handreiking voor versterking van de financiële weerbaarheid
TOEKOMST É N PERSPECTIEF VOOR DAGBESTEDING ATELIERS
2
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
Voorwoord Kunst maken geeft zin aan het leven. Het maakt blij, geeft voldoening en bevordert de deelname aan het maatschappelijk proces. Op honderden plaatsen in ons land wordt door mensen met een beperking kunst gemaakt in allerlei vormen, zoals schilderkunst, beeldhouwkunst, en keramiek, maar ook podiumkunsten als dans, muziek en theater. Het is van groot belang dat deze plaatsen, waar dagelijks duizenden mensen een zinvolle tijdsbesteding beleven, blijven bestaan en zich zelfs verder kunnen ontwikkelen. Ook in deze economisch moeilijke tijden. De komende periode zullen de ateliers worden geconfronteerd met grote veranderingen. Zowel de bezuinigingen als de verandering in de finan ciering vragen een proactieve inzet van alle betrokkenen. Special Arts wil ondersteuning bieden bij die veranderingen en ervoor zorgen dat er aandacht komt voor deze bijzondere kunstenaars. Doel van deze publicatie is alle dagbestedingateliers in Nederland handvatten te bieden voor kennisuitwisseling en deskundigheidsbevordering. Dit gebeurt in de vorm van onderzoeksresultaten, praktijkvoorbeelden en een checklist om zelf mee aan de slag te gaan. Ik hoop dat tijdens alle workshops die georganiseerd worden een levendige discussie zal ontstaan die bijdraagt aan een goede en gezonde toekomst van de ateliers. Onze doelgroep verdient dit.
Diana Monissen Voorzitter bestuur stichting Special Arts
De publicatie Toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers is het resultaat van een onderzoek onder dagbestedingateliers uit gevoerd door Special Arts in opdracht van In voor zorg! In voor zorg! is een programma van het mini sterie van VWS en Vilans, kenniscentrum langdurende zorg.
T OEKOMST É N PERSPECTIEF VOOR DAGBESTEDING- ATELIERS handreiking voor versterking van de financiële weerbaarheid
inhoud
1 inleiding 5 2 vijf ateliers aan het woord 7 3 ateliers in de praktijk 20 4 conclusies 22 5 checklist voor dagbesteding ateliers 25 processchema 30 6 rol van stichting special arts 45 bijlage enquêteresulaten 46
6
1
Inleiding
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
Aanleiding en doel Veel zorginstellingen hebben één of meer kunstateliers, waar cliënten komen voor creatieve dagbesteding. Deze en ook zelfstandige ateliers hebben te maken met ingrijpende veranderingen in de financiering. In voor zorg! is een programma van kenniscentrum Vilans voor langdurige zorg en het mini sterie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, dat organisaties helpt zich voor te bereiden op de toekomst. In voor zorg! heeft Special Arts verzocht te onderzoeken in hoeverre dag bestedingateliers zijn voorbereid op de wijzigingen van de financiering in de gezondheidszorg. Het onderzoek valt uiteen in twee delen: een kwalitatief en kwantitatief deel. Het kwalitatieve deel bestaat uit een verslag van diepte-interviews met de begeleiders van vijf ateliers en informatie over hun werkwijze. Om de resultaten van het kwalitatieve onderzoek beter te kunnen onderbouwen is tevens een enquête gehouden onder de dagbestedingateliers, zowel ateliers verbonden aan een instelling als zelfstandige ateliers. Tachtig ateliers hebben op deze enquête gereageerd. De uitkomsten van beide onderzoeken zijn verwerkt in de conclusies. Het doel van dit project is dagbestedingateliers handvatten aan te reiken om sterker te staan in een fundamenteel veranderende financiële omgeving. Daartoe is in deze publicatie een checklist opgenomen, waarmee ateliers stapsgewijs kunnen nagaan in hoeverre zij zijn voorbereid op de toekomst.
5
6
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
2
Vijf ateliers aan het woord
Voor dit onderzoek zijn diepte-interviews gehouden met begeleiders van vijf dagbesteding ateliers/zorginstellingen: Abrona, Atteljee, Kunstwerkplaats, Leonardo da Vinci en Oet de Verf. Deze ateliers richten zich vooral op het maken van tweedimensionale kunst. Sommige ateliers beoefenen ook andere kunstvormen, zoals ruimtelijk werk, fotografie, toneel en taalvorming. Vier van de bezochte ateliers zijn verbonden aan een zorginstelling, één is zelfstandig. Geïnterviewd zijn de verantwoordelijken voor het dagelijks reilen en zeilen van de ateliers en soms ook hun leidinggevenden. Om een globaal inzicht te krijgen in de bedrijfsvoering van de ateliers, is ingezoomd op de volgende vragen:
Wat is de doelstelling van de ateliers? Vanuit welke invalshoek worden de cliënten begeleid? Wat zijn de inkomsten uit zorgvergoedingen? Wat zijn de inkomsten uit verhuur en verkoop van kunstwerken? Krijgen cliënten een vergoeding als hun werk wordt verkocht of verhuurd? Worden er andere activiteiten ontplooid om inkomsten te genereren? Hoe zien de ateliers hun eigen toekomst, gezien de veranderingen in de financiering?
De gesprekken hebben plaatsgevonden van eind oktober tot half november 2011. Het betreft een kwalitatief onderzoek van beperkte omvang. Dit betekent dat de conclusies, die vooral zijn gebaseerd op de interviews bij de instellingsateliers, hooguit richtinggevend zijn. De situatie bij het zelfstandige atelier is op een aantal punten duidelijk anders. Waar dat zinvol is, wordt een vergelijking gemaakt met het zelfstandige atelier. Helaas heeft dit onderzoek geen volledig financieel overzicht van de inkomsten en uit gaven van de instellingsateliers opgeleverd. Verder zij vermeld dat de rapportage het gezichtspunt vanuit de ateliers weergeeft. Dit hoeft niet noodzakelijkerwijs te sporen met dat van de instellingen, waaraan de ateliers zijn verbonden.
7
‘Het bieden van passend en uit dagend werk aan de cliënt blijft voor ons de hoofdzaak.’
Abrona is een christelijke orga-
Ateliers
nisatie voor dienstverlening
Abrona heeft 9 kunstateliers
aan mensen met een verstande-
op 2 locaties in Huis ter Heide
lijke beperking. De identiteit
en Vleuten, waar gemiddeld
van de organisatie komt tot
100 cliënten komen voor crea-
uitdrukking in drie kernwaar-
tieve dagbesteding: 2 schilders-
den: ontmoeting tussen men-
ateliers, 2 keramiekateliers,
sen, respect voor het unieke
1 textielatelier, 1 kaarsenatelier,
van ieder individu en mogelijk-
1 atelier voor papier-maché en
Teamleider Wilke Sloesarwij:
heden tot ontplooiing. Abrona
1 atelier voor diverse creatieve
‘Wij staan voor kleurrijk en
heeft 1.700 medewerkers en
activiteiten. Bij deze ateliers
authentiek. We willen aanslui-
ongeveer 700 vrijwilligers die
werken 23 medewerkers en
ten bij de mogelijkheden van
verschillende vormen van on-
5 vrijwilligers. De kunstwerken
de cliënten én bij de vraag van
dersteuning bieden aan de
die in de ateliers gemaakt zijn,
klanten. We zijn nu bezig met
circa 2.000 cliënten. De loca-
worden geëxposeerd en ver-
het ontwikkelen van een web-
ties van Abrona zijn vrijwel al-
kocht in 2 winkels: Abrona
winkel, een digitale kunst
lemaal gevestigd in de provin-
Kunst & Koffie in Kockengen
uitleen en een eigen servieslijn.
cie Utrecht.
en Abrona Kunst, Lunch &
In de toekomst zullen we scherp
Cadeau in Zeist, waar tevens de
moeten sturen op de productie,
kunstuitleen is gevestigd.
maar het bieden van passend
www.abrona.nl
en uitdagend werk aan de cliënt
Orionplein 132
blijft voor ons de hoofdzaak.’
3712 XL Huis ter Heide 0346 359616 MOOI…van Abrona Burchtpoort 2 3452 MD Vleuten (030) 6667626
8
2 Vijf ateliers aan het woord
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
De cliënt centraal Bij de instellingsateliers wordt gestuurd op zorg, en niet op financiële doelstellingen. De cliënt staat centraal; voor elke cliënt worden zorgdoelstellingen geformuleerd. Omdat de financieringsstromen via de overkoepelende organisatie lopen, hebben de ateliers niet direct zicht op de financiën. De leiding weet wel welk type zorgvergoeding de cliënten meebrengen, maar een gedetailleerd inzicht in opbrengsten en kosten ontbreekt. Over het algemeen zijn er op financieel gebied geen grote fricties tussen ateliers en hun koepels. Dit komt mede door de welwillende bejegening van de ateliers: zij zijn, aldus de leidinggevenden in de ateliers, dikwijls een paradepaardje van de zorginstelling. De noodzaak om extra inkomsten te verwerven, bijvoorbeeld via sponsoring of subsidie, is gering. De aansturing bij het onafhankelijke atelier is duidelijk anders: de bedrijfsvoering is zake lijker en directie en bestuur zijn actief op het gebied van financiering. De artistieke ontwikkeling van de cliënt staat centraal en er wordt meer moeite gedaan om hun werk zichtbaar te maken.
‘we weten niet precies hoeveel geld we aan projecten kunnen besteden.’
