juli 2014
STICHTING SCHALIEGASVRIJ NEDERLAND & MILIEUDEFENSIE
DE
MOGELIJKE
EFFECTEN
SCHALIEGASWINNING OP DE
VAN
NEDERLANDSE
NATUUR
Effecten van schaliegaswinning op natuur | Corine van Huissteden
2 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
DE MOGELIJKE EFFECTEN VAN SCHALIEGASWINNING OP DE NEDERLANDSE NATUUR Door: Corine van Huissteden
SAMENVATTING De effecten op de Nederlandse natuur van boringen naar schaliegas zijn nog te weinig onderzocht om nu al te kunnen besluiten over de toelaatbaarhaarheid van deze winning. De gevolgen van een schaliegasboring op een ecosysteem kunnen erg groot zijn. Zo moet er rekening gehouden worden met fragmentatie van natuurgebieden, habitatverlies van zeldzame soorten, en een drastische afname van de kwaliteit van de leefgebieden van de meeste huidige soorten. Geluids- en lichtoverlast voor ecosystemen bijvoorbeeld zijn nog onvoldoende onderzocht, terwijl deze veel biodiversiteit verlies voor hun rekening nemen. De verstoringen die schaliegas veroorzaakt zullen alle leiden tot algemenere en minder gevarieerdere natuur en tot afname van het totale oppervlak natuur in Nederland. In Nederland is al 2/3e van de natuurgebieden verdroogd, en het substantiële waterverbruik voor fracken zal de verdroging verergeren. Dat is kan funet zijn omdat de meest zeldzame, specifiek Nederlandse soorten, afhankelijk zijn van natte natuur. De ecologische effecten van de winning van schaliegas worden inzichtelijk gemaakt doormiddel van een voorbeeldsoort; de das. Dit is een typisch Nederlandse soort, die het een tijd slecht heeft gedaan in ons land doordat zij gevoelig zijn voor aanrijdingen. Met veel investeringen, is de populatie zich weer aan het herstellen. Het intensievere weggebruik, en de aanleg van nieuwe verharde wegen, voor schaliegaswinning, zal dit kunnen ondermijnen. Een van de mogelijke alternatieve energiebronnen, windmolens, zal minder drastische effecten op ecosystemen hebben dan schaliegas.
3 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
INHOUD Samenvatting .......................................................................................................................................................... 2 Inleiding................................................................................................................................................................... 4 1. Algemene informatie schaliegas in Nederland ................................................................................................... 7 2. Materiaal en methoden ...................................................................................................................................... 9 3. Gevolgen voor de natuur .................................................................................................................................. 10 Fragmentatie & habitatverlies .......................................................................................................................... 10 Verstoring ......................................................................................................................................................... 12 - Geluid ......................................................................................................................................................... 12 - Licht ............................................................................................................................................................ 14 - Menselijke activiteit ................................................................................................................................... 16 - Verkeer ....................................................................................................................................................... 17 Verdroging ........................................................................................................................................................ 20 Klimaat .............................................................................................................................................................. 22 4. Een voorbeeld soort - De Das ............................................................................................................................ 24 5. Schaliegas vs. windmolens ................................................................................................................................ 26 6. Discussie & conclusie ........................................................................................................................................ 29 7. Aanbevelingen ................................................................................................................................................... 31 Bronnen................................................................................................................................................................. 33
4 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
INLEIDING Dit rapport is gemaakt tijdens mijn MSc Stage bij Milieudefensie en de Stichting Schaliegasvrij Nederland voor de Master Forest and Nature Conservation aan Wageningen Universiteit, en in opdracht van Schaliegasvrij Nederland. In dit rapport worden aan de hand van bestaande (wetenschappelijke) literatuur de effecten van schaliegasboringen op de natuur in kaart gebracht, en naar de Nederlandse situatie vertaald. Tevens wordt een vergelijking gemaakt met een alternatief (windmolens) en worden de effecten van schaliegaswinning op een soort die als voorbeeld dient besproken: onze Nederlandse dassenpopulatie. Schaliegas is aardgas dat vast zit in de slecht doorlatende schalielagen diep in de bodem. Het is sinds de ontwikkeling van nieuwe methoden om het gesteente onder hoge druk open te breken met een mengsel van water, zand en chemicaliën ('hydraulic fracturing' of ‘fracking’) beschikbaar geworden voor winning. Enkele jaren geleden is in de Verenigde Staten begonnen met de winning van schaliegas. Dit heeft geleid tot een daling van de gasprijs, en heeft de Amerikaanse olie- en gas importen verminderd. Schaliegas is gewoon aardgas, dat met een onconventionele techniek gewonnen dient te worden. Aardgas wordt gepromoot als de schoonste vorm van fossiele brandstoffen, omdat aardgasgebruik minder CO2 uitstoot dan kolen of olie. Maar deze aardgaswinning - met name met behulp van fracking - heeft zo z'n nadelen. De winst van de boorbedrijven is de afgelopen jaren onderuit gegaan door de sterke daling van de gasprijzen in de Verenigde Staten, waterbronnen drogen uit door het hoge waterverbruik van fracking, landschappen zijn geïndustrialiseerd en er hebben vele ongelukken met de chemicaliën plaatsgevonden. Dit alles met vele ecologische gevolgen van dien. Tevens kan het voordeel van lage CO2-emissie teniet gedaan worden door een hogere emissie van CH4 [van Huissteden 2014]. Europese landen willen nu ook een graantje meepikken van de gasvormige schatten in hun bodem, nu de olie duur is en we in een
