Effecten van cliëntondersteuning
Samenvatting van een haalbaarheidsonderzoek naar de meetbaarheid van door de cliënt ervaren effecten
MEE Nederland, 4 februari 2014
1.
Inleiding
In deze samenvatting beschrijven we de resultaten van het haalbaarheidsonderzoek dat MEE Nederland en HHM hebben uitgevoerd naar het meten van de effecten van cliëntondersteuning zoals die door de cliënt worden ervaren. We beschrijv en de informatie die een pilotonderzoek naar ervaren effecten heeft opgeleverd en wat de conclusies zijn met betrekking tot de haalbaarheid van het structureel uitvoeren van een dergelijk onderzoek. MEE ondersteunt mensen met een beperking bij de inrichting en invulling van het eigen leven met als doel een actieve deelname aan de samenleving en behoud of verbetering van zelfredzaamheid. Zowel mensen met een beperking als hun ouders of partners/ familie kunnen bij MEE terecht met vragen op diverse levensgebieden. MEE biedt verschillende soorten diensten om cliënten en hun sociale netwerk op deze gebieden te helpen. Al langere tijd hebben de MEE-organisaties de wens om beter in kaart te kunnen brengen wat de resultaten en effecten zijn van de onders teuning van MEE. Deze behoefte komt mede voort uit de transitie van de MEE-financiering naar gemeenten, die per 2015 plaatsvindt. MEE wil de meerwaarde van haar cliëntondersteuning duidelijk kunnen maken aan gemeenten en andere maatschappelijke partners. H iertoe zijn al verschillende stappen gezet en onderzoeken gedaan zoals resultaatmeting, cliënttevredenheidsonderzoek en een maatschappelijke business case. De resultaatmeting die al is geïncorporeerd in de registratie van de MEE wordt meteen na het afsluiten van de dienstverlening gedaan. Voor deze resultaatmeting worden cliënt en consulent per dienst gevraagd of de in het ondersteuningsplan bedachte acties daadwerkelijk en naar behoren zijn gerealiseerd. Ook MEE loopt tegen de dilemma’s aan die voor het hele sociaal domein gelden als het gaat om het meetbaar maken van effecten. Voor MEE geldt in het bijzonder dat die effecten moeilijk te kwantificeren zijn, omdat de dienstverlening van MEE zo’n breed terrein bestrijkt. De dienstverlening van MEE is namelijk stelseloverstijgend en levensbreed. De ondersteuningstrajecten beperken zich ook meestal niet tot één thematiek, want er is een grote samenhang tussen de verschillende levensgebieden. Dit maakt dat er vaak geen sprake is van een eenduidige, lineaire relatie tussen initiële vraag, ondersteuningsplan, ondersteuning, resultaat en effect. De enige constante factor in de ondersteuning is de cliënt, maar laat nou net die factor in het hele sociaal domein onderbelicht zijn als bron voor het beoordelen van effectiviteit. Cliënten worden bevraagd op tevredenheid, bejegening en toegankelijkheid, maar niet op hun oordeel over het resultaat en de effecten. In het streven naar objectieve meetbaarheid van dienstverlening wordt dat oordeel vaak als te subjectief beschouwd. Ondertussen blijkt al meerdere malen dat objectieve kwantitatieve metingen niet mogelijk zijn of te veel onwenselijke bijwerkingen hebben, terwijl het effect voor de cliënt uiteindelijk het enige is dat telt. 2
Daarom heeft MEE Nederland aan bureau HHM gevraagd om een instrument te ontwikkelen waarmee cliënten gevraagd kunnen worden naar hun oordeel over de effecten van de dienstverlening voor hun leven. Dit onderzoek is dus niet gericht op objectieve cijfers over welk effect dat precies was of hoe groot dat was. Het instrument is getest in een pilotonderzoek bij 6 MEE-organisaties.
