THRIANTASCHOOL School voor onderwijs aan zeer moeilijk lerenden
n.b.: waar leerkracht staat, kun je begeleider in breedste zin van het woord lezen
Beschrijving Profiel 1 Algemene beschrijving doelgroep (Diagnostiek) - IQ bereik: 0-20 diepe verstandelijke beperking. - Het gaat om leerlingen met een ontwikkelingsachterstand op diverse gebieden. De leerlingen hebben naast een diepe tot ernstige verstandelijke beperking een bijkomende beperking (motorisch, zintuiglijk, stoornissen in het autistisch spectrum, chromosomale afwijkingen, gedragsproblemen). - Vergelijkbaar ontwikkelingsniveau: 0-2 jaar. - VSO: de leerlingen volgen onderwijs in een VSO Totaalpakket-intensief-groep. Deze leerlingen kunnen niet participeren binnen de structuur die in het VSO gehanteerd wordt. In deze stroom ligt de nadruk meer op zelfredzaamheid, sociaal-emotionele vaardigheden en praktische vaardigheden. - Ontwikkelingsperspectief/uitstroommogelijkheden SO: profiel 1 VSO-TPi. - Ontwikkelingsperspectief/uitstroommogelijkheden VSO: belevingsgerichte dagbesteding in kleine groepen.
Orthopedagogisch handelen Begeleidingsbehoefte De meeste leerlingen in profiel 1 bevinden zich in de eerste socialisatiefase (6 -18 maanden) In deze fase staat het hechtingsproces tussen de leerling en zijn begeleider centraal. In de eerste socialisatiefase is het opbouwen van een basale emotionele veiligheid cruciaal. De leerling voelt zich veelal nog één met de begeleider. De leerling begint het besef te krijgen dat dingen en personen bestaan. Hierdoor ervaart de leerling ook het gemis als de begeleider er even niet is. De leerling kan in paniek raken als de begeleider uit het zicht is of als er afscheid van de begeleider genomen wordt. De aanwezigheid van de begeleider biedt voor de leerling veiligheid en daarbinnen durft de leerling zijn activiteiten te doen. De -
-
leerling: denkt en voelt nog sterk egocentrisch heeft nog weinig besef dat hij/zij een zelfstandig persoon is eenkennig ontdekt dat het zijn eigen lichaam kan gebruiken om iets te pakken en aan te raken gaat op zoek naar voorwerpen die het kort daarvoor nog gevoeld heeft. Vooral vorm en geluid van materiaal worden ontdekt. Daarnaast begint de leerling naar voorwerpen te wijzen en ze te benoemen met ‘die’ of soms, heel beginnend, het voorwerp bij de naam te noemen kent lust- en onlustgevoelens kan liefde, angst, woede en agressie tonen. Agressie toont de leerling nog heel ongecontroleerd naar de omgeving krijgt een beginnende interesse in leeftijdsgenootjes
1
Pedagogische benadering van de leerlingen De begeleiding is gericht op het bewerkstelligen van basale emotionele veiligheid die gebaseerd is op vertrouwen in de voorspelbare begeleider. Een individuele benadering, met veel nabijheid en met veel begrenzing vanuit de omgeving, is hier van toepassing. Lichamelijk contact, in het zicht zijn, voorspelbaarheid in doen en laten, vaste rituelen en ritmes dragen hieraan bij. In deze fase is het, net als in de eerste fase, belangrijk dat de omgeving veel structuur en veiligheid biedt. Vanuit een veilige nabijheid dient de leerling gestimuleerd te worden om op onderzoek uit te gaan: eenvoudig in/uit materiaal, actie/reactiespel, sensorisch ontdekken. De begeleider dient zichtbaar en beschikbaar te zijn tijdens activiteiten. Spelletjes als kiekeboe, verstopspelletjes en contactspelletjes (rijmpjes, eenvoudige liedjes zingen zonder achtergrondmuziek) passen ook goed in deze fase De communicatie bestaat uit lichaamstaal en korte zinnetjes (één- of tweewoords) gekoppeld aan het hier en nu. Het is belangrijk om de leerling aan te raken en oogcontact te maken voordat er een boodschap wordt overgebracht. Confrontatie met het eigen (ongewenst) gedrag wordt nog steeds weinig gebruikt. Op deze ontwikkelingsleeftijd wordt de betekenis van het woord "nee" wel begrepen maar kan nog niet worden uitgevoerd.. Dat betekent dat de verantwoordelijkheid nog niet bij de ander neergelegd kan worden. Hulp bieden is belangrijk. Leg de verantwoordelijkheid bij jezelf. Boos worden helpt niet, uit de situatie halen of de handeling onderbreken is een betere optie. Het is belangrijk dat het gedrag actief veranderd wordt; je moet zelf optreden. Kernwoorden eerste socialisatiefase: vertrouwen hechting individuele benadering en nabijheid begrenzing en actief ingrijpen voorspelbaarheid: structuur en veiligheid. Er zijn een aantal kenmerkende problemen die voor kunnen komen bij een inadequate begeleidingsstijl. Hierbij kan gedacht worden aan: basale emotionele onveiligheid. geen, onvoldoende, onveilige of angstige hechting. depressiviteit, automutilatie, agressie. gedragskenmerken: contactstoornis, bizar gedrag, hevige angsten, wanen, angst voor verandering, stemmingsstoornis, regressief gedrag. De leerkracht houdt er rekening mee dat een leerling
Waar nodig wordt er rekening gehouden met specifieke behoeften van de leerling
Begeleiding vanuit andere interne disciplines zijn mogelijk Logopedie: dit kan groepsgewijs en/of individueel ingezet worden. Ondersteunende (kortdurende) begeleiding/ therapie van externe organisaties Spelbegeleiding, Sherborn, fysio-/ ergo-therapie, PSO, Visio. Samenwerking met zorginstanties zoals: de Trans en Promens Care. Waar nodig worden er extra hulpmiddelen ingezet Sensomotorische materialen. Veilig gevoel geven aan de leerlingen
2
In de groep wordt veel rust, structuur en voorspelbaarheid geboden, waardoor de leerlingen zich veilig voelen en zo goed mogelijk kunnen functioneren. De leerkracht investeert in het opbouwen van een vertrouwensband door aandacht voor en interesse in ieder leerling te hebben. Dit gebeurt o.a. door leerlingen op de volgende manier te benaderen. Naleven van de klassen-, gang- en pleinregels de regels zijn positief gesteld de regels en de afspraken zijn gevisualiseerd. De leerkracht zorgt ervoor dat deze nageleefd worden. de groepsregels hangen zichtbaar in de klas en worden aan nieuwe leerlingen uitgelegd en aan de zittende leerlingen (dagelijks) herhaald in herkenbare, praktische situaties. De leerkracht is voorspelbaar en biedt ondersteuning bij de naleving van de regels. De groepsregels staan vermeld in het groepsplan leerlingen hebben inspraak op de groepsregels. De sociale omgang binnen je groep De regels en afspraken zijn positief gesteld en moeten nageleefd worden. De klas moet een veilige plek zijn voor iedereen. Iedereen dient met respect behandeld te worden. Een aantal leerlingen hebben de neiging een eigen spoor te trekken, en verliezen zich snel in opwinding of een eigen belevingswereld. Andere leerlingen (m.n. de ASS -leerlingen) hebben veel tijd nodig om (sociale) afspraken eigen te maken. Zij overzien de consequenties van eigen handelen vaak niet. Hiervoor gebruiken we de methode van “Geef me de 5” van Colette de Bruin. Gedragsregulatie
Communicatie De taalvaardigheid van de leerlingen De leerlingen communiceren in klanken, losse woorden, korte zinnen, lichaam gebonden en gebaren. Verbale en/of non-verbale communicatie De communicatie door de leerkracht gebeurt in eenvoudige zinnen en moet visueel ondersteund worden d.m.v. concrete materialen, gebaren, foto’s en picto’s. Leermiddelen die worden ingezet m.b.t. de communicatie Ondersteunende gebaren, picto’s / dagritmekaarten in SO, planborden in VSO, de time timer om de geboden tijd aan te geven. Rekening houden in je communicatie met speciale problematiek van leerlingen De leerkracht daagt de leerlingen uit om te communiceren en zoekt naar de ingangen die bij leerlingen passen bv.: - bij spraakproblemen door eigen vertelboek, eigen fotoboek, weekendbrief, communicatie schriftje - bij visuele beperking door vergrote picto’s, heldere kleuren, juiste lichtinval - bij ADHD door rustige neutrale duidelijke begrenzing - bij DS door visuele ingang zoals leespraat - bij Ass door een veilige, gestructureerde, voorspelbare situatie. Communicatie met ouder(s)/ verzorgers Elke dag via het communicatieschrift.
Leerkrachtvaardigheden Algemeen
3
De basishouding van de leerkracht Samenwerking met zorgaanbieders zoals: de Trans en Promens Care. Samenwerking met ambulant begeleiders. Concrete leerkrachtvaardigheden Een goede structuur/klassenmanagement Komen tot (zelfstandig) werken Werken met het verkeerslicht: Eigen Initiatief Model. Ontwikkelingsstimulering Leerpunten delen met een leerling of klas
4
Orthodidactisch handelen Algemene omschrijving Het programma in de klas heeft een vast herkenbaar kader. Daartussen zijn wisselende activiteiten mogelijk. De leerlingen beleven veel plezier aan een dagelijkse terugkeer van dezelfde mensen, voorwerpen, gebeurtenissen en rituelen. Een dagelijks ritme van vaste herkenningspunten in de omgeving, in de activiteiten en in de persoonlijke omgang zal een veilig gevoel geven. Het herkennen van patronen kan leiden tot het verwachten ervan (als dit gebeurt…dan volgt er dat). Via dagelijks of wekelijks terugkerende gebeurtenissen ontstaat gewoontevorming. Het vergroot de greep op de wereld. Leerstijl De leerstijl De leerling leert ervaringsgericht, weet handelingen, ruimte, personen en voorwerpen uit eigen ervaring te herkennen. De accenten van de instructie - sensomotorisch: het leren is sterk gebonden aan het hier en nu en aan de fysieke omgang met de omgeving en de eigen lichamelijkheid - pragmatisch: alledaagse vaardigheden ervaren. Didactisch handelen - bied materiaal/leerstof aan in verschillende modaliteiten; visueel, auditief, tactiel - leerstof/vaardigheden aanbieden via thema’s die zo dicht mogelijk liggen bij de belevings- en ervaringswereld van de leerlingen; vergroten/versterken van kennis, inzicht, vaardigheden en houding - maak gebruik van de computer; dit biedt veel structuur, is zelfcorrigerend en geeft snel feedback Structureer voor Afwisseling Feedback
5
Onderwijsaanbod Een aantal lessen worden klassikaal aangeboden via het directe instructiemodel, zoals lessen mondelinge taal, sociaal emotionele ontwikkeling, groepslogopedie, prentenboeken, geheugenspelletjes op auditief en visueel gebied, levensbeschouwelijke vorming. Rekenen en schriftelijke taal worden in niveaugroepjes aangeboden. Bij elk groepje zit een begeleider. Niet alle leerlingen zullen schoolse vaardigheden zoals lezen en rekenen gaan beheersen. Daarom bieden we deze vakken op een zo’n concreet mogelijke en functionele wijze aan middels globaal- en pictolezen. Vakken zoals mondelinge en schriftelijke taal en rekenen worden in de ochtenduren aangeboden, omdat dan de concentratie van de leerlingen het grootst is. Deze activiteiten worden op een speelse en ervaringsgerichte manier aangeboden. De lesstof wordt zo goed als niet op een abstracte manier (werkbladen) aangeboden. De inhoud van het lesprogramma bestaat uit de volgende Plancius leerlijnen en waar mogelijk CED leerlijnen: - sociale competentie / sociaal-emotionele ontwikkeling - zintuiglijke motorische ontwikkeling - zelfredzaamheid - omgevingsbewustzijn - senso motorische ontwikkeling - communicatie - spelontwikkeling - schriftelijke taal - mondelinge taal - rekenen - wonen: praktische vaardigheden (bijv. op het gebied van huishoudkunde en tuin/dierverzorging) Daarnaast belevingsgericht op dagbesteding: vanaf 13/14 jaar begint het stage traject met interne stages vanaf 15 jaar maken de leerlingen, binnen LOL (Leren Op Locatie). kennis met diverse vormen van uitstroommogelijkheden van +17 jaar gaan de leerlingen gericht op stage in een gekozen uitstroomrichting. Profiel 1 (Diepe verstandelijke beperking) gebaseerd op de leerlijnen cluster 3, zml (niveau 1 t/m 3. plancius) Het uitstroomprofiel is gericht op de volgende leerlijnen: Leeftijd: Mondelinge taal
4-6 niveau
6-8 niveau
plancius
plancius
8-12 niveau
12-14 niveau
14-16 niveau
16-20 niveau
Schriftelijke taal Technisch lezen Begrijpend lezen Rekenen Sociaal-emotionele ontwikkeling Leren leren
6
Middelen en materialen In het LVS (leerlingvolgsysteem)worden bij bronnen per item de middelen en materialen aangegeven. Deze “bronnen” zijn op dit moment nog niet compleet, maar het streven is dat de “bronnen” door de diverse werkgroepen worden bijgewerkt en aangevuld.
