RECHT AAN DE RECHTER Een D66 handreiking voor versterking van de rechtsstaat
DE NOODZAAK VAN VERTROUWEN Rechtsstaat en democratie zijn ten nauwste met elkaar verbonden. Een rechtsstaat zonder vitale democratie is moeilijk voorstelbaar, het omgekeerde evenzeer. Dat impliceert dat voor het functioneren van de rechtsstaat, daaronder begrepen de rechtspraak in al haar aspecten, het vertrouwen van de burgers een noodzaak is. Schiet dat vertrouwen tekort, dan is de legitimiteit van de rechtsstaat aangetast. Rechtspraak en handhaving van het recht zijn bij uitstek taken van de overheid, evenals de zorg voor de kwaliteit van de organen die met rechtshandhaving zijn belast: de rechtspraak, het Openbaar Ministerie en de politie.1 Daarmee is de zorg voor de rechtsstaat een onderwerp met een sterk politieke dimensie. Dat laatste geldt temeer nu onze rechtsstaat – anders dan lange tijd het geval was – niet langer als een rustig bezit kan worden beschouwd. Immers, het vertrouwen in de rechtspraak en rechtshandhaving wordt de laatste tijd keer op keer op de proef gesteld. Hiervoor zijn verschillende redenen. In de eerste plaats neemt de kennis van de burgers over het recht en rechtssystemen toe. Die ontwikkeling juicht D66 toe, maar tegelijkertijd stelt het wel nieuwe eisen aan rechterlijke instanties. Rechters moeten hun beslissingen voor eenieder begrijpelijk motiveren en zich daarbij baseren op de best beschikbare informatie. De media zitten op de eerste rij en houden alles scherp in de gaten. Daarbij komt dat gezag niet meer vanzelfsprekend is; dat zie je in de gehele samenleving terug. Openlijke kritiek op rechters en de rechterlijke macht is hiervan een uiting. Rechters blijken bovendien niet altijd even goed met deze kritiek overweg te kunnen. Dat de rechter zo zichtbaar in het middelpunt van de publieke belangstelling staat, maakt in ieder geval één ding duidelijk. Namelijk dat de rechterlijke macht er toe doet. Het bestaansrecht van de rechterlijke macht staat dan ook niet ter discussie. Een onpartijdige beslisser die boven de partijen staat, is een noodzakelijk fundament van onze rechtsstaat. Cruciaal daarbij is dan wel de aanwezigheid van voldoende vertrouwen in de rechterlijke macht. En die wordt niet alleen bepaald door de werkwijze of besluiten van rechters of opvattingen van burgers, maar ook door ‘de politiek‘. Preciezer, door de regering en de medewetgevers, de Eerste en Tweede Kamer. De keuzes die in ‘Den Haag’ worden gemaakt kunnen onze rechtsstaat maken of breken. Deze notitie is dan ook ontstaan vanuit zorgen over het uithollen van de rechtsstaat. Worden er wel altijd de juiste keuzes gemaakt? Wij denken van niet. Te vaak is niet de kwaliteit leidend, maar de kwantiteit. Niet investeringen in rechtspraak staan centraal, maar bezuinigingen. Tegelijkertijd wordt de drempel voor de toegang tot de rechter hoger door de invoering van steeds hogere bedragen aan griffierechten in civiele en bestuursrechtelijke zaken. En tot slot zijn bewezen kennis en inzicht steeds minder de leidraad voor beslissingen, maar domineren symboliek en retoriek, zoals bij de onstilbare honger naar zwaardere straffen. Enkel kritiek leveren op wat het huidige kabinet ‘fout’ doet is voor D66 te eenvoudig. Wij willen een alternatief schetsen. We hebben vijf bouwstenen opgesteld ter versterking van het vertrouwen in de rechtspraak en daarmee van onze rechtsstaat.
1
Verkiezingsprogramma D66, www.d66.nl.
1
UITGANGSPUNTEN D66 D66 is sterk betrokken bij thema’s als democratie, rechtsstaat en grondrechten. Dit blijkt onder meer uit de richtingwijzers waarin D66 haar uitgangspunten heeft verwoord.2 Eén daarvan luidt: “Koester de grondrechten en gedeelde waarden”. Deze richtingwijzer gaat over het respect voor de fundamentele waarden van menselijkheid en democratie. Grondrechten moeten in onze democratische rechtsstaat worden beschermd. Vrijheid voor- en gelijkwaardigheid van ieder mens – ongeacht diens opvattingen, geloof, seksuele geaardheid of herkomst – zijn fundamentele waarden van onze samenleving. Wij staan pal voor de vrijheid van meningsuiting (mits respectvol gehanteerd), respect voor onze democratische rechtsstaat, lichamelijke integriteit en zelfbeschikking en geweldloze oplossing van conflicten. Wij beschermen hartstochtelijk de grondrechten van onszelf en anderen. Grondrechten zijn in de eerste plaats rechten van de individuele burgers tegenover de staat, maar ook rechten van burgers ten opzichte van elkaar. Grondrechten bieden de randvoorwaarden om je als individu in vrijheid te kunnen ontwikkelen. De bescherming van onze grondrechten wordt onder meer gegarandeerd door de vrije toegang tot de onafhankelijke rechter voor iedereen. Wat heb je immers aan grondrechten als je deze niet kan afdwingen bij de rechter? Dat unieke recht op toegang tot een onafhankelijke rechter volgt impliciet uit onze nationale Grondwet3 en expliciet uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.4 Bij die onafhankelijke rechter kan je je zo nodig beroepen op jouw grondrechten, zodat je vervolgens je grondrechten ook daadwerkelijk kunt afdwingen. Een ieder heeft recht op toegang tot een onafhankelijke rechter Wil een beroep op de grondrechten effectief zijn, dan dient de rechter ook daadwerkelijk toegankelijk te zijn. De toegang tot de rechter mag niet dusdanig worden bemoeilijk dat burgers hun grondwettelijke recht op een dergelijke toegang feitelijk wordt onthouden. Daarnaast is het van groot belang dat rechterlijke organisaties zodanig zijn ingericht dat rechters daadwerkelijk onafhankelijk kunnen functioneren en dat de procesvoering adequaat en efficiënt is. Een ieder heeft recht op een deskundige, professionele rechtspraak De rechterlijke macht als organisatie moet voldoen aan hoge eisen. Essentieel voor de instandhouding van de rechtsstaat en het vertrouwen van de burger in het recht is dat de rechter integer opereert. Daarnaast moet de beslechting van geschillen en de berechting van strafbare feiten tijdig en effectief zijn. Om de kwaliteit van de rechtspraak op hoog niveau te houden is het van belang dat de overheid blijft investeren in professionalisering van de organisatie en de deskundigheid van de medewerkers van de rechterlijke macht. Publiek ‘toezicht’ van de media, politiek en het publiek houdt de rechtspraak scherp. De rechterlijke macht moet meegaan met de tijd, zich meer openstellen naar de samenleving en zich tegenover het publiek kunnen verantwoorden. Een uitspraak van de rechter is immers weinig waard als de rechter niet het vertrouwen van de burgers heeft.
