Bijlage Raadsvoorstel Inleiding Op 1 januari 2015 is de Participatiewet ingevoerd, als één van de grote transities binnen het sociaal domein. Binnen de regio Kromme Rijn Heuvelrug zijn er naast de gemeenten zelf twee belangrijke spelers op het terrein van de Participatiewet: de Regionale Dienst Werk en Inkomen en BIGA Groep BV. Met de invoering van de Participatiewet is de instroom in de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) stopgezet en is een aantal instrumenten geïntroduceerd c.q. vernieuwd, zoals beschut werk en loonkostensubsidies. De Participatiewet leidt tot een nieuwe manier van werken en denken: het uitgangspunt is dat iedereen werkt ‘naar vermogen’. Dat kan werk zijn in het bedrijfsleven, maar ook werk onder aangepaste omstandigheden in een beschutte omgeving. Ondanks de invoering van de participatiewet blijft de verplichting voor de gemeenten – conform de Wsw – de komende decennia de gemeentelijke sw-ers gepast werk aan te bieden. Zij blijven onder dezelfde condities en CAO in dienst bij de RDWI. De gemeenten hebben uitgesproken dat “onze” mensen goed begeleid binnen de regio gepast werk moet worden aangeboden. Dit is één van de belangrijke redenen waarom u op 23 april 2015 heeft ingestemd met het voorstel van uw college om de aandelen van de BIGA Groep BV over te nemen. U heeft toen ingestemd met de overname op voorwaarde dat de gemeenten één jaar de aandelen in bezit houden en in dat jaar onderzoek doet op welke wijze de BIGA het best kan worden voortgezet en onder wiens verantwoordelijkheid. Op 17 december jl. heeft u ingestemd met de prijs en voorwaarden van de aandeelhouders van de BIGA Groep BV. Per 1 januari 2016 zijn de vijf regiogemeenten – Zeist, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede, De Bilt en Bunnik – eigenaar van BIGA Groep BV. De gemeenten zijn eigenaar geworden van een goed lopend bedrijf dat de afgelopen vijf jaar winst heeft gemaakt. De oude aandeelhouders hebben de aandelen (voor een gunstige prijs) aan de gemeenten overgedaan, omdat door de wetwijziging – invoering van de participatiewet en nieuwe aanbestedingsregels – de niet beïnvloedbare onzekerheden voor (particuliere) werkvoorzieningsorganisaties sterk zijn toegenomen. Deze risico’s zijn (deels) te beïnvloeden door de gemeenten en dit maakt dat de risico’s voor de gemeenten beter te beheersen zijn en daardoor lager zijn dan voor private ondernemers. Zowel de RDWI als de BIGA staan voor dezelfde uitdaging, namelijk om tegen zo laag mogelijke kosten een zo hoog mogelijk rendement te halen ten behoeve van de gemeenten en ten behoeve van hun inwoners die op ondersteuning aangewezen zijn. De BIGA zal zich verder ontwikkelen als social enterprise waarbij het aanbod wordt afgestemd op de gemeentelijke verantwoordelijkheden binnen de drie decentralisaties en de participatiewet in het bijzonder. RDWI en BIGA verkennen op dit moment op welke onderdelen zij hierin gezamenlijk op kunnen trekken. Door de invoering van de participatiewet wordt de groep sw-ers steeds kleiner door uitstroom (verhuizing, pensioen, arbeidsongeschiktheid etc.). De laatste vijf jaar heeft de BIGA laten zien dat zij veel ervaring heeft in het aanbieden van passend werk en dat zij daarin “goed” is. Geen enkele sociale werkplaats in Nederland kent zulke lage ziektecijfers. Onder meer hieruit blijkt dat zij goed in de begeleiding, motivatie en aanbieden van passend werk voor de sw-doelgroep is. Dit is één van de succesfactoren waarom de BIGA financieel gezond is en een sterk eigen vermogen heeft. Natuurlijk kan de gemeente zelf een aantal sw-ers “passend” werk aanbieden, maar de vraag is of zij dat voor alle sw-ers kan en – nog veel belangrijker – of zij ook in staat is om hen goed te begeleiden. Omdat de gemeente de “zorgplicht” voor een brede en diverse groep sw-ers heeft en de gemeente niet over de kennis en de kunde beschikt om hen te begeleiden, is de keuze om – in ieder geval – de komende vijf jaar deze opdracht aan de BIGA te laten, voor de hand liggend. Voordelen zijn onder meer continuïteit voor de sw-ers, solide financiële basis, schaalvoordelen (verschillende werksoorten en daarmee pro- en demotie mogelijkheden) en op een betaalbare wijze gepaste arbeid en begeleiding aanbieden aan alle sw-ers.