Leertijd Afhankelijk van inspectienormen. Zie hiervoor de roosters per groep.
7
Beschrijving Profiel 2 Algemene beschrijving doelgroep (Diagnostiek) IQ bereik: 20-35; ernstig verstandelijke beperking. Het gaat om leerlingen met een ontwikkelingsachterstand op diverse gebieden. De leerlingen hebben naast een ernstige tot matige verstandelijke beperking een bijkomende beperking (motorisch, zintuiglijk, spraak/taal, stoornissen in het autistisch spectrum, chromosomale afwijkingen, gedragsproblemen). Vergelijkbaar ontwikkelingsniveau: 2-4 jaar. SO: de leerlingen volgen vanaf de middenbouw (ongeveer vanaf 10 jaar) onderwijs in een groep meer gericht op de praktische vaardigheden en de zorg. VSO: de leerlingen volgen onderwijs in een VSO Totaalpakketgroep. Deze leerlingen kunnen niet participeren binnen de structuur die in het VSO gehanteerd wordt. In deze stroom ligt de nadruk meer op zelfredzaamheid, sociaal-emotionele vaardigheden en praktische vaardigheden en communicatie. Ontwikkelingsperspectief/uitstroommogelijkheden SO: profiel 2 VSO. Ontwikkelingsperspectief/uitstroommogelijkheden VSO: activiteitgerichte of licht arbeidsmatige dagbesteding in kleine groepen.
Orthopedagogisch handelen Begeleidingsbehoefte De meeste leerlingen in profiel 2 bevinden zich in de eerste individuatiefae (18 - 36 maanden). Autonomie en individuatie staan centraal. De leerling krijgt een eigen wil, ontdekt het woord 'nee' en het woord 'ik', wil alles zelf doen, wil invloed op zijn omgeving uitoefenen, maar heeft toch nog steeds graag de begeleider op een afstand. Het liefst in zicht. Dat heeft de leerling nodig om zich veilig te voelen. Deze leeftijdsfase is niet gemakkelijk. De leerling: wil alles zelf doen het zelf willen ontdekken staat centraal, ook die dingen die het nog niet zelf kan kan makkelijk gefrustreerd raken of een driftbui krijgen door beperking van de eigen wil. Dit kan soms zo heftig zijn dat de leerling zelf er bang van wordt is bang om afgewezen te worden kan nog niet onthouden wat wel en niet mag heeft nog geen intern geweten dus ook nog geen schuldgevoel achteraf, hooguit besef dat hij iets verkeerd heeft gedaan zoekt wel nabijheid van andere leerlingen maar kan nog niet samenspelen zich nog niet verplaatsen in de ander gaat steeds meer onderzoekend om met spelmateriaal heeft gevoelens van trots, angst, verdriet, jaloezie, liefde, woede en agressie. Woede en agressie zijn op personen gericht, vooral op diegenen die de leerling belemmeren in het uitvoeren van zijn eigen wil is bang voor beschadiging van eigen lichaam. Pedagogische benadering van de leerlingen Begeleiding is in deze fase gericht op het vergroten van autonomie, echter binnen duidelijke grenzen en een aangegeven structuur. Een evenwicht vinden tussen zelfbepaling van de leerling en het aanbieden van grenzen is van groot belang. In de eerste individuatiefase overheerst de individuele benadering maar met bewust gehanteerde leermomenten in de groep. Nabijheid is nodig zonder als onnodig betuttelend te worden ervaren. Deze dient om te corrigeren of bij te sturen op basis van gemaakte regels en afspraken. Tijdens momenten van begeleiding op afstand kan er ervaring opgedaan worden met meer zelfstandig functioneren. (Eigen Initiatief Model) De omgeving biedt nog duidelijk begrenzing, al is tevens stimulering van gedrag punt van aandacht. Een
8
vertrouwensrelatie wordt opgebouwd en in stand gehouden door een benadering die een zeker houvast biedt. Een dergelijke relatie kan in de begeleiding bewust gebruikt worden. Duidelijkheid voorkomt verwarring. Je bent voorspelbaar, waardoor de ander zich veilig voelt. Bij die duidelijkheid hoort ook dat je geen verzet oproept door een handeling te vragen als je wilt dat het gebeurt. Bijvoorbeeld "kom we gaan" in plaats van "ga je mee?" of "kom, we gaan eten" in plaats van "kom je eten?". Zorg dat de boodschap duidelijk en helder is. Er dient te worden aangegeven welke handeling wordt verwacht. De kunst hierbij is om de eigen wil in goede banen te leiden. Het heeft enerzijds vaak een averechts effect als begeleiders de strijd aangaan en op hun eigen strepen staan. Ieder mens heeft een eigen wil en dit is een belangrijke drijfveer in het leven en in de ontwikkeling van een kind. Anderzijds betekent dit echter niet dat er geen grenzen zijn. De eigen wil mag niet ten koste van een ander. Omdat er nog geen sprake is van een intern geweten, wordt de boosheid van de begeleider alleen op dat moment vervelend gevonden. Verwacht dus geen blijvend schuldbesef. De aanwezigheid van de begeleider en de begeleiding van het gedrag blijven nodig, elke dag weer opnieuw. Het weten dat iets niet mag, verandert langzaam door herhaling en het zeggen, in 'ik heb het eerder gehoord, ik heb het geweten'. Van daaruit ontwikkelt zich het geweten. Om de ander te kunnen confronteren met ongewenst gedrag is een vertrouwensband nodig en een benadering die een zeker houvast biedt. Als er niet direct oplossingen of alternatieven voor de hand liggen wordt hier samen naar gezocht. Uitgangspunt is dat de leerling weer op weg wordt geholpen door de activiteit rustig te hervatten. De leerling wordt gedoseerde verantwoordelijkheid gegeven hierbij wordt kort benoemd wat wel of niet mag. Er wordt in dit kader ondersteuning wordt geboden met picto´s. Scheidingsangst kan in deze fase nog een belangrijke rol spelen. Het hoogtepunt wordt bereikt in de eerste helft van het tweede jaar maar loopt door tot in het derde levensjaar (we spreken hier over de ontwikkelingsleeftijd). Het is belangrijk dat er gereageerd wordt op signalen. Kernwoorden eerste individuatiefase autonomie (ik - ander, eigen wil, de 'nee' fase) scheidingsangst vertrouwensband houvast biedende benadering duidelijke boodschappen bijsturing op basis van gemaakte regels en afspraken; gedoseerde verantwoordelijkheid; evenwicht zelfbepaling - grenzen valkuil machtsstrijd (diplomatie). Kenmerkende problematiek die voor kan komen bij een inadequate begeleidingsstijl is een verstoorde autonomieontwikkeling. Waarbij te veel of te heftig gereageerd wordt (geldingsdrang) en negatieve gevoelens worden ontvlucht. Het kan ook uitmonden in het zich volledig over geven aan de omgeving, zich volledig afhankelijk en passief tonen. Gedragskenmerken: koppig, negatief, uitdagend, ontremd, destructief, agressief, asociaal, reagerend vanuit lust/onlustprincipe of juist passief, volledig afhankelijk van anderen, weinig eigenheid, imitatie van anderen, teruggetrokken, bang. Op welke gebieden moet worden begeleid en ondersteund? Op het gebied van zelfredzaamheid zal tijdens de gehele schoolloopbaan ondersteuning geboden worden bij het eten, het aan- en uitkleden en de zindelijkheid. In het VSO zal waar mogelijk de aandacht worden uitgebreid naar zelfredzaamheid in het verkeer en de maatschappij onder begeleiding. Daarnaast zal er continue begeleiding en ondersteuning geboden worden bij het eigen maken van vaardigheden om zo zelfstandig mogelijk te kunnen werken en handelen (leren leren). Op het gebied van sociale vaardigheden zal de leerling ondersteuning nodig hebben bij het oplossen van conflicten
9
en problemen. De -
leerkracht houdt er rekening mee dat een leerling veel herhaling nodig heeft bij het verwerven van vaardigheden niet gedurende een langere tijd aaneengesloten kan blijven werken vaak concentratieproblemen heeft gerichte instructie nodig heeft: vooral samen doen en inoefenen begeleiding en nabijheid nodig heeft moeite heeft met het schakelen van de ene naar de volgende activiteit geringe transfer mogelijkheden van handelen, weinig wendbaar, weinig overdraagbaar naar andere of nieuwe situaties sturing nodig heeft bij vrije momenten ingevulde tijd heeft (niet ingevulde tijd is kliertijd).
