TOELICHTING APV, bijlage bij raadsvoorstel d.d. 1 juli 2008 Hieronder een toelichting op de wijzigingen in de APV. Achtereenvolgens worden de volgende onderwerpen behandeld: - Artikelen die vervallen zijn, - Nieuwe artikelen overgenomen uit het APV-model van de VNG, - Artikelen die tekstueel zijn aangepast naar het APV-model van de VNG, - Aanpassing van geheel Hoofdstuk 4, - Lokale artikelen die niet in het APV-model van de VNG staan, - Afwijkingen van het APV-model van de VNG, - Nieuwe lokale artikelen en aanwijzingen op basis van bestaande artikelen. Vervallen artikelen De volgende artikelen zijn naar aanleiding van het APV-model van de VNG vervallen: Artikel 2.1.2.1 Optochten Artikel 2.1.4.1 Feest, muziek en wedstrijd e.d. Artikel 2.1.4.2 Dienstverlening Artikel 2.1.6.3 Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp Artikel 2.1.6.7 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp Artikel 2.3.1.3 Opheffing vergunningplicht Artikel 2.4.14 Bewakingsapparatuur Artikel 2.4.15 Nodeloos alarmeren Artikel 2.4.16 Alarminstallaties Artikel 2.4.21 Wilde dieren Afdeling 7 Straatnaamborden, huisnummers e.d. Toelichting op het vervallen van deze artikelen: Artikel 2.1.2.1 Optochten en artikel 2.1.4.1 Feest, muziek en wedstrijd e.d. De artikelen 2.1.2.1 en 2.1.4.1 zijn ondergebracht onder hoofdstuk 2, afdeling 2 (de evenementenbepalingen). Deze artikelen zijn daarmee komen te vervallen. Artikel 2.1.4.2 Dienstverlening De VNG heeft artikel 2.14.2 in 2007 geschrapt vanwege het streven naar vermindering van administratieve lasten voor ondernemers en het bedrijfsleven (deregulering). Artikel 2.1.6.3 Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp en Artikel 2.1.6.7 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp Artikel 2.1.6.3. en artikel 2.1.6.7. zijn vervangen door Artikel 2.1.5.1 (Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg) Artikel 2.3.1.3 Opheffing vergunningplicht Artikel 2.3.1.3 is komen te vervallen, omdat in artikel 2.3.1.2 de uitzonderingen op de vergunningsplicht zijn opgenomen. Artikel 2.4.14 Bewakingsapparatuur Artikel 2.4.14 is vervallen omdat met ingang van 1 januari 2004 de wijziging van artikel 139f en 441b van het Wetboek van Strafrecht in werking is getreden (Stb. 2003, 365).
1
Artikel 2.4.15 Nodeloos alarmeren Artikel 2.4.15 is in 2002 komen te vervallen omdat nodeloos alarmeren geregeld is in artikel 142 van het Wetboek van Strafrecht. Artikel 2.4.16 Alarminstallaties Artikel 2.4.16 is vervallen in 2007. Bij de vorige wijziging van de APV werd over dit artikel opgemerkt dat het niet langer van toepassing was op nieuwe, gecertificeerde alarminstallaties, waarvoor toen de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus en de kwaliteitseisen van de Regeling BORG 1.1 waren gaan gelden. De vergunning werd echter gehandhaafd omdat deze wettelijke regels niet golden voor toen al bestaande geluidsalarmen en voor zelf aangelegde alarminstallaties. De VNG heeft nu overwogen dat deze bepaling, als er feitelijk invulling aan wordt gegeven, en zeker als ook de model vergunningsvoorschriften die in de toelichting waren opgenomen daarbij worden gebruikt, een aanzienlijke financiële en administratieve last voor burgers en bedrijven oplevert: volgens deze voorschriften zou de installatie bijvoorbeeld dienen te voldoen aan de Regeling BORG 1.1, er zouden jaarlijkse controles moeten plaatsvinden, en door of vanwege het college aangewezen deskundigen zouden op kosten van de vergunninghouder de deugdelijkheid van de installatie kunnen onderzoeken. Nog los van de vraag of deze zware eisen überhaupt in verhouding staan tot het te dienen belang, acht de VNG het risico van afschaffing van deze vergunning niet dermate groot dat de vergunning om die reden moet worden gehandhaafd. Een plotselinge epidemie van zelf gebouwde, lawaaiige en te pas en vooral te onpas afgaande alarminstallaties ligt niet voor de hand. Artikel 2.4.21 Wilde dieren Bij ledenbrief 98/192 is artikel 2.4.21 vervallen omdat het artikel het Wetboek van Strafrecht doorkruist. Zowel artikel 2.4.21 als artikel 425 WvStr. ziet op de bescherming van de algemene veiligheid van personen of goederen. Nieuwe artikelen vanuit APV-model VNG Onderstaande artikelen zijn in de loop der jaren toegevoegd aan het APV-model van de VNG maar tot op heden nooit verwerkt in de APV van de gemeente. Deze artikelen zijn nu dan ook nieuw opgenomen in de APV, mede omdat ze een aantal vervallen artikelen vervangt. Artikel 1.8 Artikel 2.1.4.3 Artikel 2.1.5.1 Artikel 2.1.6.5 Artikel 2.1.6.8 Artikel 2.1.6.10 Artikel 2.3.1.5 lid 2 Artikel 2.3.3.1 lid 2 en 3b Artikel 2.4.17 lid 2 en 3 Artikel 2.4.18 lid 2 Artikel 2.4.23 lid 3 Artikel 2.4.25 Artikel 2.10.1 Afdeling 4:
Weigeringsgronden Straatartiest Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg. Kelderingangen e.d. Vallende voorwerpen Voorzieningen voor verkeer en verlichting Afwijking sluitingsuur; tijdelijke sluiting Speelgelegenheden Loslopende honden, verboden plaatsen, identificatie Verontreiniging door honden Duiven Bedelarij Cameratoezicht op openbare plaatsen Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
2
Toelichting van de VNG op het invoegen van deze nieuwe artikelen: Artikel 1.8 Weigeringsgronden Vergunningstelsels zijn in de model-APV als volgt geformuleerd: een verbodsbepaling om een bepaalde activiteit te verrichten behoudens vergunning. Vrijwel alle vergunningstelsels kenden tot 2007 vervolgens een artikellid of –leden met weigeringsgronden. Deze werden op verschillende manier omschreven hetgeen suggereerde dat in verschillende bepalingen materieel andere weigeringsgronden golden. Dit is echter niet het geval. In het kader van deregulering en vermindering van administratieve lasten is kritisch naar de weigeringsgronden gekeken. We hebben ter bevordering van de systematiek en duidelijkheid binnen de model-APV ervoor gekozen om in Hoofdstuk I Algemene bepalingen algemene weigeringsgronden te benoemen. In de afzonderlijke vergunningstelsels zijn de betreffende artikel(led)en vervallen. Alleen indien er voor een vergunning meer weigeringsgronden dan de in artikel 1.8 genoemde, worden die in het betreffende artikel genoemd. De weigeringsgronden zijn geheel overeenkomstig de eisen van de Europese Dienstenrichtlijn geformuleerd. Artikel 2.1.4.3 Straatartiest Het oude artikel 2.1.4.1 (Feest, muziek en wedstrijd) is in 2006 geschrapt. Feesten en wedstrijden zijn ondergebracht bij de evenementen. Muziek maken kan ook een evenement zijn, zie onder artikel 2.2.1. Echter het optreden van een straatmuzikant, bijvoorbeeld een harmonicaspeler, is dat niet. Daarom is alsnog de straatmuzikant onder artikel 2.1.4.3 gebracht. Artikel 2.1.5.1 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg Dit artikel geeft het college de mogelijkheid greep te houden op situaties die hinder of gevaar kunnen opleveren of ontsierend kunnen zijn. Voor de toepassing kan worden gedacht aan het plaatsen van reclameborden of containers. Artikel 2.1.6.5 Kelderingangen e.d. Artikel 427, onder 1 en 3 , Wetboek van Strafrecht verplicht de eigenaar tot het treffen van de nodige voorzorgmaatregelen met betrekking tot kelderingangen en toegangen tot onderaardse ruimten ten behoeve van de veiligheid van voorbijgangers. De onderhavige APV bepaling gaat verder. Geopende kelderingangen e.d. blijven, ook al worden ze met de nodige voorzorgsmaatregelen omgeven, een gevaar voor het publiek. Het zonder noodzaak geopend hebben van kelderingangen e.d. kan hiermee tegengegaan worden. Artikel 2.1.6.8 Vallende voorwerpen Jurisprudentie: Het college kon zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat de dekzeilen op het pand van appellante, gezien de zeer slechte staat waarin ze verkeerden, de wijze waarop ze aan het dak waren vastgemaakt en het onstuimige weer van die dag, niet deugdelijk beveiligd waren tegen neervallen op de weg en dat aan het gevaar dat de dekzeilen opleverden zo spoedig mogelijk een einde moest komen. Spoedeisendheid bestuursdwang. Telefonische waarschuwing om een eind te maken aan de gevaarzetting. ABRS 09-01-2001, AB 2001, 207. Artikel 2.1.6.10 Objecten onder hoogspanningslijn Ten behoeve van de aanleg van hoogspanningslijnen wordt in bestemmingsplannen een strook grond als zodanig bestemd en worden tevens gebruiksvoorschriften opgesteld waarmee aantasting van deze bestemming voorkomen moet worden. Hierbij kan gedacht worden aan
3
voorschriften over de hoogte van toe te laten gebouwen. Ook sluit het desbetreffende elektriciteitsbedrijf overeenkomsten met de eigenaren van de gronden waarop en waarover de hoogspanningsmasten en leidingen staan of lopen. Deze overeenkomsten beperken, uiteraard tegen een schadevergoeding, de zakelijke rechten van de eigenaren. Zij bevatten dan ook altijd voorwaarden met betrekking tot het gebruik van de gronden onder de hoogspanningslijnen. Artikel 2.3.1.5 lid 2 Afwijking sluitingsuur; tijdelijke sluiting Voor wat betreft de afbakening met hogere regelgeving geldt op grond van artikel 122 van de Gemeentewet dat de bepalingen van de model-APV van rechtswege vervallen als in het onderwerp door een wet, amvb of een provinciale verordening wordt voorzien. De term ‘onderwerp’ in artikel 122 betekent dat het om dezelfde materie moet gaan en dat hetzelfde motief ten grondslag moet liggen aan zowel de lagere als de hogere regeling. De formulering van de afbakeningsbepaling in het tweede lid sluit daarom aan bij de Gemeentewet. Zie uitgebreid daarover onder het kopje Afbakeningsbepalingen in de Algemene Toelichting. Artikel 2.3.3.1 lid 2 en 3b Speelgelegenheden De vergunningsplicht geldt het (doen) exploiteren van een speelgelegenheid. Artikel 