economische crisis zitten. In Groot-Brittannië, Polen en Oekraïne is men begonnen met proefboringen, waarbij de opbrengsten in Polen teleurstellend waren, en die in Groot-Brittannië, naast veel protesten, tot aardbevingen en wisselende opbrengsten leidde. Daarentegen, in Frankrijk (waar ze het meeste van hun energie uit kerncentrales halen) heeft men voorlopig nee gezegd tegen schaliegas. Nederland wordt vaak als een gasland gezien. Wij hebben veel van onze economische groei uit het verkoop van gas uit Slochteren gehaald. Deze gasvoorraad begint uitgeput te raken, als we met dit tempo het gas eruit blijven halen. Als dat op raakt, zullen we ons gas uit het buitenland moeten halen, ons gasverbruik (en export) sterk verminderen, of andere gasvoorraden zoals schaliegas uit onze bodem halen. Overigens zijn er sterk wisselende prognoses van de gasvoorraden [TNO 2009] [Herber en De Jager 2010]. Onze regering onderzoekt momenteel wat de mogelijkheden zijn van schaliegas, doormiddel van het ontwikkelen van een structuurvisie. Helaas is er in de genomen stappen door de Nederlandse overheid en geïnteresseerde bedrijven nog bijna geen aandacht besteed aan de gevolgen voor de schaarse natuur in Nederland. De in opdracht van het ministerie van Economische Zaken uitgevoerde studie naar milieuaspecten van schaliegas [Witteveen+Bos 2013] gaat niet de op de effecten op de natuur in, maar behandelt slechts de regelgeving. Van Amerikaanse voorbeelden weten we al dat schaliegaswinning een groot effect heeft op het landschap, en ook op de ecologische systemen, en het zal dus ook ongetwijfeld effect hebben op onze Nederlandse natuur. Witteveen+Bos stellen dat schaliegasboringen niet in natuurgebieden zullen plaatsvinden; in het rapport wordt echter wel uitgebreid een rapport van het Amerikaanse bedrijf Halliburton [Halliburton 2011] aangehaald, waarin schaliegaswinning in natuurgebieden niet uitgesloten wordt. Tevens is in de recent uitgekomen structuurvisie voor de M.E.R. ook te lezen dat alleen Natura2000 gebieden ontzien worden [Ministerie van Economische Zaken 2014],
5 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
en heeft minister Ploumen bij kamervragen over schaliegasboringen Argentinië te kennen gegeven dat schaliegaswinning in natuurgebieden geen probleem is [Ploumen 2014]. Dit is opvallend aangezien er nog helemaal geen substantieel onderzoek gedaan is naar de gevolgen voor natuurgebieden. Zij beroept zich op vertrouwen in de wet- en regelgeving waar Shell zich aan zou houden. Deze wet- en regelgeving kan nog niet passend zijn bij de mogelijke gevolgen voor de natuur, sinds daar dus nog niet genoeg kennis over is. Die natuur is in dit rapport niet beperkt tot natuurgebieden. Ook in landbouwgebieden en zelfs in stedelijke gebieden komt natuur voor. Hiermee bedoel ik ecosystemen waarin niet gecultiveerde planten en dieren leven. Zo kan je bijvoorbeeld denken aan wegbermen, stadsparken en akkers, waar insecten leven, en buizerds jagen. Een groot deel van de Nederlandse natuurgebieden is tevens tegelijk landbouwgebied waar extensieve landbouw plaatsvindt, en andersom hebben een groot deel van de Nederlandse landbouwgebieden ook in de ruimtelijke ordening erkende natuurwaarden. Zelfs wanneer dat niet het geval is dragen landbouwgebieden bij aan het geheel van 'natuur' in Nederland: ze bieden woonplaats, voedselgebied en trekroutes voor planten en dieren. 'Natuur' in dit rapport is dus niet beperkt tot officieel erkende natuurgebieden. De effecten van schaliegasontwikkeling op de natuur die te verwachten zijn, zijn:
Fragmentatie (versnippering, habitatverlies & het "edge-effect") Geluidsverstoring Klimaatverandering (micro, macro & globaal klimaat) Lichtvervuiling Luchtvervuiling Toename van aanrijdingen Verdroging Verstoring door menselijke aanwezigheid Verstoring van de stofkringlopen en chemische balansen Vervuiling en verandering van de bodem
In dit rapport zal slechts een gedeelte van deze effecten behandeld worden en kan niet overal even diep op ingegaan worden. Om te beginnen wordt een uitgebreide analyse van de mogelijke gevolgen van globale klimaatverandering voor de natuur buiten beschouwing gelaten. Hierover is al veel algemeen bekend, en het aandeel van schaliegas hierin is nog moeilijk te voorspellen. Daarnaast zullen de meeste gevolgen van lokale CO2-uitstoot op globaal niveau plaatsvinden, en is het dus niet specifiek een effect op onze Nederlandse natuur. Naar de effecten van verdroging zal vooral in algemene termen en puur vanuit een ecologisch standpunt gekeken worden in dit rapport. De achterliggende hydrologische systemen moeten uitvoerig worden onderzocht, alvorens goede beslissingen over schaliegaswinning gemaakt kunnen worden. Voor het 'fracken' van een schaliegasboring kan in het meest extreme geval 3 wel tot 30000 m water nodig zijn [Witteveen+Bos 2013]. Dit water zal ergens vandaan moeten komen en op die locatie zal verdroging kunnen plaatsvinden. Veel is echter nog onzeker over de waterbronnen en in welke mate hergebruik van water kan plaatsvinden [Witteveen+Bos 2013]. Bovendien zullen de effecten sterk van de lokale hydrologische omstandigheden afhangen en is eigenlijk hydrologische modellering nodig om deze goed in te schatten. Daarom wordt verdroging hier slechts in algemene termen en puur vanuit ecologisch standpunt besproken. Ook ga ik er in dit onderzoek vanuit dat er geen ongelukken met de chemicaliën gebruikt voor het fracken, of explosies zullen plaatsvinden. Dat dit dramatische gevolgen voor de natuur heeft, is overigens vanzelfsprekend. Ik ga ervan uit dat de industrie er zelf belang bij heeft dit te voorkomen. Het blijft echter mensenwerk, dus de kans dat er iets mis gaat blijft bestaan, met alle ecologische en financiële problemen, alsmede gezondheidsproblemen, die daarmee gepaard gaan. Als de gifstoffen eenmaal in het ecosysteem zijn gekomen worden ze razend snel opgenomen en verspreid. Ze zullen in de voedselketen van mens en dier komen en ophopen bij de toppredatoren van het systeem. Hoe groot die
6 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
gevolgen zijn, zal per locatie verschillen en is lastig te bepalen zonder precies te weten over welke chemicaliën het gaat. Ook hier kan een nauwkeurig hydrologisch en bodemkundig onderzoek veel bijdragen. We gaan in deze studie daarom uit van de normale operatie van de winning van schaliegas. Dit rapport zal dus vooral veel nadelen van schaliegasontwikkeling opnoemen, in vergelijking tot het huidige landgebruik of conventionele gaswinning. Om aan de stijgende energiebehoefte te voldoen moet er dus ook een alternatief gevonden worden. Daarom wordt er een hoofdstuk gewijd aan de vergelijking van schaliegas met zijn groene tegenhanger windenergie.
Tot slot is gekozen om de das als een "sleutelsoort" - een soort die bij benadering representatief is voor het gehele ecosysteem - te gebruiken. Er is gekozen voor de das omdat het een soort is die van nature in Nederland thuis hoort en omdat er veel onderzoek naar de Nederlandse dassenpopulatie is gedaan. De afgelopen decennia is er veel werk verricht om de Nederlandse dassenpopulatie op een gezond niveau te krijgen, met groot succes. Het is echter belangrijk om te bepalen of schaliegaswinning deze overwinning weer onderuit kan halen.