2
Richtingwijzers, www.d66.nl. Artikel 17 van de Grondwet. 4 Artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. 3
2
DE STAND VAN ZAKEN D66 heeft een beknopte analyse gemaakt van de problemen, incidenten en uitdagingen waarmee de rechterlijke macht wordt geconfronteerd. Het regeerakkoord van het kabinet-Rutte Het regeerakkoord van het kabinet-Rutte kent, afgezien van de al door het vorige kabinet aangekondigde vermindering van het aantal arrondissementen tot tien, op het eerste gezicht geen grote veranderingen die de rechtspleging in strikte zin raken. Echter schijn bedriegt. De doelstelling om in totaal € 18 miljard te korten op de overheidsuitgaven heeft direct gevolgen voor de rechtspleging.5 Het voornemen is om vanaf 2014 jaarlijks € 330 miljoen te besparen op de rechtspleging en de rechtsbijstand. Onder andere door: 1. griffierechten significant te verhogen; 2. tarieven in de advocatuur voor de gespecialiseerde rechtshulp aan te passen en/of uit te sluiten van indexering (gesubsidieerde rechtsbijstand); 3. meervoudige rechtspraak te beperken: alle civiele kantonzaken zullen in hoger beroep enkelvoudig worden behandeld; 4. de RAIO6 opleiding te verkorten en het aantal opleidingsplaatsen beperken; Door de griffierechten, de leges die je moet betalen als je naar de rechter stapt, significant te verhogen wordt de rechtspraak moeilijk bereikbaar. Dit raakt aan één van de fundamenten van onze rechtsstaat, het recht op toegang tot de rechter. Hetzelfde geldt voor het voornemen om te korten op de gefinancierde rechtsbijstand. Naast deze voorgenomen bezuinigingen zal de effectuering van vooral ideologisch geïnspireerde beleidsvoornemens leiden tot een onnodige extra belasting van de toch al overbelaste rechterlijke macht. Treffend voorbeeld hiervan is de voorgestelde strafbaarstelling van illegaal verblijf in Nederland.7 Dit komt bovenop het feit dat de werkvoorraad toeneemt. In 2007 werden er 1.733.680 zaken aan de rechter voorgelegd, in 2010 waren dat er 1.958.640.8 Het werk van de rechters neemt dus toe, terwijl het aantal rechters niet en het personeelsbestand bovendien aan het vergrijzen is.9 De kwaliteit van de rechtspraak komt zo onder druk te staan. Ook de straftoemetingsvrijheid van de rechter wordt door de regering aangevallen. Met de invoering van minimumstraffen probeert de regering rechters te dwingen zwaarder te straffen. Deze politieke sturing gaat ten koste van de ruimte voor de rechter om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van het geval. Incidenten en uitdagingen Twee zaken die volop in de schijnwerpers stonden van de media:
5
Financieel kader (bijlage regeer- en gedoogakkoord), www.kabinetsformatie2010.nl. Rechterlijke ambtenaar in opleiding 7 Brief van de minister van Immigratie en Asiel, Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 19 637, nr. 1435. 8 De Rechtspraak, jaarverslag 2010, www.rechtspraak.nl 9 De rechtspraak, jaarplan rechtspraak 2010, blz. 17, www.rechtspraak.nl. 6
3
- De zaak Lucia de B. ging over een verpleegkundige die door de rechtbank in 2006 werd veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf en die, nadat de zaak was heropend in 2008, werd vrijgesproken in 2010. Het unieke aspect in deze zaak was dat de justitiële dwaling niet zag op de persoon van de dader, maar op de feiten. De feiten waren ten onrechte gekwalificeerd als moord dan wel poging tot moord. De Hoge Raad had een fout gemaakt.10 - Het juridisch gevecht van de familie Poot rond een stuk aangekochte grond bij Schiphol. De rechter die uitspraak deed in die zaak, wordt verdacht van meineed.11 Deze twee zaken betreffen twee essentiële vereisten voor vertrouwen in de rechter: deskundigheid en integriteit. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Incidenten vragen enige relativering, maar dienen goed geëvalueerd te worden zodat het bij incidenten blijft. De Eurobarometer over de publieke opinie in de Europese Unie wijst uit dat een kleine 70% van de Nederlanders vertrouwen in de nationale rechtspraak heeft. Dat lijkt geruststellend, maar het betekent wel dat ruim 30% van de Nederlanders dat vertrouwen niet heeft.12 Dit percentage is de laatste jaren redelijk stabiel, met een uitschieter in 2009 naar 46% van de Nederlanders die geen vertrouwen had. De uitdaging voor de rechter is ook het vertrouwen van deze 30% te winnen en het vertrouwen van de overige 70% te behouden.
10
Gerechtshof Arnhem, 14 april 2010, LJN: BM 0876 www.rechtspraak.nl, Home > Organisatie > Rechtbanken > 's Gravenhage > Nieuws, 27 april 2011. 12 http://ec.europa.eu/public_opinion/cf/showchart_column.cfm?keyID=2196&nationID=10,&startdate=2003.11&enddate= 2010.11. 11
4
VIJF BOUWSTENEN D66 wil dat iedereen vertrouwen in de rechtspraak wil, kan en durft te hebben. Voor het behoud van de kwaliteit van onze rechtsstaat heeft D66 vijf bouwstenen opgesteld ter versterking van het vertrouwen in de rechtspraak.
