Thesis De effecten van framing begrenst. Een inventarisatie van de potentiële modererende variabelen bij framingeffecten
Merel de Lange (5739225) News media and politics 19-05-2010 Docent: Andreas Schuck Communicatiewetenschap Universiteit van Amsterdam
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleiding
Blz. 2
Hoofdstuk 2 Methodologie
Blz. 4
Hoofdstuk 3 Theoretisch kader
Blz. 5
3.1 Framing
Blz. 5
3.2 Het proces achter framing
Blz. 6
3.3 Modererende variabelen
Blz. 7
3.3.1 De bron van het bericht
Blz. 7
3.3.2 Kennis
Blz. 8
3.3.3 Het belang van het onderwerp
Blz. 10
3.3.4 Concurrerende frames
Blz. 12
3.3.5 Interpersoonlijke communicatie
Blz. 14
3.4 Kennis als mediërende variabele
Blz. 15
Hoofdstuk 4 Conclusie en discussie
Blz. 16
Literatuur
Blz. 21
1
1.
Inleiding To frame is to select some aspects of a perceived reality and make them more salient in a communicating text, in such a way as to promote a particular problem definition, causal interpretation, moral evaluation, and/or treatment recommendation for the item described. (Entman, 1993, p. 52) Framing benadrukt bepaalde aspecten van de werkelijkheid terwijl andere genegeerd
worden (Lecheler, de Vreese & Slothuus, 2009). Op basis van de afwegingen die in het frame benadrukt worden, nemen mensen vervolgens een bepaalde houding aan ten opzichte van het onderwerp (Matthes & Schemer, 2009). Verschillende onderzoekers tonen deze framingeffecten op publieke opinie aan (Bv. Jacoby, 2000; Gilliam & Iyengar, 2000; Nelson & Oxley, 1999). Ook binnen de politiek lijkt men zich van deze effecten bewust te zijn. Zo stond er in de NRC next: ““Een debat winnen van Geert Wilders is niet gemakkelijk. De PVV-leider is sterk in framing,” schrijft de Delftse hoogleraar bestuurskunde Hans de Bruijn in zijn onlangs verschenen boekje Geert Wilders in debat” (Staal, 2010). Men is dus bezig met framing en de effecten hiervan op het publiek. Reese (2001) ziet framing als een machtsmiddel en suggereert dat politici maar ook journalisten een belangrijk middel in handen hebben om individuen te beïnvloeden. Hij legt dit uit door te zeggen dat frames ons beeld van de politieke wereld beïnvloeden. Volgens hem moet men niet alleen naar de informatie in een tekst kijken maar ook naar de overtuigingen van degenen die de tekst hebben geschreven. Mediaprofessionelen kunnen niet van elke gebeurtenis verslag doen en zullen selecties moeten maken (Nelson, Oxley & Clawson, 1997). Doordat de bron van het bericht dus bepaalt wat er wel en wat er niet in het bericht voorkomt, is communicatie altijd het resultaat van de beginselen van deze persoon of personen (Reese, 2001). De media kunnen op die manier met hun communicatie-uitingen mensen bewust of onbewust beïnvloeden (Nelson et al., 1997). Ze kunnen weliswaar proberen een neutrale berichtgeving te hanteren maar doordat politieke onderwerpen vaak op verschillende manieren kunnen worden opgevat, zullen ze nooit ontkomen aan het feit dat ze altijd een eigen benadering kiezen (Haider-Markel & Joslyn, 2001). Daarnaast hebben journalisten slechts beperkte toegang tot informatie. Wanneer de bronnen die zij gebruiken gegevens framen, zijn journalisten door een gebrek aan volledige informatie genoodzaakt een bericht vanuit een bepaald oogpunt te schrijven (Nelson et al., 1997). 2
Burgers zijn afhankelijk van informatie uit de media wanneer zij meer willen weten over politieke onderwerpen (Vliegenthart, Schuck, Boomgaarden & de Vreese, 2008). Op het moment dat deze informatie geframed is, zijn zij niet in staat een objectieve houding ten opzichte van een onderwerp aan te nemen (Sniderman & Theriault, 2004). Men kan zich afvragen of er nog sprake is van een democratie wanneer elites framing kunnen gebruiken om individuen bepaalde onderwerpen op een bepaalde manier te laten definiëren (Chong & Druckman, 2007c). Tegenwoordig wordt er naast onderzoek naar de effecten van framing ook onderzoek gedaan naar variabelen die deze effecten beperken of juist vergroten (Bv. Lecheler, de Vreese and Slothuus, 2009; Matthes and Schemer, 2009). Deze variabelen worden modererende variabelen genoemd. Ze beïnvloeden de reactie van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele (Baron & Kenny, 1986). Matthes en Schemer (2009) geven bijvoorbeeld aan dat de houding die mensen hebben vóór de blootstelling aan frames en het bestaan van een concurrerend frame kunnen modereren in de effecten hiervan. Het lijkt belangrijk om te kijken of framingeffecten altijd gelden en waar de eventuele grenzen liggen. Een frame heeft geen onvoorwaardelijke invloed wanneer modererende variabelen meespelen. De precieze grenzen van deze invloed blijven echter vaag. Dit leidt tot de volgende onderzoeksvraag: “Welke variabelen modereren de effecten van geframede mediauitingen op het publiek?”. Om deze vraag te beantwoorden, zal een inventarisatie worden gemaakt van de bestaande literatuur over moderators van framingeffecten. Verschillende onderzoekers hebben het bestaan van deze modererende variabelen aangetoond (Bv. Lecheler, de Vreese & Slothuus, 2009; Matthes & Schemer, 2009; Schuck & de Vreese, 2006). Tot nu toe ontbreekt echter een duidelijk overzicht van de resultaten. Met dit overzicht zal duidelijk worden welke variabelen een rol spelen in de effecten van framing zodat er gerichter onderzoek gedaan kan worden naar deze effecten. Men weet dan met welke modererende variabelen rekening gehouden moet worden bij het meten van gevolgen van framing. Ook zal duidelijk worden in hoeverre de media bepalen hoe mensen over bepaalde onderwerpen denken. Tenslotte zullen politici meer inzicht krijgen in de beste manier om berichten over bijvoorbeeld nieuw beleid te framen om zo tot een groter draagvlak onder de bevolking te komen. Het doel van deze inventarisatie is om aan te tonen dat framing geen direct algemeen effect heeft op het publiek maar dat er sprake is van effecten in bepaalde situaties onder specifieke voorwaarden. De macht van frames waar Reese (2001) over spreekt zal beperkt worden door meerdere factoren. 3
In de komende delen zal eerst besproken worden wat er onder framing en framingeffecten wordt verstaan. Daarna zal duidelijk worden gemaakt wat de definitie is van een moderator en welke modererende variabelen zijn beschreven in bestaande literatuur. Uit de inventarisatie blijkt dat een aantal moderators geen direct effect heeft maar afhangt van een nog niet eerder onderzochte mediërende variabele ‘kennis’. Na de besproken modererende variabelen zal hier verder over uitgewijd worden. Tenslotte volgt een conclusie met een antwoord op de onderzoeksvraag en zullen suggesties voor verder onderzoek worden gedaan. 2.