7 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
1. ALGEMENE INFORMATIE SCHALIEGAS IN NEDERLAND Gebaseerd op [van Huissteden 2014] In Nederland komen in grote gebieden gas- en oliehoudende schalies voor, daarnaast zijn er steenkoollagen waaruit gas gewonnen kan worden. De steenkoollagen zijn in Nederland waarschijnlijk niet productief genoeg [Witteveen+Bos 2013], maar voor schaliegaswinning zijn verschillende exploratievergunningen aangevraagd (Figuur 1) Omdat - in tegenstelling tot conventionele gasreservoirs - schalie en steenkool gesteenten zijn met een zeer lage permeabiliteit, is een zeer groot aantal boringen nodig om het gesteente te ontsluiten en het gas te winnen. Bij de huidige boortechniek volgt de boorbuis de gashoudende laag horizontaal over enkele kilometers. Daarnaast wordt de permeabiliteit verhoogd door het gesteente open te breken met een mengsel van water en chemische toevoegingen onder zeer hoge druk, het ‘hydraulisch fractureren’ of ‘fracking’. De scheuren in het gesteente die ontstaan zijn door fracking strekken zich enkele tientallen meters aan weerszijden van de horizontale boorbuis (‘lateral’) uit. Door een aantal horizontale buizen parallel aan elkaar te boren kan een groot deel van de gashoudende laag bereikt worden. Schaliegaswinning kan zowel bovengronds als ondergronds ingrijpende gevolgen hebben. De bovengrondse impact hangt sterk af van de lengte waarover horizontaal geboord kan worden. In de beginjaren van de Amerikaanse schaliegaswinning werd vaak alleen verticaal geboord, wat leidde tot een zeer grote dichtheid aan boorlocaties, 2 meerdere per km . Voor het Posidoniaschaliegasveld in Brabant is een studie uitgevoerd door Halliburton (2011) in opdracht van EBN (Energie Beheer Nederland, de overheidsinvesteerder in fossiele brandstofwinning in Nederland). In deze studie ging men uit van laterals met een lengte van 1,5 tot 2,5 km. Een gebied van 25 x 25 km wordt in deze studie opgevuld met 286 tot 611 boringen, 1 – 1,5 miljoen meter laterals en in totaal 1,6 tot 3,4 miljoen meter boorpijp. De boringen worden gegroepeerd in ‘well pads’ met meerdere boringen, 73-212 in het hele gebied. Dat betekent 2 1 boorlocatie per 3 – 8 km . De dichtheid van de
boorlocaties wordt sterk bepaald door de lengte van de laterals en optimalisering van de ruimtelijke planning van de boringen. De meest optimale planning levert 611 boringen op 73 boorlocaties op in het studiegebied. Het typische ruimtebeslag van een ‘well pad’ is 150 x 100 meter. Deze well pads worden voorzien van een geasfalteerde of betonnen vloer. Verder moet rekening gehouden worden met de aanleg van aan- en afvoerwegen naar de well pad voor aanvoer van machines, boormateriaal, fracking vloeistof en toevoegingen, de afvoer van geproduceerd water, en de aanleg van leidingen voor de afvoer van het geproduceerde gas. Naast de well pads zijn ook een aantal gasbehandelingsstations nodig om het gas geschikt te maken voor de verkoop en het verwijderen en opslag van andere vluchtige koolwaterstoffen die met het gas mee komen. De aanleg betekent een aanzienlijke bouwactiviteit in een gebied. Het boren van een put kan enkele maanden duren. Dat betekent dat er op een well pad met 10 boringen, zoals voorzien voor Brabant, meerdere jaren intensieve booractiviteiten kunnen plaatsvinden. Vanwege de kosten van de boorinstallatie wordt er dag en nacht gewerkt. De boorinstallatie is fel verlicht vanwege de veiligheid van het personeel. Naast de langdurige lichtoverlast is er ook lawaaioverlast door de boorwerkzaamheden. Deze bestaat uit de dieselmotoren voor de aandrijving van de boorinstallatie en overig geluid geproduceerd door verkeer, laden en lossen, en de boorinstallatie zelf. Een boorlocatie is een industriële installatie die enkele jaren in het gebied actief zal zijn, met mogelijke directe en indirecte gevolgen voor de omgeving. Na afronding van de boring en afwerking van de put is de installatie die achterblijft relatief klein, maar doorgaans blijft de omheinde ruimte met de verharding ter grootte van de well pad achter. De aan- en afvoer van materiaal veroorzaakt veel vrachtwagenbewegingen. Witteveen en Bos (2013)
8 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
berekenden 3900 – 5800 vrachtwagenbewegingen per put, dus voor een well pad met tien boringen kan dit met maximaal een factor tien vermenigvuldigd worden. Andere bronnen hebben het zelfs over 6800 vrachtwagenritten [Kiviat 2013]. Negentig procent daarvan wordt veroorzaakt door de aanvoer van water, zand en chemicaliën voor fracking. Een goed alternatief voor de aanvoer van water met vrachtwagens is natuurlijk om pijpleidingen aan te leggen. Deze zullen ook de nodige verstoring met zich meebrengen, maar het is interessant om te kijken of dat minder zou zijn dan die van de grote hoeveelheid vrachtverkeer. Om deze grote hoeveelheid verkeer te kunnen verwerken zullen de toevoerwegen naar de well pads van voldoende breedte moeten zijn. De grote hoeveelheid vrachtverkeer doet de verkeersdruk op het omliggende wegennet ook sterk toenemen. Dit leidt ertoe dat nieuwe wegen aangelegd worden, onverharde wegen in tot dan toe verkeersarme gebieden verhard worden en bestaande wegen verbreed worden, met alle gevolgen van dien. De grote hoeveelheden water voor fracking, tot 30 000 m3, per boring per frack, moet van hoge kwaliteit zijn, bij voorkeur drinkwaterkwaliteit. Lokale waterbedrijven kunnen dit leveren, maar het zal een extra beslag leggen op de beschikbare bronnen. In Zuid- en Oost Nederland is dat doorgaans grondwater. In de laatste decennia zijn grote inspanningen verricht om het grondwaterverbruik in deze gebieden te verminderen, om daarmee de levenskansen voor de vele natte natuurgebieden te vergroten. Het waterverbruik kan oplopen tot 30% van het totale grondwaterverbruik indien het water lokaal onttrokken wordt. Het waterverbruik hangt echter ook sterk af van de gebruikte technologie en andere bronnen [Witteveen+Bos 2013]. Zo kan mogelijk rivierwater gebruikt worden en kan fracking water hergebruikt worden (overigens met hogere kosten en meer energieverbruik voor het zuiveren). Luchtverontreiniging is eveneens een bijeffect van een boorlocatie. In de Verenigde Staten is verontreiniging met vluchtige organische
koolwaterstoffen (o.a. benzeen, tolueen) gemeld, naast de lekkage van het broeikasgas methaan [Pétron et al. 2012]. Daarnaast veroorzaken de dieselmotoren in de fase van het boren en fracken verontreiniging met rookgassen, roet en fijn stof. Deze luchtverontreiniging kan voor mens en dier nadelig zijn voor de gezondheid. Daarnaast kunnen vluchtige organische koolwaterstoffen leiden tot vorming van fotochemische smog onder bepaalde weersomstandigheden, wat sterk nadelig is voor plant en dier. Wegens gelimiteerde tijd en voorkennis zal er in deze studie op deze effecten echter niet ingegaan worden. Hetzelfde geldt voor calamiteiten, die tijdens de industriële activiteiten rond de gaswinning kunnen ontstaan. Alleen al calamiteiten door de grote hoeveelheden vrachtwagenbewegingen, vaak met chemische stoffen of ernstig vervuild water, kunnen tot lokale verontreiniging leiden. Daarnaast kunnen gaslekkages, blowouts en explosies voorkomen, een kans die niet verwaarloosbaar is vanwege de grote aantallen gasinstallaties en booractiviteiten. Hoe ernstig de gevolgen ook kunnen zijn voor mens en dier, ze behoren niet tot de normale omstandigheden bij de gaswinning en vallen - zoals in de inleiding al gezegd - daarom buiten het kader van dit onderzoek.