9
Talant biedt langdurige zorg en ondersteuning aan mensen met een beperking. Rekening houden met verscheidenheid
Atteljee
Begeleider Durk Hogendorp:
én meedoen in de samenleving
In Dokkum, Sneek, Drachten
‘Atteljee biedt een prachtige
zijn daarbij de belangrijkste
en Leeuwarden zijn kunst
activiteit voor mensen met een
uitgangspunten. Talant heeft
ateliers van Talant. Bij Atteljee
beperking. Wij organiseren
4.400 cliënten, 3.600 medewer-
in Leeuwarden maken ruim
ook exposities buiten de deur,
kers, ongeveer 900 vrijwilligers
20 kunstenaars schilderijen,
van meubelzaak tot museum.
en ruim 400 locaties verspreid
grafiek en soms ook ruimtelijk
Het feit dat de kunstwerken
over de provincie Friesland.
werk. Het kunstatelier heeft
geëxposeerd en verkocht wor-
4 medewerkers en 2 vrijwilli-
den maakt de cliënten sterker.
gers. De kunstwerken kunnen
Wij doen ons uiterste best om
gehuurd en gekocht worden
optimale dagbesteding te
door bedrijven en particulie-
bieden en zullen daar ook in de
ren. De website geeft een beeld
toekomst zo veel mogelijk mee
van de Atteljee-collectie.
naar buiten treden.’
www.talant.nl
Wijnhornsterstraat 27 8932 EX Leeuwarden (058) 2134141
[email protected] www.atteljeekunst.nl
‘Wij organiseren ook exposities buiten de deur, van meubelzaak tot museum.’
10
2 Vijf ateliers aan het woord
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
Zorg of kunst? De medewerkers van de ateliers zijn gemotiveerd en halen veel voldoening uit het begeleiden van de cliënten. Bij de onderzochte ateliers verbonden aan instellingen zijn de begeleiders primair agogisch geschoold. Daarnaast hebben ze een kunstzinnige achtergrond. De focus in de begeleiding is hier pedagogisch: daar worden de ateliers op afgerekend. Bij het onafhankelijke atelier zijn de begeleiders primair kunstzinnig gevormd, met daarnaast een agogische component. De artistieke ontwikkeling staat hier voorop.
‘mooie uitingen staan niet centraal: wel zorg!’
Zorgvergoedingen
Het overgrote deel – 80 tot 95% – van de inkomsten van de instellingsateliers bestaat uit zorgvergoedingen uit de AWBZ, in de vorm van zorg in natura en pgb’s. Deze vergoedingen lopen via de koepel, de ateliers hebben er doorgaans geen gedetailleerd inzicht in. De vergoeding bedraagt circa € 25,- per cliënt per dagdeel, inclusief vervoer, begeleiding en materialen. Momenteel is 50 tot 70% van de zorgvergoedingen afkomstig van cliënten die in zorginstellingen verblijven. Het resterende gedeelte komt van extramurale cliënten. In de toekomst zal een groot deel van deze inkomsten uit de Wmo moeten komen.
‘ het geld voor 60% van onze cliënten moet op termijn uit de wmo komen.’
11
Teammanager Christel Dingerdis: ‘Wij willen mensen met een verstandelijke handicap de mogelijkheid geven om hun Cordaan biedt verpleging, ver-
Kunstwerkplaats
talenten te ontplooien. Door
zorging, begeleiding en onder-
In de Amsterdamse Pijp is de
hun artistieke ontwikkeling te
steuning aan ouderen, mensen
Kunstwerkplaats gevestigd,
stimuleren, dragen wij bij aan
met een verstandelijke beper-
het creatieve centrum van
de integratie van onze cliënten.
king, Amsterdammers die
Cordaan. Daar beoefenen circa
Hun werk is ook regelmatig te
herstellen na een ziekenhuis-
135 cliënten verschillende
zien op verschillende exposi-
opname en cliënten met psy-
kunstvormen, zoals theater,
ties binnen en buiten de instel-
chosociale problematiek. Kort
poëzie, muziek, schilderen en
ling, bijvoorbeeld bij Galerie
samengevat is de visie van
keramiek. Zij worden daarbij
Amsterdam Outsider Art van
Cordaan dichtbij mensen staan
ondersteund door 22 medewer-
Cordaan. Dit jaar gaan wij hard
in de wijk waar ze wonen en
kers en 6 vrijwilligers. In de
aan de slag om onze activitei-
dichtbij hun persoonlijke
Kunstwerkplaats is ook Galerie
ten bij de gemeente voor het
vragen. De organisatie heeft
Amsterdam gevestigd, waar de
voetlicht te brengen.’
meer dan 100 vestigingen in
artistieke producten worden
Amsterdam, Diemen, Huizen,
verkocht of verhuurd.
Maartensdijk, Zaanstad en Nieuw Vennep. De 8.300 mede-
Lutmastraat 181-183
werkers en 2.200 vrijwilligers
1073 GX Amsterdam
werken voor ruim 17.000 cliën-
(020) 5722766
ten.
[email protected] www.kunstwerkplaats.nl
www.cordaan.nl
‘Dit jaar gaan wij hard aan de slag om onze activiteiten bij de gemeente voor het voetlicht te brengen.’ 12
2 Vijf ateliers aan het woord
Inkomsten uit verkoop en verhuur van kunstwerken
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
De onderzochte instellingsateliers realiseren jaarlijks een omzet van € 20.000,- tot € 40.000,uit verkoop en verhuur van kunstwerken. Door de economische omstandigheden lijkt deze omzet te stagneren. De bijdrage van commerciële activiteiten aan de totale inkomsten varieert tussen de 3 en 10%, met een uitschieter naar 20%. Deze inkomsten worden vooral gebruikt voor de aanschaf van goede materialen. De commerciële inkomsten van het onafhankelijke atelier, voor het grootste deel gerea liseerd door de verhuur van kunstwerken, liggen aanzienlijk hoger. Ze belopen ruim een kwart van de totale begroting en zijn onmisbaar voor de basisfinanciering.
Van de commerciële activiteiten lijkt de verhuur van kunstwerken, en dan vooral aan bedrijven of instellingen, het meest profijtelijk. Verkoop vindt bij twee ateliers plaats via winkels van de overkoepelende zorginstelling, de twee andere instellingsateliers en het onafhankelijke atelier hebben een eigen winkel. Of investering in een betere locatie van de winkel – om de kans op impulsaankopen te vergroten – zinvol is, wordt betwijfeld. Kleine kunstproducten worden misschien wel op impuls gekocht, maar voor kunstwerken geldt dat in veel mindere mate.
‘commerciële activiteiten worden een beetje stiefmoederlijk bedeeld.’
13
Leonardo da Vinci is een zelf-
Leonardo da Vinci heeft een
standige stichting die begelei-
schildersatelier en een atelier
ding geeft aan mensen met
voor ruimtelijk werk, waar
een beperking en een creatief
rond de 30 cliënten komen voor
talent. De organisatie wil de
creatieve dagbesteding. De
artistieke talenten van de kun-
kunstwerken die in de ateliers
stenaars tot bloei brengen en
tot stand komen, worden in de
hen zo een mooie plek onder
galerie/kunstwinkel tentoon
de zon geven. Daarbij zijn ge-
gesteld, verhuurd of verkocht.
voel voor kunst, maatschappe-
Bij Leonardo da Vinci werken
lijke integratie, het recht om
7 medewerkers en rond de
jezelf te zijn en humor belang-
10 vrijwilligers. De stichting
rijke begrippen.
werkt samen met verschillende organisaties en kunstenaars in
‘We proberen onszelf door allerlei initiatieven op de kaart te zetten.’
de regio. Kerklaan 8
Directeur Jonaske de Ruiter:
3851 JV Ermelo
‘Wij zijn een kleine, platte
(0341) 495568
organisatie die bruist van
[email protected]
creativiteit en ondernemerszin.
www.leonardodavinci-kunst.nl
In het kader van de veranderende financiering willen we samen met andere organisaties op het terrein van dagbesteding in gesprek gaan met de gemeente. Door allerlei initiatieven te ontplooien, proberen we in de publiciteit te komen en onszelf op de kaart te zetten.’
14
2 Vijf ateliers aan het woord
Bestemming van commerciële inkomsten
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
Bij instellingsateliers komen de commerciële opbrengsten grotendeels ten goede aan de ateliers zelf, veelal voor de aankoop van materialen. De cliënten ontvangen weinig - bij één atelier 10% - tot niets bij verkoop of verhuur van hun werk. Bij het commerciële atelier ontvangt de kunstenaar bij verkoop van een kunstwerk 35% van de opbrengst en € 50,- bij reproductie op producten. Bij verhuur ontvangt de kunstenaar niets.
In het algemeen worden de kunstenaars dus niet of matig beloond voor hun artistieke inspanningen. De leidinggevenden van de ateliers vinden dit over het algemeen niet zo gepast, en hebben twijfels of dit in de toekomst zo zal blijven. Zij zouden graag een modelcontract willen gebruiken voor commerciële activiteiten, waarbij een deel van de inkomsten voor de maker wordt bestemd. Voor de ateliers zou dit wel betekenen dat de inkomsten uit commerciële activiteiten afnemen.
‘ik zou er een voorstander van zijn dat de kunstenaars in de toekomst wel een vergoeding krijgen.’
15
‘Door de verkoop van schilderijen krijgen cliënten waardering voor hun werk.’
Daelzicht biedt zorg, onder-
Oet de Verf
steuning en begeleiding aan
Daelzicht heeft drie schilders-
kinderen, jongeren en volwas-
ateliers, waaronder Oet de Verf
senen met een verstandelijke
in Panningen. Eén of meer
beperking. Uitgangspunt
dagen per week komen daar
daarbij is dat mensen met een
17 deelnemers om te tekenen of
beperking hun leven in de
schilderen. Voor de begeleiding
samenleving op eigen wijze
en andere taken heeft Atelier
willen invullen. Ongeveer 1.800
Oet de Verf 3 medewerkers in
Begeleider Ruuth Wijnhoven:
medewerkers en 700 vrijwil-
dienst. In de winkel worden de
‘We proberen naar buiten te
ligers zetten zich in voor de
schilderijen van de deelnemers
treden door verkoop van schil-
2.000 cliënten van Daelzicht.
verkocht. Daarnaast zijn de
derijen en samenwerking met
De organisatie heeft ruim
kunstwerken regelmatig te zien
andere ateliers, organisaties en
80 locaties verspreid over de
op tentoonstellingen buiten
kunstenaars. Daardoor krijgen
provincie Limburg.
het atelier.
de cliënten waardering voor hun werk, en veroveren zij een
www.daelzicht.nl
Wietelweg 19
plekje in de maatschappij.