Methodologie Voor de inventarisatie van modererende variabelen bij framingeffecten is allereerst
gekeken naar bestaand onderzoek in framing. Hiervoor zijn de databases PiCarta, Academic search premier, web of science, ScienceDirect, Communication & mass media complete en de Catalogus Universiteit van Amsterdam gebruikt om een breed spectrum aan informatie te kunnen doorzoeken. De zoektermen ‘framing’ en ‘effects’ leverden een aantal bruikbare artikelen op. Er is voor gekozen ook oudere artikelen te gebruiken om te kijken welke ontwikkeling framingonderzoek door de tijd heen heeft gemaakt. Waar in het begin bijvoorbeeld vooral werd gekeken naar de effecten van framing, ging men later pas ook kijken naar de moderators van die effecten. Uit de literatuurlijst van de artikelen die deze zoektermen opleverden, kwamen vervolgens ook nuttige artikelen naar voren. Om daarna tot een definitie van modererende variabelen te komen zijn dezelfde, bovengenoemde databases gebruikt maar dit keer met de zoektermen ‘moderators’ en ‘mediators’. Verschillende artikelen voldeden aan de zoektermen maar gekozen is voor het artikel van Wu en Zumbo (2008). Uit de literatuurlijst van dit artikel kwam vervolgens het oudere artikel van Baron en Kenny (1986) naar voren. Tenslotte zijn in bovengenoemde databases de termen ‘moderators’ en ‘framing’ gebruikt om tot een overzicht van verschillende modererende variabelen te komen. Uit de resultaten die deze zoektermen opleverden zijn zowel oudere als meer recente artikelen gekozen om een volledige vergelijking te kunnen maken en tot een compleet overzicht te kunnen komen. Vanuit de literatuurlijst van de artikelen die over modererende variabelen naar voren kwamen, is vervolgens aanvullende informatie over specifieke moderators gezocht in bovenstaande databases. Op basis van de verschillende modererende variabelen die naar voren kwamen zijn nieuwe zoektermen opgesteld. Voor elke variabele is gezocht op de naam 4
van die variabele in combinatie met de term ‘framing’. Dit leverde de volgende zoektermen op: ‘issue importance’, ‘knowledge’, ‘issue-specific framing’, ‘generic framing’, ‘need to evaluate’, ‘interpersonal communication’ en ‘time’. Ook uit de literatuurlijsten van deze artikelen is aanvullende informatie naar voren gekomen. Wanneer naar boeken werd gerefereerd, zijn deze opgezocht op www.google.nl/scholar. 3.
Theoretisch kader
3.1 Framing Entman (1993) omschrijft framing als een proces waarbij specifieke aspecten in de communicatie van een gebeurtenis of onderwerp in de werkelijkheid worden benadrukt om te zorgen dat het publiek de gebeurtenis of het onderwerp op een bepaalde manier interpreteert en evalueert. Hierbij wordt informatie benadrukt of juist weggelaten (Matthes & Schemer, 2009). Een frame vertelt met andere woorden wat de essentie van het onderwerp is (Gamson & Modigliani, 1987). Het is een middel of schema van interpretatie dat zich uit in mediateksten om sociale betekenis te structureren (Reese, 2001). Onderzoekers maken onderscheid tussen het ‘onderwerpspecifieke’ of ook wel ‘episodische’ frame en het ‘thematische’ frame (De Vreese, 2004; De Vreese, 2003; Iyengar, 1991). Onderwerpspecifieke frames hebben betrekking op een duidelijk onderwerp of een gebeurtenis in het nieuws (De Vreese, 2003). Een dergelijk frame beschrijft politiek beleid in relatie tot concrete gebeurtenissen. Hierbij wordt bijvoorbeeld een poging tot moord of het bombarderen van een vliegtuig beschreven als het gevolg van een bepaalde beleidsbeslissing (Iyengar, 1991). Dit frame verbindt overheidsactiviteiten heel duidelijk met doelen in de maatschappij (Jacoby, 2000). Thematische frames daarentegen beschrijven onderwerpen meer contextueel en kunnen bij verschillende onderwerpen door de tijd heen en binnen verschillende culturen geïdentificeerd worden (Semetko & Valkenburg, 2000). Een voorbeeld van dit soort frame kan zijn dat een bericht de uitgaven van de overheid aan welzijnszorg omschrijft (Iyengar, 1991). Hierbij wordt dan niet specifiek een bijstandsmoeder beschreven op wie de uitgaven effect hebben. Dit zou bij een onderwerpspecifiek frame wel het geval kunnen zijn. Jacoby (2000) laat zien dat thematische en onderwerpspecifieke frames verschillende effecten hebben doordat ze verschillende psychologische processen van mensen aanspreken. De reactie van mensen op het thematische frame wordt het meest beïnvloed door de gevoelens die ze hebben ten opzichte van de overheid zelf terwijl de reactie van mensen
5
op het onderwerpspecifieke frame bepaald wordt door gevoelens die betrekking hebben op de voordelen van het beschreven beleid. Beide frames blijken effect te hebben maar Nelson en Oxley (1999) suggereren dat onderwerpspecifieke frames meer effect hebben dan thematische frames. Mensen nemen namelijk belangrijke beslissingen over onderwerpen op basis van onderwerpspecifieke kenmerken en niet op basis van hun algemene gevoelens ten aanzien van de overheid. Zoals eerder gezegd, tonen verschillende onderzoekers het bestaan van framingeffecten aan (Bv. Jacoby, 2000; Gilliam & Iyengar, 2000; Nelson & Oxley, 1999). Een framingeffect treedt op wanneer de manier waarop individuen naar een onderwerp kijken en de redenen die ze hiervoor hebben afhankelijk zijn van de afwegingen of alternatieven die worden benadrukt in communicatieuitingen (Matthes & Schemer, 2009; Sniderman & Theriault, 2004). Kleine veranderingen in de beschrijving van een onderwerp of gebeurtenis kunnen zo zorgen voor grote veranderingen in de mening van mensen hierover (Chong & Druckman, 2007c). In bijvoorbeeld een experiment van Gilliam en Iyengar (2000) blijken respondenten positiever over straffen bij criminaliteit en negatiever over Afro-Amerikanen wanneer zij een frame gepresenteerd krijgen waarbij criminaliteit aan deze bepaalde etnische groep gekoppeld wordt. Jacoby (2000) laat bovendien zien dat er ook buiten experimenten framingeffecten bestaan. Uit zijn onderzoek blijkt dat de mening van mensen over een bepaald bestaand beleid sterk afhangt van de manier waarop dit beleid gepresenteerd wordt. 3.2 Het proces achter framing Framing heeft niet altijd een effect. Dit effect hangt onder andere af van een psychologisch proces waardoor aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan voor individuen beïnvloed zullen worden. Chong en Druckman (2007a) integreren onderzoek naar de psychologische processen achter framingeffecten en argumenteren dat een frame pas effect heeft wanneer een individu afwegingen bezit die beschikbaar, toegankelijk en toepasselijk zijn voor het frame. Voordat een houding gevormd kan worden op basis van afwegingen in een communicatie-uiting, moet een overweging al beschikbaar zijn in het geheugen om te worden gebruikt (Chong & Druckman, 2007a). Wanneer een persoon niet begrijpt hoe nieuw beleid bijvoorbeeld het milieu beïnvloedt, zal hij geen effect ondervinden van een frame dat het milieu als argument gebruikt om hem te overtuigen het beleid te steunen. Op het moment dat een afweging wel beschikbaar is, moet hij vervolgens geactiveerd worden om mee te wegen 6
in de evaluatie van een bericht over het beleid. Deze toegankelijkheid van een overweging neemt toe wanneer hij vaker wordt gebruikt of wanneer hij wordt benadrukt in een communicatieboodschap. Tenslotte moet de overweging die wordt benadrukt als relevant worden gezien voor het onderwerp. Wanneer een afweging als irrelevant wordt gezien in de beoordeling van een gebeurtenis, zal deze voor een persoon niet toepasselijk zijn en geen invloed hebben op het beslissingsproces.