2.3.3.1 heeft het beschermen van de openbare orde en het woon en leefklimaat als doel en heeft daarmee een ander motief dan de Wet op de Kansspelen. Oogmerk van de Wet op de Kansspelen is het in goede banen leiden van kansspelen, waarbij de consument beschermd dient te worden tegen gokverslaving en criminaliteit moet worden tegengegaan. Artikel 2.4.17 lid 2 en 3 Loslopende honden, verboden plaatsen, identificatie In 2005 is het huidige tweede lid ingevoegd om het mogelijk te maken dat het college een hondenuitlaatplaats aanwijst. Als in strijd met het in dit artikel neergelegde verbod honden loslopend worden aangetroffen, kan op basis van artikel 125 van de Gemeentewet (bestuursdwang) de honden gevangen worden genomen en overgedragen aan een door het college aangewezen asiel. Dit vindt uiteraard niet plaats wanneer de eigenaar direct te achterhalen is. Men zal daarbij artikel 4 van de Wet op de dierenbescherming analoog kunnen toepassen. Het eerste lid van dit artikel geeft ambtenaren van de politie de bevoegdheid honden en katten op te vangen die 's nachts elders dan op het erf van de eigenaar of houder zonder toezicht worden aangetroffen. Het tweede lid van artikel 4 bepaalt dat het hoofd van politie de eigenaar of houder moet berichten van een en ander en hem gelegenheid moet geven om het dier gedurende 14 dagen na de datum van het bericht op te halen. Het ter plaatse doden van loslopende honden en katten is geregeld in artikel 4, eerste lid, onder b, van de Wet op de dierenbescherming. De mogelijkheid van het ter plaatse doden van loslopende honden en katten wordt in twee opzichten beperkt: 1. De hond of de kat moet een onmiddellijk gevaar vormen voor zich op erven of in het veld bevindende dieren, waarvan de instandhouding gewenst is. 2. Geen ander middel ter afwering van het gevaar mag ten dienste staan. 3. De bevoegdheid komt slechts toe aan de bezoldigde ambtenaren van politie en de door de minister van justitie aangewezen onbezoldigde ambtenaren van politie. Het Burgerlijk Wetboek geeft in boek 5 een regeling voor gevonden dieren. De vinder van een hond kan het dier bij de gemeente in bewaring geven. De gemeente moet op basis van artikel 5:8 BW vervolgens ten minste twee weken de verzorging van het dier op zich te nemen. In de praktijk wordt hieraan meestal vorm gegeven door het dier onder te brengen bij een dierenasiel, waarbij de gemeente de kosten voor het verblijf, de voeding en de verzorging
4
betaalt. Na twee weken is de burgemeester bevoegd het dier te verkopen of weg te geven. Als deze mogelijkheden zijn uitgesloten dan kan de burgemeester het dier laten afmaken. De termijn van twee weken kan worden bekort als de kosten voor de verzorging onevenredig hoog zullen zijn of als het afmaken van het dier om geneeskundige redenen is vereist. Deze regeling geldt alleen voor gevonden dieren. Wanneer de eigenaar het dier niet is verloren, bijvoorbeeld omdat duidelijk is dat het dier slechts even verwijderd is van eigenaar of erf, is er geen sprake van een 'gevonden dier'. Beide genoemde regelingen over het doden van dieren zijn uitputtend bedoeld. De gemeentelijke wetgever mag derhalve het doden van loslopende honden in het geheel niet regelen. Artikel 2.4.18 Verontreiniging door honden Straatverontreiniging kan grote gevaren opleveren voor de volksgezondheid. Ook wordt via hondenuitwerpselen die op straat, in parken en plantsoenen blijven liggen, het voor honden dodelijke canine parvo virus verspreid. De strafbaarheid wordt opgeheven indien de uitwerpselen direct worden verwijderd. Er zijn verschillende manieren om de overlast van hondenuitwerpselen aan te pakken. Een goed overzicht van mogelijke maatregelen en een goed overzicht van literatuur op dit terrein is te vinden in de publicatie 'Gemeentelijk hondenbeleid. Een handleiding ter bestrijding van de overlast door hondenpoep in Nederland' van het Multidisciplinair onderzoeksinstituut in Utrecht. Dit boekje is aanwezig in de VNG-bibliotheek. Al zal de handhaving (betrapping op heterdaad) moeilijkheden opleveren, men mag hopen dat er op den duur preventieve invloed van deze bepaling uit zal gaan ter inperking van het onfatsoen van hondenbezitters. Overtreding van het verontreinigingsverbod door hondenuitwerpselen behoort tot de zogenaamde verontreinigingsdelicten, welke vatbaar zijn voor transactie door de politie. In 2005 is het huidige tweede lid ingevoegd om het mogelijk te maken dat het college een hondenuitlaatplaats aanwijst. Artikel 2.4.23 Duiven Verwilderde duiven veroorzaken in het voorjaar nogal wat schade aan jonge gewassen doordat zij de desbetreffende akkerbouwgebieden als foerageerplaats gebruiken. Deze bepaling geeft het college de mogelijkheid om tussen 1 maart en 1 juni een periode aan te wijzen, die bijvoorbeeld kan variëren van een week tot een dag per