College Onderwerp:
V200701124 Toezicht BRZO door externe partners SRE (Stadsregio Eindhoven) en Brandweer Brabant-Noord
Samenvatting: Inleiding: Om adequaat toezicht te kunnen houden op het besluit risico’s en zware ongevallen (BRZO ’99) moet een organisatie voldoen aan een maatlat conform landelijke afspraken. De gemeente Heusden voldoet niet aan deze maatlat. Ook de regionale brandweer voldoet niet aan de maatlat. Om deze reden moet er verplicht samenwerking worden gezocht om het toezicht conform het BRZO te conform de landelijk afgesproken criteria.
Afweging: Het toezicht BRZO wordt kan worden gedaan voor het gedeelte wet milieubeheer door DCMR en SRE. SRE (Stadsregio Eindhoven) heeft ten opzichte van DCMR (milieudienst Rijnmond) enkele voordelen. De meeste gemeenten in binnen Brabant-Noord gaan ook samen met het SRE. Daarnaast is de afspraak met het SRE dat het toezicht na 1 jaar wordt geëvalueerd en desnoods kunnen we de afspraak opzeggen. Bij DCMR zit de gemeente voor minimaal 4 jaar aan het contract vast. Brandweer Brabant-Noord voldoet alleen ook niet aan de maatlat. Het brandweertoezicht binnen het BRZO moet gedaan worden door de regionale brandweer. Brandweer BrabantNoord heeft een overeenkomst gesloten met Brandweer Midden- & West Brabant. Gezamenlijk voldoen zij wel aan de maatlatcriteria. Door middel van dit voorstel wordt u ook op de hoogte gebracht van de samenwerkingsovereenkomst.
Advies: Akkoord gaan met toezicht door SRE en de regionale brandweer conform bijgevoegde inspectieprogramma
1/1
College Onderwerp:
V200701124 Toezicht BRZO door externe partners SRE (Stadsregio Eindhoven) en Brandweer Brabant-Noord
Collegevoorstel Inleiding: In 1999 is het besluit Risico’s en Zware Ongevallen vastgesteld (BRZO ’99). In dit besluit is geregeld dat bedrijven die een relatief groot risico veroorzaken vanwege grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen, extra inspanningen moeten verrichten om te voorkomen dat een ramp of zwaar ongeval plaats kan vinden. Afhankelijk van de soort stoffen en de hoeveelheden zijn er 2 verschillende drempels; bedrijven die “alleen maar” een preventiebeleid hoeven voeren en bedrijven die ook een veiligheidseffectrapportage moeten maken. Binnen de gemeente Heusden is Koninklijke Sanders een BRZO bedrijf, daarnaast is de milieuvergunning voor Alliance B.V. reeds verleend zodat het waarschijnlijk is dat hier een 2e bedrijf bij gaat komen wat valt onder het BRZO. Beide bedrijven vallen in de lichte categorie (PBZO plicht = preventiebeleid zware ongevallen).
Feitelijke informatie: Momenteel loopt er een door de Rijksoverheid opgezet kwaliteitsprogramma voor uitvoering van BRZO-Taken (BeteRZO – programma). In het kader hiervan zijn onder andere kwaliteitseisen gedefinieerd – de zogenaamde “maatlatcriteria – waar inspectie instellingen aan moeten voldoen. Uit de evaluatie van het BRZO ’99 is gebleken dat de specifieke expertise bij o.a. gemeenten met BRZO-bedrijven onvoldoende ontwikkeld is om de complexe BRZO taken te kunnen beoordelen. De Gemeente Heusden kan niet voldoen aan de maatlat en zal het BRZO toezicht uit moeten besteden Bestuurlijke overeenkomst Toezicht maakt integraal onderdeel uit van de uitvoering van het BRZO ’99. In het BRZO ’99 kunnen worden onderscheiden een inspectie in het beoordelingstraject (initiële inspectie) en een periodieke controle (VR en PBZO art. 24). Bij een inspectie wordt nagegaan of het bedrijf passende maatregelen heeft genomen om zware ongevallen te voorkomen, of het de middelen heeft om de gevolgen van zware ongevallen te beperken en of de verstrekte gegevens kloppen met de werkelijkheid. De inspecties worden in principe door de betrokken overheidsdiensten gezamenlijk uitgevoerd. Voor de uitvoering van de inspecties moet een (meerjaren) inspectieprogramma worden opgesteld door het bevoegd gezag wet milieubeheer in overeenstemming met de Arbeidsinspectie. Deze verplichting volgt uit het besluit (artikel 24, eerste lid, BRZO ’99). In de Gemeente Heusden zijn er de volgende (Niet VR plichtige) BRZO-bedrijven: 1 Koninklijke Sanders, 2 Alliance (bestaat vooralsnog alleen juridisch) In de Werkwijzer BRZO is een methodiek opgenomen, waarmee kan worden vastgesteld met welke frequentie inspecties bij een BRZO-bedrijf moeten worden uitgevoerd. Deze frequentie hangt onder andere af van de kwaliteit van het veiligheidsbeheerssysteem, het naleefgedrag van het bedrijf, aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en de aard van de processen. De verwachting is dat voor de bedrijven de frequentie van 1 inspectie per jaar moet worden aangehouden. De inspectie zal worden uitgevoerd in overeenstemming met de Werkwijzer BRZO. Voor deze gemeente is één inspectieprogramma opgesteld en afgestemd met de Arbeidsinspectie en Regionale Brandweer: Gemeenschappelijke werkwijze en uitgangspunten voor het Inspectieprogramma op grond van artikelen 24 Besluit risico’s zware ongevallen 1999. In elke deelnemende gemeente moet deze werkwijze worden
1/2
College Onderwerp:
V200701124 Toezicht BRZO door externe partners SRE (Stadsregio Eindhoven) en Brandweer Brabant-Noord
vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders. De gemeenschappelijke werkwijze is als bijlage bijgevoegd .
