TOETSINGSKADER
DOORLICHTING RECLASSERINGSINSTELLINGEN
BASISMODULE
Augustus 2008
Inspectie voor de Sanctietoepassing
Versie 1.0
1. INLEIDING De hoofdtaken van de reclassering kunnen als volgt worden samengevat1: - advisering en voorlichting aan OM, ZM en DJI; - het toezicht houden op het nakomen van door OM of ZM opgelegde voorwaarden, zoals de bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke veroordeling [en op extramurale tenuitvoerlegging van gevangenisstraf in opdracht van DJI zoals PP]; - de tenuitvoerlegging van taakstraffen zoals de werkstraffen; - het ontwikkelen en uitvoeren van op recidivevermindering gerichte interventies bij gedetineerden2, in samenwerking met DJI Omdat deze taken steeds meer door gescheiden organisatieonderdelen (werkstrafunits, adviesunits, toezichtunits) worden uitgevoerd, bestaat het toetsingskader reclassering uit één basismodule die voor elk taakveld geldt en uit vier modules die bij een doorlichting afzonderlijk of in samenhang kunnen worden toegepast voor zover het door te lichten organisatieonderdeel deze taken uitvoert: - Module Adviestaak - Module Toezicht - Module Werkstrafexecutie - Module Gedragsinterventies De uitvoering van leerstraffen wordt niet met een aparte module getoetst. vanwege het beperkte aantal leerstraffen en de verwachting dat dit aantal verder zal dalen als gevolg van het beleid om gedragsinterventies in het kader van een bijzondere voorwaarde te adviseren. Hieronder wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de aspecten die de ISt in haar doorlichtingen betrekt. Deze aspecten vormen de hoofdstructuur van het toetsingskader. Per doorlichtingaspect wordt vervolgens aangegeven welke criteria de ISt hanteert om het functioneren van de reclasseringsunits te beoordelen. Deze criteria zijn nog betrekkelijk algemeen en worden geoperationaliseerd in concrete normen en verwachtingen. Dat gebeurt in hoofdstuk 3. De Inspectie voor de Sanctietoepassing gebruikt het toetsingskader voor doorlichting van een organisatieonderdeel van de drie organisaties die door de minister zijn aangewezen om reclasseringstaken uit te voeren (3RO): Reclassering Nederland (RN), Stichting Verslavingsreclassering GGZ (SVG) en Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering (LdH). Bij een doorlichting van een organisatieonderdeel wordt naast de basismodule naar gelang de taken die in een unit uitgevoerd worden, één of meer van de vier taakveldmodules gebruikt. Bij de afbakening van de organisatie-eenheid die onderwerp is van inspectie wordt aangesloten bij de lokale organisatievorm, maar zal bestaan uit één of meer units van één reclasseringsorganisatie. Dit kan zijn op het niveau van de regio, een arrondissement of één of meer units. 1 2
Brief van de minister van Justitie aan de Tweede Kamer, 14 maart 2005, kamerstuk 29270, nr 7 Gedragsinterventies kunnen –behalve aan gedetineerden- ook aan in het kader van voorwaardelijke sancties worden gegeven
2
2. ASPECTEN TOETSINGSKADER RECLASSERING 2.1. Aspecten van toezicht Het voorkomen van recidive is hoofddoel van de reclassering. De reclassering draagt hiermee bij aan maatschappijbeveiliging. In het toetsingskader voor de doorlichting van reclasseringsinstellingen worden 5 toezichtaspecten onderscheiden: 1. Maatschappelijke reïntegratie De activiteiten van de reclassering hebben tot doel bij te dragen aan de maatschappelijke reïntegratie van justitiabelen om zodoende de recidivekans op lange termijn te verminderen. De bijdrage aan de maatschappelijke reïntegratie kan bestaan uit de uitvoering van programma’s of interventies gericht op gedragsverandering, het toeleiden naar behandel-, zorg of begeleidingsinstanties of het realiseren van praktische voorwaarden waaraan voldaan moet worden om maatschappelijke participatie mogelijk te maken zoals huisvesting, inkomsten en een identiteitsbewijs. 2. Maatschappijbeveiliging De reclassering levert een directe bijdrage aan maatschappijbeveiliging op korte termijn door risico’s (op recidive) in kaart te brengen en deze te beheersen door de uitoefening van toezicht op justitiabelen. Door advisering over sanctiemodaliteiten en het uitvoering geven aan strafrechtelijke vonnissen draagt de reclassering bij aan het functioneren van het strafrechtsysteem. De reclassering functioneert in deze als een integraal onderdeel van de strafrechtsketen. Door onderdeel te zijn van de strafrechtsketen, levert de reclassering ook indirect een bijdrage aan maatschappijbeveiliging. Maatschappelijke reïntegratie en maatschappijbeveiliging zijn beide zo verweven met de kern van het primaire reclasseringsproces dat in de operationalisering van criteria soms beide aspecten tegelijkertijd geadresseerd worden. Denk hierbij aan de RISc waarmee zowel risico’s voor de maatschappij als criminogene tekorten in kaart worden gebracht. Doordat de reclassering justitiabelen helpt reïntegreren wordt de maatschappelijke veiligheid vergroot en door te voorkomen dat justitiabelen recidiveren, draagt de reclassering bij aan hun (re)integratie. Waar risicobeheersing gericht is op beveiliging van de maatschappij op korte termijn, draagt reïntegratie van justitiabelen bij aan maatschappijbeveiliging op de lange termijn. Omdat deze twee aspecten de kern van de reclasseringstaken vormen, worden deze per reclasseringstaak onderscheiden en geoperationaliseerd in normen die specifiek zijn voor die taak. De overige aspecten rechtspositie, interne veiligheid en organisatorische randvoorwaarden raken minder aan de kern van het reclasseringsproces en zijn voor alle vier de reclasseringstaken gelijkvormige. De operationalisatie van de criteria zijn op een klein aantal punten verschillend per reclasseringstaak of toetsingskadermodule als gevolg van aanvullende normen voor een specifieke taak. In elke module van het toetsingskader reclassering zitten de voor de betreffende reclasseringstaak specifieke criteria vooral in de eerste twee hierboven genoemde aspecten en in mindere mate in de hieronder genoemde laatste drie aspecten. 3
3. Rechtspositie reclasseringscliënten (incl. bejegening) Het begrip “rechtspositie” focust op de vraag of de (minimale) rechten van reclasseringscliënten worden gewaarborgd. De kwaliteit van de bejegening van de reclasseringscliënten en discriminatie worden ook onder dit aspect begrepen. 4. Interne veiligheid Dit aspect beperkt zich tot criteria die specifiek zijn voor het reclasseringswerk zoals het voorkomen van agressie en intimidatie als gevolg van de bijzondere doelgroep waar de reclassering mee werkt. In de module voor de executie van taakstraffen valt ook de veiligheid op werkstrafprojectplaatsen hieronder. 5. Organisatieaspecten Hoewel de ISt niet tot taak heeft om de bedrijfsvoering en het organisatorisch functioneren van de reclasseringsinstellingen door te lichten, zijn er aspecten van de reclasseringsorganisatie die zo’n direct effect hebben op de kwaliteit en continuïteit van het primaire reclasseringsproces dat ze bij een doorlichting niet buiten beschouwing kunnen blijven. De ISt beperkt zich daarbij tot het personeelsmanagement, communicatie en integriteit.
4
2.2. uitwerking in toetsingscriteria De toetsingsaspecten geven de hoofdonderwerpen aan die de ISt bij een doorlichting van een reclasseringsunit belicht. Op basis daarvan worden de criteria geformuleerd waaraan een reclasseringsunit zou moeten voldoen. De toetsingscriteria zijn ontleend aan de European rules on Community Sanctions and Measures van de Council of Europe, oktober 1992, brieven van de minister van Justitie, inclusief het beleidskader toezicht uit mei 2007, het ISD beleidskader en het Draaiboek Samenwerkingsmodel GW-3RO uit november 2007, het besluit Tenuitvoerlegging Taakstraffen, 2001 (t.a.v. de werkstraffen) en documentatie van de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie (t.a.v. de gedragsinterventies). Ook zijn er in sommige gevallen aanvullende verwachtingen geformuleerd, gebaseerd op verwachtingen die de reclasseringsorganisaties zelf hebben geformuleerd in bijvoorbeeld het Handboek Reclassering of die de ISt heeft geformuleerd. In combinatie met de indeling in 5 doorlichtingsaspecten levert dit de volgende structuur op: Aspecten van toezicht 1. Maatschappelijke reïntegratie
Criterium 1. Inhoud van het reclasseringscontact 2. Samenwerking netwerkpartners3
2. Maatschappijbeveiliging
3. Rechtspositie reclasseringscliënten
3. Bijdrage aan strafrechtsketen
4. Risico-identificatie 5. Risicobeheersing 6. Informatieverstrekking 7. functioneren beklagregeling 8. Privacy 9. Bejegening
4. Interne veiligheid
5. Organisatieaspecten
10. Voorkoming intimidatie en agressie 11. Veiligheid werkstrafprojectplaatsen 12. Omgang met incidenten 13. personeelsmanagement 14. communicatie 15. integriteit
Omschrijving Het reclasseringstoezicht, de taakstraf, de gedragsinterventie of de in het advies voorgestelde (reclasserings)interventie dragen bij aan de reïntegratie van de cliënt De reclasseringsunit werkt samen andere reclasseringsonderdelen of met relevante netwerkpartners om het reclasseringscontact vorm en inhoud te geven of zorgt voor aansluiting op maatschappelijke vervolgvoorzieningen met als doel maatschappelijke integratie De reclassering levert een bijdrage aan het functioneren van de strafrechtsketen door enerzijds advisering aan de rechtelijke macht of de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) over sanctiemodaliteiten en anderzijds de uitvoering van vonnissen, beschikkingen of kennisgevingen van de rechtelijke macht of de DJI. De reclasseringsactiviteiten richten zich op identificatie van directe recidiverisico’s op korte termijn De reclasseringsactiviteiten richten zich op de beheersing van directe recidiverisico’s op korte termijn De justitiabele of reclasseringscliënt wordt begrijpelijk geïnformeerd over uit regels en voorschriften voortvloeiende rechten en plichten Er is een zorgvuldige klachtenregeling die wordt toegepast Er wordt zorgvuldig en volgens richtlijnen omgegaan met persoonsgegevens van cliënten. Cliënten van de reclassering worden respectvol en humaan bejegend, zonder onderscheid naar ras, geloofsovertuiging of maatschappelijke of juridische situatie. De mogelijkheid van intimidatie en agressie door reclasseringscliënten wordt actief tegengegaan. De veiligheid van de werkstrafprojectplaatsen wordt getoetst Incidenten worden geregistreerd, gemeld en geëvalueerd De personeelsinzet is in kwantitatieve en kwalitatieve zin afgestemd op de taken. De interne en externe communicatie functioneren naar behoren. Het reclasseringspersoneel oefent de functie integer uit.
3
Netwerkpartners zijn instellingen die een rol kunnen spelen bij de reïntegratie van een reclasseringscliënt in de vorm van het leveren van voorzieningen, hulp, zorg of begeleiding. Voorbeelden zijn gemeenten, GGZ-instellingen, maatschappelijke opvang, schuldhulpverlening.
5
3 . TOETSINGSNORMEN & -VERWACHTINGEN Om vast te kunnen stellen of aan een criterium is voldaan, zijn normen en verwachtingen gespecificeerd. Per criterium is daartoe bezien of er (inter)nationale wet-of regelgeving, of uitvoeringsrichtlijnen zijn. Tijdens een inspectie gaat de Inspectie vervolgens na of deze normen worden nageleefd. Waar formele standaarden ontbreken, worden aanvullende verwachtingen geformuleerd op basis van het bijvoorbeeld het Handboek Reclassering of andere instructies, de methodiek “Werken in gedwongen kader”, advies van de RSJ of verwachtingen van de Inspectie zelf.
Toetsingsnormen en -verwachtingen kunnen op drie dimensies worden geformuleerd: 1. In de eerste plaats wordt geverifieerd of er m.b.t. een criterium uitvoeringsvoorschriften en instructies zijn (beleid). Dit beleid kan op het niveau van (internationale) regelgeving of uitvoeringsbeleid van het ministerie zijn geformuleerd. In dat geval kan de Inspectie hier normen aan ontlenen, is de organisatie gehouden aan normen die in dit beleid zijn verwoord en richt de toetsing zich op de wijze van operationalisatie van de normen in instructies, procesbeschrijvingen en dergelijke. Als er echter geen hogere regelgeving of uitvoeringsbeleid is, ontstaat er beleidsruimte waarbinnen de organisatie haar eigen beleid kan formuleren. Dan richt de toetsing zich op het gegeven of er organisatiebeleid is en of dit is geoperationaliseerd in instructies, procesbeschrijvingen en dergelijke. 2. Vervolgens verifieert de Inspectie in hoeverre die uitvoeringsvoorschriften ook daadwerkelijk worden gerealiseerd (uitvoering). 3. Ten slotte toetst de Inspectie in hoeverre de uitvoering is geborgd. Hieronder wordt zowel het interne toezicht op de uitvoeringspraktijk begrepen, als de stelselmatige monitoring, de periodieke evaluatie en de eventuele bijstelling van het uitvoeringsbeleid (borging). Waar mogelijk heeft de Inspectie per criterium normen en verwachtingen op deze drie dimensies gedefinieerd.
6
7
1. MAATSCHAPPELIJKE REINTEGRATIE en 2. MAATSCHAPPIJBEVEILIGING De toetsingscriteria voor de aspecten maatschappelijke reïntegratie en maatschappijbeveiliging worden per reclasseringstaak uitgewerkt in de verschillende modules per taakveld.
3. RECHTSPOSITIE 3.6. Informatieverstrekking (Inter)nationale regelgevingen uitvoeringsbeleid In ECS, artikel 33, 76 en 77 wordt gesteld dat de reclassering de cliënt reeds bij het eerste contact mondeling en schriftelijk in een voor hem begrijpelijke taal dient te informeren over zijn rechten en plichten: “Not withstanding the issue of the formal document conveying the decision on the community sanction or measure imposed, the offender shall be clearly informed before the start of the implementation in a language he understands and, if necessary, in writing about the nature and purpose of the sanction or measure and the conditions or obligations that must be respected” (rule 33). “At the start of the implementation of the community sanction or measure the offender shall be informed about the content of the sanction or measure and what is expected of him. He shall also be informed of the consequences of non-compliance and with the conditions and obligations stated in the decision and of the rules under which he may be returned to the deciding authority in respect of non-compliance or inadequate compliance with the requirements of the sanction or measure” (rule 76). “The implementing authority shall clearly define the procedures which implementing staff shall use vis-à-vis the offender and the deciding authority in the event of the offender’s non-compliance or inadequate compliance with the conditions or obligations imposed” (rule 77). Aanvullende verwachtingen In elk geval zullen de wettelijke rechten en plichten zoals beschreven in 3.7 (beklagregeling) en 3,8 (inzage in dossier) in het eerste contact uitgelegd moeten worden. Ook plichten zoals gedragsregels moeten vooraf duidelijk zijn, zodat consequenties van het overtreden van regels nooit onverwachts mogen komen. Rechten en plichten van de cliënt kunnen mondeling aan de orde komen in het eerste contact met de cliënt. De aard van dit gesprek leent zich er niet altijd voor om uitgebreid bij de rechten en plichten stil te staan. Ter ondersteuning kan een folder of ander schriftelijk materiaal overhandigd worden, zodat de cliënt één en ander kan nalezen. Er wordt rekening gehouden met cliënten die de Nederlandse taal niet machtig zijn of slecht kunnen lezen. Het is ook een mogelijkheid om bij een eerste uitnodigingsbrief schriftelijk materiaal mee te sturen. Hierbij zal in een eerste gesprek op teruggekomen moeten worden met de vraag of het materiaal in goede orde ontvangen is en begrijpelijk is.
8
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 3.6.1 Er zijn instructies die ertoe leiden dat cliënten voldoende worden geïnformeerd worden over rechten en plichten.