De subsidievergoeding per sw-er neemt door de invoering van de participatiewet sterk af. Dit verschil moet deels goed (kunnen) worden gemaakt door een hogere netto toegevoegde waarde per swmedewerker (door hoger omzet) en of lagere (begeleidings)kosten. Om de sw-ers op dezelfde wijze te begeleiden, gepast werk aan te bieden en de netto toegevoegde waarde te laten toenemen, moet minimaal aan de volgende voorwaarden worden voldaan: 1. Behoud van een minimale omvang aan capaciteit om te zorgen voor de begeleiding en om de huidige arbeidssoorten te kunnen blijven aanbieden zodat medewerkers kunnen groeien maar er ook ruimte is om terug te kunnen vallen wanneer de progressie van medewerkers door omstandigheden (tijdelijk) wordt gestuit; 2. voldoende werk te gunnen in de vorm van schoonmaak- en groenopdrachten en (individuele) ontwikkelingstrajecten. Om aan beide voorwaarden te voldoend liepen we tegen meerdere dilemma’s aan. Alle dilemma’s te samen laten zich samenvatten in: “De doelgroep (sw-ers) zo goed mogelijk bedienen versus private BIGA Groep BV.” Om de doelgroep (sw-ers) zo goed mogelijk te bedienen is verbreding naar BIGA als sociaal ondernemer met een efficiënte en effectieve bedrijfsvoering noodzakelijk om een minimale omvang aan capaciteit te garanderen. Welke bedrijfsstructuur daar het beste bij past wordt sterk bepaalt door (aanbestedings)wetgeving zodat voldoende werk kan worden gegarandeerd. De (on)mogelijkheden zijn in kaart gebracht door twee werkgroepen. Eén werkgroep heeft zich gericht op de mogelijkheden binnen de participatiewet om instroom in de BIGA te garanderen zodat voldoende diensten kunnen worden aangeboden om een minimale omzet te realiseren. De andere werkgroep heeft zich gericht op de mogelijkheden om werk vanuit de gemeenten te garanderen aan de BIGA met de nieuwe EU-richtlijnen, zodat – wanneer de capaciteit aanwezig is – de omzet wordt gehaald. Instroom nieuwe werknemers Ook de komende vijf jaar zullen in gemeente De Bilt inwoners door persoonlijke ontwikkelingen op afstand komen van de arbeidsmarkt. Voorheen viel een groot deel van deze groep inwoners onder de Wsw en kregen zij via de BIGA werk. Nu behoren zij integraal tot de doelgroep van de Participatiewet. Eén herkenbare groep is de garantiebaners, maar die is tot nu toe erg klein. De meeste inwoners die vroeger mogelijk een sw-indicatie zouden krijgen, vallen nu terug op de bijstand. Een klein deel van de voormalige instroom in de Wsw kan nu via een garantiebaan met loonkostensubsidie een baan krijgen. BIGA kan met het vrijvallen van banen door uitstroom van Wsw-ers, banen bieden voor cliënten die voorheen een Wsw-indicatie zouden krijgen.