Afweging: Milieutoezicht In begin 2007 is er een afweging gemaakt tussen de keuze om het milieutoezicht te laten doen door het SRE uit eindhoven en DCMR uit Rotterdam. Op basis van de als bijlage toegevoegde afweging is besloten om met SRE in zee te gaan. Door Bart Eulderink is een memo geschreven over dit onderwerp (bijlage). Brandweertoezicht Ook voor het brandweertoezicht binnen het BRZO ’99 geldt de hiervoor genoemde maatlat in het kader van BeteRZO. Binnen de regio Brabant-Noord zijn er BRZO bedrijven in Oss, Cuijk, Boxmeer, Heusden en mogelijk in ’s Hertogenbosch. Dit is voor Brandweer BrabantNoord te weinig om alleen de maatlat te kunnen halen. Voorheen werd het brandweertoezicht ondersteund door de kernregio (Brandweer Noord en Midden Limburg), maar in het kader van het BeteRZO traject hebben Brandweer Midden & West Brabant en Brandweer Brabant-Noord een overeenkomst getekend om het brandweertoezicht binnen het BRZO gezamenlijk op te pakken. Sammen hebben de 2 regio’s voldoende kritische massa om aan de maatlat te kunnen voldoen. Voor het onderdeel brandweertoezicht zal er nader overleg worden gevoerd over de beoogde taakverdeling en de aanwijzing als toezichthoudend ambtenaar ingevolge de Wet Rampen en Zware Ongevallen, de Brandweerwet 1985 en het Besluit risico zware ongevallen 1999 van de individuele Brzo – inspecteurs. Er zal nog een apart collegevoorstel worden gemaakt waarin de diverse toezichthouders op de Wet Milieubeheer, Brandweerwet, BRZO en WRZO worden aangewezen.
Inzet van middelen: dekking In de voorjaarsnota is voor milieutoezicht in het het kader van BRZO structureel een bedrag van € 17.000,-- opgenomen voor de uitbesteding van de werkzaamheden. Eerder is besloten om met SRE in zee te gaan die hiervoor ongeveer € 5.500,-- per bedrijf in rekening brengt. De in de begroting opgenomen stelpost kan omgezet worden naar een regulier budget zodat de middelen beschikbaar zijn voor uitbesteding.
personele consequenties Voor afstemming tussen de diverse toezichthoudende instanties zal er binnen de organisatie van de gemeente Heusden bij handhaving, diensten en de brandweer&rampenbestrijding capaciteit worden gevraagd. Ook eventuele handhavingsacties zullen door de gemeente Heusden moeten voortgezet (bevoegd gezag). Voor het toezicht op BRZO zal hiervoor binnen de gemeente minimaal 100 uur per jaar per inrichting noodzakelijk zijn. Dit valt in de bestaande functies bij handhaving, diensten en de brandweer.
Risico's: De bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het BRZO zijn risicobedrijven. Daarnaast is door de provincie aangegeven dat er een bestuursovereenkomst moet komen omtrent het toezicht BRZO. Dit document (met bijlagen) kan worden gezien als een bestuurlijke overeenkomst. Onvoldoende toezicht en niet voldoen aan de maatlat is een groot bestuurlijk risico bij of na calamiteiten. In deze context kan worden gesproken over een gegarandeerde ramp na de ramp bij een daadwerkelijke calamiteit. 2/2
College Onderwerp:
V200701124 Toezicht BRZO door externe partners SRE (Stadsregio Eindhoven) en Brandweer Brabant-Noord
Advies: Wij stellen u voor bijgaand besluit vast te stellen
3/3
College Onderwerp:
V200701124 Toezicht BRZO door externe partners SRE (Stadsregio Eindhoven) en Brandweer Brabant-Noord
BESLUIT Het college van Heusden heeft in de vergadering van 06 november 2007; gelet op: ; besloten: Akkoord te gaan met toezicht door SRE en de regionale brandweer conform het als bijlage gevoegde toezichtsprogramma.
namens het college van Heusden, de secretaris,
mr. J.T.A.J. van der Ven
4/4
Gemeenschappelijke werkwijze en uitgangspunten voor het Inspectieprogramma op grond van artikel 24 Besluit risico's zware ongevallen 1999
Periode 2007-2011
Auteur I.Cichy Datum 12 juli 2007
Voorwoord Met dit inspectieprogramma wordt invulling gegeven aan artikel 24 van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (hierna Brzo’99). Artikel 24 van het Brzo’99 bepaalt dat het bevoegde gezag inzake de Wet milieubeheer, in overeenstemming met de betrokken Arbeidsinspectie en burgemeester en wethouders, een inspectieprogramma vaststelt. Omdat de Regionale Brandweer betrokken is bij de uitvoering van inspecties wordt deze ook betrokken bij het opstellen van een inspectieprogramma. Dit document behelst het inspectieprogramma van de gemeenten Eindhoven, Son en Breugel, Oss, Boxmeer, Helmond, Deurne en Heusden en omvat de bedrijven binnen deze gemeenten waarvoor B&W bevoegd gezag zijn. Een overzicht van de bedrijven wordt gegeven in bijlage 1. De betreffende gemeenten zijn een samenwerking aangegaan met de SRE Milieudienst voor de uitvoering van de inspecties. Op deze wijze wordt gegarandeerd dat de inspecties conform de Werkwijzer BRZO worden uitgevoerd. Het inspectieprogramma vormt het uitgangspunt voor de op te stellen meerjareninspectieplannen op inrichtingsniveau en het op te stellen jaarplan voor alle inrichtingen. De terminologie in dit document en de opbouw van dit inspectieprogramma zijn ontleend aan de Werkwijzer BRZO, die voortkomt uit het verbeterprogramma BeteRZO dat geïnitieerd is door het ministerie VROM. De basis voor dit voorliggende inspectieprogramma wordt gevormd door het “Voorbeeld inspectieprogramma” d.d. 31 augustus 2006.