1. De rechter moet voor iedereen toegankelijk zijn 2. Investeren in verdere professionalisering van de rechter 3. Waarborging van de straftoemetingsvrijheid van de rechter 4. Invoering van een onafhankelijke klachtencommissie 5. Betrek deskundigen zo nodig bij de rechtspraak
1. De rechter moet voor iedereen toegankelijk zijn Het recht op toegang tot de rechter is een fundamenteel recht13 dat essentieel is voor de verhoudingen tussen mensen en het maatschappelijk en economisch verkeer. Het is dan ook in de eerste plaats aan de overheid om dat recht te garanderen en dus ook de kosten daarvan te dragen. In de media krijgt het strafrecht doorgaans de meeste aandacht. Echter de hoofdmoot van de werkzaamheden van de rechterlijke macht betreft het oplossen van geschillen in het familierecht, het arbeidsrecht, woonrecht, gezondheidsrecht en geschillen tussen burgers en de overheid. In 2010 was meer dan twee derde van de zaken civielrechtelijk van aard.14 Dit zijn geschillen waar een ieder – of je het nu wil of niet – mee te maken kan krijgen. Het is dus van groot belang dat de rechter toegankelijk is en blijft. Maar procederen is kostbaar. Het is zaak de drempel naar de rechter laag te houden en er gelijktijdig voor te zorgen dat de rechter alleen wordt ingezet als dat echt nodig is. Bovendien moeten de kosten voor degenen die tegen hun wil in een geding worden betrokken binnen de perken blijven. De verwachte kosten van de rechterlijke macht bedroegen voor 2010 € 953 miljoen.15 Deze kosten worden hoofdzakelijk betaald uit de algemene middelen. Daarnaast betaalt de burger die naar de rechter stapt ook een eigen bijdrage, het griffierecht. De hoogte van het griffierecht is afhankelijk van de omvang en de aard van de zaak. De regering wil dat de kosten van de rechtspraak per 2013 betaald worden door degenen die daar gebruik van maken, door kostendekkende griffierechten in te voeren. 16 Weliswaar is van een volledige dekking van alle kosten door griffierechten geen sprake, zodat de maatregel niet meer is dan een significante verhoging van de griffierechten. Bepaalde soorten zaken, zoals strafzaken, blijven van griffierechten vrijgesteld. De bedoeling is dat de
13
Artikel 17 Grondwet, artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Jaarverslag 2010, de Rechtspraak, blz. 30, www.rechtspraak.nl. 15 Jaarplan Rechtspraak 2010, Raad voor de Rechtspraak, 4 februari 2010, www.rechtspraak.nl 16 Regeerakkoord, www.kabinetsformatie2010.nl. 14
5
verhoging van de griffierechten € 240 miljoen gaat opleveren.17 D66 vindt het uitgangspunt dat de rechtspraak betaald moet worden door degenen die er – in civiele of bestuursrechtelijke zaken – gebruik van maken principieel onjuist. Rechtspraak is geen 'gewone' dienstverlening. Het gaat bij rechterlijke beslissingen niet alleen om geschilbeslechting in het individuele geval, maar om het maatschappelijk belang. Het hele maatschappelijke verkeer richt zich op de geformuleerde regels omdat men er op rekent en op mag rekenen dat als een vergelijkbare zaak aan de rechter voorgelegd wordt, dezelfde maatstaven zullen gelden. Het is een basisvoorziening van de rechtsstaat omdat iedereen gewild of ongewild met een juridisch geschil te maken kan krijgen. De toegang tot de rechter moet daarom gewaarborgd zijn. Een aantal voorbeelden om aan te geven in welke mate de toegankelijkheid van de rechter in het geding is: 1. Een buurman van een nachtcaféhouder die beroep aantekent tegen een aan een caféhouder verleende vergunning. Dat kost hem nu € 152 en als hij er een voorlopige voorziening bij doet voor de schorsende werking ook nog eens € 152, en in de toekomst € 400 voor het beroep en € 400 voor de voorlopige voorziening. Hoger beroep gaat € 1.000 kosten in plaats van € 227, dus in totaal € 1.800. Bij dergelijke bedragen zal de buurman zich nog wel eens achter zijn oren krabben voor hij naar de rechter stapt en misschien liever verhuizen.18 2. Altijd vervelend om een parkeerbon te krijgen, zeker als je nog geen vijf minuten te laat bij je auto was. Je zou dan bezwaar kunnen aantekenen tegen de parkeerboete met een beroep op een uitspraak van de Hoge Raad (in zogenoemde Mulderzaken) dat pas na tien minuten termijnoverschrijding geverbaliseerd mag worden. Als de gemeentelijke bezwaarcommissie het bezwaar afwijst, kun je nog in beroep gaan bij de rechter. De parkeerbon bedroeg € 80. Het griffierecht bedraagt nu € 41, als het wetsvoorstel wordt aangenomen wordt het € 250.19 3. Een debiteur wil een vordering van € 600 niet betalen. Een kleine ondernemer die gerechtelijke stappen wil nemen om de vordering te innen moet een griffierecht van € 300 betalen. Vermoedelijk zal deze ondernemer bij afweging van belangen niet de moeite nemen om de vordering te incasseren, zeker als er twijfel is of de vordering wordt toegewezen of kan worden geëxecuteerd. Dit leidt tot een maatschappelijk ongewenste ondermijning van de betalingsmoraal. Let op: de bovengenoemde rekenvoorbeelden zijn nog exclusief bijkomende kosten zoals de kosten van de advocaat, reiskosten, een dag vrij nemen voor de zitting, incassokosten etc. Door de profijtgedachte toe te passen op de rechtspraak trekt de overheid haar handen af van het garanderen van een van haar elementaire taken en wordt de civiele en bestuursrechtspraak gereduceerd tot een individuele dienstverlening aan partijen die hun onderlinge problemen niet
17
Dit voorstel komt voort uit de brede heroverwegingen die onder het kabinet Balkenende IV zijn opgesteld (zie rapport Brede heroverwegingen, april 2010, deel 15, pag. 32). 18 J.E.M. Polak, brief Raad van State aan het ministerie van Veiligheid en Justitie n.a.v. het consultatieverzoek voor het wetsvoorstel kostendekkende griffierechten, 30 mei 2011. 19 Voorbeeld van de raad voor de Rechtspraak, www.rechtspraak.nl, dossier kostendekkende griffierechten.