5981 TG Panningen
Dat hoeft niet met toeters en
077 4620847
bellen, maar op een manier die
[email protected]
past.’
16
2 Vijf ateliers aan het woord
Inkomsten uit ander bronnen
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
Naast verkoop en verhuur kunnen andere inkomstenbronnen aangeboord worden. Daarbij valt te denken aan het zoeken van sponsors, het creëren van een vriendenkring, het geven van workshops, het organiseren van exposities of het verwerven van projectsubsidies. Ook het inzetten van vrijwilligers kan beschouwd worden als een bron van indirecte inkomsten. In het algemeen hebben de instellingsateliers weinig extra inkomsten. Als zich mogelijk heden aandienen, maken ze daar gebruik van. Zelf planmatig op zoek gaan naar extra inkomsten gebeurt echter nauwelijks. De ateliers verbonden aan instellingen maken ook spaarzaam gebruik van vrijwilligers: maximaal 1 fte per instelling (geen vrijwilligers tot één vrijwilliger op 10 cliënten). Zij worden ingezet voor hand- en spandiensten.
in het algemeen hebben de instellingsateliers weinig extra inkomsten. Bij het zelfstandige atelier zijn additionele inkomstenbronnen noodzakelijk voor de financiering en maken dus deel uit van de reguliere bedrijfsvoering. Het gaat hierbij om een ambassadeursnetwerk dat inkomsten genereert, deelname aan beursvloeren en bedrijvendagen, aanvragen van projectsubsidies en maatwerk voor bedrijven waarmee het atelier een goede relatie heeft. Aan het atelier zijn rond de tien vrijwilligers verbonden, dat betekent ongeveer één vrijwilliger op drie cliënten. Naast het verrichten van hand- en spandiensten werken ze in het atelier en denken ze mee over het beleid.
17
20
2 Vijf ateliers aan het woord
‘het gevaar van de wmo is dat gemeenten misschien vasth ouden aan hun eigen grenzen.’
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
Toekomstige positie ateliers Ateliers geven status aan de zorgorganisaties waaraan zij verbonden zijn. Het gevoel van leidinggevenden van de ateliers is dat zij fungeren als een soort visitekaartje voor de instelling. Daardoor zouden ateliers tot op zekere hoogte beschermd blijven tegen bezuinigingen en reorganisaties en worden huidige inefficiënties door de vingers gezien. Omdat veel zorginstellingen één of meer eigen ateliers willen hebben, is het mogelijk dat er enige overcapaciteit aan atelierplaatsen bestaat. De verhouding begeleiders-cliënten ligt tussen de 1 : 6 en 1 : 10. Deze verhoudingen geven aan dat er grote verschillen moeten zijn in de exploitatiekosten. Samenwerking tussen ateliers van verschillende zorginstellingen vindt nauwelijks plaats. In de nabije toekomst moeten de huidige pgb-houders zonder verblijfsindicatie voor begeleiding een beroep doen op de Wmo. Het onderhouden van contacten met afzonderlijke Wmo-loketten zal de zorginstellingen veel meer tijd gaan kosten. Volgens de leidinggevenden van de ateliers zijn de inkomsten voor zorginstellingen en dus ook voor de daarbinnen opererende ateliers onzeker. Ook bestaat er veel onzekerheid over hoe de begeleiding in de toekomst vormgegeven zal worden. Ongetwijfeld zullen er verschillen per gemeente gaan ontstaan. Gevreesd wordt dat in een aantal gevallen cliënten hun inspraak kwijtraken, doordat de gemeenten de vorm van dagbesteding gaan bepalen. De mogelijkheid bestaat dat gemeenten eerder voor dagbesteding in een groep met ouderen binnen dezelfde gemeente kiezen dan voor kunstzinnige activiteiten in een atelier in een andere gemeente. Verder zouden particuliere ateliers en zorgboerderijen toekomstige concurrenten kunnen worden.
19
3
Ateliers in de praktijk
Samenvatting resultaten enquête Special Arts wil dagbestedingateliers graag handvatten aanreiken voor toekomstbehoud in de veranderende wereld van de zorgfinanciering. Om goed op de behoeften van de ateliers in te spelen, is het belangrijk informatie te hebben over de bedrijfsvoering. De uitkomst van deze enquête kan bouwstenen leveren voor kennisuitwisseling en deskundigheids bevordering. De enquête is per e-mail uitgezet bij circa 460 dagbestedingateliers. De doelgroep voor de enquête was de directeur/coördinator/manager dagbesteding. De enquêtes zijn gestuurd op 29 februari 2012, de sluitingsdatum was 16 maart 2012. Het aantal ingevulde enquêtes op die datum was 80. Voor gedetailleerde enquêteresultaten zie de bijlage op pagina 46. Samenvatting De inzenders van enquêteformulieren zijn voor de overgrote meerderheid verbonden aan een instelling, 8 van de 80 zijn zelfstandig. Schilderen/tekenen wordt vrijwel in alle dagbestedingateliers aangeboden; beeldhouwen/ boetseren in bijna tweederde van de ateliers. Andere vormen van dagbesteding komen veel minder voor. De capaciteit van de dagbestedingateliers die aan de enquête deelnamen, ligt gemiddeld boven de 25 cliënten. De verdeling is als volgt (N=69):
Klein (cap. <20)
Middelgroot (cap. 20-50)
Groot (cap. > 50)
Aantal ateliers % van de totale capaciteit
47% 22%
33% 34%
20% 44%
20
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
3 Ateliers in de praktijk
Gemiddeld zijn er per atelier ruim 3 betaalde fte’s voor begeleiding van de cliënten beschikbaar. Ruim de helft van de betaalde begeleiders is bij de grotere instellingen te vinden. Gemiddeld is er ruim 1 betaalde begeleider op 10 cliënten. Het lijkt erop dat het grootste deel van de begeleiders bij de kleinere instellingen kunstzinnig opgeleid is. Bij grotere ateliers zijn de agogisch geschoolden de grootste groep. Over alle ateliers vormen de begeleiders met agogische achtergrond gemiddeld de grootste groep. Gemiddeld zijn er bijna 3 vrijwilligers (fte’s) verbonden aan een atelier. Het gemiddelde wordt omhoog getrokken door het aantal vrijwilligers bij grote ateliers. Gemiddeld is er circa 1 vrijwilliger op 10 cliënten. Een ruime meerderheid van de ateliers is al actief bezig met het voorbereiden van presen taties en het leggen van contacten met de gemeenten in het kader van de Wmo. Zelfstandige ateliers De gemiddelde capaciteit van de zelfstandige ateliers ligt op circa 15 cliënten. Zij zijn gemiddeld dus aanzienlijk kleiner dan de instellingsateliers. Er zijn gemiddeld bijna 2 betaalde fte’s als begeleider aan verbonden. Bijna de helft van de betaalde begeleiders bij de zelfstandige ateliers heeft een kunstzinnige opleiding, tegenover een kwart bij alle ateliers. Zelfstandige ateliers zijn nauwelijks op de hoogte van aanbestedingsprocedures van gemeenten in het kader van de Wmo. Een kleine minderheid is actief bezig met het voor bereiden van een presentatie voor en het leggen van contacten met gemeenten.
Samenwerking met andere ateliers kan een zinvolle strategie zijn om de positionering te versterken. Door samenwerking tussen kleinere ateliers kan de bedrijfsvoering efficiënter worden en het aanbod van kunstvormen worden uitgebreid. Voor gemeenten kan het aantrekkelijk zijn om cliënten zoveel mogelijk lokaal te plaatsen en zo de vervoerskosten laag te houden. Door samenwerking met andere ateliers binnen de regio komen er meer mogelijkheden om cliënten te plaatsen in een atelier in (de buurt van) hun woonplaats.
21
4
Conclusies
De conclusies zijn gebaseerd op de diepte-interviews bij vijf ateliers en de uitkomsten van een enquête waaraan 80 ateliers hebben deelgenomen. Voor de gedetailleerde enquêteresultaten zie pagina 46. Ruim 90% van de ateliers die een enquêteformulier hebben ingevuld is verbonden aan een instelling. De instellingsateliers hebben beperkt inzicht in de geldstromen. Zo kon 30% geen antwoord geven op de vraag wat de inkomstenbronnen waren. Binnen de ateliers wordt amper gestuurd op financiën; ze houden zich daar in ieder geval niet direct mee bezig. Dit wordt enerzijds veroorzaakt doordat de instelling dit voor hen regelt, anderzijds is de leiding van de ateliers geselecteerd op zorgtaken en niet op commer ciële kwaliteiten. Dit maakt de ateliers wel kwetsbaar bij grote veranderingen. Het overgrote deel van de exploitatiekosten van de ateliers verbonden aan een instelling wordt betaald uit zorgvergoedingen, bij de middelgrote ateliers is dat zelfs 67%. Door de veranderingen in de financiering bestaat er grote onzekerheid. Het is onduidelijk hoe de gemeenten invulling zullen geven aan de nieuwe taken binnen de Wmo. Uit de enquête blijkt dat ruim 50% op de hoogte is van de aanbestedingsprocedure, circa 57% een Wmoaanbod in voorbereiding heeft en circa 73% al contact heeft gehad met de gemeente. Bij teruglopende inkomsten verwachten de ateliers door hun overkoepelende organisaties welwillend te worden behandeld, omdat zij als een visitekaartje voor de instelling worden beschouwd. Bij de zelfstandige ateliers liggen deze percentages aanzienlijk lager: ruim 60% is niet op de hoogte, heeft geen aanbod en nog geen contact gehad. Dit maakt deze ateliers extra kwetsbaar, omdat zij voor meer dan 80% van hun inkomsten afhankelijk zijn van cliënten met een pgb.