week, waarin de eigenaren of bezitters van duiven verplicht zijn de duiven binnen te houden. Dit geeft de jagers de mogelijkheid om het verwilderde duivenbestand enigszins terug te dringen. Wel lijkt het raadzaam om in overleg met de colleges van omliggende gemeenten en de diverse postduivenverenigingen deze periode jaarlijks vast te stellen. Artikel 2.4.25 Bedelarij In toenemende mate wordt met name in de stadscentra overlast ondervonden van bedelaars. Omdat in 2000 de strafbaarstelling van bedelarij uit het Wetboek van Strafrecht (voormalig artikel 432) is verdwenen, kan de politie hiertegen niet of nauwelijks meer optreden. Bij de opheffing van de strafbaarstelling heeft de wetgever echter expliciet de mogelijkheid opengehouden om op basis van de gemeentelijke autonomie zo nodig een regeling terzake van bedelarij in het leven te roepen, indien dit gedrag de openbare orde verstoort of dreigt te verstoren. Daarom is nu in de model-APV artikel 2.4.25 opgenomen dat beoogt bedelarij tegen te gaan. Op grond van dit artikel kan het college gebieden aanwijzen waar een bedelverbod geldt. Dit artikel is facultatief omdat niet alle gemeenten met het fenomeen te maken hebben.
5
Artikel 2.10.1 Cameratoezicht op openbare plaatsen De nieuwe Wet cameratoezicht op openbare plaatsen behelst een wijziging van de Gemeentewet en de Wet politieregisters. Aan de Gemeentewet is een nieuwe bepaling, artikel 151c, toegevoegd die regels stelt over cameratoezicht op openbare plaatsen. In artikel 151c Gemeentewet wordt bepaald dat de gemeenteraad bij verordening de burgemeester de bevoegdheid kan verlenen om voor een bepaalde duur cameratoezicht op openbare plaatsen uit te voeren. Daarnaast heeft de gemeenteraad de bevoegdheid om andere plaatsen, die zonder enige vorm van beperking voor het publiek toegankelijk zijn, aan te wijzen als openbare plaats en zo onder de reikwijdte van de wet te brengen. Cameratoezicht op openbare plaatsen mag uitsluitend de handhaving van de openbare orde als doel hebben. In de modelAPV is in een nieuwe afdeling 2.10 een modelbepaling met commentaar opgenomen. Afdeling 4: Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden De regeling in de APV is van belang voor die terreinen die niet behoren tot de terreinen die genoemd zijn in categorie 19.1, onder g, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Hier kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een terrein dat niet is ingericht voor motorwedstrijden en -activiteiten en terreinen die hiervoor slechts eenmalig of zeer incidenteel worden gebruikt. In een gemeentelijke regeling met betrekking tot dit soort motorterreinen zal de werkingssfeer ten opzichte van de Wet milieubeheer in ieder geval moeten zijn afgebakend. De bij het aanwijzingsbesluit te stellen regels dienen aan te sluiten bij de belangen welke het onderhavige voorschrift beoogt te dienen. Behalve het belang van de openbare orde zijn dat milieubelangen en het belang van de veiligheid van het publiek of de deelnemers. In de in het tweede lid genoemde regels kan bepaald worden dat op het terrein slechts gecrost mag worden op bepaalde dagen en uren, en wel alleen door leden van de vereniging; dat de vereniging zich gedraagt volgens de aanwijzingen van KNAC, KNMV en MON; dat zij haar leden voldoende verzekert tegen ongevallen c.q. aansprakelijkheid voor schade als gevolg van ongevallen en - eventueel - dat de crossers ten minste een bepaalde leeftijd moeten hebben c.q. dat de vereniging er - ter voorkoming van ongelukken - zorg voor draagt dat toezicht door volwassenen wordt uitgeoefend indien van dat terrein gebruik wordt gemaakt. Tekstuele aanpassingen De onderstaande artikelen zijn vervangen door de artikelen van het APV-model van de VNG. Bij het vergelijken van de APV 2003 met het APV-model van de VNG bleek dat enkele artikelen in de loop der tijd tekstueel zijn aangepast. Vaak betreft het een betere definitie of een betere overzichtelijkere onderverdeling van de artikelen. Artikel 1.7 Artikel 2.2.1 Artikel 2.3.1.2 Artikel 2.3.1.1 Lid 1 Artikel 2.3.1.4 Artikel 2.3.3.2 Artikel 2.4.24 Afdeling 5 Artikel 5.2.2
Termijnen Begripsomschrijving Exploitatie horecabedrijf Begripsomschrijvingen Sluitingsuur Begripsomschrijvingen Bijen Verbod vuur te stoken Venten
6
Artikel 5.2.3 Afdeling 6 Artikel 5.3.1
Standplaatsen Vuurwerk Gebruik van openbaar water
Toelichting op het wijzigen van deze artikelen: Bij het vergelijken van de APV van de gemeente Wijk bij Duurstede 2003 met het APVmodel van de VNG bleek dat enkele artikelen in de loop der tijd enkele tekstuele wijzigingen/verbeteringen hebben ondergaan. Deze wijzigingen zijn overgenomen in de APV Wijk bij Duurstede 2008. Artikel 1.7 (Termijnen) is overgenomen uit het APV-model van de VNG. De tekst in de APV Wijk bij Duurstede 2003 was als volgt: Voor zover sprake is van termijnen in uren, bepaald door terugrekening van een tijdstip of gebeurtenis, en deze eindigen op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, worden de termijnen geacht te eindigen om 12.00 uur op de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