6
kunnen oplossen. Dit kan en mag niet gebeuren. Voor het bestuursrecht komt daar nog eens bij dat het niet acceptabel is dat burgers, die goede redenen hebben om een overheidsbesluit aan te vechten, daarvan afzien vanwege de hoge financiële drempels die diezelfde overheid opwerpt. Deze profijtgedachte toegepast op andere overheidsdiensten levert de volgende gedachten op. Zou degene die de politie belt omdat hij denkt dat er inbrekers rondlopen, moeten afrekenen voor de aansnellende dienstauto? Of wat in geval van brand? Zal de brandweer niet mogen gaan blussen voordat deze van de bewoner van het brandende huis een redelijk voorschot in de te maken kosten heeft ontvangen? Wie zijn recht wil halen moet van de huidige regering dus flink betalen. Niet alleen D66 is hier fel tegen gekant, ook de Nationale Ombudsman, de Nederlandse Orde voor Advocaten, de Raad voor de Rechtspraak, de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, de Raad voor de Rechtsbijstand, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en de Koninklijke Beroepsorganisatie voor Gerechtsdeurwaarders hebben bijzonder negatief gereageerd op de voorgenomen maatregel.20 Een andere maatregel die de toegankelijkheid van de rechtspraak aantast, is de bezuiniging op de gefinancierde rechtsbijstand. Voor de groep van on- en minvermogenden21 is een civiele of bestuursrechtelijke procedure al vrijwel ondenkbaar en met de bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand wordt dit er niet beter op. Weliswaar wordt in het voorstel op de griffierechten voor deze groep een verlaging toegepast, maar dat neemt niet weg dat de horde die moet worden genomen, alvorens toegang tot de rechter kan worden verkregen, te hoog is en verder wordt verhoogd. Dit is een uiterst bedenkelijke ontwikkeling voor het handhaven van het vertrouwen in de rechtsstaat. Een volgende systeemwijziging, die de gang naar de rechter frustreert is de sluipende overheveling van een strafrechtelijke naar een bestuursrechtelijke afwikkeling. Met overtredingen in het verkeersrecht is dat al lange tijd het geval, maar nu worden ook steeds meer andere gedragingen van het strafrecht naar het bestuursrecht overgebracht. Wie vindt dat hem ten onrechte een sanctie is opgelegd, moet deze beslissing aanvechten bij de rechter. Eerst dus de straf en daarna eventueel een beoordeling door de rechter. Het gaat in deze gevallen om sancties die worden opgelegd door een bestuursorgaan. Doordat ook de officier van justitie nu een ‘strafbeschikking’ mag uitvaardigen, dus kan handelen als ware hij een bestuursorgaan, heeft hij in feite de bevoegdheid gekregen een straf op te leggen. In de praktijk lijkt het verschil met het opleggen van een transactie niet groot (ook in die gevallen krijgt de overtreder een acceptgirokaart in de bus), maar in die gevallen komt de nietbetaler vanzelf bij de rechter terecht. Dat is in het geval van de strafbeschikking niet zo: wanneer je niet binnen de daarvoor geldende termijn beroep aantekent is de straf onherroepelijk. Deze methode wordt nu ook voorgesteld voor overtredingen in het milieurecht. In dat voorstel krijgt het Openbaar Ministerie de bevoegdheid ook ten aanzien van dit rechtsgebied zelfstandig sancties op te leggen. De toegang tot de rechter is formeel gewaarborgd, doordat de burger tegen de bekeuring kan opkomen. De wet maakt uitbreiding van deze bevoegdheid naar andere sectoren mogelijk: er is
20
Rondetafelgesprek kostendekkende griffierechten, Tweede Kamer, 3 maart 2011, commissie Veiligheid en Justitie. De position papers zijn terug te vinden op de websites van de desbetreffende organisaties. 21 Wanneer het verzameljaarinkomen lager is dan € 24.600 (voor alleenstaanden) of € 34.700 (voor gehuwden, samenwonenden of eenoudergezin met minderjarig kind) kan je aanspraak maken op rechtsbijstand, www.rvr.org.
7
slechts een wijziging van de Algemene Maatregel van Bestuur voor nodig. Door dit systeem wordt de taak van de officier van justitie, leiding geven aan opsporing en vervolging, vermengd met die van de rechter. De uitvoerende macht straft! Ook dit systeem kan afbreuk doen aan het vertrouwen in de rechtsstaat. D66 keert zich tegen dit sluipende proces. Dat er bezuinigd moet worden is duidelijk, maar de door de regering voorgestelde bezuinigingen gaan ten koste van onze rechtsstaat.22 Het voorgaande maakt duidelijk dat de huidige regering met haar beleid weinig respect toont voor het recht op toegang tot de rechter en een eerlijk proces. De toegang tot de onafhankelijke rechter is van fundamenteel belang. Het is dan ook vreemd dat dit niet expliciet in onze Grondwet is geregeld. Het staat weliswaar in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, maar dit recht is niet volledig. Het artikel is bijvoorbeeld niet van toepassing op het vreemdelingenrecht, belastingrecht en het ambtenarenrecht. Daarnaast ontslaat het feit dat grondrechten in internationale documenten zijn vastgelegd Nederland niet van de verantwoordelijkheid voor haar eigen Grondwet. D66 vindt het van groot belang het besef te versterken van de noodzaak van een toegankelijke rechter, bij de burgers, de overheid en de politiek. Daarom wil D66 dat dit recht, in lijn met het advies van de Staatscommissie Grondwet, verankeren in de Grondwet.23 Daarnaast zal D66 zich met hand en tand verzetten tegen onbetaalbare griffierechten en er alles aan doen om de toegang tot de rechter ook voor minder draagkrachtigen open te houden. D66 maatregelen: •
Geen substantiële verhoging van de griffierechten;
•
Het recht op toegang tot een rechter stevig in de Grondwet verankeren.
