support geven en die een podium zijn om ideeën uit te wisselen. ◊ Op de derde plaats helpt het als een nieuwe aanpak zo wordt ontworpen dat die rekening houdt met de obstakels waar docenten mee te maken hebben. Voor veel docenten is tijdgebrek het grootste struikelblok. Technologie die tijd bespaart en het werk van de docent makkelijker maakt, wordt eerder aanvaard dan technologie die dingen complexer maakt. Technologie is zeer geschikt om docenten te helpen een deel van de huidige drempels weg te nemen, zoals de tijd die nodig is om de prestaties van leerlingen te beoordelen. Terwijl het arrangeren en substitueren van lesmateriaal als aanzienlijk complexer en tijdrovender wordt ervaren. Zelfs wanneer een nieuwe aanpak op de tekentafel veelbelovend lijkt, moet die worden geïntroduceerd en getest met aandacht voor het werkproces van de docent.
Stimuleer en creëer een aantrekkelijke ervaring voor leerlingen Leidinggevenden, vakgroepen en individuele docenten moeten zich afvragen of technologie wordt gebruikt om een fundamenteel aantrekkelijkere leerervaring voor leerlingen te bieden of alleen maar om de status quo in elektronische vorm voort te zetten. Scholen waar management en docenten een aantrekkelijke en rijke leeromgeving voor leerlingen creëren, zullen een voorsprong nemen (zie overzicht 12). Wat technologie belooft, reikt veel verder dan wat de meeste leerlingen nu op school ervaren. Zoals we hebben beschreven, kan nieuwe technologie helpen bij het bereiken van zowel schaalvergroting als personalisatie bij het leren. Veel meer leerlingen kunnen toegang krijgen tot de beste inhoud en de beste docenten. Tegelijkertijd kunnen leerlingen frequentere feedback
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
31
Overzicht 12. Een aantrekkelijke en rijke leeromgeving voor leerlingen, geeft scholen een voorsprong Scholen die alleen maar de status quo in elektronische vorm voortzetten zullen geen voorsprong behalen. Leerlingen herkennen de wereld buiten het klaslokaal niet in het klaslokaal. Die kloof dreigt groter te worden, omdat de ontwikkelcurve van technologie zo stijl is. Technologie van vandaag is iets waar ze mee opgroeien, ze beschouwen het als een logisch onderdeel van het leven. Docenten en schoolleiders moeten nog wennen aan de snel veranderde leefwereld van leerlingen om een aantrekkelijke en rijke leeromgeving te creëren voor leerlingen. ◊◊ Een grote groep docenten is nog niet opgeleid om de beschikbare technologie als vanzelfsprekend in hun onderwijs te integreren. Het adequaat inzetten van technologie vereist uitbreiding van het didactische repertoire en daarvoor zal het onderwijs middelen ter beschikking moeten stellen en de opleidingsprogramma’s moeten aanpassen. Voorkomen moet worden dat het bestaande didactische corpus een-op-een van toepassing verklaard wordt op de mogelijkheden die nieuwe technologie hen biedt. De teleurstelling over wat technologie aan mogelijkheden biedt, lijkt dan haast voorspelbaar te zijn. ◊◊ Schoolleiders moeten voorkomen dat technologie gebruikt wordt als etalage voor de profilering van de school, want dat levert geen bijdrage aan de beoogde verbetering van resultaatgericht onderwijs. Dat gebeurt wel als de eigen visie centraal staat, het onderwijsprogramma aan de hand daarvan wordt ontworpen en vervolgens wordt vastgesteld welke educatieve technologie daar het beste bij past.