Artikel 2.2.1 (Begripsomschrijving) is overgenomen van de het APV-model van de VNG De oude tekst uit de APV Wijk bij Duurstede 2003 was als volgt: 1
2
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van: a bioscoopvoorstellingen als bedoeld in de Wet op de filmvertoningen; b markten als bedoeld in artikel 151 Gemeentewet; c kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen; d het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen; e betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties; f activiteiten als bedoeld in de artikelen 2.1.2.1, 2.1.4.1, 2.1.4.2, 2.1.4.3 en 2.3.3.1 van deze verordening. Onder evenement wordt mede verstaan een herdenkingsplechtigheid.
Artikel 2.3.1.2 (exploitatie horecabedrijf) is overgenomen van het APV-model van de VNG. De oude tekst in de APV Wijk bij Duurstede 2003 was als volgt: 1 2 3
4
5
6
a b 7
Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester. De burgemeester weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid, indien de vestiging of de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan. De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf. Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf. In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.5.1 beslist de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die betrekking heeft op een of meer bij het horeca-bedrijf behorende terrassen voor zover deze zich op de weg bevinden over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras. Onverminderd het gestelde in het derde en vierde lid kan de burgemeester de in het vijfde lid bedoelde ingebruikname van die weg ten behoeve van een of meer bij een horecabedrijf behorende terrassen weigeren: indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan; indien dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg. Het bepaalde in het vijfde en zesde lid geldt niet, voor zover het Provinciaal wegenreglement van toepassing is.
7
Artikel 2.3.1.1 Lid 1 (Begripsomschrijvingen) is overgenomen van het APV-model van de VNG De oude tekst uit de APV Wijk bij Duurstede 2003 was als volgt: 1
2 3
4 5
Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en de andere aanhorigheden. Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt. Onder houder wordt in deze paragraaf verstaan: degene die een horecabedrijf exploiteert op grond van het bepaalde in artikel 2.3.1.2 of artikel 2.3.1.3. Deze paragraaf verstaat niet onder bezoekers: a de gezinsleden van de houder, alsmede diens elders wonende bloed- en aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad; b de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht; c de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is. d Een nachtvergunning is een vergunning, waarbij aan de houder van een horecabedrijf wordt toegestaan om op zaterdagen, zondagen en collectieve dagen tussen 01.30 en 04.00 uur in een horecabedrijf publiek te laten verblijven.
Artikel 2.3.1.4 (Sluitingsuur) is overgenomen van de VNG. Tevens zijn de tijden aangepast. In de APV 2003 stonden nog de sluitingstijden die echter al enkele jaren niet meer gelden. De laatste drie artikelen (ontheffing nachtvergunning) zijn toegevoegd aan het VNG-model omdat in de gemeente Wijk bij Duurstede door middel van deze ontheffingen gewerkt wordt. De oude tekst uit de APV Wijk bij Duurstede 2003 was als volgt: 1
2
3
4
5
Het is de houder van een horecabedrijf verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven: op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 05.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 01.30 uur en 05.00 uur. Overeenkomstig het gestelde in artikel 1.4 kan de burgemeester door middel van een vergunningvoorschrift voor een afzonderlijk horecabedrijf of voor een daartoe behorend terras een ander sluitingsuur of andere sluitingsuren vaststellen. 1 Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn. De burgemeester kan de houder van een horecabedrijf die in het bezit is van een drank- en horecavergunning als bedoeld in artikel 3 van de drank en Horecawet, voor zaterdagen, zondagen en collectieve dagen een nachtvergunning verlenen, dat aan de houder van een horecabedrijf toestaat om in zijn horecabedrijf publiek te laten verblijven tussen 01.30 uur en 04.00 uur. De burgemeester kan de houder van een horecabedrijf dat niet in bezit is van een drank en horecavergunning als bedoeld in artikel 3 van de drank en horecawet, voor zaterdagen, zondagen en collectieve dagen ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 1. De burgemeester kan nadere voorschriften stellen.