3.3 Modererende variabelen Behalve het feit dat de invloed van een frame bepaald wordt in een psychologisch proces, zijn er meer grenzen aan de effecten van frames. Er verschijnt steeds meer onderzoek naar variabelen die de effecten van framing beperken of vergroten (Bv. Druckman, 2001; Lecheler et al., 2009). Framingeffecten worden tegenwoordig niet meer als vanzelfsprekend gezien. De variabelen die de effecten van bepaalde frames kunnen veranderen heten modererende variabelen. Een dergelijke moderator wordt omschreven als een variabele die bepaalt onder welke voorwaarden variabele A, in dit geval framing, invloed heeft op variabele B, de houding van mensen ten opzichte van een bepaald onderwerp (Baron & Kenny, 1986). De modererende variabele beïnvloedt dus met andere woorden het causale effect van de ene variabele op de andere (Wu & Zumbo, 2008). Het effect van de moderators die besproken zullen worden, ziet er uit als in figuur 3.3.1. Moderator
Framing
Mening/Houding
Figuur 3.3.1 De modererende variabelen bij framingeffecten. Een moderator kan een individuele of een contextuele variabele zijn (Lecheler et al., 2009). Een individuele moderator is een eigenschap van een persoon zelf die het effect van framing beïnvloedt. Een voorbeeld hiervan is de politieke kennis die iemand bezit (Schuck & de Vreese, 2006). Een contextuele moderator staat los van het individu en is bijvoorbeeld de bron van een bericht (Druckman, 2001). 3.3.1 De bron van het bericht Elk politiek bericht heeft een bron. Berichten verschijnen niet willekeurig maar zijn 7
geselecteerd door personen of mediaorganisaties (Lecheler et al., 2009). Sommige mediabronnen zullen als betrouwbaarder gezien worden dan andere. Uit experimenten blijkt dat mensen meer beïnvloed worden door een bericht van een bron die als betrouwbaar wordt gezien dan door een bericht van een minder betrouwbare bron (Druckman, 2001). In een experiment van Druckman (2001) lezen twee groepen studenten hetzelfde artikel. Waar in de ene groep het artikel aan een betrouwbare bron wordt toegewezen, wordt het in de andere groep aan een als onbetrouwbaar geziene bron verbonden. De groep die het artikel van de betrouwbare bron leest, past zijn houding ten opzichte van het onderwerp van het artikel significant meer aan dan de groep die het aan de onbetrouwbare bron koppelt. Ook in een experiment van Grewal, Gotlieb en Marmorstein (1994) komt naar voren dat geframede advertenties van bronnen die als betrouwbaar gezien worden meer invloed hebben op de houding van individuen ten opzichte van een bepaald onderwerp dan bronnen die als onbetrouwbaar worden gezien. Een nadeel van dit experiment is dat er niet gekeken is naar politieke boodschappen maar naar commerciële boodschappen. Toch bevestigt dit onderzoek het resultaat van Druckman (2001) en lijken bronnen de effecten van framing te modereren. 3.3.2 Kennis Een modererende variabele waarover conflicterende onderzoeksresultaten bestaan is de variabele ‘kennis’. In een onderzoek van Krosnick en Brannon (1993) komt naar voren dat mensen die meer kennis over een onderwerp bezitten, meer primingeffecten ondervinden. Ondanks het feit dat de auteurs kijken naar priming en niet naar framing, wordt het resultaat van het onderzoek bevestigd door onderzoek naar framingeffecten van Nelson et al. (1997). Uit experimenten die zij uitvoerden blijkt dat er meer framingeffecten optreden bij personen met een grote mate van kennis. Een uitleg hiervoor is dat framingeffecten, zoals eerder besproken, niet voortkomen uit de presentatie van nieuwe informatie, maar juist uit de accentuering van de al bestaande afwegingen van mensen. Wanneer mensen dus meer kennis bezitten, zullen zij meer afwegingen hebben die benadrukt kunnen worden in geframede berichten. Ook Druckman en Nelson (2003) laten in een onderzoek zien dat mensen met meer kennis, meer beïnvloed worden door frames in berichten over de financiering van politieke campagnes. Deze resultaten worden echter tegengesproken door verscheidene andere onderzoekers. Haider-Markel en Joslyn (2001) onderzochten in twee experimenten waarbij geframede artikelen over wapenbezit werden gebruikt, welke mensen het meest beïnvloed zouden worden door frames. Hieruit blijkt, in tegenstelling tot bovenbeschreven resultaten, 8
dat juist individuen met minder kennis meer door de frames worden beïnvloed. Schuck en de Vreese (2006) bevestigen dit. Zij komen tot deze zelfde conclusie wanneer ze kijken naar de framingeffecten van berichten over de Europese Unie. Meerdere onderzoekers geven een verklaring voor deze tegengestelde resultaten. Kennis zorgt ervoor dat personen meer overwegingen hebben die door framing kunnen worden aangesproken (Chong & Druckman, 2007b; Druckman & Nelson, 2003). Individuen met veel kennis worden daardoor in principe makkelijker beïnvloed door frames. Mensen met een bestaande mening ten opzichte van het onderwerp zullen echter minder snel beïnvloed worden (Chong & Druckman, 2007b). Deze neiging tot het hebben van een mening voorafgaand aan het frame wordt ook wel “need to evaluate” (Druckman & Nelson, 2003) oftewel de ‘neiging om te evalueren’ genoemd. Een persoon heeft een eigen mening wanneer deze los staat van de afwegingen die een frame biedt (Chong & Druckman, 2007c). Iemand met een eigen mening denkt bijvoorbeeld bij een frame dat de economische voordelen van een nieuw bouwproject benadrukt, zelf aan de gevaren voor het milieu. In dit geval kan de mening over de gevaren voor het milieu de effecten van het frame teniet doen. Druckman en Nelson (2003) stellen dat personen met een hoge neiging om te evalueren constant verschillende aspecten van hun leven en omgeving evalueren. Ze vormen hierbij meer meningen dan mensen met een lage neiging tot evalueren en doen dit op basis van meer informatie. De mening die ze vantevoren hebben komt voort uit de kennis die de individuen hebben opgebouwd. De tegengestelde resultaten van onderzoek naar het effect van de variabele ‘kennis’ komen volgens deze theorie voort uit de modererende invloed van de neiging tot evalueren op dit effect. Dit kan verklaren waarom mensen met veel kennis de ene keer meer en de andere keer minder beïnvloed worden door frames. Een experiment van Druckman en Nelson (2003) bevestigt deze theorie. Uit dit experiment blijkt dat personen met meer kennis, meer framingeffecten ondervinden. Wanneer echter gecontroleerd wordt op de variabele ‘neiging tot evalueren’, blijkt dat de personen die een grotere neiging hiertoe hebben, minder beïnvloed worden door frames. Het lijkt hier dus niet de kennis te zijn die de effecten van framing modereert, maar de neiging tot het hebben van meningen voorafgaand aan het frame. Mensen verwerken met andere woorden de kennis actief. Wanneer mensen een mening over een onderwerp hebben, zullen zij bepaalde argumenten alleen aannemen wanneer deze aansluiten bij hun bestaande mening (Lodge & Taber, 2000). Zij hechten hierbij minder waarde aan informatie die niet met deze bestaande mening overeenkomt.