FIGUUR I: VOORKOMEN VAN SCHALIEGAS (GRIJS) EN STEENKOOLGAS (RODE ARCERING) IN NEDERLAND VOLGENS GEGEVENS VAN TNO EN NLOG.NL. DE RODE VLAKKEN ZIJN VERLEENDE OF AANGEVRAAGDE EXPLORATIEVERGUNNINGEN VOOR SCHALIEGAS.
9 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
FIGUUR II: WELL PAD TIJDENS HET UITVOEREN VAN HYDRAULIC FRACTURING WERKZAAMHEDEN [HALLIBURTON, 2011]
2. MATERIAAL EN METHODEN Dit is een literatuuronderzoek omdat praktisch onderzoek in dit veld niet mogelijk was. Schaliegas wordt in Nederland nog niet gewonnen, en er was geen geld en tijd om naar het buitenland te gaan voor onderzoek aldaar. Er is overwogen om als voorbeeld voor 3 verschillende locaties de gevolgen toe te wijzen. Voornamelijk wegens tijdgebrek is er gekozen dit niet te doen. Daarnaast ligt de focus van dit rapport op een algemeen beeld te scheppen van de effecten op de natuur, en deze zullen op alle locaties in Nederland ongeveer het zelfde zijn. Natuurlijk is het wel aan te raden een dergelijke degelijke analyse op locatie te maken, mocht er besloten worden door te gaan met locaties voor winning uit te zoeken. Er is bij het zoeken naar literatuur voornamelijk gebruik gemaakt van de database van
wetenschappelijke artikelen van de Wageningen Universiteit en daarnaast het door Schaliegasvrij Nederland aangelegde archief van rapporten. De meeste artikelen komen uit wetenschappelijke tijdschriften. Overige informatie komt uit rapporten van onafhankelijke onderzoeksbureaus. Tevens is er gebruik gemaakt van de meest recente edities van erkende wetenschappelijke boeken, zoals The Princeton Guide To Ecology, om algemene principes en termen uit te leggen. Het vinden en selecteren van literatuur is gegaan met de zo genoemde "sneeuwbalmethode". Er wordt eerst literatuur gevonden via de zoekfunctie van de databases, en vervolgens worden in die artikelen nieuwe auteurs en titels genoemd die van belang zijn voor dit onderzoek. Die zijn vervolgens ook opgezocht en gelezen, enzovoorts.
10 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
3. GEVOLGEN VOOR DE NATUUR FRAGMENTATIE & HABITATVERLIES Het gebied waar een soort gewoonlijk voorkomt heet habitat. Habitats hebben specifieke fysieke karakteristieken voor die soort. Voorbeelden van habitats zijn weilanden, bossen of een ondiepe plas op zandgrond [Lawrence 2008]. Elke soort heeft zo z'n eigen eisenpakket, en de een is daar specifieker in dan de andere. Soorten met weinig eisen voor hun habitat kunnen op meer plekken overleven, komen dus op meer plekken voor en heten generalisten. Soorten die veel eisen stellen aan hun habitat hebben zich vaak vele eeuwen ongestoord op die specifieke plek kunnen ontwikkelen, en zich daar dus kunnen specialiseren om concurrentie en predatie te overwinnen. Deze soorten zijn zeldzamer en de extreemste vorm hiervan zijn endemische soorten. Dit zijn soorten die over de hele wereld maar op één plek voorkomen. Madagaskar heeft bijvoorbeeld veel endemische soorten, omdat de uitwisseling van genen van buiten het eiland gering is/was. Endemische soorten zijn doorgaans beschermd, vanwege hun zeldzaamheid. Orchideeën zijn een goed voorbeeld van een groep die ook in Nederland voor komt en veel eisen stelt aan hun habitat, en daardoor bedreigd is. Veel orchideeën komen voor in kleine, geïsoleerde populaties, die afhankelijk zijn van zeer specifieke bodemsamenstellingen, nutriënten, lichtval, etc. en tevens niet zonder hun samenwerking met bepaalde schimmels en bestuivers kunnen [Kiviat 2013]. Om de effecten van fragmentatie (versnippering) van leefgebieden te onderzoeken, gaan we uit van de theorie van het soort-oppervlakte-effect zoals beschreven in de 14e editie van "Hansersons woordenboek van de biologie". Het soortoppervlakte-effect is een algemene regel dat in de praktijk het aantal soorten dat in een natuurgebied woont kleiner is dan het aantal soorten dan het gebied in theorie zou kunnen huisvesten. Als je een gebied fragmenteert, waardoor je dus 't dus van één gebied naar meerder kleinere gebieden gaat, zal je dus soorten verliezen [Lawrence 2008] [Hanski, 2009 in Levin, 2009]. Dit wordt verder
uitgelegd in The Princeton Guide To Ecology (Levin 2009) in het hoofdstuk van Hanski. De meeste landschappen zijn eerder een mozaïek van allemaal verschillende soorten omgeving, waarbij het ene stukje gebied beter past bij een soort dan een ander stukje. Op de plekken waar de omgeving het prettigst is voor de soort zal het geboortecijfer hoger zijn dan de sterfte ("source"), terwijl dat bij de plekken met een lagere kwaliteit andersom is ("sink"). De subpopulaties in "sink"-gebieden zijn daarom voor hun voortbestaan afhankelijk van de migratie vanuit de "source"-gebieden [Hanski, 2009 in Levin, 2009]. Overigens is deze migratie niet gelimiteerd tot habitatgebied. Het verschilt per soort over wat voor soort gebied ze kunnen migreren, maar over het algemeen kan je stellen dat autosnelwegen, woonwijken, industrieterreinen of andere plekken met veel menselijke activiteit worden ontweken, maar agrarisch gebied wel geschikt is. Om te kunnen bepalen of een gebied een levensvatbare populatie kan herbergen is het nodig om meer te weten over de verspreiding, kolonisatie en bewoonde en onbewoonde stukken binnen een natuurgebied. Als je een "sink"-gebied van z'n "source"-gebied scheidt en de migratie blokkeert (bijvoorbeeld met een weg) dan is de kans dat de subpopulatie in de slechte kwaliteit plek uitsterft erg groot. Belangrijk is dan ook het vaststellen van de sources en de sinks in een gebied, wat ook per soort verschillend is. Bij het kiezen van de locatie voor een beschermd natuurgebied of een menselijke activiteit zal hier rekening mee moeten worden gehouden [Hanski, 2009 in Levin, 2009]. De ene soort migreert makkelijker dan de andere. Zo kunnen sommige soorten (met name vogels, soms insecten) zich door stedelijk gebied manoeuvreren door gebruik te maken van "stepping stones". Dit zijn bijvoorbeeld eilandjes van groen in een zee van beton, zoals parken, bermen en tuinen, waar de dieren kunnen uitrusten, schuilen en/of bij eten. Dit soort tussenstop plekken zijn soms essentieel voor de
11 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
bereikbaarheid van bepaalde gebieden, en kunnen dus de levensvatbaarheid van een populatie bepalen. Met name trekvogels zullen van het verlies van "stepping stones" de dupe zijn. Voor hen wordt het door toenemend ruimtebeslag door de mens steeds lastiger om geschikte locaties te vinden voor hun broodnodige tussenstops. Zoals al gezegd is het niet zo dat als in een gebied op het eerste oog volledig geschikt lijkt als habitat, de soort ook 100% van dat gebied zal bewonen. Veel soorten zullen de randen van het gebied vermijden, omdat invloeden van buitenaf het gebied in sijpelen. De verstoringen van buiten het gebied dringen een stukje het gebied in, vanuit de rand, en zullen effect hebben op bijvoorbeeld de biodiversiteit en soortencompositie. De ene soort is hier gevoeliger voor dan de ander [PasitschniakArts et al. 1998]. Als soorten de randen van een gebied als ongeschikt zien is een simpel mathematisch gevolg dat bij het doorsnijden van een gebied de oppervlakte die als rand wordt beschouwd wordt (onder invloed van buitenaf staat) exponentieel toeneemt [Kiviat 2013]. Dit heet het edge-effect. De ene soort wil verder van een rand af leven dan de ander. Zo ondervinden bomen over het algemeen tot zo'n 10 meter invloeden van de randen, en zijn er bepaalde bosvogels die wel tot 500 meter last hebben van de rand van het bos [Kiviat 2013 en referenties]. Hoe verder een soort van de rand af wil zitten, hoe kleiner zijn leefgebied vanzelfsprekend zal worden. Als zo'n soort ook minimale eisen heeft voor de grootte van zijn habitat (bijvoorbeeld om voldoende voedsel of nestplaatsen te kunnen vinden), zal het steeds lastiger worden om een geschikt habitat te vinden naarmate de versnippering van natuurgebieden blijft toenemen. Voor schaliegasontwikkeling is een relatief hoge dichtheid van well pads nodig, die elk verharde en intensief gebruikte toegangswegen krijgen (zie hoofdstuk 1). Als er ook in natuurgebieden naar schaliegas geboord gaat worden, zal de versnippering versterkt worden, en het gebied dat als bufferzone, of randgebied wordt beschouwd vergroten, en daardoor de overlevingskans voor specifieke zeldzame soorten verder laten afnemen.