Artikel 2.3.3.2 (begripsomschrijving) is overgenomen van de het APV-model van de VNG De oude tekst uit de APV Wijk bij Duurstede 2003 was als volgt: In de verordening wordt verstaan onder: a Wet: de Wet op de Kansspelen b Speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30a van de Wet c Kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30 c van de Wet d Hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30d van de Wet e Laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30e van de Wet.
8
Artikel 2.4.24 (Bijen) is overgenomen van de het APV-model van de VNG De oude tekst uit de APV Wijk bij Duurstede 2003 was als volgt: 1 2
Het is verboden binnen de bebouwde kom bijen te houden waardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving hinder of overlast wordt of kan worden veroorzaakt. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Afdeling 5 (Verbod vuur te stoken) is overgenomen van de het APV-model van de VNG De oude tekst uit de APV Wijk bij Duurstede 2003 was als volgt: 1 2 3
4
Het is verboden in de openlucht vuur aan te leggen, te stoken of te hebben. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. De ontheffing bedoeld in het tweede lid kan worden geweigerd: a in het belang van de openbare orde en veiligheid; b ter bescherming van de woon- en leefomgeving; c ter bescherming van de flora en de fauna; d ter voorkoming van hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu door rook, roet, stof, walm of stank. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover: a op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften; b de provinciale milieuverordening; c artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, Wetboek van strafrecht van toepassing is; of d het betreft verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke of het betreft vuur voor koken, bakken en braden, indien dat geen gevaar oplevert voor de omgeving.
Artikel 5.2.2 (Venten) is overgenomen uit het APV-model van de VNG. De tekst in de APV Wijk bij Duurstede 2003 was als volgt 1
2
3
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders in de uitoefening van de handel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan een huis dan wel op een andere B al dan niet met enige beperking B voor het publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven, dan wel diensten aan te bieden. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet: a ten aanzien van het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet; b voor het aan de huizen van vaste afnemers afleveren van goederen door - of door huisgenoten of personeel van - hem die dit mede doet ter exploitatie van zijn winkel, bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet; c voor het te koop aanbieden of verkopen van goederen op de plaats die is aangewezen voor het houden van een door de gemeenteraad ingestelde markt, zulks gedurende de tijden waarop die markt gehouden wordt; d voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen op een standplaats bedoeld in artikel 5.2.3. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd: a in het belang van de openbare orde; b in het belang van het voorkomen of beperken van overlast; c in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid; d wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consumenten ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5.2.3 Standplaatsen is vervangen door het tekstvoorstel van de VNG. Het artikel in de APV 2003 was als volgt: 1
a
b
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats: met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats in te nemen of te hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, dan wel diensten aan te bieden; anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan publiek.
9
2
3
4
5 6 a b c d e
f 7
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan, dat daarop zonder vergunning van burgemeester en wethouders standplaats wordt of is ingenomen of goederen worden of zijn uitgestald als bedoeld in het eerste lid. Het in het eerste lid, onder b, gestelde verbod geldt niet ten aanzien van het uitgestald hebben van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet. Alsdan geldt ook het in het tweede lid gestelde verbod niet. De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet op de plaats die is aangewezen voor het houden van een door de gemeenteraad ingestelde markt, zulks gedurende de tijden dat de markt gehouden wordt voor een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1, of voor het organiseren van een markt als bedoeld in artikel 5.2.4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, de Woningwet, het Rijkswegenreglement of het Provinciaal wegenreglement van toepassing is. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd: in het belang van de openbare orde; in het belang van het voorkomen of beperken van overlast; in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving; in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid; wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt; vanwege de strijd met een geldend bestemmingsplan. Burgemeester en wethouders houden de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag tevens een milieuwetplichtige activiteit betreft en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het zesde lid, tot de dag waarop de beslissing over de milieuvergunningaanvraag is genomen.
