Preadvies Externe Veiligheid en Brandweer Handreiking voor regionale brandweren om de adviestaak in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in te vullen.
Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding
Preadvies Externe Veiligheid en Brandweer Handreiking voor regionale brandweren om de adviestaak in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in te vullen.
Deze publicatie is een uitgave van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die desondanks onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de opgenomen gegevens houden zij zich graag aanbevolen. Samenstelling: Werkgroep Bevi, Landelijk Netwerk Proactie (LNP): R. Roke, Brandweer Regio Utrechts Land S. Valk, Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland J. Mesters, Regionale Brandweer Zuid-Limburg H. Killaars, Regionale Brandweer Midden-West Brabant J. Meerenburgh, Hulpverleningsdienst Regio Twente S. Kerling, Regionale Brandweer Hollands-Midden C. Thijssen, Regionale Brandweer Gelderland-Zuid A. Hendriksen, Veiligheidsregio Noordoost Gelderland Eindredactie: ZB Communicatie, Ede Opmaak: Drukkerij Roos en Roos Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopiëren, opnamen of enige andere manier, zonder schriftelijke toestemming van de NVBR. Versie 2.0, 17 maart 2005 © NVBR Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) Postbus 7010, 6801 HA Arnhem Tel. (026) 355 24 55 Fax (026) 351 50 51 www.nvbr.nl
2
INHOUD Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Leeswijzer
5 5 5
Hoofdstuk 2 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) 2.1 Inleiding 2.2 Belangrijke documenten in relatie tot het Bevi 2.3 Doel Bevi 2.4 Toepassingsgebied en reikwijdte Bevi 2.4.1 Inrichtingen die onder het toepassingsgebied van het Bevi vallen 2.4.2 Ruimtelijke plannen die onder het toepassingsgebied van het Bevi vallen 2.4.3 Categoriale en niet-categoriale inrichtingen 2.4.4 Plaatsgebonden risico en groepsrisico 2.4.5 Grenswaarden en richtwaarden 2.4.6 Kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen 2.5 Wie heeft welke rol in het Bevi? 2.5.1 Taken en verantwoordelijkheden
7 7 7 7 7 8 8 8 9 9 9 9 10
Hoofdstuk 3 Beleidskader 3.1 De regionale brandweer als wettelijk adviseur 3.2 Mandatering 3.3 Koppeling met de veiligheidsketen 3.4 Structuurvisie externe veiligheid 3.5 Instrumentarium 3.6 Unificatie risicoberekeningsmethode
13 13 14 14 14 14 15
Hoofdstuk 4 Advisering Externe Veiligheid in de praktijk 4.1 Inleiding 4.2 Welke rol heeft de regionale brandweer in het Bevi? 4.3 Moet de adviestaak worden uitgevoerd door de regionale brandweer? 4.4 Wat is het doel van het advies? 4.5 Welke aanvragen kun je als regionale brandweer verwachten voor advies? 4.6 Welke status heeft het advies? 4.7 Op welk moment krijg je de aanvraag en hoe lang heb je tijd om te adviseren? 4.8 Hoe kan het advies er inhoudelijk uitzien? 4.9 Welke mogelijkheden zijn er als het advies niet wordt overgenomen? 4.10 Wie ondertekent het advies van de regionale brandweer? 4.11 Wie maakt de afweging? 4.12 Tips aan de hand van praktijkervaringen
17 17 17 17 17 17 17 18 18 22 22 22 22
3
Hoofdstuk 5 Discussiepunten
23
Hoofdstuk 6 Overige zaken 6.1 Inschatting werklast 6.2 Vervoer gevaarlijke stoffen
25 25 25
Bijlage 1 Begrippenkader Besluit externe veiligheid inrichtingen
27
Bijlage 2 Voorbeeld mandaatbesluit
31
Bijlage 3 Procedures
33
Bijlage 4 Overzicht instrumentarium adviesrol regionale brandweer
37
Bijlage 5 Referenties
41
Bijlage 6 Afkortingen
4
43
Hoofdstuk 1
Inleiding 1.1 Aanleiding Door het in werking treden van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)[1] op 27 oktober 2004 heeft de regionale brandweer een nieuwe wettelijke adviestaak gekregen. Voor de uitvoering van deze taak zijn (nog) geen landelijk uniforme afspraken gemaakt. Het blijkt dat er op dit moment verschillen zijn in de manier waarop regio’s hier invulling aan geven, hetgeen kan leiden tot rechtsongelijkheid. Er is behoefte aan een landelijke handreiking voor regionale brandweren ter ondersteuning van deze taak. Het Landelijk Netwerk Proactie (LNP) heeft daarom besloten een preadvies op te stellen voor de regionale korpsen in het land. Dit “Preadvies Externe Veiligheid en Brandweer” is een hulpmiddel voor regionale brandweren bij de invulling van de adviesrol. Het preadvies is tot stand gekomen door een werkgroep van het LNP, bestaande uit werkvelddeskundigen uit verschillende regionale brandweerorganisaties. Het Ministerie van VROM heeft onderkend dat ondersteuning noodzakelijk is voor de uitvoering van de nieuwe taken. Landelijk is voor de periode 2004/2005 € 20 miljoen beschikbaar gesteld om door middel van projecten het kwaliteitsniveau van externe veiligheid te verbeteren (programmafinanciering externe veiligheid). Doelgroepen voor deze subsidie zijn provincies, gemeenten en (regionale) samenwerkingsverbanden zoals bijvoorbeeld de regionale brandweer. Er is grote kans dat de gelden vanaf 2006 structureel zullen worden verstrekt. Binnen diverse projecten zal dit preadvies gebruikt worden om ervaring op te doen. De ervaringen worden gebundeld en verwerkt in een definitieve uitwerking van de adviesrol. Het is de verwachting dat deze eind 2005 gereed is. De status van het preadvies is die van een handreiking, waarmee regio’s aan de slag kunnen. Het is daarmee een vertrekpunt waarop, door voortschrijdend inzicht in ervaringsgegevens, bijstelling kan plaatsvinden. Het is dan ook de bedoeling om, naast de ervaringen uit de bovengenoemde projecten, ervaringen die opgedaan worden door de regio’s, te gebruiken voor het verder verbeteren van de invulling van de adviestaak. De ervaringen kunnen worden aangeleverd bij het LNP: NVBR T.a.v. Landelijk Netwerk Proactie (LNP) Postbus 7010 6801 HA ARNHEM Email:
[email protected]
1.2 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt relevante achtergrondinformatie gegeven met betrekking tot het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hoofdstuk 3 geeft het beleidskader weer. In hoofdstuk 4
5
HOOFDSTUK 1
wordt aan de hand van veelgestelde vragen inhoud gegeven aan de daadwerkelijke advisering van de regionale brandweer. Een aantal discussiepunten staat vermeld in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 zijn overige zaken opgenomen die een relatie hebben met het Bevi.
6
Hoofdstuk 2
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) 2.1 Inleiding Het Besluit externe veiligheid inrichtingen is een besluit dat valt onder de Wet milieubeheer (Wm)[2]. In dit besluit zijn milieukwaliteitseisen geformuleerd op het gebied van externe veiligheid. Enkele essentiële onderdelen van het besluit die van belang zijn voor de begripsvorming worden toegelicht.
2.2 Belangrijke documenten in relatie tot het Bevi Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) Ter uitvoering van het besluit zijn regels opgesteld met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Deze regels zijn opgenomen in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)[3]. • Handleiding Besluit externe veiligheid inrichtingen[4] Deze handleiding geeft uitleg over het besluit en geeft aan hoe moet worden omgegaan met het plaatsgebonden risico. Deze is met name bedoeld voor het bevoegd gezag, omdat de regionale brandweer in het Bevi geen adviestaak heeft met betrekking tot het plaatsgebonden risico. Het groepsrisico komt slechts beperkt aan de orde. Hiervoor is een aparte handreiking gemaakt, de “Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico”. • Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico[5] Het doel van de handreiking is om behulpzaam te zijn bij het invulling geven aan de verantwoordingsplicht groepsrisico, en is opgesteld in opdracht van het Ministerie van VROM.
2.3 Doel Bevi Het Bevi heeft tot doel de risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld, als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen, tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het besluit biedt mogelijkheden om rampenbestrijding en zelfredzaamheid van personen te betrekken bij besluitvorming op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening bij risicovolle inrichtingen. De Minister wil, door het betrekken van deze hulpverleningsrelevante informatie, meer dan voorheen het geval was, het integrale karakter van het externe veiligheidsbeleid benadrukken.
2.4 Toepassingsgebied en reikwijdte Bevi Het Bevi is van toepassing bij de verlening van vergunningen op grond van de Wet milieubeheer en bij ruimtelijke plannen. Echter, deze moeten wel onder het toepassingsgebied van het Bevi vallen. Dit betekent dat het Bevi dus niet op alle vergunningaanvragen en ruimtelijke plannen van toepassing is. Een nadere toelichting hierop is te vinden in bijlage 1. Overigens vallen ook inrichtingen waarvoor een effectgerichte benadering is toegepast (zoals vuurwerk, munitie en ontplofbare stoffen) niet onder het Bevi.