verwachten over hun sterke punten en hun verbeterpunten, samen met aangepaste leerplannen; ze roepen gericht docenten in om hen te ondersteunen bij noodzakelijke verbeterpunten. Online communities voor interactie met medeleerlingen en persoonlijke en virtuele begeleiders (13) kunnen hen daarbij ondersteunen. Voor de meeste leerlingen, vooral op basisscholen en in het voortgezet onderwijs, werkt technologie het beste wanneer die is opgenomen in een ‘blended learning’ omgeving (zie overzicht 13 ‘Inloggen op De Digitale Klas’). De ervaring heeft geleerd dat uitsluitend online leren voor slechts een enkeling geschikt lijkt. Het is ongetwijfeld niet de oplossing voor de meeste leerlingen en studenten van 24 jaar en jonger. Daarvoor is school teveel een sociale omgeving (in de meest positieve zin van het woord). Het doel is eerder om digitale instrumenten te gebruiken om het lesgeven en de interactie sterk te verbeteren en om, gedurende dat proces, de school te veranderen in een écht uitdagende omgeving voor individuele leerlingen die hen verbaast en verwondert. Stimuleer de ontwikkeling van kwalitatief goede digitale beoordelingen waarmee constante feedback mogelijk is Als er daadwerkelijk een door technologie ondersteund dynamisch onderwijsprogramma wordt opgezet, moet er constante feedback beschikbaar zijn die prestatiegegevens ‘real time’ presenteert aan management, docenten, leerlingen en ouders. Dat begint met digitale beoordelingen van goede kwaliteit die veel
32
sneller gegevens over prestaties bieden dan de huidige beoordelingen. Dus niet alleen opleidingsgerichte, ingebedde beoordelingen (oefeningen die zijn gedaan tijdens de les om te bepalen of er meer uitleg nodig is), maar ook samenvattende beoordelingen aan het einde van een reeks lessen die de leercurve van de leerling samenvatten. Het kan nu tot zes maanden duren voordat gegevens beschikbaar zijn waarop actief gestuurd kan worden, zelfs bij de meest complete beoordelingssystemen zoals bijvoorbeeld de Florida Comprehensive Assessment Test (FCAT). Doeltreffend gebruik van technologie kan deze processen sterk versnellen en zo sneller feedback geven aan management, docenten, leerlingen en ouders. Ingebedde beoordelingen geven docenten de mogelijkheid om zogeheten microfeedback te creëren waarbij de onmiddellijke behoefte van hun leerlingen duidelijk wordt, interventies op maat kunnen worden geboden en de resultaten onmiddellijk zichtbaar zijn. Constante, door gegevens ondersteunde feedback helpt ook scholen, inspecties, en zelfs landen om te bepalen wie de beste of preferente onderwijsaanbieders zijn op basis van hun vermogen om betere resultaten te bieden. In Nederland staan DUO en CITO aan de vooravond van
13 De virtuele begeleider die via een webcam ondersteuning biedt, zit dan weliswaar op geografische afstand, maar kan wel degelijk persoonlijk zijn, omdat hij wellicht interventies pleegt in het leerplan van de leerling. Als de virtuele begeleider de vorm van een ‘chatrobot’ krijgt, is er uiteraard geen sprake meer van persoonlijke begeleiding.
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff
Overzicht 13. Inloggen op De Digitale Klas
Stelt u zich eens voor hoe een les of een serie lessen aardrijkskunde op een school voor voortgezet onderwijs kan worden gegeven met de technologie die nu beschikbaar is. Het onderwerp: plaatsbepaling op aarde. Om een les of lessenserie over de plaatsbepaling op aarde te beginnen, loggen leerlingen van tevoren in op de eigen (vak)website van de school om daar de module van een uitgever te doorlopen. Die module behandelt de geografische lengtes, breedtes en tijdzones. De docenten hebben voor verschillende niveaus websites plus aanvullende opdrachten aan de module gekoppeld die leerlingen van tevoren en op hun eigen niveau kunnen maken. Zijn ze geïnteresseerd in een ander niveau, dan kunnen ze daar naartoe. Eenmaal op school behandelt de docent via het digibord de kern van het onderwerp. Hij kan de iPad van elke leerling afzonderlijk op het digibord selecteren en laten zien hoe opdrachten zijn gemaakt en verwerkt. De animaties die leerlingen zelf hebben gevonden, kan hij laten zien en leerlingen kunnen de gevonden extra informatie ook onderling uitwisselen. De animatie die volgens leerlingen en docent het meest duidelijk is en de meeste ‘likes’ heeft verzameld, wordt standaard aan de module van de uitgever gekoppeld. De leerlingen krijgen de internationale kaart met tijdzones. In de module van de uitgever staat een foto van een bord. Leerlingen moeten via Google maps uitvinden waar dat bord op het grensgebied van ‘mountain time’ en ‘central time’ staat. De resultaten worden met elkaar vergeleken. Om te voorkomen dat leerlingen wat al te klakkeloos de coördinaten van Google maps overnemen, volgt een nieuwe opdracht. Leerlingen mogen vakantiefoto’s meenemen of foto’s die ze op internet hebben gevonden. Er zijn ook foto’s via de module van de uitgever beschikbaar. Aan de hand van de foto’s moeten leerlingen deduceren waar die op aarde genomen zou kunnen zijn en de coördinaten er bij plaatsen. Ze kunnen online de hulp inroepen van de community ‘student-docent Aardrijkskunde’ bij het bepalen van de coördinaten. De resultaten worden weer centraal besproken en de foto’s die voor de meeste uitdaging zorgden worden aan het bestand toegevoegd voor een volgende groep. Ten slotte wordt in een klassengesprek nagegaan welke beroepsgroepen afhankelijk zijn van een goede plaatsbepaling op aarde. Er wordt besloten om contact te leggen met een piloot, een kapitein en de chauffeur van een ambulance. Leerlingen moeten overleggen, samenwerken, bellen, beslissen, etc. Voor de piloot belanden ze uiteindelijk bij het opleidingscentrum op Luchthaven Lelystad, voor de kapitein bij het vernieuwde Scheepvaartmuseum en voor de ambulancechauffeur bij het opleidings- en simulatiecentrum van de RAVU in Bilthoven. Omdat het te duur en te tijdrovend is om naar al die plekken toe te gaan, wordt er via een webcam en Skype verbinding gelegd, waarbij medewerkers online en vanaf hun eigen werkplek uitleggen hoe in hun vakgebied plaatsbepaling gebeurt. De medewerker van het Scheepvaartmuseum toont ook nog de oude, ‘ambachtelijke’ manier. Die blijkt zo veel inzicht te geven, dat die webcam sessie bewaard wordt en als leerstof aan de module wordt toegevoegd. In deze aardrijkskundeles komt niet alleen aardrijkskunde aan bod. De toetsen bevatten ook rekenvragen en er wordt gelet op taal bij werkstukken, mailberichten en presentaties. Docenten vinden het belangrijk dat er niet alleen brede thema’s worden onderwezen, maar dat ook de vakspecifieke kennis opgebouwd wordt.