Specifieke norm en/of verwachting 3.6.1.1 Er is een instructie waaruit blijkt dat cliënten bij het eerste contact in een voor hun begrijpelijke taal geïnformeerd worden over de beklagregeling
Informatiebron Interview management, Documentonderzoek: beleid of instructie
3.6.1.2 Er is een instructie waaruit blijkt dat cliënten bij het eerste contact in een voor hun begrijpelijke taal geïnformeerd worden over hun recht op inzage dossier
Interview management, medewerkers, administratie Documentonderzoek: beleid of instructie Interview management, medewerkers, administratie Documentonderzoek: beleid of instructie Interview management, medewerkers, administratie Documentonderzoek: beleid of instructie Interview medewerkers Interview cliënten
3.6.1.3 Er is een instructie waaruit blijkt dat cliënten bij het eerste contact in een voor hun begrijpelijke taal geïnformeerd worden over gedragsregels waar zij aan moeten voldoen en wat consequenties zijn bij overtreding 3.6.1.4 Er is een instructie waaruit blijkt dat cliënten in een voor hun begrijpelijke taal geïnformeerd worden over het privacyreglement 3.6.2 Cliënten worden voldoende geïnformeerde over hun rechten en plichten
3.6.3 De reclassering controleert of de cliënt op de hoogte is van zijn rechten en plichten en stelt zonodig de werkwijze bij
3.6.2.1 Cliënten zijn in een voor hun begrijpelijke taal geïnformeerd over de mogelijkheid een klacht in te dienen 3.6.2.2 Cliënten zijn in een voor hun begrijpelijke taal geïnformeerd over de mogelijkheid voor zichzelf of hun wettelijke vertegenwoordiger om hun dossier in te zien. 3.6.2.3 Cliënten zijn in een voor hun begrijpelijke taal geïnformeerd over gedragsregels waar zij aan moeten voldoen en de consequenties bij overtreding. 3.6.2.4 Cliënten zijn in een voor hun begrijpelijke taal geïnformeerd over het privacyreglement 3.6.3.1 Er vindt controle plaats of de cliënt op de hoogte is van zijn rechten en plichten 3.6.3.2 Er wordt (door middel van bijvoorbeeld een cliëntenenquête) navraag gedaan in hoeverre cliënten op de hoogte zijn van hun rechten en plichten
9
Interview medewerkers Interview cliënten Interview medewerkers Interview cliënten Interview medewerkers Interview cliënten Interview management Interview Medewerkers Interview management Documenten; verslag/uitslagen
3.7. Functioneren beklagregeling (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid In de ECS zijn een aantal artikelen met betrekking tot de noodzaak van het hebben van een de beklagprocedure opgenomen: The offender shall have the right to make a complaint to a higher deciding authority against a decision subjecting him to a community sanction or measure, or modifying or revoking such a sanction or measure”(rule 14) “A complaints procedure shall be available to an offender who wishes to complain against a decision concerning the implementation made by the implementing authority, or the failure to take such a decision”( rule 15). The procedure for the initiation of complaints shall be simple. Complaints shall be examined promptly and decided on without undue delay” (rule 16) Aanvullende verwachtingen In 2006 heeft de ISt een themaonderzoek uitgevoerd naar de klachtenprocedure bij de reclasseringsorganisaties. Ten aanzien van het op de hoogte stellen van reclasseringscliënten over de klachtenprocedure, wordt verwezen naar criterium 3.6 informatieverstrekking.
10
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 3.7.1 Er is een heldere klachtenprocedure beschreven waar cliënten een beroep op kunnen doen
3.7.2 De klachtenprocedure functioneert zoals beschreven
Specifieke norm en/of verwachting 3.7.1.1 Het is schriftelijk en duidelijk vastgelegd waarover geklaagd kan worden 3.7.1.2 Het is vastgelegd op welke wijze cliënten bezwaar kunnen maken tegen aanwijzingen die door de reclassering worden gegeven 3.7.1.3 Handelingen van de reclassering die fundamentele rechten van cliënten raken vallen onder de klachtregeling/klachtprocedure 3.7.1.4 Cliënten worden op de hoogte gesteld van het feit dat ze zich in een klachtenprocedure door een derde kunnen laten bijstaan 3.7.2.1 De medewerkers zijn op de hoogte van het bestaan en de globale inhoud van de klachtenprocedure 3.7.2.2 Klachten worden afgehandeld zoals beschreven in de klachtenprocedure
Informatiebron Beschrijving klachtprocedure/folder Beschrijving klachtprocedure/folder
Beschrijving klachtprocedure/folder
Beschrijving klachtprocedure/folder
Interview medewerkers Interview taakgestraften Interview management Interview medewerkers Interview cliënten Documentatie klachten
3.7.2.3 Documentatie klachten 3.7.3 Beklagzaken worden gebruikt voor kwaliteitsverbetering van het primaire proces
De klachten worden binnen een redelijke termijn afghandeld 3.7.3.1 Klachten en hun afhandeling worden geregistreerd 3.7.3.2 Gegrond verklaarde klachten leiden tot bijstelling van beleid of werkinstructies 3.7.3.2 De organisatie evalueert de tevredenheid van cliënten die een klacht hebben ingediend
11
Documentatie: registratie klachten Documentatie: Beleidsinstructies op grond van gegrond verklaarde klachten documentatie
3.8. Privacy (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid In artikel 63, 64 en 66 van de ECS staat vermeld dat in het cliëntdossier vervatte gegevens slechts bekendgemaakt worden aan personen/instellingen die hiertoe bevoegd zijn en dat er niet meer gegevens bekendgemaakt worden dan noodzakelijk om de autoriteit die ze opvraagt in staat te stellen haar werk te laten doen. Volgens artikel 63 van de ECS heeft de cliënt heeft het recht om kennis te nemen van de inhoud van het dossier en zich te laten informeren over de inhoud. “The supervisor of an offender shall ordinarily inform him of the content of the case record and any reports made and explain the content to him” (rule 63). “Information in any case record shall only be disclosed to those with a legal right to receive it and any information disclosed shall be limited to what is relevant for the task of the authority requesting information from a case record” (rule 64). The kind and amount of information about offenders given to agencies which provide work placements or personal and social assistance of any kind shall be defined by and restricted to, the purpose of the particular action under consideration. In particular, without the explicit and informed consent of the offender, it shall exclude information about the offence and his personal background, as well any other information likely to have unfavourable social consequences, or to constitute an intrusion into private life”(rule 66).
Aanvullende verwachtingen De organisatie heeft een privacyreglement waarin bovenstaande inhoud in opgenomen is. Dit reglement is bekend in de organisatie en wordt nageleefd. Ten aanzien van het op de hoogte stellen van reclasseringscliënten over het privacyreglement, wordt verwezen naar criterium 3.6 informatieverstrekking
12
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 3.8.1 De reclasseringsunit kent een privacyreglement
3.8.2 Er wordt gehandeld naar het privacyreglement
3.8.3 Er wordt getoetst in hoeverre er gehandeld wordt volgens het privacyreglement
Specifieke norm en/of verwachting 3.8.1.1 Het privacyreglement voorziet er in dat in het cliëntdossier vervatte gegevens slechts bekendgemaakt worden aan personen/instellingen die hiertoe bevoegd zijn 3.8.1.2 Het privacyreglement voorziet er in dat er niet meer gegevens bekendgemaakt worden dan noodzakelijk om de autoriteit die ze opvraagt in staat te stellen haar werk te laten doen 3.8.1.3 Er is in een reglement of in beleid vastgelegd dat de cliënt kennis kan nemen van de inhoud van het dossier en zich kan laten informeren over de inhoud. 3.8.2.1 In het cliëntdossier vervatte gegevens worden slechts bekendgemaakt worden aan personen/instellingen die hiertoe bevoegd zijn 3.8.2.2 De cliënt kan kennis nemen van de inhoud van het dossier en zich laten informeren over de inhoud. 3.8.3.1 Omgaan met privacygevoelige informatie is onderdeel van een gedragscode, interne training en inwerkprogramma 3.8.3.2 Er wordt geregistreerd hoe vaak cliënten gebruik maken van de mogelijkheid het dossier in te zien.
13
Informatiebron Documentatie: Privacyreglement Documentatie: Privacyreglement Documentatie: Privacyreglement Interview medewerkers Interview cliënten Evt. Dossieronderzoek Interview medewerkers Interview cliënten Evt. Dossieronderzoek Interview management Interview medewerkers Interview management Documentatie
3.9. bejegening (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid In de ECS is een aantal waarborgen opgenomen met betrekking tot het respecteren van fundamentele rechten van de justitiabele, waaronder: “There shall be no discrimination in the imposition of community sanctions and measures on grounds of race, colour, ethnic origin, nationality, gender, language, religion, political or other opinion, economic, social or other status or physical or mental condition”(rule 20) “The nature, content and methods of implementation of community sanctions and measures shall not jeopardise the privacy or the dignity of the offenders or their families, nor lead tot their harassment. Nor shall self-respect, family relationships, links with the community and ability tot function in society jeopardised. Safeguards shall be adopted to protect the offender from insult and improper curiosity or publicity” (rule 23). Aanvullende verwachtingen De RSJ geeft in haar advies ten aanzien van de omgang met allochtonen in de tbs d.d. 12 november 2007 het advies om een structureel interculturalisatiebeleid te voeren. Deze algemene notie acht de raad justitiebreed van toepassing, dus ook bij de reclassering. Meer specifiek beveelt de Raad aan algemene kennis over cultuur bij de diagnostiek te betrekken, de bejegening cultuursensitief te maken, maatschappelijke reïntegratie van allochtonen gerichte aandacht te geven, de communicatieve vaardigheden van hulpverleners te vergroten, een zelfbewuste attitude bij medewerkers te creëren en het personeelsbeleid aan te passen. In aansluiting hierop verwacht de ISt het toezicht wordt uitgevoerd op basis van inzicht in de verschillende culturele achtergronden van reclasseringscliënten.
14
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 3.9.1 De organisatie hanteert een visie op de bejegening van cliënten
Specifieke norm en/of verwachting 3.9.1.1 Er is een gedragscode waarvan bejegening van cliënten een onderdeel is opgenomen is
3.9.1.2 Er is vastgelegd beleid gericht op het voorkomen van discriminatie naar ras, etnische herkomst, geloofsovertuiging of sociale status 3.9.2 Cliënten worden respectvol bejegend
3.9.3 De kwaliteit van bejegening van cliënten wordt getoetst en eventueel bijgesteld
3.9.2.1 Cliënten worden respectvol bejegend en serieus genomen 3.9.2.2 De reclasseringsactiviteiten worden uitgevoerd op basis van inzicht in de verschillende culturele achtergronden van reclasseringscliënten. 3.9.23 Cliënten geven aan niet gediscrimineerd te worden op basis van ras, etnische herkomst, geloofsovertuiging of sociale status 3.9.3.1 De kwaliteit van bejegening van cliënten is onderdeel van teamoverleg of intervisie 3.9.3.2 De kwaliteit van het cliëntencontact wordt stelselmatig door de organisatie onderzocht 3.9.3.3 Klachten ten aanzien van bejegening van cliënten worden geregistreerd en leiden desgewenst tot bijstelling van beleid
15
Informatiebron Interview management Documentatie: Gedragscode/beleid Interview medewerkers Interview management Documentatie: Beleid Interview medewerkers Interview cliënten Uitkomsten cliëntonderzoek naar tevredenheid Interview medewerkers Interview cliënten Uitkomsten cliëntonderzoek naar tevredenheid Documentonderzoek: notulen, verslagen Interview medewerkers Interview management Documentatie: Verslag onderzoek Interview management Documentatie: Klachtenregistratie, beleid
4. INTERNE VEILIGHEID 4.10. Voorkoming intimidatie en agressie (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid In de ARBO wet- en regelgeving zijn de rechten en plichten van de werkgever en de werknemer ten aanzien van arbeidsomstandigheden vastgelegd. Op grond hiervan is de organisatie verplicht maatregelen te nemen die de risico’s op het werk verminderen. Gezien de doelgroep van de clientèle van de reclassering en de belangen die voor de cliënten bij het reclasseringscontact een rol spelen, is er sprake van een verhoogd risico op intimidatie en agressie. Aanvullende verwachtingen Werknemers van de reclassering kunnen bij hun taakuitoefening te maken krijgen met cliëntsituaties die bedreigend zijn voor hun persoonlijk welzijn. Hoewel ongewenst, is dit niet in alle situaties te vermijden. De werksoort maakt dat er sprake is van een verhoogd risico waardoor dit soort situaties zich kunnen voordoen. Voor de werkgever is dit een onderwerp van zorg. In het Handboek Reclassering zijn maatregelen met het oog op het verminderen van de risico’s op intimidatie en agressie uitgewerkt. Het geeft een richtlijn waar het geldende beleid ten aanzien van het voorkomen van intimidatie en agressie binnen een reclasseringsunit over zou moeten gaan.
16
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 4.10.1. Er is beleid gericht op het voorkomen van intimidatie en agressie
Specifieke norm en/of verwachting 4.10.1.1 De organisatie beschikt over veiligheidsinstructies ten aanzien van huisbezoek, vervoer van cliënten, ontvangst van cliënten in het gebouw e.d. 4.10.1.2 Er zijn veiligheidsinstructies ten aanzien van agressieve of intimiderende cliënten
4.10.2. Voorzieningen gericht op het voorkomen van intimidatie en agressie zijn aanwezig en operationeel
4.10.2.1 De veiligheidsinstructies ten aanzien van huisbezoek e.d. zijn bekend en worden nageleefd. 4.10.2.2 De veiligheidsinstructies ten aanzien van agressieve of intimiderende cliënten zijn bekend en worden nageleefd. 4.10.2.3 Er zijn fysieke veiligheidsvoorzieningen zoals toezicht op spreekkamers, alarmknoppen en gescheiden kantoor/spreekruimte
4.10.3 De uitvoering van het beleid ter voorkoming van agressie wordt gecontroleerd en o.a. naar aanleiding van incidenten geëvalueerd en zonodig bijgesteld.
4.10.3.1 Er vindt controle plaats of veiligheidsinstructies worden nageleefd en voorzieningen operationeel zijn 4.10.3.2 Er vindt een periodieke evaluatie plaats van het beleid te voorkoming van intimidatie en agressie.
17
Informatiebron Interview management Documentatie: Beleid en instructies Interview management Documentatie: Beleid en instructies Interview medewerkers Interview medewerkers
Documentatie Interview medewerkers Schouw Interview management Interview medewerkers Interview management Documentatie: Verslagen, notulen, beleidsstukken
4.11 Veiligheid op de werkstrafprojectplaatsen Het criterium veiligheid op de werkstrafprojectplaatsen is opgenomen in de taakveldmodule voor de werkstraffen. 4.12. Omgang met incidenten (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid Er bestaat een incidentenprotocol waarin is aangegeven in welke gevallen de reclasseringsorganisatie DSP inlicht over incidenten, welke informatie doorgegeven wordt en hoe de communicatie verloopt. Aanvullende verwachtingen In het Handboek Reclassering is opgenomen hoe de communicatie verloopt in geval van ernstige incidenten, trapsgewijs in de lijn en aan staffunctionarissen. Er zijn maatregelen beschreven ten aanzien van nazorg voor eventuele slachtoffers opgenomen. Ook dient het incident volgens het handboek Reclassering intern besproken en geëvalueerd te worden.
18
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 4.12.1. De organisatie beschikt over vastgelegd beleid en protocol met betrekking tot de incidenten
Specifieke norm en/of verwachting 4.12.1.1 Er is een incidentenprotocol 4.12.1.2 Er is een nazorgprotocol 4.12.1.3 De organisatie beschikt over een recente RI&E. NB. tenminste geactualiseerd in het aan de inspectie voorafgaande jaar.
Informatiebron Interview management Documentatie Interview management Inzage documentatie Interview management Inzage documentatie NB. Check op actualiteit
4.12.2. Het beleid met betrekking tot de beheersing van incidenten wordt toegepast.
4.12.2.1 Incidenten worden gemeld tot aan het juiste echelon zoals beschreven in het protocol 4.12.2.2 Incidenten worden vastgelegd en beschreven 4.12.2.3 Medewerkers zijn op de hoogte van de aanwezigheid van een incidentenprotocol en de inhoud ervan 4.12.2.4 Na een incident wordt de nazorg uitgevoerd volgens het protocol. 4.12.2.5 Naar aanleiding van incidenten vinden evaluaties plaats en worden verbeteracties geformuleerd op grond van geconstateerde tekorten
Documentatie: incidentmeldingen Documentatie: incidentmeldingen Interview medewerkers
4.12.3. De toepassing van het beleid met betrekking tot incidenten wordt gecontroleerd, geëvalueerd en zonodig bijgesteld
4.12.3.1 Er vindt controle plaats of incidentenprocedure en nazorg daadwerkelijk wordt uitgevoerd 4.12.32 Er vindt een periodieke evaluatie en bijstelling van het incidentbeleid plaats.
19
Interview medewerkers Interview management Interview medewerkers Documentatie: verslagen, evaluaties, verbeterplannen Interview management Interview management Documentatie
5. ORGANISATIE-ASPECTEN 5.13. personeelsmanagement
(Inter)nationale regelgevingen uitvoeringsbeleid De ECS geeft een aantal algemene kwalitatieve en kwantitatieve normen ten aanzien van de eisen waar medewerkers aan moeten voldoen. “The staff responsible for implementation shall be sufficiently numerous to carry out effectively the various duties incumbent upon them. They shall posses the qualities of character and the professional qualifications necessary for their functions. Norms and policies shall be developed to ensure that the quantity and quality of staff are in conformity with the amount of work and the professional skills and experience for their work” (rule 38). The staff responsible for implementation shall have adequate training and be given information that will enable them to have a realistic perception of their particular field of activity , their practical duties and the ethical requirements of their work. Their professional competence shall be regularly reinforced and developed through further training and performance reviews and appraisals” (rule 39) Volgens de Reclasseringregeling van 1995 dienen reclasseringswerkers beëdigd te zijn.