22
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
4 Conclusies
Commerciële activiteiten vormen bij instellingsateliers op dit moment geen groot aandachtspunt, omdat de inkomsten hieruit niet noodzakelijk zijn voor de basisfinanciering. Ateliers, verbonden aan instellingen, worden primair aangestuurd vanuit het zorgprincipe; artistieke ontwikkeling komt op de tweede plaats. Uit de enquête blijkt dat bijna alle ateliers wel betaalde begeleiders met een kunstzinnige opleiding in dienst hebben. Maar naar mate de ateliers groter zijn, werken er naar verhouding meer begeleiders met een zorgopleiding. Het lijkt aannemelijk dat aansturing op kunstzinnige ontwikkeling op den duur tot een betere kwaliteit van de producten leidt. Bij omkering van de prioriteiten zou de kwaliteit van de kunst en daarmee de commerciële opbrengst vergroot kunnen worden. De instellingsateliers maken weinig gebruik van andere financiële bronnen dan inkomsten uit zorgvergoedingen en opbrengst van de kunstwerken. De inkomsten uit verkoop/ verhuur of andere inkomsten bedragen bij de middelgrote en grote ateliers circa 3 à 4% van de totale inkomsten. Hier lijken nog mogelijkheden voor verruiming van de financiën te liggen. Zorginstellingen hebben hun eigen ateliers. Hierdoor hebben de ateliers niet altijd de meest efficiënte omvang. Momenteel vindt er nauwelijks samenwerking plaats tussen ateliers van verschillende instellingen. Indien dit in de toekomst wel zou gebeuren, zal dit ongetwijfeld leiden tot een grotere efficiëntie in de bedrijfsvoering van de ateliers. De vergoeding bij verkoop of verhuur van kunstwerken voor de makers is bij instellingsateliers nihil of zeer karig. Dit wordt over het algemeen niet als rechtvaardig gezien. Een mogelijke verhoging van de vergoeding in de toekomst zou leiden tot een verlaging van de inkomsten van de ateliers.
25
26
5
Checklist voor dagbestedingateliers Inspelen op wetswijzigingen zorg, werk en inkomen
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
1. Dagbestedingateliers in een veranderende wereld De wereld rondom de dagbestedingateliers wijzigt de komende jaren. Wetswijzingen (doelen en financiering) en een decentralisatie van Rijksbeleid zijn aan de orde. Dagbesteding ateliers zijn soms onderdeel van een grotere zorgorganisatie, maar er zijn ook ateliers die zelfstandig georganiseerd zijn. Deze checklist is bedoeld als handvat in de voorbereiding op verandering(en).
1.1 zorg Bij de dagbestedingateliers zijn kunstenaars actief met een zorgindicatie. AWBZ-indicaties worden gesteld door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Deelnemers aan een kunstatelier beschikken over een AWBZ-indicatie begeleiding (extramuraal of als onderdeel van een zorgzwaartepakket). Van een ‘extramurale’ indicatie is sprake wanneer een deelnemer nog zelfstandig thuis kan wonen en voor dagbesteding één of meerdere dagdelen naar het kunstatelier gaat. Van een zorgzwaartepakket is sprake wanneer een deelnemer bij een instelling woont en voor dagbesteding één of meerdere dagdelen naar het kunstatelier gaat. De AWBZ gaat er dus vanuit dat de ateliers een vorm van dagbesteding bieden. Dit wordt gedefinieerd als: een voor de cliënt zoveel mogelijk zinvolle, gestructureerde en in principe nietvrijblijvende vorm van besteding van de dag.
1.2 werk en inkomen Er zijn ook kunstenaars actief met een werkindicatie, bijvoorbeeld via de Wajong. De Wajong wordt geïndiceerd door het UWV. Het is een vorm voor ondersteuning bij werk en inkomen voor mensen die al op jonge leeftijd een ziekte of handicap hebben of krijgen. Zij kunnen, onder voorwaarden, vanaf hun 18de jaar een Wajong-uitkering krijgen. Dat houdt in dat zij hulp krijgen om werk te vinden en te behouden.
25
5 Checklist voor dagbestedingateliers
De Wet Wajong bestaat momenteel uit de volgende regelingen voor gedeeltelijk arbeids ongeschikten: Werkregeling jonggehandicapten tot 27 jaar. Als het salaris tot 20% van het minimumloon bedraagt, vult de overheid dit aan tot 75%. Van elke euro die ze meer verdienen, mogen ze de helft zelf houden. Tot een maximum van 100% van het minimumloon. Hierdoor loont het om extra te werken. Werkregeling jonggehandicapten vanaf 27 jaar. Jonggehandicapten die verdienen wat ze theoretisch kunnen (verdiencapaciteit benutten) krijgen hun salaris aangevuld tot 100% van het wettelijk minimumloon. Als ze minder verdienen dan theoretisch mogelijk is, krijgen ze het inkomen aangevuld tot 75% van het wettelijk minimumloon. Werkregeling met begeleiding. Via deze regeling kunnen jonggehandicapten vanaf 27 jaar een aanvulling krijgen tot 120% van het wettelijk minimumloon. Het gaat hierbij om jonggehandicapten die verdienen wat theoretisch mogelijk is, werken met begeleiding van een jobcoach of loondispensatie krijgen.
1.3 veranderingen in de zorg: extramurale begeleiding Per 1 januari 2013 vervalt de extramurale ‘begeleiding’ op grond van de AWBZ voor nieuwe cliënten: inwoners van een gemeente met een begeleidingsbehoefte moeten straks een beroep doen op ondersteuning door hun gemeente via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het gaat hier dus om deelnemers die een ‘extramurale indicatie’ hebben. Voor deelnemers met een zorgzwaartepakket verandert er niets. Dagbestedingateliers die ‘extramurale begeleiding’ op grond van de AWBZ leveren moeten hiervoor vanaf 1 januari 2013 afspraken hebben met gemeenten. De deelnemer die zij op dat moment hebben kunnen in 2013 blijven op grond van de AWBZ, tenzij hun indicatie wijzigt. Na 1 januari 2014 gaan ook deze deelnemers over naar de Wmo. De begeleiding moet vanaf dan geboden worden op grond van de Wmo.
26
5 Checklist voor dagbestedingateliers
In onderstaand schema staat bovenstaande informatie beknopt weergegeven:
Wettelijk
Korte omschrijving
tijdpad
decentralisatie van
De Wmo geeft de gemeente de regie
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
AWBZ naar Wmo Vanaf
Nieuwe deelnemers met
Voor deelnemers die voor het eerst begeleiding nodig hebben geldt
1 januari 2013
een begeleidingsbehoefte
de Wmo. Dagbestedingateliers die aan deze cliënten begeleidings
kunnen een beroep doen
activiteiten willen bieden, dienen contractafspraken te hebben met
op de Wmo.
gemeenten voor de financiering daarvan. De voorwaarden en de be palingen van het lokale Wmo beleid zijn van kracht.
In het jaar 2013
Huidige deelnemers
Deelnemers waarvan de begeleiding op grond van de AWBZ in 2013
waarvan de bestaande
afloopt of verandert, kunnen eveneens een beroep doen op de Wmo.
AWBZ-begeleiding in
Dagbestedingateliers die hen begeleidingsactiviteiten boden en dat
2013 wijzigt kunnen een
willen blijven doen, dienen contractafspraken te hebben met gemeen-
beroep doen op de Wmo.
ten voor de financiering daarvan. Het gaat om de gemeenten waar deze deelnemers woonachtig zijn. De voorwaarden en de bepalingen van het lokale Wmo-beleid zijn van kracht.
Vanaf
Huidige deelnemers
Voor alle deelnemers die begeleiding ontvangen op grond van de
1 januari 2014
waarvan de bestaande
AWBZ, geldt dat vanaf 2014 een beroep gedaan kan worden op de
AWBZ-begeleiding in
Wmo. De dagbestedingateliers die deze begeleidingsactiviteiten
2014 en verder doorloopt
boden en dat willen blijven doen, dienen contractafspraken te hebben
kunnen een beroep doen
met gemeenten voor de financiering daarvan. Het gaat om de ge-
op de Wmo.
meenten waar de deelnemers woonachtig zijn. De voorwaarden en de bepalingen van het lokale Wmo-beleid worden dan van kracht.
Tabel 1; Wettelijke veranderingen Wmo
27
5 Checklist voor dagbestedingateliers
1.4 veranderingen in de awbz: het pgb Naast de decentralisatie van extramurale begeleiding naar de Wmo en de invoering van de WWnV zijn er ook maatregelen toegepast in de AWBZ. Sinds 1 januari 2012 is het pgb in de AWBZ alleen nog beschikbaar voor cliënten met een ZZP-indicatie (langdurig verblijf ). Er is een overgangsperiode voor cliënten die op 1 januari 2012 al een pgb hadden voor extramurale zorgfuncties. Zij behouden het recht op een pgb tot 1 januari 2014 (ook als zij in de tussentijd geherindiceerd worden voor meer of minder zorg). Vanaf 2014 komt het pgb voor de bestaande budgethouders met een indicatie voor extramurale zorg te vervallen. De zorgkantoren voeren vanaf 1 januari 2012 de gewijzigde pgb-regeling uit.