9
3.3.3 Het belang van het onderwerp Een derde variabele is de modererende variabele ‘belang van het onderwerp’. Wanneer er gekeken wordt naar politieke onderwerpen, zullen individuen sommige onderwerpen persoonlijk belangrijker vinden dan andere (Lecheler, de Vreese & Slothuus, 2009). De ene persoon zal bepaalde informatie wel willen krijgen en de andere niet (HaiderMarkel & Joslyn, 2001). Lecheler et al. (2009) betogen dat wanneer een onderwerp belangrijk is voor individuen, zij hun houding hiernaar vormen. Mensen verwerken informatie over voor hen belangrijke onderwerpen actiever en ze verzamelen hier meer kennis over. Daarnaast kan een onderwerp ook op groter niveau belangrijk of minder belangrijk zijn. Het staat nooit los van de omgeving van een persoon. Zo zijn voor de meeste mensen de media de belangrijkste bron van informatie over politieke onderwerpen (McCombs & Shaw, 1972). Vanzelfsprekend krijgen sommige onderwerpen meer aandacht van de media dan andere (McCombs & Shaw, 1972; Nelson, Oxley & Clawson, 1997). Het is onmogelijk alle details van elk onderwerp aan bod te laten komen in politieke berichtgeving (Harcup & O’Neill, 2001). Door bepaalde onderwerpen uit te lichten in berichtgeving beïnvloeden de media volgens McCombs & Shaw (1972) dan ook het oordeel van het publiek over wat belangrijke onderwerpen zijn. In onderzoek naar framingeffecten is nog weinig gekeken naar het belang van een onderwerp als modererende variabele. Jacks en Devine (2000) laten in een onderzoek naar overtuigende boodschappen al zien dat personen die een onderwerp persoonlijk belangrijk vinden minder snel overtuigd worden door een boodschap die hen van het tegendeel van hun mening probeert te overtuigen. Daarentegen worden personen die een onderwerp niet of minder belangrijk vinden wel beïnvloed door een tegengestelde boodschap. Een aantal onderzoekers heeft dit onderwerp overgenomen en heeft gekeken naar de modererende rol van het belang van een onderwerp bij framingeffecten. Haider-Markel en Joslyn (2001) hebben in een onderzoek berichtgeving gebruikt over een onderwerp dat op dat moment in de media erg belangrijk was. Zelf geven zij aan dat zij verwachtten dat de effecten van de frames in deze berichtgeving minder groot zouden zijn of zelfs zouden verdwijnen doordat het onderwerp zo belangrijk was. De effecten blijven echter bestaan. Chong en Druckman (2007b) laten bovendien zien dat het onderwerp van het geframede bericht wel van belang moet zijn voor individuen om een framingeffect teweeg te brengen. Uit hun experiment blijkt dat de argumenten tegen het beperken van bebouwing in een gebied wel als zinvol gezien moeten worden door lezers om een framingeffect te hebben. Op het moment dat de 10
argumenten in een bericht voor participanten niet belangrijk zijn, worden zij minder door het frame beïnvloed. Shen en Edwards (2005) bevestigen dat een onderwerp van belang moet zijn om een effect te veroorzaken. Zij tonen in een onderzoek aan dat personen die het onderwerp zelf belangrijk vinden meer beïnvloed worden door een frame dat bij hun persoonlijke overtuiging aansluit dan mensen die het onderwerp minder belangrijk vinden. Dit is in tegenspraak met recenter onderzoek van Lecheler et al. (2009) waarin zij kijken naar nationaal belangrijke en minder belangrijke onderwerpen in Denemarken. Uit dit onderzoek blijkt dat framing in berichtgeving over het algemeen belangrijkere onderwerp ‘welzijnszorg’ geen effect heeft terwijl framing in berichtgeving over het minder algemeen belangrijke onderwerp ‘handel’ grote effecten heeft op het publiek. Deze verschillen staan echter los van de persoonlijke relevantie die individuen aan het onderwerp toekennen. Wanneer gekeken wordt naar verschillen tussen personen voor wie het onderwerp persoonlijk relevant is en personen voor wie dit niet zo is, wordt er geen verschil in framingeffecten gevonden. Dit lijkt aan te geven dat het belang van een onderwerp alleen als een contextuele moderator werkt en niet als een persoonlijke. Een verklaring voor de tegengestelde resultaten van Chong en Druckman (2007b) en Lecheler et al. (2009) zou kunnen zijn dat eerstgenoemden kijken naar de relevantie van de argumentatie in het bericht terwijl Lecheler et al. (2009) specifiek naar het onderwerp kijken. De tegengestelde resultaten tussen Haider-Markel en Joslyn (2001) en Shen en Edwards (2005) en Lecheler et al. (2009) duiden echter aan dat er verder gekeken moet worden naar verklaringen. Een uitleg zou kunnen zijn dat hoe meer aandacht een politiek onderwerp krijgt van elites of de media, hoe meer informatie mensen hierover krijgen en hoe meer overwegingen zij dus zullen hebben over het onderwerp. Ook beïnvloedt het belang van het onderwerp de manier waarop informatie hierover door individuen wordt verwerkt. Wanneer een persoon het gevoel heeft dat een onderwerp belangrijk is, zal informatie hierover uitgebreider worden verwerkt en gekoppeld worden aan bestaande overwegingen en kennis (Lecheler et al., 2009). Een individu zal dus gemotiveerder zijn om informatie te verzamelen over het onderwerp en hierdoor meer kennis hebben. Tegenstrijdige resultaten kunnen dan voortkomen uit het feit dat het belang van het onderwerp niet zozeer invloed heeft op de framingeffecten maar meer op de kennis die mensen over het onderwerp hebben. Deze kennis heeft dan vervolgens weer invloed op de framingeffecten die optreden. Wanneer dit zo is, is kennis hier een mediërende variabele tussen het belang van het onderwerp en het effect hiervan op framingeffecten. Naast kennis zou dan de variabele neiging tot evalueren ook kunnen meespelen. Zoals eerder uitgelegd modereert deze variabele de werking van kennis. 11
Personen met meer kennis zijn niet per definitie meer immuun voor framingeffecten. Wanneer zij echter een hoge neiging tot evalueren hebben, zullen zij waarschijnlijk minder beïnvloed worden door framing dan wanneer zij dit niet hebben. Meer uitleg hierover volgt in hoofdstuk 3.4.