7
HOOFDSTUK 2
2.4.1 Inrichtingen die onder het toepassingsgebied van het Bevi vallen Oprichtingsvergunningen (art. 8.1, eerste lid, onderdeel a van de Wet milieubeheer), inrichtingen die veranderen of waarvan de werking verandert (art. 8.1, eerste lid, onderdeel b van de Wet milieubeheer) en revisievergunningen (art. 8.4 van de Wet milieubeheer) met betrekking tot: a) een inrichting waarop het Brzo 1999[6] van toepassing is; b) een inrichting die bestemd is voor de opslag in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen als bedoeld in art. 1 van het Brzo 1999; c) een door de Minister bij regeling aangewezen spoorwegemplacement dat gebruikt wordt voor het rangeren van wagons met gevaarlijke stoffen; d) andere door de Minister aangewezen categorieën waarvan het plaatsgebonden risico hoger is dan 10-6 per jaar, niet zijnde 8.40 inrichtingen (AMvB’s); e) een LPG-tankstation als bedoeld in art. 1 van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer; f) een inrichting waar gevaarlijke (afval)stoffen of bestrijdingsmiddelen worden opgeslagen in een hoeveelheid van meer dan 10.000 kg. per opslagplaats; g) een inrichting waarin een koel- of vriesinstallatie aanwezig is met een inhoud van meer dan 400 kg. ammoniak; h) andere door de Minister aangewezen categorieën waarvan het plaatsgebonden risico hoger is dan 10-6 per jaar.
2.4.2 Ruimtelijke plannen die onder het toepassingsgebied van het Bevi vallen Voor wat betreft het Bevi gaat het om de volgende soorten ruimtelijke plannen: • structuurplannen • bestemmingsplannen • uitwerkings- en wijzigingsplannen • art. 19 plannen • tracé/MER procedures Het besluit is van toepassing op de volgende ruimtelijke besluiten, die genomen worden op basis van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro)[7] en voorzover die grond ligt binnen het invloedsgebied van een inrichting zoals genoemd onder 2.3.1.: • artikel 10 (bestemmingsplan) • artikel 11 (uitwerkings- en wijzigingsplan) • artikel 15 (binnenplanse vrijstelling en nadere eisen) • artikel 17 (tijdelijke vrijstelling) • artikel 19 (vrijstelling van bestemmingsplan) • artikel 28 (goedkeuring bestemmingsplan) • artikel 33 (vrijstelling herzieningsplicht bestemmingsplan) • artikel 37 (aanwijzing minister) • artikel 39b (rijksprojectbesluit) • artikel 40 (aanwijzing Gedeputeerde Staten)
2.4.3 Categoriale en niet-categoriale inrichtingen Het besluit is dus van toepassing op vergunningplichtige inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer die overlijdensrisico’s, uitgedrukt in plaatsgebonden risico en groepsrisico, voor personen buiten die inrichtingen veroorzaken. Deze inrichtingen kunnen worden onderscheiden in twee groepen:
8
BESLUIT EXTERNE VEILIGHEID INRICHTINGEN (BEVI)
Categoriale inrichtingen Inrichtingen ten aanzien waarvan door de aard van de activiteit of de aard van de aanwezige gevaarlijke stof(fen) een standaardbenadering kan worden gevolgd. Voor de wijze van berekening van plaatsgebonden risico en groepsrisico zijn regels opgenomen in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Dit betreffen de inrichtingen genoemd onder e t/m g onder 2.4.1.
Niet-categoriale inrichtingen Inrichtingen met zodanig specifieke kenmerken dat voor de vaststelling van de door die inrichting veroorzaakte risico’s een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) moet worden uitgevoerd. Dat zijn de inrichtingen a t/m d onder 2.4.1. en e t/m g voor zover ze boven een bepaalde capaciteit zitten.
2.4.4 Plaatsgebonden risico en groepsrisico Het externe veiligheidsbeleid heeft als uitgangspunt dat burgers voor de veiligheid van hun woonomgeving mogen rekenen op een minimum beschermingsniveau. Dit wordt aangegeven met de term plaatsgebonden risico en is een rekenkundig begrip. Het kan worden weergegeven door een lijn op de kaart die punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. De kans op een ongeval met veel slachtoffers moet expliciet worden afgewogen en verantwoord. Dit wordt het groepsrisico genoemd. Dit kan niet visueel op een kaart worden aangegeven, maar kan worden vertaald in een dichtheid van personen per hectare. In bijlage 1 is verder ingegaan op deze begrippen.
2.4.5 Grenswaarden en richtwaarden Zoals reeds aangegeven worden in het besluit milieukwaliteitseisen geformuleerd. Dit zijn wettelijke normen die zijn gericht tot bestuursorganen (en niet tot burgers en inrichtingen), en hebben als doel het bereiken van een bepaald externe veiligheidsniveau in een bepaald gebied. Hiertoe wordt een onderscheid gemaakt in grenswaarden en richtwaarden. Grenswaarden geven de milieukwaliteit aan die op een bepaald tijdstip ten minste moet zijn bereikt en ten minste moet worden in stand gehouden. Richtwaarden geven de kwaliteit aan die op een bepaald tijdstip zoveel mogelijk moet zijn bereikt en zoveel mogelijk moet worden in stand gehouden. Zowel de grenswaarden als de richtwaarden hebben alleen betrekking op het plaatsgebonden risico.
2.4.6 Kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen In het Bevi is een onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Dit onderscheid is gebaseerd op een aantal maatschappelijke opvattingen (groepen die bijzondere bescherming verdienen) en op het aantal personen, de verblijftijd van groepen personen en de aanwezigheid van adequate vluchtmogelijkheden. In het Bevi wordt aangegeven dat voor kwetsbare objecten de grenswaarde geldt en voor beperkt kwetsbare objecten de richtwaarde (art. 6 en 7). Voor een overzicht van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zie bijlage 1.
2.5 Wie heeft welke rol in het Bevi? In het Bevi is een rol weggelegd voor zowel het bevoegd gezag Wet milieubeheer (waaronder de interne diensten/afdelingen milieu, ruimtelijke ordening en lokale brandweer) als voor het bestuur van de regionale brandweer in de rol van extern adviseur.
9
HOOFDSTUK 2
2.5.1 Taken en verantwoordelijkheden Bevoegd gezag Het bevoegd gezag1 (meestal Burgemeester en Wethouders of Gedeputeerde Staten), tot wie het Bevi is gericht, heeft zowel een taak bij het plaatsgebonden risico (grenswaarde en richtwaarde bij kwetsbare resp. beperkt kwetsbare objecten) als bij de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Bij verlening van milieuvergunningen en bij de vaststelling van ruimtelijk relevante besluiten moet het bevoegd gezag inzicht geven in de actuele hoogte van het groepsrisico. Het bevoegd gezag is verder verplicht om bij nieuwe besluiten weer te geven wat de bijdrage van de te vergunnen risicovolle activiteit of van de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is aan het groepsrisico. Bij de verantwoording van het groepsrisico moet het bevoegd gezag bij een Bevi-aanvraag in de motivering van dat besluit in elk geval vermelden: • de aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de desbetreffende inrichting; • het berekende groepsrisico dat de inrichting veroorzaakt, inclusief de bijdrage van de verandering van de inrichting aan het totale groepsrisico, vergeleken met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-7 per jaar en met de kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-9 per jaar; • de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst; • de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval, in de inrichting waarop dat besluit betrekking heeft; • de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting waarop dat besluit betrekking heeft om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp of zwaar ongeval voordoet.
Regionale brandweer De regionale brandweer heeft alleen een taak bij de verantwoording van het groepsrisico. Omdat in dit preadvies wordt uitgegaan van de uitwerking van de adviesrol van de regionale brandweer wordt ook niet verder ingegaan op het plaatsgebonden risico. Voorafgaand aan de vaststelling van een bovengenoemd besluit in het kader van het Bevi stelt het bevoegd gezag het bestuur van de regionale brandweer in de gelegenheid advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het bevoegd gezag moet de regionale brandweer in de gelegenheid stellen advies uit te brengen. De regionale brandweer is echter niet verplicht dit advies te geven. In het Bevi is het element zelfredzaamheid niet opgenomen in de onderwerpen waarover het bestuur van de regionale brandweer advies kan uitbrengen. Dit moet worden beschouwd als een omissie en zal in de volgende versie van het besluit worden gerepareerd. Dit is ook als zodanig onderkend in de “Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico”. In de praktijk betekent dit dat de regionale brandweer hier nu ook al advies over mag uitbrengen!
1
10
Gemeentelijke milieudiensten kunnen op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) hun taken overdragen aan regionale milieudiensten. Daarmee treedt de regionale milieudienst in de bevoegdheid van het bevoegd gezag.