1.5 veranderingen in werk en inkomen: invoering WWnV Gemeenten gaan per 1 januari 2013 ( jong)gehandicapten met arbeidsvermogen ondersteuning bieden. De nieuwe Wet Werken naar Vermogen (WWnV) doet zijn intrede. Mensen die een beroep doen op de WWnV worden eerst beoordeeld op hun mogelijkheden om (deels) te werken. Bij de nieuwe instroom ontstaan er drie groepen: 1. mensen die alleen in de beschutte omgeving kunnen werken (WSW); 2. jonggehandicapten die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn (Wajong); 3. mensen die wel kunnen werken. Zij werken bij voorkeur bij een reguliere werkgever. Ondersteuning en/of begeleiding is beschikbaar voor wie dat nodig heeft. Voor hen gelden verder de polisvoorwaarden van de Wet Werk en Bijstand (WWB). Vanaf 1 januari 2013 vervalt de Wajong dus voor nieuwe aanvragers die gedeeltelijk kunnen werken. Voor wie alleen in een beschutte omgeving kan werken, blijft instroom in de WSW mogelijk. Voor jonge volledig arbeidsongeschikten blijft de Wet Wajong wel bestaan en blijft het UWV verantwoordelijk voor indicatie en uitvoering.
28
5 Checklist voor dagbestedingateliers
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
Dagbestedingateliers die deelnemers op grond van de Wajong begeleiden, moeten rekening houden met de invoering van de WWnV. Gedeeltelijk arbeidsgehandicapten komen bij de gemeente. Zij zullen vanaf 1 januari 2013 kijken op welke wijze zij een passende werkplek kunnen vinden. Of dagbestedingateliers hier een plek in krijgen staat niet op voorhand vast.
1.6 stappen De geschetste veranderingen in de regelgeving kunnen grote gevolgen hebben voor dag bestedingateliers. De gevolgen zijn afhankelijk van de huidige bedrijfsvoering. Welke deelnemers komen er, hoe worden zij gefinancierd, welke doelen worden aan de dagbesteding gesteld? Het ene atelier is het andere niet. Om deze reden hebben we een checklist op gesteld als handvat voor dagbestedingateliers om zich voor te bereiden op de komende veranderingen en hier, zo mogelijk, op in te spelen. De checklist is geschreven voor begeleiders en coördinatoren van dagbestedingateliers en opgebouwd uit de volgende stappen: Stap 1 Inventarisatie Hoe staan we ervoor gezien de ontwikkelingen? En: waar willen we naar toe? Stap 2 Positiebepaling
Stap 3 Voorbereiding Hoe sluiten we effectief aan bij de wensen van de gemeente? Stap 4 Afspraken
29
30
Welke andere organisaties zijn actief en mogelijk partner?
5
6
3
Hoe draagt het atelier bij aan de doelen van de gemeente?
Heeft u de doelen van de begeleiding in beeld?
2
Weet u waar de gemeente naar toe wil ?
Heeft u inzicht in de financiën?
4
Heeft u inzicht in uw deelnemers?
1
Checklist voor begeleiders en coördinatoren
Beschrijf wat het dagbeste dingatelier kan betekenen voor de Wmo en WWnV.
Verzamel gegevens door documentatie en gesprekken.
Stap 2 Positiebepaling
Omschrijf de doelen.
Breng de financiële consequenties in beeld.
Breng de achtergrond gegevens van uw deelnemers in beeld.
Stap 1 Inventarisatie
31
Is de meerwaarde van het atelier goed beschreven?
8
9
11
10
Bent u voorbereid op het gesprek met de gemeente?
Bent u klaar om contractuele afspraken te maken?
Bent u betrokken bij beleidsvoorbereiding door de gemeente?
Met wie is samenwerking waardevol?
7
Bestudeer de procedure en bekijk op welke manier u een offerte in kunt dienen.
Stap 4 Afspraken
Informeer naar overleggen en de formele procedure.
Bekijk welke ideeën u krijgt uit het gesprek met de gemeenten.
Formuleer vragen.
Stap 3 Voorbereiding
Beargumenteer met welke partners samenwerking zinvol is.
Verzamel gegevens van andere organisaties.
5 Checklist voor dagbestedingateliers
1.7 planning
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
april / mei 2012
april / mei 2012
juni 2012
juli 2012 en verder
Tabel 2; Tijdpad voorbereiding
Het schema biedt een richtinggevend tijdpad. Als gemeenten diensten gaan aanbesteden zullen ze dit uiterlijk 1 juli 2012 gaan starten. Vóór die datum moet de gehele voorbereiding gereed zijn. Deelname door het dagbestedingatelier aan een aanbesteding is onderdeel van stap 3. Vanaf stap 3 geldt voor dagbestedingateliers dat in ieder geval alle acties gericht moeten worden op de gemeentelijke procedure. De stappen 1 en 2 vormen – zogezegd – het broodnodige voorwerk. Hoe meer tempo ateliers hier kunnen maken, hoe sneller zij kunnen aansluiten bij en inspelen op het proces van de gemeente(n).
32
5 Checklist voor dagbestedingateliers
Stap 1 Inventarisatie: Wat is onze situatie?
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
Het is van belang dat u antwoord krijgt op de vraag hoe groot de uitdaging is waarmee u wordt geconfronteerd. Dit dient twee doelen: inzicht krijgen in de (mogelijke) impact op het eigen dagbestedingatelier; verzamelen van gegevens voor het gesprek met de gemeente(n). De eerste stap is het verrichten van een interne inventarisatie en het vastleggen van de uitkomsten hiervan. Het doel van de inventarisatie is om de onderwerpen deelnemers, financiering en doelen van begeleiding/kunstzinnige vorming te verhelderen. Uit deze gegevens kunnen conclusies getrokken worden over de impact van de wijzigende regelgeving. Tevens wordt helder met welke gemeenten contact gezocht kan worden voor gesprekken over de toekomst.
stap 1.1 – wie zijn mijn deelnemers?
Welke deelnemers binnen het dagbestedingatelier hebben een indicatie voor extramurale begeleiding? Welke deel van deze deelnemers heeft een indicatie die in 2013 afloopt? Welk deel van deelnemers heeft een indicatie die na 2013 afloopt? Hoe verhoudt dit aantal zich ten opzichte van overige deelnemers binnen het atelier (deelnemers met een ZZP, via UWV of particulier)? Wat is de postcode en de woonplaats van de deelnemers met een indicatie voor extramurale begeleiding? Om hoeveel deelnemers gaat het per gemeente? Welke gemeenten betreft dit?
stap 1.2 – welke financiering brengen ze met zich mee?
Hoe ziet de totale exploitatiebegroting van het dagbestedingatelier eruit? Welk deel van de inkomsten brengen de deelnemers met een indicatie voor extramurale begeleiding bij het dagbestedingatelier binnen? 33
5 Checklist voor dagbestedingateliers
Welke overige kosten worden eveneens opgebracht door de deelnemers met een indicatie voor extramurale begeleiding? Denk aan: gebouwkosten, personele kosten, materiaalkosten, overhead en overige kosten. Welke deelnemers met een indicatie voor extramurale begeleiding maken gebruik van vervoer, vergoed vanuit de AWBZ?
stap 1.3 – welke individuele doelen worden bereikt binnen het dagbestedingatelier?
Wat is de omvang van de (kunstzinnige) begeleiding die aan deelnemers met een indicatie voor extramurale begeleiding (gemiddeld genomen) wordt geboden? Wat is de duur van de begeleiding? Welk karakter kent deze begeleiding (eenvoudig, complex)? Welke individuele doelen zijn er voor de deelnemers met een indicatie voor extra murale begeleiding? Met andere woorden: welke bijdrage levert de (kunstzinnige) uiting en vorming aan hun eigen functioneren in de lokale samenleving? Wat is de gemiddelde instroom in een jaar? Wat zijn trends hierin? Resultaat van de inventarisatie
Inzicht in het aantal deelnemers per woongemeente dat te maken krijgt met de nieuwe Wmo of WWnV. Inzicht in de organisatorische gevolgen (financieel/ personeel) vanaf 2013 als deze deelnemers niet meer naar het dagbestedingatelier zouden kunnen. Inzicht in het aantal deelnemers dat gebruik maakt van vervoer, waardoor de kans aanwezig is dat gemeenten een andere vorm van dagbesteding gaan zoeken (direct in de buurt van hun eigen woning). Inzicht in de kenmerken van de begeleiding die wordt geboden op het dag bestedingatelier en de individuele doelen die hiermee worden bereikt door de deelnemers.
34
5 Checklist voor dagbestedingateliers
Stap 2 Positiebepaling: Wat wordt onze positie?
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
Het is van belang dat u voor uzelf formuleert welke positie u in wilt nemen met het dag bestedingatelier. Gaat u zich (blijvend) richten op thuiswonende deelnemers? Welke meerwaarde biedt uw atelier dan, gegeven de gemeentelijke doelen van de Wmo en WWnV? De positiebepaling bouwt voor op de inventarisatie. Als de impact van de veranderende wet- en regelgeving groot is (veel deelnemers met een indicatie voor extramurale begeleiding) betekent de vraag naar positiebepaling meteen ook de vraag of het dagbesteding atelier nog kan voortbestaan! Als dit aan orde is, wordt het antwoord bepaald door het succes van de positionering in de richting van de gemeente(n). Dit is een grote uitdaging. Het succes van de positiebepaling ligt in de mate waarin u met uw dagbestedingatelier in staat bent om inzicht te verkrijgen in de denklijn van de gemeenten en aan te sluiten op de doelen van de gemeente. U moet (opnieuw) ondernemen! Bij de positiebepaling gaat het om inzicht in het gemeentelijk beleid (1), doordenken van de meerwaarde van het dagbestedingatelier (2) en (eventueel) identificeren van partners in het lokale gemeentelijke speelveld of regionale speelveld van samenwerkende gemeenten (3).
stap 2.1 – hoe ziet het gemeentelijk beleid eruit?