Waar nodig wordt er rekening gehouden met specifieke behoeften van de leerling De dagelijkse begeleiding vanuit de klas vormt de basis. Daarnaast kan er gewerkt worden in subgroepen buiten/ in de klas. De leerkracht kan er ook voor kiezen om een leerling te laten werken of rusten op een prikkelarme plek (selectie en regulering van prikkels). Dit kan buiten de klas, bijvoorbeeld in de rustruimte. Deze kan –in de klas- afgeschermd zijn middels kasten of een scherm. Ook kan er gekozen worden voor individuele pauzetijden, omdat dat meer rust, overzicht en veiligheid biedt aan een leerling. Begeleiding vanuit andere interne disciplines zijn mogelijk. Logopedie: dit kan groepsgewijs en/of individueel ingezet worden. Ondersteunende (kortdurende) begeleiding/ therapie van externe organisaties Spelbegeleiding, Sherborn, fysio-/ ergo-therapie, PSO, , Visio. Er is samenwerking met de zorginstanties zoals: de Trans en Promens Care. Waar nodig worden er extra hulpmiddelen ingezet - aangepaste toiletmogelijkheden - voor sommige leerlingen is het nodig om extra dik schrijfmateriaal te gebruiken i.v.m. slappe motoriek. Ook worden er aangepaste scharen gebruikt - voor leerlingen met visus -problemen wordt er gewerkt met een verstelbaar werkblad. - wiebelkussen voor de houding. Veilig gevoel geven aan de leerlingen - In de groep wordt veel rust, structuur en voorspelbaarheid geboden, waardoor de leerlingen zich veilig voelen en zo goed mogelijk kunnen functioneren. - De leerkracht investeert in het opbouwen van een vertrouwensband door aandacht voor en interesse in ieder leerling te hebben. Dit gebeurt o.a. door leerlingen te groeten bij binnenkomst, de naam noemen van elke leerling in de kring, het tonen belangstelling voor wat ze maken of doen enz. - In de klas gelden positief gestelde, eenduidige regels die consequent gehanteerd worden. Deze regels zijn er om steun te bieden, niet om te straffen. De regels worden ondersteund door picto´s. Naleven van de klassen-, gang- en pleinregels - de regels zijn positief gesteld - de regels en de afspraken zijn gevisualiseerd en worden regelmatig besproken en geoefend in herkenbare en praktische situaties. De leerkracht zorgt ervoor dat deze nageleefd worden - de leerkracht geeft het goede voorbeeld. De leerkracht biedt hierin nabijheid en ondersteuning aan de leerlingen. Leerlingen hebben inspraak op de groepsregels. De sociale omgang binnen je groep De regels en afspraken zijn positief gesteld en moeten nageleefd worden. De klas moet een veilige plek zijn voor
10
iedereen. Iedereen dient met respect behandeld te worden. Er wordt gereageerd op gevoelens en deze worden benoemd. De leerkracht zal continue proberen om leerling(en) bij het klassengebeuren te betrekken en helpen om sociale regels toe te passen. Een aantal leerlingen hebben de neiging een eigen spoor te trekken, en verliezen zich snel in opwinding of een eigen belevingswereld. Andere leerlingen (m.n. de ASS -leerlingen) hebben veel tijd nodig om (sociale) afspraken eigen te maken. Zij overzien de consequenties van eigen handelen vaak niet. Hiervoor gebruiken we de methode van “Geef me de 5” van Colette de Bruin. De leerlingen wordt geleerd middels het “Eigen Initiatief Model” (EIM) conflictsituaties op te lossen. De leerkracht doet een beroep op de zelfstandigheid van de leerling(en). Gedragsregulatie Omdat er nog geen sprake is van een intern geweten, wordt de boosheid van de begeleider alleen op dat moment vervelend gevonden. Er is nog geen blijvend schuldbesef. De leerkracht geeft de leerling directe feedback. Dit zal zoveel mogelijk in nabijheid (zo dicht mogelijk bij de leerling) en op oogniveau gebeuren. Waar mogelijk benoem of visualiseer je wat je hebt waargenomen, vervolgens bied je gewenste gedragsalternatieven (verbaal of visueel). Als er niet direct oplossingen of alternatieven voor de hand liggen wordt hier samen naar gezocht. Uitgangspunt is dat de leerling weer op weg wordt geholpen door de activiteit rustig te hervatten. De leerling wordt gedoseerde verantwoordelijkheid gegeven hierbij wordt kort benoemd wat wel of niet mag. Er wordt in dit kader ondersteuning wordt geboden met picto´s. Gewenst gedrag wordt altijd beloond. Er worden veel complimenten uitgedeeld, want als je veel en vaak laat merken wat er goed gaat, haal je het beste uit leerlingen. Er worden diverse soorten beloningen ingezet: verbaal (complimenten), non-verbaal (knipoog, dikke duim) sociaal (de hele groep applaudisseert bij een behaald succes), middelen (stickers, dikke duimenkaart), activiteiten (op de computer, iets naar keuze doen). Communicatie De taalvaardigheid van de leerlingen De leerlingen communiceren in klanken, losse woorden, korte zinnen, lichaam gebonden en gebaren. Ze communiceren alleen in het hier en nu. Verbale en/of non-verbale communicatie De communicatie door de leerkracht gebeurt in eenvoudige zinnen en moet visueel ondersteund worden d.m.v. concrete materialen, gebaren, foto’s en picto’s. Leermiddelen die worden ingezet m.b.t. de communicatie Ondersteunende gebaren, picto’s / dagritmekaarten / de time timer om de geboden tijd aan te geven, pictoagenda (VSO) en Fototaal. Rekening houden in je communicatie met speciale problematiek van leerlingen De -
leerkracht daagt de leerlingen uit om te communiceren en zoekt naar de ingangen die bij leerlingen passen bv. bij spraakproblemen door eigen vertelboek, eigen fotoboek, weekendbrief, communicatie schriftje. bij visuele beperking door vergrootte picto’s, heldere kleuren, juiste lichtinval bij ADHD door rustige, neutrale duidelijke begrenzing bij ASS door een korte, concrete, kernachtige spraak. Abstract taalgebruik vermijden, puzzeltijd geven en
11
-
duidelijk zijn op de 5. bij gehoorproblemen ondersteunen met gebaren.
Communicatie met ouder(s)/ verzorgers via het communicatieschriftje telefonisch contact agenda.
Leerkrachtvaardigheden Algemeen Het leren van deze leerlingen is afhankelijk van motivatie en welzijn; onze opdracht is om samen met leerlingen en ouders te zoeken naar deze motivatie. Leren moet voor deze leerlingen betekenisvol en uitdagend zijn. De leerkracht heeft kennis en ervaring wat betreft het omgaan met laag functionerende leerlingen met bijkomende gedragsproblematiek/handicaps. De basishouding van de leerkracht positief, uitnodigend en activerend enthousiasme, geduld en doorzettingsvermogen in verband met de kleinere ontwikkelingsstapjes en het lagere tempo oog hebben voor zorg en verzorging consequent en voorspelbaar, eenduidig in je aanpak goed invoelingsvermogen en het kunnen “lezen” van de leerling we zorgen voor een omgeving, die gericht is op het welbevinden van de leerlingen deze leerlingen hebben een veilige en vertrouwde leef- en leeromgeving nodig, zowel in de klas als op het schoolplein er worden door de leerkracht groepsplannen gemaakt en voor een leerling een deel IHP (individueel handelingsplan) waar de leerling afwijkt van het groepsplan samenwerken met de ouders / verzorgers samenwerking met zorgaanbieders bv.: de Trans en Promens Care samenwerking met ambulant begeleiders. Concrete leerkrachtvaardigheden benader een leerling positief, neutraal en consequent formuleer kort en bondig, geef duidelijke uitleg in heldere en eenvoudige taal zorg voor succeservaringen en deel dit met de leerling(en) bied overzicht check op begrip van de instructie en/of leerstof versterk de taakoriëntatie (aanbieden op dezelfde wijze) geef de minimaal haalbare doelen aan bespreek de hoeveelheid werk bied ondersteuning bij opstart, doorwerken en afronding spreek exacte verwachtingen uit geef positieve bekrachtiging kunnen omgaan met “Eigen Initiatief Model” (EIM) kunnen omgaan met de principes van “Geef me de 5” kunnen hanteren van het directe instructiemodel voeren van coaching / mentorgesprekken (VSO). Een goede structuur/klassenmanagement leerstofactiviteiten aanpassen aan belangstelling en niveau van de leerling het onderwijs wordt in een groep aangeboden, met waar nodig individueel gerichte contacten en instructies. in het programma is een goede afwisseling tussen inspanning en ontspanning ingebouwd
12
-
-
bied structuur in tijd door de time timer bied structuur in ruimte: de klas is opgeruimd en goed te overzien, overzichtelijk ingedeeld, elke leerling heeft een vaste plaats, de ruimte straalt rust en orde uit bied structuur in begeleidingsstijl (voorspelbaarheid als basis) visualiseer klassenregels en pleinregels en het dagprogramma werken met het bord / digibord met picto’s en foto’s en woordbeelden. de taakverdeling is helder tussen leerkracht, assistent en stagiaire zorg dat lessen goed voorbereid zijn zorg dat materialen klaar liggen de leerlingen kunnen tijdens de vrije momenten in de “hoeken werken”. Deze zijn op een uitdagende, maar realistische manier ingericht. De leerlingen kunnen hier alleen of samen komen tot een samenhangend spel. Veel leerlingen zijn in de groep nog zeer ontdekkend bezig met de materialen indien een leerling een prikkelarme omgeving nodig heeft, creëren wij een rustige werkplek.
Komen tot (zelfstandig) werken werken met het verkeerslicht: Eigen Initiatief Model oefen uitgestelde aandacht geeft de tijd aan met behulp van de timetimer maak gebruik van het planbord, agenda. iedere leerling weet wat hij kan gaan doen als hij klaar is Ontwikkelingsstimulering De leerkracht kan verschillende werkvormen toepassen, zodat de aangeboden lesstof aantrekkelijk blijft. De lesstof wordt op een zo concreet, – visueel-, mogelijke, stimulerende wijze aangeboden. Wanneer een gekozen ingang of programma bij een leerling niet aanslaat, dan gaat de leerkracht (evt. met ondersteuning) op zoek naar andere ingangen. Soms lijkt tijdelijk een ontwikkeling op een bepaald leergebied stil te staan. De leerkracht ziet dan de uitdaging om het programma om te gooien en de leerling op andere gebieden te prikkelen. Leerpunten delen met een leerling of klas Bij jonge leerlingen worden de individuele leerpunten vooral bewaakt en gevolgd door de leerkracht. Het kan best zijn dat in een periode een regel centraal staat en die extra geoefend wordt. Dagelijks zal hier dan aandacht voor zijn en kan er naar de klas teruggekoppeld worden “Hoe ging het vandaag met….”. Bij sommige VSO-leerlingen is het mogelijk om de leerlingen mede verantwoordelijk te maken voor bepaalde leerpunten. Op het VSO vinden er coaching / mentorgesprekken plaats.