3.3.4 Concurrerende frames Veel onderzoek naar de effecten van framing maakt gebruik van een experiment waarin participanten worden blootgesteld aan slechts een enkel frame (Bv. Iyengar, 1991; Nelson, Oxley & Clawson, 1997). Hierbij wordt echter geen rekening gehouden met een dagelijkse situatie, waarin mensen te maken hebben met verschillende berichten die allemaal alternatieve interpretaties van een onderwerp bevatten (Chong & Druckman, 2007b). Wanneer de ene politicus of partij een kant van een onderwerp laat zien, zal de ander daar op reageren met een tegengesteld frame (Matthes & Schemer, 2009). De effecten van een bericht zijn afhankelijk van de tegenberichten van andere politieke spelers (Iyengar & Simon, 2000). Sniderman & Theriault (2004) hebben daarom onderzoek gedaan naar framingeffecten bij participanten die twee frames gepresenteerd kregen. Het ene frame beschreef overheidsuitgaven aan de minder bedeelden als het geven van een kans aan armen en het laten blijken van medeleven. Het andere frame beschreef deze uitgaven als een kostenpost die hardwerkende mensen benadeelt terwijl mensen die niet werken er beter van worden. Uit dit onderzoek blijkt dat wanneer personen twee kanten van een verhaal horen, zij terug zullen vallen op een mening die zij hadden over het onderwerp voordat het frame aan hen gepresenteerd werd. Een nadeel van dit onderzoek is dat de tegengestelde frames naast elkaar zijn gezet binnen één tekst. Mensen zien dus binnen dezelfde tekst meerdere argumenten naast elkaar terwijl een politicus die zijn standpunt ten opzichte van een bepaald beleid wil verdedigen, zichzelf vermoedelijk niet zal ondermijnen door de tegenargumenten naast zijn eigen argumenten te zetten. Jacoby (2000) gebruikt geen experiment voor zijn onderzoek maar gaat in plaats daarvan af op de gegevens die voortkomen uit een bevolkingsonderzoek naar verkiezingsgedrag onder Amerikaanse burgers. In dit onderzoek wordt naar de mening van personen over overheidsuitgaven gevraagd waarbij de verschillende frames die politici in verkiezingscampagnes hebben gebruikt terugkomen. De frames zijn dus in verschillende communicatieuitingen aan bod gekomen en zijn niet in een enkele tekst naast elkaar gezet. Ook uit dit onderzoek blijkt dat hoewel er sprake is van framingeffecten wanneer mensen met de frames geconfronteerd worden, deze effecten minder zijn voor mensen met een duidelijke 12
bestaande mening. Een nadeel van zowel het onderzoek van Sniderman en Theriault (2004) als van dat van Jacoby (2000) is echter dat een voorwaarde voor de resultaten is dat mensen al een mening over het betreffende onderwerp hebben. Wanneer er sprake is van berichten met betrekking tot nieuw beleid, kan niet verwacht worden dat elke burger hier al een mening over heeft (Brewer, 2002). Een ander onderzoek naar de effecten van framing wanneer er sprake is van concurrerende frames is door Chong en Druckman (2007b) uitgevoerd. Een frame kan volgens de auteurs op twee manieren sterk of minder sterk zijn; qua inhoud of qua bron. Argumenten gegeven in een frame kunnen overtuigender of minder overtuigend zijn en naarmate zij sterker zijn en dus meer overredende waarde hebben, wordt de inhoud en dus het frame sterker. Zoals al eerder bleek uit onderzoek van Druckman (2001) kan ook de bron van een bericht sterker of minder sterk zijn en zo de kwaliteit van een frame beïnvloeden. Uit onderzoek blijkt dat een kwalitatief goed frame altijd het meeste effect heeft (Chong & Druckman, 2007b). Het maakt hierbij niet uit hoe vaak verschillende frames gepresenteerd worden aan participanten. Wanneer individuen echter een zwak frame gepresenteerd krijgen, heeft dit geen effect op hun mening ten aanzien van het onderwerp. Tenslotte zal de mening van personen die twee frames van gelijke sterkte gepresenteerd krijgen, een midden vormen tussen beide frames. Een verklaring voor dit laatste resultaat is dat concurrerende frames individuen stimuleren om beter over de voor- en nadelen van verschillende interpretaties na te denken (Chong & Druckman, 2007b). Ook Brewer en Gross (2003) laten zien dat tegengestelde frames de effecten van een frame verzwakken. Zij gebruiken ter manipulatie een bericht dat de vrijstelling van het betalen van belasting voor publieke scholen aan ouders met kinderen op private scholen beschrijft. Uit het onderzoek blijkt dat een frame wel beïnvloedt welke overwegingen mensen gebruiken in de beoordeling van deze vrijstelling maar dat tegengestelde frames uiteindelijke effecten op de houding van mensen verzwakken. Een nadeel van dit onderzoek is wederom dat de concurrerende frames tegenover elkaar worden gezet in één artikel. Het onderzoek naar deze modererende variabele biedt dus opnieuw dubieuze resultaten. Een eerste verklaring kan zijn dat de manipulaties van de besproken onderzoeken sterk verschillen. Soms staan concurrerende frames direct naast elkaar en soms worden zij in twee verschillende berichten gepresenteerd. Ook kan het zo zijn dat de conflicterende resultaten voortkomen uit het soort frame dat is gebruikt. Slechts in het onderzoek van Chong en Druckman (2007b) is gekeken naar de sterkte van de verschillende frames. In andere onderzoeken is hier niet op gecontroleerd. Een laaste verklaring wordt gegeven door Chong 13
en Druckman (2007a). Zij stellen dat een omgeving van conflicterende informatie individuen kan stimuleren beter over de verschillende afwegingen na te denken. Dit gebeurt echter alleen als personen zelf gemotiveerd zijn om kritisch met de geboden informatie om te gaan. Wanneer deze persoonlijke motivatie in combinatie met de competitieve informatieomgeving ervoor zorgt dat een individu aandachtig verschillende frames in overweging neemt, zullen framingeffecten verdwijnen. Wanneer een individu deze motivatie echter ontbreekt, zal hij waarschijnlijk uitgaan van het gepresenteerde frame en zullen de effecten daarvan sterker zijn. Dit sluit aan bij de eerder besproken theorie over kennis en de neiging tot evalueren. Ook hier zouden deze variabelen als mediërende en modererende variabele mee kunnen spelen. Wanneer er sprake is van concurrerende frames hebben mensen meer informatie over een onderwerp tot hun beschikking. Diegenen die al een sterke mening over het onderwerp hebben, zijn meer geneigd kritisch naar de aangeboden informatie te kijken. Zoals al eerder uitgelegd, zullen zij niet beïnvloed worden door de frames waardoor de resultaten van zowel Jacoby (2000) als Sniderman en Theriault (2004) logisch lijken. Mensen komen terug bij hun eigen mening wanneer zij een hoge neiging tot evalueren hebben. Het zou kunnen dat de tegenstellingen in de resultaten van deze auteurs en de resultaten van Brewer en Gross (2003) en Chong en Druckman (2007b) voortkomen uit het feit dat er in deze onderzoeken niet is gecontroleerd of kennis in combinatie met de neiging tot evalueren meespeelt. Mensen krijgen meer informatie aangeboden maar zullen hier uiteindelijk alleen iets mee doen wanneer zij een hoge neiging tot evalueren hebben. Dit heeft vervolgens effect op de invloed die een frame op individuen heeft. Meer uitleg hierover volgt in hoofdstuk 3.4. 3.3.6 Inter-persoonlijke communicatie Onderzoek naar ‘inter-persoonlijke communicatie’ als moderator, controleert wel op de neiging tot evalueren (Druckman & Nelson, 2003). In een onderzoek naar de framingeffecten van een bericht over de financiering van campagnes lieten Druckman en Nelson (2003) participanten verschillende frames lezen. Vervolgens organiseerden zij discussies tussen participanten die hetzelfde frame hadden gelezen en tussen deelnemers die verschillende frames hadden gelezen. De personen uit de groep die verschillende frames had gelezen, werden minder beïnvloed door framing dan de personen uit de andere groep. De auteurs stellen dat wanneer personen worden blootgesteld aan verschillende kanten van een verhaal, zij hier meer kennis over hebben. Daarnaast bleek toen zij controleerden op de neiging om te evalueren, dat personen met een hogere neiging tot evalueren minder beïnvloed werden door frames dan personen met een lagere neiging. 14