Medewerkers De grootste uitdaging ligt ongetwijfeld bij de medewerkers zelf die in de toekomst – willen zij niet tot de bijstand vervallen – worden beoordeeld op hun toegevoegde waarde voor het bedrijf waarvoor zij werken. Met de BIGA hebben wij een bedrijf in handen die medewerkers met afstand tot de arbeidsmarkt aanneemt en begeleidt. Zijn het medewerkers die nimmer door hun toegevoegde waarde hun salaris goed kunnen maken, dan kunnen deze medewerkers binnen de categorie garantiebaners vallen. Dit zal moeten worden onderbouwd bij het UWV met dossiervorming door de BIGA. Op deze wijze worden medewerkers met afstand tot de arbeidsmarkt op basis van hun eigen inzet en motivatie beoordeeld en begeleid door de BIGA naar werk buiten de BIGA (al dan niet met een loonkostensubsidie), aangenomen als werknemer van de BIGA (al dan niet met een loonkostensubsidie) of ontslagen waarmee zij terugvallen in de bijstand. Medewerkers met afstand tot de arbeidsmarkt worden op dezelfde wijze beoordeeld als medewerkers zonder deze afstand. Belangrijk is hun intrinsieke inzet en motivatie waarbij hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking geen belemmering is bij het aanbieden van een vast dienstverband. Mocht blijken dat een medewerker structureel onvoldoende toegevoegde waarde in het arbeidsproces heeft, maar zeer
gemotiveerd is en past in de groep waarmee hij of zij samenwerkt, dan is de uitdaging voor de BIGA om binnen de groep dit verschil op te vangen.
BIGA Om de huidige omzet van de renderende takken binnen de BIGA – schoonmaak, groenonderhoud, catering – te behouden, heeft de BIGA minimaal 2/3 van de uitstroom als nieuwe instroom nodig. Tegelijk wordt voor de afdeling Intern (beschut werk) een andere manier gezocht om deze rendabel of minder verlieslijdend te maken. Dit is mogelijk door de infrastructuur – tegen vergoeding per traject – open te stellen voor dagbesteding en nieuw beschut. Door productieve dagbesteding zullen de kosten per traject lager liggen dan bij dagbesteding waar geen of minder omzet wordt gedraaid. Hierdoor kan BIGA dagbesteding mogelijk tegen zeer concurrerende tarieven aanbieden. BIGA doet hierover nadere voorstellen aan haar RvC. Om de overige bedrijfstakken binnen de BIGA rendabel te houden, moet de uitstroom bij BIGA Extern (Groenonderhoud, Schoonmaak en Catering) worden opgevangen door instroom. Meest ideaal is dat BIGA vacatures uitzet waar garantiebaners en mensen uit de bijstand (met afstand tot de arbeidsmarkt) op solliciteren. Per direct kunnen nu vijftien (bestaande uit vijf vervangingsinstroom en tien uitbreidingsinstroom) werknemers bij de BIGA aan de slag en in de loop van 2016 nogmaals minimaal negen. Voor de jaren na 2016 ziet de noodzakelijke vervanging als volgt uit: 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Prognose Instromers (vervanging uitstroom) 3,8 10,1 9,5 8,9 8,4 7,9 Vervanginsformatie (fte) 3,8 13,9 23,3 32,3 40,6 48,5 Over de wijze waarop dit vorm kan krijgen, heeft een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de gemeenten, RDWI en BIGA een advies uitgebracht (zie bijlagen 2A en 2B). Daarnaast heeft de BIGA enkele grote opdrachten binnengehaald bij particuliere opdrachtgevers. Enkele opdrachten heeft zij zelfs moeten afwijzen omdat zij momenteel onvoldoende capaciteit heeft. Feitelijk betekent dit dat de BIGA groeipotentie heeft. Landelijk en ook in de regio Zuidoost Utrecht blijft het aantal indicaties voor garantiebaners ver achter. De inwoners die wel een indicatie kregen, werden door de RDWI met succes begeleid naar werk elders. Op dit moment worden alle bijstandscliënten in samenwerking tussen RDWI en BIGA beoordeeld op hun geschiktheid en (tijdelijke) afstand tot de arbeidsmarkt. Aan een aantal bijstandscliënten wordt, als dit binnen hun traject naar werk past, op proef een contract met behoud van uitkering van twee maanden aangeboden. Bij gebleken geschiktheid treden zij in dienst met loonkostensubsidie (forfaitair vastgesteld op 50%, definitieve vaststelling na loonwaardemeting). Dit gebeurt bij de verloningsstichting van de BIGA om onverantwoorde risico’s te vermijden. Tijdelijke contracten tot in totaal 23 maanden leiden tot geen verplichtingen (tenzij de medewerker ziek wordt). Hierdoor kan de BIGA sterk sturen op haar personeelsbestand om gemotiveerde medewerkers in dienst te nemen. Minder gemotiveerde medewerkers vallen terug op de bijstand. Om terugval zoveel mogelijk te voorkomen, begeleidt de BIGA deze medewerkers. Hier vraagt zij – net als alle andere werkgevers – een vergoeding voor. Uit ervaring weet de BIGA dat sommige meer en anderen bijna geen begeleiding nodig hebben. Zij gaan er vanuit dat gemiddeld 26 uur aan jobcoaching per ingestroomde medewerker voldoende is. Jobcoaching wordt bekostigd uit het participatiebudget. De prikkel voor het management is om de groeipotentie van de BIGA om te zetten in een hogere omzet waarbij de omzet bij de vijf gemeenten gelijk blijft. Op deze wijze wordt de participatiewet uitgevoerd zoals die is bedoeld.