13
Orthodidactisch handelen Algemene omschrijving Het programma in de klas heeft een vast herkenbaar kader. Daartussen zijn wisselende activiteiten mogelijk. De leerlingen beleven veel plezier aan een dagelijkse terugkeer van dezelfde mensen, voorwerpen, gebeurtenissen en rituelen. Een dagelijks ritme van vaste herkenningspunten in de omgeving, in de activiteiten en in de persoonlijke omgang zal een veilig gevoel geven. Het herkennen van patronen kan leiden tot het verwachten ervan (als dit gebeurt…dan volgt er dat). Via dagelijks of wekelijks terugkerende gebeurtenissen ontstaat gewoontevorming. Het vergroot de greep op de wereld. Leerstijl De leerstijl De leerling leert ervaringsgericht, weet handelingen, ruimte, personen en voorwerpen uit eigen ervaring te herkennen. Instructie wordt gegeven door het directe instructiemodel. De accenten van de instructie sensomotorisch ( het leren is sterk gebonden aan het hier en nu en aan de fysieke omgang met de omgeving en de eigen lichamelijkheid) en; pragmatisch (alledaagse vaardigheden ervaren). Didactisch handelen bied materiaal/leerstof aan in verschillende modaliteiten; visueel, auditief, tactiel leerstof/vaardigheden aanbieden via thema’s die zo dicht mogelijk liggen bij de belevings- en ervaringswereld van de leerlingen; vergroten/versterken van kennis, inzicht, vaardigheden en houding maak gebruik van de computer; dit biedt veel structuur, is zelfcorrigerend en geeft snel feedback. Structureer voor deel een opdracht in kleine deeltaakjes in geef instructie in stapjes (korte en enkelvoudige instructie) splits de leerstof op in kleine deeltaken herhaal regelmatig de opdracht en de leerstof zorg voor selectie en regulering van prikkels (beschermde werkplekken) geef de leerling een rustige plaats (denk aan looproutes in de klas) ondersteun door middel van picto’s, schema’s e.d. de dag bereid de leerlingen voor op vrije situaties. Afwisseling besteed veel aandacht aan motivatie bouw motorische activiteiten in en geef aan wanneer motorische onrust niet is toegestaan zorg voor goede afwisseling inspanning en ontspanning zorg voor korte luistertijd en veel doe-tijd wanneer een leerling meer ontspanningsmomenten nodig heeft, dan krijgt die leerling deze. Deze extra momenten zullen altijd aangegeven worden door picto’s en foto’s, zodat het voor de leerling voorspelbaar is wanneer deze momenten er zijn. Feedback geef direct eenduidige en heldere feedback op gewenst en ongewenst gedrag wees kort en duidelijk in je reacties wees duidelijk in je uitleg wat er mis is gegaan probeer niet boos te worden, maar leg uit welk gewenst gedrag ervoor in de plaats moet komen.
14
Onderwijsaanbod Een aantal lessen worden klassikaal aangeboden via het directe instructiemodel, zoals lessen mondelinge taal, sociaal emotionele ontwikkeling, groepslogopedie, (prenten)boeken, geheugenspelletjes op auditief en visueel gebied, levensbeschouwelijke vorming. Rekenen en schriftelijke taal worden in niveaugroepjes aangeboden. Niet alle leerlingen zullen schoolse vaardigheden zoals lezen en rekenen gaan beheersen. Daarom bieden we deze vakken op een zo concreet mogelijke en functionele wijze aan door globaal- en pictolezen. Vakken zoals mondelinge en schriftelijke taal en rekenen worden in de ochtenduren aangeboden, omdat dan de concentratie van de leerlingen het grootst is. Deze activiteiten worden op een speelse en ervaringsgerichte/ praktische manier aangeboden. De lesstof wordt zo goed als niet op een abstracte manier( werkbladen) aangeboden. De inhoud van het lesprogramma bestaat uit de volgende (CED- en daar waar nodig Plancius-) leerlijnen: sociale competentie / sociaal-emotionele ontwikkeling zintuiglijke motorische ontwikkeling zelfredzaamheid omgevingsbewustzijn sensomotorische ontwikkeling communicatie spelontwikkeling schriftelijke taal mondelinge taal rekenen wonen: praktische vaardigheden (bijv. op het gebied van huishoudkunde en tuin/dierverzorging). Daarnaast is er arbeidsoriëntatie gericht op dagbesteding. Vanaf 15/16 jaar maken de leerlingen, binnen LOL kennis met diverse vormen van uitstroommogelijkheden. Vanaf 16/17 jaar gaan de leerlingen gericht op stage in een gekozen uitstroomrichting. Profiel 2 (Ernstige verstandelijke beperking) gebaseerd op de leerlijnen cluster 3, zml (niveau 1 t/m 12) De uitstroom is gericht op de volgende CED-leerlijnen: Leeftijd:
4-6 niveau
6-8 niveau
8-12 niveau
12-14 niveau
14-16 niveau
16-20 niveau
Mondelinge taal
1-2
2-3
3-4
4-6
5-7
6-8
Schriftelijke taal
1-2
2-3
3-4
4-6
5-7
6-8
Technisch lezen
1-2
2-3
3-4
4-6
5-7
6-8
Begrijpend lezen
1-2
2-3
3-4
4-6
5-7
6-8
Rekenen
1-2
2-3
3-4
4-6
5-7
6-8
Sociaal-emotionele ontwikkeling
1-2
2-3
3-4
4-6
5-6
6-8
Leren leren
1-2
2-3
3-4
3-5
5-6
6-7
15
Middelen en materialen In het lvs worden bij “bronnen” per item de middelen en materialen aangegeven. Deze “bronnen” zijn op dit moment nog niet compleet, maar het streven is dat de “bronnen” door de diverse werkgroepen worden bijgewerkt en aangevuld.
Leertijd Afhankelijk van inspectienormen. Zie hiervoor de roosters per groep.
16
Beschrijving Profiel 3 Algemene beschrijving doelgroep (Diagnostiek) - IQ bereik; 36-56; matige tot lichte verstandelijke beperking - het gaat om leerlingen met een ontwikkelingsachterstand op diverse gebieden. De leerlingen hebben naast een matige tot lichte verstandelijke beperking veelal een bijkomende beperking (motorisch, zintuiglijk, spraak/taal, stoornissen in het autistisch spectrum, chromosomale afwijkingen, gedragsproblemen). - er is sprake van grote en hardnekkige achterstanden op didactisch gebied - vergelijkbaar ontwikkelingsniveau: 4-7 jaar - SO: de leerlingen volgen vanaf de middenbouw (ongeveer vanaf 10 jaar) onderwijs in een groep meer gericht op de theorie en didactische vaardigheden - VSO onderbouw: de leerlingen volgen onderwijs in een groep gericht op theorie en didactische vaardigheden Vanaf de middenbouw (vanaf ongeveer 14 jaar) volgt een functionele toepassing van het geleerde naar praktijk en stage (transitie) - ontwikkelingsperspectief/uitstroommogelijkheden: de verwachting is dat deze leerling na het SO doorstroomt naar VSO ZML en na de onderwijsperiode instroomt in arbeidsmatige dagbesteding in groepen.
Orthopedagogisch handelen Begeleidingsbehoefte De meeste leerlingen in profiel 3 bevinden zich in de eerste identificatiefase (3-7 jaar) De leerling wordt steeds meer een zelfstandige persoon die het initiatief neemt in het zich actief durven opstellen ten opzichte van anderen en activiteiten. Ontwikkelingsleeftijd 3 tot 5 jaar Aan het begin van deze fase is de leerling nog erg afhankelijk van de aanwezigheid van belangrijke anderen om zich te gedragen volgens bepaalde normen en waarden. Zonder deze aanwezigheid wordt de verleiding voor de leerling soms te groot om iets te doen wat niet mag.Deze leerlingen zijn nog niet in staat om dingen vanuit het perspectief van de ander te bekijken. Ze zien alles vanuit hun eigen positie: bij de ander. Dit tekort in denken zorgt ervoor dat ze elkaar kunnen kwetsen of pijn doen. Ze hebben nog onvoldoende zicht op hoe hun doen en laten overkomt op de ander. Dit onvoldoende ontwikkeld invoelingsvermogen is pas vanaf ongeveer het zesde ontwikkelingsjaar aanwezig en ontwikkelt zich steeds verder. De leerling is veelal nog impulsief, denken en doen gaan vaak gelijk op. Consequenties worden nog niet overzien en afgewogen. Leerlingen met een ontwikkelingsleeftijd van 3-4 jaar spelen nog voornamelijk naast elkaar, Ontwikkelingsleeftijd 5 tot 7 jaar Aan het einde van deze eerste identificatiefase heeft de leerling besef van de regels en kan hij zich in toenemende mate aan deze regels houden. Dit kan ook als de vertrouwde personen niet in de buurt is. De leerling spiegelt zich steeds meer aan belangrijke anderen die een rolmodel vervullen en voelt zich tegelijkertijd almachtig. De leerling kan zich zonder vertrouwde personen wel staande houden in een vertrouwde omgeving. leerlingen met een ontwikkelingsleeftijd van 5-7 jaar spelen steeds meer met elkaar. Leerlingen zijn nog erg gericht op vervulling van eigen wensen. Dit, samen met het nog onvoldoende ontwikkelde invoelingsvermogen, zorgt ervoor dat het samenspel nog niet op de manier plaatsvindt zoals dat aan het eind van deze fase (6-7 jarigen) behoort. Spelletjes met duidelijke regels zijn in deze periode geliefd. Consequenties worden nog onvoldoende overzien en afgewogen. Ontwikkelingsleeftijd 3 tot 7 jaar Fantasie en werkelijkheid lopen gemakkelijk door elkaar: fantasie is werkelijkheid (zelfbedachte enge monsters en dergelijke). Het vermogen om onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid te maken, ontwikkelt zich in de loop der jaren onder invloed van denkontwikkeling en ervaring. Aan het eind van deze periode is het steeds meer mogelijk om uit elkaar te houden wat echt en wat maar een bedenksel is. Dit realiteitsbesef levert wel een nieuwe angstbron op, want die werkelijkheid is vaak ingewikkeld en onoverzichtelijk.
