Documentcode Datum vrijgave Versie Printdatum
FOR-10005 14-sep-09 2 07-01-2010
Project voorstel/plan Wageningen UR Livestock Research Projecttitel Datum voorstel/plan
Ontwikkeling van objectieve monitoringsmethoden voor voetzoollaesies bij vleeskuikens 27 januari 2010
(dd-mmm-jj)
Status
Definitief
Contactpersoon Wageningen UR Livestock Research Opdrachtgever
Dr. ir. Ingrid de Jong
Contactpersoon opdrachtgever
F. Divanach (LNV) H. Hulsbergen (PPE) Wageningen UR Livestock Research Meyn Food Processing Technology BV
Uitvoerende instellingen
Startdatum
Ministerie LNV, PPE
15-2-2010
(dd-mmm-jj)
Einddatum
31-12-2010
(dd-mmm-jj)
2010-409-E0004a
Pagina 1 van 5
Documentcode Datum vrijgave Versie Printdatum
1.
FOR-10005 14-sep-09 2 07-01-2010
Inhoudelijke beschrijving
1.1 Aanleiding In het afsprakenkader implementatie Vleeskuikenrichtlijn (6 oktober 2009) hebben de Minister van LNV en het bedrijfsleven afspraken gemaakt over het gefaseerd stellen van aanvullende welzijnsvoorwaarden om in aanmerking te (blijven) komen voor een maximale bezetting van vleeskuikens van 42 kg/m2. Er wordt gestart (per 1 juli 2010) met de indicator hakdermatitis voor het welzijn van vleeskuikens, en deze wordt vervolgens (per 1 januari 2012) vervangen door voetzoollaesies wanneer voldoende kennis beschikbaar is over het meten en terugdringen van voetzoollaesies bij vleeskuikens. Wanneer wordt overgegaan (per 1 januari 2012) tot het meten van voetzoollaesies als welzijnsindicator voor vleeskuikens, dienen er objectieve methoden beschikbaar te zijn waarmee de voetzoollaesies bij vleeskuikens kunnen worden vastgesteld. Voetzoollaesies kunnen aan de slachtlijn worden gemeten. Voordeel van meten aan de slachtlijn ten opzichte van meten op het pluimveebedrijf is dat aan de slachtlijn aan schone poten gemeten kan worden waardoor de ernst van de laesie beter is vast te stellen dan aan vuile poten. Daarnaast hoeven de kuikens niet in de hand genomen te worden om de poten te beoordelen, wat ongerief voor de kuikens veroorzaakt. In Denemarken en Zweden worden al jaren voetzoollaesies bij ieder geslacht koppel gemeten. In beide landen worden deze metingen uitgevoerd door getrainde dierenartsen die per koppel een 100-tal poten beoordelen aan de slachtlijn. Hiervoor is een uitgebreid trainings- en bijscholingsprogramma opgesteld. Zweden en Denemarken maken beiden gebruik van een methode die de voetzoollaesies in drie klassen verdeelt: geen laesies (score 0), milde laesies (score 1) en ernstige laesies (score 2). Met deze methode zijn laesies op relatief eenvoudige wijze te scoren (De Jong et al., 2009). Deze ‘Zweedse’ methode wordt in Europa algemeen geaccepteerd en heeft als voordeel boven de meer gedetailleerde scoringsmethoden met bv. een onderverdeling in 5 klassen (zoals de ‘Bristol Foot Burn Scale’) dat hij gemakkelijk is aan te leren en onderscheid maakt tussen ernstige laesies die wel het welzijn beïnvloeden en milde laesies die dat niet doen, maar wel een risico vormen voor verminderd welzijn. In 2008 heeft Wageningen UR Livestock Research (voorheen ASG Veehouderij) een project afgerond waarin een prototype is ontwikkeld van een automatisch systeem om voetzoollaesies aan de slachtlijn te kunnen meten (De Jong et al., 2008). Dit systeem werd gezamenlijk met Meyn Food Processing Techonology BV en Flandrex Nederland ontwikkeld. Het systeem maakt gebruik van video imaging techniek, waarbij foto’s worden gemaakt van alle poten die voorbij komen aan