2. De rechter als professional De aandacht voor het functioneren van de rechter en de rechterlijke macht is de laatste decennia toegenomen. Dat beperkt zich niet tot kritiek op bijvoorbeeld gemaakte fouten. Er is ook het besef dat de samenleving gebaat is bij een goed functionerende rechtspraak. Als gevolg hiervan is nieuwe wetgeving op het gebied van beheer en bestuur van de rechtspraak tot stand gekomen. Hierbij geldt dat een goed functionerende rechtspraak niet alleen afhangt van de omgeving waarin de rechter zijn werk doet, maar ook en vooral van de kwaliteit van de individuele rechter zelf. Naar verwachting zal om die reden de maatschappelijke belangstelling naar de vraag aan welke eisen de rechter dient te voldoen alleen maar toenemen.24 Het is belangrijk dat het optreden van de rechter voor iedereen zichtbaar is, zodat mensen zich een realistisch beeld kunnen vormen van wat een rechter doet. D66 is voorstander van een ruimere toelating van camera’s in de rechtszaal. 25 Recent adviseerde de Commissie de Rooy ook om rechtszaken standaard te filmen en uit te zenden. Per geval moet dan wel bekeken worden of de
22
“Bezuinig niet op de rechtsstaat”, Gerard Schouw, 10 februari 2011, persbericht, www.d66.nl. Rapport Staatscommissie Grondwet, november 2010, blz. 60-64. 24 H. Hermans, Een blije intrede, in Trema nr. 4 2011. 25 Boris Dietrich, De camera hoort thuis in de rechtszaal, 13 augustus 2002, www.d66.nl. D66 wil camera’s in de rechtbank, in: Spits, 14 maar 2008. 23
8
privacy, veiligheid en goede rechtspleging niet in geding is.26 De rechtbank in Utrecht had eerder al een proef gedaan om de kennis bij het publiek te vergroten en waar mogelijk de houding ten opzichte van de rechtspraak positief te beïnvloeden door middel van een tv-serie. Twee rechtszalen werden omgebouwd tot tv-studio om de kijker een beter beeld te geven van wat een rechter precies doet. De serie bleek een duidelijk positief effect op het vertrouwen van het publiek in de rechters te hebben.27 Een meer open houding naar de samenleving kan dus bijdragen aan een vergroting van het vertrouwen in de deskundigheid van de rechters. Om de deskundigheid van rechters op peil te houden dient de overheid te investeren in opleiding. Dat houdt wat betreft D66 niet op na de RAIO28-opleiding. Een leven lang leren is ook voor de rechter noodzakelijk! Vooral de stroom wetgeving uit Europa vereist voortdurende bijscholing. Het kabinet kiest er daarentegen voor om flink te bezuinigen op de RAIO-opleiding. Dit gebeurt in de eerste plaats door de stageperiode uit de opleiding te schrappen en in de plaats daarvan mensen te selecteren met minimaal drie jaar werkervaring. Dit is op zichzelf geen onwenselijke ontwikkeling, maar nooit voldoende om de begrote bezuiniging van € 10 miljoen te realiseren. Het gevolg is dan ook dat het aantal opleidingsplaatsen drastisch is teruggeschroefd van 60 naar 25.29 Sterk beperken van de RAIO-instroom is zeer problematisch nu de uittreding van rechters door vergrijzing juist zal toenemen. De komende vijf jaar zullen circa 80 rechters per jaar de leeftijd van 65 bereiken; zij zullen niet allen op die leeftijd gebruik maken van de mogelijkheid om met pensioen te gaan, maar bekend is dat velen dat wel van plan zijn.30 D66 wil het regulerend effect van de kostendekkende griffierechten niet aanvaarden, dus is er sprake van minder rechters voor meer zaken. Welke gevolgen dit heeft voor de doorlooptijden en de werkdruk van de rechters laat zich raden. Lang moeten wachten op een uitspraak is schadelijk voor de economie en houdt mensen langer in onzekerheid. Andere aspecten van de kwaliteit van de rechtspraak zoals de motivering van de uitspraak, de rechtseenheid en bejegening kunnen ook onder druk komen te staan. Daarnaast is de integriteit van de rechter een kwaliteit dat van wezenlijk belang is voor het vertrouwen in de rechter. Dit kan niet als iets vanzelfsprekend beschouwd worden. Integriteit zal als speerpunt moeten gelden in het kader van de selectie, opleiding en evaluatie van rechters. Mensen moeten kunnen nagaan of rechters belangen hebben die aan een onafhankelijke uitspraak in de weg kunnen staan. Rechters moeten alle schijn hiervan voorkomen. Het is van belang dat niet lichtvoetig omgegaan wordt met regels ter voorkoming van de schijn van partijdigheid. Zo zijn rechters verplicht hun nevenfuncties te melden. Het is onaanvaardbaar dat het openbare register voor nevenfuncties niet volledig, transparant, uniform en actueel is.31 In dit verband moet vooral ook kritisch gekeken worden naar de rechter-plaatsvervanger, die vaak naast het rechterschap nog een full time functie buiten de rechterlijke macht vervult. De ervaring van de rechter-plaatsvervanger kan een goede
26
Commissie van Rooy, oktober 2011, Rechtspraak in beeld, Evaluatie Wilders II en aanbevelingen voor de toekomst, blz. 14. 27 BTC Media Test BV, maart 2011, Effect “de rechtbank”op kennis en houding eindrapportage, onderzoek op verzoek van de Raad voor Rechtspraak. 28 Rechterlijke ambtenaar in opleiding, het leertraject voor starters. 29 “Zorgen over toekomst RAIO-opleiding”, 2 februari 2011, www.mr-online.nl. 30 Schriftelijke antwoorden over de aanpassing van de opleiding voor Rechterlijk ambtenaren in opleiding (Raio), Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, Aanhangsel 1817. Rechters kunnen tot 70 jaar doorwerken, maar de ervaring leert dat de ste meeste rond hun 65 stoppen. 31 S. Eikelenboom en J. Groot, Rechters als Beroepsgroep moeten echt boven alle twijfel verheven zijn, het financiële dagblad, 4 augustus 2011.
9
aanvulling zijn in de raadkamer maar vormt tegelijk een risico voor mogelijke belangenverstrengeling. Er dient scherp gelet te worden welke rechter op welke zaak wordt gezet ter voorkoming van (de schijn van) belangenverstrengeling. Ook op de individuele rechter rust in dit verband een plicht om dit te voorkomen. Integriteit zal daarom als speerpunt moeten gelden in het kader van selectie en opleiding en evaluatie van rechters. Rechters dienen op objectieve criteria beoordeeld te worden, zoals op tijd en goed voorbereid ter zitting komen en het op correcte wijze bejegenen van de justitiabele. Rechters moeten daarop kunnen worden aangesproken door collega’s (intervisie en collegiale toetsing), maar óók disciplinair. Uiteraard mag dat niet gaan om de inhoud van een vonnis; de onafhankelijkheid van de rechter staat buiten kijf. Maar een rechter die regelmatig dronken op de rechtbank verschijnt, moet aangepakt worden.32 Op dit gebied zijn er geen voorstellen van de regering te verwachten, maar ondertussen worden door het kabinet en zijn gedoogpartner wel proefballonnetjes opgelaten, die voortkomen uit politieke onvrede over de inhoud van het vonnis, bijvoorbeeld omdat rechters niet zwaar genoeg zouden straffen. Voorstellen zoals de invoering van ‘minimumstraffen‘ en het voor bepaalde tijd benoemen van rechters, doen het voorkomen alsof het kabinet de rechter niet vertrouwt. 33 Dergelijke maatregelen tasten het vermogen van de rechter om onafhankelijk over individuele gevallen te oordelen en een passende straf op te leggen gerelateerd aan daad, persoon en omstandigheden, in de kern aan (zie hierna). D66 maatregelen: •
Focus op beroepsethiek en discipline bij rechters;
•
Investeren in de opleiding van nieuwe rechters.