Gemeenschappelijke werkwijze en uitgangspunten voor het Inspectieprogramma op grond van artikel 24 Besluit risico's zware ongevallen
2/321312
Distributie College van burgemeester en wethouders van de Gemeente Eindhoven College van burgemeester en wethouders van de Gemeente Son College van burgemeester en wethouders van de Gemeente Oss College van burgemeester en wethouders van de Gemeente Boxmeer College van burgemeester en wethouders van de Gemeente Helmond College van burgemeester en wethouders van de Gemeente Deurne College van burgemeester en wethouders van de Gemeente Heusden Arbeidsinspectie MHC team Zuid Regionale Brandweer Brabant Noord Regionale brandweer Zuidoost Brabant Regionale brandweer Noord- en midden Limburg, Kernregio Zuid Provincie Noord Brabant Waterschap Aa en Maas Waterschap De Dommel Colleges van B&W betrokken gemeenten Gemeentelijke brandweer betrokken gemeenten VROM Inspectie Regio Zuid Projectbureau LAT BRZO
Gemeenschappelijke werkwijze en uitgangspunten voor het Inspectieprogramma op grond van artikel 24 Besluit risico's zware ongevallen
3/321312
Inhoud
Distributie 1.
3
Doel, reikwijdte en uitgangspunten van het inspectieprogramma
53
1.1.
Inleiding
53
1.2.
Doel van het inspectieprogramma
73
1.3.
Reikwijdte
83
1.4.
Uitgangspunten
83
2.
Inspecties
103
3.
Implementatie Maatlat en overige kwaliteitscriteria
113
4.
Planning en afstemming inspectieprogramma
123
4.1.
Werkwijze
123
Bijlagen 1. Samenwerkingsmodel betrokkene partijen 2. BRZO bedrijven 3. Artikel 24 Besluit risico's zware ongevallen 1999 4. Handhaving BRZO
Gemeenschappelijke werkwijze en uitgangspunten voor het Inspectieprogramma op grond van artikel 24 Besluit risico's zware ongevallen
4/421312
Doel, reikwijdte en uitgangspunten van het inspectieprogramma 1.1.
Inleiding
Het Brzo’99 is een uitwerking van de Seveso II-richtlijn (Richtlijn nr. 96/82/EG) en handelt over de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het Brzo’99 is sinds 19 juli 1999 in Nederland van kracht. In het Brzo’99 zijn drempelwaarden opgenomen voor aanwezige hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Op grond van deze drempelwaarden worden bedrijven verdeeld in 2 categorieën op basis van de aard en de hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen die in het bedrijf aanwezig kunnen zijn op grond van de vergunning ingevolge de Wet milieubeheer. Overschrijding van de lage drempelwaarde (Bijlage 1 van het BRZO 1999, deel 1 of 2, tweede kolom) leidt er toe dat voor de exploitant van de inrichting een aantal algemene verplichtingen van toepassing is. De kern daarvan vormt de verplichting tot het voeren van een beleid ter preventie van zware ongevallen (Pbzo-beleid) en het invoeren van een veiligheidsbeheerssysteem voor het uitvoeren van dat beleid. Deze bedrijven worden aangeduid als Pbzo-bedrijven. Overschrijding van de hoge drempelwaarde (Bijlage 1, deel 1 of 2, derde kolom) heeft tot gevolg dat de exploitant van de inrichting naast de algemene verplichtingen, zoals die voor de Pbzobedrijven gelden, tevens een veiligheidsrapport bij het bevoegd gezag ingevolge de Wet milieubeheer ter beoordeling moet indienen. In het veiligheidsrapport moet informatie worden opgenomen over de werking van het veiligheidsbeheerssysteem en de organisatie van de inrichting met het oog op de preventie van zware ongevallen. Uitvoering van het Brzo’99 heeft gevolgen voor gemeentelijke- en provinciale overheden, Regionale Brandweer en de Arbeidsinspectie. Zij moeten inzicht verwerven in de mogelijke risico’s en toezicht uitoefenen op bedrijven teneinde te beoordelen of de exploitant kan aantonen dat hij, gelet op de activiteiten in de inrichting, passende maatregelen tegen zware ongevallen heeft genomen, of de drijver van de inrichting in passende middelen heeft voorzien om de gevolgen van eventuele zware ongevallen te beperken en of de gegevens en beschrijvingen vervat in het veiligheidsrapport en in andere documenten de feitelijke situatie in de inrichting voldoende weergeven. Hierbij is een verplichting dat de betrokken overheidsdiensten hun activiteiten op elkaar afstemmen. Om de uitvoering van het Brzo’99 in Nederland te verbeteren is eind 2004 op initiatief van het ministerie van VROM het verbeterprogramma BeteRZO gestart. De verschillende bij het Brzo’99 betrokken overheidsorganen hebben aan dit verbeterprogramma meegewerkt. Een van de resultaten van dit programma is de in 2006 uitgebrachte ‘Werkwijzer BRZO voor overheden’. In de Werkwijzer worden ondermeer de door de overheden te leveren producten en kwaliteitscriteria vastgelegd en hulpmiddelen gegeven voor de realisatie daarvan. Een (nieuw) inspectieprogramma moet worden opgesteld omdat de inhoud van het inspectieprogramma opnieuw is gedefinieerd,
Gemeenschappelijke werkwijze en uitgangspunten voor het Inspectieprogramma op grond van artikel 24 Besluit risico's zware ongevallen
5/521312