Om te waarborgen dat medewerkers een redelijke werkdruk hebben, zal de inzet van personeel en de beoogde planproductie in overeenstemming met elkaar moeten zijn. Ontwikkeling en opleiding van medewerkers zal in beleid opgenomen moeten zijn en als zodanig moeten worden uitgevoerd. Een professionele organisatie meet de effecten van haar beleid, evalueert deze en stelt het beleid zonodig bij.
20
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 5.13.1. De organisatie beschikt over vastgelegd beleid en creëert randvoorwaarden die zijn gericht op resp. de functionele ontwikkeling en het welbevinden van medewerkers.
Specifieke norm en/of verwachting 5.13.1.1 Er is een personeels-of formatieplan overeenkomstig de planproductie
5.13..2 De uitgangspunten van het beleid die zijn gericht op functionele ontwikkeling en het welbevinden van medewerkers vinden toepassing.
5.13.2.1 De werkelijke personele bezetting sluit aan bij de planproductie
5.13..3 (De uitvoering van) het beleid dat is gericht op functionele ontwikkeling en het welbevinden van medewerkers wordt periodiek gecontroleerd, geëvalueerd en zonodig bijgesteld.
5.13.1.2 Er is een (jaarlijks) opleidingsplan voor medewerkers
5.13.2.2 Het personeel is geschoold en getraind in het uitvoeren van het reclasseringswerk 5.13.2.3 Reclasseringswerkers zijn beëdigd 5.13.2.4 Er vindt voortdurende ontwikkeling plaats van medewerkers door het aanbieden van cursussen en dergelijke 5.13.2.5 Er vinden minimaal jaarlijks functioneringsgesprekken plaats
Informatiebron Interview management Documentatie: personeelsplannen, productiekader Interview management Documentatie: personeelsplannen, Interview management Interview medewerkers Documentatie: personeelsbezetting Interview medewerkers Interview medewerkers Interview medewerkers
Interview management Interview medewerkers
5.13.3.1 Functioneringsgesprekken worden geregistreerd en gecontroleerd of deze daadwerkelijk worden gehouden
Documentonderzoek Intervriew management
5.13.3.2. Resultaten van bijv. een medewerkerstevredenheidonderzoek worden aantoonbaar vertaald naar beleidsaanpassingen op het terrein van de personele zorg.
Interview management Interview medewerkers Documentatie: Resultaten medewerkerstevredenheid
21
5.14. communicatie Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid Binnen de reclassering worden taken op het terrein van de tbs verricht door reclasseringswerkers met de taakspecialisatie Sociaal Psychiatrisch Werk (SPW). Deze taakspecialisten hebben, naast een algemene HBO opleiding, een toegespitste opleiding gevolgd op het terrein van wet -en regelgeving en psychopathologie. Zij nemen deel aan arrondissementale tbs-dwarsoverleggen waaraan een consulent psychiater en/of psycholoog verbonden is. tbs gestelden worden standaard in dit overleg besproken. Volgens het Landelijk samenwerkingsprotocol tbs-klinieken en reclasseringsorganisaties bij de uitstroom van tbs-gestelden dient ook de tbs-contactfunctionaris van de reclassering bij dit overleg aanwezig te zijn. Aanvullende verwachtingen De Inspectie acht een aantal randvoorwaarden voor de communicatie als essentieel. Zo zal er een goede top-down communicatie moeten zijn over de visie en doelstellingen van de organisatie en de wijze waarop deze naar concrete doelstellingen in het werkproces vertaald worden. Als tegenhanger daarvan moeten er voorzieningen zijn om bottom-up communicatie te waarborgen. Knelpunten die op de werkvloer leven zullen naar hogere echelons moeten worden gebracht om beleid eventueel aan te passen. Hiervoor zijn functioneringsgesprekken tussen leidinggevenden en uitvoerend medewerkers en teamoverleg noodzakelijk. Naast de communicatie met betrekking tot organisatorische aangelegenheden zal er een communicatiestructuur met betrekking tot de inhoud van het werk aanwezig moeten zijn. Regelmatige Intervisie en/of casuïstiekbespreking dient hier een onderdeel van te zijn, aangevuld met werkinhoudelijk supervisie of begeleiding door een werkbegeleider.
22
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 5.14.1 De organisatie heeft een vastgelegde communicatiestructuur
Specifieke norm en/of verwachting 5.14.1.1 Er is een communicatiestructuur waarin is vastgelegd welke functionarissen met welke frequentie overleg voeren over welke onderwerpen.
Informatiebron Interview management Documentatie: overlegstructuur
5.14.2. De interne en externe communicatie functioneren naar behoren.
5.14.2.1. Er is regelmatig overleg met de direct leidinggevende. 5.14.2.2. Teamoverleg vindt regelmatig en met een vaste frequentie plaats waarbij de voor het overleg relevante functionarissen aanwezig zijn.
Interview medewerkers
5.14.2.3. Van het teamoverleg worden verslagen opgemaakt. 5.14.2.4 Er is sprake van regelmatige intervisie of casuïstiekbespreking.
5.14.2.5 Er is sprake van werkinhoudelijke supervisie of werkbegeleiding
5.14.2.6 Er is een tbs/functionaris aangesteld die de contacten met de tbs/kliniek onderhoudt en zorgt voor sluitende voorbereiding en overdracht van toezicht op tbs/gestelden. 5.14.2.7 Er is een apart overleg waarin tbs-advisering en toezicht wordt besproken, waarbij een consulent psychiater en/of psycholoog en de contactfunctionaris tbs aanwezig is. 5.14.3.1 De communicatie wordt door de organisatie gemonitord, geëvalueerd en zonodig bijgestuurd
5.14.3.1 Er vindt controle plaats op het doorgaan van teamoverleggen, casuïstiek en supervisie- of begeleidingsgesprekken 5.14.3.2 Het functioneren van de interne communicatie(structuur) wordt regelmatig geëvalueerd en zonodig bijgesteld.
23
Interview management Interview medewerkers Documentatie: verifieer teamverslagen Documentatie: teamverslagen Interview management Interview medewerkers Documentatie: verifieer teamverslagen Interview management Interview medewerkers Documentatie: verifieer teamverslagen Interview management Interview medewerkers Documentatie Interview management Interview medewerkers Documentatie: verifieer teamverslagen Interview medewerkers Interview management Interview management Interview medewerkers
5.15. integriteit (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid Het beleid geeft duidelijk aandacht aan integriteit bij de uitvoering van het werk: voorkomen van fraude, misbruik van bevoegdheid. ECS rule.38 en 39, zie ook V13 Personeelsmanagement. Aanvullende verwachtingen De ISt verwacht dat er in een instelling onder alle medewerkers sprake is van een gedragen en geborgd integriteitsbewustzijn en het management zoveel mogelijk transparant is ten aanzien van de informatieoverdracht over haar aanpak van (vermeende) integriteitschendingen. Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 5.15.1. De organisatie beschikt over een vastgelegd integriteitbeleid. 5.15.2. Er wordt in de unit actief invulling gegeven aan het integriteitbeleid.
5.15.3. Het integriteitbeleid wordt periodiek geëvalueerd en zonodig bijgesteld.
Specifieke norm en/of verwachting 5.15.1.1. De organisatie heeft een vastgesteld integriteitbeleid. 5.15.1.2. De organisatie beschikt over een vastgelegde gedragscode voor medewerkers. 5.15.2.1. Integriteit is een onderwerp dat regelmatig onder de aandacht wordt gebracht van de medewerkers, bijvoorbeeld tijdens werkoverleg en in functioneringsgesprekken. 5.15.2.2. De medewerkers zijn bekend met de gedragscode. 5.15.2.3. In de organisatie is een vertrouwenspersoon integriteit beschikbaar. 5.15.2.4. (De gevolgen van) integriteitincidenten worden in de organisatie -zo mogelijkgecommuniceerd. 5.15.3.1 Evaluaties en bijstelling van (gevolgen van) het integriteitbeleid vinden in de organisatie waarneembaar plaats.
24
Informatiebron Interview management Inzage documentatie Interview management Inzage documentatie Interview management Interview medewerkers Interview medewerkers Interview management Interview medewerkers Interview management Interview medewerkers Interview management Interview medewerkers
TOETSINGSKADER
DOORLICHTING RECLASSERINGSINSTELLINGEN
MODULE 1: ADVIESTAAK
Augustus 2008
Inspectie voor de Sanctietoepassing
Versie 1.0
2
I. MAATSCHAPPELIJKE REINTEGRATIE I.1. Bijdrage van de geadviseerde reclasseringsinterventie aan maatschappelijke reïntegratie (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid De European rules on Community Sanctions and measures (ECS) 32, 55 en 71 benadrukken dat de reclasseringsinterventies rekening dienen te houden met de rechten en sociale verplichtingen van de justitiabele zijn, zinvol voor hem zijn en trachten bij te dragen aan de persoonlijke en sociale ontwikkeling die van belang zijn om te integreren in de maatschappij. Daarbij moeten de interventies maatwerk zijn, gericht op de specifieke omstandigheden van de justitiabele. Rule 32 “Any conditions or obligations to be observed by the offender subject to a community sanction or measure shall be determined taking into account both his individual needs of relevance for implementation, his possibilities and rights as well his social responsibilities” Rule 55 “Community sanctions and measures shall be implemented in such a way that they are made as meaningful as possible to the offender and shall seek tot contribute to personal and social development of relevance for adjustment in society. Methods of supervision and control shall serve these aims. Rule 71 “Implementation methods shall be individually adapted to the particular circumstances of each case. The authorities and the staff responsible for the implementation shall therefore enjoy a sufficient degree of discretion for this to be possible without leading to serious inequality in treatment. Volgens de “Herijking van de adviesfunctie” bevat een reclasseringsadvies –indien relevant- een beschrijving van de gedragsinterventies en/of behandeling die ingezet moet worden om de kans op recidive te verlagen, inclusief de uitvoerbaarheid ervan (blz. 11). Door het opdrachtgeversoverleg1, waar Openbaar Ministerie, DJI, het ministerie van Justitie en de drie reclasseringsorganisaties (3RO) zitting in hebben is vastgesteld (Normenkader kwaliteit adviesfunctie reclassering) dat reclasseringsrapporten zijn gebaseerd op een diagnose met gebruik van RISc2 en de Quickscan3 en/of andere met wetenschappelijk onderzoek onderbouwde instrumenten. Het draaiboek samenwerking Gevangeniswezen & Reclassering van het Programma Terugdringen Recidive geeft aan dat diagnostiek plaats vindt aan de hand van RISc, op grond waarvan een reïntegratieplan wordt opgesteld waarin interventies worden geïndiceerd. 1
Dit is een centraal overleg waar waar Openbaar Ministerie, DJI, het ministerie van Justitie en de drie reclasseringsorganisaties (3RO) zitting in hebben en de opdrachtgeversrol van OM en DJI naar de reclassering wordt uitgewerkt. 2 Recidive InschattingsSchalen, een diagnose-instrument waarmee recidiverisico’s en de mogelijkheden voor gedragsbeïnvloeding in kaart worden gebracht. 3 Selectie-instrument om in de eerste fase van het strafproces een inschatting te maken m.b.t. het afnemen van de RISc en het inzetten van vervolgactiviteiten.
3
Aanvullende verwachtingen Het Handboek Reclassering geeft aan dat het reclasseringsadvies een bijdrage dient te leveren aan de maatschappelijke reïntegratie van de cliënt. Hiertoe dient een analyse gemaakt te worden van de persoon van de dader, het gepleegde delict en de omstandigheden waarin de dader of verdachte tot zijn daad kwam. Dit mond uit in een diagnose en een conclusie ten aanzien van wat volgens de reclassering in het vervolg van het straf- en/of hulpverleningsproces moet gebeuren met de cliënt om te trachten de recidiverisico's te verkleinen om te (re-)integreren in de samenleving. Op grond hiervan wordt een plan van aanpak opgesteld. De diagnose is een professioneel oordeel van een reclasseringswerker waarbij een wetenschappelijk onderbouwd diagnose-instrument wordt gebruikt. In het rapport staat het professionele oordeel vermeld en kan de uitslag van het diagnose-instrument dat als hulpmiddel fungeert worden weggelaten. In het dossier moet de uitslag van het diagnose-instrument wel kunnen worden teruggevonden. Onderbouwing van reclasseringadviezen met behulp van een wetenschappelijk onderbouwd diagnose-instrument is een vorm van borging voor het uitgangspunt dat het reclasseringsadvies daadwerkelijk bijdraagt aan maatschappelijke integratie van de justitiabele. De vraag of de reclasseringsinterventie daadwerkelijk heeft bijgedragen aan de maatschappelijke reïntegratie kan ook bij de cliënt zelf neergelegd worden. Deze heeft immers zicht op hoe reclasseringsinterventies zijn leven en keuzes kunnen beïnvloeden. De informatie van de cliënt is van belang voor kwaliteitsontwikkeling, vergelijkbaar met de “gedetineerdensurvey” in het Gevangeniswezen. Om het effect van een interventie op de maatschappelijke integratie echt te kunnen meten is lange termijn onderzoek naar de samenhang tussen diagnose, uitvoering van interventies en resultaten in termen van maatschappelijke reïntegratie noodzakelijk.
4
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 1.1.1 De adviezen zijn gebaseerd op onderliggende instructies ten aanzien van het opstellen van rapportages die voorzien in gebruik van RISc, Quickscan of andere gevalideerde diagnoseinstrumenten
Specifieke norm en/of verwachting 1.1.1.1 Er zijn heldere regels of instructies die verwijzen naar het gebruik van RISc, quickscan of andere gevalideerde diagnose-instrumenten bij het opstellen van adviezen en rapporten.
Informatiebron Documentonderzoek: werkinstructies, handboek Interview management Interview medewerkers advies
1.1.2 De adviezen in de rapportages richten zich op het voorkomen van recidive
1.1.2.1 In reclasseringsrapporten worden interventies voorgesteld die reïntegratie van de cliënt en/of voorkoming van herhaling van delictgedrag tot doel hebben4
Dossieronderzoek Interview medewerkers advies
1.1.2.2 De in het advies voorgestelde interventies zijn onderbouwd met gevalideerd instrument zoals RISc of Quickscan.
Dossieronderzoek Interview medewerkers advies
1.1.2.3 Bij afwijking van het advies ten aanzien van de uitkomst van de RISc (of ander instrument) is deze helder onderbouwd en vastgelegd in het dossier.
Dossieronderzoek Interview medewerkers advies
1.1.3.1 Er vindt controle plaats of de adviezen zich richten op bijdrage aan de reïntegratie
Interview managament Interview medewerkers
1.1.3.2 Er zijn aantoonbare evaluaties blijkt dat gemeten wordt wat de uitkomsten zijn van de adviezen, tot welke interventies deze leiden en in welke effecten deze interventies resulteren
Documentonderzoek: Verifieer evaluaties Interview management
1.1.3 De uitkomsten van de diagnostiek of de inhoud van de adviezen worden gecontroleerd en periodiek geëvalueerd op bijdrage aan reïntegratie of recidivevermindering en zonodig bijgesteld
4
Voor zover dit mogelijk is op grond van de uitkomst van de RISc
5
1.2. Samenwerking met netwerkpartners5 met als doel maatschappelijke reïntegratie (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid In de European community Sanctions and measures wordt een goede werkrelatie met maatschappelijke organisaties voorgestaan. Rule 70 “The implementation of community sanctions and measures shall be based on the management of individualised programmes and the development of appropriate working relationships between the offender, the supervisor and any participating organisations or individuals drawn from society”. In regelgeving is verder niets vastgelegd over samenwerking met netwerkpartners ten behoeve van maatschappelijke reïntegratie.
Aanvullende verwachtingen In het Handboek Reclassering en “Het delict als maatstaf, methodiek voor werken in een gedwongen kader”6 is samenwerking met netwerkpartners als een vanzelfsprekendheid gesteld. In de afgelopen 10 jaar heeft de rol van reclasseringswerker zich steeds meer ontwikkeld van een doe-het-zelver naar een case-manager. Deze ontwikkeling is nog eens versterkt doordat de zorg voor ex-justitiabelen steeds meer bij gemeenten is neergelegd. De reclassering dient daarom actief samen te werken met instellingen die een bijdrage kunnen leveren aan de reïntegratie van cliënten: gemeente, maatschappelijke organisaties, onderwijs, (gezondsheids-)zorg en GGZ. De inhoud van de adviezen geeft blijk van overleg met relevante instellingen of er wordt naar instellingen doorverwezen die een bijdrage kunnen leveren aan de reïntegratie van de cliënt. Als getalsmatige indicator van de samenwerking wordt het aantal toeleidingen naar zorginstellingen gerelateerd aan het aantal uitgebrachte voorlichtingsrapporten. Hierbij moet de en aard van de cliëntendoelgroep (bijvoorbeeld verslaafden, multiproblem) in acht worden genomen.