3.4 Kennis als mediërende variabele Eerder onderzoek naar de beperkingen van framingeffecten richt zich of op modererende of op mediërende variabelen waarbij een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen beide. In bovenstaande beschrijvingen van modererende variabelen lijkt ‘kennis’ echter meerdere rollen te vervullen en mee te spelen als zowel een modererende als een mediërende variabele. Wanneer dit zo is, werpt dit een heel nieuw licht op onderzoek naar framingeffecten. Verschillende conflicterende resultaten worden dan verklaard en er zal meer onderzoek gedaan moeten worden naar variabelen die een dubbele rol hebben. In dit deel zal verder worden uitgewijd over de functie van kennis en de gevolgen hiervan op verschillende modererende variabelen. Zoals eerder besproken zullen mensen meer kennis over een onderwerp bezitten wanneer dit onderwerp belangrijk is. Ditzelfde geldt voor onderwerpen waarover personen concurrerende frames gepresenteerd krijgen of waarover zij discussiëren. Op het moment dat mensen meer kennis bezitten, hebben zij meer afwegingen waarop zij hun mening en houding kunnen baseren en zullen zij minder beïnvloed worden door frames. Uit de inventarisatie van modererende variabelen lijkt dus naar voren te komen dat de modererende invloed van verschillende variabelen gemedieerd wordt door kennis. Een term voor deze mediërende rol van kennis bij de effecten van moderators is gemedieerde moderatie (Muller, Judd & Yzerbyt, 2005). Gemedieerde moderatie kan alleen optreden wanneer er sprake is van een modererende variabele. Deze modererende variabele kan in dit geval het belang van een onderwerp, concurrerende frames of inter-persoonlijke communicatie zijn. De grootte van het effect hangt in deze gevallen af van de moderator. Gemedieerde moderatie is van toepassing wanneer een mediërend proces de oorzaak is van het gemodereerde effect. Wanneer een onderwerp dus belangrijk is, de moderator, verzamelen mensen hier meer kennis over, het mediërende proces, waardoor het effect van framing verandert. Ditzelfde geldt voor de moderators ‘concurrerende frames’ en ‘inter-persoonlijke communicatie’. Dat wat veranderd in het framingeffect is niet het gevolg van de modererende variabele maar van het mediërende proces dat werd veroorzaakt door die moderator. Uit bovenstaand literatuuronderzoek bleek echter ook dat de variabele ‘kennis’ alleen invloed heeft als moderator die effecten verminderd, wanneer mensen besluiten de kennis die zij hebben actief te gebruiken. Mensen met een hoge neiging om te evalueren, zullen kritischer naar de aangeboden informatie kijken dan mensen met een lage neiging om te evalueren. Daardoor hebben mensen met een hoge neiging om te evalueren een grotere kans 15
op het hebben van een eigen mening waardoor ze minder snel beïnvloed worden door frames dan mensen met een lagere neiging om te evalueren. Kennis als modererende variabele en als mediator wordt dus gemodereerd door de variabele ‘neiging om te evalueren’. Wanneer kennis als mediator optreedt maar gemodereerd wordt door de ‘neiging om te evalueren’, wordt dit gemodereerde mediatie genoemd (Muller, Judd & Yzerbyt, 2005). Gemodereerde mediatie treedt op wanneer de mediërende invloed van een variabele, in dit geval van de kennis die een persoon bezit, afhangt van de waarde van een moderator, in dit geval de neiging tot evalueren die mensen hebben. Het effect van het mediërende proces tussen bijvoorbeeld de modererende variabele ‘concurrerende frames’ en de invloed hiervan op het framingeffect, varieert voor personen die verschillen in de neiging die zij hebben om te evalueren. Een duidelijker beeld van deze conclusies is te vinden in figuur 3.4.1. Voor het vak ‘moderator’ kan zowel het belang van het onderwerp, concurrerende frames als interpersoonlijke communicatie worden ingevuld. Moderator
Kennis Neiging tot evalueren Frame
Mening/Houding
Figuur 3.4.1 De modererende en mediërende variabelen bij framingeffecten. Volgend onderzoek zou hier naar moeten kijken om meer over de rol van kennis te kunnen zeggen en beter te kijken naar zowel modererende als mediërende variabelen die tegelijkertijd op kunnen treden. 4.
Conclusie en discussie Zoals in de inleiding besproken wordt er door sommigen gesuggereerd dat framing
een tactisch middel is dat door politici en mediainstituten onbeperkt kan worden ingezet om individuen onderwerpen op een bepaalde manier te laten interpreteren. Wanneer elites vrij kunnen bepalen hoe mensen over onderwerpen denken, kan men zich afvragen in hoeverre er nog sprake is van een democratisch systeem. Het doel van dit onderzoek is dan ook om aan te tonen dat framingeffecten niet altijd zullen optreden. Mensen zullen geen houding aannemen 16
op basis van slechts de informatie die zij verkrijgen uit een geframed bericht. Dit wordt aangetoond door middel van een inventarisatie van bestaand onderzoek naar modererende variabelen van framingeffecten. Uit deze inventarisatie blijkt inderdaad dat de effecten van framing van meerdere factoren afhankelijk zijn. De onderzoeksvraag “Welke variabelen modereren de effecten van het framen van mediauitingen op het publiek?” zal hieronder beantwoord worden. Allereerst moet de bron van een bericht betrouwbaar zijn. Berichten met minder betrouwbare bronnen hebben ook minder framingeffecten. Daarnaast lijken het belang van het geframede onderwerp, inter-persoonlijke communicatie en concurrerende frames de effecten van framing te veranderen. Over deze variabelen bestaan echter conflicterende onderzoeksresultaten. Sommige experimenten tonen aan dat zij de effecten verminderen, terwijl andere experimenten juist laten zien dat zij de effecten vergroten. Een verklaring die hiervoor gegeven kan worden is dat de variabele kennis hier medieert tussen de modererende variabele en het effect daarvan op de invloed van framing. Wanneer een onderwerp belangrijk is of wanneer mensen verschillende benaderingen van een onderwerp horen of zien, zullen zij hier meer kennis over hebben. Dit betekent ook dat personen meer afwegingen bezitten waarop zij hun mening baseren waardoor ze minder beïnvloed worden door frames. Uit onderzoek blijkt echter dat dit alleen het geval is wanneer individuen ook een hoge neiging tot evalueren bezitten en dus een grotere kans hebben op het hebben van een eigen mening. De invloed van bovenstaande drie modererende variabelen wordt dus niet alleen gemedieert door kennis maar deze invloed van kennis wordt vervolgens ook gemodereerd door de neiging tot evalueren. Er is empirisch onderzoek nodig om deze nieuwe gedachte te onderbouwen. De macht van mediainstituten en politici is dus niet onbegrensd. Verschillende modererende variabelen blijken mee te spelen. Wanneer politici dan ook beleid willen ‘verkopen’ door middel van framing, zullen zij met bovenstaande moderators rekening moeten houden. Een aantal beperkingen moeten bij deze conclusie echter in gedachten worden gehouden. Allereerst is deze inventarisatie slechts een greep uit al het bestaande onderzoek naar modererende variabelen. Het kost teveel tijd om al het onderzoek naar moderators te verwerken. Voor dit overzicht is er daarom een selectie gemaakt. Niet elk bestaand onderzoek is meegenomen en dit kan een vertekend beeld hebben opgeleverd. Wel zijn tegengestelde resultaten naast elkaar gezet en zijn oudere met meer recente onderzoeken vergeleken om toch zoveel mogelijk tot een compleet beeld te kunnen komen. 17