RDWI De RDWI heeft cliënten die al langere tijd in de bijstand zitten en die problemen hebben om weer deel te nemen aan het arbeidsproces. Om deze groep weer arbeidsfit te maken kan de RDWI deze cliënten tijdelijk werkervaring laten opdoen bij de BIGA. Door lichamelijke en/of geestelijke beperkingen of door “tijdelijke” omstandigheden valt (een deel) van deze cliënten binnen de doelgroep van de BIGA. De cliënt wordt via een traject door de RDWI aangeboden om de afstand tot de arbeidsmarkt te
verminderen of te beslechten. Dan koopt de RDWI extra begeleiding (jobcoaching) in bij de BIGA om op gelijkwaardige omstandigheden (minimumloon en eventueel loonkostensubsidie) als hierboven, de medewerker arbeidsfit te maken en mogelijk zelf een arbeidscontract aan te bieden. De jobcoaching zal worden afgestemd op de cliënt(en).
Gemeenten Door de veelheid aan gevolgen van de invoering van de participatiewet, zijn in grote lijnen vier verschillende kostenaspecten te onderscheiden voor de gemeenten, RDWI en de BIGA. Alle vier zullen kort de revue passeren. Inwoners met een dienstverband in de Wsw worden door de invoering van Participatiewet in het geheel niet geraakt. Zij behouden hun dienstverband en daarmee hun rechten. Ook de plicht voor de gemeente om passend werk aan te bieden blijft. Door de invoering van de P-wet worden echter geen sw-indicaties meer afgegeven en neemt de Rijkssubsidie per sw-er wel (sterk) af. Hierdoor dreigen de (gemeentelijke) kosten voor de uitvoering van de sociale werkvoorziening sterk op te lopen. Door de sw-ers (rendabel) te laten participeren in de samenleving wordt het tekort op de Wsw zoveel mogelijk voorkomen dan wel verkleind. Sw-ers doen een deel van het onderhoud (zwerfvuil en groen) van de openbare ruimte en maken openbare gebouwen van de gemeente schoon. Hiernaast werkt een groot deel van de sw-ers bij semi-overheidsbedrijven en bij particuliere opdrachtgevers. Door te sturen op kostendekkende tarieven en de huidige omzetverdeling tussen private bedrijven en de vijf gemeenten, wordt 52% van de korting op de subsidie per sw-er opgevangen door het bedrijfsleven. Bijstandscliënten die na twee maanden proef een contract wordt aangeboden of bij de BIGA arbeidsfit worden gemaakt zullen – zolang het contract loopt – zowel bij de BIGA als bij de RDWI tot een “winst” leiden. De toegevoegde waarde van een medewerker op een tijdelijk contract zal gemiddeld hoger zijn dan de kosten voor deze medewerker. De kosten voor de BIGA zijn het minimumloon plus de werkgeverslasten. Hier staat een verwachte gemiddelde loonkostensubsidie van 50% over het minimumloon verhoogd met 23% voor werkgeverslasten tegenover (budget RDWI). De begeleiding wordt gedaan door gespecialiseerde werknemers van de BIGA. Dit wordt bekostigd uit de vergoeding voor jobcoaching (budget RDWI). Door de instroom is de BIGA in staat haar rendabele takken minimaal even rendabel te houden zoals deze nu zijn. De bijstandscliënt is hierdoor (tijdelijk) medewerker geworden van de BIGA waardoor hij salaris ontvangt en geen uitkering meer. Een deel van de “bespaarde” uitkering is noodzakelijk om de loonkostensubsidie te bekostigen. Afhankelijk van de uitkeringsrechten die de nieuwe medewerker van de BIGA had, zal de “besparing” klein (circa € 400 p.j. bij alleenstaande in de bijstand) zijn tot substantieel (circa € 3.600 p.j. bij alleenstaande met beperking in de bijstand). Bij nuggers (nietuitkeringsgerechtigden) is er geen inverdieneffect op de uitkering, waardoor de lasten juist toenemen. Het BUIG-budget (waar de bijstandsuitkeringen uit worden betaald) wordt vanaf 2015 deels en vanaf 2018 geheel gebaseerd op objectieve criteria (zoals het aantal inwoners, aantal alleenstaanden, aantal lager opgeleiden, aantal woning voor sociale huisvesting, de woningdichtheid etc.). Dat betekent dat het werkelijke aantal bijstandsgerechtigden niet meer ter zake doende is voor de hoogte van het gemeentelijk BUIG-budget. Door een (tijdelijke) loonkostensubsidie stromen gemotiveerde bijstandsgerechtigden met of zonder afstand tot de arbeidsmarkt door naar andere werkgevers of naar een vaste baan bij de BIGA. Hierdoor neemt de druk op het BUIG-budget structureel af. Voldoende werk De groene regio Zuidoost Utrecht kent naast veel voordelen ook één belangrijk nadeel. Er is weinig tot geen “maak”-industrie. Dit type bedrijven zorgt voor werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt (laag en ongeschoold werk). In onze regio bestaat de werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt nagenoeg volledig uit groenonderhoud en schoonmaak. Momenteel haalt de BIGA iets meer dan 52% van haar omzet uit de markt. Dit is inclusief detachering en catering. Een groot deel van de medewerkers van de BIGA werkt in groepsverband in de schoonmaak of groenonderhoud. Voor groenonderhoud realiseert de BIGA nagenoeg de gehele omzet (94%) bij de
gemeenten. Ook voor de omzet van schoonmaak zijn de opdrachten van de deelnemende gemeenten van groot belang (35%). Deels zijn de gemeentelijke opdrachten het succes van de BIGA en deze zijn dan ook essentieel voor de BIGA om het huidige succes te continueren. Door wijziging in de aanbestedingswetgeving is dit voor de toekomst niet te garanderen wanneer de BIGA Groep BV een private ondernemer is. De gemeente kan – net zoals in het verleden – openbare inschrijvingen organiseren met voorbehoud voor sw-bedrijven of met Social Retrun on Investment (SROI), maar het aantal bedrijven dat voldoet aan de criteria van sociaal ondernemer neemt toe waardoor de kans aanwezig is dat BIGA opdrachten niet krijgt gegund. Hierdoor zijn de risico’s (te) hoog voor investeerders. Wanneer de BIGA volledig in bezit blijft van de gemeenten, is dit risico lager. Echter ook dan zijn er beperkende regels om onderhands in te besteden bij de eigen publieke organisatie. Wanneer de publieke organisatie meer dan 20% van haar opdrachten krijgt van opdrachtgevers op de private markt dan is inbesteden niet toegestaan en zullen gemeenten hun groen- en schoonmaakopdrachten moeten aanbesteden of zelf uitvoeren. De BIGA haalt 52% uit de markt en dus is inbesteden geen optie. De manieren voor de gemeenten om zonder aanbesteding werk aan te bieden aan de BIGA zijn: - door samenwerkingsverbanden tussen de individuele gemeenten en de BIGA aan te gaan en door werk voor te behouden aan het programma beschermde arbeid; - door de BIGA op te knippen in twee BV’s. Beide wegen zijn begaanbaar maar kennen hun voor- en nadelen.