5
Onder “netwerkpartners” worden hier maatschappelijke organisaties verstaan, niet zijnde justitieorganisaties zoals OM/ZM en DJI (deze worden met “ketenpartners” aangeduid). 6 Menger en Krechtig, 2004
6
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 1.2.1 Met gemeenten en zorginstellingen zijn afspraken gemaakt m.b.t. samenwerking en nazorg van justitiabelen.
Specifieke norm en/of verwachting 1.2.1.1 De reclasseringsunit heeft (afgestemd op de doelgroep) afspraken gemaakt met lokale instellingen, bijvoorbeeld in de vorm van convenanten.
1.2.2 Uit de advisering blijkt dat de reclassering actief samenwerkt met instellingen die een bijdrage kunnen leveren aan de reïntegratie van cliënten: gemeente, maatschappelijke organisaties, onderwijs, (gezondsheids-)zorg en GGz.
1.2.2.1 Bij de advisering wordt gebruik gemaakt van informatie of medewerking van instanties die kunnen bijdragen aan reïntegratie. 1.2.2.2 In de advisering vindt verwijzing plaats naar instanties die kunnen bijdragen aan reïntegratie zoals maatschappelijke opvang of begeleiding, behandelinstellingen, (schuld-)hulpverlening, werk- of uitkeringsinstanties 1.2.2.3 De verhouding van het aantal “Toeleidingen Zorg” ten opzichte van voorlichtingsrapportages sluit aan bij soortgelijke units elders in het land. 1.2.3.1 Knelpunten in individuele casussen en trends worden met samenwerkingspartners besproken en leiden tot aanpassingen van de afspraken.
1.2.3 De samenwerking met betreffende instellingen wordt geëvalueerd
7
Informatiebron Interview management Interview medewerkers advies Documentonderzoek: Convenanten e.d. Dossieronderzoek Interview medewerkers advies Dossieronderzoek Interview medewerkers advies CVS of documentonderzoek Check management Interview management Documentenonderzoek: evaluaties
2. MAATSCHAPPIJBEVEILIGING 2.3. Bijdrage van het reclasseringsadvies aan de strafrechtsketen (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid De reclassering adviseert haar drie opdrachtgevers over de meest adequate sanctie en inzet: [zoals] wel of geen taakstraf, een korte vrijheidstraf of bijvoorbeeld juist plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders, al dan niet deelname aan een op recidivevermindering gerichte interventie, het soort toezicht op de naleving van bijzondere voorwaarden bij de veroordeling etc.7. Om een constructieve bijdrage aan de strafrechtsketen te leveren, moeten de reclasseringsadviezen tijdig voor de rechtszitting aanwezig zijn en inhoudelijk van voldoende kwaliteit moeten zijn. In het opdrachtgeversoverleg (OM, DJI, MvJ/DSP) is in het kader van de Herijking Adviesproducten termijnen overeengekomen waarbinnen een reclasseringsadvies opgeleverd moet zijn. Deze zijn echter nog niet geïmplementeerd. Wel dient volgens het reeds geldende draaiboek Terugdringen Recidive TR-adviezen binnen vier weken na de ontvangst van de opdracht te zijn uitgebracht. Aanvullende verwachtingen De reclassering geeft advies ten behoeve van opdrachtgevers van OM, ZM en DJI. Van een advies mag verwacht worden dat het tegemoet komt aan de eisen die de opdrachtgever aan het advies stelt. Lokaal kunnen afspraken gemaakt zijn over de oplevertermijn, in aanvulling op eigen beleid van de reclasseringsinstellingen. Bij een professionele organisatie hoort dat deze tevredenheid met enige regelmaat wordt getoetst. Bij capaciteitsproblematiek zal prioriteitstelling plaats moeten vinden in overleg met opdrachtgevers.
7
Brief van de mvj aan de Tweede kamer d.d. 14 maart 2005 (kamerstuk 29270, nr. 7)
8
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 2.3.1. Er zijn afspraken gemaakt met de opdrachtgevers aangaande advisering aangaande de sanctiemodaliteit
2.3.2 De adviesproducten leveren een bijdrage aan tijdige en adequate oordeelsvorming van de opdrachtgever aangaande de op te leggen of uit te voeren sanctiemodaliteit
Specifieke norm en/of verwachting 2.3.1.1. Er zijn afspraken en instructies ten aanzien van de (tijdige) oplevering van adviesproducten conform de afspraken met de opdrachtgevers
2.3.1.2. Prioriteitstelling vindt in overleg met opdrachtgevers plaats 2.3.2.1 Het advies beschrijft een reële en adequate sanctiemodaliteit 2.3.2.2 De adviezen worden binnen de daarvoor afgesproken termijn uitgebracht
2.3.2.3 Een TR-advies wordt binnen vier weken na ontvangst van de opdracht uitgebracht
2.3.2.4 De opdrachtgevers zijn tevreden over de levering van de adviesproducten 2.3.3 De reclassering evalueert de tevredenheid van opdrachtgevers over de kwaliteit en tijdigheid van de adviezen en stelt naar aanleiding hiervan zonodig procedures bij..
2.3.3.1. De reclassering voert regelmatig onderzoek uit naar de tevredenheid van OM, ZM en DJI over de tijdigheid en kwaliteit van de adviezen.
9
Informatiebron Interview management Interview medewerkers Interview OM/PI Documentatie: instructies, Interview management Interview OM/PI dossieronderzoek Interview medewerkers Interview OM/PI CVS/Dossieronderzoek Documentonderzoek Interview medewerkers Interview OM/PI CVS/dossieronderzoek Doceumentonderzoek Interview medewerkers Interview PI Documentonderzoek Interview OM Interview PI Interview Management Interview OM, PI Documenten
2.4 en 2.5 Risico-identificatie en -beheersing (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid Door bij de totstandkoming van (uitgebreide) adviesproducten de RISc te gebruiken (zie 1.1) wordt ook een inschatting gemaakt van het recidiverisico. De risicofactoren voor terugval in delictgedrag behoren te zijn geïdentificeerd en in het advies beschreven. De voorgestelde (gedrags)interventies/behandeling, sancties en voorwaarden sluiten aan bij de ingeschatte risico’s, risicofactoren en beïnvloedbaarheid (Herijking adviesproducten, pg. 17). Aanvullende verwachtingen In het (uitgebreide) advies zullen naast een recidive-inschatting en voorwaarden ook instrumenten beschreven moeten zijn hoe de naleving van de voorwaarden gecontroleerd dient te worden in de toezichtsfase. Deze dienen te zijn afgestemd op de aard en ernst van de risico’s de persoon en de omstandigheden. Mogelijke controle-instrumenten zijn gesprekken met de toezichthouder op het kantoor van de reclassering (frequentie is afgestemd op risico’s en reïntegratie), Huisbezoek, bezoek werkgever, bezoek werkgever, onaangekondigd huisbezoek of werkgever, 24-uurs toezicht door derden, urinecontrole, alcoholcontrole Elektronisch Toezicht, afspraken met politie, afspraken met sociaal of functioneel netwerk. Zie ook de risico-identificatie en beheersing paragraaf 2.4 en 2.5 bij de module voor de toezichttaak.
10
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 2.4.1. Er is beleid voor de het inschatten van risico’s en het indien nodig toepassen van controleinstrumenten om deze te beheersen
Specifieke norm en/of verwachting 2.4.1.1 Er zijn heldere instructies voor het beschrijven in het rapport van recidiverisico’s en het indien nodig toepassen van controle-instrumenten om deze te beheersen.
Informatiebron Interview management Interview medewerkers Documentonderzoek
2.4.2. In de adviezen worden risico’s en indien nodig controle-instrumenten of toezichtsarrangementen beschreven die kunnen bijdragen aan risicobeheersing op de geïdentificeerde risico’s
2.4.2.1 In de adviezen is de ernst en aard van de recidiverisico’s beschreven.
Interview medewerkers Dossieronderzoek
2.4.2.2 In de adviezen zijn indien nodig controlemiddelen hoe recidiverisico’s beheerst kunnen worden onderbouwd beschreven. (minimaal voor zover in vonnis op te nemen zoals middelencontrole en elektronische controle) 2.4.3.1 Er vindt controle plaats of de risico-inschatting em de toepassing van controlemiddelen volgens de instructies plaatsvinden 2.4.3.2 Er wordt op geaggregeerd niveau geëvalueerd welke controle/instrumenten zijn ingezet en wat het resultaat hiervan was.
Interview medewerkers Dossieronderzoek
2.4.3. De toepassing en het effect van de in de rapportages benoemde controle-instrumenten wordt gecontroleerd, geëvalueerd en zonodig bijgesteld
11
Interview management Interview medewerkers Interview management Documenten: evaluaties, verslagen
3. RECHTSPOSITIE 3.6. Informatieverstrekking Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld advies. 3.7. Functioneren beklagregeling Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld advies. 3.8 Privacy Aanvulling op de basismodule: Volgens het handboek Reclassering geeft de cliënt schriftelijk toestemming voor het raadplegen van referenten en voor het informatie geven aan derden door middel van een “verklaring van geen bezwaar”. Deze moet in het dossier aanwezig zijn. Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 3.8.2 Er wordt gehandeld naar het privacyreglement
Specifieke norm en/of verwachting 3.8.2.3 De cliënt geeft schriftelijk toestemming voor het raadplegen van referenten door middel van een “verklaring van geen bezwaar”.
Informatiebron Interview medewerkers Interview cliënten Dossieronderzoek
3.8.2.4 De cliënt geeft schriftelijk toestemming voor geven van informatie aan derden door middel van een “verklaring van geen bezwaar”.
Interview medewerkers Interview cliënten Dossieronderzoek
3.9. bejegening Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld advies.
12
4. INTERNE VEILIGHEID 4.10. Voorkoming intimidatie en agressie Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld advies. 4.11 Veiligheid op de werkstrafprojectplaatsen Het criterium veiligheid op de werkstrafprojectplaatsen is niet van toepassing op de module voor het taakveld advies 4.12. Omgang met incidenten Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld advies.
13
5. ORGANISATORISCHE RANDVOORWAARDEN 5.13. personeelsmanagement De RISc wordt uitgevoerd door daarvoor gecertificeerde adviseurs (zie o.m. “Nadere uitwerking herijking adviesproducten” 3RO, 2006 en “Uitvoeringsbeleid diagnose 3RO”, 2008). Algemene norm 5.13.1 Er worden specifieke criteria gesteld aan de uitvoerders van de RISc
Specifieke norm en/of verwachting 5.13.1.3 Het geldt als vereiste voor de uitvoerders van de RISc dat zij in het bezit zijn van een recente licentie om de RISc uit te voeren.
Informatiebron Interview management
5.13.2 De uitvoerders van de RISc voldoen aan de specifieke eisen die gesteld worden
5.13.2.6 De uitvoerders van de RISc zijn in het bezit van een recente licentie om de RISc uit te voeren
Interview management Interview medewerkers
5.13.3 Er wordt gecontroleerdof uitvoerders van de RISc aan de specifieke eisen voldoen.
5.13.3.2 Er is een werkend systeem (administratie) waarmee gemonitord kan worden of de uitvoerders van de RISc in bezit zijn van een recente licentie.
Documentonderzoek Interview management
5.14. communicatie Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld advies. 5.15. integriteit Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld advies.
14
TOETSINGSKADER
DOORLICHTING RECLASSERINGSINSTELLINGEN
MODULE 2: TOEZICHT
Augustus 2008
Inspectie voor de Sanctietoepassing
Versie 1.0
2
1. MAATSCHAPPELIJKE REINTEGRATIE 1.1. Inhoud van het reclasseringscontact (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid Artikel 32, 55, 71 van de European Community Sanctions bepalen dat het reclasseringsaanbod aan dient te sluiten op delictgerelateerde problematiek. De interventie moet nut hebben en bijdragen aan de persoonlijke ontwikkeling en aanpassing in de maatschappij. Supervisie en controle zijn dienstbaar aan dit doel. “Any conditions or obligations to be observed by the offender subject to a community sanction or measure shall be determined taking into account both his individual needs of relevance for implementation, his possibilities and rights as well his social responsibilities” (rule 32). “Community sanctions and measures shall be implemented in such a way that they are made as meaningful as possible to the offender and shall seek tot contribute to personal and social development of relevance for adjustment in society. Methods of supervision and control shall serve these aims”(rule 55). “Implementation methods shall be individually adapted to the particular circumstances of each case. The authorities and the staff responsible for the implementation shall therefore enjoy a sufficient degree of discretion for this to be possible without leading to serious inequality in treatment” (rule 71). In haar brief van 14 september 2007 aan de Tweede Kamer definieert de Staatssecretaris reclasseringstoezicht als volgt: Reclasseringstoezicht is controle op het nakomen van door OM, ZM en DJI opgelegde bijzondere voorwaarden en het signaleren van dreigende overtreding, maar ook het stimuleren en motiveren van de veroordeelde om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden1. Hierbij staat niet de maatschappelijke reïntegratie, maar het houden aan de voorwaarden centraal. De na te leven voorwaarden kunnen echter gericht zijn op het leveren van een bijdrage aan de reïntegratie, bijvoorbeeld door het volgen van een behandeling. Aanvullende verwachtingen Hoewel de verschillende reclasseringsorganisaties een eigen kleur geven aan de invulling van de reclasseringstaken, is reïntegratie bij alle reclasseringsorganisaties een aspect dat een rol kan spelen bij de uitvoering van toezicht. Het WODC definieert in haar onderzoeksrapport “Inzicht in toezicht”, (2007), als doel van het toezicht dat de cliënt zich aan de opgelegde bijzondere voorwaarde houdt, recidive tijdens en na het toezicht wordt voorkomen en de cliënt wordt geholpen met diens resocialisatie. Het is mogelijk dat in een vonnis2 of andere opdracht aan de reclassering (b.v. bij penitentiair programma of voorwaardelijke sepot) specifieke interventies als voorwaarden zijn opgenomen. Meestal zullen deze dan op basis van een advies van de reclassering zijn opgenomen in het vonnis. Wanneer de inhoud van een toezicht echter niet vanuit de 1 2
Brief van de Svj aan de Tweede Kamer d.d. 14 september 2007 (kamerstuk 29270 nr.14) Afhankelijk van de juridische modaliteit waarbinnen het toezicht wordt uitgevoerd kan voor ”vonnis” ook “beschikking” of “kennisgeving” worden gelezen
3
opdrachtgever is ingevuld, dient de reclassering daar zelf inhoud aan te geven. In 2007 constateerde het WODC dat in ongeveer een kwart van de vonnissen er een nadere invulling aan het toezicht gegeven wordt. Inmiddels is de “menukaart bijzondere voorwaarden” in ontwikkeling, waarin 13 verschillende voorwaarden worden gepresenteerd, onderverdeeld in categorieën herstellende, vrijheidsbeperkende, gedragsbeïnvloedende, op zorg gerichte en overige voorwaarden. Door de invulling van een toezicht te baseren op een op RISc gebaseerd adviesproduct (of een vervolgdiagnose) is onderbouwd dat de interventies binnen een toezicht aansluiten op delictgerelateerde problematiek, zoals aan de norm uit de ECS is ontleend. Het is echter mogelijk dat in een advies de inhoud van het toezicht niet specifiek is uitgewerkt, of dat door ontwikkelingen in persoon of omstandigheden bijstelling van de inhoud van het toezicht nodig is. Een RISc heeft daarom een beperkte actualiteit. De reclasseringsorganisaties kunnen echter pas (volgens de financieringssystematiek van Outputsturing) negen maanden na uitvoering van de vorige RISc worden gedeclareerd. Er dienen gedurende het toezicht halfjaarlijks tussenverslagen gemaakt te worden waarbij de doelstellingen, middelen en de bereikte resultaten van het toezicht worden geëvalueerd.
4
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 1.1.1 De organisatie heeft een naar beleid vertaalde visie op de wijze waarop het toezicht bijdraagt aan de resocialisatie van de justitiabele.
Specifieke norm en/of verwachting 1.1.1.1 Er is in beleid vastgelegd op welke wijze het toezicht bijdraagt aan resocialisatie van de justitiabele, vertaald in procesbeschrijvingen of instructies.