Het Brzo’99 is op dit punt ook gewijzigd. Staatssecretaris van Geel heeft in een brief van 14 juli 2006 verzocht uiterlijk maart 2007 een nieuw inspectieprogramma op te stellen. In het inspectieprogramma moet worden aangegeven op welke wijze wordt voldaan aan de in het verbeterprogramma ontwikkelde kwaliteitseisen die zijn vastgelegd in de zogeheten ‘Maatlat BRZO’. Dit gemeenschappelijke inspectieprogramma geeft een overzicht van de werkwijze en gehanteerde uitgangspunten voor de uitvoering van inspecties bij bedrijven waarop het Brzo’99 van toepassing is. Het handhavingsbeleid is gebaseerd op de handhavingsstrategie “Zó handhaven wij in Brabant” en vastgesteld in het B-Phom (Bestuurlijk – Provinciaal handhavingsoverleg milieu). Het handhavingsbeleid van de gemeente Heusden is gebaseerd op de uitgangspunten zoals die in bijlage 4 zijn weergegeven. Ten aanzien van het handhavingsbeleid van de Arbeidsinspectie heeft in de Staatscourant nr. 145 d.d. 31 juli 2003 een publicatie van de Directie Major Hazard Control van het Ministerie van SZW plaatsgevonden van de Nota Handhavingsbeleid BRZO 1999. Eind 2006 zijn de regionale brandweren in Nederland samen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gestart met het Xplosiv- project. Binnen dit project worden beleid en praktische richtlijnen ontwikkeld en geactualiseerd voor de brandweerorganisaties in Nederland die bij uitvoering van het Brzo'99 betrokken zijn. In dit kader zal in 2007 ook een uniform Handhavingsbeleid voor de Brandweer opgesteld worden. Dit handhavingsbeleid zal aanvullend op het bestaande gemeentelijke beleid worden geïmplementeerd en zal ook van toepassing zijn indien niet de gemeente maar de Provincie Noord-Brabant Wet milieubeheer bevoegd gezag is.
Gemeenschappelijke werkwijze en uitgangspunten voor het Inspectieprogramma op grond van artikel 24 Besluit risico's zware ongevallen
6/621312
1.2.
Doel van het inspectieprogramma
Dit inspectieprogramma vormt de basis voor de betrokken bestuursorganen om afspraken te kunnen maken over de inhoudelijke en organisatorische uitgangspunten voor de uitvoering van het toezicht op het Brzo’99 door de verschillende betrokken bevoegde gezagsinstanties. Het gaat daarbij om de gezamenlijk te leveren producten en de bijbehorende kwaliteitscriteria, de wijze van organisatorische invulling (zoals verantwoordelijkheden) en de inhoudelijke uitgangspunten van de uitvoering van de gezamenlijke taken. Het inspectieprogramma heeft betrekking op de gezamenlijke taken en niet op de taken die de verschillende overheden afzonderlijk uitvoeren (zoals de handhaving). Bij het opstellen en uitvoeren van het inspectieprogramma Brzo zijn de volgende bestuursorganen betrokken (art. 24, 1e en 2e lid): bevoegd gezag Wet milieubeheer, B&W van de gemeenten Eindhoven, Son en Breugel, Oss, Boxmeer, Helmond, Deurne en Heusden; de daartoe door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen ambtenaar (de Arbeidsinspectie, directie Major Hazard Control MHC); Regionale Brandweer Zuidoost Brabant; Regionale Brandweer Noord- en midden Limburg, sector Veiligheid; Regionale Brandweer Brabant-Noord Het inspectieprogramma geldt voor de periode van 2007 tot 2011. Jaarlijks zal evaluatie van het inspectieprogramma plaatsvinden aan de hand van de inspectieresultaten en actuele ontwikkelingen. In overeenstemming met de Werkwijzer worden de volgende planningsinstrumenten gehanteerd: Meerjareninspectieplan (MIP); Jaarprogramma. Het MIP is een plan waarin voor elke inrichting voor een periode van vier jaar de inspecties worden ingepland. Aangegeven worden de momenten waarop wordt geïnspecteerd, de onderwerpen en de betrokken overheidsdiensten. Ook wordt het aantal geplande inspectiedagen op locatie van de inrichting aangegeven. Hierbij wordt mede gebruik gemaakt van het Toezichtsmodel uit de “Werkwijzer BRZO voor overheden”. Op basis van de MIP’s van de inrichtingen in het ambtsgebied wordt een jaarprogramma voor het ambtsgebied opgesteld. Hierin wordt aangegeven welke inrichtingen op welk moment in het jaar zullen worden geïnspecteerd. De MIP’s en het jaarprogramma worden uiterlijk in oktober opgesteld. De MIP’s en het jaarprogramma worden verwerkt in het jaarlijks door het BRZOmanagementoverleg van de provincie Noord Brabant vastgestelde provinciale inspectieplan.
Gemeenschappelijke werkwijze en uitgangspunten voor het Inspectieprogramma op grond van artikel 24 Besluit risico's zware ongevallen
7/721312
1.3.
Reikwijdte
Voor de uitvoering van het Brzo’99 in het ambtsgebied van de gemeenten Eindhoven, Son, Oss, Boxmeer, Helmond, Deurne en Heusden zijn de volgende bestuursorganen verantwoordelijk: De Minister van SZW; Burgemeester en het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten waarin het Brzo-bedrijf is gelegen; De commandant van de Regionale brandweer Zuidoost Brabant of de commandant van de regionale Brandweer Brabant Noord. De Burgemeester en het college van Burgemeester en Wethouders mandateren de uitvoering van het Brzo’99 en de hieraan gelieerde wetgeving (Wet rampen en zware ongevallen, Brandweerwet 1985) en leggen hun wettelijke taken weg bij de commandant van de regionale brandweer. In de veiligheidsregio Brabant-Noord is de uitvoering van de inspecties neergelegd bij de regionale Brandweer Brabant Noord. . Als sprake is van risico’s van verontreiniging van oppervlaktewateren wordt de betreffende waterkwaliteitsbeheerder uitgenodigd deel te nemen aan de inspectie in de rol van adviseur van het bevoegd gezag Wet milieubeheer. 1.4.