Samenwerkingsverbanden en beschermde arbeid opdrachten In artikel 12 van de nieuwe richtlijn van de EU kunnen aanbestedingsplichtige entiteiten in de overheidssector samenwerkingsverbanden aangaan om onder hun gezamenlijk verantwoordelijkheid taken die het openbaar belang dienen, uit te voeren. Hierdoor kan een deel van de werkzaamheden door één van de beide deelnemende entiteiten worden uitgevoerd zonder aanbesteding of gunning. De werkzaamheden vinden plaats als eigen werk. (Groen)onderhoud van de openbare ruimte is een publieke taak waarvoor de gemeenten en de BIGA een samenwerkingsverband aangaan kunnen aangaan. AVA: portefeuillhouders Werk en inkomen RvC: ambt. vertegenwoordiger 100%
AvA Biga
Gemeente A Gemeente B Gemeente C
Opdracht Sw-uitvoering
Gemeente D Gemeente E BIGA
RvC
Directie bv
Inbesteden of samenwerkingsregeling Inhuur Sw’ers (groepdetachering) Aanbesteden met Sw-voorbehoud of SROI Detachering Groepsdetachering Onder-aanneming
Marktpartijen
Schoonmaak van gebouwen (ook al heeft het een publieke functie) is geen overheidstaak, maar wanneer de gemeente de schoonmaakwerkzaamheden voorbehoudt aan het programma beschermde arbeid (arbeid van werknemers met afstand tot de arbeidsmarkt) wordt het een overheidstaak. Aanvullende voorwaarde is dat het samenwerkingsverband niet meer dan 20% van de totale omzet “zelf” mag uitvoeren. Hiermee wordt voorkomen dat de markt buitenspel wordt gezet.
Publiek-publieke samenwerking is gebaseerd op een casus uit Duitsland. Deze is mogelijk niet volledig één op één met de voorgestelde samenwerking tussen de BIGA en de gemeenten te vergelijken. Daarnaast moet afzonderlijk aan drie voorwaarden worden voldaan: 1. aanbestedingsplichtige entiteiten; 2. uitvoering van publieke taak; 3. maximaal 20% van de omzet wordt “zelf” uitgevoerd. Aan twee van de voorwaarden kan worden voldaan maar in hoeverre kan worden volgehouden dat de BIGA een aanbestedende dienst is, is de vraag wanneer zij voor 52% produceert voor de markt. Hierdoor is de kans aanwezig dat een rechter oordeelt dat gemeenten in het ongelijk worden gesteld bij een eventuele rechtszaak.
Twee BV’s: BIGA BV publiek en BIGA BV privaat Door de huidige BIGA BV in twee BV’s op te splitsen kan de BIGA zoveel mogelijk private en (semi)publieke opdrachten van derden binnen halen en tegelijk opdrachten van de vijf gemeenten onderhands als eigen dienst krijgen opgedragen. Dit vergt extra administratie om de juiste kosten op de juiste BV te laten drukken (ingegeven door de wet Markt en Overheid). Mogelijk leidt dat er toe dat de inzet van medewerkers minder flexibel wordt. Duidelijk is dat er meerdere (BTW) boekhoudingen moeten worden aangehouden. Door een fiscale eenheid te vormen tussen de drie BV’s is het waarschijnlijk mogelijk om extra belastingdruk te vermijden. Binnen een fiscale eenheid kunnen de verliezen en winst onderling worden verrekend alvorens belasting wordt geheven.
In concurrentie Alternatief voor de BIGA is door bij aanbesteding voor groen- en schoonmaakopdrachten de concurrentie aan te gaan met andere sociale ondernemers die voldoen aan de gestelde criteria. Door in de gunningscriteria het percentage wsw-ers mee te laten wegen, is – zeker de eerste jaren – de kans groot dat de opdrachten worden gegund aan de BIGA. Dit is geen zekerheid en deze “zekerheid” zal in de (nabije) toekomst steeds verder afnemen. Hierdoor kan het zijn dat de BIGA binnen deze regio onvoldoende aanbestedingen binnenhaalt waardoor “onze” sw-medewerkers buiten de regio aan de slag moeten of werkloos thuis komen te zitten. Conclusie:
Samenwerking RDWI en BIGA De Participatiewet vraagt om een integrale visie op (toeleiding naar) werk voor mensen inclusief mensen met (grotere) afstand tot de arbeidsmarkt. De RDWI en BIGA ontwikkelen plannen om hier gezamenlijk in op te trekken, ieder vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid. Om hier nader invulling aan te geven zullen de wethouders en secretarissen te samen met de directeuren van de RDWI en de BIGA een gezamenlijke visie hierop formuleren.
