Toekomst Huishoudelijk Werk (HHW): Tussentijdse notitie ter informatie over stand en gang van zaken en ter stimulering van de dialoog over vernieuwingsmogelijkheden Beleid van het Rijk: De gemeente Peel en Maas geeft nu ongeveer 4 miljoen uit aan ongeveer 1000 huishoudens die huishoudelijk werk nodig hebben. Vanaf 2015 geeft het Rijk gemeenten 40% minder Wmo-budget voor de voorziening Huishoudelijk Werk (HHW). Voor de gemeente Peel en Maas betekent dit dat zij ongeveer 1,5 miljoen euro minder ontvangt. Daarnaast hebben we te maken met steeds meer ouderen, en steeds meer oudere ouderen. Mensen willen over het algemeen graag zo lang mogelijk blijven wonen in de eigen omgeving.
Bijeenkomsten HHW: In augustus/september zijn alle mensen die huishoudelijk werk ontvangen uitgenodigd om over de ontwikkelingen HHW van gedachte te wisselen. Er zijn 6 bijeenkomsten geweest waaraan 750 mensen hebben deelgenomen. Tijdens deze bijeenkomst heeft de gemeente o.a. uitleg gegeven over de maatregelen die zij reeds genomen heeft om op korte termijn te bezuinigen. Dit betreft: de contracten met de zorgaanbieders waarbij lagere uurtarieven zijn afgesproken; het invoeren van PGB Alpha, naast zorg in natura en een PGB; de gekantelde gespreksvoering, waarbij de eigen verantwoordelijkheid en het sociaal netwerk onderwerp van gesprek zijn; het aanscherpen van het protocol HHW en als gevolg hiervan een herindicatie bij alle cliënten die op dit moment huishoudelijk werk ontvangen. In de bijeenkomsten is ook een eerste schets gegeven om op een andere wijze huishoudelijk werk te organiseren, bijvoorbeeld in de vorm van een sociale coöperatie. Ongeveer dertig personen hebben zich gemeld om daarover door te denken.
1
Herindicatieproject Huishoudelijk werk: In september heeft de gemeente het beleid t.a.v. de inzet van Huishoudelijk Werk aangescherpt. De normtijden per taak in het huishouden zijn naar beneden vastgesteld In vervolg hierop heeft er in de periode september 2013 tot en met december 2013 een herindicatietraject plaatsgevonden onder alle cliënten met een indicatie voor Huishoudelijk Werk. Er zijn 986 cliënten opnieuw geïndiceerd. Gemiddeld ontvangen deze cliënten op dit moment 3 uur en 20 minuten huishoudelijk werk per week. Na de herindicatie komen van de 986 cliënten nog 890 cliënten in aanmerking voor huishoudelijk werk. Er zijn diverse redenen waarom niet iedereen een nieuwe indicatie ontvangt, zoals: Cliënt is verhuisd naar een verzorgingshuis; Cliënt heeft de hulp opgezegd vanwege een te hoge eigen bijdrage; Cliënt is ter revalidatie opgenomen in een instelling; Cliënt heeft middels eigen kracht een oplossing gevonden buiten de Wmo om. In uren is er een afname te zien van 13,5%. Gemiddeld gaan cliënten 2 uur en 51 minuten ontvangen. Van de 890 cliënten gaan 155 cliënten (17%) hetzelfde aantal uren huishoudelijk werk per week ontvangen, 160 cliënten hebben een hogere indicatie gekregen dan de oude indicatie (18%) en 575 (65%) cliënten ontvangen minder uren per week. Er is dus maatwerk geleverd. De herindicaties leveren voor 2014 een besparing op van ongeveer € 300.000,00 Daarbij is het extra bedrag dat nodig was voor het herindicerigns-project verdisconteerd. In 2015 en volgende jaren bedraagt de besparing om en nabij € 500.000.