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
33
een majeure verandering voor wat betreft het afnemen van examens. Op termijn zullen alle leerlingen in het voortgezet onderwijs hun eindexamen via de computer afleggen. Als de te ontwikkelen software ook de mogelijkheid biedt om microfeedback te helpen ontwerpen, gaat educatieve technologie zijn diensten op dit vlak bewijzen. En als dan vervolgens veel gebruikte toepassingen zoals Wintoets en Digitrainer (14) daar als één samenhangende oplossing aan gekoppeld worden, wordt een enorme stap voorwaarts gezet. Ontwikkel een kritische massa voor onderzoek dat de voordelen van technologie bevestigt of verwerpt Tot op heden was onderzoek naar online en ‘blended learning’ kleinschalig en van geringe mondiale reikwijdte. In de pers zijn diverse artikelen verschenen waarin werd aangetoond dat onderwijstechnologie niet ‘werkt’. Maar zoals Clayton Christensen, Michael Horn en Curtis Johnson stellen in hun boek Disrupting Class, moet onderzoek kijken naar het gebruik van technologie op een dieper niveau, om antwoord te kunnen geven op de vragen waar, wanneer en hoe deze het beste kan worden gebruikt. Het meest belangwekkende Amerikaanse onderzoek tot nu toe is uitgevoerd door Carnegie Mellon. Dat onderzoek heeft aangetoond dat multimediaal leren de resultaten van studenten zowel kan verbeteren als versnellen. Dit onderzoek, dat werd uitgevoerd bij introductiecolleges wiskunde aan een zeer hoog aangeschreven universiteit, moet beslist worden uitgebreid naar andere omgevingen. Zorgvuldig onderzoek is noodzakelijk naar hoe technologie het beste kan worden ingezet in andere educatieve omgevingen, zoals bij scholen voor voortgezet onderwijs en bij HBO-instellingen. En bij minder lineaire onderwerpen dan wiskunde. Online universiteiten en virtuele scholen, met hun grote aantallen studenten en een breed aanbod aan vakken, bieden fantastische mogelijkheden voor grootschalig onderzoek. Gezien de snelheid waarmee onderzoeksgegevens ‘real time’ verzameld kunnen worden, mogen wij snel grootschalig onderzoek verwachten waarin wordt gekeken naar hoe leerlingen leren. Dat maakt op zijn beurt de weg vrij voor een snellere verbetering van de manier waarop leerlingen worden onderwezen in een multimediale omgeving. Dankzij deze enorme mondiale bron, kan een schat aan gegevens over onderwijstechnologie worden opgebouwd met de ontwikkeling van solide, longitudinale datasystemen. Deze systemen - waarmee resultaten van leerlingen en studenten jaren achtereen en wereldwijd dwars door onderwijssystemen heen kunnen worden bijgehouden ondersteunen zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek
34
en de zorgvuldige evaluatie van digitale aanbieders. Voer beleid uit dat de verspreiding van digitaal leren stimuleert en bevordert In het hoger beroeps- en wetenschappelijk onderwijs zal concurrentie instellingen ongetwijfeld aanmoedigen om een inhaalslag te maken naar het niveau van online pioniers zoals Carnegie Mellon. Maar in markten met weinig concurrentie moeten landen beleidsmaatregelen nemen die een soortgelijke stimulans voor verandering creëren. In de Verenigde Staten biedt het rapport Digital Learning Now!, dat eind 2010 is uitgegeven door voormalig gouverneurs Jeb Bush en Bob Wise, een behulpzame blauwdruk voor zulk beleid. De aanbevelingen daarvan omvatten onder meer:
Financiering moet meer gebaseerd zijn op de resultaten van het onderwijs, dan op aantallen leerlingen en contacturen. ◊ Stimuleer flexibeler gebruik van financiering. In de huidige -door budgetten beperkte omstandigheden- is het voor overheden en scholen op elk niveau misschien niet realistisch om de algehele uitgaven voor technologie te verhogen. Maar het kan veel uitmaken als er een verschuiving komt in hoe en waar de huidige financiering wordt besteed. Als de financieringsstromen flexibeler worden gemaakt, kunnen schoolbesturen financiering gebruiken waar deze het meest doeltreffend is, in plaats van waar het is voorgeschreven. In Nederland bijvoorbeeld moeten, dankzij de lumpsum financiering, gedrukte lesboeken en digitale inhoud op gelijk niveau concurreren. Scholen moeten worden uitgedaagd om te kijken naar hoe zij hun totale budget kunnen inzetten voor alle aspecten van een dynamisch onderwijsprogramma. Scholen moeten niet beperkt worden in het kiezen van een integrale benadering door geoormerkte budgetten vanuit de overheid. Daarnaast moet de financiering in toenemende mate worden gebaseerd op resultaten van leerlingen in plaats van op het aantal leerlingen of de voorgeschreven tijd (in uren per jaar en in jaren) die ze op school doorbrengen. In de wereld van het digitale onderwijs moeten leerlingen sneller vooruit kunnen komen als ze kunnen aantonen dat ze stof al beheersen. En de financiering moet deze verschuiving, weg van de traditionele, lineaire voortgang weerspiegelen. In haar evaluatie 2011 over de Wet Gratis Schoolboeken,
14 Digitrainer is het oefenmateriaal dat leerlingen in het vmbo voorbereidt op het centraal examen dat via de computer wordt afgenomen.
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
35
constateert de minster van OCW, Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart: “Voor de onderwijskwaliteit is het belangrijk dat scholen hun grotere kostenbewustzijn in evenwicht brengen met hun onderwijskundige visie, de ICT-infrastructuur en het personeelbeleid. Dit moet worden opgenomen in een integraal leermiddelenbeleid. Op deze wijze kunnen kansen voor meer maatwerk en didactiek voor leerlingen worden benut, waarbij efficiëntie enerzijds en innovatie en kwaliteitsverhoging anderzijds in balans zijn…” (15). Een flexibeler gebruik van financiering is in Nederland gestimuleerd door de invoering van het ‘gratis schoolboek’. In de hierboven genoemde brief van minister van Bijsterveldt-Vliegenthart, constateert ze op p.7: “De bedoeling van de Wet gratis schoolboeken was om scholen met de lumpsumvergoeding per leerling voor het lesmateriaal een middel in handen te geven om hun visie op goed onderwijs verder vorm te geven. Door innovaties als digitaal lesmateriaal integraal hierin op te nemen, gaan de scholen met hun tijd mee en borgen zij hoge onderwijskwaliteit.” Waar in aanvang alleen de distributie van papieren leermiddelen werd aanbesteed, zoeken bestuurders nu naar mogelijkheden om de integrale oplossing voor een dynamisch onderwijsprogramma in een bestek te beschrijven. Dat leidt ertoe dat bijvoorbeeld niet het leermiddel, maar de laptops of tablet pc’s waarop leermiddelen zijn geïnstalleerd worden aanbesteed. Of nog verder: de integrale, werkende oplossing - inclusief technologische voorzieningen - voor een dynamisch onderwijsprogramma wordt in een bestek beschreven. Daarmee heeft het onderwijs zelf de sleutel in handen om aanbieders partnerships en waardenetwerken te laten vormen die voorheen minder voor de hand liggend waren. ◊ Neem obstakels voor innovatie weg. Bestaand beleid, vooral in het Amerikaanse stelsel van het basisonderwijs en voortgezet onderwijs, beperkt de mogelijkheid van management en docenten om de traditionele klas te herstructureren met behulp van digitale middelen. Bijvoorbeeld maxima die gelden voor de grootte van klassen of de docent-leerlingverhouding staan een van de grote voordelen van technologie in de weg: het vermogen om meer leerlingen te bereiken met minder, of anders gestructureerde middelen. Onderwijsambtenaren in de Verenigde Staten zouden beleid moeten stimuleren dat zich meer richt op resultaten dan op input. Nederland daarentegen kent meer vrijheden dan waar scholen gebruik van maken. Het is echter nog niet aangetoond dat de mogelijkheden om zelf de onderwijstijd in te delen of de grootte van groepen samen te stellen heeft bijgedragen aan een soepeler introductie van educatieve technologie.