3. Straftoemetingsvrijheid De rechter krijgt regelmatig het verwijt te mild te zijn. Een groot deel van de Nederlandse bevolking vindt dat rechters te licht straffen. De regering springt er bovenop en initieert een heel scala aan maatregelen om rechters te dwingen zwaardere straffen op te leggen. D66 is zeer gekant tegen deze politieke sturing van rechters. Dat rechters te licht zouden straffen lijkt samen te hangen met de filosofie dat langer straffen zou helpen om crimineel gedrag uit te bannen. “Harder straffen!” wordt zo hard en zo vaak geroepen dat het mantra haar eigen werkelijkheid creëert. De regering meent dat een herwaardering van het strafrecht, als repressief signaal naar de samenleving, wenselijk is. Zo is er een wetsvoorstel in behandeling waarbij de vrijheid van rechters om een taakstraf op te leggen wordt ingeperkt, zijn de OM richtlijnen voor bestraffing van geweld tegen politieagenten, ziekenbroeders en dergelijke verzwaard, en ligt er een voorstel voor de invoering van de minimumstraffen. Een feitelijke grondslag voor harder straffen ontbreekt echter. Uit de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek volgt dat de criminaliteitscijfers al jaren min of meer hetzelfde zijn gebleven.34 Rechters zijn over het
32
Dronken rechter na 14 jaar ontslagen, Hoge Raad, 15 december 2009, LJN: BK6646. Voorstel van de PVV, Opstelten nam hiervan afstand. 34 Centraal Bureau voor de Statistiek, StatLine, Geregistreerde criminaliteit; misdrijven en verdachten naar regio, http://statline.cbs.nl/statweb/, Centraal Bureau voor de Statistiek, Integrale Veiligheidsmonitor 2010 Landelijke rapportage, www.cbs.nl. 33
10
algemeen niet lichter, maar zwaarder gaan straffen. Dit uit zich vooral in een sterke toename van de toepassing van de taakstraf en de zwaardere straffen bij geweldsmisdrijven. Daarbij geldt dat de taakstraf er niet zozeer als een substituut voor de vrijheidsstraf bijgekomen is, maar eerder er als een extra straf.35 Lang straffen levert geen betere mensen oftewel een verlaging van de kans op recidive op. Uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt dat gevangenisstraf helemaal niet leidt tot minder recidive, maar zelfs tot meer.36 Een jaar na dit onderzoek schrijft het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Veiligheid en Justitie in het rapport ‘In de oude fout’: “Puur beredeneerd vanuit het oogpunt van recidivereductie zijn (lange) gevangenisstraffen dus niet effectief”.37 Blijft nog over de publieke opinie over de strafmaat. De regering wenst uitvoering te geven aan “de gewijzigde maatschappelijke opvattingen over de ernst van bepaalde delicten en de daarbij passende noodzakelijke reactie en bestraffing”.38 In een reeks algemene opinieonderzoeken blijkt inderdaad dat de respondenten massaal aangeven dat ze vinden dat er te laag wordt gestraft.39 Opvallend in dit verband zijn de resultaten van een onderzoek naar de vraag of leken verschillend, en dan vooral zwaarder, straffen dan rechters, wanneer zij beschikken over precies dezelfde informatie als rechters. Het antwoord op die vraag is: nee, leken straffen dan ongeveer even zwaar als rechters.40 Kennelijk maakt het nogal een verschil of je een oordeel vormt op basis van een krantenartikel of op basis van een strafdossier. Daarmee komt ook het belang naar voren van de straftoemetingsvrijheid. De rechter heeft een grote mate van vrijheid bij het bepalen van de straf. Die vrijheid staat sinds de totstandkoming van het huidige Wetboek van Strafrecht in 1882 centraal. De wetgever was van mening dat de rechter die een strafzaak behandelt, de enige is die alle aspecten van een individueel geval onder ogen krijgt. De rechter is daarom de enige die een volledig beeld kan vormen van de strafbare handeling en van de persoon die terecht staat. Alleen de rechter kan dan ook in een concreet geval bepalen wat een passende straf is. De straftoemetingvrijheid van de rechter heeft dus een duidelijk doel: recht kunnen doen aan het individuele geval in iedere concrete zaak.41 Daarnaast heeft de wetgever hier zelf ook een voordeel van. Het is immers niet mogelijk om alle mogelijke strafbare gedragingen in wetten uit te schrijven. De menselijke geest is daar te gevarieerd en te onvoorspelbaar voor. Wetten zijn daarom betrekkelijk abstract geformuleerd. Onder één strafbepaling kan daardoor een diversiteit aan strafbare gedragingen worden gevangen. Een gevolg hiervan is echter wel dat de ernst van de gedragingen ook sterk uiteen kunnen lopen. Ter illustratie: onder het delict ‘verkrachting’ valt zowel een ongewenste tongzoen als een brute penetratie.42 Is in beide gevallen de maximum straf van 12 jaar gevangenisstraf rechtvaardig?43 Nog een voorbeeld van een delict waarbij de ernst van de gedraging sterk uiteen kan lopen is diefstal met geweld.44 Iemand een duw geven is van een heel andere orde dan iemand een pistool op het hoofd zetten. Toch kan in beide gevallen sprake zijn van diefstal met geweld waar een maximumstraf van 9 jaar op staat. Het is dus van groot belang dat de rechter bij het bepalen van de straf kan meewegen: de ernst van het
35
F. van Tulder, De straffende rechter, Nederlands Juristenblad, nr. 86 2011. L. van Noije, K. Wittebrood, Veiligheid, criminaliteit, overheidsbeleid, Sociaal en Cultureel planbureau, 9 juli 2008, www.scp.nl. 37 B.S.J. Wartna, In de oude fout, Over het meten van recidive en het vaststellen van het succes van strafrechtelijke interventies, WODC, 2009. 38 Zie bijvoorbeeld de Memorie van Toelichting bij het concept wetsvoorstel minimumstraffen voor recidive bij zware misdrijven, www.rijksoverheid.nl. 39 M.M. Boone, Ongefundeerd wantrouwen in de rechterlijke macht, Ars Aequi, nr. 60, 2011. 40 W.A. Wagenaar, “Strafrechterlijke oordelen van rechters en leken, Bewijsbeslissingen, straffen en hun argumentatie”, Research memorandum 4/2, Den Haag, Raad voor de rechtspraak 2008, www.rechtspraak.nl. 41 P.M. Schuyt, Verantwoorde straftoemeting, Kluwer, 2009, p.10. 42 Hoge Raad 21 april 1998, 107006, NJ 1998, 781, Tongzoen: Het geven van een tongzoen tegen de wil van de ‘ontvanger’ is seksueel binnendringen. 43 Artikel 242 Wetboek van Strafrecht.. 44 Artikel 312 Wetboek van strafrecht. 36
11