1.1.2 Het toezicht draagt bij aan de resocialisatie van de cliënt
1.1.2.1 De interventies die worden uitgevoerd binnen het toezicht zijn onderbouwd met een RISc, Quickscan of andere wetenschappelijk onderbouwde diagnose instrumenten. 1.1.2.2 Er is een aantoonbare overdacht van de uitvoerder van het adviesproduct en/of de RISc naar de toezichthouder. 1.1.2.3 Er zijn SMART-doelstellingen geformuleerd die bijdragen aan de resocialisatie van de justitiable3 1.1.2.4 Na afloop van het toezicht heeft de justitiabele4 aantoonbare vorderingen gemaakt op leefgebieden die als criminogene factoren waren aangemerkt. 1.1.3.1 In eind- en halfjaarlijkse tussenevaluaties van een toezicht wordt aangegeven welke vorderingen de justitiabele heeft gemaakt op leefgebieden die als criminogene factoren zijn aangemerkt. 1.1.3.2 Er vindt controle plaats of het toezicht confomr de instructies een bijdrage levert aan resocialisatie van de justitiabele 1.1.3.3 De organisatie doet evaluatief onderzoek naar de bijdrage van gepleegde interventies aan de resocialisatie van de justitiabele. 1.1.3.4 De organisatie doet evaluatief onderzoek naar de mate waarin de justitiabele ervaren heeft dat de interventies hebben bijgedragen bij zijn resocialisatie.
1.1.3 De organisatie controleert en evalueert in hoeverre de door haar gepleegde interventies bijdragen aan resocialisatie van de cliënt en stelt zonodig haar beleid bij.
3 4
Voor zover dit aan de orde is gegeven de uitkomsten van de RISc Voor zover dit aan de orde is gegeven de doelstelling en de haalbaarheid van het toezicht
5
Informatiebron Interview management Interview medewerkers Documentonderzoek: beleid- en werkinstructies, handboek Dossieronderzoek Interview medewerkers Dossieronderzoek Interview medewerkers Dossieronderzoek Interview medewerkers Dossieronderzoek Interview medewerkers Interview medewerkers Dossieronderzoek: eind en tussen verslagen Interview medewerkers Interview management Interview management Verifieer evaluaties Interview management Verifieer evaluaties
1.2. Samenwerking netwerkpartners toezicht (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid In de European community Sanctions and measures wordt een goede werkrelatie met maatschappelijke organisaties benoemd. Rule 70 “The implementation of community sanctions and measures shall be based on the management of individualised programmes and the development of appropriate working relationships between the offender, the supervisor and any participating organisations or individuals drawn from society”. In regelgeving is verder weinig vastgelegd over samenwerking met netwerkpartners ten behoeve van maatschappelijke reïntegratie.
Aanvullende verwachtingen In het Handboek Reclassering en “Het delict als maatstaf, methodiek voor werken in een gedwongen kader”5 is samenwerking met netwerkpartners een vanzelfsprekendheid. In de afgelopen 10 jaar heeft de rol van reclasseringswerker zich steeds meer ontwikkeld van een doehet-zelver naar een case-manager. Deze ontwikkeling is nog eens versterkt doordat de zorg voor ex-justitiabelen steeds meer bij gemeenten is komen te liggen. De reclassering heeft daarom actieve samenwerking met instellingen die een bijdrage kunnen leveren aan de reïntegratie van cliënten: gemeente, maatschappelijke organisaties, onderwijs, (gezondsheids-)zorg en GGZ. In het toezicht wordt samengewerkt of met relevante instellingen of er wordt naar instellingen doorverwezen die een bijdrage kunnen leveren aan de reïntegratie van de cliënt. Hierbij valt te denken aan behandelaars, instellingen voor maatschappelijke opvang of begeleiding, specifieke vormen van hulpverlening.
5
Menger en Krechtig, 2004
6
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 1.2.1 het toezicht komt mede tot stand in samenwerking met netwerkpartners en is gericht op optimale reïntegratie van de justitiabele 1.2.2 De reclassering heeft actieve samenwerking met instellingen die een bijdrage kunnen leveren aan de reïntegratie van cliënten: gemeente, maatschappelijke organisaties, onderwijs, (gezondsheids-)zorg en GGZ. 1.2.3 De samenwerking met betreffende instellingen wordt geëvalueerd en zonodig bijgesteld
Specifieke norm en/of verwachting 1.2.1.1 De reclasseringsunit heeft (afgestemd op de doelgroep) afspraken in bijvoorbeeld convenanten vastgelegd met lokale of regionale zorg- of hulpverleningsinstellingen en/of gemeenten.
Informatiebron Interview inrichtingsdirectie Documentonderzoek
1.2.2.1 Bij uitvoerend medewerkers zijn de afspraken met betreffende instellingen bekend
Interview medewerkers
1.2.2.2 In toezicht casussen wordt samengewerkt met relevante instellingen die een bijdrage kunnen leveren aan de reïntegratie van de cliënt. Hierbij valt te denken aan behandelaars, instellingen voor maatschappelijke opvang of begeleiding, specifieke vormen van hulpverlening.
Interview medewerkers Dossieronderzoek CVS
1.2.3.1 De unit beschikt over schriftelijke evaluaties van de samenwerking met betreffende instellingen en stelt zonodig afspraken bij
Interview management Documenten: evaluaties, notulen e.d.
7
2. MAATSCHAPPIJ BEVEILIGING 2.3. Bijdrage van het reclasseringstoezicht aan de strafrechtsketen (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid De reclasseringsorganisaties maken in de optiek van de minister van Justitie integraal onderdeel uit van de strafrechtsketen. De activiteiten van de reclassering zijn rechtstreeks verbonden met de specifieke behoeften van de partners in de strafrechtsketen: OM, ZM en DJI6. In de Arrondissementale Justitiële Beraden vindt gestructureerd overleg plaats tussen OM, ZM, DJI en de 3RO over de arrondissementaal te leveren producten7. De minister van Justitie schrijft in zijn brief aan de Tweede Kamer van 21 november 20068 dat met de 3RO is afgesproken dat indien door de rechter, het OM of de penitentiaire inrichting een toezicht wordt opgelegd, de justitiabele onmiddellijk wordt toegewezen aan een vaste reclasseringsbegeleider. Het vonnis dient binnen redelijke termijn en in overeenstemming met de uitspraak en/of voorwaarden ten uitvoer te worden gelegd volgens WvSr artt. 22c lid 3, 74 lid 4 Reclasseringsregeling 1995 art. 14 lid 2. De reclassering brengt rapport uit aan de officier van justitie over haar bemoeiingen inzake de naleving van bijzondere voorwaarden. De minister van Justitie schrijft in zijn brief aan de Tweede Kamer op 21 november 2006 dat in samenwerking met het OM en de reclassering specifieke kwaliteitscriteria worden ontwikkeld voor het afloopbericht van het toezicht op justitiabelen. Deze zijn tot op heden nog niet bekend. De reclassering houdt toezicht op justitiabelen in opdracht van een Penitentiaire inrichting in het kader van de extramurale fase van Terugdringen Recidive of een maatregel Instelling Stelselmatige Daders (ISD). In het geval van een toezicht op een ISD gemaatregelde schrijft het ISD beleidskader voor dat het reclasseringstoezicht gebaseerd is op het ISDverblijfsplan en dat de reclassering maandelijks aan de PI rapporteert over de voortgang van het extramurale traject. In het geval van een toezicht in het kader van het Terudringen Recidive rapporteert de reclassering halverwege de programmatijd en aan het einde ervan aan het CBTR/de PI, aldus het Draaiboek Samenwerkingsmodel GW-3RO.
6
Brief van de Mvj aan de Tweede Kamer d.d. 21 oktober 2003 (kamerstuk 29270 nr.1) Brief van de MvJ aan de Tweede Kamer d.d. 14 maart 2005 (kamerstuk 29270, nr. 7) 8 Brief van de MvJ aan de Tweede Kamer d.d. 21 november 2006 (kamerstuk 29270, nr. 10) 7
8
De reclassering houdt toezicht op veroordeelden tot tbs met voorwaarden en voorwaardelijk beëindigde tbs en rapporteert daarover aan het OM (driemaandelijks). De reclassering houdt toezicht op justitiabelen met een tbs-maatregel die met proefverlof uit de tbs-instelling zijn en rapporteert daarover aan de tbs-kliniek (tweemaandelijks).
9
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 2.3.1. Er is beleid vastgesteld ten aanzien van starttermijnen, kwaliteitscriteria voor afloopberichten en indien nodig over prioritering van opdrachten.
Specifieke norm en/of verwachting 2.3.1.1. Indien nodig zijn er afspraken met opdrachtgevers over prioriteitstelling in de toezichten 2.3.1.2. Er zijn afspraken over de termijn waarop een toezicht wordt gestart 2.3.1.3 Er zijn kwaliteitscriteria waar een afloopbericht voor een toezicht aan moet voldoen.
2.3.2 De uitvoering van toezicht vindt plaats conform planning en afspraken
2.3.2.1 Uitvoering van toezichten vindt in geval van een krappe capaciteit plaats volgens de prioriteitsteling 2.3.2.2 Opdrachten voor reclasseringstoezicht worden direct9 na ontvangst in uitvoering genomen (of direct op het moment van formele start van het toezicht als dit op een later tijdstip is) 2.3.2.3 In geval van toezicht op de extramurale fase van een ISD-maatregel is de inhoud van het toezicht gebaseerd op het verblijfsplan en een aantoonbare overdracht van de intramurale trajectbegeleider 2.3.2.4 In geval van toezicht op de extramurale fase van een ISD-maatregel rapporteert de reclassering maandelijks aan de PI over de voortgang van het extramurale traject. 2.3.2.5 In het geval van een toezicht in het kader van TR rapporteert de reclassering halverwege de looptijd en uiterlijk twee weken na afloop van het toezicht aan de PI/CBTR. 2.3.2.6 In geval van toezicht in het kader van tbs proefverlof rapporteert de reclassering aan de betreffende tbs-kliniek (tweemaandelijks)
9
Voor de interpretatie van “direct” zie de afspraken waar criterium 2.3.1.2. op doelt.
10
Informatiebron Interview management Documenten: instructies, etc. OM/PI Interview management Documenten: instructies, etc. Interview OM/PI Interview management Documenten: instructies, etc. Interview OM/PI Interview OM/PI
Dossieronderzoek Interview OM/PI Evt. CVS Interview medewerkers Dossieronderzoek Interview medewerkers
Dossieronderzoek Interview PI Interview medewerkers Dossieronderzoek Interview PI Interview medewekrers Dossieronderzoek Interview medewerkers
2.3.2.7 In geval van toezicht in het kader van voorwaardelijke beëindiging tbs of tbs onder voorwaarde rapporteert de reclassering aan het OM (driemaandelijks) 2.3.2.8 De afloopberichten van toezichten voldoen aan de daarvoor gestelde kwaliteitscriteria (zie 2.3.1.3) 2.3.3. De reclassering voert regelmatig onderzoek uit naar de mate waarin zij afspraken nakomt en de tevredenheid van opdrachtgevers over de kwaliteit van het toezicht en stelt zondig haar beleid bij
2.3.3.1. De reclassering controleert in hoeverre zij de met de opdrachtgevers gemaakte afspraken nakomt en stelt zonodig haar beleid bij. 2.3.3.2. De reclassering voert regelmatig onderzoek uit naar de tevredenheid van OM, ZM en DJI over de kwaliteit van het toezicht en de rapportage daarover en stelt zonodig haar beleid bij
11
Dossieronderzoek Interview OM Interview medewerkers CVS Dossieronderzoek Interview OM/PI Intevriew medewerkers Interview management Documenten: verslagen/evaluaties Interview management Documenten: verslagen/evaluaties Interview OM/PI
2.4. Risico-identificatie toezicht (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid Het reclasseringstoezicht op de bijzondere voorwaarden zal worden gedifferentieerd naar een aantal nader omschreven uitvoeringsvarianten van minder naar meer intensief. De vormgeving van het toezicht wordt dan afgestemd op het risico van overtreding van de voorwaarden. Justitiabelen waarvoor een strikte controle noodzakelijk is, kunnen dan intensiever worden gevolgd, zodat signalen van terugval en dreigende recidive tijdig worden gesignaleerd en zonodig kan worden ingegrepen. (opdrachtbrief MvJ/DSP aan 3RO, 3 augustus 2007) Het beleidskader Toezicht van het MvJ/DSP uit mei 2007 geeft aan dat het reclasseringstoezicht altijd betrekking heeft op naleving van een aantal nader omschreven bijzondere voorwaarden en dat het reclasseringstoezicht zelf eveneens uit omschreven varianten dient te bestaan. Het beleidskader beschrijft als inhoudelijke eisen aan het toezicht • De inhoud van het reclasseringstoezicht is gebaseerd op van de uitvoering onafhankelijk uitgevoerde risico-inschatting en diagnostiek. • Aard en intensiteit van het reclasseringstoezicht is afgestemd op risico's van overtreding van de voorwaarden en de typen opgelegde (bijzondere) voorwaarden. Intensiteit, mate en soort controle, alsmede de mate van stimuleren en motiveren (de agogische elementen) vormen hiervan de variabelen. • Er zijn gedragsregels voor iedereen die voorwaarden moet naleven (vgl. standaardregels werkstraffen). • De te ontwikkelen varianten van toezicht zijn vastgelegd in procesbeschrijvingen en protocollen. In het “landelijk verbeterplan toezicht” van de 3RO (maart 2008) wordt naar aanleiding van de uit de RISc voortgekomen recidivekans laag, midden of hoog risico een bijbehorende contactfrequentie en controleniveau afgeleid. Dit is een tussenstap naar een eenduidige en gestandaardiseerde werkwijze zoals de 3RO in opdracht van de Staatssecretaris ontwikkelt binnen het programma “Redesign Toezicht”. Aanvullende verwachtingen Tijdens het toezicht worden signalen die kunnen duiden op een dreigende terugval opgemerkt. Bij de uitvoering van het toezicht wordt in elk geval gebruik gemaakt van eventuele controle-instrumenten die in de adviesrapportage zijn genoemd. Er vindt elke zes maanden evaluatie en zonodig bijstelling plaats van de risico-inschatting en de gebruikte controle-instrumenten. Er is een “toezichtovereenkomst” waarin uitvoering van het vonnis centraal staat en de afspraken met betrekking tot het toezicht zijn opgenomen. Deze toezichtovereenkomst bevat ten minste de voorwaarden, de activiteiten, een tijdpad, de contactfrequentie en intensiteit van de controle en eventueel gegeven aanwijzingen.
12
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 2.4.1 Het reclasseringstoezicht kent omschreven varianten
Specifieke norm en/of verwachting 2.4.1.1 Er zijn procesbeschrijvingen, instructies of protocollen die aangeven welke toezichtvarianten (Intensiteit, mate en soort controle, alsmede de mate van stimuleren en motiveren vormen hiervan de variabelen) passend zijn bij welke voorwaarden en risico’s.