BESLUIT EXTERNE VEILIGHEID INRICHTINGEN (BEVI)
Lokale brandweer De lokale brandweer kan als interne adviseur van het bevoegd gezag advies uitbrengen in het kader van de verantwoordingsplicht groepsrisico. Daarnaast is (en blijft) de lokale brandweer primair verantwoordelijk voor de brandpreventieve adviestaak in relatie tot bouwwerken in milieuvergunningen en bouwvergunningen. Dat betekent dat bij ruimtelijke plannen en milieuvergunningen die onder het Bevi vallen deze taak toch door de lokale brandweer moet worden uitgevoerd.
11
12
Hoofdstuk 3
Beleidskader 3.1 De regionale brandweer als wettelijk adviseur De regionale brandweer is, op grond van het Bevi bij een milieuvergunning of een besluit op een ruimtelijke ontwikkeling waarin sprake is van een groepsrisico, wettelijk adviseur in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)[8]. Artikel 3:5 1. In deze afdeling wordt verstaan onder adviseur: een persoon of college, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het adviseren inzake door een bestuursorgaan te nemen besluiten en niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan. 2. Deze afdeling is niet van toepassing op het horen van de Raad van State.
Het bestuur van de regionale brandweer kan worden beschouwd als wettelijk adviseur. Wettelijke adviseurs hebben de mogelijkheid om in de formele procedure bezwaar te maken tegen een besluit of beschikking. Formeel moet het bevoegd gezag binnen 12 weken na inboeken van de aanvraag milieuvergunning een ontwerpbeschikking ter inzage leggen en ter advisering sturen naar de wettelijke adviseurs. Voor de procedure van milieuvergunningen en ruimtelijke plannen zie bijlage 3. Wat betreft de adviestermijn gelden de volgende artikelen uit de Awb: Artikel 3:6 1. Indien aan de adviseur niet reeds bij wettelijk voorschrift een termijn is gesteld, kan het bestuursorgaan aangeven binnen welke termijn een advies wordt verwacht. Deze termijn mag niet zodanig kort zijn, dat de adviseur zijn taak niet naar behoren kan vervullen. 2. Indien het advies niet tijdig wordt uitgebracht staat het enkele ontbreken daarvan niet in de weg aan het nemen van het besluit. Artikel 3:23 1. De adviserende bestuursorganen zenden hun advies aan het bestuursorgaan binnen vier weken na de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd. 2. Het bestuursorgaan zendt van ieder advies zo spoedig mogelijk een exemplaar aan de aanvrager en de andere adviserende bestuursorganen.
Formeel adviseert een wettelijk adviseur op een ontwerpbeschikking, in dit geval een milieuvergunning of een ruimtelijk plan. Dit is tevens het moment van openbaarheid. Het ontwerp is dan feitelijk al klaar. Het is echter veel effectiever indien in de ontwerpbeschikking al rekening zou zijn gehouden met de adviezen van de (regionale) brandweer. Het heeft daarom de voorkeur om als regionale brandweer in het vooroverleg betrokken te worden. Hier zijn raakvlakken tussen de domeinen van de regionale brandweer en de lokale brandweer. Deze dienen elkaar wat betreft de advisering aan te vullen.
13
HOOFDSTUK 3
3.2 Mandatering In het Bevi is de adviestaak voor de regionale brandweer bij het bestuur neergelegd. Het verdient de aanbeveling om de uitvoering van deze taak te mandateren aan de ambtelijke organisatie. Dit dient te gebeuren door middel van een mandateringsbesluit van het bestuur van de regionale brandweer aan de regionaal commandant. Een voorbeeld van een dergelijk besluit is opgenomen in bijlage 2.
3.3 Koppeling met de veiligheidsketen Het externe veiligheidsbeleid heeft een directe relatie met de schakels pro-actie en preventie[9] uit de veiligheidsketen. Het gaat bij pro-actie om “het wegnemen van structurele oorzaken van onveiligheid en het voorkomen van het ontstaan ervan”. Preventie is “de zorg voor het voorkomen van (directe) oorzaken van onveiligheid en het zoveel mogelijk beperken en beheersen van gevolgen van inbreuken op de veiligheid indien die inbreuken zouden optreden.” Met de advisering in het kader van het Bevi raakt de regionale brandweer het domein van de lokale brandweer. Afstemming met de lokale brandweer over de advisering is noodzakelijk. Ook zijn er raakvlakken met preparatie. In de onderbouwing van het besluit is het de intentie van het Bevi om tevens een afweging te maken over het gewenste preparatieniveau. Tevens kunnen toegepaste scenarioanalyses input leveren voor de preparatie van met name lokale planvorming en regionale OGS (Ongevalsbestrijding Gevaarlijke Stoffen) procedures.
3.4 Structuurvisie externe veiligheid De “Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico” adviseert gemeenten een structuurvisie externe veiligheid op te stellen en deze bestuurlijk vast te stellen. In een structuurvisie wordt een inventarisatie van knelpunten en een belangenanalyse gemaakt. In deze structuurvisie is het wenselijk een nulmeting op te nemen van de huidige externe veiligheidssituatie en het niveau waarop de hulpverleningsdiensten zijn voorbereid op een calamiteit. Eventuele regionale afspraken op dit gebied moeten hierin worden opgenomen. Het groepsrisico gaat uit van een verantwoorde decentrale keuze. Om deze bevoegdheid volwaardig uit te werken verdient het sterk de aanbeveling om eerst een structuurvisie externe veiligheid vast te stellen en op basis van deze visie de verantwoordingsplicht (zonodig per situatie) nader uit te werken. Deze mogelijkheid wordt ondersteund vanuit artikel 13, lid 4 van het Bevi waarin het volgende staat aangegeven: Er zijn vele belangrijke redenen om de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico te benaderen vanuit een structuurvisie externe veiligheid. In de handreiking worden drie sporen onderscheiden: 1. Voorkomen versnipperde aanpak 2. Tijdige afstemming met alle betrokkenen 3. Afstemming van (parallelle) ontwikkeling in de wetgeving rampenbestrijding
3.5 Instrumentarium Binnen het brandweerveld bestaat een breed scala aan regelgeving, beleidskaders en instrumenten die toegepast kunnen worden bij advisering. Helaas bestaan er momenteel te weinig ervaringsgegevens om eenduidig uitsluitsel te kunnen geven over wanneer welk instrument het beste kan worden toegepast.
14
BELEIDSKADER
In bijlage 4 wordt in een matrix een overzicht gegeven van de diverse onderdelen van de adviestaak en de beschikbare kaders/instrumenten die kunnen worden gebruikt bij het invullen hiervan. Aan de hand van ervaringen uit het land en de onderzoeksprojecten in de programmafinanciering externe veiligheid kunnen deze verder uitgewerkt worden, hetgeen zal leiden tot een uniforme handreiking voor regionale brandweren.
3.6 Unificatie risicoberekeningsmethode Voor de berekening van de externe veiligheidsrisico’s, de zogenaamde kwantitatieve risicoanalyse (QRA), bestaan er op dit moment diverse rekenmodellen in het land. Deze modellen kunnen echter verschillende uitkomsten geven bij beschouwing van dezelfde risicosituatie. Het Ministerie van VROM bereidt, in overleg met betrokken partijen (overheid en bedrijfsleven waaronder het RIVM), een ministeriële regeling voor waarmee ze deze uniformering wil vormgeven. Doelstelling is consensus te bereiken over de toe te passen risicoberekeningsmethode (computerprogramma) voor QRA’s en daartoe afspraken maken over de verschillende elementen en invoergegevens voor het risicomodel. De afspraken ten aanzien van de invoergegevens in het rekenmodel zijn van groot belang voor de invulling van de adviesrol van de brandweer. De afspraken zijn mede gericht op het inzichtelijk maken van de omvang en aard van de effecten die samenhangen met een specifieke risicosituatie. Een belangrijke kanttekening is echter dat het in dit kader alleen gaat om een rekenmodel voor letale slachtoffers bij standaard omstandigheden (planfase). Berekeningen voor gewonden en repressief gebruik worden niet meegenomen in dit project. Het LNP participeert in dit project in samenwerking met de netwerken Landelijke Netwerk Brandpreventie (LNB) en het netwerk Ongevalsbestrijding Gevaarlijke Stoffen (OGS) om een effectieve inbreng vanuit het brandweerveld te kunnen garanderen.
15
16
Hoofdstuk 4
Advisering Externe Veiligheid in de praktijk 4.1 Inleiding Aan de hand van een aantal vragen en antwoorden wordt de adviesrol als geheel doorlopen.
4.2 Welke rol heeft de regionale brandweer in het Bevi? Het bestuur van de regionale brandweer heeft een adviesrol bij de verantwoordingsplicht van het groepsrisico bij aanvragen voor milieuvergunningen en ruimtelijke plannen. Dit ligt vast in de artikelen 12 en 13 van het Bevi. De regionale brandweer heeft geen taak bij het plaatsgebonden risico (en de daaraan gerelateerde grenswaarden en richtwaarden).