3
2. Samenvatting haalbaarheid en ervaren effecten Haalbaarheid De uitkomsten van het onderzoek hebben laten zien dat met de ontwikkelde vragenlijst de door de cliënt ervaren effecten kunnen worden gemeten en dat dit gerelateerd kan worden aan de ondersteuning van MEE. De ontwikkelde vragenlijst blijkt bruikbare resultaten op te leveren voor alle doelgroepen van MEE en kan schriftelijk, online en telefonisch worden toegepast. De gemeten effecten maken per domein zichtbaar waar de ondersteuning meer of minder ervaren effect heeft. Dit biedt de MEE-organisaties aanknopingspunten voor verbetering van de dienstverlening. In combinatie met de meting van de behaalde resultaten en cliënttevredenheid in de ondersteuningstrajecten wordt het in principe mogelijk om de samenhang in beeld te brengen tussen: Is de ondersteuning uitgevoerd die is afgesproken met de cliënt ? (resultaatmeting)
Is die ondersteuning naar tevredenheid uitgevoerd ? (cliënttevredenheidsonderzoek)
Heeft dat voor de cliënt ook tot effect geleid ? (effectmeting)
Ervaren effecten Vooral mensen die ondersteuning hebben gehad van MEE in combinatie met hulp van andere organisaties of personen ervaren positieve effecten. De cliënten geven dus aan dat zij vinden dat de dienstverlening van MEE effect heeft gesorteerd. Met name de samenwerking van MEE met formele organisaties en informele netwerken leidt voor cliënten tot betere resultaten. Dat MEE hierin een belangrijke rol speelt, blijkt onder andere uit de positieve beoordeling van cliënten in de open vraag naar de be tekenis van MEE. Het merendeel is zeer positief over MEE en over de ondersteuning die ze hebben gekregen. Het heeft hen geholpen om (bijvoorbeeld) de benodigde zorg en ondersteuning te krijgen, om problemen op te lossen en om zich zekerder te voelen. Ook b eperkt de bijdrage van MEE aan het leven van cliënten zich niet tot de gebieden waar MEE ondersteuning bij heeft geboden; door de uitgebreide vraagverheldering en integrale aanpak ervaren cliënten ook op andere gebieden dat de MEE-ondersteuning hen heeft geholpen. De grootste positieve effecten zijn te vinden op het gebied van zelfstandigheid en hulp vragen, gevolgd door regels en geld en opvoeding en gezin. Daarnaast is er ook duidelijk samenhang te zien in de positieve effecten van ondersteuning tussen de gebieden school of dagopvang en opvoeding en gezin en in de gebieden werk of dagbesteding en regels en geld.
De toekomst In 2014 willen we dit onderzoek naar effecten van cliëntondersteuning herhalen bij alle MEE-organisaties. Dit eerste onderzoek diende als een pilot en daarbij hebben we ook 4
gekeken naar de werking van de vragenlijst (kunnen we met deze vragenlijst effecten meten), de lengte en duidelijkheid van de vragenlijst en de manier van bevragen (schriftelijk, online en telefonisch). Alle aanbevelingen die uit de pilot naar voren zijn gekomen zullen we meenemen in de landelijke uitrol van de effectmeting.
5
3. Aanpak 3.1 ●
●
●
● ●
●
Enkele uitgangspunten voor effectmeting MEE wil, naast de resultaten van de dienstverlening, de effecten van de ondersteuning in kaart brengen zoals de cliënt die ervaart enige tijd nadat de ondersteuning is afgerond. Onder deze effectmeting verstaan we daarom een inventarisatie van het oordeel van de cliënt (of diens vertegenwoordiger) over de gevolgen die de dienst verlening van MEE heeft gehad op zijn/haar leven, bijvoorbeeld in termen van een vergroting van zelfredzaamheid en eigen kracht, versterking van het netwerk en verbetering van de kwaliteit van leven. Omdat de effectmeting op één peilmoment wordt gehouden, proberen we het verschil tussen ‘voor en na’ de dienstverlening in beeld te brengen. We benaderen cliënten waarvan de dienstverlening 3 tot 6 maanden daarvoor is afgesloten en die niet in een nieuw traject zitten. We meten effecten niet meteen na afsluiting omdat effecten pas op langere termijn zichtbaar kunnen worden. De effectmeting richt zich op de impact van de ondersteuning in de breedte, op diverse levensgebieden/domeinen. Om zoveel mogelijk hard te kunnen maken dat bepaalde effecten zijn bereikt (mede) dankzij de dienstverlening van MEE, vragen we cliënten expliciet naar de relatie tussen de effecten en de begeleiding van MEE. In de effectmeting leggen we zowel objectieve als meer subjectieve elementen voor aan de cliënten. Bij objectieve elementen valt te denken aan concrete veranderingen, bijvoorbeeld op het gebied van inkomen, werk of gerealiseerde ondersteuning. Bij subjectieve elementen gaat het om de beleving van cliënten van toegenomen zelfvertrouwen, welbevinden, et cetera.