36
◊ Neem geografische barrières voor kwaliteit weg. Beleid moet erop gericht zijn om docenten en leerlingen in staat te stellen om de opties met de beste kwaliteit te vinden, ongeacht waar die zich bevinden. Digitale mogelijkheden bieden leerlingen de kans op onderwijs op verschillende (school)locaties en vanuit verschillende landen. In de Verenigde Staten wordt het aannemen van de Common Core State Standards (16) als een cruciale stap beschouwd en als een katalysator voor digitale aanbieders om universele lesprogramma’s te ontwikkelen. Die onderwijsprogramma’s moeten los staan van door de individuele staten voorgeschreven curricula om zodoende maximaal te profiteren van schaalgrootte. Competenties worden immers verlangd door werkgevers en werknemers die in internationale netwerken opereren en daardoor zullen de doelstellingen van onderwijssystemen in de komende jaren steeds meer op elkaar gaan lijken. Investeer in een ICT-infrastructuur waarmee een dynamisch onderwijsprogramma mogelijk wordt Niet alle scholen starten vanuit dezelfde positie voor wat betreft bestaande ICT-infrastructuur. Ook de aanwezigheid van digitale inhoud verschilt enorm per school. Elke onderwijsinstelling heeft een aangepaste routekaart nodig voor de implementatie van technologie. Internet met hoge snelheid en draadloze toegang zijn de minimale voorwaarden, maar in veel landen zijn die niet overal of zelfs helemaal niet beschikbaar. Na het opzetten van de basis ICT-infrastructuur hebben veel organisaties moeite met het investeren in de juiste softwaretoepassingen en apparaten voor eindgebruikers. Aanbieders innoveren overvloedig, maar omdat er geen standaarden zijn geformuleerd, zijn de oplossingen vaak niet met elkaar te combineren. De applicaties die op Apple’s iPad draaien en degene die op Google’s Android tablet draaien, kunnen nu nog niet met elkaar worden gecombineerd, wat frustrerend is voor schoolbestuurders die tablets in hun instellingen proberen te introduceren. Gezien de grote groei aan toepassingen en apparaten en de opkomst van cloud computing, zal er waarschijnlijk
15 De minister van OCW, Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart in haar brief aan de Tweede Kamer betreffende de evaluatie 2011 van de Wet gratis schoolboeken (WGS), 10 november 2011. 16 Het Common Core State Standards initiative is een door de Amerikaanse overheid ingezette beleidsmaatregel die wordt gecoördineerd door het National Governors Association Center for Best Practices en de Council of Chief State School Officers. De normen zijn ontwikkeld in samenwerking met docenten, schoolbestuurders en experts om een duidelijk en consistent kader te bieden om kinderen voor te bereiden op het hoger onderwijs en de arbeidsmarkt. Inmiddels hebben veertig Amerikaanse staten de standaarden overgenomen.
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff
een grote verandering plaatsvinden in het technologielandschap van de toekomst. Als gevolg hiervan is het voor schoolmanagement van belang om hun technologie-opties open te houden, vooral bij gebrek aan algemeen aanvaarde standaarden. Deze realiteit vereist een aanpak met partnerships, uitbesteding, leasing en zaken die de kosten van technologie-investeringen op een andere wijze variabeler en dus meer gespreid maken. Dat omvat ook het gebruik van cloud computing als een manier om de blootstelling aan veranderende normen te minimaliseren en om investeringen vooraf te beperken. Investeren in uitsluitend lokale oplossingen zoals elektronische leeromgevingen, lijkt geen duurzame oplossing voor de toekomst te zijn. De implementatie van een dynamisch onderwijsprogramma vereist een holistische ICT- en toepassingenstrategie. Zo’n strategie zal systematisch alle aspecten van het programma onderling versterken en met elkaar in verbinding brengen en houden. Het is van essentieel belang om een modulair opgezette architectuur te ontwerpen, zodat afzonderlijke componenten kunnen worden omgevormd of aangepast als nieuwe toepassingen beschikbaar zijn en als nieuwe technologie zich aandient. Elke onderwijsorganisatie heeft daarom een capabele ICT-manager nodig die begrijpt hoe technologie wordt gebruikt voor onderwijs en leren. Om de juiste keuzes te maken, is het ook van groot belang dat er een geïntegreerd besluitvormingsproces is waarbij alle belanghebbenden (management, docenten, ouders en leerlingen) betrokken zijn.