Werkgroep “toekomst HHW”: Tijdens de ‘dorpsgesprekken’ over de toekomst van de hulp in de huishouding werd aan deelnemers gevraagd of ze interesse hadden om mee te denken over een mogelijke nieuwe opzet en organisatie van de hulp in de huishouding via het oprichten van sociale coöperaties. Daarvoor meldden zich om en nabij 35 personen. Gemakshalve noemen we deze denkgroep de “werkgroep toekomst HHW”,. Deze denkgroep is twee keer bij elkaar gekomen. Deze bijeenkomsten hebben interessante gesprekken opgeleverd en zaken verduidelijkt. Uiteindelijk is de conclusie getrokken dat er twee moeilijkheden zijn om vanuit deze groep de vernieuwing in gang te zetten: de belangen en achtergronden van de deelnemers lopen te zeer uiteen; de binding en het draagvlak zijn onvoldoende om vanuit deze toevallig bij 2
elkaar gekomen groep mensen een initiatief te nemen om nieuwe organisatievormen van huishoudelijk werk tot stand te brengen. Dit wil niet zeggen dat er geen belangstelling is voor het denken en doen met betrekking tot sociale coöperaties en zorgcoöperaties. Met leden van de groep zijn bezoeken gebracht aan twee zorgcoöperaties die al jarenlang functioneren. Daarvan is ook verslag gedaan in de groep. Het idee dat mensen die een stoffelijk of ideëel belang hebben bij een voorziening – in dit geval huishoudelijke hulp – en die zich samen verenigen in de organisatie – in dit geval een sociale coöperatie – blijft boeien. Vanuit de gemeente wordt daarbij aangetekend dat er volle belangstelling is voor dergelijke initiatieven, maar dat deze eerst en vooral vanuit betrokken burgers moeten komen. Herhaald is wat ook tijdens de ‘dorpsgesprekken’ is gezegd: als er initiatieven komen is de gemeente bereid te bezien welke mogelijkheden er zijn om daadwerkelijk steun te verlenen aan dergelijke initiatieven..
Regio: Alle gemeenten hebben te maken met de ontwikkelingen die in het begin zijn geschetst en met name met toenemende vergrijzing en een fikse korting van de rijksbijdrage voor hulp in de huishouding. Iedere gemeente zal een antwoord moeten geven op de geschetste feiten en ontwikkelingen. Dat geldt voor de gemeente Peel en Maas, maar dat geldt evenzeer voor andere gemeenten. Gemeenten in de regio Venlo overleggen op dit moment met elkaar over mogelijke antwoorden. Er wordt regionaal een notitie opgesteld waarin een aantal mogelijke antwoorden op een rij worden gezet, zoals het uitbreiden van PGB Alpha, een product van de markt, een algemene voorziening en het versoberen van HHW 1.
Algemene voorziening: Tijdens de bijeenkomsten HHW is o.a. het idee geopperd om huishoudelijk werk tot een algemene voorziening te verklaren. In principe mag de gemeente op grond van de Wmo 2015 voorzieningen die zij als maatwerkvoorziening kan aanbieden ook als algemene (voorliggende) voorziening aanbieden. De definitie van een algemene voorziening is als volgt: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van zelfredzaamheid en participatie, of op opvang.
3
Een algemene voorziening is voorliggend op een maatwerkvoorziening, als de algemene voorziening tenminste een passende bijdrage levert aan het participatie- en zelfredzaamheidsprobleem van de burger. Burgers die zich vanwege een beperking bij het Wmo loket melden, en die geholpen zijn met schoonmaakondersteuning, krijgen geen beschikking voor een maatwerkvoorziening meer, maar kunnen worden verwezen naar de algemene voorziening. In de memorie van toelichting bij de nieuwe wet staat de volgende passage: “De gemeente kan, naast de eigen bijdragen voor maatwerkvoorzieningen, voor het gebruik van een algemene voorziening een vergoeding (bijdrage) van de ingezetene vragen, welke veelal moet worden betaald aan de aanbieder van die voorziening. De hoogte van deze vergoeding kan de gemeente zelf bepalen. Dit wetsvoorstel laat gemeente die ruimte. Indien de gemeente dit wenst, kan de gemeente een korting geven op deze eigen bijdrage, bijvoorbeeld voor bezitters van een ‘minimapas’.”(p. 27) Elders in de memorie van toelichting staan soortgelijke passages. Voor eigen bijdragen vanwege maatwerkvoorzieningen blijven landelijke richtlijnen gelden (via CAK), maar voor algemene voorzieningen is er gemeentelijke vrijheid. Er mag wel niet meer gevraagd worden aan eigen bijdrage dan de kostprijs van de voorziening. Die algemene voorziening kan door iedere burger gebruikt worden en de eigen bijdrage die de gemeente vraagt geldt ook voor iedere burger. Wel kan de gemeente voor bepaalde groepen burgers een zelf vast te stellen korting geven. De eigen bijdragen en de eventuele korting kunnen per algemene voorziening verschillen. Tijdens de ‘dorpsgesprekken’ is al met deze gedachte gespeeld. Daar is het idee geopperd om als gemeente een lijst te maken van ZZP’ers die goede hulp in de huishouding kunnen bieden. Voor deze hulp wordt een standaardtarief afgesproken. Daarbij is gepleit om een uurtarief aan te houden dat hoog genoeg is om mensen in staat te stellen een fatsoenlijk inkomen te verwerven en ook pensioen op te bouwen. Gesproken is van een tarief van 15 tot 16 euro per uur. Iedereen in de gemeente die hulp in de huishouding nodig heeft kan een beroep doen op aanbieders die op deze ‘gemeentelijke’ lijst staan. Het feit dat ze op deze lijst staan garandeert kwaliteit en betekent ook dat er mensen die het werk doen fatsoenlijk betaald worden. In principe betalen mensen die een beroep doen op deze algemene voorziening de gehele kostprijs (15/16 euro per uur). Maar de gemeente kan wel voor bepaalde groepen ( bv voor mensen met een laag inkomen) een korting geven en die korting kan ook nog gestaffeld zijn: bijvoorbeeld voor mensen met minder dan 120% van het sociaal minimum 100% korting; voor mensen tussen 120 en 130% 75% korting, voor mensen tussen 130 en 140% 50% korting. Of je zou kunnen bepalen dat alle mensen die minder dan 125% (of 130 of 140%) van het sociaal minimum hebben een korting krijgen van 90%. Andere kortingsregelingen zijn natuurlijk ook mogelijk. Dat moet in de gemeenteraad vastgesteld worden.