17
Pedagogische benadering van de leerlingen Begeleiding/ sturing is in deze fase gericht op het bijbrengen en corrigeren / bijsturen van het gedrag en denken. Dit kan de leerling nog niet zelf. Alleen boosheid bij afkeuring op het moment wordt vervelend gevonden. Dit houdt in dat aanwezigheid en begeleiding (correcties) in het gedrag steeds nodig zijn, elke dag weer. De impulsiviteit aan het begin van deze fase is met wat afleiding vaak wel op een ander spoor te brengen. Uitleg wordt, naarmate de fase vordert, steeds belangrijker. Begeleiding is gericht op het stimuleren van initiatiefname, verantwoordelijkheid leren dragen (op basis van succeservaringen) en het vormen van identiteit. Rolmodelling is dan ook belangrijk. Nabijheid zonder betutteling. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van het Eigen Initiatief Model (EIM). Bied daarnaast ruimte voor fantasie. Corrigeer alleen als de fantasieverhalen een gevoel van onveiligheid geven. De leerling leert rekening houden met anderen door ingrijpen van de begeleider, door te benoemen wat er niet goed is en waarom niet. Het waarom wordt steeds belangrijker en brengt de realiteitszin op gang. Het gedrag is onder andere te corrigeren door in te grijpen, door uit te leggen, iedere keer weer, dat jij dit (wat hij net deed) niet wilt hebben. Vooral duidelijk maken wat wel moet. Jouw correcties en woorden brengen de realiteitszin op gang. Daardoor wordt het vermogen om rekening te houden met een ander ontwikkeld. Sociaal leren (vanaf ontwikkelingsleeftijd 5 jaar) staat in deze fase centraal. Kijken hoe anderen iets doen. Een groepsgerichte benadering met het oog op sociaal leren is in deze fase aan de orde. Een uitnodigende (uitdagende), stimulerende benadering waarbij groepsregels een algemeen kader aangeven is belangrijk. Bij stressvolle of nieuwe situaties wordt tijdelijk individuele ondersteuning geboden. Confrontatie met sociaal gedrag kan plaatsvinden binnen de groep, terwijl meer inzicht gevende of persoonlijke confrontatie individueel gebeurt. Affectiviteit in de relatie is enerzijds een voorwaarde voor het sociaal leerproces, anderzijds is het belangrijk deze relatie professioneel te hanteren (losmakingproces). Verantwoordelijkheid leren dragen is een centrale doelstelling (op basis van succeservaringen). Het accent in de begeleiding verschuift in deze fase steeds meer van samen doen naar stimuleren tot zelf doen en zelf oplossingen bedenken (EIM). Kernwoorden eerste identificatiefase: stimuleren van initiatiefname sociaal leren staat voorop individuele benadering tijdens stressmomenten; inlevingsvermogen komt op gang internalisatie normen en waarden komt op gang; aanwezigheid en begeleiding (correcties) blijven nodig; fantasie - werkelijkheid; realiteitsbesef groeit naast elkaar spelen - samen spelen samen doen – samen werken (m.n. SO bovenbouw en VSO). Kenmerkende problematiek die voor kan komen bij een inadequate begeleidingsstijl: verstoorde autonomieontwikkeling. Waarbij te veel of te heftig gereageerd wordt (geldingsdrang) en negatieve gevoelens worden ontvlucht. Het kan ook uitmonden in het zich volledig over geven aan de omgeving, zich volledig afhankelijk en passief tonen. Gedragskenmerken: koppig, negatief, uitdagend, ontremd, destructief, agressief, asociaal, reagerend vanuit lusttonlustprincipe of juist passief, volledig afhankelijk van anderen, weinig eigenheid, imitatie van anderen, teruggetrokken, bang. Op welke gebieden moet worden begeleid en ondersteund? Op het gebied van zelfredzaamheid zal in het SO ondersteuning geboden worden bij het eten, het aan- en uitkleden en de zindelijkheid. Er vindt een geleidelijke overgang plaats naar het VSO. In het VSO zal de aandacht meer uitgaan naar zelfredzaamheid in het verkeer en de maatschappij. Daarnaast zal er veel begeleiding en ondersteuning geboden worden bij het eigen maken van vaardigheden om zo zelfstandig mogelijk te kunnen werken en handelen (leren leren). Ook zal er ondersteuning geboden worden bij het leren samen te werken met andere leerlingen, met als doel dat de leerlingen dit ook zelfstandig zullen kunnen.
18
Op het gebied van sociale vaardigheden zal ondersteuning geboden worden bij het oplossen van conflicten en problemen met als doel dat leerlingen strategieën ontwikkelen waardoor ze dit zo zelfstandig mogelijk kunnen. De leerkracht houdt er rekening mee dat een leerling Positief neutraal en consequent benaderd wordt. Spreek de leerling aan in korte, heldere en eenvoudige taal. Geef de leerling voldoende bedenk- en reactietijd (puzzeltijd). Check of de leerling de opdracht of leerstof begrepen heeft. Geef waar mogelijk positieve bekrachtiging. Herhaling is voor deze leerling erg belangrijk. Waar nodig wordt er rekening gehouden met specifieke behoeften van de leerling De klas moet rustig en overzichtelijk ingericht zijn. Daarbij moet rekening gehouden worden met de prikkelgevoeligheid van bepaalde leerlingen. Ook dient er een prikkelarme werkplek aanwezig te zijn. Voor leerlingen met veel bewegingsonrust is het belangrijk om regelmatig gelegenheid in te bouwen om even te kunnen bewegen. Tevens is er een plek nodig in of bij de klas waar leerlingen even uit de situatie kunnen stappen en tot rust kunnen komen. Begeleiding vanuit andere interne disciplines zijn mogelijk Logopedie kan groepsgewijs en/of individueel ingezet worden. Ondersteunende (kortdurende) begeleiding/ therapie van externe organisaties Spelbegeleiding, Sherborn, fysio-/ ergo-therapie, PSO, PMT, Visio, beeldende therapie. SOVA-training met externe organisaties worden meer aan het eind van het SO en in het VSO ingezet. Waar nodig worden er extra hulpmiddelen ingezet Er worden diverse hulpmiddelen ingezet om te visualiseren. Daarbij denken we aan picto’s, foto´s, dagritmekaarten, planborden, time timers. Voor sommige leerlingen is het nodig om specifiek materiaal te gebruiken ivm slappe motoriek. Voor leerlingen met problemen op het gebied van motoriek, visus en gehoor worden er in overleg met ouders / verzorgers de noodzakelijke hulpmiddelen ingezet. Veilig gevoel geven aan de leerlingen In de groep wordt veel rust, structuur en voorspelbaarheid geboden, waardoor de leerlingen zich veilig voelen en zo goed mogelijk kunnen functioneren. De leerkracht investeert in het opbouwen van een vertrouwensband door aandacht voor en interesse in iedere leerling te hebben. Dit gebeurt o.a. door leerlingen te groeten bij binnenkomst, de naam noemen van elke leerling in de kring, het tonen van belangstelling voor wat ze maken of doen enz. In de klas gelden positief gestelde, eenduidige regels die consequent gehanteerd worden. Deze regels zijn er om steun te bieden, niet om te straffen. Naleven van de klassen-, gang- en pleinregels De regels zijn positief gesteld. De regels en de afspraken zijn gevisualiseerd en worden regelmatig besproken en geoefend in herkenbare en praktische situaties. De leerkracht zorgt ervoor dat deze nageleefd worden. De leerkracht geeft hierbij het goede voorbeeld. De leerkracht biedt hierin nabijheid en ondersteuning aan de leerlingen. Leerlingen hebben inspraak op de groepsregels. De sociale omgang binnen je groep De regels en afspraken zijn positief gesteld en moeten nageleefd worden. De klas moet een veilige plek zijn voor iedereen. Iedereen dient met respect behandeld te worden. Gevoelens worden benoemd en geoefend met de leerlingen. Een aantal leerlingen hebben de neiging een eigen spoor te trekken, en verliezen zich snel in opwinding of een eigen belevingswereld. Andere leerlingen (m.n. de ASS -leerlingen) hebben veel tijd nodig om (sociale) afspraken eigen te maken. Zij overzien de consequenties van eigen handelen vaak niet. Hiervoor gebruiken we de methode
19
van “Geef me de 5” van Colette de Bruin. De leerkracht zal telkens weer proberen om deze leerling(en) bij het klassengebeuren te betrekken en helpen sociale regels aan te leren. De leerling wordt geleerd door het “Eigen Initiatief Model” (EIM) conflictsituaties op te lossen. De leerkracht doet een beroep op de zelfstandigheid van de leerling(en). Gedragsregulatie De leerling kent aan het eind van deze fase gevoelens van spijt en (beginnende) schaamte en kan in toenemende mate praten over zijn eigen gedrag. Het gevoel voor goed en fout is nog heel zwart/wit. Boosheid en agressie kunnen het heel gecontroleerd richten op de persoon. Het gedrag is onder andere te corrigeren door in te grijpen, door uit te leggen, iedere keer weer, dat de begeleiding dit (wat de leerling net deed) niet wilt hebben. Bijvoorbeeld omdat je een ander geen pijn moet doen. Aanspreken op wat je gezien hebt. Reflexie en gewenst gedrag benoemen. Correcties en woorden van de begeleiding brengen de realiteitszin op gang. Daardoor wordt het vermogen om rekening te houden met een ander ontwikkeld. Sociaal leren staat in deze fase centraal. Kijken hoe anderen iets doen. Gewenst gedrag wordt altijd beloond. Er worden veel complimenten gegeven. Wat je aandacht geeft groeit! Er worden diverse soorten beloningen ingezet die zoveel mogelijk worden afgewisseld. Het is ook mogelijk dat de leerlingen zelf een beloning kiezen (EIM). Voorbeelden van beloningen zijn: verbaal (complimenten), non-verbaal (knipoog, dikke duim) sociaal (de hele groep applaudisseert bij een behaald succes), middelen (stickers, dikke duimenkaart), activiteiten (op de computer, iets naar keuze doen). Er kunnen afspraken gemaakt zijn om van een leerling negatief (uitdagend) gedrag te negeren, maar nooit zal een ander pijn doen of dreiging genegeerd worden. Hier dient altijd op gecorrigeerd te worden. Er kan gekozen worden voor een time-out plek in of buiten de klas. Hierbij moet het doel duidelijk zijn voor leerling en befgeleiding. Alle conflicten worden serieus genomen en uitgepraat. Iedere dag is een nieuwe start, met nieuwe kansen en mogelijkheden. Om ongewenst gedrag te voorkomen kan op het SO gebruik gemaakt worden van de rustruimte. Er wordt ook gebruik gemaakt van contracten (gekoppeld aan gedragsproblemen) en waarschuwingskaarten, die een gedragsverandering bevorderen. Er wordt gebruik gemaakt van een protocol bij agressie. In dit protocol is een rol weggelegd voor de leerplichtambtenaar. Op het VSO wordt gebruik gemaakt van een gedrag regulerende methodiek; gele / rode kaarten. Mogelijkheid structuurgroep op basis van gedrag. Communicatie De taalvaardigheid van de leerlingen De leerlingen kunnen zich over het algemeen via gesproken taal voldoende uiten en de ander begrijpen, hierin is visuele ondersteuning wenselijk. De doe vaardigheden zijn over het algemeen sterker ontwikkeld dan de taalvaardigheden. Verbale en/of non-verbale communicatie Indien nodig, wordt er gebruik gemaakt van ondersteunende gebaren en picto’s. Leermiddelen die worden ingezet m.b.t. de communicatie
20
SO: ondersteunende gebaren, picto’s / dagritmekaarten, foto’s. VSO: dagprogramma en daarnaast planborden en picto´s, hulpkaarten en kalender. In SO en VSO wordt geregeld de time-timer ingezet om de geboden tijd aan te geven.
Rekening houden in je communicatie met speciale problematiek van leerlingen -
Bij ADHD door een rustige neutrale duidelijke begrenzing. Bij ASS door een korte, concrete, kernachtige spraak. Abstract taalgebruik vermijden, puzzeltijd geven en duidelijk zijn op de 5. wees voorspelbaar. bied structuur in tijd, ruimte en interactie. visualiseer regels en afspraken. hanteer de regels en wees consequent. geef duidelijk aan welk gedrag gevraagd wordt. beloon goed gedrag met complimenten en geef negatief gedrag niet teveel aandacht. Zoek de oorzaak van negatief gedrag. houd rekening met de zwakke kanten van de betreffende leerling (ADHD / ASS) en biedt de nodige ondersteuning. bespreek en benoem gevoelens en oefen dit met de leerlingen. biedt ondersteuning bij het omgaan met medeleerlingen, omdat deze leerlingen vaak sociaal onhandig zijn.
Communicatie met de ouders In de onderbouw van het SO via het communicatieschrift/telefonisch contact en in de verdere schoolloopbaan indien nodig.