Samengevat: met de effectmeting meten we de door cliënten ervaren ‘levensbrede’ effecten van de begeleiding die zij van MEE hebben gekregen, met als doel de meerwaarde van de cliëntondersteuning te kunnen tonen aan relevante partijen.
3.2 Aanpak Dit is de eerste keer dat MEE de effecten van cliëntondersteuning in kaart heeft gebracht. Samen met bureau HHM is er een pilot opgestart om een meting van effecten te ontwikkelen. Deze pilot bestond uit een aantal stappen: 1. Ontwikkeling van een vragenlijst en het testen hiervan ; 2. Bevraging van cliënten op 3 verschillende manieren: online (digitaal), schriftelijk (per post) en telefonisch; 3. Analyse van de resultaten; 4. Rapportage. In alle stappen is een werkgroep van zes MEE-organisaties betrokken die wilden meewerken aan de pilot. Deze zes MEE-organisaties zijn: ● MEE IJsseloevers 6
● ● ● ● ●
MEE Oost Gelderland MEE Plus MEE Utrecht, Gooi en Vecht MEE Veluwe MEENT Groep
De effectmeting is afgenomen bij een steekproef van cliënten van deze zes MEEorganisaties, verdeeld over de drie methoden van uitvraag. Er zijn voor zowel de digitale methode als de methode per post circa 1.500 cliënten per methode benaderd. Omdat de telefonische afname een grote tijdsinvestering vraagt, hebben alle zes de MEE organisaties tussen de 6 en de 15 interviews gerealiseerd.
3.3 Toelichting vragenlijst In de vragenlijst zijn de cliënten gevraagd om voor meerdere aspecten op zeven verschillende domeinen aan te geven of hun situatie is verbeterd, gelijk gebleven of verslechterd ten opzichte van de periode voordat ze ondersteuning kregen van MEE. De zeven domeinen uit de vragenlijst zijn: 1. zelfstandigheid en hulp vragen; 2. relaties en sociale contacten; 3. wonen en vrijetijdsbesteding; 4. regels en geld; 5. werk of dagbesteding (alleen voor mensen met werk of traject om werk te krijgen); 6. school of dagopvang (alleen voor mensen op school of dagopvang); 7. opvoeding en gezin (alleen voor ouders). Op de volgende pagina ziet u een voorbeeld van de vragen zoals gesteld over domein 1 (zelfstandigheid en hulp vragen). Naast de vragen over de zeven domeinen, zijn er nog enkele algemene vragen gesteld.