de slachtlijn. De foto’s worden gemaakt na het afsnijden van de poten. De kuikens zijn dan al door de broeibak en plukkers geweest zodat de poten schoon zijn. De software is ontwikkeld om de poten te scoren volgens de Zweedse scoringsmethodiek. Het door Meyn ontwikkelde prototype functioneerde in principe goed. Het systeem kon voldoende poten per koppel fotograferen (de in het project gestelde eis van minimaal 70% van de poten per koppel werd ruimschoots gehaald). Wel werd gesteld aan het einde van het project dat er nog een verdere update van de software moet plaatsvinden, met validatie, voordat het systeem praktijkrijp is. De firma Meyn schatte in dat het volledig commercieel gereed maken van het systeem ongeveer 6 maanden in beslag zal nemen (D. Derksen, Meyn, pers. med.). Een automatisch systeem heeft een aantal voordelen ten opzichte van het handmatig meten van voetzoollaesies, zoals in Scandinavië gebruikelijk is: er worden meer poten per koppel beoordeeld, het is objectief, tijdsbesparend en doordat het geautomatiseerd is maakt het automatische terugkoppeling naar de veehouder gemakkelijk. Het is echter nog niet bekend wat dit systeem gaat kosten als het op de markt wordt gebracht, en de verwachting is dat er ook slachterijen zijn die een voorkeur kunnen hebben voor het handmatig meten van voetzoollaesies. Ook kan er een voorkeur zijn voor het meten van voetzoollaesies op het primaire bedrijf in plaats van aan de slachtlijn (de vleeskuikenhouder is verantwoordelijk voor het niveau van voetzoollaesies). Niet alle vleeskuikens die in Nederland worden gehouden worden in Nederland geslacht (en er worden ook koppels uit het buitenland in Nederland geslacht). Wil een veehouder in de toekomst echter in aanmerking komen voor een maximale bezetting van 42 kg/m2, dan zal ook voor de koppels die in het buitenland worden geslacht gelden dat de voetzolen beoordeeld moeten worden. Omdat België en Duitsland het meten van voetzoollaesies (nog) niet invoeren als extra welzijnsparameter, houdt dit waarschijnlijk in dat er voor de koppels die in het buitenland worden geslacht een methode moet worden ontwikkeld om voetzoollaesies te meten conform de Nederlandse methode voordat deze koppels in het buitenland aan de slachthaak komen te hangen (bijvoorbeeld op het primaire bedrijf) of om in het buitenland aan de slachthaak deze koppels te beoordelen. Het doel van het hier beschreven project is om objectieve meetmethoden te ontwikkelen om voetzoollaesies bij vleeskuikens vast te kunnen stellen. Daaronder vallen de volgende subvragen: 1. het doorontwikkelen van het automatische video imaging systeem om voetzoollaesies bij vleeskuikens aan de slachtlijn te kunnen meten. Dit onderdeel zal samen met Meyn Food Processing Technology en één of meerdere Nederlandse slachterijen moeten worden uitgevoerd;
2010-409-E0004a
Pagina 2 van 5
Documentcode Datum vrijgave Versie Printdatum
FOR-10005 14-sep-09 2 07-01-2010
2. het ontwikkelen van een alternatief voor (1) voor slachterijen indien geen gebruik wordt gemaakt van de automatische meetmethode, dit kan zijn op het primaire bedrijf of aan de slachtlijn; 3. het ontwikkelen van een alternatief voor (1) dat kan worden gebruikt voor koppels die in het buitenland worden geslacht, dit kan zijn op het primaire bedrijf, op een verzamelpunt, op de buitenlandse slachterij e.d. 1.2 Streefbeeld Dit project levert methodes op waarmee voetzoollaesies bij vleeskuikens op objectieve wijze kunnen worden gemeten (december 2010). 