Leerkrachtvaardigheden Algemeen Het leren van deze leerlingen is afhankelijk van motivatie en welzijn; onze opdracht is om samen met leerlingen en ouders te zoeken naar deze motivatie. Leren moet voor deze leerlingen betekenisvol en uitdagend zijn. De -
basishouding van de leerkracht is: zorgen voor een omgeving, die gericht is op het welbevinden van de leerlingen. leren moet voor deze leerlingen betekenisvol en uitdagend zijn. zorgen dat deze leerlingen een veilige en vertrouwde leef- en leeromgeving hebben, zowel in de klas als op het schoolplein. voorspelbaar en eenduidig in aanpak zijn. groepsplannen maken en voor individuele leerlingen een deel IHP (individueel handelingsplan) waar de leerling afwijkt van het groepsplan. zorgen voor het behalen van succeservaringen. de leerling in het VSO te benaderen als jong volwassenen in wording, met in acht neming van hun capaciteiten. Samen werken met de ouders / verzorgers.
Concrete leerkrachtvaardigheden zijn: - een leerling positief, neutraal en consequent benaderen - kort en bondig formuleren, duidelijke uitleg geven in heldere en eenvoudige taal - zorgen voor succeservaringen - overzicht bieden - checken op begrip van de instructie en/of leerstof - versterken van de taakoriëntatie (aanbieden op dezelfde wijze) - de minimaal haalbare doelen aangeven - de hoeveelheid werk bespreken
21
-
ondersteuning bieden bij opstart, doorwerken en afronding exacte verwachtingen uitspreken positieve bekrachtiging geven kunnen omgaan met het “Eigen Initiatief Model”(EIM) kunnen omgaan met de principes van “Geef me de 5” kunnen hanteren van het “Directe instructiemodel” op het VSO coaching gesprekken / mentor gesprekken voeren.
De -
leerkracht biedt een goede structuur/klassenmanagement door: leerstofactiviteiten aanpassen aan belangstelling en niveau van de leerling het onderwijs in een groep aanbieden, met waar nodig individueel gerichte contacten en instructies in het lesprogramma een goede afwisseling tussen inspanning en ontspanning inbouwen structuur in tijd (time timer), ruimte en interactie bieden met voorspelbaarheid als basis iedere leerling een vaste plaats te geven aan eigen tafel gedifferentieerde instructie geven aan de instructietafel een goed doordachte, rustige en overzichtelijk opstelling in de klas hanteren visualisering van klassenregels en pleinregels en het dagprogramma met het planbord met picto’s, foto’s en woordbeelden te werken te zorgen dat lessen goed voorbereid zijn te Zorgen dat materialen klaar liggen
De -
leerkracht laat de leerlingen zoveel mogelijk tot (zelfstandig) werken komen door: werken met het verkeerslicht: Eigen Initiatief Model oefenen met uitgestelde aandacht hanteren van dagtaken (SO en VSO), weektaken(VSO) de tijd aan te geven met behulp van de timetimer gebruikmaken van het planbord zorgen voor ingevulde tijd / voldoende werkzaamheden / taken dat Iedere leerling weet wat hij kan gaan doen als hij klaar is.
Ontwikkelingsstimulering: De leerkracht kan verschillende werkvormen toepassen, zodat de aangeboden lesstof aantrekkelijk blijft. Ook wordt de lesstof zo concreet en toegepast mogelijk aangeboden op een uitdagende manier, met veel visuele ondersteuning. Wanneer een gekozen ingang of programma bij een leerling niet aanslaat, dan gaat de leerkracht (evt. met ondersteuning) op zoek naar andere ingangen. Soms lijkt tijdelijk een ontwikkeling op een bepaald leergebied stil te staan. De leerkracht ziet dan de uitdaging om het programma om te gooien en de leerling op andere gebieden te prikkelen. Leerpunten delen met een leerling of klas: De individuele leerpunten worden bewaakt en gevolgd door de leerkracht. Het kan best zijn dat in een periode een regel centraal staat en die extra geoefend wordt. Dagelijks zal hier dan aandacht voor zijn en kan er naar de klas teruggekoppeld worden: “Hoe ging het vandaag met….”. Bij de wat oudere VSO-leerlingen is het wel mogelijk om de leerlingen mede verantwoordelijk te maken voor bepaalde leerpunten. Op het VSO vinden er coaching gesprekken / mentorgesprekken plaats.
Orthodidactisch handelen Leerstijl
22
Op welke manier hebben de leerlingen behoefte aan instructie De leerling heeft over het algemeen de leerstijl van het egocentrisch leren (SLO,2007), waarbij de leerling wil leren wat nuttig is om zelfstandig het alledaagse leven te hanteren, concreet dichtbij in tijd en ruimte en gericht op de eigen emotionele beleving. Instructie wordt gegeven door het directe instructiemodel. Didactisch handelen van de leerkracht bied materiaal/leerstof aan in verschillende modaliteiten; visueel, auditief, tactiel leerstof/vaardigheden aanbieden via thema’s die zo dicht mogelijk liggen bij de belevings- en ervaringswereld van de leerlingen; vergroten/versterken van kennis, inzicht, vaardigheden en houding aansluiten bij het niveau en zorgen voor het opdoen van succeservaringen maak gebruik van de computer; dit biedt veel structuur, is zelfcorrigerend en geeft snel feedback. Structureer voor splits de leerstof op in kleinere deeltaken geef instructie in stapjes (korte en enkelvoudige instructie) geef maar één opdracht tegelijk herhaal regelmatig de opdracht en de leerstof ondersteun door middel van picto’s, schema’s e.d. de dag zorg voor selectie en regulering van prikkels geef de leerling een rustige plaats (denk aan looproutes in de klas) bereid de leerlingen voor op vrije situaties. Afwisseling besteed veel aandacht aan motivatie bouw motorische activiteiten in en geef aan wanneer motorische onrust niet is toegestaan zorg voor goede afwisseling inspanning en ontspanning zorg voor korte luistertijd en veel doe-tijd. Feedback geef direct eenduidige en heldere feedback op gewenst en ongewenst gedrag wees kort en duidelijk in je reacties wees duidelijk in je uitleg wat er mis is gegaan probeer niet boos te worden, maar leg uit welk gewenst gedrag ervoor in de plaats moet komen. Onderwijsaanbod Speerpunten in het onderwijsaanbod aan deze leerling betreft functioneel en toegepast lezen en rekenen, de sociale zelfredzaamheid en het aanleren van een werkhouding door praktijkgericht en functioneel leren. De inhoud van het lesprogramma is gericht op de volgende CED-leerlijnen: SO en VSO Leergebied overstijgend:
VSO Praktijkvakken:
- sociale redzaamheid/vaardigheid - praktische redzaamheid - leren leren - zintuiglijke motorische ontwikkeling
- groenvoorziening - dienstverlening - kantine / corvee - tekenen - houtbewerking - magazijnbeheer - koken - huishoudkunde - textiel
Leergebied specifiek: - mondelinge taal - schriftelijke taal
23
- rekenvaardigheden - burgerschapskunde - verkeer - wereldoriëntatie - natuur En -
- algemene technieken - fietstechniek - arbeidstoeleiding
daarnaast arbeidsoriëntatie gericht op dagbesteding. vanaf 13/14 jaar begint het stage traject met interne stages vanaf 14 jaar maken de leerlingen, binnen LOL, kennis met diverse vormen van uitstroommogelijkheden van 16/17 jaar gaan de leerlingen gericht op stage in een gekozen uitstroomrichting niveau CED leerlijnen: CED 2 t/m 9.
Profiel 3 (Matige verstandelijke beperking) Gebaseerd op de leerlijnen cluster 3, zml ( niveau 1 t/m 12). Het uitstroomprofiel is gericht op de volgende gebieden: Leeftijd:
4-6 niveau
6-8 niveau
8-12 niveau
12-14 niveau
14-16 niveau
16-20 niveau
Mondelinge taal
3-4
4-5
5-6
7-8
8-9
9-10
Schriftelijke taal
2-3
3-4
5-6
7-8
8-9
9-10
Technisch lezen
2-3
3-4
5-6
7-8
8-9
9-10
Begrijpend lezen
2-3
3-4
5-6
7-8
8-9
9-10
Rekenen
2-3
3-4
5-6
7-8
8-9
9-10
Sociaal-emotionele ontwikkeling
3-4
4-5
5-6
7-8
7-8
9-10
Leren leren
3-4
4-5
5-6
6-7
7-8
8-9
Middelen en materialen In het lvs staan bij “bronnen” per item de middelen en materialen aangegeven. Deze “bronnen” zijn op dit moment nog niet compleet, maar het streven is dat de “bronnen” door de diverse werkgroepen worden bijgewerkt en aangevuld. Portfolio. Zedemo
Leertijd Afhankelijk van inspectie normen. Zie hiervoor de roosters per groep.
24
Beschrijving Profiel 4 Algemene beschrijving doelgroep (Diagnostiek)
IQ bereik; IQ 51-70 licht verstandelijke beperking Vergelijkbaar ontwikkelingsniveau: 7- 12 jaar Leerlingen met gedragsproblematiek op basis van cumulatie van problematiek Leerlingen met gedragsproblematiek als gevolg van een psychiatrische stoornis: - sprake van co- morbiditeit: denkend aan o.a. ASS, hechtingsproblematiek - moeilijk leerbaar op sociaal- emotioneel terrein - prikkelgevoeligheid en slechte concentratie - weinig inzicht in consequenties van eigen gedrag - moeite met veranderingen - grensoverschrijdend gedrag Beperkte mate van zelfredzaamheid Ontwikkelingsperspectief/uitstroommogelijkheden: De verwachting is dat deze leerling na het SO doorstroomt naar VSO ZML of PrO en na de onderwijsperiode instroomt in arbeidsmarkt gerichte werkzaamheden Dit kan ingevuld worden bij de Arbeidsmarktgerichte dagbesteding, het WSW of het Vrije Bedrijf Tijdens het SO kan de leerling uitstromen naar BAO, SBO, RENN 4.
Orthopedagogisch handelen Begeleidingsbehoefte De meeste leerlingen in profiel 4 bevinden zich in de fase van realiteitsbewustwording (7-12 jaar). De wereld gaat steeds meer voor hen open. Er zullen eisen aan de leerling gesteld gaan worden die bij deze leeftijd passen. Zij gaan ook nieuwe vaardigheden leren waardoor hun leefwereld toegankelijker voor hen wordt. Als eerdere fasen goed doorlopen zijn, heeft de leerling in toenemende mate zelfvertrouwen en voldoende eigenwaarde om tot prestaties te komen. Er is interesse en belangstelling voor de omgeving. De leerling zal als hij voldoende gevoel van eigenwaarde heeft, gemakkelijker aansluiting vinden bij andere leerlingen en invulling kunnen geven aan vrije tijd. Ook zullen teleurstellingen gemakkelijker geaccepteerd kunnen worden; hun frustratietolerantie is toegenomen. De leerling maakt zich sociale regels eigen, leert verantwoordelijk te zijn, heeft een geïnternaliseerd geweten, kan samenwerken en ontwikkelt vriendschappen. Relaties met leeftijdgenoten worden belangrijker en sterker. Voor de sociale en emotionele ontwikkeling zijn goed verlopende relaties met leeftijdgenoten onontbeerlijk. In groepsverband leren de leerlingen zich aan te passen aan de groepsregels, met elkaar te onderhandelen en met elkaar conflicten aan te gaan en op te lossen. De leerling krijgt in deze leeftijdsfase op school steeds nieuw materiaal aangeboden dat hij vervolgens moet proberen te begrijpen en in te passen in datgene dat hij al weet en ervaren heeft (EIM). De leerling die onzeker is over hoe de dingen en hij zelf in elkaar zit, is minder goed toegerust om nieuwe leerstof aan te kunnen. Hij overzien niet wat je van hem vraagt en wordt daardoor angstig en onzeker. Indien er sprake is van agressiviteit is deze gecontroleerd en heeft soms zelfs iets bestraffend, vanuit zwart/wit denken en strenge gewetensvorming. De nuancering ontbreekt vaak nog. De leerling maakt daardoor nog wel eens verkeerde interpretaties waardoor hij eigen ervaringen negatief labelt ("Ik ben stom, ik kan het toch niet"). In het omgaan met materiaal wordt de realiteit nagebootst; fantasiespelletjes zijn niet meer zo intensief.