7
8
4. Haalbaarheid 4.1 Aantal benaderde cliënten en respons Het doel van het onderzoek was niet alleen gericht op de effectmeting zelf, maar ook op het verkrijgen van input voor een afweging welke methode in de toekomst gebruikt kan worden. Daarom wilden we voor elk van de drie methoden voldoende respondenten om de methoden onderling te kunnen vergelijken. Om dit te bereiken hebben we een grote groep cliënten aangeschreven. Concreet betekent dit dat de deelnemende MEE organisaties gezamenlijk 1.500 cliënten hebben benaderd voor de schriftelijke en 1.500 voor de digitale vragenlijst. We verwachtten een responspercentage van zo’n 25%. Op de schriftelijke vragenlijst hebben we een respons ontvangen van 27% (412 ingevulde vragenlijsten retour van de 1.500). Op de digitale vragenlijst hebben we een respons van 13% (196 ingevulde vragenlijsten retour van de 1.500) en er hebben 63 telefonische interviews plaatsgevonden (aantal benaderde mensen niet bekend). In de papieren vragenlijsten blijken wel vaker antwoorden te ontbreken. De hogere respons wordt daardoor gedeeltelijk teniet gedaan als gekeken wordt naar het aantal antwoorden per vraag. Bij de analyse van de gegevens hebben we er voor gekozen om het percentage cliënten te berekenen op basis van de gegeven antwoorden (dus zonder een categorie ‘onbekend’).
4.2 Bruikbaarheid vragenlijst en methoden bevraging De uitkomsten (zie verder hoofdstuk 5) hebben laten zien dat er met de vragenlijst effecten op het leven van cliënten kunnen worden gemeten en dat dit gerelateerd kan worden aan de ondersteuning van MEE (vaak in combinatie met andere betrokken organisaties of personen). De ontwikkelde vragenlijst is via drie methoden uitgezet onder een steekproef van cliënten. Uit een analyse van de antwoorden blijkt dat de methode die wordt gebruikt niet of nauwelijks invloed heeft op de aard van de respons en op het meten van effecten. In de resultaten die hierna worden weergegeven, maken we daarom geen onderscheid tussen de verschillende methoden van bevraging. We hebben alle uitkomsten dus opgeteld. In de toekomst lijkt een online vragenlijst het meest prak tisch, vanwege kostenoverwegingen, snelheid en de mogelijkheid om sommige vragen verplicht of facultatief te maken, afhankelijk van het antwoord op een eerdere vraag.
4.3 Betrouwbaarheid en mogelijkheid om uitspraken te doen Voor de drie methoden gezamenlijk is de steekproefomvang voldoende om met 95% betrouwbaarheid te kunnen zeggen dat deze uitkomsten een goede weergave zijn van de gehele populatie. Dit geldt ook voor de respons op de schriftelijke vragenlijst. Door de 9
lagere respons op de online vragenlijst en interviews zijn deze betrouwbaarheidspercentages lager, respectievelijk 85% en 60%. Dat wil zeggen dat we voor deze twee methoden met minder zekerheid kunnen zeggen dat de uitkomsten bij herhaling van het onderzoek vergelijkbaar zijn.
10
5. Ervaren effecten 5.1 Welke ondersteuning ontvingen cliënten van MEE In tabel 1 geven we een beeld van de mate waarin de cliënten naar eigen zeggen ondersteuning hebben ontvangen op de verschillende domeinen. Onder het kopje Percentage cliënten staat het percentage van de respondenten die hebben aangegeven op het betreffende domein ondersteuning te hebben gehad. Een cliënt kan meerdere domeinen hebben aangekruist, daarom komt een optelling van de percentages bo ven de 100% uit. In de kolom Percentage vragen staat de verdeling van alle vragen over de domeinen, zonder rekening te houden met ondersteuning op meerdere domeinen . Ondersteuning van MEE op domein
Percentage cliënten
Percentage vragen
1. Zelfstandigheid en hulp vragen
25%
16%
2. Relaties en sociale contacten
17%
11%
3. Wonen en vrijetijdsbesteding
25%
17%
4. Regels en geld
27%
18%
5. Werk of dagbesteding
23%
15%
6. School of dagopvang
15%
10%
7. Opvoeding en gezin
20%
13%
Totaal
100%
Tabel 1. Mate waarin cliënt MEE-ondersteuning heeft ontvangen op de verschillende domeinen. Voor ieder domein konden de cliënten ook aangeven of zij hulp hebben ontvangen van andere organisaties (bijvoorbeeld een zorginstelling) of personen (bijvoor beeld familie of bekenden). In 60% tot 80% van de gevallen is er (naast eventueel ondersteuning van MEE) hulp van andere organisaties of personen geweest op het domein. Een gemeten effect op een domein kan dus mede tot stand gebracht zijn door de hulp van anderen (naast de ondersteuning van MEE).