4.3 Moet de adviestaak worden uitgevoerd door de regionale brandweer? Het bestuur van de regionale brandweer moet door het bevoegd gezag in de gelegenheid worden gesteld advies uit te brengen op grond van bovengenoemde artikelen, maar is daar niet toeverplicht. De adviestaak voor de regionale brandweer is tot stand gekomen vanwege haar expertise op het gebied van fysieke veiligheidsrisico’s en haar coördinerende rol in de rampenbestrijding. Het advies van de regionale brandweer komt de kwaliteit en volledigheid van de onderbouwing en afweging van een bestuurlijk besluit nadrukkelijk ten goede. Advies LNP: Als regionale brandweer wél gebruik maken van het adviesrecht op grond van het Bevi!
4.4 Wat is het doel van het advies? Het advies van de regionale brandweer dient 3 doelen: 1. Inzichtelijk maken van de risico’s en de mogelijke gevolgen en consequenties voor de hulpverlening. 2. Maatregelen adviseren om de risico’s te verlagen (voor de omgeving betekent dat met name maatregelen ter verhoging van de zelfredzaamheid). 3. Het wijzen van het bestuur op haar bestuurlijke eindverantwoordelijkheid ten aanzien van het restrisico.
4.5 Welke aanvragen kun je als regionale brandweer verwachten voor advies? Nieuwe besluiten op grond van de Wet milieubeheer (oprichtingsvergunningen, veranderingsvergunningen en revisievergunningen) die vallen onder het toepassingsgebied van het Bevi. Nieuwe ruimtelijke besluiten met betrekking tot de bestemming van grond, voor zover deze grond ligt binnen het invloedsgebied van een inrichting als hierboven bedoeld.
4.6 Welke status heeft het advies? Het advies kan wel of niet door het bevoegd gezag worden overgenomen. Dit kan positief beïnvloed worden door de adviezen op een dusdanige manier vorm te geven dat deze ook kúnnen worden omgezet in bijvoorbeeld vergunningvoorschriften.
17
HOOFDSTUK 4
4.7 Op welk moment krijg je de aanvraag en hoe lang heb je tijd om te adviseren? In de Algemene wet bestuursrecht is de procedure voor vergunningaanvragen geregeld. Indien een vergunningaanvraag Wet milieubeheer wordt ingediend bij het bevoegd gezag, zendt het bevoegd gezag uiterlijk 12 weken na ontvangst van de aanvraag het ontwerpbesluit aan de regionale brandweer (art. 3:19 Awb). De regionale brandweer zendt het advies aan het bevoegd gezag binnen vier weken na de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd (art. 3:23 Awb). Voor de procedures en termijnen voor milieuvergunningen en ruimtelijke plannen zie bijlage 3. Het spreekt voor zich dat de potentieel meeste winst van de verantwoordingsplicht ligt in een zo vroeg mogelijk anticipatie van de regionale brandweer in het besluitvormingsproces. Advies LNP:
Om goed invulling te kunnen geven aan de adviestaak is het noodzakelijk als regionale brandweer bij het vooroverleg te worden betrokken!
4.8 Hoe kan het advies er inhoudelijk uitzien? In dit preadvies wordt aangegeven hoe een advies er inhoudelijk kan uitzien, welke stappen daarvoor doorlopen worden en welke aspecten minimaal in het advies moeten worden meegenomen. Hiervoor is een procesgang advisering opgesteld. Daarnaast is een matrix opgesteld die behulpzaam kan zijn bij de inhoudelijke advisering. Deze matrix is opgenomen in bijlage 4.
Procesgang advisering De volgende globale stappen worden doorlopen: 1. Indien een adviesaanvraag bij de regionale brandweer komt is het van belang om de status van deze aanvraag te controleren. a) Betreft het een ontwerpbeschikking of is het een concept? Een ontwerpbeschikking leidt tot formele afhandeling van het advies. b) Is het een categoriale inrichting of een niet-categoriale inrichting? Bij een niet-categoriale inrichting dient een QRA toegevoegd te zijn. De regionale brandweer is niet toegerust om de QRA[10] en het daarin bepaalde groepsrisico op te stellen en te beoordelen. Zij kan de uitgevoerde QRA’s toetsen op de (juiste) uitgangspunten (parameters) die gehanteerd zijn voor het onderzoek en bepalen of de scenario’s in de QRA de juiste zijn. Ook kunnen bronmaatregelen en effectreducerende maatregelen aangegeven worden. Eventuele bevindingen hierover kunnen worden verwerkt in het advies. 2. Zijn de benodigde gegevens aanwezig en is er een motivatie voor het groepsrisico opgenomen? a) Benodigde gegevens zijn: • brongegevens zoals opgeslagen stoffen en systemen en het aanwezige beschermingsniveau; • gegevens effectgebied: invloedsgebied, overzicht kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen, personendichtheden; • overzichtskaarten/tekeningen van inrichting en omgeving (eventueel luchtfoto’s). b) Motivatie groepsrisico: Ook indien de regionale brandweer geen advies zou uitbrengen dient het bevoegd gezag te motiveren waarom een risico toelaatbaar wordt bevonden. Het is dus niet zo dat deze verantwoording uitsluitend op aangeven van de regionale brandweer wordt opgesteld.
18
ADVISERING EXTERNE VEILIGHEID IN DE PRAKTIJK
Indien de aanvraag niet compleet is kan overwogen worden om de aanvraag niet in behandeling te nemen. Gelet op de wettelijke termijn komt het bevoegd gezag hiermee mogelijk in de knel. Het zal nodig zijn om binnen de regio met de vertegenwoordigers van het bevoegde gezag procesafspraken te maken om dit te voorkomen. 3. Bij de hulpverleningsrelevante scenario’s bepalen de opgeslagen stoffen het basisscenario. Dit kan zijn een explosie, BLEVE, brand met giftige rook of het vrijkomen van giftige stoffen. Het is denkbaar dat meerdere scenario’s van toepassing zijn. Indien één rampscenario significant dominant is (bijv. BLEVE), dan kan worden volstaan met dit scenario. Of, indien een scenario zo relevant is dat dit leidt tot andere advisering (bijv. vrijkomen toxische wolk), dan wordt ook dit scenario meegenomen in de advisering. 4. Aan de hand van diverse instrumenten, waaronder het programma “Effects”, de NVBR uitgave “Operationeel Handboek Ongevalsbestrijding Gevaarlijke Stoffen”, het Schadescenarioboek[11] en rekenregels wordt het effectgebied bepaald. Geadviseerd wordt om, ongeacht met welke methode de effecten in kaart zijn gebracht, deze altijd te leggen naast de resultaten uit het programma Effects, waarover alle regionale brandweren beschikken. 5. Door het projecteren van het effectgebied op de kaart en de demografische gegevens kan de hulpbehoefte worden vastgesteld. Wat betekent dit voor de hulpverleningsdiensten? Hulpmiddelen die hierbij behulpzaam kunnen zijn, zijn de regionale uitwerking van de Leidraad Maatramp[12] (LM) en de Leidraad Brandweercompagnie. 6. Met het beeld van de hulpvraag kan een vergelijking worden gemaakt met het hulpaanbod. De regionale uitwerking van de Leidraad Operationele Prestaties[13] (LOP) en andere regionale kengetallen, zoals uit regionale dekkingsplannen, kunnen hiervoor de benodigde gegevens geven. 7. Bij de vergelijking tussen de hulpvraag en het hulpaanbod kan een verschil zitten. Er kan gekeken worden naar de mate waarin de betrokken bevolking in het effectgebied kan schuilen of vluchten. De wenselijkheid van deze mogelijkheden kunnen worden beoordeeld door de tijd/tempo factoren van het scenario/incidentverloop in ogenschouw te nemen. De mogelijkheden van het gebruik van sirenes en voorlichtingsinstrumenten kunnen in de advisering worden meegenomen. Voor preventieve voorlichting kan tevens worden aangehaakt bij de informatieplicht van de gemeente met betrekking tot risico’s (Besluit informatie rampen en zware ongevallen[14] (Bir)). Ook kan geadviseerd worden om aanvullende preparatieve werkzaamheden uit te voeren voor het benoemde risico. Hierbij kan men denken aan het opstellen van rampbestrijdingsplannen, aanvalsplannen, maar ook aan het oefenen van specifieke scenario’s die van toepassing zijn op de risicovolle activiteit of het borgen van data op de alarmcentrale.