Een oproep tot actie OLI van Carnegie Mellon, de MacScholenGroep, de Schooltas scholen en de andere voorbeelden die in dit rapport zijn genoemd, laten zien dat de technologische revolutie in het onderwijs niet langer hypothetisch is. Deze is al begonnen, vooral in het beroeps- en wetenschappelijk onderwijs. Veel basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs zijn een stevige sprint aan het trekken, niet alleen op het gebied van hoe leerlingen leren, maar ook hoe veel en hoe snel ze leren. Het is prettig om te constateren dat Nederland en Engeland binnen Europa voorlopers zijn als het gaat om het opdoen van ervaringen met de mogelijkheden van educatieve technologie. De diverse voorbeelden die de afgelopen jaren tijdens de Londense BETT en het Berlijnse OnlineEduca te zien waren, illustreren dat. Er is in de hele wereld echter nog een hele slag te maken in de samenwerking met zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden die hun onderwijsorganisatie willen verbeteren en/of efficiënter willen laten functioneren. In de huidige wereldwijde economie - van dorpen op het
platteland in India tot het centrum van Silicon Valley kan geen enkel land of geen enkele buurt het zich veroorloven om deze kans te negeren. In dit rapport hebben we enkele Amerikaanse lokale overheden, onderwijsinstellingen en schoolorganisaties genoemd die ambitieuze plannen hebben uitgevoerd om met behulp van technologie leren uitdagender te maken en het resultaat daarvan te verbeteren. Sommige verhalen die we hebben gepresenteerd, laten duidelijk zien welke - ogenschijnlijk minimale - problemen de impact van grote, dure inspanningen kunnen beperken. Maar wij zijn ervan overtuigd dat deze ‘lessons learned’ zullen helpen om andere landen, besturen en onderwijsinstellingen te stimuleren om te besluiten dezelfde weg op te gaan. Het is dan ook van belang dat goed doordachte en bewezen succesvolle onderwijsprogramma’s gedeeld worden met de gehele wereld, zodat iedereen baat heeft bij de investeringen die mondiaal in onderwijs gedaan worden. De huidige technologie heeft het vermogen om die barrières en beperkingen weg te nemen die schoolmanagement en docenten al langer frustreren. Tegelijkertijd voorzien ze de leerlingen van de nieuwe vaardigheden die nodig zijn om te slagen in de economie van de 21e eeuw. Tegenwoordig zijn er producten en diensten beschikbaar die een paar jaar geleden nog niet eens mogelijk waren en de kosten daarvan dalen snel. We leiden kinderen op voor beroepen die we nog niet kennen. De snelheid waarmee we wereldwijd data uitwisselen neemt steeds toe, waardoor weer nieuwe mogelijkheden ontstaan. Intussen neemt daardoor de vraag naar technologie in het onderwijs elke dag toe, omdat docenten zoeken naar nieuwe manieren om de resultaten van leerlingen te verbeteren in weerwil van financiële beperkingen. Leerlingen van tegenwoordig verwachten dat er in de klas gebruik wordt gemaakt van de technologie die zij ook in hun privéleven gebruiken.
De voorlopers zijn vermoedelijk de instellingen die de steun hebben van vooruitstrevende beleidsmakers die bereid zijn om een ‘ecosysteem’ voor verandering te creëren.
Toch heeft deze revolutie zijn volledige potentieel nog bij lange na niet bereikt. Sinds er voor het eerst computers in de klas werden geïntroduceerd, hebben we geleerd dat apparatuur, software en webbased inhoud niet voldoende zijn om onderwijzen en leren fundamen-
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
37
Overzicht 14. Pieter Hendrikse: zeven kernaspecten die om actie vragen
Tijdens een door de Groep Educatieve Uitgevers (GEU) georganiseerd congres voor schoolleiders in november 2010, hield gastspreker Pieter Hendrikse - lid van de RvB van OMO - zijn gehoor voor dat er volgens hem zeven kernaspecten zijn die om actie vragen, willen we het onderwijslandschap veranderen. 1. De docent is en blijft de spil als arrangeur van leerprocessen van leerlingen. Om die functie goed in te kunnen vullen, moet er veel ruimte en aandacht zijn voor de professionaliteit van de docent, zeker binnen het domein van de educatieve technologie. 2. Ketenverkorting met een gegarandeerde aandacht voor leren op maat kan zorg dragen voor zodanige financiële ruimte, dat het aanbod betaalbaar is en er investeringsruimte blijft voor de ontwikkeling van flexibele leerstofarrangementen. 3. Het aanbod zal het komende decennium nog bestaan uit ‘mixed media’. Oefenmateriaal, verdiepingsmateriaal en databanken voor de grote, fundamentele bronnen, al dan niet verrijkt met interactieve elementen, kunnen online beschikbaar zijn. 4. Het onderwijs werkt intensief aan de verbetering van de infrastructuur voor ICT. Echter, docenten maken zich zorgen over een tekort aan - soms verouderde - apparatuur en management constateert dat er teveel hardware is die niet voldoende gebruikt wordt. Om uit die vicieuze cirkel te komen is het noodzakelijk dat hardware ‘just in time’ en ‘just in place’ is. Met andere woorden: als van de aanwezige digiborden 40% intensief gebruikt wordt en de overige 60% niet of nauwelijks, schaf dan 40% aan en zorg ervoor dat de onderwijsorganisatie zo is ingericht, dat die 40% voortdurend beschikbaar is voor de ‘heavy users’. 5. Er moeten oplossingen komen voor écht leren met behulp van educatieve technologie. Leerlingen kunnen dan wel technisch vaardig zijn, aan informatievaardigheid en het op de juiste wijze kunnen interpreteren van de bronnen ontbreekt het vaak. 6. Er zijn allerlei projecten die ‘technology enhanced learning’ testen. Om te toetsen wat de echte meerwaarde kan zijn, is het van belang dat succesvolle pilots en projecten opgeschaald en in de dagelijkse praktijk gebruikt gaan worden. 7. Ten slotte het pleidooi voor digitale distributie. Als distributie gezien wordt als het knooppunt dat overzicht biedt, moeten de belangrijkste stakeholders werken aan één standaard voor metadatering en ook aan één portal die inhoud toegankelijk maakt. Diverse aandachtspunten die Hendrikse benoemt, worden elders in dit rapport met voorbeelden en/of uitspraken uit binnen- en buitenland ondersteund.