5.2 Positieve effecten ondersteuning Zoals eerder aangegeven zijn de cliënten gevraagd om voor meerdere aspecten op de verschillende domeinen aan te geven of hun situatie is verbeterd, gelijk gebleven of verslechterd ten opzichte van de periode voordat ze ondersteuning kregen van MEE .
11
Effecten van ondersteuning van MEE In onderstaande figuur zien we dat mensen vaker positieve dan negatieve of geen effecten ervaren als zij ondersteuning hebben gehad op dat domein. 0%
20%
40%
60%
80%
100%
1 (N=164) 2 (N=112) 3 (N=166) 4 (N=177)
Positief effect Geen effect Negatief effect
5 (N=101) 6 (N=82) 7 (N=105)
Figuur 1. Mate van effect bij cliënten met MEE-ondersteuning op betreffende domein Nummering domeinen 1. Zelfstandigheid en hulp vragen 2. Relaties en sociale contacten 3. Wonen en vrijetijdsbesteding 4. Regels en geld
5. Werk of dagbesteding 6. School of dagopvang 7. Opvoeding en gezin
We zien dus dat op alle domeinen overwegend een positief effect wordt ervaren. Er zijn wel verschillen tussen de domeinen te zien. Het domein ‘Zelfstandigheid en hulp vragen’ kent het grootste percentage cliënten dat een verbetering heeft aangegeven op het domein (meer dan 70%). De domeinen ‘Relaties en sociale contacten’ en ‘Wonen en vrijetijdsbesteding’ kennen het kleinste percentage mensen met een positief effect en het grootste percentage mensen met een negatief effect. Dit zijn overigens ook de domeinen waarbij het bereiken van reële effecten waarschijnlijk het meest beperkt wordt door de maatschappelijke werkelijkheid. Hieruit kunnen we concluderen dat het mogelijk is om effecten te meten (er is onderscheid tussen de domeinen) en dat we effecten kunnen toeschrijven aan de ondersteuning die mensen hebben ontvangen (er is meer positief effect bij de mensen met ondersteuning van MEE).
12
Effecten van alle respondenten, met en zonder ondersteuning op betreffende domein In de volgende figuur ziet u voor ieder domein bij welk deel van de cliënten sprake is van een positief effect. Deze cliënten hebben wel ondersteuning van MEE ontvangen, maar niet specifiek op dat betreffende domein. De effecten treden dus op als neveneffect. 0%
20%
40%
60%
80%
100%
1 (N=645) 2 (N=645) 3 (N=639)
Positief effect
Geen effect
4 (N=636)
Negatief effect
5 (N=295) 6 (N=226) 7 (N=243)
Figuur 2. Mate van effect voor alle respondenten Nummering domeinen 1. Zelfstandigheid en hulp vragen 2. Relaties en sociale contacten 3. Wonen en vrijetijdsbesteding 4. Regels en geld
5. Werk of dagbesteding 6. School of dagopvang 7. Opvoeding en gezin
Op alle domeinen is er nog steeds een grote groep die een positief effect heeft ervaren, maar die is kleiner dan in het vorige schema. Dat komt vooral door de grotere groep die geen effect constateert. Het domein ‘Zelfstandigheid en hulp vragen’ kent weer het grootste percentage cliënten dat een verbetering heeft aangegeven op het domein (meer dan 60%). Ondersteuning op zelfredzaamheid maakt uiteraard onlosmakelijk deel uit van alle ondersteuning van MEE. De domeinen ‘Relaties en sociale contacten’ en ‘Wonen en vrijetijdsbesteding’ hebben het kleinste percentage mensen met een positief effect en het grootste percentage mensen met een negatief effect. Dat roept interessante vragen op voor vervolgonderzoek naar de oorzaken. Is de dienstverlening hier voor verbetering vatbaar, of wordt hier opgelopen tegen de grenzen van wat als effect kan worden bereikt?