1.3 Resultaten Een eindrapportage voor de opdrachtgevers (oplevering december 2010) met daarin beschreven de verschillende methoden om objectief het voorkomen en de ernst van voetzoollaesies bij vleeskuikens te kunnen vaststellen. Een commercieel beschikbaar systeem om automatisch voetzoollaesies bij vleeskuikens aan de slachtlijn te kunnen meten (december 2010). 1.4 Randvoorwaarden Medewerking van Meyn Food Processing Technology BV en één of meerdere Nederlandse vleeskuiken slachterijen is noodzakelijk. De Nepluvi heeft toegezegd medewerking te verlenen bij het zoeken naar slachterijen waar kan worden proefgedraaid. Ook zal medewerking van primaire bedrijven nodig zijn bij het ontwikkelen van een methode om daar te meten. 1.5 Activiteiten Ad. 1. Het doorontwikkelen automatisch systeem. Dit onderdeel is een zeer nauwe samenwerking tussen Meyn BV, Wageningen UR Livestock Research en één of meerdere slachterijen. De vragen die nog moeten worden opgelost zijn: a. een validatie van de huidige software van het systeem. Indien deze nog niet naar tevredenheid functioneert, een validatie van de update(s). Validatie wordt uitgevoerd door het toetsen van de score van het systeem aan de gouden standaard (getrainde Wageningen UR Livestock Research medewerkers). Hiervoor kan in eerste instantie gebruik worden gemaakt van al eerder verzameld fotomateriaal. b. onderzoeken van de mogelijkheden van plaatsing van het systeem in slachterijen, die met een verschillend type slachthaak werken. Indien het systeem op een andere plaats aan de lijn moet hangen, bepalen van de performance van het systeem op die specifieke locatie (en in vergelijking met de huidige locatie). Het systeem zal moeten kunnen worden ingepast op alle slachterijen. c. het verder commercieel uitontwikkelen van het systeem (verantwoording van Meyn Food Processing Technology BV). Ad 2. en 3. ontwikkelen alternatieven. Dit onderdeel beschrijft alternatieven voor het automatische systeem, waarbij gebruik wordt gemaakt van de kennis en expertise die in Denemarken en Zweden aanwezig is voor wat betreft het handmatig meten van voetzoollaesies aan de slachtlijn. Voor dit onderdeel is het nodig de logistieke stromen in kaart te brengen: waar worden kuikens in het buitenland geslacht (zijn dat onderdelen van een Nederlandse slachterij organisatie of niet), hoe lopen de logistieke stromen. Het geeft een alternatief in de vorm van handmatig meten aan de slachtlijn wanneer slachterijen geen gebruik willen maken van het automatische systeem. Daarnaast geeft het een beschrijving van alternatieve meetmethoden die kunnen worden ingezet wanneer koppels in het buitenland worden geslacht. Hierbij valt te denken aan: monitoring op het primaire bedrijf, monitoring op een centraal punt, monitoring door een Nederlandse keurmeester op de buitenlandse slachterij, insturen van voetzolen door buitenlandse slachterij welke in NL worden beoordeeld, e.d. De methodes zullen onderling worden gevalideerd. De voor- en nadelen van de verschillende methodes zullen worden omschreven zodat een afgewogen keuze gemaakt kan worden voor een bepaalde methode. Indien nodig zullen methoden op een locatie worden getoetst. De resultaten die monitoring op de slachterij (automatisch of handmatig) en die monitoring op andere locaties, zoals het primaire bedrijf, opleveren moeten vergelijkbaar zijn.
2010-409-E0004a
Pagina 3 van 5
Documentcode Datum vrijgave Versie Printdatum
2.