25
Daarnaast is de leerling creatief en gericht op productiviteit. De leerling gaat steeds meer spelen in groepsverband en meer associatief spelen, wat wil zeggen dat hij spelletjes en attributen van anderen afkijkt en overneemt en dat hij ook spelmateriaal van anderen leent of gebruikt. Naarmate de leerling ouder wordt gaan hij meer coöperatief spelen, met als doel samen iets te bereiken. In de omgang met leeftijdsgenootjes kan de leerling steeds beter geven en nemen, onderhandelen en samenwerken. De mate waarin de leerling in staat is om dit te realiseren, hangt af van de bijkomende problematiek. Een ASS-leerling kan bijvoorbeeld niet of nauwelijks samenwerken en is niet creatief. Daarnaast speelt sociale competitie een toenemende rol. De leerling in deze fase wil zijn eigen lichamelijke prestaties meten. De omgang met volwassenen wordt vormgegeven in sociale en cognitieve prestaties. De wereld van de leerling speelt zich in toenemende mate buiten het huis af. 'De juf/meester weet het beter dan vader/moeder.' Het taalgebruik kenmerkt zich door realiteitszin. Cognitieve vermogens groeien naarmate de leerling daarvoor de gelegenheid, de rust, de ruimte en de tijd krijgt. Als de leerling voldoende geleerd heeft is hij over het algemeen goed voorbereid en kan hij een bredere sociale wereld aan. Pedagogische benadering van de leerling Begeleiding in deze fase is gericht op stimuleren van zelfstandigheid en zelfvertrouwen. Begeleiding en ondersteuning op afstand, steunend en voorwaardenscheppend voor maximale zelfverantwoordelijkheid, maar niet betuttelend. Het is de bedoeling dat de leerling minder leerkrachtafhankelijk wordt (EIM). Opdoen van positieve leerervaringen. Begeleiding dient ook te ondersteunen in de interpretaties die de leerling maakt en soms dingen anders of genuanceerder labelen voor de leerling. Een begeleider speelt een belangrijke rol: rolvoorbeeld, inzicht gevend, vanuit vertrouwensrelatie positieve feedback geven, helpen bij het maken van existentiële keuzes, loyaliteitsconflicten. Als leerling voldoende geleerd heeft (onder andere door een consequente, voorspelbare, duidelijke, gestructureerde, liefdevolle en op de leerling gerichte begeleiding) is hij over het algemeen goed voorbereid en kunnen zij een bredere sociale wereld aan. Het is van belang om tijdig te signaleren wanneer een leerling vastloopt in zijn relaties met anderen en na te gaan hoe dat komt (Is hij onzeker, egocentrisch, te weinig weerbaar, ontbreken er sociale vaardigheden?). Kernwoorden fase realiteitsbewustwording: realiteitsbewustwording zelfvertrouwen begeleiding op afstand; voorwaardenscheppend hulp bij keuzes sociale competenties. Kenmerkende problematiek die voor kan komen bij een inadequate begeleidingsstijl: Als een leerling in eerdere fasen veel onduidelijkheid, onzekerheid en onveiligheid heeft ervaren, heeft het al zijn energie nodig om zich te handhaven in een voor hem bedreigende omgeving. Er blijft te weinig energie over om te leren, te groeien en zich te ontwikkelen. De Leerling die piekert, angstig is, onzeker (gebrek aan zelfvertrouwen), antisociaal en/of niet over voldoende zelfrespect (minderwaardigheidsgevoelens) en eigenwaarde beschikken, worden in die denkgroei belemmerd. Door constante ervaringen van niet aan de verwachtingen te kunnen voldoen, ontstaat faalangst die de prestaties opnieuw negatief beïnvloedt. Daarnaast kan er een uitgesproken behoefte bestaan zich waar te maken. In het geval waar dat niet lukt kunnen uitputtingsverschijnselen, angsten, paniekaanvallen, antisociale gedragingen, et cetera ontstaan. Gedragskarakteristieken: negatief zelfbeeld, faalangst, zich bedreigd voelen, zich benadeelt voelen, fobieën, crimineel gedrag, alcohol, drugsmisbruik.
26
Op welke gebieden moet worden begeleid en ondersteund? In algemene zin hebben deze leerlingen behoefte aan begeleiding op afstand en tijd. De begeleiding is vooral gericht op het vergroten en uitbreiden van vaardigheden, via het opdoen van nieuwe ervaringen en het verwerven van nieuwe gedragswijzen op de volgende gebieden: leren leren leren samenwerken oplossen van conflicten zelfredzaamheid in verkeer en maatschappij Het verwerven van nieuw gedrag kan plaatsvinden middels inoefenen; hierbij wordt het Eigen Initiatief Model gebruikt. In de begeleiding houd je er rekening mee dat een leerling gestimuleerd wordt om zelfstandig taken op te pakken begeleiding en ondersteuning op gepaste afstand nodig heeft vanuit een vertrouwensband positieve feedback krijgt hulp nodig heeft bij het maken van existentiële keuzes en loyaliteitsconflicten keuzevrijheid heeft binnen veilige kaders. Waar nodig wordt er rekening gehouden met specifieke behoeften van de leerling De klas moet rustig en overzichtelijk ingericht zijn. Duidelijkheid, zekerheid en veiligheid moeten in voldoende mate aanwezig zijn, waarbij voldoende ruimte gecreëerd wordt om met elkaar te onderhandelen en met elkaar conflicten aan te gaan en op te lossen. Begeleiding vanuit andere interne disciplines zijn mogelijk Logopedie kan individueel ingezet worden. Ondersteunende (kortdurende) begeleiding/ therapie van externe organisaties Spelbegeleiding, Sherborn, fysio-/ ergo-therapie, PSO, PMT, Visio. SOVA-training van Accare en de MEE worden meer aan het eind van het SO en in het VSO ingezet. Inzet van de leerplichtambtenaar. Waar nodig worden er extra hulpmiddelen ingezet Er worden diverse hulpmiddelen ingezet om te visualiseren. Daarbij denken we aan een dagprogramma, planborden en taakkaarten en time timers. Voor leerlingen met problemen op het gebied van motoriek, visus en gehoor wordt er in overleg met ouders / verzorgers de noodzakelijke hulpmiddelen ingezet. Veilig gevoel geven aan de leerlingen In de groep wordt rust, structuur en voorspelbaarheid geboden, waardoor de leerlingen zich veilig voelen en zo goed mogelijk kunnen functioneren. De leerkracht investeert in het opbouwen van een vertrouwensband door aandacht voor en interesse in ieder leerling te hebben. Dit gebeurt o.a. door leerlingen te groeten bij binnenkomst, het tonen van belangstelling voor wat ze maken of doen enz. er wordt structuur geboden in tijd, ruimte en interactie. In de klas gelden positief gestelde, eenduidige regels die consequent gehanteerd worden. Deze regels zijn er om steun te bieden, niet om te straffen. Er wordt duidelijk benoemd wel gedrag gevraagd wordt. Naleven van de klassen-, gang- en pleinregels De regels en de afspraken zijn gevisualiseerd en worden regelmatig besproken en geoefend in herkenbare en praktische situaties. De leerkracht zorgt ervoor dat er naar verwezen wordt en dat ze nageleefd worden. De leerkracht geeft hierbij het goede voorbeeld. Leerlingen hebben inspraak op de groepsregels. De sociale omgang binnen je groep De regels en afspraken zijn positief gesteld en moeten nageleefd worden. De klas moet een veilige plek zijn voor
27
iedereen. Iedereen dient met respect behandeld te worden. Gevoelens worden benoemd en geoefend met de leerlingen. Een aantal leerlingen heeft de neiging een eigen spoor te trekken, en verliezen zich snel in opwinding of een eigen belevingswereld. Andere leerlingen (m.n. de ASS -leerlingen) hebben veel tijd nodig om (sociale) afspraken eigen te maken. Zij overzien de consequenties van eigen handelen vaak niet. Hiervoor gebruiken we de methode van “Geef me de 5” van Colette de Bruin. De leerkracht zal telkens weer proberen om deze leerling(en) bij het klasse gebeuren te betrekken en helpen sociale regels aan te leren. In de hoogste groepen van het SO en in het VSO wordt de leerlingen geleerd via de stappen van het “Eigen Initiatief Model” (EIM) conflictsituaties op te lossen. De leerkracht doet een beroep op de zelfstandigheid van de leerling(en). Gedragsregulatie De leerling binnen dit profiel kent gevoelens van spijt en (beginnende) schaamte en kan in toenemende mate praten over zijn eigen gedrag. De leerkracht corrigeert de leerling direct. -
-
-
dit zal zoveel mogelijk in nabijheid (zo dicht mogelijk bij de leerling) en op oogniveau gebeuren aanspreken op wat je gezien hebt, reflectie en gewenst gedrag benoemen er kunnen afspraken gemaakt zijn om van een leerling negatief (uitdagend) gedrag te negeren, maar nooit zal een ander pijn doen of dreiging genegeerd worden. Hier dient altijd op gecorrigeerd te worden. er kan gekozen worden voor een time-out plek in of buiten de klas. Hierbij moet het doel duidelijk zijn voor leerling en leerkracht goed gedrag wordt beloond. Er worden diverse soorten beloningen ingezet die zoveel mogelijk worden afgewisseld. Het is ook mogelijk dat de leerlingen zelf een beloning kiezen (EIM) Alle conflicten worden serieus genomen en uitgepraat. iedere dag is een nieuwe start, met nieuwe kansen en mogelijkheden in de veiligheid van de relatie leerkracht versus leerling, wordt bij de (oudere) VSO leerling geappelleerd aan zijn/haar inzicht en verantwoordelijkheid (rol) binnen een conflictsituatie om ongewenst gedrag te voorkomen kan op het SO gebruik gemaakt worden van de rustruimte (zie protocol). Er wordt tevens gebruik gemaakt van contracten (gekoppeld aan gedragsproblemen), die een gedragsverandering bevorderen er wordt gebruik gemaakt van een protocol bij agressie in het protocol is een rol weggelegd voor de leerplichtambtenaar op het VSO wordt gebruik gemaakt van een gedrag regulerende methodiek; gele / rode kaarten mogelijkheid van de structuurgroep op basis van gedrag.