13
5.3 Positieve effecten vooral bij samenwerking In de volgende figuur kijken we naar de cliënten die een positief effect hebben en maken daarbij onderscheid naar vier groepen cliënten: 1. Mensen die naar eigen zeggen helemaal geen hulp hebben gehad op dat domein (niet van MEE en niet van andere organisaties of personen). 2. Mensen die aangeven wel hulp te hebben gehad van MEE en geen hulp van andere organisaties of personen. 3. Mensen die zowel hulp van MEE als van andere organisaties of personen hebben gehad. 4. Mensen die alleen hulp hebben gehad van andere organisaties of personen dan MEE. Wanneer we inzoomen op de cliënten met een positief effect, zien we dat dit effect vaker optreedt bij cliënten die zowel ondersteuning van MEE hebben gehad als ondersteuning van andere organisaties (zie figuur 3). De cliënten die op een domein alleen hulp van anderen hebben ontvangen, hebben daarnaast wel ondersteuning van MEE ontvangen op een ander domein. In het algemeen geeft deze figuur een indicatie dat MEE bijdraagt aan positieve effecten. 80% 70% 60% 50%
Geen hulp ontvangen
40%
Alleen hulp van MEE Hulp van MEE en anderen
30%
Alleen hulp van anderen 20% 10% 0% 1
2
3
4
5
6
7
Figuur 3. Percentage cliënten met positief effect op domein
Nummering domeinen 1. Zelfstandigheid en hulp vragen 2. Relaties en sociale contacten 3. Wonen en vrijetijdsbesteding 4. Regels en geld
5. Werk of dagbesteding 6. School of dagopvang 7. Opvoeding en gezin
14
5.4
Oordeel van cliënten over bijdrage van MEE-ondersteuning
Cliënten met ondersteuning van MEE op domein We hebben de cliënten ook rechtstreeks gevraagd in hoeverre zij vinden dat het behaalde effect is toe te schrijven aan de ondersteuning van MEE. Dat oordeel blijkt heel positief te zijn. 0%
20%
40%
60%
80%
100%
1 (N=161) 2 (N=110) Heel veel 3 (N=162) 4 (N=166)
Een beetje Niet echt Helemaal niet
5 (N=108)
Weet ik niet
6 (N=77) 7 (N=101)
Figuur 4. Bijdrage van MEE volgens cliënten met ondersteuning van MEE op betreffend domein Nummering domeinen 1. Zelfstandigheid en hulp vragen 2. Relaties en sociale contacten 3. Wonen en vrijetijdsbesteding 4. Regels en geld
5. Werk of dagbesteding 6. School of dagopvang 7. Opvoeding en gezin
In figuur 4 is te zien dat bijna 90% van de cliënten die ondersteuning van MEE heeft gekregen op het gebied van domein 1 ‘Zelfstandigheid en hulp vragen’ vindt dat dit heel veel of een beetje heeft geholpen. De ondersteuning voor (ouders met) kinderen heeft volgens 80% van de cliënten geholpen (domeinen 6 ‘School of dagopvang’ en 7 ‘Opvoeding en gezin’). Op de andere domeinen is het percentage cliënten dat vindt dat de ondersteuning van MEE heeft geholpen iets lager, namelijk tussen de 65% en 75%. Wanneer we figuur 4 vergelijken met figuur 1 zien we een vergelijkbaar beeld: de domeinen waarop veel positieve effecten worden bereikt zijn ook de domeinen waarbij de cliënten het meest ervaren dat de ondersteuning van MEE heeft geholpen.