Niet alleen verschilt de grootte van het edge-effect per soort, ook elke soort van landgebruik heeft weer zijn eigen bereik waarin de effecten terug te vinden zijn. De edge-effecten van wegen bijvoorbeeld, kunnen in een bos tussen de 10 meter voor bomen tot wel 500 meter voor bepaalde vogels reiken [Kiviat 2013]. En alleen al het kappen van bomen voor houtproductie kan zo veel edge-effecten opleveren dat het alle natuurbehoudpraktijken van dat gebied te niet kan doen [Dupuch&Fortin 2013]. Het doorsnijden van een gebied kan dus op twee manieren een soort verstoren. Om het beginnen wordt letterlijk leefgebied onleefbaar gemaakt, en verliest een soort direct terrein; habitatverlies. Daarnaast kunnen stukken terrein/voedselbronnen slechter bereikbaar worden doordat de migratieroutes doorbroken zijn en er obstakels zijn gemaakt. Dat eerste is een onherstelbaar gevolg waar je niet onderuit kan, terwijl er voor dat tweede effect mogelijkheden zijn om de gevolgen gedeeltelijk te verzwakken [Hockin et al. 1992]. Onder de effecten van industriële ontwikkeling valt o.a. direct verlies van habitat [Hockin et al. 1992]. Elke installatie voor schaliegas heeft een puttencluster, een toegangsweg, opslagplaatsen voor water, chemicaliën, zand, en afvalwater, een compressorstation, en een pijplijn nodig. Zie figuur 2 voor een foto van een schaliegasboorlokatie. Door dit landgebruik wordt dit gebied ondoordringbaar voor de meerderheid van de huidige inwoners van dat gebied. Hun habitat wordt kleiner. De feitelijke oppervlakte voor een boorplatform is 100 bij 150 meter (iets meer dan 1 hectare dus) [Halliburton 2011][van Huissteden 2014]. De oppervlakte van het verstoorde gebied door 1 schaliegas boorlocatie zit volgens Bernau gemiddeld tussen de 3,4 en de 5,7 hectare in [Bernau 2013]. In de Amerikaanse staat Pennsylvanië was in 2008 de helft van alle installaties in bossen gebouwd, op plekken waar eerst natuur was, en elk van zo'n installatie zou volgens Kiviat zo'n 15 hectare van het bos negatief beïnvloeden [Kiviat 2013]. Sterker nog, dat artikel stelt dat tot wel 20% van het bosareaal verwijderd moet worden om zo'n installatie te vestigen, en als je dan een edge-effect van 100 meter rekent, zou
12 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
vervolgens 80% van het gebied beïnvloed worden [Kiviat 2013]. Schaliegasboringen veroorzaken dus habitat fragmentatie wat op zijn beurt weer voor verlies van biodiversiteit zorgt. Dat is al bewezen voor de ontwikkelingen in Amerika, waar de schaliegas ontwikkeling oppervlakte van randgebieden en versnippering van leefgebieden aanzienlijk vergrootte [Bernau 2013]. Dit zal in Nederland ook gaan plaatsvinden, als we een substantiële hoeveelheid schaliegas uit de bodem gaan onttrekken. Boringen in natuurgebieden zijn dan immers niet uitgesloten [Halliburton 2011]. Daarnaast zullen er wegen moeten worden aangelegd van en naar de platforms die ook de habitats van organismen zullen doorkruisen en versnipperen [Bernau 2013]. Daardoor zullen dieren minder makkelijk, of zelfs helemaal niet kunnen oversteken. Ze zullen minder makkelijk kunnen fourageren en dat zal hun overlevingskans verlagen. Jachtpatronen, migratie en zelfs de bestuiving worden negatief beïnvloed [Kiviat 2013]. Hierdoor ontstaan "edges" of randen die als obstakels of juist doorgangen voor soorten werken.
Het is bijvoorbeeld ook waargenomen dat boszangvogels de dupe zijn van habitat fragmentatie door wegen, omdat hun predatoren makkelijker bij hun nesten kunnen komen [Kiviat 2013]. Herstel van een bos na een verstoring kan eeuwen duren, en de effecten kunnen pas na tientallen jaren volledig zichtbaar zijn [Bernau 2013]. Zo blijft bijvoorbeeld de pH van de bodem als het van een landbouw functie naar een bos gaat hoger dan in bossen die nooit ontgonnen zijn geweest. Dit heeft een blijvend effect op de soorten die er kunnen groeien en leven [Brunet et al. 2011]. Zeldzame soorten zullen niet meer of minder in het gebied voorkomen omdat het habitat te klein is. Algemene soorten zullen er minder last van hebben omdat die meestal maar een klein gebied nodig hebben. Zeldzame soorten worden eruit geconcurreerd door de generalisten. Deze verandering van samenstelling van soorten zal op alle niveaus in de voedselketen effect hebben. Als de migranten bijvoorbeeld insecteneters zijn zal het verdwijnen van deze soorten een insectenplaag teweeg brengen. Het ecosysteem is dan uit balans.