Communicatie De taalvaardigheid van de leerlingen De leerlingen kunnen zich over het algemeen via gesproken taal voldoende uiten en de ander begrijpen, hierin is visuele ondersteuning soms wenselijk. Soms zijn de taalvaardigheden sterker ontwikkeld dan de praktische vaardigheden. Hierdoor is overschatting van het daadwerkelijk kunnen van een leerling mogelijk. Verbale en/of non-verbale communicatie Indien nodig, wordt er gebruik gemaakt van ondersteunende teksten, eventueel aangevuld met gebaren en picto’s cq foto’s. Leermiddelen die worden ingezet m.b.t. de communicatie SO: ondersteunende gebaren, picto’s / dagritmekaarten, foto’s. VSO: dagprogramma en daarnaast planborden en taakkaarten
28
In SO en VSO wordt geregeld de time-timer ingezet om de geboden tijd aan te geven. Rekening houden in je communicatie met speciale problematiek van leerlingen Bij ADHD middels rustige neutrale duidelijke begrenzing. Bij ASS middels een korte, concrete, kernachtige spraak. Abstract taalgebruik vermijden, puzzeltijd geven en duidelijk zijn op de 5. -
wees voorspelbaar bied structuur in tijd, ruimte en interactie visualiseer regels en afspraken hanteer de regels en wees consequent geef duidelijk aan welk gedrag gevraagd wordt beloon goed gedrag met complimenten en geef negatief gedrag niet teveel aandacht houd rekening met de zwakke kanten van de betreffende leerling (ADHD / ASS) en biedt de nodige ondersteuning bespreek en benoem gevoelens en oefen dit met de leerlingen biedt ondersteuning bij het omgaan met medeleerlingen, omdat deze leerlingen vaak sociaal onhandig zijn.
Communicatie met de ouders / verzorgers In de onderbouw van het SO via het communicatieschrift/telefonisch contact en in de verdere schoolloopbaan indien nodig. --------------------------------------------------------------------------------------------- ------------------------------------------------Leerkrachtvaardigheden Algemeen Het leren van deze leerlingen is afhankelijk van motivatie en welzijn; onze opdracht is om samen met leerlingen en ouders te zoeken naar deze motivatie. Leren moet voor deze leerlingen betekenisvol en uitdagend zijn. De -
basishouding van de leerkracht zorgen voor een omgeving, die gericht is op het welbevinden van de leerlingen leren moet voor deze leerlingen betekenisvol en uitdagend zijn deze leerlingen hebben een veilige en vertrouwde leef- en leeromgeving nodig, zowel in de klas als op het schoolplein voorspelbaar en eenduidig zijn in aanpak zorg voor het behalen van succeservaringen benaderen de leerling in het VSO als jong volwassenen in wording, met in acht neming van hun capaciteiten. er worden door de leerkracht groepsplannen gemaakt en voor een leerling een deel IHP (individueel handelingsplan) waar de leerling afwijkt van het groepsplan intensieve samenwerking met de thuissituatie: ouders / verzorgers / voogd en met de zorgpartners zoals Accare en de MEE.
Concrete leerkrachtvaardigheden benader een leerling positief, neutraal en consequent formuleer kort en bondig, geef duidelijke uitleg in heldere en eenvoudige taal geef de leerling voldoende bedenk- en reactietijd, schakeltijd biedt evt. ondersteuning met gebaren en/of picto’s. zorg voor succeservaringen bied overzicht check op begrip van de instructie en/of leerstof herhaal regelmatig de opdracht en de leerstof versterk de taakoriëntatie (aanbieden op dezelfde wijze) zorg voor selectie en regulering van prikkels (beschermde werkplekken)
29
-
geef de minimaal haalbare doelen aan bespreek de hoeveelheid werk bied ondersteuning bij opstart, doorwerken en afronding spreek exacte verwachtingen uit geef positieve bekrachtiging.
Een goede structuur c.q. klassenmanagement pas leerstofactiviteiten aan de belangstelling en aan het niveau van de leerling aan het onderwijs wordt in een groep aangeboden, met waar nodig individueel gerichte contacten en instructies in het programma is een goede afwisseling tussen inspanning en ontspanning ingebouwd bied structuur in tijd (time timer), ruimte en interactie met voorspelbaarheid als basis een leerling heeft zo nodig een vaste plaats in de groep geef gedifferentieerde instructie aan de instructietafel gebruik het directe instructiemodel hanteer een goed doordachte, rustige en overzichtelijk opstelling in de klas visualiseer klassenregels en pleinregels en het dagprogramma werk met het planbord, eventueel aangevuld met picto’s, foto’s en woordbeelden zorg dat lessen goed voorbereid zijn zorg dat materialen klaar liggen. Komen tot (zelfstandig) werken werken met het verkeerslicht: Eigen Initiatief Model oefen uitgestelde aandacht hanteer dagtaken (SO, VSO), weektaken(VSO) geeft de tijd aan, eventueel met behulp van de timetimer maak gebruik van het planbord zorg voor wachtwerkjes iedere leerling weet wat hij kan gaan doen als hij klaar is Ontwikkelingsstimulering De leerkracht kan verschillende werkvormen toepassen, zodat de aangeboden lesstof aantrekkelijk blijft. Ook wordt de lesstof zo concreet en toegepast mogelijk aangeboden op een uitdagende manier, met visuele ondersteuning. Wanneer een gekozen ingang of programma bij een leerling niet aanslaat, dan gaat de leerkracht (evt. met ondersteuning) op zoek naar andere ingangen. Soms lijkt tijdelijk een ontwikkeling op een bepaald leergebied stil te staan. De leerkracht ziet dan de uitdaging om het programma om te gooien en de leerling op andere gebieden te prikkelen. Bij de oudere leerlingen (vanaf ongeveer 15 jaar) in het VSO wordt zoveel mogelijk aangesloten bij hun belangstelling en capaciteiten gericht op hun toekomst. Vooral daar waar het gaat om keuze maken m.b.t. het traject LOL ->stage ->werk en arbeidstoeleiding. Leerpunten delen met een leerling of klas Bij jonge leerlingen worden de individuele leerpunten vooral bewaakt en gevolgd door de leerkracht. Het kan best zijn dat in een periode een regel centraal staat en die extra geoefend wordt. Dagelijks zal hier dan aandacht voor zijn en kan er naar de klas teruggekoppeld worden: “Hoe ging het vandaag met….”. Bij de wat oudere VSO-leerlingen is het wel mogelijk om de leerlingen mede verantwoordelijk te maken voor bepaalde leerpunten. Bij de kernvragen in evaluatiemomenten gaat het om: waar kun je nog iets van leren. Op het VSO vinden er coaching / mentorgesprekken plaats.
30
Orthodidactisch handelen Leerstijl Op welke manier hebben de leerlingen behoefte aan instructie? De leerling leert door langdurig doen, in de praktijk oefenen, wat performaal leren SLO,2007) wordt genoemd. Dit kan ook cognitieve activiteiten betreffen. Didactisch handelen bied materiaal/leerstof aan in verschillende modaliteiten; visueel, auditief, tactiel leerstof/vaardigheden aanbieden die zo dicht mogelijk liggen bij de belevings- en ervaringswereld van de leerlingen; vergroten/versterken van kennis, inzicht, vaardigheden en houding maak gebruik van de computer; dit biedt veel structuur, is vaak zelfcorrigerend en geeft snel feedback. Structureer voor deel een opdracht in kleine deeltaakjes in geef instructie in stapjes (korte en enkelvoudige instructie) geef maar één opdracht tegelijk. Daar waar mogelijk uit bouwen naar meerdere opdrachten ondersteun door middel van een dagprogramma (eventueel m.b.v. picto’s, schema’s e.d.) de dag bereid de leerlingen voor op vrije situaties en refereer daar zo nodig aan. Afwisseling besteed veel aandacht aan motivatie bouw motorische activiteiten in en geef aan wanneer motorische onrust niet is toegestaan zorg voor goede afwisseling inspanning en ontspanning zorg voor korte luistertijd en veel doetijd. Feedback geef direct eenduidige en heldere feedback op gewenst en ongewenst gedrag wees kort en duidelijk in je reacties wees duidelijk in je uitleg wat er mis is gegaan probeer niet boos te worden, maar leg uit welk gewenst gedrag ervoor in de plaats moet komen
Onderwijsaanbod Speerpunten in het onderwijsaanbod aan deze leerling betreft voornamelijk in het SO didactische vakken zoals lezen, spelling, rekenen, schrijven en wereldoriëntatie en in het VSO wordt dit steeds meer vertaald naar praktijkgericht onderwijs. Daarnaast staat de sociaal-emotionele ontwikkeling centraal, voornamelijk de sociale redzaamheid en het leren reguleren van gedrag en handelen ten behoeve van het functioneren in de maatschappij. Dit gebeurt voornamelijk door een individueel afgestemd begeleidingsaanbod. Waarbij herhaling en inslijten van gedragspatronen noodzakelijk is. De inhoud van het lesprogramma is gericht op de volgende CED-leerlijnen: SO en VSO Leergebied overstijgend: - sociale redzaamheid/vaardigheid - praktische redzaamheid - leren leren - zintuiglijke motorische ontwikkeling
VSO Praktijkvakken: - groenvoorziening - catering - houtbewerking - magazijnbeheer
31
- administratie - huishoudkunde (waaronder schoonmaak en koken) - textiel - algemene technieken. - arbeidstoeleiding
Leergebied specifiek: - mondelinge taal - schriftelijke taal - rekenvaardigheden - burgerschapskunde - verkeer - wereldoriëntatie - natuur - engels
Daarnaast arbeidsoriëntatie gericht op de arbeidsmarkt. Vanaf 14 jaar maken de leerlingen, binnen LOL, kennis met diverse vormen van uitstroommogelijkheden. Van 16/17 jaar gaan de leerlingen gericht op stage in een gekozen uitstroomrichting. Niveau CED leerlijnen: CED 4 t/m 12 Profiel 4 (Lichte verstandelijke beperking) gebaseerd op de leerlijnen cluster 3, zml ( niveau 1 t/m 12) Het uitstroomprofiel is gericht op de volgende gebieden: Leeftijd:
4-6 niveau
6-8 niveau
8-12 niveau
12-14 niveau
14-16 niveau
16-20 niveau
>6
>7
>8
>9
>10
Mondelinge taal
>5
Schriftelijke taal
>4-5
>5-6
>7
>8
>9
>10
Technisch lezen
>4-5
>5-6
>7
>8
>9
>10
Begrijpend lezen
>4-5
>5-6
>7
>8
>9
>10
Rekenen
>4-5
>5-6
>7
>8
>9
>10
Sociaal-emotionele ontwikkeling
>5
>6
>7
>8
>9
>10
Leren leren
>5
>6
>7
>8
>9
>10
Middelen en materialen In het lvs staan bij “bronnen” per item de middelen en materialen aangegeven. Deze “bronnen” zijn op dit moment nog niet compleet, maar het streven is dat de “bronnen” door de diverse werkgroepen worden bijgewerkt en aangevuld. Portfolio Zedemo
Leertijd Afhankelijk van inspectienormen. Zie hiervoor de roosters per groep.
32