Heeft de gemeente al voorlichtingsbijeenkomsten gehouden voor organisaties die nu nog AWBZ-begeleiding bieden, zoals dagbestedingateliers? Welke ideeën zijn hierover bekend? Aan welke doelgroepen denkt de gemeente? Heeft de gemeente de doelgroep die bij het dagbestedingatelier komt wel in beeld? Gaat de gemeente naar verwachting door met ‘inkoop’ van diensten bij het dag bestedingatelier? Om welke reden? Of: om welke reden niet? In hoeverre wil de gemeente gebruik blijven maken van locaties als een dagbesteding atelier? Of wil de gemeente meer wijkgericht gaan werken?
35
5 Checklist voor dagbestedingateliers
Hoe gaat de gemeente om met het beleid op het gebied van de WWnV? Is het denkbaar dat het dagbestedingatelier een deel van het huidige SW-aanbod vervangt? Hoe kijkt de gemeente aan tegen vervoer? Gaat zij vervoer van en naar het dagbeste dingatelier vergoeden zoals in de AWBZ gebeurde?
stap 2.2 – welke meerwaarde kan mijn dagbestedingatelier bieden?
Op welke wijze kan het dagbestedingatelier haar expertise aanbieden, verbreden of innoveren? Wat betekent de (kunstzinnige) uiting als het gaat om de zelfredzaamheid (Wmo) van de deelnemers in hun dagelijks leven? Wat betekent de (kunstzinnige) uiting als het gaat om participatie (Wmo) van de deelnemers? Wat betekent de (kunstzinnige) uiting als het gaat om beschut werken (WWnV) of het scheppen van structuur in het leven en het toe kunnen groeien naar het verrichten van (aan)gepaste arbeid (WWnV)? Wat kan het dagbestedingatelier betekenen voor de directe omgeving: de wijk of de buurt? Wat kan het dagbestedingatelier betekenen voor andere dan traditionele doelgroepen? Senioren? Jongeren?
stap 2.3 – welke potentiële partners zijn er? Is er in de toekomst meerwaarde te creëren door af te stemmen of samen te werken met: Gemeentelijke diensten, waaronder het zorgloket (Praktijk)onderwijsinstellingen Welzijnsinstellingen Woningcorporaties Wijk- en buurtwerk Re-integratiebedrijven
Sociale werkvoorziening Organisaties op het gebied van sociale activering Justitiële instellingen Vrijwilligersorganisaties Andere AWBZ-zorginstellingen etcetera
36
5 Checklist voor dagbestedingateliers
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
stap 2.4 – welke argumenten om partners op te zoeken zijn er? Bij motieven voor samenwerking kan onder meer gedacht worden aan: Eén gezicht voor de cliënt Spreiden en delen van risico’s bij nieuwe ondersteuningsvormen/innovatie Vermijden van parallelle dienstverlening Realiseren van kostenvoordelen Complementariteit in dienstverlening Gebruik maken van elkaars expertise/ondersteunende diensten Verminderen bureaucratie en administratieve lasten ‘Uitwisselen’ van werkgebied, logisch aansluiten bij gemeenten/wijken en buurten Uitwisseling van personeel/voorkomen personele concurrentie
Resultaat van de positiebepaling Inzicht in het gemeentelijke beleid (voor zover bekend en openbaar). Innovatieve gedachten formuleren over hoe het dagbestedingatelier kan aansluiten bij de veranderende regelgeving van Wmo en WWnV. Inzicht in potentiële partners om innovatieve gedachten om te gaan zetten naar gezamenlijke actie in de richting van de gemeente.
37
5 Checklist voor dagbestedingateliers
Stap 3 Voorbereiding: Hoe aansluiten op de toekomst? Om succesvol mee te doen in de gemeentelijke beleidsvoorbereiding is het zaak om met het dagbestedingatelier goed aan te sluiten op de vragen vanuit de gemeente en te denken vanuit de kracht en kernexpertise die het dagbestedingatelier kan bieden. Gedurende de voorbereiding kan ook contact gezocht worden met de gemeente(n) waar de deelnemers wonen. Het is zeker te adviseren om dit te doen. Door contact te zoeken met de behandelende ambtenaren kun je te weten komen hoe ver de gemeente is in de beleidsvoorbereiding naar de ‘nieuwe’ Wmo. Dan weet je ook waar nog beïnvloeding mogelijk is ten gunste van het dagbestedingatelier, en wat al een gelopen race is. In stap 3.1 hebben we enkele vragen opgenomen die gesteld kunnen worden.
stap 3.1 – wat zijn belangrijke vragen in het eerste contact met de gemeente? Is er een startnotitie Wmo beschikbaar? Is er al voldoende zicht op en inzicht in de doelgroepen? Is er al voldoende zicht op en inzicht in de ondersteuningsbehoeften? Is er gelegenheid voor dagbestedingateliers om mee te denken in het proces? Welke verwachting heeft de gemeente van dagbestedingateliers in het proces? Op welke wijze kan het dagbestedingatelier haar expertise aanbieden?
stap – 3.2 hoe vertaal ik het aanbod van het dagbesteding atelier naar de Wmo of WWnV? In het vervolgproces is het van belang om het ‘Wmo-begeleidingsaanbod’ te beschrijven dat het dagbestedingatelier biedt en voor wie. Hierbij kan teruggegrepen worden op de innovatieve gedachten (stap 2.2) en moet zeker ook aangehaakt worden op de doelen en de termen (!) die de betreffende gemeente hanteert.
38
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
5 Checklist voor dagbestedingateliers
Een adequaat aanbod geeft inzicht in de maatschappelijke meerwaarde van het dag bestedingatelier: Doelen en resultaten die het dagbestedingatelier met begeleiding beoogt. Ga hierbij in op de termen ‘zelfredzaamheid’ en ‘participatie’ als het gaat om de Wmo. De potentiële Wmo-doelgroepen die gebruik zouden kunnen maken van het aanbod van het dagbestedingatelier. Sluit hierbij, indien bekend, aan op de indeling die de gemeente hanteert. De potentiële WWnV-doelgroepen die het dagbestedingatelier met arbeidsmatige begeleiding beoogt. Ga hierbij in op de doelstelling ‘bieden van beschut werk’ of ‘het scheppen van structuur in het leven en het toe kunnen groeien naar of het verrichten van (aan)gepaste arbeid’. De potentiële WWnV-doelgroepen die gebruik zouden kunnen maken van het aanbod van het dagbestedingatelier. Sluit hierbij, indien bekend, aan op de indeling die de gemeente hanteert. Het aantal deelnemers dat op jaarbasis kan instromen en (zal) uitstromen. De prijs per uur en de opbouw van deze prijs (in hoofdlijnen). De kernexpertise van het dagbestedingatelier. Deelnemerswaardering. Keuzeargumenten van deelnemers voor het dagbestedingatelier.
stap 3.3 – wat is belangrijk bij vervolggesprekken met de gemeente? Zoals al eerder aangegeven is het zaak om voortdurend de lijn met de gemeente open te houden om, waar mogelijk, het aanbod beter toe te kunnen spitsen op de behoefte die er vanuit de gemeente is. Idealiter zijn er korte lijnen met de ambtenaar en kan het dagbesteding atelier ook zelf ‘actief ’ meedenken in de beleidsvoorbereiding bij de gemeente. Het dag bestedingatelier is een serieuze gesprekspartner als het ingaat op de kansen die de Wmo biedt voor deelnemers. Hierdoor gaat het dagbestedingatelier aan de kant van de gemeente staan en toont zich een goede gesprekspartner. De gemeente zoekt ‘meedenkers’.
39
5 Checklist voor dagbestedingateliers
Het doel daarbij is om ervoor te zorgen dat de gemeente de kernexpertise van de dagbestedingateliers ‘voor zich zien’ en kunnen ‘inpassen’ in hun beleid. Dit betekent dus: niet afwachten, maar erop af ! En ook: deuren open en vertellen wat je doet en bijdraagt! Vernieuwing is het sleutelwoord voor de gemeente. Meer doen met minder middelen betekent dat ook dagbestedingateliers ‘anders’ moeten denken dan zij gewend waren. Laat zien dat dit wordt begrepen en dat je hier al mee bezig bent en er ideeën over hebt. Gemeenten denken verder in maatschappelijk rendement. Ook andere maatschappelijke kosten tellen dus mee. Laat zien dat begeleiding door dagbestedingateliers kosten op andere maatschappelijke domeinen voorkomt of beperkt. Nabijheid is de drijfveer voor de verandering in regelgeving. De schaalgrootte wordt kleiner richting wijk. Maak duidelijk hoe het dagbestedingatelier hierbij aansluit. Om kosten te besparen kan het aantrekkelijk zijn voor een gemeente om vastgoed multifunctioneel in te zetten. Hoe kijk je als dagbestedingatelier aan tegen deze ontwikkeling?
stap 3.4 – hoe ziet de formele procedure eruit? Het uiteindelijke doel van de contacten is om ook in de positie te komen om daadwerkelijk tot afspraken te komen met de verschillende gemeenten. Hiervoor zult u per gemeente uw bestaande aanbod moeten vertalen in een passend arrangement, in gesprek moeten gaan, en dit steeds verder moeten aanscherpen (zie stap 3.2 en 3.3). Evenzo belangrijk is om bewust te zijn van de belangrijke formele momenten die gaan komen. De gemeente zal op enig moment in 2012 bekend maken op welke wijze zij met Wmopartners tot overeenkomsten wil komen. Het is zaak om de werkwijze van de gemeente zo vroeg mogelijk te vernemen. Denkbaar is dat een gemeente bij de realisatie van Wmo-voorzieningen kiest voor subsidie, aanbesteding of een combinatie.