Informatiebron Interview management Documenten: procesbeschrijvingen en instructies
2.4.2. Het toezicht heeft betrekking op de naleving van aantal nader omschreven voorwaarden.
2.4.2.1 De uitvoering van het toezicht sluit aan op de inhoud van en de bepalingen in het vonnis
Dossieronderzoek Interview medewerkers (Interview cliënten) Dossieronderzoek Interview medewerkers (Interview cliënten) Dossieronderzoek Interview medewerkers (Interview cliënten) Dossieronderzoek Interview medewerkers (Interview cliënten) Dossieronderzoek Interview medewerkers (toezicht en advies) Interview cliënten Dossieronderzoek Interview medewerkers (Interview cliënten) Dossieronderzoek
2.4.3. De organisatie controleert, evalueert in hoeverre het toezicht tot risicobeperking leidt en stelt eventueel het beleid bij
2.4.2.2 Bij de uitvoering van het toezicht wordt gebruik gemaakt van controle-instrumenten die in het adviesrapport worden genoemd 2.4.2.3 Bij de uitvoering van het toezicht wordt gebruik gemaakt van controle-instrumenten die passend zijn bij het recidiverisico van persoon en omstandigheden. 2.4.2.4 Er vindt een zesmaandelijkse evaluatie plaats waarbij ook de risico-inschatting wordt betrokken. Uit deze evaluatie blijkt of de RISc nog actueel is of dat de RISc moet worden geactualiseerd. 2.4.2.5 Bij voortijdige positieve afsluiting van het toezicht vindt dit plaats op basis van onderbouwing met een evaluatie van het recidiverisico. 2.4.2.6 Er is een getekende toezichtovereenkomst die de voorwaarden, de doelen, de activiteiten, een tijdpad, de contactfrequentie en intensiteit van de controle en eventueel gegeven aanwijzingen bevat 2.4.3.1 Aan het eind van het toezicht wordt geëvalueerd of de eindtermen ten aanzien van het recidiverisico zijn behaald 2.4.3.2 Er vindt controle plaats of in het toezicht conform de werkinstructies risico’s geïdentificeerd wordent 2.4.3.3 De organisatie registreert en evalueert het aantal vroegtijdige beëindigingen van toezicht
13
Interview medewerkers Interview management Interview management Documenten: evaluaties, verslagen
2.5. Risicobeheersing toezicht (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid Het beleidskader Toezicht van het MvJ/DSP uit mei 2007 beschrijft als eisen aan de uitvoering van het toezicht: • De reclassering is verantwoordelijk voor de uitvoering van het reclasseringstoezicht op het tijdstip dat veroordeelde is begonnen aan de extramurale fase van de ten uitvoerlegging c.q. nadat de schorsing van de preventieve hechtenis is bevolen of het vonnis is uitgesproken. • Er zijn afspraken vastgelegd met betrekking tot het geven van waarschuwingen en het opstellen van rapportage aan de opdrachtgever. Daarbij wordt in het bijzonder rekening gehouden met situaties van grote maatschappelijke veiligheidsrisico en/of ernstige recidive • In geval van dreiging van het overtreden van voorwaarden rapporteert de reclassering tussentijds aan de opdrachtgever en geeft aan wat de risico’s van de situatie zijn. • Er is samenwerking/afstemming en informatie-uitwisseling met politie, zorginstellingen en waar nodig met het sociale netwerk van de justitiabele • De afloop van het reclasseringstoezicht wordt gemeld aan de opdrachtgever. De randvoorwaarden waarbinnen het reclasseringstoezicht vorm krijgt, zijn de voorwaarden zoals vastgelegd in het vonnis, de aanwijzingen die de reclassering geeft en waar de justitiabele zich naar dient te gedragen en afspraken die de onder toezicht gestelde en de toezichthouder onderling maken. Bij overtreding van voorwaarden dient de betreffende justitiële autoriteit (OM of justitiële inrichting) daarvan op de hoogte gesteld te worden Aanvullende verwachtingen Het doel van het toezicht is dat de cliënt zich aan de opgelegde bijzondere voorwaarde houdt, recidive tijdens en na het toezicht wordt voorkomen en de cliënt wordt geholpen met diens resocialisatie (WODC, 2007). Het is mogelijk dat in een vonnis10 of andere opdracht aan de reclassering (b.v. bij penitentiair programma of voorwaardelijke sepot) specifieke interventies als voorwaarden zijn opgenomen. Meestal zullen deze dan op basis van een advies van de reclassering zijn opgenomen. Wanneer de inhoud van een toezicht niet vanuit de opdrachtgever is ingevuld, dient de reclassering daar zelf inhoud aan te geven. In 2007 constateerde het WODC dat in ongeveer een kwart van de vonnissen er een nadere invulling aan het toezicht gegeven wordt. Door de invulling van een toezicht te baseren op een op RISc gebaseerd adviesproduct (zie A1.1) (of een latere herdiagnose RISc) is onderbouwd dat de interventies binnen een toezicht aansluiten op delictgerelateerde problematiek, zoals als norm uit de ECS is ontleend.
10
Afhankelijk van de juridische modaliteit waarbinnen het toezicht wordt uitgevoerd kan voor ”vonnis” ook “beschikking” of “kennisgeving” worden gelezen
14
Reclasseringstoezicht is controle op het nakomen van door OM, ZM en DJI opgelegde (bijzondere) voorwaarden en het signaleren van dreigende overtreding, maar ook het stimuleren en motiveren van de veroordeelde om zich aan de (bijzondere) voorwaarden te houden. Controlemiddelen ter beperking van de risico’s zijn bijvoorbeeld elektronische controle, drugs- en alcoholcontrole, aangekondigde en onaangekondigde huisbezoeken etc. Stimulering en motivering zijn de agogische componenten van het toezicht. Hieronder vallen elementen als de werkrelatie, optreden als rolmodel, confronteren, signaleren van mogelijke terugval e.d. Signaleren kan geschieden door het sociale netwerk in te schakelen en daar contacten mee te houden.
15
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 2.5.1. De wijze van toezicht houden en rapporteren over overtredingen is in beleid vastgelegd
Specifieke norm en/of verwachting 2.5.1.1 Er is een instructie wat te doen bij overtreding van voorwaarden uit het vonnis, aanwijzingen van de reclassering of het niet nakomen van afspraken.
Informatiebron Documentonderzoek Interview management Interview medewerkers
2.5.2. De reclassering houdt toezicht op de justitiabele en rapporteert over overtredingen.
2.5.2.1 In tussenevaluaties of rapportages aan de opdrachtgever wordt melding gemaakt van de inzet van de controle-instrumenten en het resultaat hiervan 2.5.2.2. Het overtreden van een voorwaarde wordt direct aan de justitiële autoriteiten (OM of DJI) gemeld. 2.5.2.3 Bij onbeheersbaarheid van risico’s wordt dit direct aan de justitiële autoriteiten gemeld.
Interview medewerkers Dossieronderzoek
2.5.2.4 De justitiële autoriteiten zijn tevreden over de kwaliteit en tijdigheid van meldingen van overtredingen 2.5.2.5 Als de onder toezicht gestelde zich niet aan de algemene en bijzondere voorwaarden heeft gehouden tijdens de toezichtperiode, is de opdracht tot toezicht geretourneerd.
Interview OM/PI
2.5.3.1 Er vindt controle plaats of risicobeheersing plaatsvindt conform de werkinstructies 2.5.3.2. Er is een evaluatie of analyse beschikbaar van het al dan niet succesvol verlopen van toezichten.
Interview medewerkers Interview management Interview management Documenten: verslagen, evaluaties Interview management Documenten: verslagen, evaluaties
2.5.3. De organisatie controleert en evalueert in hoeverre het toezicht al dan niet succesvol afgerond of teruggestuurd wordt (zie ook 2.4.3) en stelt naar aanleiding hiervan zonodig haar beleid bij
2.5.3.2 Er wordt gemonitord in hoeverre de justitiële autoriteiten tevreden zijn over de kwaliteit en tijdigheid van meldingen van overtredingen
16
Interview medewerkers Dossieronderzoek Interview medewerkers Dossieronderzoek
CVS Dossieronderzoek
3. RECHTSPOSITIE 3.6. Informatieverstrekking Aanvulling op de basismodule: Rechten en plichten van de cliënt kunnen mondeling aan de orde komen in het eerste contact met de cliënt. Vaak is het eerste contact met de cliënt in het kader van het toezicht niet het eerste contact tussen cliënt en reclassering, omdat er een adviesfase aan voorgegaan is. Wel zijn de rechten en plichten bij de uitoefening van een reclasseringstoezicht van een andere aard dan bij het opstellen van een reclasseringsadvies. Hier dient rekening mee gehouden te worden. 3.7. Functioneren beklagregeling Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld toezicht.. 3.8. Privacy Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld toezicht.. 3.9. bejegening Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld toezicht..
17
4. INTERNE VEILIGHEID 4.10. Voorkoming intimidatie en agressie Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld toezicht.. 4.11 Veiligheid op de werkstrafprojectplaatsen Het criterium veiligheid op de werkstrafprojectplaatsen is niet van toepassing op deze module van het toetsingskader 4.12. Omgang met incidenten Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld toezicht..
18
5. ORGANISATORISCHE RANDVOORWAARDEN 5.13. Personeelsmanagement Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld toezicht..
5.14. Communicatie Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld toezicht.. 5.15. Integriteit Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld toezicht.
19
TOETSINGSKADER
DOORLICHTING RECLASSERINGSINSTELLINGEN
MODULE 3: WERKSTRAFEXECUTIE Augustus 2008
Inspectie voor de Sanctietoepassing
Versie 1.0
1. MAATSCHAPPELIJKE REINTEGRATIE 1.1. Bijdrage van de taakstraf aan maatschappelijk reïntegratie van de taakgestrafte (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid Een uitgangspunt van de European rules on Community Sanctions and measures is dat de tenuitvoerlegging van de straf zoveel mogelijk dienstbaar wordt gemaakt aan gedragsverbetering / reïntegratie van de veroordeelde: “The imposition and implementation of community sanctions and measures shall seek to develop the offender’s sense of responsibility to the community in general and the victims in particular (rule 30). “Any conditions or obligations to be observed by the offender subject to a community sanction or measure shall be determined taking into account both his individual needs of relevance for implementation, his possibilities and rights as well his social responsibilities” (rule 32). Since the implementation of a community sanction or measure shall be designed to secure the co-operation of the offender and enable him to see the sanction as a just and reasonable sanction to the offence committed, the offender should participate, as far as possible, in decision-making on matters of implementation (rule 34). “Community Sanctions and measures shall be implemented in such a way that they are made as meaningful as possible to the offender and shall seek to contribute to personal and social development of relevance for adjustment in society. Methods of supervision and control shall serve these aims (rule 55). De minister van Justitie geeft in zijn brief aan de Tweede Kamer d.d. 14 maart 2005 aan dat de nadruk bij de taakstraffen ligt op een consequente en efficiënte tenuitvoerlegging. Als voordelen van de taakstraf noemt het ministerie dat de werkgestrafte contact houdt met de maatschappij en niet negatief wordt beïnvloed door detentie, de taakstraffen zijn snel en goedkoop uitvoerbaar, de taakgestrafte maakt zich nuttig voor de samenleving en van de taakgestrafte wordt zelfdiscipline verwacht. In het Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen staat dat: “Bij het bepalen van de feitelijke werkzaamheden of verplichtingen houdt de uitvoerder taakstraffen rekening met het gepleegde delict, de capaciteiten, mogelijkheden en specifieke omstandigheden van de taakgestrafte, alsmede de reisafstand tot de projectplaats. De reistijd bedraagt in totaal niet meer dan drie uren per dag. De dagen waarop aan het project wordt deelgenomen en de aanvang- en eindtijden worden in overleg met de taakgestrafte vastgesteld. Pauzes en reistijden tellen niet mee voor de taakstrafuren” (art. 10 lid 4).
Aanvullende verwachtingen Het uitvoeren van een werkstraf waarbij het werken aan delictgerelateerde problematiek niet tot de doelstellingen behoort, heeft ertoe geleid dat
2
een aantal reclasseringunits (met name van het Leger des Heils) besloten hebben geen werkstraffen uit te voeren of alleen werkstraffen uit te voeren bij werkgestraften die al om een andere aanleiding cliënt zijn bij de reclasseringsunit. Er zijn echter nog andere argumenten te bedenken waarom het executeren van de werkstraf nog steeds een bijdrage kan leveren aan reïntegratie(zie onder andere “Werk maken van straf”, Krechtig 2007): - Door het uitvoeren van de taakstraf wordt detentieschade voorkomen - Het uitvoeren van een taakstraf bevordert structuur, sociale relaties, werkritme en verantwoordelijkheidsgevoel bij de taakgestrafte. Los van welke positie de reclasseringsunit heeft ingenomen in bovenstaande discussie is de Inspectie van mening dat de organisatie een visie dient te hebben hoe het executeren van de werkstraf in relatie staat tot haar missie of organisatiedoelstelling, dat deze visie in concrete doelstellingen geoperationaliseerd dient te worden en dat deze gemonitord, geëvalueerd en eventueel bijgesteld dient te worden.
3
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 1.1.1 Er is een beleidsvisie op hoe de executie van werkstraffen bijdraagt aan de reïntegratie van de werkgestrafte
Specifieke norm en/of verwachting 1.1.1.1 Uit beleidsstukken, protocollen of procesbeschrijvingen blijkt expliciet hoe de reclasseringsorganisatie de uitvoering van de werkstraffen laat bijdragen aan maatschappelijke reïntegratie van de werkgestrafte
1.1.2 De bijdrage aan de executie van de taakstraffen aan reïntegratie van de werkgestrafte is geoperationaliseerd in activiteiten
1.1.2.1 Er worden activiteiten uitgevoerd die bijdragen aan de maatschappelijke reïntegratie van de werkgestrafte
1.1.3 De bijdrage van de executie van taakstraffen aan de maatschappelijke reïntegratie wordt gecontroleerd, geëvalueerd en zondig bijgesteld.
1.1.1.2 Er worden operationele doelstellingen ten aanzien van maatschappelijke reïntegratie van de werkgestrafte gesteld
1.1.2.2 Er wordt bij de plaatsing van een werkgestrafte rekening gehouden met het gepleegde delict, de capaciteiten, mogelijkheden en specifieke omstandigheden van de taakgestrafte, alsmede de reisafstand tot de projectplaats (maximaal drie uur reistijd per dag) 1.1.3.1 Er worden operationele doelstellingen ten aanzien van maatschappelijke reïntegratie van de werkgestrafte gemeten en gecontroleerd 1.1.3.2 De operationele doelstellingen ten aanzien van de bijdrage aan de maatschappelijke reïntegratie van de werkgestrafte worden geëvalueerd en beleid wordt zonodig bijgesteld naar aanleiding daarvan.
4
Informatiebron Interview management Documentonderzoek: Beleidsstukken, werkinstructies, handboek Interview management Interview medewerkers Documentonderzoek: Beleidsstukken, werkinstructies, handboek Interview medewerkers Interview projectplaatsen Interview taakgestraften Dossieronderzoek Interview medewerkers Interview taakgestraften Dossieronderzoek Interview management Documentonderzoek: Intevriew medewerkers Interview management Documentonderzoek: Verslagen, evaluaties, verbeterplannen
1.2. Samenwerking met netwerkpartners bij de executie van taakstraffen (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid In de European rules on Community Sanctions and measures is de relatie tussen de uitvoering van “community sanctions” en maatschappelijke organisaties expliciet aangegeven. “Community participation shall be used to assist offenders to develop meaningful ties in the community, to become aware of the community interest in them and to broaden their possibilities for contact and support.” (rule 46). “The implementation of community sanctions and measures shall be based on the management of individualised programmes and the development of appropriate working relationships between the offender, the supervisor and any participating organisations or individuals drawn from society” (rule 70 ). De reclassering maakt voor de uitvoering van de werkstraffen gebruik van externe projectplaatsen, organisaties waar de werkgestrafte tewerkgesteld wordt in het kader van zijn straf. Ook heeft de reclassering projecten in eigen beheer die met de arbeid van werkgestraften werkzaamheden uitvoeren ten bate van derdenorganisaties. De ECS stelt dat het werk op de projectplaatsen zinvol moet zijn en zoveel mogelijk de vaardigheden van de taakgestrafte moeten verbeteren. Het werk mag niet ten bate van de winst van een onderneming komen. “Tasks provided for offenders doing community work shall not be pointless, but shall be socially usefull and meaningful and enhance the offender’s skills as much as possible. Community work shall not be undertaken for the purpose of making profit for any enterprise (rule 67). Het Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen stelt onder meer drie randvoorwaarden waar de projectplaats waar werkgestrafte is tewerkgesteld aan moet voldoen. a. het te verrichten werk is additioneel; er mag geen sprake zijn van het bezetten van arbeidsplaatsen die anders ter beschikking zouden komen van de reguliere arbeidsmarkt; b. het werk dient zo veel mogelijk een publiek doel; c. de werkzaamheden op de projectplaats zijn zinvol en in voldoende mate aanwezig; (artikel 3: a, b, c) Daarbij worden nog een aantal praktische eisen aan het gebruik van projectplaatsen gesteld: 1. Indien de reclassering of de raad de inrichting van een nieuwe projectplaats, voor het verrichten van een werkstraf, overweegt, wordt een voorstel daartoe voorgelegd aan het openbaar ministerie.
5
2. Van de beoogde projectplaats wordt een omschrijving opgemaakt. Deze bevat ten minste de naam van de instelling of organisatie, het doel van de instelling of organisatie, de aard van de werkzaamheden die kunnen worden verricht, de wijze van begeleiding van de taakgestrafte en een verklaring omtrent de bereidheid van de instelling of organisatie controlerende taken uit te voeren. 3. Binnen een maand na de indiening van een voorstel beslist het openbaar ministerie daarover. (artikel 4) De reclassering dient de projecten te evalueren. Het Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen bepaalt dat wanneer een projectplaats niet meer aan de gestelde eisen voldoen, de samenwerking met de projectplaats wordt beëindigd (artikel 8 lid 2 en 3) . Aanvullende verwachtingen Om tegemoet te kunnen komen aan de in 1. eerder genoemde artikel 10 lid 4 gestelde eisen aan de werkzaamheden, zal de organisatie moeten beschikken over voldoende projectplaatsen met een zekere variatie en van voldoende kwalitatief niveau.
6
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 1.2.1 Er is een beleid dat aangeeft aan welke voorwaarden projectplaatsen moeten voldoen en hoe gerealiseerd wordt dat er voldoende van deze projectplaatsen voor werkgestraften beschikbaar zijn.
Specifieke norm en/of verwachting 1.2.1.1 De organisatie heeft beleid dat aangeeft aan welke voorwaarden (inclusief de wettelijke) projectplaatsen moeten voldoen.
Informatiebron Interview management Onderzoek beleidsdocumenten
1.2.1.2 De organisatie heeft beleid, inclusief taak en verantwoordelijkheidsverdeling, hoe de kwalitatieve en kwantitatieve beschikbaarheid van projectplaatsen wordt gerealiseerd.