Afdeling 6 (vuurwerk) is overgenomen uit het APV-model van de VNG. De tekst in de APV Wijk bij Duurstede 2003 was als volgt: Artikel 2.6.1 Begripsomschrijving In deze afdeling wordt verstaan onder vuurwerk: Vuurwerk waarop het Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen van toepassing is. Artikel 2.6.2 Afleveren van vuurwerk 1 Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf vuurwerk af te leveren, dan wel ter aflevering aanwezig te houden, zonder een vergunning van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd. 2 Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde en in het belang van het voorkomen of beperken van overlast. Artikel 2.6.3 Bezigen van vuurwerk 1 Het is verboden vuurwerk te bezigen op een door burgemeester en wethouders in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats. 2 Het is verboden vuurwerk op of aan de weg of op een voor publiek toegankelijke plaats te bezigen indien zulks gevaar, schade of overlast kan veroorzaken. 3 De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor zover artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. 4 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Artikel 5.3.1(Voorwerpen op, in of boven water) is overgenomen van de het APV-model van de VNG De oude tekst uit de APV Wijk bij Duurstede 2003 was als volgt: 1
2 3
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in, of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben. Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard. Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of
10
4
voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal reglement of het Bijzonder reglement van toepassing is.
Aanpassen van hoofdstuk 4 Hoofdstuk 4 verschilde erg met het APV-model van de VNG. In overleg met de betrokken vakafdeling is besloten het APV-model van de VNG voor dit hoofdstuk over te nemen. De enige uitzonderingen hierop zijn: • De artikelen 4.3.4 (Vergunning ex-lege), 4.3.5 (Bijzondere vergunningsvoorschiften), 4.3.6 (Herplant-/ instandhoudingsplicht), 4.3.7 (Schadevergoeding) en 4.3.8 (Bestrijding iepziekte) zijn overgenomen uit de APV 2003. Deze artikelen zijn in het APV-model van de VNG geschrapt maar zijn voor Wijk bij Duurstede toch noodzakelijk. De reden hiervan is dat in het APV-model van de VNG in het artikel een lijst ingevuld dient te worden met bomen waarvoor geen kapvergunning aangevraagd worden. De artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. zijn in verband met deze nieuwe opzet komen te vervallen. Een dergelijke bomenlijst is op dit moment in de gemeente Wijk bij Duurstede nog niet vastgesteld. Te zijner tijd zal deze echter wel worden vastgesteld en ook in de APV opgenomen worden wat betekent dat de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8 alsnog uit de APV geschrapt kunnen worden en hoofdstuk 4 volledig gelijk zal zijn aan het APV-model van de VNG. Tot die tijd dienen deze genoemde artikelen echter gehandhaafd te blijven. • De artikelen 4.1.1. t/m 4.1.4 uit de APV 2003 zijn vervangen door de artikelen door 4.1.1 t.m. 4.1.5a. Hiervoor is gekozen omdat op basis van de APV 2003 een incidentele festiviteit moet worden gemeld en niet vergund. In verband met de controleerbaarheid en sturing op het proces wordt geadviseerd een vergunning te laten aanvragen. Voordelen voor een vergunningensysteem is de handhaafbaarheid en de rechtsbescherming voor de burger. Momenteel worden aan de acceptatie van de kennisgeving voorschriften verbonden. Formeel gezien kan dit niet, slechts als er sprake is van een ontheffing of vergunning. Dit pleit ook voor een vergunningensysteem. • In het kwartaaloverleg Horeca is een verhoging van het aantal ontheffingen geluid toegezegd door de burgemeester. In de APV 2008 is het aantal ontheffingen conform deze toezeggingen dan ook verhoogd van twee naar vier. Vanuit de Afdeling Dienstverlening bestaat hier bezwaar tegen. Door verhoging van het aantal ontheffingen zal de geluidsoverlast, met name in de binnenstad, toenemen. Een verhoging van twee naar vier ontheffingen houdt ook een intensivering van het toezicht vanuit de politie in. Ingevoegde artikelen Onderstaande artikelen staan niet in het APV-model van de VNG maar zijn in de achterliggende jaren toegevoegd aan de APV van Wijk bij Duurstede. Deze toevoegingen zijn destijds alle door de raad vastgesteld. Het spreekt voor zich dat in de APV 2008 deze toevoegingen weer overgenomen worden, mede omdat ze nog steeds relevant blijken te zijn. Artikel 2.1.1.1.a Artikel 2.1.1.2 Artikel 2.1.6.7a Artikel 2.1.6.11
Verblijfsontzeggingsgebied Overlast op schoolpleinen Schrikdraad Verwijdering e.d. voorzieningen voor verkeer en verlichting
11
Artikel 2.1.6.12 Artikel 2.3.1.1 lid d Artikel 2.3.1.2 lid 8 Artikel 2.3.1.7a Artikel 2.3.1.7b Artikel 2.3.1.9 Artikel 2.3.2.3 lid 2 Artikel 2.3.3.3 Artikel 2.4.2 lid 8 Artikel 2.4.7 lid c Artikel 2.5.5 lid 2 Artikel 5.1.9a Artikel 5.2.1 lid 4 Afdeling 5