19
HOOFDSTUK 4
8. Het al dan niet negatieve beeld dat resteert, kan door geadviseerde maatregelen worden bijgesteld. De regionale brandweer bepaalt niet of risico’s acceptabel zijn. De advisering richt zich op de gehele veiligheidsketen. Bij het opstellen van het advies wordt tevens gelet op de doelmatigheid van de voorgestelde maatregelen. De methodiek voor het bepalen van deze doelmatigheid die zich hier bij uitstek voor leent is die van het “Brandbeveiligingsconcept industriegebouwen”[15]. In deze methodiek staat de gebeurtenissenboom centraal. In bijlage 4 wordt een overzicht gegeven van mogelijke instrumenten die de regionale brandweer kan betrekken in haar advisering. 9. Bij de advisering van milieuvergunningen kunnen adviezen van de regionale brandweer betrekking hebben op zaken die buiten het terrein van de milieuvergunning liggen. Bij de adviesverlening dient de regionale brandweer hier zoveel mogelijk rekening mee te houden. Deze adviezen kunnen niet worden omgezet in vergunningvoorschriften en vormen ook geen grond voor weigering van de beschikking. Het risico bestaat dat het bevoegd gezag deze gemotiveerd naast zich neerlegt, waardoor deze geadviseerde maatregelen niet worden opgevolgd. Een bijzonder punt van aandacht zijn de “hulpdienstrelevante scenario’s”. Er kunnen bepaalde scenario’s zijn, die niet worden meegenomen in de QRA, maar die wel relevant zijn voor de hulpverleningsdiensten in verband met hoge aantallen gewonden of risico’s ten aanzien van repressief optreden. Het schema op de volgende pagina geeft de stappen weer die kunnen worden doorlopen voor een optimale procesgang van de advisering.
20
ADVISERING EXTERNE VEILIGHEID IN DE PRAKTIJK
BEVI advies aanvraag Bevoegd gezag
Ja Advies aanvraag compleet?
Nee
Verzoek Verzoek Aanvullende Aanvullende gegevens gegevens
Nee
•Geen advies •Advies partieel
Ja Interne procedure Consult Gemeentelijke brandweer
Categoriaal?
QRA Aanwezig?
Nee
Aannames QRA juist?
Geen QRA
Nee
Bevindingen opnemen in rapportage
Ja
Hulpdienstrelevante scenario’s
Stap 2 Bepalen effecten
Advies Aanvraag incompleet
Ja
Ja
Stap 1 Bepalen scenario
Nee
Nee
Scenario Scenario relevant voor relevant voor hulpverlening
Ja
Stap Stap 3 3 Hulp Hulp Behoeften Behoeften vaststellen Stap4 Bepalen restrisico Stap Stap 5 5 Beoordelen Beoordelen ZelfredZelfredzaamheid
Rapportage: Het resultaat is de beoordeling van het GR en mogelijkheden tot beperking van potentiële potentiële effecten effecten door door maatregelen, maatregelen, optreden optreden hulpdiensten hulpdiensten en en zelfredzaamheid. zelfredzaamheid. (geoptimaliseerd (geoptimaliseerd restrisico) restrisico)
21
HOOFDSTUK 4
4.9 Welke mogelijkheden zijn er als het advies niet wordt overgenomen? In hoofdstuk 6 van de Algemene wet bestuursrecht zijn alle bepalingen met betrekking tot bezwaar- en beroepmogelijkheden opgenomen. Het verdient uiteraard aanbeveling om in het vooroverleg voldoende ruimte te creëren om de aandachtspunten ten aanzien van veiligheid kenbaar te maken.
4.10 Wie ondertekent het advies van de regionale brandweer? Formeel is dit het bestuur van de regionale brandweer. Echter, in de praktijk is het aan te bevelen dit te mandateren aan de regionaal commandant. Een voorbeeld van een mandaatbesluit in opgenomen in bijlage 2.
4.11 Wie maakt de afweging? De regionale brandweer geeft een advies met betrekking tot de verantwoordingsplicht groepsrisico. Dit is slechts een van de adviezen die het bevoegd gezag meeneemt/kan meenemen in de totale afweging van de verantwoordingsplicht. Andere aspecten die het bevoegd gezag moet betrekken in de afweging zijn de maatschappelijke baten (o.a. bijdrage van de activiteit aan de Nederlandse economie) en kosten (o.a. kosten indirect ruimtegebruik en de maatregelen die de overheid moet nemen om dit ruimtegebruik te minimaliseren) van de risicovolle activiteit. Zijn er toepasbare veiligere alternatieven beschikbaar om dezelfde maatschappelijke baten te realiseren (in relatie tot het veiligheidsrisico)? Denk hierbij aan een ander productieproces, een andere wijze van opslag maar ook aan mogelijkheden voor bestrijding aan de bron (ALARA). De uiteindelijke besluitvorming is dus een bredere bestuurlijke afweging dan alleen veiligheid. In de motivering van het groepsrisico dienen de adviezen aangeleverde bouwstenen te zijn om deze afweging mogelijk te maken. Het bevoegd gezag bepaalt de aanvaardbaarheid van de risico’s.
4.12 Tips aan de hand van praktijkervaringen • Niet alle vergunningaanvragen en ruimtelijke plannen waarop het Bevi van toepassing is komen ook daadwerkelijk voor advies bij de regionale brandweer; • De wettelijke adviestermijn van vier weken is (te) kort. Vaak is de tijdspanne en de beschikbare capaciteit te beperkt om de werklast aan te kunnen. Dit pleit wederom voor goede procesafspraken voorafgaand aan de wettelijke procedure; • Er worden vragen gesteld die buiten het taakveld van de regionale brandweer vallen; • Er wordt geprobeerd de regionale brandweer uitspraken te laten doen over aanvaardbaarheid en het wel/niet verlenen van vergunning; • Kunnen de aspecten waarover de regionale brandweer adviseert ook op grond van de Wet milieubeheer worden omgezet in vergunningvoorschriften? • Van de regionale brandweer wordt vaak verwacht dat deze een QRA kan opstellen/beoordelen.
22
Hoofdstuk 5
Discussiepunten Op een aantal punten is er over de precieze invulling van de adviestaak nog discussie. In het vervolgtraject zal worden getracht hier zoveel mogelijk duidelijkheid over te krijgen. • Uiteenlopende relevante juridische voorschriften stellen eisen die erop zijn gericht om de kans op een ongeval binnen de inrichting zoveel mogelijk te verkleinen. De milieuwetgeving, de bouwregelgeving, de ruimtelijke ordeningsvoorschriften en diverse aanvullende circulaires en AMvB’s gaan in op brandpreventieve voorzieningen, in acht te nemen beschermingsniveaus en gebruiksvoorschriften voor inrichtingen. Als een inrichting voldoet aan deze regels en eisen dan is er juridisch gezien weinig ruimte om extra aanvullende eisen te stellen2. Aan de andere kant is de stelling dat als een inrichting of een bestemmingsplan aan deze eisen voldoet, deze vanuit juridisch oogpunt een acceptabel risico oplevert. • Er zijn diverse regels en procedures die de inzet van hulpverlenende diensten bij grootschalige calamiteiten regelen. Waarom is het nodig extra maatregelen ter optimalisering van de bestrijding van calamiteiten door de hulpverlenende diensten te formuleren? Hoe ver moeten die extra maatregelen dan gaan? En, hebben de hulpverlenende diensten het dus de afgelopen jaren niet goed gedaan? • De mogelijkheden voor redding, bronbestrijding door de brandweer en geneeskundige hulpverlening door de ambulancediensten blijven in elk scenario in het eerste uur beperkt. Per definitie zijn er beperkingen aan de effectieve slagkracht van brandweer en geneeskundige hulpverlening in het eerste uur van een ramp of zwaar ongeval. Men heeft te maken met uitruktijden en in het eerste uur heeft men nauwelijks de beschikking over bijstandseenheden. • De door de regionale brandweer voor te stellen maatregelen ter verbetering van de veiligheid moeten in de praktijk uitvoerbaar en dus realistisch zijn. ALARA was al voor de inwerkingtreding van het Bevi van toepassing. Natuurlijk moet de regionale brandweer in haar adviserende rol niet op de stoel van de bestuurder gaan zitten. Echter, de kwaliteit van het advies daalt naarmate de voorgestelde maatregelen om de kans of de effecten te reduceren in de praktijk niet realiseerbaar zijn. Bijvoorbeeld het adviseren van een afname van 70% van het aantal propaantransporten omdat daarmee het groepsrisico aanzienlijk gereduceerd wordt. • Het eisen van extra maatregelen bij inrichtingen, die verder gaan dan de wettelijke verplichting, kan leiden tot een ongelijke behandeling. Vanuit het gelijkheidsbeginsel moet elke regionale brandweer vanuit eenzelfde visie voor min of meer gelijke inrichtingen en bestemmingsplannen gelijke beheersmaatregelen adviseren. Door proactief op te treden kan hier met name een veiligheidswinst behaald worden. • Er is een spanningsveld tussen risico en effect, restrisico, slagkracht rampenbestrijdingsorganisatie en de bestuurlijke (politieke) besluitvorming. Uitdaging is om een volledige analyse te kunnen bieden voor het bestuur en oplossingen te genereren waarover besluitvorming kan plaatsvinden. Indien een activiteit op een bepaalde plaats en tijd niet aanvaardbaar wordt geacht, moet dit met steekhoudende argumenten zoals aantallen slachtoffers (doden en te verwachten gewonden), omvangrijke schades in relatie tot de te beperkte hulpverleningsmogelijkheden duidelijk worden gemaakt’ 2
Bij afwijken van een bestemmingsplan art. 19 zijn wel mogelijkheden om aanvullende eisen te stellen.