Andere beperkingen liggen binnen de besproken literatuur zelf. Framingeffecten verminderen bijvoorbeeld wanneer mensen een concurrrerend frame of een andere mening gepresenteerd krijgen. Hierbij wordt er echter vanuit gegaan dat dit een realistische situatie is en dat mensen met verschillende frames geconfronteerd worden in het dagelijks leven. De vraag is of dit een aannemelijke gedachte is en of mensen wel inderdaad altijd toegang hebben tot meerdere kanten van een verhaal. Politici en partijen zijn het niet altijd oneens over onderwerpen. Soms zijn ze het juist eens en dan zal er maar één kant van het verhaal beschikbaar zijn. Het is zelfs zo dat wanneer een politicus minder geliefd is dan zijn tegenstander, hij zijn standpunten zal aanpassen zodat de verschillen tussen zijn eigen positie en die van zijn tegenstander kleiner worden (Sniderman & Theriault, 2004). Naast concurrerende frames blijken conversaties tussen personen met verschillende meningen een meer informatierijke omgeving te bieden waarin individuen minder beïnvloed zullen worden door frames. Personen zijn echter meer geneigd gesprekken te voeren met mensen die dezelfde mening hebben (Druckman & Nelson, 2003). Wanneer een informatieomgeving eenzijdige informatie geeft en niet competitief is, zullen personen die overwegingen moeten gebruiken die wél geboden worden (Chong & Druckman, 2007b). De kwaliteit van de invloed van deze twee modererende variabele hangt dus af van de politieke en sociale omgeving waarin individuen zich bevinden. Bovendien maken mensen tegenwoordig steeds meer gebruik van het internet waarbij ze zelf kunnen bepalen welke nieuwsberichten en mediauitingen ze wel en niet zien. De vraag is in hoeverre ze verschillende kanten van een onderwerp zullen zien en in hoeverre ze vooral zien waar ze naar op zoek zijn. Toekomstig onderzoek zou moeten kijken in hoeverre de onderzoeksresultaten van concurrerende frames en inter-persoonlijke communicatie van toepassing zijn in het internettijdperk van tegenwoordig. Ook is er meer onderzoek nodig om te bepalen wat de effecten van deze variabelen zijn wanneer een onderwerp nieuw is en mensen hier nog geen mening over hebben gevormd om op terug te kunnen vallen (Brewer, 2002). Wanneer mensen nog geen eigen mening hebben over onderwerpen, kunnen zij makkelijker gemanipuleerd worden door frames in berichtgeving (Chong & Druckman, 2007c). Een volgend bezwaar tegen het onderzoek naar modererende variabelen is het feit dat in de besproken onderzoeken, verschillende frames worden gebruikt. Hierbij kan men zich afvragen of er andere resultaten zouden zijn wanneer een ander frame wordt gehanteerd. Zo suggereren onderzoekers dat een thematisch frame andere resultaten oplevert dan een onderwerpspecifiek frame (Nelson & Oxley, 1999). Ook is het onduidelijk of verschillende 18
onderwerpen kunnen zorgen voor afwijkende onderzoeksresultaten (Sniderman & Theriault, 2004). Volgend onderzoek moet hier een duidelijker onderscheid maken om tot meer inzicht te komen in verschillende frames en onderwerpen. Tevens is er geen standaardmethode om te controleren of er framingeffecten hebben plaatsgevonden. Het lijkt of vragen in een nameting willekeurig gekozen zijn waardoor niet met zekerheid gezegd kan worden dat elk onderzoek hetzelfde meet. Hierbij moet vooral rekening gehouden worden met het verschil tussen overreding en framing. Nelson & Oxley (1999) laten zien dat waar overredende communicatie de inhoud van de verschillende afwegingen van mensen over een onderwerp verandert, framing vooral het belang van deze verschillende overtuigingen in een beoordeling van een onderwerp verandert. Doordat er geen duidelijke definitie van een framingeffect wordt gehanteerd, is het niet duidelijk of de effecten van overreding of van framing gemeten worden. Het zou kunnen zijn dat de verschillende onderzoeken verschillend meten waardoor ze niet vergeleken kunnen worden. Daarnaast zou het zo kunnen zijn dat de vragen die gesteld worden om te kijken of er een framingeffect is opgetreden, zelf framen. In een onderzoek van Druckman (2001) wordt gekeken naar de effecten van framing waarbij een artikel over de Ku Klux Klan wordt geframed als een artikel over vrijheid van meningsuiting of als een artikel over publieke veiligheid. In de nameting wordt vervolgens bijvoorbeeld gevraagd in hoeverre participanten het belangrijk vinden om racisme en vooroordelen tegen te gaan. Deze vraag op zichzelf kan ook een framingeffect hebben waardoor afwegingen die respondenten bezitten over racisme toegankelijker worden. Toekomstig onderzoek zou hier meer rekening mee moeten houden. Een ander nadeel aan het meeste framingeffectonderzoek is dat er meestal gebruik wordt gemaakt van experimenten. Wanneer mensen binnen een laboratorium een mediauiting gepresenteerd krijgen, kan het zo zijn dat zij veel geconcentreerder hiermee bezig zijn dan wanneer ze thuis een krant openslaan of de televisie aanzetten. Resultaten kunnen daardoor groter of juist kleiner lijken dan ze in werkelijkheid zijn. Experimenten worden over het algemeen zo uitgevoerd dat ervan uit gegaan kan worden dat personen de boodschap ontvangen (Sniderman & Theriault, 2004). In het dagelijks leven hebben individuen meer kans boodschappen te negeren of minder goed te bestuderen. Wanneer mensen mediauitingen minder geconcentreerd verwerken, zullen zij misschien ook minder sterk beïnvloed worden door framing. Niet alleen zullen mensen anders met berichten omgaan in een experimentele omgeving, ook de communicatieuitingen zijn anders dan die waar mensen buiten het laboratorium mee geconfronteerd worden. In het meeste onderzoek naar de effecten van 19
framing wordt gebruik gemaakt van geschreven teksten die op verschillende manieren gepresenteerd worden. In het dagelijks leven worden mensen echter niet alleen met geschreven teksten geconfronteerd. Naast het lezen van kranten, zullen mensen televisie kijken en naar de radio luisteren (Sniderman & Theriault, 2004). Ook hier kunnen berichten geframed worden. Toekomstig onderzoek zou zich moeten richten op minder kunstmatige omgevingen waardoor realistischer resultaten zullen ontstaan. Naast onderzoek naar modererende variabelen wordt ook onderzoek naar framingeffecten in het algemeen betrouwbaarder wanneer naar een omgeving buiten het laboratorium wordt gekeken (Jacoby, 2000). Tenslotte wordt er vaak slechts een meting gedaan na de eerste blootstelling aan een frame. Er wordt in slechts weinig onderzoeken gekeken wat de bestaande mening van mensen is voordat zij een frame gepresenteerd krijgen. Hierdoor kan een vertekend beeld van de effecten van framing ontstaan. In toekomstig onderzoek kan men verder kijken naar de beschreven variabelen of hierop voortbouwen en onderzoek doen naar nieuwe modererende variabelen. Ook kan er gekeken worden naar de mediërende variabele kennis en de hierbij horende modererende variabele neiging tot evalueren. Een interessante benadering binnen het onderzoek naar concurrerende frames zou het vergelijken van verschillende media kunnen zijn. Een televisiebericht zou sterkere of minder sterke effecten kunnen hebben dan een tegengesteld krantenbericht. Ook zou verder gezocht kunnen worden waar de grens tussen sterke en zwakke frames ligt. Dit onderzoek heeft gekeken naar variabelen die de effecten van framing veranderen. Recent onderzoek toont echter aan dat effecten die direct na blootstelling significant zijn, na verloop van tijd verdwijnen (Druckman & Nelson, 2003; De Vreese, 2004). Dit zou een aanwijzing kunnen zijn dat ook tijd een sterke modererende variabele is die moet worden meegenomen in framingeffectonderzoek. Meer onderzoek is vereist om tot een duidelijker beeld te komen van de daadwerkelijke invloed van media. Het is met deze inventarisatie duidelijk geworden dat deze macht niet onbegrensd is maar tegelijkertijd is duidelijk dat de grenzen nog vaag zijn. Waarschijnlijk ligt de waarheid ergens in het midden: media kunnen niet onbeperkt burgers beïnvloeden maar burgers kunnen niet zonder meer vanuit zichzelf tot een beslissing komen.