VERSTORING - GELUID Het is niet met zekerheid te zeggen hoeveel geluid een Nederlandse schaliegaswinning zou gaan maken, maar aan de hand van de ervaringen in het buitenland is te schatten dat het aanleggen van een schaliegasboorput 800 tot zelfs 2500 dagen aan (constante) lawaai maakt [Broderick et al. 2011]. Hierbij zal het boren zelf de meeste geluid produceren. Een boring zal tussen de 28 en 60 dagen van continue (24 uur per dag) geluidsverstoring veroorzaken, dus als er per boorplek zo'n 10 boringen worden gedaan, zal dat neerkomen op 8 tot 12 maanden aan dag en nacht geluid van een hoge intensiteit [Broderick et al. 2011][Kiviat 2013].
Dat de bron daarna minder geluid gaat maken betekent niet dat dit geluid niet ook nog veel invloed kan hebben op de natuur eromheen. In een grove indicatie stellen Witteveen&Bos dat de sterkte van het geluid zal tussen de 70 en 80 dBA zal liggen, met piekmomenten van 100 dBA. [Witteveen+Bos 2013]. Volgens een bron uit Devereus et al. zouden bij werkzaamheden op landbouwgrond (oogsten, gieren, etc.) de distributie van vogels verstoord worden vanaf een geluidsniveau van 40–50 dBA [Devereux et al. 2008 en referenties]. Sommige boorsystemen maken gebruik van compressors, die meer geluid maken dan systemen zonder compressor. Volgens Kiviat bleek uit het
13 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
onderzoek van Reck & Kaule uit 1993 dat de dichtheid van broedvogels in de gebieden rondom boorinstallaties mét compressor significant lager waren dan rondom installaties zonder compressor [Kiviat 2013]. Door mensen veroorzaakt geluid kan over een heel groot gebied nog hoorbaar zijn. Dit heeft vele gevolgen voor dieren. In het dierenrijk overleven meer dieren met gezichtsverlies dan met gehoorsbeschadiging [Barber et al. 2009]. Dieren gebruiken hun gehoor voor heel veel overlevingsstrategieën, waardoor geluidsverstoring een ernstige vorm van verstoring is. Het is niet voor niets dat veel dieren door de natuur uitgeselecteerd zijn op hoe stil ze zich kunnen voortbewegen. In predator-prooi interactie kan iedereen zich het belang van een goed gehoor en stil kunnen zijn voorstellen. Veel predatoren jagen bijna volledig op gehoor (denk alleen al aan nachtdieren), dus een constante achtergrondruis die andere geluiden maskeert zal hun jachtsucces ernstig verminderen [Barber et al. 2009]. Behalve dat predatoren hun prooi lastiger kunnen vinden op gehoor, zullen prooien hun predator op hun beurt weer niet horen aankomen. Zij zullen om te moeten overleven meer op hun zicht moeten vertrouwen. De stress die dit met zich meebrengt, zal op zichzelf al veel energie kosten. Daarnaast zullen ze meer alert moeten zijn en tijd moeten besteden met om zich heen kijken, die ze anders aan foerageren zouden besteden. Ze zullen daardoor minder energie kunnen besteden aan de voortplanting, wat de populatie in het geheel beïnvloedt [Sinclair et al. 2006]. Veel diersoorten gebruiken geluid als communicatiemiddel binnen de soort. Bijvoorbeeld om soortgenoten te waarschuwen voor gevaar (denk aan het konijn dat op de grond stampt alvorens het wegrent), om partners te vinden (bijvoorbeeld vogelgezang of het tjirpen van krekels), territorium af te bakenen (een leuk voorbeeld is het blaffen van de reebok), of een groep bij elkaar houden (typisch voorbeeld is het huilen bij wolven). Daarnaast gebruiken veel dieren ook nog veel andere geluiden voor subtielere communicatie van gedag zeggen, pikorde vaststellen, enzovoorts. Als een deel van deze
communicatie verstoord wordt kan dat de overleving van een individu of zelfs een hele populatie in gevaar brengen. Het continue geluid van een boortoren, en de af- en aanvoer met vrachtwagens kan deze communicatie zeker verstoren [Kiviat 2013]. Het geluidsniveau van schaliegaswinning is zo hoog is dat dieren hun eigen geluiden er niet bovenuit kunnen komen [Kiviat 2013], waardoor reproductie gedrag en alarmering achteruit gaat. Dit effect wordt ook wel maskeren genoemd [Barber et al. 2009]. Uit onderzoek is gebleken dat het zingpatroon van vogels verandert nabij een geluidsbron (zoals een grote weg). Sommige vogels bleken dus in staat om zich aan te passen aan het geluid, maar zeker niet alle. Daarnaast bleken de aanpassingen niet voldoende. Bij onderzoek naar de effecten van lawaai door verkeer bleek dat alle soorten, ook de soorten die konden compenseren voor het lawaai, minder voor kwamen naar mate de weg intenser gebruikt werd [Parris&Schneider 2008]. Omdat geluid zo'n essentieel onderdeel van overleving in de natuur is, hebben veel dieren ook een veel scherper gehoor dan wij mensen. Het lawaai van een schaliegasboortoren kan bij dergelijke dieren blijvende gehoorsschade toebrengen [Kiviat 2013 en referenties], die hun overlevingskansen verkleint. Dit is lastig te onderzoeken maar toont wel aan dat er niet te licht gedacht moet worden over het lawaai dat industriële ontwikkeling produceert. De kous is niet af met goede gehoorsbescherming voor de menselijke werknemers op het platform zelf. Als soorten er veel last van hebben en ze de kans hebben, zullen ze proberen te vluchten voor het geluid. Ook als een geluid tijdelijk is, want dat weten die dieren natuurlijk niet. De migratie zelf is een risicovolle onderneming, waarbij energie verloren gaat die anders in het voortbestaan van de soort zou zijn gegaan. Daarnaast verlies je dus ook (een deel van) je populatie in dat gebied. Of ze het gebied later zullen herkoloniseren is niet met zekerheid te zeggen, en mede afhankelijk van hoe sterk de versnippering van het omliggende gebied en in hoeverre de migratie mogelijk is (zie ook het hoofdstuk fragmentatie).
14 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
Artificiële geluiden zorgen daarmee voor een lagere diversiteit in een gebied, en een andere compositie van soorten [Barber et al. 2009]. Het effect per soort is niet altijd negatief. Bij sommige vogelsoorten die in gebieden met lawaai broeden, bleek uit het onderzoek van Francis et al. dat ze wel succesvoller konden te broeden. Dit bleek te komen doordat de predator-prooi interactie verstoord was door het geluid. De soorten in dit gebied blijken dus soorten te zijn die zich hebben kunnen aanpassen aan dit nieuwe aspect in hun leefomgeving [Francis et al. 2009]. Maar zo bleek uit onderzoek naar Nederlandse weidevogels juist dat de populatie significant kleiner is hoe dichter het grasland in de buurt van geluidsbronnen ligt [Reijnen et al. 1997]. Tevens melden meerdere bronnen in het artikel van Kiviat dat vleermuizen gebied met industrieel geluid ontwijken en daardoor benadeeld zijn in hun predatiepatronen
[Kiviat 2013]. Het is dus de vraag welke soort, of soortengroep belangrijk is voor een gebied. Als je ergens schaliegas gaat winnen zal je de soorten die minder geluidstolerant zijn kwijtraken. Omdat er in Nederland veel gebied is dat aan door mensen veroorzaakt geluid is blootgesteld zijn de minder-geluidstolerante soorten vermoedelijk zeldzamer, en dus ook de soorten die je wil behouden. Er zal dus ook voor een schaliegasboring ergens kan plaatsvinden een onderzoek gedaan moeten worden naar de reikwijdte van de geluidsverstoring, en waar de soorten zitten die daar niet tegen kunnen maar die je wel wilt behouden. Met andere woorden; de verplichtte geluidsstudie (akoestisch onderzoek) die in het rapport van Witteveen & Bos wordt genoemd [Witteveen+Bos 2013] zal breder moeten zijn dan alleen de focus op overlast voor mensen (omwonenden).