teel te herstructureren. Het creëren van deze ommezwaai vereist namelijk ◊ Krachtig leiderschap bij het opzetten van een holistische strategie voor onderwijstechnologie; ◊ Inspanningen van schoolleiders om hun docenten op de meest effectieve en efficiënte manier in te zetten en te ondersteunen; ◊ Inspanning van docenten om hun professionaliteit blijvend op orde te houden en te verbeteren; ◊ Een aantrekkelijke leerervaring voor leerlingen; ◊ Constante feedback van goede kwaliteit; ◊ Betrokkenheid van alle niveaus van het onderwijsstelsel; ◊ Ondersteunend beleid; ◊ Continu onderzoek en delen van leerervaringen.
Als gevolg daarvan zullen sommige onderwijsinstellingen technologie ten volle benutten, terwijl andere ver achter lopen (zie overzicht 14: Kernaspecten die om actie vragen).
38
De voorlopers hoeven niet noodzakelijkerwijs de onderwijsorganisaties met de meeste financiële middelen te zijn. Het zijn vermoedelijk de instellingen die geleid worden door visionaire en vooruitstrevende schoolleiders die bereid zijn om een ‘ecosysteem’ voor verandering te creëren. Aanbieders moeten de visie van de onderwijsinstelling kennen en hun aanbod daarop aanpassen. Standaard leermiddelen ontwikkelen met een standaard implementatie op een standaard drager (papier) is verleden tijd. Feedback inrichten die op slechts één platform functioneert, zal geen kans van slagen hebben. Opleiding en bevordering van de deskundigheid van docenten zal onderdeel van die integrale aanpak moeten zijn. De voorlopers zullen worden geleid door leidinggevenden die het potentieel van technologie daadwerkelijk begrijpen. Het zijn schoolleiders die zich inzetten voor het type veelzijdige, professionele ontwikkeling van docenten dat hen in staat stelt om technologie te gebruiken om de resultaten van hun leerlingen te verbeteren.
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff
De schoolleiders van de toekomst komen voort uit de onderwijsinstellingen die bereid zijn de nieuwe technologie uit te proberen en in te zetten om het beste uit kinderen te halen. Maar ook uit scholen die bereid zijn om te functioneren in een netwerk waar kennis en kunde voortdurend met elkaar gedeeld worden, ook over de grenzen van de buurt, het dorp, de stad, de regio of het land heen. Het zijn scholen die van nature beter in staat zijn om een ‘schone lei’-benadering van het onderwijs te hanteren en ze laten zich minder gelegen liggen aan de nalatenschap van het oude, traditionele denken. Deze scholen zullen, samen met enkele doortastende beleidsmakers, laten zien dat technologie een enorm krachtig instrument kan zijn voor de verbetering van onderwijsresultaten. Uiteindelijk zal hun leiderschap leiden tot een meer fundamentele verandering.
Tot slot ligt de sleutel voor succes ook in een holistische benadering van de integratie van technologie in een dynamisch onderwijsprogramma. Geen kleine deeloplossingen zoeken voor onderdelen van het programma. Wel kleine stappen durven zetten met in het achterhoofd van management en docenten de wetenschap hoe de onderdelen van het onderwijsprogramma in elkaar grijpen. Deze benadering zal in steeds sterkere mate de beste onderwijsinstellingen scheiden van hun meer middelmatige tegenhangers. Wij beseffen dat er risico’s aan verbonden zijn – van verkeerde investeringen tot het niet uitvoeren van een technologiestrategie – en dat er dus behoefte is aan een zorgvuldige uitvoering. Maar wij zijn er ook van overtuigd dat de beloningen enorm groot zullen zijn.