Uitgangspunten
De gezamenlijke uitvoering van het Brzo’99 door de verschillende bevoegde gezagsinstanties vereist dat de communicatie tussen de overheden onderling, maar ook de communicatie naar bedrijven toe gecoördineerd verloopt. Het Brzo’99 heeft deze coördinerende en administratieve taken opgedragen aan het krachtens de Wet milieubeheer bevoegd gezag. Daarbij is onder andere aan de orde: Verspreiding van de ingediende documenten waaronder veiligheidsrapporten en Wet milieubeheer gegevens; De organisatie en coördinatie van het overleg over alle aspecten van het veiligheidsrapport en de inspecties; hierbij is sprake van een gezamenlijk optreden van de bevoegde gezagsinstanties krachtens de Arbeidsomstandighedenwet, de Wet milieubeheer en de Wet Rampen en Zware ongevallen en eventueel de Brandweerwet 1985 met inbegrip van de gezamenlijke inspecties. De SRE Milieudienst fungeert in beginsel als initiatiefnemer tot het organiseren van het vooroverleg voor de periodieke inspectie. Indien door de Brzo-inspecteurs van de SRE Milieudienst gewenst kunnen medewerkers van de betreffende gemeente als adviseur deel uitmaken van het inspectieteam. Hetzelfde principe wordt ook gehanteerd door de brandweer. Indien door de Brzo-inspecteur van de regionale brandweer de wens aanwezig is om de lokale brandweer als adviseur tijdens de inspectie in te zetten is deze mogelijkheid aanwezig. In het vooroverleg wordt afgesproken welke bevoegde gezagsinstantie zal fungeren als teamleider.
Gemeenschappelijke werkwijze en uitgangspunten voor het Inspectieprogramma op grond van artikel 24 Besluit risico's zware ongevallen
8/821312
Het bevoegd gezag Wet milieubeheer blijft verantwoordelijk voor de coördinerende en administratieve taken die voorvloeien uit het Besluit risico’s zware ongevallen 1999.
Gemeenschappelijke werkwijze en uitgangspunten voor het Inspectieprogramma op grond van artikel 24 Besluit risico's zware ongevallen
9/921312
Inspecties Toezicht maakt integraal onderdeel uit van de uitvoering van het Brzo’99. Er vinden periodieke inspecties plaats (VR en Pbzo bedrijven, art. 24) waarbij wordt beoordeeld of het bedrijf passende maatregelen heeft genomen om zware ongevallen te voorkomen en de middelen heeft om de gevolgen van zware ongevallen te beperken (art. 24). Bij de uitvoering van de inspecties wordt gebruik gemaakt van de Nieuwe Inspectie Methodiek (NIM) zoals opgenomen in de Werkwijzer BRZO en op www.brzo99.nl. Bovendien zijn voor het uitvoeren van de Brzo inspecties een aantal aanvullende methoden beschikbaar. Tijdens de beoordeling van het veiligheidsrapport (VR bedrijven, art. 16) kúnnen de beoordelende instanties besluiten tot een initiële inspectie ter plaatse om tot een conclusie over de volledigheid en juistheid van het ingediende veiligheidsrapport te komen. Bij een initiële inspectie wordt nagegaan of de verstrekte gegevens kloppen met de werkelijkheid (art. 16). In het Brzo’99 is de verplichting opgenomen dat door het bevoegde gezag inzake de Wet milieubeheer in overeenstemming met de Arbeidsinspectie en het college van burgemeester en wethouders waarin de inrichting geheel of in hoofdzaak is gelegen een zodanig inspectieprogramma vaststelt dat daarmee een planmatig en systematisch onderzoek van de in de inrichting gebruikte systemen van technische, organisatorische en bedrijfskundige aard kan worden uitgevoerd (art. 24, 1e lid). In beginsel dienen de inrichtingen waarvoor een veiligheidsrapport moet worden ingediend jaarlijks te worden geïnspecteerd (art. 24, 5e lid). Van deze frequentie kan worden afgeweken op grond van een systematische evaluatie van de gevaren van zware ongevallen door de bevoegde overheidsinstanties (art. 24, 6e lid). Deze afweging om al dan niet af te wijken van de frequentie wordt door de inspectieteams gemaakt en onderbouwd met gebruikmaking van het Toezichtmodel uit de Werkwijzer BRZO en vastgelegd in de meerjareninspectieplannen per inrichting (MIP). Ook worden inspecties ondernomen naar aanleiding van: informatie of klachten van werknemers/derden (o.m. toezichthouders); resultaten van vorige inspecties; een bedrijfsongeval met effecten voor interne-, externe veiligheid en/of milieu; een uitdrukkelijk verzoek van één van de betrokken bestuursorganen. Alle planmatige inspecties bij de Brzo bedrijven worden in principe van tevoren aangekondigd. De inspectieagenda wordt vooraf afgestemd met het bedrijf. Indien er aanleiding toe is kunnen ook niet-geplande inspecties onaangekondigd gebeuren.
Gemeenschappelijke werkwijze en uitgangspunten voor het Inspectieprogramma op grond van artikel 24 Besluit risico's zware ongevallen
10/1021312
2.