Interview management Onderzoek beleidsdocumenten
1.2.2 De beschikbaarheid van projectplaatsen is kwalitatief en kwantitatief voldoende
1.2.2.1 Er is een lijst van projectplaatsen waarvan de reclassering gebruik kan maken voorzien van naam van de instelling of organisatie, het doel van de instelling of organisatie, de aard van de werkzaamheden die kunnen worden verricht, de wijze van begeleiding van de taakgestrafte en een verklaring omtrent de bereidheid van de instelling of organisatie controlerende taken uit te voeren 1.2.2.2 Alle projectplaatsen voldoen aan de gestelde voorwaarden
Interview medewerkers Overzicht projectenbank
1.2.2.3 Er zijn voldoende projectplaatsen om alle werkgestraften te kunnen plaatsen. 1.2.2.4 Er is voldoende variatie in beschikbare projectplaatsen om verschillende doelgroepen (b.v. vrouwen, mensen met een beperking, zedendelinquenten) te kunnen plaatsen
1.2.3 De organisatie controleert en evalueert periodiek de samenwerking met de projectplaatsen en stelt deze zonodig bij.
Interview medewerkers Interview projectplaatsen Overzicht projectenbank Interview medewerkers Interview werkgestraften Overzicht projectenbank Interview medewerkers
1.2.2.5 Het Openbaar Ministerie heeft alle projectplaatsen goedgekeurd
Interview management Interview OM
1.2.3.1 De organisatie controleert en evalueert periodiek of de totale kwalitatieve en kwantitatieve beschikbaarheid van projectplaatsen nog voldoet. 1.2.3.2 De organisatie controleert en evalueert periodiek of de individuele projectplaatsen nog aan de gestelde voorwaarden voldoen.
Interview management Documentenonderzoek: Evaluaties Interview management Interview projectplaatsen Documentenonderzoek: Evaluaties
7
1.2.3.3 De organisatie controleert evalueert periodiek de werkrelatie met, of de klanttevredenheid van de projectplaatsen 1.2.3.4 Wanneer een projectplaats niet meer aan de gestelde eisen voldoen, de samenwerking met de projectplaats wordt beëindigd
8
Interview management Interview projectplaatsen Documentenonderzoek: Evaluaties Interview management Casusonderzoek
2. MAATSCHAPPIJBEVEILIGING De taakstraf dient geen doel ten aanzien van de inventarisatie of beheersing van risico’s voor de maatschappij. Op deze criteria wordt de uitvoering van de taakstraf dan ook niet getoetst. Wel dient er zorg te zijn voor een veilige uitvoering van de taakstraffen. Dit wordt behandeld onder het criterium Interne veiligheid. Het toetsingsaspect maatschappijbeveiliging is bij de executie van de taakstraffen om die reden beperkt tot de bijdrage die het levert aan de strafrechtsketen. 2.3. Bijdrage aan strafrechtsketen De taakstraf is een hoofdstraf die opgelegd kan worden door de rechtelijke macht. De reclassering is verantwoordelijk voor de executie van het vonnis en is in dit opzicht een integraal onderdeel van de strafrechtsketen. Door een bijdrage te leveren aan het functioneren van het systeem van strafoplegging, levert de reclassering een bijdrage aan de veiligheid van de samenleving door het herstel van de rechtsorde en de afschrikkende werking van de straf. (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid In het Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen staat dat de reclassering er zorg voor draagt dat de taakstraf in overeenstemming met de rechterlijke uitspraak of de gestelde voorwaarde ten uitvoer wordt gelegd en dat indien dit niet mogelijk blijkt, de reclassering het openbaar ministerie daarvan onverwijld in kennis stelt (artikel 9). Verder is in het besluit tenuitvoerlegging taakstraffen aangegeven dat de werkgestrafte zo spoedig mogelijk na aanmelding van het vonnis wordt opgeroepen. (artikel 10, lid 1). In 2005 heeft de Inspectie dit geëxpliciteerd naar een norm van twee weken. Het Wetboek van Strafrecht geeft de termijnen aan waarbinnen een taakstraf voltooid moet worden: In geval van de executie van een vonnis is dit een jaar (artikel 22 c, lid 3), in geval van de executie van een transactie een half jaar (artikel 74, lid 4). Er kan éénmalig een tweede termijn worden aangevraagd. Het Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen schrijft voor dat er een duidelijk en goed geïmplementeerd controlesysteem is dat toeziet dat het aantal uren opgelegde werkstraf volledig wordt uitgevoerd (artikel 3 h) en dat nadat de taakstraf is verricht, de uitvoerder taakstraffen zo spoedig mogelijk een afloopbericht verstuurt aan het openbaar ministerie (artikel 11).
9
Ten slotte is geregeld dat de reclassering in elk arrondissement ten minste eenmaal per jaar verantwoording afleggen aan het openbaar ministerie over het gevoerde beleid inzake de tenuitvoerlegging van taakstraffen, waaronder de begeleiding, het toezicht, de genomen beslissingen en de afhandeling van klachten (artikel 25). Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 2.3.1 De executie van de taakstraf is conform de wettelijke kaders in bedrijfsprocessen beschreven, vertaald naar instructies voor de medewerker. 2.3.2 De executie van de taakstraf gebeurt conform de wettelijke richtlijnen
2.3.3 De executie van de taakstraf wordt gecontroleerd, geëvalueerd en beleid zonodig bijgesteld
Specifieke norm en/of verwachting 2.3.1.1 Er zijn instructies voor de medewerker die overeenstemmen met de wettelijke kaders van de executie van de taakstraf.
Informatiebron Interview medewerkers Inzage documentatie: Handboek, instructies,
2.3.2.1 De werkgestrafte wordt na aanmelding vonnis binnen twee weken opgeroepen.
CVS dossieronderzoek
2.3.2.2 De werkstraf wordt binnen half jaar (transactie) of een jaar ten (rechtelijk vonnis) uitvoer gelegd. In geval van onvoorziene omstandigheden wordt éénmalig, tijdig en met opgaaf van redenen om uitstel gevraagd. 2.3.2.3 Er is een duidelijk en goed geïmplementeerd controlesysteem dat toeziet dat het aantal uren opgelegde werkstraf volledig wordt uitgevoerd.
CVS dossieronderzoek
2.3.2.4 Binnen twee weken na afronding van de taakstraf wordt het openbaar Ministerie op de hoogte gesteld middel van een afloopbericht
dossieronderzoek
2.3.3.1 De uitvoeringstermijn van taakstraffen wordt gemonitord en geëvalueerd. 2.3.3.2 Er wordt gecontroleerd of de taakstraffen volgens de werkinstructies worden uitgevoerd 2.3.3.3 De reclassering legt in elk arrondissement ten minste eenmaal per jaar verantwoording aan het openbaar ministerie af over het gevoerde beleid inzake de tenuitvoerlegging van taakstraffen, waaronder de begeleiding, het toezicht, de genomen beslissingen en de afhandeling van klachten.
Interview management Verslagen Interview management Interview medewerkers Interview management Interview OM Documenten/verslagen
10
Interview medewerkers Interview projectplaatsen dossieronderzoek
3. RECHTSPOSITIE 3.6. Informatieverstrekking (Inter)nationale regelgevingen uitvoeringsbeleid Aanvulling op de basismodule: In het Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen is opgenomen dat in het intakegesprek de uitvoerder taakstraffen de taakgestrafte op de hoogte stelt van de regels, rechten en plichten die gelden bij de tenuitvoerlegging van een taakstraf. (artikel 10, lid 3) en dat voorafgaand aan de aanvang van de deelname aan het project de beslissing van de uitvoerder taakstraffen tot plaatsing schriftelijk wordt vastgelegd en voor akkoord ondertekend door de taakgestrafte. Voorafgaand aan de deelname aan een project worden de huisregels van de projectplaats besproken, de werkzaamheden vastgesteld of uitgelegd aan de taakgestrafte. (artikel 10, lid 5 en 6). Ook is in dit besluit geregeld dat bij voortijdige beëindiging van de werkstraf de werkgestrafte op een voor hem begrijpelijke manier geïnformeerd wordt over het voorgenomen en het definitieve besluit tot voortijdige beëindiging. (artikel. 13 lid 3) Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 3.6.2 Cliënten worden voldoende geïnformeerd over hun rechten en plichten
Specifieke norm en/of verwachting 3.6.2.5 De beslissing tot plaatsing is schriftelijk vastgelegd en voor akkoord getekend door de taakgestrafte.
Informatiebron Interview medewerkers Dossieronderzoek
3.6.2.6 Bij voortijdige beëindiging van de werkstraf wordt de werkgestrafte op een voor hem begrijpelijke manier geïnformeerd wordt over het voorgenomen en het definitieve besluit tot voortijdige beëindiging
Interview medewerkers Dossieronderzoek
11
3.7. Functioneren beklagregeling Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld executie werkstraffen. 3.8. Privacy Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld executie werkstraffen. 3.9. Bejegening Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld executie werkstraffen.
12
4. INTERNE VEILIGHEID 4.10. Voorkoming intimidatie en agressie Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld executie werkstraffen. 4.11. Veiligheid projectplaatsen (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid In de ECS is een regel opgenomen over de veiligheid op projectplaatsen. “Working and occupational conditions of offenders carrying out community work shall be in accordance with all current health and safety regulations. Offenders shall be insured against accident, injury and public liability arising as a result of implementation”(rule 68) Een vergelijkbaar artikel wordt gevonden in het Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen. “De uitvoerder taakstraffen oefent toezicht uit op de verrichtingen van de taakgestrafte en de omstandigheden waaronder deze plaatsvinden. Het toezicht omvat ook de veiligheid, de gezondheid en arbeidsomstandigheden op de projectplaats en de redelijkheid van de opgedragen werkzaamheden of opgelegde verplichtingen”(artikel 12). Daarbij wordt ook een verantwoordelijkheid gelegd bij de projectplaats zelf. “De instelling of organisatie waar de taakstraf wordt verricht houdt zich aan de regelgeving omtrent de arbeidsomstandigheden en andere veiligheidsvoorschriften; werkzaamheden waarvoor bijzondere deskundigheid is vereist of die bijzondere risico's met zich meebrengen die niet aansluiten bij de werkervaring van de taakgestrafte worden niet opgedragen” (artikel 3, lid f). Behalve de aan de arbeidsomstandigheden gerelateerde veiligheid maakt het Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen ook melding van veiligheid ten aanzien van (controle op) risico’s in het gedrag van de taakgestraften. “Op de projectplaats is voorzien in begeleiding, de veroordeelde mag niet langdurig alleen zijn werkzaamheden uitvoeren” (artikel 3, lid e) en “Op de projectplaats wordt terughoudend omgegaan met het plaatsen van taakgestraften op posities waar geldhandelingen worden verricht of de taakgestrafte toegang heeft tot alcohol, drugs of medicijnen” (artikel 3, lid g). Aanvullende verwachtingen De projectplaatsen dien te voldoen aan de Arbo-wet- en regelgeving. Vanuit deze optiek zal er van iedere projectplaats minimaal een RisicoInventarisatie en Evaluatie (RI&E) beschikbaar moeten zijn.
13
Het belangrijkste deel van het toezicht op de extern geplaatste werkgestraften, wordt uitgevoerd door de externe projectplaatsen. Het is daarom van groot belang dat de reclassering haar tweedelijnstoezicht goed invult. Het is essentieel dat intimidatie of integriteitschendingen worden voorkomen. Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 4.11.1 De organisatie heeft beleid hoe de veiligheid op de projectplaatsen te waarborgen
Specifieke norm en/of verwachting 4.11.1.1 Er is in beleid vastgelegd hoe het tweedelijns toezicht door de reclassering op de projectplaats vormgegeven is. Hierbij is aandacht voor het voorkomen van intimidatie en integriteitschendingen. 4.11.1.2 Er is in beleid vastgelegd hoe het eerste lijnstoezicht door de projectplaats op de taakgestrafte vormgeven dient te worden. Hierbij is aandacht voor het voorkomen van intimidatie en integriteitschendingen 4.11.1.3 Er is in schriftelijke afspraken met de projectplaatsen vastgelegd hoe het toezicht op de projectlocatie vormgegeven is.
4.11.2 De uitvoerder taakstraffen oefent toezicht uit op de veiligheid, de gezondheid en arbeidsomstandigheden op de projectplaats en de redelijkheid van de opgedragen werkzaamheden of opgelegde verplichtingen
4.11.3 Het beleid en de uitvoering ervan ten aanzien van de veiligheid op de projectplaatsen wordt gecontroleerd, geëvalueerd en zondog bijgesteld
4.11.2.1 Van elke projectplaats is een recente RI&E beschikbaar 4.11.2.2 De projectplaats houdt voldoende toezicht op de werkgestraften gedurende de uitvoering van de werkstraf
4.11.2.3 De reclassering bezoekt regelmatig, ook onaangekondigd, de projectplaats op momenten dat er taakgestraften werkzaam zijn. 4.11.3.1 Er zijn evaluaties, verslagen en dergelijke van de monitoring van beleid en uitvoering m.b.t. de veiligheid op de projectplaatsen welke zonodig tot aanpassingen leiden.
14
Informatiebron Interview management Documentatie: beleid ten aanzien van toezicht projectplaatsen Interview management Interview projectplaatsen Documentatie: beleid ten aanzien van toezicht projectplaatsen Interview management Interview projectplaatsen Intervie medewerkers Documentatie: schriftelijke afspraken met projectplaatsen Documentatie: RI&E Interview projectplaatsen (Onaangekondigde) schouw van projectplaatsen Interview medewerkers Interview medewerkers Interview contactpersonen projectplaatsen Interview management Documentatie: Verslagen, beleidsevaluaties
5. ORGANISATORISCHE RANDVOORWAARDEN 4.12. Omgang met incidenten Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld executie werkstraffen. 5.13. personeelsmanagement Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld executie werkstraffen. 5.14. communicatie Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld executie werkstraffen. 5.15. integriteit Er zijn voor dit criterium geen aanvullingen op de basismodule voor het taakveld executie werkstraffen.
15
TOETSINGSKADER
DOORLICHTING RECLASSERINGSINSTELLINGEN
MODULE 4: GEDRAGSINTERVENTIES
Augustus 2008
Inspectie voor de Sanctietoepassing
Versie 1.0
1. MAATSCHAPPELIJKE REINTEGRATIE 1.1. Bijdrage van de uitgevoerde gedragsinterventie aan maatschappelijke reïntegratie (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid Een gedragsinterventie is een programmatisch en gestructureerd geheel van methodische handelingen gericht op het beïnvloeden van iemands gedrag en/of omstandigheden, met als doel het voorkomen van recidive. De gedragsinterventies die de reclassering uitvoert dienen erkend te zijn door de Erkenningsgcommissie Gedragsinterventies. De Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie is opgericht vanuit de programma's Jeugd terecht en Terugdringen Recidive. Deze maken onderdeel uit van het kabinetsbrede programma “Naar een veiliger samenleving”. In eerste instantie is de beoordeling door de commissie een zogenaamde ex ante-beoordeling. Het oordeel van de commissie is nog niet gebaseerd op veldonderzoek, maar op de theoretische onderbouwing van de gedragsinterventie. Na de erkenning van de gedragsinterventie volgt een effectevaluatie. De Erkenningscommissie Gedragsinterventies hanteert tien kwaliteitscriteria1 waaronder een theoretische onderbouwing van de gedragsinterventie en een specifieke selectie van de justitiabele om voor de gedragsinterventie in aanmerking te komen. Een aantal van deze kwaliteitscriteria leiden tot normen voor dit toetsingskader. Een kwaliteitscriterium dat de Erkenningscommissie hanteert is theoretische onderbouwing van de gedragsinterventie. Het theoretisch fundament van de (strafrechtelijke) gedragsinterventies is gebaseerd op een analyse van het delictgedrag en van de mechanismen waardoor dit gedrag ontstaat, in stand wordt gehouden of wordt versterkt. Dit theoretisch fundament wordt voor elke gedragsinterventie getoetst door de Erkenningscommissie Gedragsinterventies. Een ander kwaliteitscriterium is de selectie van de justitiabelen, Met het oog op een effectieve werking van de gedragsinterventies is het belangrijk dat de juiste deelnemers voor een gedragsinterventie worden geselecteerd. Voor elke gedragsinterventie is daarom vastgelegd voor welk type delinquenten de interventie is bedoeld en ook het type delinquenten bij wie de interventie niet moet worden aangeboden (contraindicaties). De Erkenningscommissie Gedragsinterventies geeft aan dat bij voorkeur de selectie-instrumenten worden toegepast waarbij de validiteit en betrouwbaarheid wetenschappelijk is onderbouwd.