23
24
Hoofdstuk 6
Overige zaken 6.1 Inschatting werklast Het Bevi stelt dat het bevoegd gezag bij elk bestemmingsplan of elke milieuvergunning waarbij sprake is van een groepsrisico, de regionale brandweer in de gelegenheid moet stellen advies uit te brengen. In de afweging of de regionale brandweer gebruik maakt van haar adviesrecht wordt het risico dat door de inrichting wordt veroorzaakt meegenomen, zowel uit het oogpunt van externe veiligheid als uit het oogpunt van mogelijkheden tot repressief optreden. Het is aan te bevelen om een zo goed mogelijke inschatting te maken (o.a. afhankelijk van het risicobeeld van de regio) hoeveel Bevi-aanvragen verwacht kunnen worden. Het Bevi (of onderliggende initiatieven) verzorgt vooralsnog geen financiële compensatie voor de extra adviestaak. De programmagelden van VROM zijn een eerste aanzet om gemeenten, regio’s en provincies tegemoet te komen in de extra werklast.
6.2 Vervoer gevaarlijke stoffen Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is op dit moment gebaseerd op de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS)[16]. Met de onlangs verschenen circulaire[17] Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen wordt dit beleid verder verduidelijkt. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat verricht momenteel onderzoek naar de haalbaarheid van een wettelijke verankering van de risiconormen voor het vervoer. De circulaire kan worden gezien als voorbode van een eventuele verankering van de risiconormen. In de circulaire is zoveel mogelijk aangesloten bij het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Daarbij gaat het onder meer om de uitwerking van de normen voor het plaatsgebonden risico en de toepassing daarvan, de wijze waarop met een overschrijding van de oriënterende waarde of toename van het groepsrisico moet worden omgegaan, het betrekken van zelfredzaamheid en hulpverlening bij de afweging van het groepsrisico en de vaststelling van een lijst van (beperkt) kwetsbare objecten. De circulaire biedt ook de mogelijkheid om bij transportprojecten dezelfde verantwoording van het groepsrisico af te dwingen als bij het Bevi. Het enige nadeel is dat de regionale brandweer niet aangewezen wordt als wettelijk adviseur, maar dat het bevoegd gezag de regionale brandweer als adviseur zou kunnen gebruiken.
25
26
Bijlage 1
Begrippenkader Besluit externe veiligheid inrichtingen Het plaatsgebonden risico Bij het plaatsgebonden risico gaat het om de kans per jaar dat een gemiddeld persoon op een bepaalde geografische plaats in de directe omgeving van een inrichting overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen in die inrichting. Uitgangspunt is dat deze persoon onbeschermd en permanent op die plaats aanwezig is. Het plaatsgebonden risico is aan te geven met het tekenen van een risicocontour om de inrichting. Het Bevi stelt de eis dat in de contour van 10-6 rondom de risicovolle inrichting geen kwetsbare functies mogen voorkomen. In de contour van 10 mogen zich geen beperkt kwetsbare functies bevinden.
Het groepsrisico Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen in een inrichting. Hiervan is geen risicocontour te maken. Het groepsrisico houdt namelijk rekening met een dichtheid van het daadwerkelijke aantal personen per hectare rondom een risicovolle inrichting. De basisstelling is dat hoe meer personen zich per hectare in het schadegebied van een inrichting waar een ongeval met gevaarlijke stoffen heeft plaatsgevonden bevinden, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is. Omdat dit een optelling is wordt het groepsrisico uitgedrukt in een zogenaamde fN-curve.
Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de cumulatieve kansen per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers.
27
BIJLAGE 1
Voor een nadere toelichting op de samenhang tussen groepsrisico, oriënterende waarde en de motiverings-/verantwoordingsplicht van het bevoegd gezag wordt verwezen naar de toelichting van het Bevi. Hieronder wordt ingegaan op de wijze waarop het bevoegd gezag aan die verantwoordingsplicht invulling moet geven.
Berekening groepsrisico De berekening van het groepsrisico wordt uitgevoerd volgens een gestandaardiseerde methodiek, de CPR 18 “Richtlijn voor kwantitatieve risicoanalyse”. Twee aspecten oefenen rechtstreeks invloed uit op de hoogte van het groepsrisico: 1. De kans per jaar dat zich een ongeval voor kan doen met gevaarlijke stoffen, afhankelijk van: • de aard en omvang van de gevaarlijke stoffen; • de daarmee verrichte handelingen; • de wijze waarop een inrichting omgaat met de totale veiligheidsketen van ontwerp tot ingebruikname en onderhoud/inspectie. 2. Het aantal potentiële slachtoffers in de omgeving van de activiteit, afhankelijk van: • de samenstelling (hoeveelheid en spreiding) van de bevolking; • de effecten van een stof in geval van een ramp of zwaar ongeval. Wat niet van invloed is op de hoogte van het groepsrisico, maar wel voor de werkelijke gevolgen van een ramp of zwaar ongeval: • de mogelijkheid tot zelfredzaamheid; • de mogelijkheid tot bestrijding en beperking van de gevolgen van een ramp of zwaar ongeval; • de gewonden. De adviestaak van de regionale brandweer gaat dus verder dan de beoordeling van de mogelijkheid tot bestrijding en beperking van de gevolgen van een ramp of zwaar ongeval binnen de context van alleen het groepsrisico.
Invloedsgebied Het invloedsgebied is het gebied waarin volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico van categoriale inrichtingen. Het invloedsgebied voor het groepsrisico is het gebied gelegen tussen de risicovolle inrichting en de 1% letaliteitsgrens. In afwijking hiervan geldt voor LPG-tankstations dat de grens van het invloedsgebied op 150 meter ligt. De effecten van een mogelijk incident reiken echter vaak veel verder dan de 1% letaliteitsgrens. Denk hierbij aan slachtoffers met eerste- en tweedegraads brandwonden. De regionale brandweer kijkt in haar advies verder dan de 1% letaliteitsgrens. De regionale brandweer adviseert immers op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. De beperking van de ramp wordt hierbij vooral bepaald door de mogelijkheid om nog levende slachtoffers te redden. Een groot deel van die slachtoffers bevindt zich mogelijk buiten de 1% letaliteitsgrens. De regionale brandweer heeft immers ook taken op basis van de Brandweerwet 1985 en de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo).
28
BEGRIPPENKADER BESLUIT EXTERNE VEILIGHEID INRICHTINGEN
Beperkt kwetsbaar object a) 1° verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare; b) 2° dienst- en bedrijfswoningen van derden; c) kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van minder of gelijk aan 1500 m2 per object; d) restaurants, voor zover hierin geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn; e) winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van minder of gelijk aan 2000 m2, voor zover zij geen onderdeel uitmaken van een complex waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd, waarvan het gezamenlijk bruto oppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en waarin een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; f) sporthallen, zwembaden en speeltuinen; g) sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet bestemd zijn voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen; h) bedrijfsgebouwen, voor zover zij geen gebouwen zijn waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn zoals: • kantoorgebouwen en hotels met een bruto oppervlak van meer dan 1500 m2 per object • complexen, waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt, en winkels met een totaal oppervlak van meer dan 2000 m2 per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd i) objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn; en j) objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
Kwetsbaar object • woningen, niet zijnde verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare of dienst- en bedrijfswoningen van derden; • gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: • ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen • scholen • gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen • gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn, zoals: • kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object; • complexen, waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
29
BIJLAGE 1
• kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen van het jaar.
Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in het effectgebied in staat zijn om zichzelf op eigen kracht in veiligheid te brengen. Daarnaast wordt ook steeds meer gesproken over “redzaamheid” (de ander in veiligheid brengen). De advisering kan zich hier richten op de voorlichting en de alarmering ter verhoging van de zelfredzaamheid. Onlangs is het onderzoek verschenen van het COT en de Regionale Brandweer Amsterdam e.o.: “Zelfredzaamheid van burgers bij rampen en zware ongevallen”[18].
30
Bijlage 2
Voorbeeld mandaatbesluit Mandaatbesluit van het bestuur van de regionale brandweer betreffende de mandatering van het adviesrecht uit het Bevi aan de regionaal commandant brandweer Het bestuur voor zover zijn bevoegdheden betreft,
Overwegende dat: • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) gemeenten en provincies verplicht om bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met externe veiligheid, waarbij zij (onder andere) verplicht zijn groepsrisicoberekeningen op te stellen en de uitkomst ervan publiekelijk te verantwoorden; • de regionale brandweer bij een milieuvergunning of een besluit op een ruimtelijke ontwikkeling waarin sprake is van een groepsrisico wettelijk adviseur in de zin van art. 3:5 Awb is; • het gewenst is om, uit een oogpunt van reactiesnelheid in verband met wettelijke adviestermijnen, het gebruik van het adviesrecht te mandateren aan de regionaal commandant brandweer.
Gelet op: Artikel 11 van de Wet rampen en zware ongevallen en afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht; Het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit Risico’s Zware Ongevallen 1999, de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Wet milieubeheer.