Implementatie Maatlat en overige kwaliteitscriteria
Voor de uitvoering van de verschillende Brzo taken is het van belang dat bij de verschillende betrokken organisaties voldoende personeel (zowel in kwantiteit als kwaliteit) aanwezig is. Uitgangspunt is daarbij dat voldaan wordt aan de eisen geformuleerd in de maatlat en aan de eisen aan inspectieteams (welke zijn opgenomen in de Werkwijzer BRZO). Het team van toezichthouders de SRE Milieudienst voldoet aan de eisen van de maatlat. Samen met de betrokken gemeenten, DCMR en het Regionaal Milieubedrijf wordt bovendien een interprovinciale voorziening getroffen om blijvend de kwaliteit en kwantiteit van alle in te zetten inspecteurs in de drie provincies te behouden, te borgen en in geval van eventuele calamiteiten elkaar te ondersteunen. De maatlateisen hebben betrekking op álle bij de Brzo inspecties betrokken bevoegde gezagsinstanties. Dit betekent dat de mandatering van bevoegdheden dient te worden geregeld voor een periode van 5 jaar. Door de Regionale Brandweren wordt een projectplan opgesteld waarin wordt aangegeven hoe de brandweerorganisaties gezamenlijk aan de eisen van de maatlat zullen gaan voldoen. In de regio Zuidoost Brabant is de uitvoering van de inspecties neergelegd bij Regionale Brandweer Noord- en midden Limburg, sector Veiligheid (Kernregio Zuid). Brandweer Brabant Noord heeft in de regio Brabant-Noord, om aan de eigen Maatlat-eisen te kunnen voldoen, op 30 maart 2007 een samenwerkingsovereenkomst met de regionale Brandweer Midden- en West Brabant gesloten. De kennis en kunde van de betrokken inspecteurs wordt geborgd via intervisie en periodieke informatiebijeenkomsten (zie bijlage 1).
Gemeenschappelijke werkwijze en uitgangspunten voor het Inspectieprogramma op grond van artikel 24 Besluit risico's zware ongevallen
11/1121312
3.
Planning en afstemming inspectieprogramma
3.1.
Werkwijze
De uitvoering van de inspecties in het kader van het Brzo’99 vraagt voor wat betreft de programmering om afstemming met de andere betrokken bevoegde gezagsinstanties. Aard, omvang en frequentie van de inspecties zijn afhankelijk van uiteenlopende ontwikkelingen. Te weten: politieke keuzes, ontwikkelingen in wet- en regelgeving, zware ongevallen en casuïstiek, en ontwikkelingen bij de bedrijven zoals overnames en reorganisaties. Onderstaand schema geeft de samenhang weer van de in dit inspectieprogramma beschreven activiteiten en producten.
Wet en regelgeving
BRZO’99 & referenties
Inspectieprogramma (art. 24, Brzo’99)
Afwegingsgronden Afwegingsgronden Calamiteiten/zwaar Calamiteiten/zwaar ongeval ongeval Info Info toezichthouder toezichthouder Bedrijfsontwikkelingen Bedrijfsontwikkelingen Systematische Plan van aanpak evaluatie Politieke Systematische keuzes evaluatie
Procedures / Werkwijzer Brzo Jaarplan
Jaarlijkse actualisatie door betrokken overheden
(Meerjaren) inspectie Plan (Meerjaren-) inspectieplan (Meerjaren-) inspectie plan (Meerjaren-) inspectieplan
Afbeelding 1: Schematische weergave samenhang inspectieprogramma
Gemeenschappelijke werkwijze en uitgangspunten voor het Inspectieprogramma op grond van artikel 24 Besluit risico's zware ongevallen
12/1221312
Het samenwerkingsmodel tussen de betrokkenen dat hier aan ten grondslag ligt is weergegeven in bijlage 1 van dit rapport. In het samenwerkingsmodel worden de verschillende overlegstructuren weergegeven waarbij het BRZO-managementoverleg fungeert als besluitvormend orgaan. De te nemen besluiten worden voorbereid in het Brzo-coördinatie overleg Provincie Noord-Brabant waarmee alle genoemde activiteiten structureel worden gepland en gecoördineerd.
Gemeenschappelijke werkwijze en uitgangspunten voor het Inspectieprogramma op grond van artikel 24 Besluit risico's zware ongevallen
13/1321312
Bijlage 1 Samenwerkingsmodel betrokken partijen
BRZO management overleg Provincie Noord-Brabant
Deelnemers: PNB (voorzitter) Arbeidsinspectie MHC Regionale Brandweer (3 regio's) Frequentie: tweemaal per jaar (april - november)
Deelnemers: PNB (voorzitter) Arbeidsinspectie MHC Regionale Brandweer (3 regio's) Bevoegd gezag Wvo Regionale Milieudiensten Gemeenten met Brzo-bedrijven binnen hun grenzen
BRZO coördinatieoverleg Provincie Noord-Brabant
Planningsoverleg
Frequentie: Vijfmaal per jaar Laatste overleg per kalenderjaar is planningsoverleg
Informatiebijeenkomst
Inspectieteam
Inspectieteam
Inspectieteam
Deelnemers: Alle uitvoerenden in het werkveld Brzo Frequentie: tweemaal per jaar (januari - juni)
Volgens jaarplanning
Bijlage 2. Brzo bedrijven Gemeente bevoegd gezag Wet milieubeheer
Bedrijf
Gemeente
BRZO'99 status Per 01-01-2007
EDCO
Eindhoven
VR
Linde Gas Therapeutics
Eindhoven
PBZO
Air Liquide
Eindhoven
PBZO
PGE
Eindhoven
PBZO
Van den Anker (Ekkersrijt 1411)
Son
VR
Van den Anker (Ekkersrijt 7604)
Son
VR
Chemetall
Oss
PBZO
Stork
Boxmeer
VR
Koninklijke Sanders
Heusden
PBZO
Special Products
Helmond
PBZO
Driessen
Deurne
VR
Bijlage 3. Artikel 24 Besluit risico's zware ongevallen 1999 1.