15
Cliënten zonder ondersteuning van MEE op domein Een kleiner deel van de cliënten spreekt uit dat MEE ook heeft bijgedragen aan een verbetering op domeinen waarop zij geen ondersteuning hebben ontvangen. In figuur 5 zien we dat cliënten zich ook weer vooral geholpen voelen op het domein 1 ‘Zelfstandigheid en hulp vragen’ door de ondersteuning die zij op een ander domein hebben ontvangen: ruim 70% van de cliënten die op domein 1 geen ondersteuning van MEE heeft ontvangen, vindt dat MEE toch heel veel of een beetje heeft geholpen op dit domein. 0%
20%
40%
60%
80%
100%
1 (N=473) 2 (N=513) Heel veel 3 (N=453) 4 (N=437)
Een beetje Niet echt Helemaal niet
5 (N=207)
Weet ik niet
6 (N=146) 7 (N=130)
Figuur 5. Bijdrage van MEE volgens cliënten zonder ondersteuning van MEE op betreffend domein Nummering domeinen 1. Zelfstandigheid en hulp vragen 2. Relaties en sociale contacten 3. Wonen en vrijetijdsbesteding 4. Regels en geld
5. Werk of dagbesteding 6. School of dagopvang 7. Opvoeding en gezin
De MEE-ondersteuning maakt dus verschil voor mensen, niet alleen op het domein van de hulpvraag zelf maar ook op andere domeinen. Hiermee wordt het bredere effect zichtbaar dat de ondersteuning van MEE heeft op het leven van cliënten. Open vragen Via een open vraag konden mensen aangeven wat de ondersteuning van MEE voor hen heeft betekend. 77% gaf een positief oordeel, 8% een neutraal, 6% een negatief en 9% een onbekend oordeel (onbekend wil zeggen dat uit de opmerkingen niet af te leiden was of dat positief, negatief of neutraal was bedoeld). Uit dit grote aantal met een positief oordeel blijkt dat MEE een belangrijke rol speelt in de ervaren effecten. De onders teuning van MEE heeft hen geholpen om (bijvoorbeeld) de benodigde zorg en ondersteuning te krijgen, om problemen op te lossen en om zich zekerder te voelen. 16
5.6
Conclusies en aandachtspunten
Het domein ‘Zelfstandigheid en hulp vragen’ kent het grootste p ercentage cliënten dat een verbetering heeft aangegeven op dat domein en waarbij die verbetering toe te schrijven valt aan MEE. Het vergroten van de zelfredzaamheid van onze cliënten is de kern van ons werk, ook al is dat niet specifiek benoemd als levensgebied. Op de domeinen ‘Relaties en sociale contacten’ en ‘Wonen en vrijetijdsbesteding’ zien we de kleinste percentages mensen met een positief effect en de grootste percentages mensen met een negatief effect. Deze uitkomsten kunnen misschien verklaard worden door dat er van te voren moeilijker duidelijke afspraken zijn te maken over wat de cliënt kan verwachten. Uit de resultaten van de dienstverlening die MEE vastlegt in de cliëntenregistraties blijkt ook dat op het levensgebied Samenleven en Wonen de laagste beoordelingen te worden gegeven, zowel door de cliënt als door de consulent. Dit kan aan de dienstverlening zelf liggen, maar kan waarschijnlijk ook verklaard worden door afhankelijke factoren, zoals tekorten in het woonaanbod voor mensen met een beperking. Met betrekking tot het domein Regels en Geld valt op dat er door de cliënt wordt aangegeven dat er op dit domein positieve effecten optreden. Uit de resultaten van de dienstverlening uit de cliëntenregistraties blijkt daarentegen dat met name op het onderdeel ondersteuning bij budgetteren en administreren de laagste beoordelingen worden gegeven. Opvallend hierbij is dat de consulenten dat lager beoordelen dan de cliënten, met andere woorden, dat de consulent kritischer is dan de cliënt. Ook hier kan het een aandachtspunt zijn om duidelijk af te spreken met de cliënt wat deze wel en niet kan verwachten. Ook hier moet er rekening mee worden gehouden dat de mogelijkheden van MEE beperkt zijn in het bieden van oplossingen (MEE kan bijvoorbeeld geen schulden aflossen of inkomsten verhogen).
17