40
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
5 Checklist voor dagbestedingateliers
Relevant om te verhelderen is in elk geval: Denkt de gemeente aan subsidie of aan aanbesteding? Wanneer zijn de (formele) vereisten bekend? Hoe en waar maakt de gemeente bekend dat het mogelijk is om een subsidie aan te vragen of dat er wordt aanbesteed? Is dat via een gemeentelijke website, worden partijen rechtstreeks benaderd of vindt er publicatie in een lokaal bulletin plaats? Hoe wordt gedacht over toewijzing (de voormalige indicatiestelling)? Zijn er al criteria voor toegang en toewijzing opgesteld? Wat zijn de gedachten over de financiering en verantwoording?
Resultaat van voorbereiding op een nieuwe positie Leggen van het eerste contact met de gemeente(n). Het aanbod van het dagbestedingatelier ‘vertaald’ naar de Wmo en WWnV. Het voeren van vervolggesprekken en – indien mogelijk – meedenken met de gemeente. Inzicht in de formele procedure (en belangrijke momenten). Eventueel: optrekken met partners.
41
5 Checklist voor dagbestedingateliers
Stap 4 Afspraken: Welke vorm zijn er? Na het voorwerk in de stappen 1 tot en met 3 is het zaak om ook contractueel afspraken te kunnen maken met gemeenten. Zoals al aangegeven, is het op voorhand niet geheel te voor spellen, op welke wijze de gemeente invulling gaat geven aan haar nieuwe opdrachtgeverrol in de Wmo en de WWnV. Hierbij kan zowel het instrument ‘subsidie’ als het instrument ‘aanbesteding’ worden gehanteerd.
stap 4.1 – wat is subsidie? Subsidie is een instrument op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht. Er wordt onder verstaan: ‘de aanspraak op financiële middelen, door het bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling door het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten’ (AWB 4:21). Een gemeente verleent een subsidie voor activiteiten die om ‘redenen van het algemeen belang wenselijk worden geacht’. Daarbij komt de subsidie van één kant. De subsidiegever verplicht zich om de andere partij een budget te geven voor bepaalde activiteiten. Bij niet nakomen van de afspraken kan de subsidie ingevorderd worden of kan de gemeente besluiten om het volgende jaar niet opnieuw te subsidiëren.
stap 4.2 – wat is aanbesteding? Een aanbesteding is de procedure waarbij (in dit geval) de gemeente bekend maakt dat ze een opdracht wil laten uitvoeren en organisaties vraagt om hiervoor te offreren. Er geldt een vooraf bepaalde datum van sluiting van de inschrijvingstermijn. De gemeente selecteert daarna, op basis van vooraf bekend gemaakte bepalingen, welke organisatie de opdracht krijgt. Het doel van het aanbestedingsbeleid is primair om de ‘markt’ te laten werken en bijvoorbeeld de meest optimale prijs/kwaliteitverhouding te verkrijgen. Alle geïnteresseerde partijen krijgen een gelijke kans om een opdracht te verkrijgen.
42
5 Checklist voor dagbestedingateliers
stap 4.3 – welke eisen kunnen gesteld worden?
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
Op voorhand is niet exact te voorspellen welke onderdelen terug zullen komen in een subsidie(verordening) of het bestek voor (eenvoudige) aanbesteding. Enkele aspecten die hierbij zouden kunnen spelen zijn: Welke subsidiecriteria of gunningscriteria gelden er? Welke selectiecriteria gelden (wie mag inschrijven)? Welke procedurele vereisten gelden er (denk bijvoorbeeld aan inschrijvingstermijnen)? Uit welke stappen bestaat de procedure? Is er gelegenheid tot het stellen van vragen? Zijn er mogelijkheden voor nader overleg? Welke kwaliteitseisen stelt de gemeente? Welke eisen worden gesteld aan evaluatie, registratie en verantwoording? Wat is het budgettaire kader? Wat is de mogelijkheid om in prijs te variëren? Welke afspraken wil de gemeente vastleggen in contracten? Denk hierbij aan de afspraken die het dagbestedingatelier nu ook maakt met het zorgkantoor, zoals bevoorschotting, tijdige inzet van zorg, eventueel zonder indicatie e.d. Welke sancties hanteert een gemeente ten aanzien van het niet nakomen van resultaten? Resultaat van afspraken met de gemeente Inzicht in mogelijkheid om subsidie aan te vragen of mee te doen aan een aanbesteding. Opstellen van een offerte. Kunnen voldoen aan de gestelde eisen. Eventueel: aanbod doen samen met partners.
43
46
6
Rol van Stichting Special Arts
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
Special Arts is een landelijke werkende organisatie, die zich richt op kunst en handicap. De stichting bevordert dat alle mensen met een handicap aan kunst kunnen doen en ondersteunt kunstenaars met een handicap bij het ontwikkelen van hun talent. De stichting richt zich op alle handicaps: verstandelijk, psychisch en fysiek. Het gaat hierbij om alle kunstdisciplines: beeldende kunst, theater, muziek, dans en poëzie. Als landelijke organisatie met een grote expertise wil Special Arts een platform bieden voor het zichtbaar maken van kunst en talent. Enerzijds door de kunstuitleen en galerie, met de bijbehorende website. Anderzijds door terugkerende projecten zoals de Special Award (wedstrijd beeldende kunst), het symposium Erkend Talent (podiumkunsten) en de Special In+Out 2012 (kennis- en kunstbeurs). Special Arts wil ook het kenniscentrum zijn waar kunstenaars met een handicap en ateliers een beroep op kunnen doen. Dit kenniscentrum onderneemt landelijke initiatieven op het gebied van kennisuitwisseling, deskundigheidsbevordering en het bevorderen van kwa liteit. Dit gebeurt door het uitvoeren van onderzoek, het uitgeven van publicaties en het (mede)organiseren van symposia. Daarbij horen ook (bij)scholing van begeleiders met een kunstopleiding, workshops voor andere begeleiders en specifieke scholing voor kunsten, evenals advisering over het prijs- en vergoedingenbeleid voor kunstenaars met een handicap. Special Arts wil daarnaast adviseren en ondersteunen bij het vinden van inkomstenbronnen – te denken valt aan het genereren van financiële ondersteuning van kunstenaars en ateliers – en bij het zoeken naar mogelijkheden voor kostenbesparingen, bijvoorbeeld door het opzetten van een inkoopcombinatie. De komende veranderingen in de financiering en het economisch tij vormen een uitdaging voor alle (zelfstandige) kunstenaars met een handicap en de dagbestedingateliers, zowel de ateliers van zorginstellingen als de zelfstandige ateliers. Meer dan voorheen zal gezocht moeten worden naar nieuwe kansen en samenwerkingsvormen. Special Arts wil daarin een nadrukkelijke rol spelen. 45
Bijlage: Enquêteresultaten De enquête is per e-mail uitgezet bij circa 460 dagbestedingate-
hebben met gemeenten. De deelnemer die zij op dat moment heb-
liers. De doelgroep voor de enquête was de directeur/coördinator/
ben, kunnen in 2013 blijven op grond van de AWBZ (tenzij hun
manager dagbesteding. De enquêtes zijn gestuurd op 29 februari
indicatie wijzigt). Na 1 januari 2014 gaan ook deze deelnemers over
2012, de sluitingsdatum was 16 maart 2012. Het aantal ingevulde
naar de Wmo.
enquêtes op die datum was 80.
Opvallend is dat de pgb’s bij de middelgrote ateliers veel minder belangrijk zijn dan bij de grote en kleine ateliers. De kleine ateliers
Voorbereiding Wmo
lijken actiever op het commerciële vlak.
Bij een aantal ateliers is weinig bekend over de kosten- en inkom-
Zelfstandige ateliers
stenstructuur. Daardoor is het voor deze ateliers moeilijk een stra-
Ondanks dat een beperkt aantal zelfstandige ateliers de inkomsten
tegie te ontwikkelen die inspeelt op de wijzigingen in de zorgfinan-
heeft aangegeven, kan met enige voorzichtigheid gesteld worden
ciering.
dat de inkomstenbronnen van zelfstandige ateliers duidelijk afwij-
Per capaciteit van de ateliers zijn er verschillen tussen de inkomsten-
ken van het gemiddelde:
bronnen:
Klein (N=27) Middelgroot (N=19) (cap. < 20) (cap. 21-50)
Groot (N=11) (cap. > 50)
AWBZ Intramuraal AWBZ extramuraal
AWBZ Intramuraal AWBZ Extramuraal Pgb Verkoop/verhuur Andere bronnen
45% 30% 18% 6% 1%
67% 26% 4% 2% 1%
34% 51% 11% 1% 3%
Pgb Verkoop/verhuur
Tot (N=62)
Zelfst. (N=4)
49% 33% 12% 3%
8% 2% 83% 7%
Bij de zelfstandige ateliers vormen pgb’s de hoofdmoot van de inkomsten. Aangezien bestaande pgb-houders zonder verblijfsindicatie vanaf 2014 ook zijn aangewezen op de Wmo, zullen de inkom-
Circa 30% van de ateliers kon geen antwoord geven op de vraag wat
stenstromen in de toekomst dus drastisch moeten veranderen.
de inkomstenbronnen waren. Om beter te kunnen sturen, is het aan te bevelen dat de leidinggevenden van de ateliers inzicht verkrijgen
Het aandeel van de inkomsten uit commerciële activiteiten bij de
in de financiën van hun eigen atelier.
zelfstandige ateliers is het dubbele van dat bij alle ateliers. Een eventuele aanzienlijke verhoging van dit aandeel zal waarschijn-
Bij grote ateliers komt ruim de helft van de inkomsten uit AWBZ
lijk niet voldoende zijn voor de overleving van de zelfstandige ate-
Extramuraal. Juist hier gaan op korte termijn wijzigingen plaats-
liers.
vinden: per 1 januari 2013 vervalt voor nieuwe cliënten de extramurale ‘begeleiding’ op grond van de AWBZ. Inwoners met een bege-
Het lijkt dus van belang dat de zelfstandige ateliers hard inzetten
leidingsbehoefte die een ‘extramurale indicatie’ hebben, moeten
op het werven van cliënten die vanuit de Wmo worden bekostigd.
straks een beroep doen op ondersteuning door hun gemeente.