2.
3.
4. 5. 6.
7.
Het bevoegd gezag stelt op grond van de gegevens, bedoeld in de artikelen 6, eerste lid, 10, eerste lid, en 26, eerste lid, in overeenstemming met de daartoe door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 24 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, en burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de inrichting geheel of in hoofdzaak is gelegen, een zodanig inspectieprogramma vast dat daarmee een planmatig en systematisch onderzoek van de in de inrichting gebruikte systemen van technische, organisatorische en bedrijfskundige aard kan worden uitgevoerd. Bij een inspectie wordt in ieder geval gecontroleerd of hetgeen in de inrichting wordt aangetroffen in overeenstemming is met de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 5, 6, 10 en 26, teneinde na te gaan of: a. degene die de inrichting drijft kan aantonen dat hij passende maatregelen heeft getroffen om zware ongevallen te voorkomen; b. degene die de inrichting drijft kan aantonen dat hij in passende middelen heeft voorzien om de gevolgen van zware ongevallen op en buiten het bedrijfsterrein te beperken; c. de verstrekte gegevens en informatie de situatie in de inrichting trouw weergeven. Na iedere inspectie als bedoeld in het tweede lid stelt het bestuursorgaan dat, of de aangewezen ambtenaar die de inspectie heeft uitgevoerd een rapport op dan wel, indien de inspectie door meer dan één bestuursorgaan, al dan niet tezamen met de aangewezen ambtenaar, is uitgevoerd, stellen deze een gezamenlijk rapport op. Een exemplaar van het rapport wordt gezonden aan degene die de inrichting drijft. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, wordt dit binnen een redelijke termijn na de inspectie met degene die de inrichting drijft, besproken. Binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit besluit stelt het bevoegd gezag voor de eerste maal een inspectieprogramma vast als bedoeld in het eerste lid. Een inspectie als bedoeld in het tweede lid wordt met betrekking tot een inrichting waarop paragraaf 3 van toepassing is, tenminste eenmaal per jaar uitgevoerd. Het vijfde lid is niet van toepassing indien het bevoegd gezag het in het eerste lid bedoelde inspectieprogramma, heeft vastgesteld op grond van een systematische evaluatie van de gevaren van zware ongevallen. Bij het opstellen van een gezamenlijk rapport als bedoeld in het derde lid bewaakt en bevordert het bevoegd gezag vanuit zijn coördinerende rol de eenduidigheid en onderlinge samenhang van het rapport en tijdige toezending aan degene die de inrichting drijft en neemt daartoe de noodzakelijke initiatieven.
Bijlage 4. Handhaving BRZO Inleiding Het BRZO’99 als zodanig kent slechts beperkte handhavingmogelijkheden. In artikel 23 is een exploitatieverbod opgenomen. Een inrichting of een onderdeel daarvan mag niet in werking worden gebracht of gehouden, indien degene die de inrichting drijft duidelijk onvoldoende maatregelen heeft getroffen ter voorkoming van zware ongevallen of ter beperking van de gevolgen daarvan, voor zover het betreft de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de in het bedrijf, de inrichting onderscheidenlijk het betrokken onderdeel daarvan werkzame werknemers. In artikel 25 is opgenomen dat handelen in strijd met verschillende artikelen van de Wet rampen en zware ongevallen een strafbaar feit volgens de Wet op de economische delicten. Handhaving van het BRZO’99 zal in hoofdzaak gebeuren op basis van de wetten waarop het BRZO’99 is gebaseerd. Inspecties vinden als regel plaats door een team, dat is samengesteld uit toezichthouders van verschillende instanties die moeten toezien op naleving van de voorschriften van de verschillende wetten. Iedere betrokken instantie zal handhaven op de eigen specifieke bevoegdheden. De onderstaande wetten zijn gekoppeld aan het BRZO’99 Arbeidsomstandighedenwet De arbeidsinspectie ziet toe op het naleven van de eisen die voortvloeien uit de Arbeidsomstandighedenwet. Indien er strijdigheden worden geconstateerd zal de Arbeidsinspectie daartoe een handhavingtraject inzetten. Besluit bedrijfsbrandweren In de gemeenten zijn geen BRZO-inrichtingen die aangewezen zijn om te beschikken over een eigen bedrijfsbrandweer. Wet rampen en zware ongevallen Na een advies hiertoe van de toezichthoudende instanties kan het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Heusden besluiten om bestuursrechtelijk op te treden. Brandweerwet Na een advies hiertoe van de toezichthoudende instanties kan het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Heusden besluiten om bestuursrechtelijk op te treden. Wet milieubeheer De SRE Milieudienst zal, indien strijdigheden worden geconstateerd met de eisen die voortvloeien uit de Wet milieubeheer, het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Heusden voorleggen om bestuursrechtelijk op te treden. Als leidraad hierbij wordt de vastgestelde Provinciale Handhavingsstrategie gebruikt.
Verplichtingen voortvloeiend uit het BRZO 1999 Uit het BRZO 1999 vloeien rechtstreeks de onderstaande verplichtingen voort: Kennisgeving BRZO 1999 Indien een bedrijf de grenswaarden overschrijdt moet het bedrijf hiervoor een kennisgeving indienen. Deze kennisgeving wordt vereist op grond van de artikelen 6 en 26 van het BRZO 1999. Het bevoegde gezag ingevolge de Wet milieubeheer kan bij het niet indienen van een kennisgeving handhavend optreden op grond van het Inrichtingen- en vergunningen besluit Wet milieubeheer artikelen 5.15 en 5.17.