Besluit: vast te stellen het navolgende Mandaatbesluit uitoefening adviesrecht Bevi 2005 Artikel 1: Bevoegdheden 1. De uitoefening van het adviesrecht, zoals genoemd in artikel 12 lid 3 Bevi inzake een ontwerpoprichtings- of revisievergunning in de zin van de Wet milieubeheer, is bij ondertekening van dit mandaatbesluit door het bestuur van de regionale brandweer voor onbepaalde tijd gemandateerd aan de regionaal commandant brandweer. 2. De uitoefening van het adviesrecht, zoals genoemd in artikel 13 lid 3 Bevi inzake het voornemen tot het vaststellen van een (wijziging op) een bestemmingsplan in de zin van de Wet op de ruimtelijke ordening, is bij ondertekening van dit besluit voor onbepaalde tijd gemandateerd aan de regionaal commandant brandweer.
31
BIJLAGE 2
Artikel 2: Adviesrecht 1. De regionaal commandant brandweer wordt door het bevoegd gezag, ter uitoefening van het adviesrecht genoemd in artikel 1 lid 1 en lid 2, in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen: • op het groepsrisico; • over de mogelijkheden voor de hulpdiensten om zich voor te bereiden op de bestrijding van een ramp of zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen; • over de mogelijkheden die de regionale brandweer (nog) ziet om de kans op en de omvang van een ramp of ongeval met gevaarlijke stoffen te beperken, in het bijzonder gericht op de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied. 2. De regionaal commandant brandweer zendt, conform de Algemene wet bestuursrecht, zijn advies binnen vier weken na de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd aan het bevoegd gezag. Artikel 3: Advies aan bevoegd gezag 1. Een advies van de regionale brandweer geldt als “advies krachtens wettelijk voorschrift” in de zin van art. 3:50 van de Algemene wet bestuursrecht: het advies kan dienen als motivering van een besluit en een afwijking van het advies moet in de motivering van het besluit met redenen worden vermeld. 2. Het advies naar het bevoegd gezag behelst in elk geval de zinsnede dat ‘per definitie de mogelijkheden voor redding, bronbestrijding door de brandweer en geneeskundige hulpverlening in elk scenario in het eerste uur van een ramp of zwaar ongeval beperkt zijn’. 3. Een door de regionaal commandant brandweer uitgebracht advies is niet bindend naar bevoegd gezag. Het bevoegd gezag blijft te allen tijde in alle opzichten zelf verantwoordelijk voor de uiteindelijke gunning van het ontwerp. Artikel 4: Informatievoorziening 1. De gemandateerde verschaft de mandaatgever(s) te allen tijde op diens (hun) verzoek alle inlichtingen over de uitoefening van de in artikel 1 lid 1 en lid 2 vermelde bevoegdheden. 2. De gemandateerde agendeert een in artikel 1 lid 1 en lid 2 bedoeld uitgebracht advies in de eerstvolgende vergadering van het bestuur van de regionale brandweer. Artikel 5: Slotbepalingen 1. Dit besluit treedt in werking op ..... en kan worden aangehaald als: Mandaatbesluit uitoefening adviesrecht Bevi 2005 2. In elk uitgebracht advies als bedoeld in artikel 1 wordt melding gemaakt van dit besluit.
32
Bijlage 3
Procedures Procedure Wet milieubeheer Initiëren vergunningplichtige activiteit(en)
Voeren vooroverleg
Ontvangen en inboeken van de aanvraag
Besluit termijnverlenging binnen 8 weken na ontvangst aanvraag
Ter visie (4 weken) kennisgeving
Gedachtewisseling
Beoordelen ontvankelijkheid
Opstellen ontwerpbeschikking Binnen 12 weken na ontvangst aanvraag
Verspreiden: - Verslag - Bedenkingen - Adviezen
Beschikking Ter visie (6weken) kennisgeving
Binnen 6 maanden na ontvangst aanvraag
Verzoek aanvullende info binnen 8 weken na ontvangst aanvraag
Versturen aan: - Aanvrager - Adviseurs - Betrokkenen
Bedenkingen Adviezen
Versturen aan: - Aanvrager -Bezwaarmakers - Adviseurs
Beroep Raad van State
De gearceerde blokjes zijn momenten waarop de regionale brandweer een rol heeft/kan vervullen.
33
BIJLAGE 3
Procedure Wet op de Ruimtelijke Ordening De procedures voor de artikelen 10 en 28 (bestemmingsplan), 17 en 19 (vrijstellingen) van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) zijn voor alle gemeenten gelijk. De artikelen 11 en 15 worden vaak in het bestemmingsplan geregeld. Hiervoor is het niet mogelijk om een uniform stuk te schrijven.
Structuurplan/Structuurvisie Een structuurplan geeft inzicht in de door de gemeente wenselijk geachte ontwikkeling van een in dat plan beschreven gebied voor een periode van circa 10 jaar. Een structuurplan heeft voor burgers geen bindende werking. Het structuurplan wordt gehanteerd als een voorloper c.q. beleidsmatige onderbouwing van een bestemmingsplan. Op basis van de regelgeving is ten aanzien van de inhoud van een structuurplan niet zoveel geregeld. De externe veiligheidssituatie is in beeld te brengen door op een kaart de risicobronnen met PR contouren en invloedsgebieden aan te geven
Bestemmingsplan Een bestemmingsplan is te beschouwen als het belangrijkste ruimtelijke ordeningsinstrument. Het heeft immers een voor burgers bindende werking. In een bestemmingsplan worden bestemmingen gelegd, waarin aangegeven wordt voor welke doeleinden gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden de bebouwingsmogelijkheden aangegeven. Het is belangrijk dat in de voorbereidingsfase van de totstandkoming van een bestemmingsplan inzicht bestaat in alle relevante aspecten, dus ook externe veiligheidsaspecten. Er zijn diverse soorten bestemmingsplannen. Voor het vaststellen van een bestemmingsplan is een wettelijke procedure vastgelegd. Een globale weergave van deze procedure en de relatie met het Bevi is vermeld in deze bijlage.
Vrijstellingsprocedures De Wet op de Ruimtelijke Ordening kent tevens diverse vrijstellingsprocedures. Op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt de mogelijkheid geboden om vrijstelling te verlenen van de bepalingen van een vigerend bestemmingsplan. Artikel 17 van de Wro biedt de mogelijkheid om vrijstelling te verlenen van de bepalingen van een bestemmingsplan voor een periode van maximaal 5 jaar (tijdelijke vrijstelling).
Uitwerkingsplan Globale bestemmingsplannen bieden geen rechtstreekse bouwtitel. In een globaal bestemmingsplan (moederplan) worden voorschriften opgenomen om het bestemmingsplan verder uit te werken, de basis hiervoor is gelegen in artikel 11 van de Wro.
34
PROCEDURES
BEVI Bestemmingsplan aanwezig?
Voorbereidings besluit
Nee
Wettelijke onderzoekstaak
Ja Voorontwerp bestemmingsplan
Voldoet (aan) bestemmingsplan?
Ontwerp bestemmingsplan
Nee
Ja
BEVI
Inspraak 4 weken
Artikel 10 Bro overleg
Zienswijze 4 weken
PPC
Vrijstelling mogelijk ?
Vaststellen plan gemeenteraad Bedenkingen 4 weken
Ja
Vrijstellings procedure
Goedkeuring GS Beroep 6 weken
Plan van kracht Nee
Objecten Bev Objecten procedures procedures i
Beroepen Ingediend?
Ja
BEVI
Uitspraak Raad van State
35
36
Bijlage 4
Overzicht instrumentarium adviesrol regionale brandweer Maatregelen
Wat nodig?
Waar te vinden?
Actor
QRA/categorie
Bevi, Revi
BG
Taak
Plaatsgebonden risico Grenswaarde Overschrijding niet toegestaan
BG: bestemming of milieuvergunning weigeren
Richtwaarde Geen maatregelen mogelijk
QRA/categorie
Bevi, Revi
BG
-
Effectwijzer,
BG, regio BG:
Groepsrisico Personendichtheid Hoge dichtheid niet toestaan
Maatstaf
Bestemmingsplan
personendichtheid ALARA Regio: adviesrecht
Groepsrisico Verantwoorden
Risicoanalyse/
Bevi, Revi
BG, regio BG: verantwoordingsplicht
categorie Handreikingen
Regio: adviesrecht Preadvies LNP, Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico, “toetsingskader externe veiligheid”
Mogelijkheden/maatregelen ter beperking van het groepsrisico Detectie en alarmering
Wetgeving
Bouwverordening, BG, regio BG: detectie en alarmering als Brandweerzorg-
risicoreducerende maatregel
norm, Brzo 1999
eisen Regio: adviesrecht en verantwoordelijk voor alarmering bevolking
Brandpreventieve voorzieningen
Wetgeving
Bouwbesluit,
BG, regio BG: brandpreventieve
Bouwverordening
maatregelen met een risicoreducerend effect eisen. Lokale brandweer in bijzonder Regio: adviesrecht
Milieutechnische voorzieningen
Wetgeving
Wet milieubeheer BG
BG: milieutechnische maatregelen eisen. Met name de afdeling Milieu Regio: adviesrecht
37
BIJLAGE 4
Maatregelen
Wat nodig?