Uitvoering Wsw voor komende vijf jaar opdragen aan de BIGA Een onderdeel van de Participatiewet is de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening voor wat betreft Wsw-geïndiceerden die op 31 december 2014 al in dienst waren. Eén van de doorslaggevende criteria bij de toetsing bleek welzijn en welbevinden van de sw-ers. De gemeenten vinden hun “eigen” sw-ers belangrijk. Door de uitvoering de komende vijf jaar te gunnen aan de BIGA komen we juist aan dit criterium tegemoet. De BIGA biedt de medewerkers de juiste werkzaamheden aan en begeleidt ze daarin goed. Dit heeft geleid tot de laagste ziektepercentages en de hoogste percentage medewerkers op externe locaties. Met andere woorden de meeste sw-ers participeren in de samenleving. Door de opdracht voor de komende vijf jaar te gunnen, kan – indachtig de snel veranderende markt en wetgeving van de afgelopen jaren – snel worden ingespeeld op veranderingen.
BIGA wordt een sociale ondernemer (breed re-integratiebedrijf) Uit de toetsingscriteria bleek dat BIGA moest worden voortgezet als infrastructuur voor de uitvoering van de participatiewet (en waar kan verder met dagbesteding en verbinding met scholen 3D-breed). Door instroom van garantiebaners en mensen uit de bijstand met (tijdelijke) afstand tot de arbeidsmarkt en (tijdelijke) loonkostensubsidie wordt invulling gegeven aan de noodzakelijk instroom en blijft de dienstverlening aan de bedrijven en gemeenten op niveau. Hierdoor kan de noodzakelijk minimale omzet worden gerealiseerd zodat de sw-ers optimaal kunnen worden begeleid en arbeid wordt aangeboden dat bij hun past.
BIGA blijft in publieke handen Tevens kwam MBO met een lichte voorkeur boven een publieke BIGA naar voren uit de toetsingscriteria. Bij verder onderzoek bleken de dilemma’s rondom een MBO. Het is onmogelijk om de werkzaamheden te garanderen aan een private BIGA groep BV. Hiermee lijkt op korte termijn de verkoop van de aandelen niet mogelijk. Bij een publieke BIGA is inbesteden van groen- en schoonmaakopdrachten pas mogelijk na opsplitsing van de BIGA in twee bv’s. Dit leidt tot meer beheerskosten. Alternatief is aanbesteden met voorbehoud voor sociale ondernemers. Dit laat een risico dat de BIGA op (korte) termijn onvoldoende werk binnen de regio heeft voor haar sw-ers (en instroom vanuit de P-wet). Hierdoor zal de BIGA op grotere afstand werk binnen proberen te halen om niet verlieslijdend te worden. Hierdoor zullen onze sw-ers – met langere reistijden - buiten de regio moeten werken. Uw colleges laten de zekerheid voor de welzijn en welbevinden van onze sw-ers (en instroom uit de P-wet) prevaleren boven de extra beheerskosten en adviseren de verantwoordelijke wethouders in de AVA van de BIGA voorbereidingen te treffen tot splitsing van de BIGA Groep BV. Risico’s: 1. Ondernemersrisico 2. Instroom van medewerkers (bij ontslag transitievergoeding) 3. Ziekte van werknemers die tijdelijk in dienst zijn bij de ‘verloningsstichting’ 4. Door splitsing van de BIGA in twee bv’s wordt de BIGA gedaagd voor staatssteun aan de in de markt opererende bv. Bijlagen: - Verslag werkgroep Participatie - Doelgroepen en instrumenten RSD en aanbod BIGA - Memo modellen preferred suppliership BIGA