Verbod om de weg te gebruiken als slaapplaats Begripsomschrijvingen Toezicht op horecabedrijven Exploitatie horecabedrijf Toegang ambtenaren van politie Zakelijk karakter van de vergunning Zwarte lijst (was voorheen artikel 2.3.1.11) Nachtregister Opstelplaatsenbeleid Plakken en kladden Hinderlijk gedrag op of aan de weg Handel in horecabedrijf Parkeren van voertuigen met gevaarlijke stoffen Inzameling van geld of goed Varen op de afgesneden Rijnarm
Afwijken van APV-model VNG Voor artikel 2.2.2 (Evenementen) is er bewust voor gekozen af te wijken van het APV-model van de VNG. In de VNG-tekst wordt een voorstel gedaan om evenementen die aan bepaalde voorwaarden te voldoen vergunning vrij te maken. Dit zou voor de Wijkse praktijk naar schatting voor één of twee evenementen per jaar een vrijstelling betekenen, terwijl de tekst enerzijds meer vrijstellingen impliceert en anderzijds vaak ook vergunningen nodig zijn voor gebruik openbare ruimte en een ontheffing voor geluid. Verder ontbreken in het artikel van de VNG de weigeringsgronden die wel in de APV 2003 staan. Aangezien deze weigeringsgronden in het (recente) verleden een aantal maal is toegepast, is het duidelijk dat deze niet kunnen ontbreken. Aanwijzingen / nieuwe artikelen Artikel 5.1.11 Overlast van fiets of bromfiets Artikel 5.1.11 biedt de mogelijkheid dat het College een gebied aanwijst waar fietsen en bromfietsen niet onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen mogen neergezet worden. Het College stelt voor om de binnenstad van Wijk bij Duurstede hiervoor aan te wijzen omdat her en der op het trottoir geplaatste fietsen en bromfietsen de doorgang voor voetgangers en mensen met een functiebeperking, met name rolstoelgebruikers, ernstig hindert. Artikel 5.1.5 Caravans e.d. Artikel 5.1.5. biedt de mogelijkheid om gebieden aan te wijzen waar het niet toegestaan is om aanhangwagens, caravans e.d. langer dan 3 dagen te laten staan. In het recente verleden is het meermalen voorgekomen dat de politie bij een dergelijke situatie, ondanks klachten van omwonenden, niet kon optreden omdat in artikel 5.1.5. geen gebieden zijn aangewezen waarvoor dit geldt. Het College stelt dan ook voor om de openbare weg aan te wijzen zodat in het vervolg de politie bij klachten over dergelijke situaties handhavend kan optreden.
12
Artikel 5.1.7 Parkeren van grote voertuigen Artikel 5.1.7 biedt de mogelijkheid dat het College een gebied aanwijst waar het niet is toegestaan grote voortuigen te parkeren. Het College stelt voor om de bebouwde kom van Cothen, Langbroek en Wijk bij Duurstede hiervoor aan te wijzen, met uitzondering van Bedrijfsterrein Broekweg. Argumenten hiervoor zijn: dat het parkeren van grote voertuigen binnen woonwijken buitensporig is met het oog op de verdeling van de parkeerruimte; dat het parkeren van grote voertuigen hinder oplevert voor de bewoners en gevaar voor de verkeersveiligheid; dat het parkeren van grote voertuigen op de gebiedsontsluitingswegen schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente; dat er in ieder geval op het industrieterrein Broekweg een alternatief voorhanden is; dat door de Industriekring Wijk bij Duurstede de angst is uitgesproken dat door deze maatregel problemen ten aanzien van het parkeren kunnen ontstaan op het industrieterrein; dat dit parkeren zich primair zal voordoen in de avonduren en in het weekend; dat desondanks toegezegd is aan de industriekring dat, wanneer dit parkeren leidt tot problemen bij in- en uitritten, hiertegen maatregelen genomen zullen worden; Artikel 2.4.10 Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten Artikel 2.4.10 is op verzoek van de politie vervangen door de tekst zoals de gemeente Utrecht deze in haar APV heeft staan. Dit APV artikel behelst dezelfde problematiek maar heeft als extra dat daarin ook vermeld staat dat het verboden is een wegafzetting te verwijderen. De oude tekst in de APV 2003 was als volgt: Het is verboden zich zonder redelijk doel of op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.4.8 Hinderlijk gebruik van drank of softdrugs De politie stelde het College voor om artikel 2.4.8 uit te breiden met lid 3 en 4. Namelijk de aanpak van hinderlijk gebruik van softdrugs in de openbare ruimte. Tot op heden had de politie geen handvat om blowen in de openbare ruimte aan te pakken. De politie zal door een aanpassing van de APV meer handvatten hebben om strikt te kunnen handhaven. Het plan richt zich met name op ernstige overlastplegers zoals drank- en/of drugsverslaafden, blowende jeugd, hinderlijke hangjeugd en dergelijke. Het invoegen van deze artikelen sluit ook aan op de alcohol- en drugscampagne die de gemeente voert om jongeren en ouderen bewust te maken van de gevaren van drugs- en alcoholgebruik. Dit blowverbod is dan ook een goed instrument in de strijd tegen drugsoverlast. Het College stelt daarom voor om artikel 2.4.8 uit te breiden met de lid 3 en 4.
13