- LICHT Voor de ontwikkeling van een schaliegasboorlokatie is veel licht nodig. De locatie zal dag en nacht veilig begaanbaar moeten blijven, en daarom zullen er meerdere grote bouwlampen op komen te staan. Dit aspect van schaliegaswinning is nog niet onderzocht op de effecten op de omgeving [Kiviat 2013]. Er zijn 2 soorten lichtvervuiling te onderscheiden: Ecologische lichtvervuiling en astrologische lichtvervuiling. Astrologische lichtvervuiling is dat door het vele kunstmatige licht de hemellichamen als sterren en maan niet meer goed te zien zijn. Ecologische lichtvervuiling is dat het dag- en nachtritme en de seizoensaanpassingen van de organismen verstoord wordt door het artificiële licht. Dit is inclusief chronische of periodieke toenames in verlichting, onverwachte veranderingen in verlichting en directe verblindende gloed [Longcore&Rich 2004]. Lichtvervuiling heeft vele effecten op het niveau van zowel het individu als de populatie. Deze gevolgen komen van veranderingen in oriëntatie, desoriëntatie en misoriëntatie, en van aantrekking of afstoting van het verlichte gebied. Dit alles
beïnvloedt het foerageren/de jacht, de reproductie, de migratie en de communicatie [Longcore&Rich 2004]. De intensiteit van deze effecten zal per soort, locatie en individu sterk verschillen, maar over het algemeen kan gesteld worden dat soorten die toleranter zijn voor lichtvervuiling vaak ook toleranter zijn voor andere menselijk ingrijpen, waardoor dit algemenere soorten zijn, terwijl de zeldzame soorten vaak gevoeliger zijn voor dergelijke kunstmatige verstoringen. De blootstelling aan licht (verandering van het lichtdonker ritme oftewel het dag en nachtritme) heeft veel neurologische en endocriene (stofwisselings) effecten op dieren. Van veel soorten (inclusief de mens) is bekend dat het de melatonine niveaus beïnvloedt, wat veel effecten op het interne systeem heeft. Omdat veel processen met elkaar gekoppeld zijn, blijkt dat verder te reiken dan alleen de directe melatonineafhankelijke systemen in ons lichaam. Ook is gebleken dat bij constante lichtcondities de ritmes van meerdere hormonen verstoord wordt. Bij mensen is zelfs aangetoond dat het de kans op kanker verhoogt [Navara&Nelson 2007].
15 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
Het is dus niet zo verwonderlijk dat lichtvervuiling niet alleen op individu-niveau gevolgen heeft, maar ook ecologische gevolgen. Uit onderzoek is gebleken dat bij dieren natuurlijke verschijnselen die de lichtintensiteit veranderen (bijv. maancyclus, sneeuw en noorderlicht) ook al een grote variatie aan gedragsveranderingen en fysiologische effecten veroorzaken, en artificieel licht kan vaak net zo intens, zo niet sterker zijn dan dat, en heeft dus net zo goed effect op het gedrag en reproductie van een populatie [Navara&Nelson 2007]. Zo is gebleken dat veel dieren, met name vogels, vleermuizen en insecten, gedesoriënteerd raken door lichtvervuiling. Dit kan in sommige gevallen zelfs de directe doodsoorzaak zijn [Longcore&Rich 2004][Hockin et al. 1992]. Er is van een groot aantal dieren - zowel vertebraten als invertebraten - bekend dat ze gepolariseerd licht gebruiken voor oriëntatie en deze kunnen door lichtvervuiling sterven of verstoord worden in hun reproductie [Kiviat 2013]. Hoe hoger het licht staat (bijvoorbeeld op een gebouw of hoge paal) en het dus van verder af te zien is, hoe groter de kans dat vogels erdoor worden aangetrokken en in de problemen raken. Met name als de maan weinig licht geeft, zijn er veel waarnemingen van vogels die tot vuurtorens afkomen, of affakkelende olie- of gasputten [Hockin et al. 1992]. Maar ook de jacht wordt sterk beïnvloed door licht, bijvoorbeeld door verhoging van de pakkans/jachtsucces, meer tijd om te kunnen voeden of juist verkleining van het foerageergebied. Voor sommige predatoren kan het misschien voordelig lijken (denk bijvoorbeeld aan insecteneters die de tot de lampen aangetrokken insecten makkelijker kunnen vangen), maar dit betekent wel een verandering in de soortencompositie (of ook wel gemeenschapsecologie) [Longcore&Rich 2004]. Ecosystemen hebben ingewikkelde en uitgebreide voedselwebben waar veel onbekend over is. Verstoring van de bestaande balans kan onverwachte nadelige effecten hebben op de lange duur. Prooidieren zullen verlichte gebieden met geschikt voedsel toch gaan vermijden om de kans om
gezien en bejaagd te worden te verkleinen, of zullen juist naar het licht toegetrokken worden [Longcore&Rich 2004] waardoor ze een hogere kans hebben om gevangen en gedood te worden. Het kan ook zijn dat ze minder uren gaan foerageren dan ze normaal zouden doen, of nodig hebben, bijvoorbeeld omdat dit gedrag ook in gang wordt gezet door lichtintensiteit [Navara&Nelson 2007]. Dit is zelfs bij soorten waargenomen die zelf niet kunnen zien, zoals schorpioenen (Buthus occitanus) [Navara&Nelson 2007 en referentie]. Voor predatoren geldt eigenlijk het zelfde. Het kan dat ze er makkelijker hun voedsel door vinden, maar het blijkt vaak dat ze lichte gebieden juist ontwijken, omdat ze zelf bejaagd worden, of omdat ze verblind worden, of om andere redenen. Zo is bekend dat vleermuizen minder jagen in het gebied waar een bouwlamp staat, als ze daar eerst wel jaagden [Stone et al. 2009]. Het zou jammer zijn als al jaren van succesvolle investeringen in het behouden en verbeteren van de vleermuizenpopulatie teniet wordt gedaan doordat hun leefgebieden nu alsnog verkleind worden (tussen 1993 en 2011 is de Europese vleermuizenpopulatie met 40% gestegen [EEA 2013]). Lichtvervuiling kan ook veel grote effecten hebben op de reproductie van soorten. Zo wordt reproductief gedrag bij een groot aantal soorten bepaald door de lichtcyclus. De blootstelling aan licht veroorzaakt verhogingen of verlagingen van bijv. hormoongehaltes in de dieren waardoor ze eieren gaan leggen, vruchtbaar worden of baltsgedrag gaan vertonen. Dit is een logische aanpassing van de natuur omdat dat in het natuurlijke systeem samen gaat met de seizoenen, en dus met geschikte temperatuur en voedselvoorraad. De pluimveehouderij maakt dan ook dankbaar gebruik van deze kennis en verhogen hun productie door hun dieren in hun reproductiefase te laten door met artificieel licht de lente na te bootsen [Navara&Nelson 2007] . Er is ook bewijs gevonden dat lichtvervuiling en blootstelling aan artificieel licht de reproductieve activiteiten van dieren in het wild ernstig kan verstoren voor een groot aantal soorten. Dit kan op veel niveaus gebeuren. Zo kan een lichte