1
De kwaliteitscriteria zijn vanuit het programma Terudringen Recidive in het rapport “Gedragsinterventies” (2005) omschreven
2
Een derde kwaliteitscriterium is evaluatie waarin wordt nagegaan of de gedragsinterventie effectief is. Allereerst moet worden geëvalueerd of de behandeldoelen van de interventie behaald zijn. Daarnaast moet er ook een effectevaluatie worden gehouden waaruit blijkt in hoeverre of enige tijd na beëindiging van de gedragsinterventie crimineel gedrag is verminderd. De wijze waarop dit evaluatieonderzoek wordt uitgevoerd, is bij de aanvraag voor de erkenning vastgesteld en ingediend bij de Erkenningscommissie. Een vierde kwaliteitscriterium is de interventie-integriteit, wat betekent dat een interventie wordt uitgevoerd zoals deze bedoeld is. Daarvoor dient informatie te worden verzameld over het proces van de uitvoering. Er moet een systeem zijn dat garandeert dat de integriteit van de gedragsinterventie wordt gehandhaafd en dat afwijkingen worden gecorrigeerd. Monitoring moet een onderdeel zijn van de uitvoering van de interventie. Overzicht indicatie en uitvoering gedragsinterventies Gedragsinterve Instroomcriteria (op basis van professioneel ntie oordeel kan hier van afgeweken worden) CoVa Recidivekans = midden tot hoog RISc Schaal 11 > 4 Score 2 op tenminste één van items 11.2, 11.5, 11.6, 11.7, 11.8 of Score 1 op alle genoemde items Redelijke kennis NL taal (lezen en schrijven)
Contra-indicaties
Cova +
Score 1 of 2 op schaal 8.2 of 9.2 (drugs/alcohol)Score 2 op 12.2 of 12.5 Score 2 op 6.3 (in geval van destructieve relaties) ZVWOVP Zedendelinquenten in aparte groep
ART Agressie training
Recidivekans = midden tot hoog RISc Schaal 11 > 4 Score 2 op tenminste één van items 11.2, 11.5, 11.6, 11.7, 11.8 of Score 1 op alle genoemde items IQ= 70<90, analfabetisme mogelijk Recidivekans = midden tot hoog (32 of hoger) RISc Schaal 2: 2.2a of 2.2b = ja 2.8d = ja 2.11 = score 2 Risico op letsel = niveau 3
Aandachtspunten: Score 2 op 4.3, 4.7 of 11.1 Schaal 12 > 7 melden aan trainer
Psychopathie IQ<90 Score d op 2.3 i.c.m score 2 op 6.5 (huiselijk/relationeel geweld) Score f op 2.2 en score a op 2.8 (zeden) Score d op 2.9 (zware psych probl.)
3
Groepsgroot te Methodisch minimum = 6 deelnemers Praktisch intramuraal 10-12 Extramuraal 12-14 4-6 deelnemers
Aantal sessies = tijdsduur
6- 8 deelnemers
Individuele startbijeenkomst, 18 groepsbijeenkomsten van 2 uur en 15 minuten en een eindbijeenkomst. Sessies zijn wekelijks
Voormeting, 20 groepsbijeenkomsten van 2,5 uur en een eindbijeenkomst Sessies 2 of evt. 3 maal per week Deelnemer kan maximaal 2 x op ander tijdstip inhalen. Voormeting, 36 groepsbijeenkomsten van 1,5 uur en eindbijeenkomst
Schaal 12.2 = 0 mits 12.5 = 0 of 1 Schaal 12.5 = 0 mits 12.2 = 0
ArVa (Arbeidsvaardig heden)
Recidivekans = midden tot hoog (32 of hoger), tenzij verslaafd of professioneel oordeel afwijkt Gewogen RIScscore >5 op schaal 4 Bij indicatie om CoVa te volgen moet deze voorafgaand aan Arbeid gevolgd zijn.
Leefstijltraining verslaafden
RISc: hoog, midden of laag Misbruik- of afhankelijkheid van middelen volgens DSM-IV-R (cannabis, alcohol, cocaïne, heroïne, XTC, amfetamine of medicijnen) en bereidheid te praten over middelengebruik en delictgedrag.
Score 1 of 2 op 8.2 Score 1 of 2 op 9.2 (drugs/alcohol) Score 2 op 6.3 (relaties/tenzij a.g.v.alleenstaand) Score 0 op 3.2 (wonen) Aandachtspunten: Score 1 op item 12.2 Score 1 op item 12.5 Score 2 op 4.3 of 4.7 (leesniveau) Riscscore 2 op 4.5 (niet beschikbaar voor werk) Onvoldoende grip op verslaving Niet groepsgeschikt (begeleider.psycholoog of psychiater) Onvoldoende NL lees-/schrijfvaardigheid Score 2 op 12.5 (veranderingsgezind), tenzij niet kunnen i.p.v. niet willen veranderen Geen stabiele huisvestingssituatie Medisch-psychiatrische crisis Psychopathie Score van 2 op 10.2 (in meeste gevallen) Aandachtspunt: Hoge score op schaal 10, 11 en 12
4
6-8 deelnemers
2- 12 deelnemers Bij >8 deelnemers zijn twee trainers vereist. Eventueel ook individueel
2 modules van 9 bijeenkomsten en 1 module van 4 bijeenkomsten. Modules hoeven niet allemaal gevolgd te worden en bijeenkomsten duren 2 uur. Maximaal ¼ mag gemist worden, niet meer dan 2x opeenvolgend. 9 bijeenkomsten van 2 uur, bij voorkeur in 13 weken afgerond
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 1.1.1. Het aanbod van gedragsinterventies komt tot stand op basis een visie hoe deze bijdragen aan reïntegratie of voorkoming van recidive
1.1.2 De organisatie biedt gedragsinterventies aan waarvan aangetoond is dat deze de bijdragen aan reïntegratie of recidivebeperking van de justitiabele en die worden uitgevoerd conform de goedgekeurde aanvraag bij de Erkenningscommissie Gedragsinterventies.
Specifieke norm en/of verwachting 1.1.1.1 Er is vastgesteld beleid waarin is vastgelegd wat de instroomcriteria en de contra-indicaties zijn voor gedragsinterventies aan welke doelgroepen worden aangeboden 1.1.1.2 Er is een systeem van monitoring waarmee wordt vastgesteld of de kwaliteit en de programmaintegriteit is gewaarborgd. Daarbij wordt gebruik gemaakt van video-opnames van de training die door een interventiecoach wordt beoordeeld en teruggekoppeld aan de trainer. 1.1.2.1 De gedragsinterventies die worden aangeboden zijn (voorlopig) goedgekeurd door de Erkenningscommissie Gedragsinterventies: 1. CoVa 2. CoVa+ 3. ART Agressie training 4. Training ArbeidsVaardigheden (ArVa) 5. Leefstijltraining voor verslaafden 1.1.2.2 De onderbouwing voor deelname aan de gedragsinterventie is gebaseerd op de RISc-uitslag of ander met wetenschappelijk onderzoek onderbouwd instrument en conform de instroomcriteria zoals aangegeven in de goedgekeurde aanvraag bij de Erkenningscommissie Gedragsinterventies. 1.1.2.3 Er zijn geen contra-indicaties aanwezig voor het uitvoeren van de gedragsinterventies, tenzij onderbouwd en besproken tussen afnemers van de RISc en interventiecoach. 1.1.2.4. De groepsgrootte, het aantal, de duur en de inhoud van de trainingssessies zijn conform de goedgekeurde aanvraag bij de Erkenningscommissie Gedragsinterventies (zie bovenstaand schema) 1.1.2.5 De accommodatie en materialen dienen geschikt te zijn voor het geven van gedragsinterventies: voldoende ruimte, tafels en stoelen, mogelijkheid tot werken in subgroepen (CoVa), goede ventilatie, geen geluidshinder audio/video-apparatuur, flap over/whiteboard en Koffie en thee beschikbaar
5
Informatiebron Documentonderzoek:
Documentonderzoek Interview management Interview interventiecoach Documentatie, CVS Management, trainers
Dossieronderzoek Trainers
Dossieronderzoek Trainers, reclasseringswerkers toezicht en advies Dossieronderzoek Trainers
Schouw, interview cliënten, trainers
1.1.3 De mate waarin het aanbod van gedragsinterventies aansluit op de geconstateerde criminogene factoren van de reclasseringscliënten en de kwaliteit van de gedragsinterventie worden geëvalueerd
1.1.3.1 Er bevindt zich een evaluatie in het dossier die inzicht geeft in hoeverre de programmadoelen van de gedragsinterventie zijn gehaald en die fungeert als kwaliteitscontrole-instrument.
Dossieronderzoek: evaluatie aanwezig, trainers
1.1.3.2 De programmakwaliteit en integriteit wordt conform de opzet in de goedgekeurde aanvraag bij de erkenningscommissie gemonitord, geëvalueerden en vastgelegd.
Verifieer evaluaties Interview management Interview INTERVENTIE-coach Verifieer evaluaties Interview management Interview INTERVENTIE-coach
1.1.3.3 Er zijn (bij voorkeur in samenwerking met onderzoeksinstellingen zoals het WODC) effectevaluaties uitgevoerd die voldoen aan de in de erkenningsaanvraag aangegeven methodiek en die inzicht geven in de mate waarin de interventie tot resultaten leidt voor de doelgroep.
6
1.2. Samenwerking (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid De Erkenningscommisie Gedragsinterventies geeft in haar beoordelingscriteria aan dat de uitvoering van de gedragsinterventie niet op zichzelf staat, maar onderdeel uitmaakt van de gehele begeleiding en reïntegratie van de justitiabele. De continuïteit in de aanpak van de justitiabele dient te worden gegarandeerd. Overdracht en integratie dienen te worden bewerkstelligd tussen gedragsinterventies binnen eenzelfde organisatie, tussen gedragsinterventies door verschillende organisaties of tussen intramurale en extramurale behandeling of begeleiding. De relatie tussen de gedragsinterventies en andere activiteiten of voorzieningen uit het reïntegratieplan worden duidelijk beschreven. De afspraken voor samenwerking, overdracht en communicatie tussen organisaties en medewerkers die betrokken zijn bij het reïntegratieplan van de justitiabele zijn gespecificeerd. Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 1.2.1 De organisatie heeft beleid waarin beschreven staat op welke wijze de inbedding van de interventie de algehele begeleiding in het kader van een reïntegratieplan plaatsvindt.
Specifieke norm en/of verwachting 1.2.1.1 Er zijn werkinstructies waarin staat aangegeven op welke wijze de overdracht en communicatie tussen de trajectbegeleider/toezichthouder en de gedragsinterventietrainer plaatsvindt
Informatiebron Interview inrichtingsdirectie Documenten: werkinstructies, handboek
1.2.2 De gedragsinterventie is geïntegreerd in de totale begeleiding van de justitiabele
1.2.2.1 De inhoudelijke relatie tussen de gedragsinterventie en het toezicht- of begeleidingsplan is in een plan van aanpak of reïntegratieplan beschreven. 1.2.2.2 De communicatie en overdracht tussen trajectbegeleider/toezichthouder en de gedragsinterventietrainer is vastgelegd in het dossier in een terugkoppeling in de vorm van een (mondeling of schriftelijk) tussenverslag of een terugkoppeling in de vorm van een schriftelijk eindverslag. 1.2.2.3 In de communicatie en overdracht tussen de trajectbegeleider/toezichthouder en de gedragsinterventietrainer is indien van toepassing bij afwijkende score of contra-indicaties bespreking hiervan vastgelegd 1.2.3.1 Er is schriftelijk bewijs (evaluatie, verslag, notulen) van evaluaties van de samenwerking tussen gedragstrainers en trajectbegeleiders of toezichthouders.
Dossieronderzoek Interview medewerkers (toezicht en trainers) Dossieronderzoek Interview medewerkers (toezicht en trainers)
1.2.3 De organisatie monitort en evalueert de samenwerking tussen gedragstrainers en trajectbegeleider/toezichthouder .
7
Dossiers Interview medewerkers (toezicht en trainers) Documentonderzoek Interview management
2. MAATSCHAPPIJBEVEILIGING 2.3. Bijdrage aan de strafrechtsketen (Inter)nationale regelgeving en uitvoeringsbeleid De reclasseringsorganisatie voert de gedragsinterventie uit in het kader van een toezicht (al dan niet expliciet als bijzondere voorwaarde opgenomen) of in opdracht van DJI in het kader het programma Terugdringen Recidive (al dan niet als onderdeel van een Penitentiair Programma) of de Instelling Stelselmatige Dader Aanpak (intra- of extramurale fase). Bij TR wordt door middel van verzending van het vastgestelde reïntegratieplan aan de reclasseringsbalie opdracht gegeven tot uitvoering van de gedragsinterventie. (Draaiboek TR) In het kader van het programma terugdringen Recidive worden reïntegratietrajecten gezamenlijk uitgewerkt door de reclasseringswerker en de trajectbegeleider van de PI. Er is sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid waarbij gedurende de intramurale fase de trajectbegeleider GW en gedurende de extramurale fase de reclasseringswerker de regie voert over het reïntegratietraject.
8
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 2.3.1 Er zijn afspraken met de opdrachtgevers (DJI/CBTR en OM) over de uitvoering van de gedragsinterventies. 2.3.2 De gedragsinterventies worden conform de afspraken en/of in overleg met de ketenpartners uitgevoerd.
2.3.3 De afspraken met de opdrachtgevers worden geëvalueerd en bijgesteld
Specifieke norm en/of verwachting 2.3.1.1 Er zijn vastgelegde afspraken met DJI/CBTR over het aantal uit te voeren gedragsinterventies, de termijnen en de wijze waarop deze worden uitgevoerd.
Informatiebron Interview management Interview regionale PI/CBTR Documentonderzoek
2.3.2.1 In geval van TR en ISD is het vastgestelde reïntegratieplan in het dossier aanwezig. 2.3.2.2 De in het reïntegratieplan, vonnis of advies opgenomen gedragsinterventies worden tijdig en volledig uitgevoerd 2.3.2.3 In geval van TR zijn overdrachtsmomenten of andere overlegmomenten tussen reclasseringswerker en trajectbegeleider GW vastgelegd in het dossier. 2.3.2.4 De PI is tevreden over de uitvoering van de gedragsinterventies in het kader van TR 2.3.3.1 Er zijn schriftelijke evaluaties beschikbaar aangaande de afspraken met opdrachtgevers van gedragsinterventies
Dossier
9
Dossier Interview reclasseringswerkers Dossier
Interview management Documenten
3. RECHTSPOSITIE Er zijn geen aanvullingen op de basismodule voor dit aspect van toezicht voor het taakveld gedragsinterventies
4. INTERNE VEILIGHEID Er zijn geen aanvullingen op de basismodule voor dit aspect van toezicht voor het taakveld gedragsinterventies
5. ORGANISATORISCHE RANDVOORWAARDEN 5.12. personeelsmanagement Aanvulling op de basismodule voor de gedragsinterventies: Uitvoeringsbeleid Voor het uitvoeren van erkende gedragsinterventies worden er aanvullende eisen gesteld aan reclasseringswerkers: - De trainers zijn in het bezit van een recente (max. 1 jr. oud) licentie om de trainingen uit te voeren: - De vaardigheden van de trainer worden geëvalueerd met behulp van een evaluatieformulier en video-opnames waarbij een coach meekijkt en feedback geeft. - In de programmahandleidingen die met de goedgekeurde aanvraag zijn ingediend bij de Erkenningscommissie Gedragsinterventies, zijn de eisen aangegeven waar een trainer van de betreffende gedragsinterventie aan moet voldoen.
10
Concrete normen en verwachtingen Algemene norm 5.13.1 Er worden specifieke criteria gesteld aan de uitvoerders van gedragsinterventies
5.13.2 De trainers voldoen aan de specifieke eisen die gesteld worden en worden geëvalueerd
5.13.3 Er wordt gemonitord of de trainers van de gedragsinterventies aan de specifieke eisen voldoen.
Specifieke norm en/of verwachting 5.13.1.4 Het geldt als vereiste voor gedragsinterventietrainers dat zij in het bezit zijn van een recente (max 1 jaar oud) licentie om de betreffende training uit te voeren.
Informatiebron Interview management
5.13.1.5 Er is een systeem dat de kwaliteit van de trainers evalueert. Daarbij wordt gebruik gemaakt van video-opnames van de training die door een “buitenstaander” wordt beoordeeld en teruggekoppeld aan de trainer. (zie ook 1.1.1.2) 5.13.2.7 De trainers zijn in het bezit van een recente (max 1 jr. oud) licentie om de trainingen uit te voeren 5.13.2.8 De trainers voldoen aan de eisen die gesteld worden in de programmahandleiding die is ingediend bij de goedgekeurde aanvraag bij de Erkenningscommissie Gedragsinterventies. 5.13.3.3 Er is een werkend systeem (administratie) waarmee gemonitord kan worden of de trainers in bezit zijn van een recente licentie.
Interview management, interventiecoach
5.13.3.4 Cliënten die de gedragsinterventies hebben gevolgd zijn evaluatieformulieren afgenomen 5.13.3.5 Er zijn vindt evaluatie van trainers plaats m.b.v. video-opnames van de trainingen
11
Interview trainers, interventiecoach Interview trainers, interventiecoach Documentatie Interview management
Documentatie Interview interventiecoaches Documentatie Interview interventiecoaches