4
Sociale coöperatie: In de dorpsbijeenkomsten HHW is een eerste schets gegeven om op een andere manier huishoudelijk werk te organiseren, bijvoorbeeld in de vorm van een sociale coöperatie. Een sociale coöperatie neemt mensen in dienst om het huishoudelijk werk uit te voeren. De winst (= tevens de bezuiniging voor de gemeente) zou moeten komen uit het wegwerken van overhead. Het bestuur en het management van de coöperatie (die overigens klein gehouden zou moeten worden, juist om groei van overhead te voorkomen) zou op basis van betrokkenheid “om niet” kunnen gebeuren. Net zoals bepaalde mensen nu bestuurder van een voetbalclub worden, zouden bepaalde mensen in een dorp of wijk bestuurder van een zorgcoöperatie kunnen worden, als vrijwilliger. Door zo’n voorziening te laten organiseren als een voorziening van de mensen zelf, zou de overheidsbemoeienis zich ook kunnen beperken tot het beschikbaar stellen van enige financiële middelen. De coöperatie staat garant dat het allemaal goed geregeld wordt en dat iedereen in het dorp/wijk de ondersteuning op het gebied van huishoudelijk werk nodig heeft, die ook krijgt. De mensen die de huishoudelijke arbeid verrichten zouden deels kunnen bestaan uit (fatsoenlijk) betaalde beroepskrachten en deels uit vrijwilligers.
Het idee van de korting op de algemeen voorziening en het idee van de coöperatie zouden gecombineerd kunnen worden. Daarmee zouden nieuwe vormen van hulpverlening kunnen ontstaan die garanderen dat mensen de zorg die ze nodig hebben ontvangen en die het mogelijk maken voor de gemeente om te roeien met de financiële riemen die nog voorhanden zijn.
Hoe nu verder? Als gemeente Peel en Maas hebben we al veel ervaring opgedaan met zelfsturing. Het concept van zelfsturing passen we zo breed mogelijk toe. We zijn op zoek naar mogelijkheden om het domein van de overheid te verkleinen en het eigen domein van de burgers te laten groeien. Dat wil niet zeggen dat wij als gemeente voorzieningen die de overheid nu nog verstrekt zomaar zonder meer bij de burgers over de schutting gooien. We denken en doen actief mee in het zoeken naar nieuwe normen en vormen. We zetten de wissels om. We springen als het ware als lokale overheid mee over de schutting.
5
Daarbij willen we drie invalshoeken nemen: a. We laten zien wat de feiten zijn: welke ontwikkelingen doen zich voor in bijvoorbeeld de bevolkingssamenstelling? Welke financiële kortingen legt de rijksoverheid ons op? Etc etc b. We stellen prikkelende vragen: wat denken de burgers van deze ontwikkelingen? Wordt er niet te veel gepoetst? Is de organisatie van de hulpverlening niet te grootschalig? Hebben uitvoerende werkers wel genoeg in te brengen? Etc etc c. Inspirerende vergezichten: kunnen we met z’n allen in deze wijk of in dit dorp er voor zorgen dat niemand meer vereenzaamt, dat niemand werkloos aan de kant staat, dat iedereen de hulp krijgt die hij/zij nodig heeft. Tijdens de ‘dorpsgesprekken’ zijn deze drie invalshoeken alle drie aan de orde gekomen. En als gemeente blijven we deze drie elementen inbrengen in de maatschappelijke discussie over het nieuwe denken en doen ten aanzien van het brede sociale domein, waarin burgers, organisaties en overheden ieder een eigen rol moeten zien te vinden, in samenspraak en samenwerking met elkaar. We houden ons aanbevolen voor suggesties, ideeën en initiatieven. Voor alle meedenken en tegendenken bij voorbaat dank!
Peel en Maas, 22 januari 2014 Raf Janssen, wethouder sociaal beleid Karin Voermans, beleidsmedewerker WMO
6