20
Literatuur
Baron, R. M., & Kenny, D. A. (1986). The moderator-mediator variable distinction in social psychological research: conceptual, strategic, and statistical considerations. Journal of Personality and Social Psychology, 51, 1173–1182.
Brewer, P.R. (2002). Values, political knowledge, and public opinion about gay rights; a framing-based account. The Public Opinion Quarterly, 67(2), 173-201.
Brewer, P.R. & Gross, K. (2005). Values, framing, and citizens’ thoughts about policy issues; effects on content and quantity. Political Psychology, 26(6), 929-948.
Chong, D. & Druckman, J.N. (2007a.) A theory of framing and opinion formation in competitive elite environments. Journal of Communication, 57(1), 99-118.
Chong, D. & Druckman, J.N. (2007b). Framing public opinion in competitive democracies. American Political Science Review, 101(4), 637-655.
Chong, D. & Druckman, J.N. (2007c). Framing theory. Annual Review Political Science, 10, 103-126.
21
De Vreese, C.H. (2003). Framing Europe; television news and European integration. Amsterdam: Het Spinhuis.
De Vreese, C.H. (2004). The effects of frames in political television news on issue interpretation and frame salience. Journalism and Mass Communication Quarterly, 81(1), 3652.
Druckman, J.N. (2001). On the limits of framing effects; who can frame? The Journal of Politics, 63(4), 1041-1066.
Druckman, J.N. & Nelson, K.R. (2003). Framing and deliberation; how citizens’ conversations limit elite influence. American Journal of Political Science, 47(4), 729-745.
Entman, R.M. (1993). Framing; toward clarification of a fractured paradigm. Journal of Communication, 43(4), 51-58.
Gamson, W.A. & Modigliani, A. (1987). In P. Burstein (Ed.), Equal employment opportunity; labor market discrimination and public policy (pp. 373- 413). New York: Walter de Gruyter Inc.
Gilliam, F.D. & Iyengar, S. (2000). Prime suspects; the influence of local television news on the viewing public. American Journal of Political Science, 33(3), 560-573.
22
Grewal, D., Gotlieb, J. & Marmorstein, H. (1994). The moderating effects of message framing and source credibility on the price-perceived risk relationship. The Journal of Consumer Research, 21(1), 145-153.
Haider-Markel, D.P. & Joslyn, M.R. (2001). Gun policy, opinion, tragedy, and blame attribution; the conditional influence of issue frames. The Journal of Politics, 63(2), 520-543.
Harcup, T. & O’Neill, D. (2001). What is news; Galtung and Ruge revisited. Journalism studies, 2(2), 261-280.
Iyengar, S. (1991). Is anyone responsible? How television frames political issues. Chicago: University of Chicago Press.
Iyengar, S. & Simon, A.F. (2000). Issue framing and public opinion on government spending. Annual Review of Psychology, 51(1), 149-169.
Jacoby, W.G. (2000). Issue framing and public opinion on government spending. American Journal of Political Science, 44(4), 750-767.
Jacks, J.Z. & Devine, P.G. (2000). Attitude importance, forewarning of message content, and resistance to persuasion. Basic and Applied Social Psychology, 22(1), 19-29.
23
Krosnick, J.A. & Brannon, L.A. The impact of the gulf war on the ingredients of presidential evaluations; multidimensional effects of political involvement. American Political Science Review, 87(4), 963-975.
Lecheler, S., De Vreese, C. & Slothuus, R. (2009). Issue importance as a moderator of framing effects. Communication Research, 36(3), 400-425.
Lodge, M. & Taber, C. (2000). In A. Lupia, M.C. McCubbins & S.L. Popkin (Eds.), Elements of reason; cognition, choice, and the bounds of rationality (pp.183-213). Cambridge: Cambridge University Press.
Matthes, J. & Schemer, C. (2009). Diachronic framing effects in competitive opinion environments; the moderating role of attitude certainty. Paper submitted to the Annual Convention of the International Communication Association, Singapore 2010.
McCaffrey, D. & Keys, J. (2000). Competitive framing processes in the abortion debate; polarization-vilification, frame saving, and frame debunking. The sociological quarterly, 41(1), 41-61.
McCombs, M.E. & Shaw, D.L. (1972). The agenda-setting function of mass media. The Public Opinion Quarterly, 36(2), 176-187.
24
Muller, D., Judd, C.M. & Yzerbyt, V.Y. (2005). When moderation is mediated and mediation is moderated. Journal of Personality and Social Psychology, 89(6), 852-863.
Nelson, T.E. & Oxley, Z.M. (1999). Issue framing effects on belief importance and opinion. The Journal of Politics, 61(4), 1040-1067.
Nelson, T.E., Oxley, Z.M. & Clawson, R.A. (1997). Toward a psychology of framing effects. Political Behavior, 19(3), 221-246.
Petty, R.E. & Cacioppo, J.T. (1979). Issue involvement can increase or decrease persuasion by enhancing message-relevant cognitive responses. Journal of Personality and Social Psychology, 37(10), 1915-1926.
Reese, S.D. (2001). Prologue; framing public life. In S. Reese, O. Gandy & A. Grant (Eds.), Framing public life; perspectives on media and our understanding of the social world (pp. 731). Mahwah, New Jersey: Lawrence Erlbaum.
Schuck, A. & de Vreese, C. (2006), Between risk and opportunity; news framing and its effect on public support for EU enlargement. European Journal of Communication, 21 (1), 5-32. Semetko, H.A. & Valkenburg, P.M. (2000). Framing European politics; a content analysis of press and television news. Journal of Communication, 50(2), 93-109.
25
Shen, F. & Edwards, H.H. (2005). Economic individualism, humanitarianism, and welfare reform; a value-based account of framing effects. Journal of Communication, 55(4), 795-809.
Sniderman, P.M. & Theriault, S.M. (2004). The structure of political argument and the logic of issue framing. In W.E. Saris & P.M. Sniderman (Eds.), Studies in public opinion (pp. 133165). Princeton, New Jersey: Princeton University Press.
Staal, H. (2010). Tip; stap niet in het ‘frame’ van Wilders. NRC Next. Opgehaald maandag 8 maart, 2010, van http://www.nrcnext.nl/blog/2010/02/09/tip-stap-niet-in-het-frame-vanwilders/
Tewksbury, D., Jones, J., Peske, M.W., Raymond, A. & Vig, W. (2000). The interaction of news and advocate frames; manipulating audience perceptions of a local public policy issue. Journalism and Mass Communication Quarterly, 77(4), 804-829.
Vliegenthart, R., Schuck, A.R.T., Boomgaarden, H.G. & de Vreese, C.H. (2008). News coverage and support for European integration, 1990-2006. International Journal of Public Opinion Research, 20(4), 415-439.
Wu, A.D. & Zumbo, B.D. (2008). Understanding and using mediators and moderators. Social Indicators Research, 87(3), 367-392.
26