Waar te vinden?
Actor
Terreinindeling
Criteria
Bestemmingsplan
BG, regio BG: risicoreducerende
Bouwbesluit
Taak terreinindeling eisen. Met name afdeling Ruimtelijke Ordening en lokale brandweer Regio: adviesrecht
Bouwkundige maatregelen
Wetgeving
Bouwbesluit, SBR
BG, regio BG: risicoverlagende bouwkundige maatregelen eisen. Met name Bouwen en lokale brandweer.
LOD’s
Wetgeving
Brzo 1999
BG, regio BG: bron- en effectgerichte LOD’s eisen. Met name lokale brandweer. Regio: adviesrecht
Opslag gevaarlijke stoffen
Wetgeving
CPR, Brzo 1999, Bouwverordening,
Afstand
BG, regio BG: oorzaak- en gevolggerichte eisen stellen
Brandbeveiligings-
aan de opslag van GS
verordening
Regio: adviesrecht
Effectgerichte
Effectwijzer,
BG, regio BG: voldoende afstand tussen
risicoanalyse
Leidraad
risicovolle en (beperkt)
Maatramp,
kwetsbare objecten
risicokaart
aanhouden, gericht op effect Regio: adviesrecht
Domino-effecten/cumulatieve
Wetgeving
Brzo 1999
risico’s meewegen
BG, regio BG: bij overschrijding groepsrisico rekening houden met eventuele domino-effecten en cumulatie van risico’s. Met name lokale brandweer Regio: adviesrecht
Brandveilig gebruik
Wetgeving
Brandbeveiligings- BG, regio BG: eisen stellen aan gebruik verordening
inrichting. Lokale brandweer Regio: adviesrecht
Mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval Bereikbaarheid
Richtlijnen
Handleiding bereikbaarheid en
BG, regio BG: bereikbaarheid als gedeeltelijke compensatie voor
bluswater-
groepsrisico voorstellen.
voorziening
Lokale brandweer Regio: adviesrecht
Opstelplaatsen
Richtlijnen
Handleiding bereikbaarheid en
BG, regio BG: opstelplaatsen als gedeeltelijke compensatie voor
bluswater-
groepsrisico voorstellen.
voorziening
Lokale brandweer Regio: adviesrecht
38
OVERZICHT INSTRUMENTARIUM ADVIESROL REGIONALE BRANDWEER
Maatregelen
Wat nodig?
Waar te vinden?
Actor
Hulpverleningscapaciteit
Criteria/
Leidraad
BG, regio BG: effectgerichte inschatting
brandweer-
Taak capaciteit. Lokale brandweer
compagnie, Regionaal kengetallen
dekkingsplan,
Regio: adviesrecht, toezien op
Brandweerzorg-
capaciteit hulpverleningsdiensten
norm, Regionaal
(voorbereiden op coördinatie
beleidsplan,
bij rampen en regionale taak
Leidraad OGS,
materieel)
Operationeel basisplan, GRIP Bluswatervoorziening
Richtlijnen
Handleiding bereikbaarheid en
BG, regio BG: bluswatervoorziening als gedeeltelijke compensatie voor
bluswater-
groepsrisico voorstellen.
voorziening
Lokale brandweer Regio: adviesrecht
Opkomsttijd
Normen
Brandweerzorgnorm
BG, regio BG: opkomsttijd als gedeeltelijke compensatie voor groepsrisico voorstellen. Lokale brandweer Regio: adviesrecht
Planvorming
Criteria
Selectiecriteria
BG, regio Lokaal: niveau van
objecten,
planvorming vaststellen en
CCRB nr. 9, Wrzo
plan maken Regio: adviesrecht, voorbereiding coördinatie bij rampen
Ontruimingsplan
Wetgeving
Bouwverordening BG, regio BG: ontruimingsplan eisen Regio: adviesrecht
BHV
Wetgeving
Arbowet
BG, regio BG: BHV-organisatie eisen
Opleiden en oefenen
Criteria
Leidraad oefenen, BG, regio Regio: adviesrecht, opleiding
Regio: adviesrecht hulpverleningsdiensten
brandweer-
en oefening brandweer
opleidingsstructuur Hulpbehoefte
Kengetallen
Leidraad
BG, regio Lokaal: vaststellen
Maatramp,
Regio: adviesrecht en
Effectwijzer, LOP
hulpbehoefte controleren
Materieel hulpverleningsdiensten Programma van Eisen
BG, regio Lokaal: aansturen op aanschaf materieel Regio: adviesrecht, aansturen op aanschaf materieel, regionaal dekkingsplan herzien
Bedrijfsbrandweer
Wetgeving
Brandweerwet
BG, regio Lokaal: bedrijfsbrandweerplicht opleggen Regionaal: adviesrecht
39
BIJLAGE 4
Maatregelen
Wat nodig?
Waar te vinden?
Actor
Bedrijfsnoodplan
Wetgeving
Brzo 1999,
BG, regio Lokaal:
Arbowet
Taak bedrijfsnoodplan eisen Regionaal: adviesrecht
Rampbestrijdingsscenario’s
Richtlijnen/
kengetallen
Leidraad Maatramp
BG, regio Lokaal: scenario’s vaststellen Regionaal: adviesrecht
Zelfredzaamheid Mate van zelfredzaamheid
Maatstaf
BB
beoordelen
BG, regio BG: verantwoorden zelfredzaamheid in relatie tot risico (lokale brandweer) Regio: adviesrecht
Voorlichting
Communicatie-
Wrzo
plan
BG, regio BG: betrokkenen voorlichten over rampen en zware ongevallen
Oefening inrichting
Wetgeving
Bouwverordening/ BG, regio BG: houder van de inrichting Arbo
verplichten tot een geoefende ontruimingsorganisatie Regio: adviesrecht
Bouwkundige maatregelen
Wetgeving
Bouwbesluit
BG, regio BG: risicoverlagende bouwkundige maatregelen eisen Regio: adviesrecht
Installatietechnische maatregelen
Wetgeving
Bouwverordening BG, regio BG: risicoverlagende installatietechnische maatregelen treffen Regio: adviesrecht
40
Bijlage 5
Referenties [1] Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer (Besluit externe veiligheid inrichtingen) [2] Wet milieubeheer, 13 juni 1979 [3] Regeling externe veiligheid inrichtingen, 8 september 2004 [4] Handleiding externe veiligheid inrichtingen, InfoMil, juni 2004 [5] Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico, VROM, augustus 2004 [6] Besluit risico’s zware ongevallen 1999, januari 2000 [7] Wet op de ruimtelijke ordening, 5 juli 1962 [8] Algemene wet bestuursrecht, 4 juni 1992 [9] Handreiking Kwaliteit Pro-actie en Preventie, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2003 [10] Richtlijn voor kwantitatieve risicoanalyse, (CPR 18), Commissie Preventie van Rampen door gevaarlijke stoffen, 2000 [11] Schadescenarioboek, Ministerie van Binnenlandse Zaken, 3 maart 1994 [12] Leidraad Maatramp, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, versie 1.3 [13] Leidraad Operationele Prestaties, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, versie 4.0 / 20 augustus 2001 [14] Besluit informatie inzake rampen en zware ongevallen, Stb. 463, 1994 [15] Brandbeveiligingsconcept Industriegebouwen, Ministerie van Binnenlandse Zaken, juni 1995 [16] Risico-normering vervoer gevaarlijke stoffen, Tweede Kamer 24 611, vergaderjaar 1995-1996 [17] Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, Staatscourant, 4 augustus 2004 [18] Zelfredzaamheid van burgers bij rampen en zware ongevallen, A.G.W. Ruitenberg, I. Helsloot, 2004
41
42
Bijlage 6
Afkortingen ALARA AMvB Awb Bevi BG BHV Bir BLEVE Brzo 1999 CPR EV GR GRIP LM LOP LNB LNP LOD MER NVBR OGS PR QRA Revi RIVM RNVGS SBR VROM Wgr Wm Wro Wrzo
: : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : :
As low as reasonable achievable Algemene Maatregel van Bestuur Algemene wet bestuursrecht Besluit externe veiligheid inrichtingen Bevoegd gezag (Wet milieubeheer) Bedrijfshulpverlening Besluit informatie inzake rampen en zware ongevallen Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion Besluit risico’s zware ongevallen 1999 Commissie Preventie van Rampen door gevaarlijke stoffen Externe veiligheid Groepsrisico Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure Leidraad Maatramp Leidraad Operationele Prestaties Landelijk Netwerk Brandpreventie Landelijk Netwerk Proactie Line(s) of defence Milieu Effect Rapportage Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding Ongevalsbestrijding Gevaarlijke Stoffen Plaatsgebonden risico Quantitative Risk Assessment (kwantitatieve risicoanalyse) Regeling externe veiligheid inrichtingen Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen Stichting Bouw Research Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Wet gemeenschappelijke regelingen Wet milieubeheer Wet op de ruimtelijke ordening Wet rampen en zware ongevallen
43