geval, de mate van verwijtbaarheid, welke gevolgen het voor de maatschappij heeft, de straf die de officier van justitie eist, adviezen van gedragsdeskundigen over de dader, het doel van de sanctie, wat gelijkende gevallen is geoordeeld, de gevolgen voor het slachtoffer etc. Iedere inperking van de straftoemetingsvrijheid van de rechter kan zeer vergaande gevolgen hebben voor het concrete geval dat ter beoordeling voorligt. Het kan immers leiden tot disproportionele straffen en onrechtvaardigheid. De straftoemetingsvrijheid van de rechter is in het Nederlandse stelsel van straftoemeting met haar abstracte normstellingen daarom van fundamenteel belang. D66 is van mening dat de straftoemetingsvrijheid van de rechter grondwettelijk gewaarborgd moet worden. D66 maatregelen: •
Voer de discussie over de strafmaat op feitelijke gronden;
•
Veranker de straftoemetingsvrijheid van de rechter in de Grondwet.
4. Mensen met klachten moeten serieus worden genomen45 Naar huidig recht kunnen mensen op twee plaatsen terecht met klachten over gedragingen van rechters en andere rechterlijke ambtenaren. Dit kan bij het gerecht waar desbetreffende persoon werkzaam is (interne voorziening) dan wel de procureur-generaal bij de Hoge Raad (externe voorziening).46 Het is de bedoeling dat de klager primair gebruik maakt van de eerste mogelijkheid. In het wetsvoorstel voor de Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie47 blijft dit stelsel op hoofdlijnen ongewijzigd. In een eerder wetsvoorstel werd nog voorgesteld het klachtrecht over gedragingen van rechterlijke ambtenaren op te dragen aan de Nationale Ombudsman. De Raad van State adviseerde hier echter negatief over. De voorgestelde voorziening zou de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht aantasten. Naar aanleiding van het advies heeft de regering toen besloten de bestaande regeling te handhaven.48 De afweging die de regering in het voetspoor van de Raad van State heeft gemaakt, betekent niet dat het debat over het klachtrecht over gedragingen van rechters is afgerond. Uit principieel oogpunt blijft het bezwaarlijk dat de rechterlijke macht klachten over haar eigen gedragingen alleen zelf beoordeelt: de spreekwoordelijke slager die zijn eigen vlees keurt. Dat kritiek op het functioneren van rechters, althans hun gedragingen, als een aantasting van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht wordt gezien, staat op gespannen voet met de wenselijkheid dat de rechterlijke macht meer open staat voor en meer ontspannen omgaat met
45
In de navolgende paragraaf wordt uitsluitend ingegaan op het klachtrecht inzake het optreden van de zittende magistratuur, kortom de echte rechters. Klagen over het OM is mogelijk bij de Nationale Ombudsman. Het klachtrecht inzake advocaten is geregeld in de Advocatenwet in de vorm van een intern tuchtrecht. 46 Op grond van artikel 26 van de Wet RO (voor rechtbanken en gerechtshoven) en artikel, 3 van de Beroepswet (voor de Centrale Raad van beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven) Tegen mogelijke vooringenomenheid en partijdigheid van rechters kan de wrakingsprocedure worden in gesteld. 47 Kamerstukken 32 021, diverse nummers. 48 Staatscourant 13 mei 2008, nr. 89
12
externe signalen, daaronder begrepen kritiek van buitenaf. Een dergelijke benadering past in een moderne, open samenleving als de Nederlandse. Al met al is er veel dat pleit voor de invoering van een volwaardig extern klachtrecht. Het huidige stelsel is niet ideaal. In deze tijd, waar schijn en beeld zo belangrijk zijn, is het verstandiger om de beoordeling van klachten over te laten aan een onafhankelijk college. Het op het eerste gezicht meest voor de hand liggende alternatief deze taak bij de Nationale Ombudsman onder te brengen is minder gewenst, omdat hiermee de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in het geding kan zijn. Bovendien is beoordeling van de bestuursrechters van de Raad van State door een ander Hoog College van Staat (in casu de Nationale Ombudsman) is constitutioneel op zijn zachtst gezegd merkwaardig. D66 bepleit daarom een aparte klachtenregeling en de instelling van een onafhankelijke klachtencommissie inzake gedragingen van rechters. In deze commissie hebben zowel rechters als niet-rechters zitting. Leden/rechters doen geen uitspraak over klachten betreffende hun eigen gerecht. Als er reden is om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter, kan worden gevraagd de rechter te vervangen. Dit wordt wraking genoemd. De trend is de laatste jaren dat het aantal wrakingsverzoeken toeneemt (2005: 159 en 2009:288). Nu behandelen vaak de rechters van dezelfde rechtbank het verzoek. Ook hier komt de spreekwoordelijke slager weer om de hoek kijken.49 De huidige procedure staat op gespannen voet met de reden dat een rechter wordt gewraakt, namelijk (vermeende) rechterlijke partijdigheid. Dit probleem wordt opgelost door wrakingsverzoeken voortaan altijd voor te leggen aan een andere rechtbank dan die waaraan de gewraakte rechter is verbonden. Zoals bleek uit het eerder aangehaalde arrest in de zaak Lucia de B. zijn rechters niet onfeilbaar. Dit wordt in beginsel gedekt door de mogelijkheid om hoger beroep of cassatie in te stellen bij een hogere rechter. Indien dit niet meer mogelijk is staat de mogelijkheid open om door middel van een herzieningsprocedure de strafrechtelijke veroordeling ongedaan te maken (revisie). Er moeten dan omstandigheden zijn die de rechter, die de veroordeling heeft uitgesproken, waarschijnlijk tot een ander oordeel zouden hebben gebracht als ze op dat moment bekend waren geweest. Herziening is erg zeldzaam, maar is de afgelopen jaren enkele malen voorgekomen, zoals bij Lucia de B., de Puttense moordzaak en de Schiedamse Parkmoord. Van oudsher is de Hoge Raad belast met de beoordeling van herzieningszaken. De wetsvoorstellen voor de herziening ten nadele50 en de herziening ten voordele die momenteel in de Tweede Kamer liggen brengen hier geen verandering in. Maar als de Hoge Raad zijn eigen uitspraken moet heroverwegen, dan komt voor een derde keer de spreekwoordelijke slager om de hoek kijken. D66 bepleit daarom voor beoordeling door een college van juristen die geen lid zijn van zijn van de rechterlijke macht, samen met andere deskundigen die kunnen letten op andere aspecten van de zaak. Wie dat dan moeten zijn is afhankelijk van de zaak.51
49
“Aantal wrakingsverzoeken sterk gestegen”, Charlotte huisman, Volkskrant, 24 januari 2011 en “Rechtspraak plaatst toename aantal wrakingsverzoeken in perspectief”, 25 januari 2011, www.rechtspraak.nl. 50 Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 32 045, nr. 3 en Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 044, nr. 3. 51 W. Sorgdrager, Hoe herstellen we het vertrouwen inde Rechtspraak? in: Staatscourant, 28 april 2010.