Uit vergelijking van zelfstandige ateliers met alle ateliers blijkt dat de zelfstandige ateliers hierin duidelijk achterlopen. Om hun con-
Dagbestedingateliers die ‘extramurale begeleiding’ op grond van
tinuïteit veilig te stellen, zullen zelfstandige ateliers snel in actie
de AWBZ leveren, moeten hiervoor vanaf 1 januari 2013 afspraken
moeten komen.
46
Bijlage: Enquêteresultaten
Ja
Nee
Weet niet
53% 13%
18% 74%
29% 13%
57% 25%
18% 63%
25% 13%
73% 25%
9% 63%
18% 13%
Is uw organisatie op de hoogte van de aanbestedingsprocedure van uw gemeenten? (N=73) Bij zelfstandige ateliers (N=8) Heeft uw organisatie al een Wmo-aanbod in voorbereiding voor gemeenten? (N=72)
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
Bij zelfstandige ateliers (N=8) Heeft uw organisatie al contact gehad met gemeenten over het Wmo-aanbod? (N= 74) Bij zelfstandige ateliers (N=8)
Commerciële kansen Van de 80 ateliers die reageerden hadden er 12 inkomsten uit ver-
Ateliers die minimaal 10% van de inkomsten uit commerciële acti-
koop/verhuur, die minimaal 10% van alle inkomsten vormden. Op
viteiten halen, wijken qua organisatievorm (zelfstandig of niet)
de volgende punten weken deze ateliers af van het gemiddelde:
niet af van het gemiddelde. Wel zijn ze duidelijk minder groot dan
benadering van gemeenten in het kader van de Wmo. Het lijkt erop
Totale uitkomst Comm. inkomsten > 10% (N=80) (N= 12)
gemiddeld. Ook zijn ze duidelijk actiever dan gemiddeld bij de dat de leiding van de ateliers met minimaal 10% van de inkomsten uit commerciële activiteiten zich actiever dan gemiddeld bemoei-
Verbonden aan zorginstelling Zelfstandig
90% 10%
91% 9%
Vrijwel alle ateliers hebben betaalde begeleiders met een kunstzin-
Aantal plaatsen Klein (1-20) Middelgroot (21-50) Groot (51 +)
47% 34% 19%
67% 25% 8%
53%
83%
Heeft contact gehad met gemeente over Wmo-aanbod
en met de inkomstenstromen van hun atelier.
nige opleiding in dienst. Naarmate het aantal cliëntplaatsen in een atelier toeneemt, neemt het aantal begeleiders met een agogische en zorgopleiding toe. Bij de ateliers waarvan het grootste deel van de begeleiders een kunstzinnige opleiding heeft, is het aandeel van de inkomsten uit verkoop/verhuur ruim 6%, tegenover 3% voor het totaal van de ateliers. Daaruit kan afgeleid worden dat het aandeel in de inkomsten uit verkoop/verhuur groter is, als de begeleiders een kunstzinnige opleiding hebben.
47
Bijlage: Enquêteresultaten
100%
Opleiding van de betaalde begeleiders naar omvang van het atelier Kunst 25% Zorg 21% Agogisch 45% Anders 8%
80%
Bij kleine ateliers (< 20 plaatsen) heeft 40% van de betaalde begeleiders een kunstopleiding. Bij middelgrote (21-50 plaatsen) en grote (> 51 plaatsen) ateliers is ligt aandeel rond de 20%. Bij middelgrote en grote instellingen heeft ongeveer de helft van de betaalde begeleiders een agogische opleiding. Bij de kleine ateliers is dit slechts 30%. Wat verder opvalt is het relatief hoge aandeel (15%) van een ‘andere opleiding’ bij de grote ateliers.
Primaire opleiding van de begeleiders
90%
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
klein (< 20)
middelgroot (21-50)
Omvang van de instelling
Positionering Hoe groter de ateliers, hoe groter het aanbod van activiteiten. Dit is logisch: een grotere kritische massa maakt ook kleinere activiteiten mogelijk. Dit kan een sterk punt zijn in de positionering van de grote ateliers. Kunstvormen
Klein N=37) (1-20 plaatsen)
Middelgroot (N=26) (21-50 plaatsen)
Groot (N=14) (> 51 plaatsen)
97% 49% 9% 8% 0% 5% 46%
92% 73% 19% 15% 8% 15% 46%
86% 79% 43% 43% 29% 36% 57%
2,1
2,7
3,7
Schilderen/tekenen Beeldhouwen/boetseren Foto Muziek Toneel Taal Anders Gemiddeld aantal activiteiten
Vooral voor fotografie, muziek, toneel en taal kunnen cliënten significant vaker terecht bij grote ateliers.
48
groot ( > 51)
Bijlage: Enquêteresultaten
Klein N = 37)
Middelgroot (N = 26)
Groot (N = 14)
(1-20 plaatsen)
(21-50 plaatsen)
(> 51 plaatsen)
2,1
3,7
6
6
8
10
2,3
3,4
5
5,2
8,6
10
Betaalde krachten en vrijwilligers Gemiddeld aantal betaalde begeleiders (in fte) Aantal cliënten per betaalde fte (ca.)
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
Gemiddeld aantal vrijwilligers In fte’s Aantal cliënten per Vrijwilliger fte (ca.)
Bij kleine ateliers lijken cliënten beter af dan bij de grote: de bege-
Zelfstandige ateliers
leiding door zowel betaalde als vrijwillige begeleiders is aanzien-
Van de 8 zelfstandige ateliers die deelnamen aan de enquête,
lijk intensiever dan bij grotere ateliers. Daar staat tegenover dat ze
bieden er 7 schilderen / tekenen aan, 3 beeldhouwen / boetseren,
hier uit minder kunstvormen kunnen kiezen. Intensievere begelei-
2 muziek en 2 toneel. Daarnaast boden 4 ateliers ook andere acti-
ding kan een sterk punt zijn in de positionering van de kleine ateliers.
viteiten aan. De gemiddelde capaciteit van de zelfstandige ateliers ligt op circa 15 cliënten. Zij zijn gemiddeld dus aanzienlijk kleiner dan
Bij de grote ateliers is de begeleiding minder intensief. Het aantal begeleiders per cliënt, zowel betaald als vrijwillig, is ongeveer de
de instellingsateliers. Er zijn gemiddeld bijna 2 betaalde fte’s als begeleider aan verbonden.
helft van het aantal bij de kleine ateliers. Op het eerste gezicht lij-
Bijna de helft van de betaalde begeleiders bij de zelfstandige ate-
ken grote ateliers efficiënter te werken. Bedacht moet worden dat
liers heeft een kunstzinnige opleiding, tegenover een kwart bij
alleen gevraagd is naar het aantal directe begeleiders. De overhead is buiten beschouwing gebleven.
alle ateliers. Aan de zelfstandige ateliers is gemiddeld 1,5 vrijwilliger verbonden. Net als bij de instellingsateliers is dit circa 1 vrijwilliger op 10 cliënten. Zelfstandige ateliers zijn nauwelijks op de hoogte van aanbestedingsprocedures van gemeenten in het kader van de Wmo. Een kleine minderheid is actief bezig met het voorbereiden van een presentatie voor en het leggen van contacten met gemeenten.
49
Colofon Uitgave van Stichting Special Arts Nederland Zonnehof 4a 3811 nc Amersfoort (033) 4328033 www.specialarts.nl
Auteurs drs. Wibout Dragt – Bureau HHM Fons van Leeuwen – SESAM Academie José Vorstenbosch – Schrijfwaar drs. Arnout Wijs – Special Arts Eindredactie Schrijfwaar, Amersfoort Grafische vormgeving Anja Brunt, Amsterdam Druk ÈPOS | PRESS, Zwolle Productiebegeleiding Tine Veldhuizen, Special Arts isbn 978-94-91341-01-4 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveel voudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uit gever. © Stichting Special Arts Nederland, Amersfoort, april 2012
52
fotoverantwoording Atelierfoto’s aangeleverd door: Atteljee – pagina 10, 23, 44 Abrona – pagina 6, 8, 24 Kunstwerkplaats – pagina 12 Leonardo da Vinci – pagina 14, 18 Oet de Verf/Zebra Fotostudio’s-Venlo pagina 16
fotoverantwoording kunstwerken
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
pagina 4 Kunstwerk (detail) van Marco Smits/Oet de Verf pagina 6 Cor Kruis, Flat 2, Foto: PHOTOWORK, Ezinge pagina 8 Arie Noordijk, Bus naar Kroller-Muller Foto: PHOTOWORK, Ezinge Kees Oudwater, Zonnebloem Foto: PHOTOWORK, Ezinge pagina 10 Patricia Verweij, Vlinder Foto: PHOTOWORK, Ezinge Ina de Jong, Twee bomen, twee boten Foto: via Atteljee pagina 12 Regillio Benjamin, Fantasie Foto: PHOTOWORK, Ezinge Hayat Habibi, Vogel Foto: via Cordaan pagina 14 Sandra Reink, Hemelsblauw Foto: PHOTOWORK, Ezinge pagina 16 Kunstwerk van Eric Urselmann Kunstwerk van Luc van Leipsig Foto’s: Oet de Verf
51
Met dank aan alle ateliers die hebben meegewerkt aan de diepte-interviews; de respondenten van de enquête; Bureau HHM voor de ontwikkeling van de checklist en In voor zorg!, die deze publicatie heeft mogelijk gemaakt.
52
55
toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers
De publicatie Toekomst én perspectief voor dagbestedingateliers is het resultaat van een onderzoek onder dagbestedingateliers uitgevoerd door Special Arts in opdracht van In voor zorg! In voor zorg! is een programma van het ministerie van VWS en Vilans, kenniscentrum langdurende zorg.
56