Artikel 5 BRZO 1999 1. Degene die een inrichting drijft, treft alle maatregelen die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor mens en milieu te beperken. 2. Degene die een inrichting drijft, heeft in de inrichting een document voorhanden waarin het door hem gevoerde beleid ter voorkoming van zware ongevallen, rekening houdend met de aanwezigheid en de omvang van de risico's, is vastgelegd. Dit document bevat de algemene doelstellingen en beginselen van het beleid inzake de beheersing van de risico's van zware ongevallen. Degene die een inrichting drijft, als bedoeld in artikel 8, mag het document opnemen in het veiligheidsrapport. 3. Ten einde het in het tweede lid bedoelde beleid te bepalen en uit te voeren, voert degene die een inrichting drijft, een veiligheidsbeheerssysteem in. In het veiligheidsbeheerssysteem komen de elementen, genoemd in bijlage II aan de orde. 4. Indien in de inrichting of een onderdeel daarvan of in de werking van de inrichting of van dat onderdeel een verandering wordt aangebracht die voor de risico's van een zwaar ongeval belangrijke gevolgen kan hebben, draagt degene die de inrichting drijft, er voor zorg dat het beleid ter voorkoming van zware ongevallen en het veiligheidsbeheerssysteem opnieuw worden beoordeeld en indien nodig worden herzien en dat het document, bedoeld in het tweede lid, dienovereenkomstig wordt gewijzigd. Een zodanige beoordeling onderscheidenlijk herziening vindt tevens plaats indien een verandering in het veiligheidsinzicht daartoe aanleiding geeft. 5. Onze Ministers kunnen nadere regels stellen met betrekking tot het tweede tot en met het vierde lid. Op grond van artikel 5 sub 1 kan bestuursrechtelijk worden gehandhaafd indien degene die een inrichting drijft, niet alle maatregelen die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor mens en milieu te beperken heeft getroffen. PBZO-document Dit document moet binnen de inrichting aanwezig zijn op grond van artikel 5 van het BRZO 1999. Er bestaat echter geen verplichting tot indiening van dit document. Het document vormt de basis voor het veiligheidsbeheerssysteem. Indien het ontbreken van het PBZO-document leidt tot een onvoldoende functionerend VBS, kan op grond van artikel 23 van het BRZO 1999 een exploitatieverbod worden voor de inrichting of een deel daarvan worden opgelegd. VBS Een onvoldoende functionerend VBS kan leiden tot een onvoldoende gewaarborgde veiligheid. Op grond van artikel 23 van het BRZO 1999 kan een exploitatieverbod worden opgelegd voor de inrichting of een deel daarvan. VR Op grond van artikel 13 van het BRZO mag een bedrijf niet in werking zijn voordat een VR is ingediend. De beoordeling van het VR kan wel plaatsvinden terwijl het bedrijf in werking is. Indien het VR als onvoldoende wordt beoordeeld kan handhavend worden opgetreden op grond van artikel 8.2 van het Inrichtingen- en vergunningen besluit Wet milieubeheer. Ook de arbeidsinspectie kan handhavend optreden op grond van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Stoffenlijst: Op grond van artikel 21 van het BRZO moet een bedrijf een actuele openbare stoffenlijst bijhouden. Deze verplichting wordt als regel vastgelegd in de Wm–vergunning. Handhaving hiervan vindt dan ook plaats op grond van de Wm-vergunning van het bedrijf. Intern noodplan: Op grond van artikel 22 van het BRZO moet een bedrijf beschikken over een noodplan. Deze verplichting wordt als regel vastgelegd in de Wm–vergunning. Handhaving hiervan vindt dan ook plaats op grond van de Wm-vergunning van het bedrijf.
Door de toezichthoudende instanties worden aan de hand van de jaarlijkse inspecties conclusies opgesteld. De conclusies worden voorgelegd aan het bestuurlijke orgaan dat bevoegd gezag is. De conclusies kunnen voor het bevoegde gezag aanleiding zijn bestuursrechtelijk op te treden. Dit kan betekenen dat een geheel of gedeeltelijk exploitatieverbod wordt opgelegd.
MEMORANDUM
Aan:
Bart Eulderink
Van:
J. van Dijken
Datum:
5 maart 2007
Onderwerp:
BRZO en voorjaarsnota
Het is de verwachting dat de gemeente Heusden in 2008 3 bedrijven in werking heeft die vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO). 2 bedrijven zijn momenteel procedures aan het volgen om zich te kunnen vestigen. Uit het BRZO volgt als wettelijke primaire overheidstaak het jaarlijkse toezicht op de naleving van de regels opgenomen in dit besluit. Dit toezicht wordt gezamenlijk uitgevoerd met de Arbeidsinspectie en de Regionale Brandweer. De uitvoering van het BRZO vraagt een hoog expertise niveau. De gemeente Heusden heeft binnen de organisatie wel enige kennis en ervaring met het het BRZO, maar deze is onvoldoende om de continuïteit van de beschikbare kennis en ervaring te kunnen borgen (toets aan een landelijk ontwikkelde maatlat, zie bijlage). Tot en met 2006 hebben wij, voor ondersteuning bij de uitvoering van het BRZO, gebruik kunnen maken van de gesubsidieerde diensten van de DCMR in het Rijnmondse. Vanaf 1 januari 2007 wordt deze dienst nog gedeeltelijk gesubsidieerd (50%). De netto kosten voor de ondersteuning in de uitvoering komen daarmee op € 5500,- per bedrijf per jaar (incl. btw) voor in ieder geval de periode van 2008 t/m 2010. Nog niet bekend is of in het kader van de Programmafinanciering Externe Veiligheid “Programma Brabant Veiliger 2006-2010” in 2008 voor de uitvoering van het BRZO nog gelden aan de gemeente Heusden zullen worden toegekend. In het huidige programma is de uitvoering van het BRZO niet meegenomen.
"Maatlat uitvoeringsorganisatie
1/1