13
D66 maatregelen: •
Er komt een volwaardige externe klachtenprocedure inzake gedragingen van rechters en andere rechterlijke ambtenaren. Een speciale nationale klachtencommissie wordt ter zake bevoegd. In deze commissie hebben zowel rechters als niet-rechters zitting;
•
De wrakingsprocedure wordt aangepast. Voortaan worden wrakingsverzoeken voorgelegd aan een andere rechtbank dan die waaraan de gewraakte rechter is verbonden;
•
Er komt een onafhankelijk college voor het beoordelen van herzieningsverzoeken (de revisiekamer) waarin ook niet juristen kunnen deelnemen.
5. Specialistische kennis Met de toenemende complexiteit van zaken in alle sectoren van de rechtspraak neemt de behoefte aan specifieke deskundigheid toe. Vooral in strafzaken zijn de rechters nogal eens voor de bewijsvoering afhankelijk van deskundigen die óf door het Openbaar Ministerie óf door de verdediging worden aangedragen. Het is dan aan de rechter om de verklaringen van die deskundigen op hun waarde te schatten. Dat vereist weliswaar geen diepgaande kennis van het onderwerp, maar wel het vermogen om het gehalte van de verklaringen te wegen. Gezien de enorme diversiteit van onderwerpen, van verkeersongelukken tot statistische analyses, van gedragswetenschappen tot kennis van afvalstoffen, van financiële constructies tot medische handelingen, kan niet van juristen gevraagd worden op al die gebieden voldoende kennis in huis te hebben om strafzaken op een optimale wijze te behandelen. Wat dat betreft is het investeren in deskundigheid van rechters door opleidingen op zichzelf niet voldoende, hier valt immers niet tegen op te studeren. In de sector van de TBS (terbeschikkingstelling) is een oplossing gevonden om toch over de vereiste specialistische deskundigheid te beschikken. Normaal gesproken bestaat een zittingskamer uit drie rechters. Bij de penitentiaire kamer, die beslist over de verlenging van de TBS die aan veroordeelden is opgelegd, is dit anders. De kamer bestaat uit vijf leden, drie rechters en twee gedragsdeskundigen. Het is aan de deskundigen om de merites van de adviezen van de gedragsdeskundigen van de TBS-inrichting te wegen. Een dergelijke constructie zou ook mogelijk moeten zijn in strafzaken of civiele zaken. Als het gaat om ingewikkelde zaken op het gebied van fraude en financiële transacties, zouden financieel deskundigen aan de zittingskamer toegevoegd moeten kunnen worden. Hetzelfde als het gaat om grote milieuzaken of andere zaken met een complexe problematiek die een specifieke deskundigheid vereist. D66 stelt daarom voor in het Wetboek van Strafvordering een artikel op te nemen dat de mogelijkheid opent om in plaats van een zittingskamer met drie rechters (of raadsheren in hoger beroep) een kamer met vijf rechters te formeren, waarbij de twee toegevoegde rechters over een specifieke deskundigheid beschikken in de zaak die aan de orde is en die dus geen jurist hoeven te zijn. Het is aan de president van de rechtbank of aan de voorzitter van de strafsector om daarover, op verzoek van het Openbaar Ministerie of ambtshalve, te beslissen. 14
D66 maatregel: •
Het Wetboek van Strafvordering dient zodanig aangepast te worden dat deskundigen
plaats kunnen nemen in de zittingskamer.
15
SAMENVATTING Tot slot alle D66 maatregelen op een rijtje: •
Geen substantiële verhoging van de griffierechten;
•
Het recht op toegang tot een rechter stevig in de Grondwet verankeren;
•
Focus op beroepsethiek en discipline bij rechters;
•
Investeren in de opleiding van nieuwe rechters;
•
Voer de discussie over de strafmaat op feitelijke gronden;
•
Veranker de straftoemetingsvrijheid van de rechter in de Grondwet;
•
Er komt een volwaardige externe klachtenprocedure inzake gedragingen van rechters
en
andere
rechterlijke
ambtenaren.
Een
speciale
nationale
klachtencommissie wordt ter zake bevoegd. In deze commissie hebben zowel rechters als niet-rechters zitting; •
De wrakingsprocedure wordt aangepast. Voortaan worden wrakingsverzoeken voorgelegd aan een andere rechtbank dan die waaraan de gewraakte rechter is verbonden;
•
Er komt een onafhankelijk college voor het beoordelen van herzieningsverzoeken (de revisiekamer) waarin ook niet juristen kunnen deelnemen;
•
Het wetboek van Strafvordering dient zodanig aangepast te worden dat deskundigen plaats kunnen nemen in de zittingskamer.
16
COLOFON
Tekst D66-Tweede Kamerfractie
Klankbord Jet Beaumont Meine Henk Klijnsma Joost Sneller Marijke Scholten Gerard Schouw Winnie Sorgdrager
17