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
39
40
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff
Aan de lezer De analyse in dit rapport is gebaseerd op de talloze educatieve projecten die BCG de afgelopen tien jaar wereldwijd heeft uitgevoerd. BCG werkte daarbij samen met klanten uit verschillende onderwijstypen, variërend van basisonderwijs tot wetenschappelijk onderwijs. Diverse bij het onderwijs betrokken disciplines hebben aan de analyse bijgedragen. Voor de Nederlandse versie heeft ThiemeMeulenhoff haar ervaringen ingebracht. Tijdens tientallen gesprekken met leerlingen, docenten, vaksecties en schoolleiders werden ervaringen opgetekend die een verrassende overeenkomst vertoonden met het gedachtegoed dat de BCG analyse weerspiegelt. De expertise van ThiemeMeulenhoff overstijgt het niveau van uitsluitend leermiddelen ontwerpen. In 2010 organiseerden De Volkskrant, ThiemeMeulenhoff, de SLO en Kennisnet een serie landelijke debatten met als thema: oplossingen voor het onderwijs. Als resultante daarvan verscheen ‘de Onderwijs agenda’.
Over de auteurs Allison Bailey is Partner en Managing Director bij BCG in Boston. Allison is tevens leider van BCG’s Onderwijspraktijk in de Verenigde Staten. Tyce Henry en Lane McBride zijn beiden Principal bij BCG in Washington. Tyce en Lane zijn beiden kernlid van BCG’s Onderwijspraktijk. J. Puckett is Senior Partner en Managing Director bij BCG in Dallas en leider van de wereldwijde Onderwijspraktijk van BCG. Renate Boers is business architect voortgezet onderwijs bij ThiemeMeulenhoff en ondersteunt het ontwerpen van leermiddelen die educatieve technologie als basis hebben. Rob Sudmeijer is manager business ontwikkeling voortgezet onderwijs bij ThiemeMeulenhoff en verantwoordelijk voor de ontwikkeling van multimediale toepassingen en educatieve technologie.
Dankbetuiging Allereerst bedanken de auteurs Toon Segers en Karin Thomas (beiden consultant bij BCG in Amsterdam) en Annet van Leeuwen voor hun bijdrage aan het redigeren en beoordelen van de Nederlandse versie. De auteurs danken vervolgens iedereen die zij in het kader van deze analyse konden spreken of interviewen over de huidige en de toekomstige mogelijkheden van educatieve technologie. Ze danken Sara Staats (een BCG alumnus) voor haar oorspronkelijke onderzoek en danken tevens Joanne Wilson, manager van BCG’s wereldwijde Onderwijspraktijk, voor haar bijdrage aan dit rapport. De auteurs zijn ook de voormalige Amerikaanse minister van onderwijs en senior BCG adviseur, Margaret Spellings, bijzonder erkentelijk voor haar bijdrage. De auteurs vermelden graag de bijdrage die hun collega’s leverden: Roel Bakker, manager businessunit voortgezet onderwijs bij ThiemeMeulenhoff, voor zijn inbreng op het gebied van onderwijsorganisatie en implementatievraagstukken Irene Pouw, uitgever Doorlopende Leerlijnen bij ThiemeMeulenhoff, voor haar kennis op het gebied van dynamische onderwijsprogramma’s Martijn Luijks, ICT-uitgever bij ThiemeMeulenhoff voor zijn originele kijk op de toepassingen van educatieve technologie Reggie Gilyard, Partner en Managing Director bij BCG in Los Angeles. Reggie is tevens kernlid van BCG’s Onderwijspraktijk in de VS Larry Kamener, Senior Partner en Managing Director bij BCG in Melbourne. Larry is tevens leider van BCG’s wereldwijde Publieke Sectorpraktijk Kristen Loureiro, consultant bij BCG in Boston Martin Manetti, Partner en Managing Director bij BCG in Abu Dhabi Christiane Mück, Project Leader bij BCG in Dubai Nor Azah Razali, Partner en Managing Director bij BCG in Kuala Lumpur Penelope Winslade, Global Manager van BCG’s Publieke Sectorpraktijk
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
41
Contact Jan Willem Maas Senior Partner en Managing Director bij BCG in Amsterdam tevens leider van BCG’s Nederlandse Publieke Sectorpraktijk Gustav Mahlerlaan 40 1082 MC Amsterdam NederlandTel. +31 20 548 5834 Fax +31 20 548 4001
[email protected] Peter Geluk Principal bij BCG in Amsterdam tevens kernlid van BCG’s Nederlandse Publieke Sectorpraktijk Gustav Mahlerlaan 40 1082 MC Amsterdam Nederland Tel. +31 20 548 5839 Fax +31 20 548 4001
[email protected] Vie Blonk Marketing- en communicatiemanger bij BCG in Amsterdam Gustav Mahlerlaan 40 1082 MC Amsterdam Nederland Tel. +31 20 548 4000 Fax +31 20 548 4001
[email protected] Rob Sudmeijer Manager Business Innovatie bij ThiemeMeulenhoff Smallepad 30 3811 MG Amersfoort Tel + 31 33 448 35 51 Fax + 31 33 448 39 99
[email protected]
42
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff
Technologie in het onderwijs van struikelblok naar springplank
43
44
The Boston Consulting Group • ThiemeMeulenhoff