FOR-10005 14-sep-09 2 07-01-2010
Beheersaspecten
2.1 Projectorganisatie Intern: Ingrid de Jong, onderzoeker LR, projectleider Marien Gerritzen, onderzoeker LR Henny Reimert, assistent onderzoeker LR Vincent Hindle, assistent onderzoeker LR Jan van Harn, onderzoeker LR Teun Veldkamp, senior onderzoeker LR Johan van Riel, statisticus LR Extern: Er zal nauw worden samengewerkt met Meyn Food Processing Technology BV voor de doorontwikkeling van het automatische systeem (D. Derksen, J. Bergsma, M. Capiau, C. Pieterse). De opzet van dit onderzoek zal worden afgestemd met de NEPLUVI. Er zijn 1 of meerdere slachterijen nodig om het automatische systeem te kunnen testen. Er zullen bezoeken moeten worden gebracht aan slachterijen, pluimveehouders e.d. om logistieke stromen en mogelijkheden voor meetmethoden in kaart te brengen. Voor de monitoring op het primaire bedrijf zal contact worden gezocht met het PPE. Er zijn één of meerdere locaties nodig waar de methodiek kan worden getoetst. Ook zal contact worden gezocht met partijen (bijvoorbeeld VWA) om de mogelijkheden voor in het buitenland geslachte koppels te onderzoeken. De voortgang van het onderzoek zal worden besproken tijdens bijeenkomsten van de stuurgroep Invulling onderzoek vleeskuikenrichtlijn. Deze groep bestaat uit vertegenwoordigers van LNV, PPE, NOP, NVP, NEPLUVI en WUR Livestock Research. Contactpersoon financiers: F. Divanach (LNV) en H. Hulsbergen (PPE)
2.2
Planning
JAAR 2010
WEEK 7-15
± 10 15-30 7-35
30-52 7-20 7-15 15-25 15-35 Tussentijds (nader te bepalen) 35-45 45-50
2010-409-E0004a
ACTIVITEIT Validatie huidige software automatisch systeem in overleg met Meyn (in eerste instantie met al verzameld materiaal) en indien nodig een slachterij (nog nader te bepalen) Activiteiten doorspreken met stuurgroep Eventueel updaten huidige software en opnieuw valideren updates tot performance voldoet aan vooraf gestelde eisen Onderzoeken mogelijkheden plaatsing automatisch systeem op verschillende slachterijen Testen systeem op verschillende locaties / plaatsen slachtlijn Vergelijken performance systeem op verschillende locaties in de slachterij Doorontwikkelen automatisch systeem tot commercieel product (verantwoording MEYN) In kaart brengen logistieke stromen pluimvee van bedrijf naar slachterij Beschrijving methodiek die in Zweden en Denemarken wordt gebruikt Beschrijven methode voor handmatig meten op slachterij (incl. onderzoek ter plaatse) Onderzoek naar en beschrijving van alternatieve meetmethoden voor koppels die in het buitenland worden geslacht Terugkoppeling met werkgroep/stuurgroep
Rapportage, opleveren concept Opleveren definitief rapport en publicatie Pluimveehouderij
Pagina 4 van 5
Documentcode Datum vrijgave Versie Printdatum
FOR-10005 14-sep-09 2 07-01-2010
2.3 Kosten Totaal: 100 keuro excl. BTW (50 keuro PPE en 50 keuro LNV). Deze kosten zijn voor de validatie en testen van het automatische systeem en het ontwikkelen van andere monitoringsmethoden. Meyn draagt bij in de vorm van manuren/sofware/hardware voor de verdere ontwikkeling van het automatische systeem en het produktie-klaar maken van het systeem; naar schatting kost dit Meyn ongeveer 75.000 euro. Opmerking: het is van te voren moeilijk aan te geven hoeveel tijd er precies nodig is voor doorontwikkeling van het automatische systeem; dit is afhankelijk van het aantal benodigde software updates en of het systeem gemakkelijk in te passen is op verschillende slachterijen. Bij de begroting zijn we uitgegaan van meerdere updates en het feit dat er aanpassingen moeten plaatsvinden om het systeem op meerdere locaties te laten functioneren, dus van de maximale kosten. Opsplitsing arbeidsuren/kosten: a. doorontwikkeling automatisch systeem Uren Assistent onderzoeker 220 J. onderzoeker 128 Statistische ondersteuning 32 b. ontwikkeling alternatieven Assistent onderzoeker J. onderzoeker Statistische ondersteuning
Uren 200 212 8
c. rapportage Assistent onderzoeker J. onderzoeker S. onderzoeker
Uren 20 80 40
Totaal personele kosten: € 88640 Reiskosten: € 7000 Overig materieel: € 1000 Onvoorzien 5%: € 3360 Totaal: € 100.000 3.
Communicatie
Alle communicatie vindt plaats na overleg met de werkgroep Implementatie Vleeskuikenrichtlijn. De wijze van communicatie wordt afgestemd met de werkgroep, maar bestaat in ieder geval uit een Nederlandstalig rapport voor de opdrachtgever en een publicatie in de Pluimveehouderij.
2010-409-E0004a
Pagina 5 van 5