16 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
omgeving voor glimwormen de kans dat mannetjes vrouwtjes vinden ernstig verlagen doordat de lichtflitsjes die de vrouwtjes maken om mannetjes aan te trekken, minder goed te zien zijn in het licht [Navara&Nelson 2007]. Maar het kan ook de nestsuccessen van vele vogelsoorten bepalen, of het aantal geschikte nestelplaatsen voor vogels ernstig verminderen. Zo is er bijvoorbeeld van de grutto (Limosa l. limosa) bekend dat zij hun nestplaats kiezen op minimaal 300 meter van een straatlantaarn. [Reijnen et al. 1997]. Voor zulke soorten wordt hun leefgebied dus ernstig verkleind door lichtvervuiling, wat dus ook onder het edgeeffect valt. Er zijn maatregelen te nemen om sommige negatieve effecten te verminderen, maar wat voor de ene soort werkt, helpt niet persé voor de andere, en er wordt momenteel nog veel onderzoek gedaan naar welke kleur en intensiteit van licht het minste gevaar oplevert voor de natuur. Voorbeelden van maatregelen zijn laagdruknatriumlampen gebruiken in plaats van
hoogdruknatriumlampen omdat dat laatste ultraviolet licht uitstoot wat motten aantrekt, terwijl de laagdruknatriumlampen dat niet doen [Longcore&Rich 2004 en referentie], of groene straatlampen om nachttrekvogels te ontzien [Poot et al. 2008]. Helaas is er nog weinig bekend over de omvang en details van ecologische lichtvervuiling [Longcore&Rich 2004], en zal ook per locatie naar de zeldzame soorten en hun gevoeligheden gekeken moeten worden om de effecten tot het minimum te beperken. Dit staat in de kinderschoenen en is tevens een prijzige aangelegenheid, waar boorbedrijven geen investeringen in doen over het algemeen. Het is daarom aan te raden om dit soort onderzoek verplicht te stellen voor alle industriële ontwikkeling in en rondom beschermde natuurgebieden.
- MENSELIJKE ACTIVITEIT Menselijke aanwezigheid kan de verspreiding en het gedrag van wilde dieren verstoren. In hoeverre dieren verstoord worden door voorbij wandelende mensen verschilt enorm per soort [FernándezJuricic et al. 2001 en referenties daarin], en zelfs per individu. Van soorten die zich hebben aangepast aan menselijke aanwezigheid en in stedelijke gebieden kunnen overleven, bestaat het vooroordeel dat zij minder onder stress staan omdat zij constant aan eten kunnen komen, en de predatiedruk lager is. Hoewel het klopt dat predatie en verhongering minder wordt waargenomen in deze gebieden, ondervinden deze dieren weldegelijk heel veel stress, alleen dan een andere soort van stress [Ditchkoff et al. 2006]. Deze dieren worden gedwongen hun gedrag te veranderen, en levenscyclus aan te passen, om zo veel mogelijk mensen te vermijden. Zo zijn bijvoorbeeld veel soorten nachtactief geworden, en grote veranderingen in de
ruimtelijke verdeling van soorten zijn ook waargenomen [Ditchkoff et al. 2006]. Ook Hockin en zijn collega's vonden de shift naar nachtelijk foerageren, omdat dat minder energie zou kosten dan overdag, wanneer ze met mensen geconfronteerd zouden worden [Hockin et al. 1992]. Deze aanpassingen zijn niet voor alle soorten weggelegd en die soorten zal je ook niet meer terugvinden als een gebied verstedelijkt. In onderzoek naar de effecten van verstoring door menselijke activiteit is vooral naar vogels gekeken. Uit het overgrote merendeel van die onderzoeken (36 van de 40 die Hockin en zijn collega's bekeken) blijkt dat het nestsucces significant negatief beïnvloed te worden, doordat vogels hun nesten verlaten en door verhoogde predatie. Het reproductief succes daalde gemiddeld over al deze onderzoeken met wel 40% [Hockin et al. 1992]. Het nestsucces is een goede benadering voor het welzijn van een vogelpopulatie omdat ze tijdens het broeden kwetsbaarder zijn dan in andere stadia van hun leven. Dit is omdat veel
17 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
vogelsoorten met een grote dichtheid bij elkaar gaan zitten, en de eieren en kuikens kwetsbaar zijn voor predatie, kannibalisme en de abiotische omgevingsfactoren (temperatuur, regen, etc.) [Burger 1981]. Toch is het verstoren van vogels door mensen ook een kwalijke zaak als ze niet broeden. In het onderzoek van Burger bleek dat vogels aanzienlijk minder aanwezig waren in een gebied als er mensen waren (42% van de tijd aanwezig), dan als de mensen weer weg waren (72% van de tijd aanwezig) [Burger 1981]. Dit betekend dat de aanwezigheid van mensen het leefgebied van vogels verkleint. Ook bijvoorbeeld op grazende ganzen in de winter, en op steltlopers tijdens broedtijd zijn negatieve effecten waargenomen als de open landschappen waar zij voorkomen zijn open gesteld voor publiek of verkeer [Hockin et al. 1992]. Op individueel niveau kan menselijke activiteit ook het eetgedrag van vogels veranderen en hun territorium- en nestkeuze beïnvloeden. De effecten van menselijke verstoring op populatieniveau kan gezien worden in de beschikbaarheid van alternatieve leefgebieden en de fitness kosten voor
specifieke soorten [Fernández-Juricic et al. 2001 en referenties daarin]. Als mensen dichterbij komen zullen vogels (en andere dieren) eerst alert worden. In die tijd zullen ze meer om zich heen kijken en opletten, en daardoor minder tijd besteden aan zich voeden [Fernández-Juricic et al. 2001 en referenties daarin]. Als mensen dan nog dichterbij komen zullen ze opvliegen. De afstand waarop een vogel alert wordt van de aanwezigheid van een mens, wordt kleiner als er meer verstopplekken in de buurt zijn (denk dus aan struikjes en bomen), en naar mate de soort kleiner is. Grotere soorten zijn dus schuwer dan kleinere soorten [FernándezJuricic et al. 2001], en op een hectare geasfalteerde boorlokatie zullen ze door gebrek aan verstopplekken, ook veel alerter zijn dan in hun natuurlijke omgeving. Je kunt de alertheidafstand van de soorten die je wil beschermen gebruiken om een buffergebied vast te stellen; dit minimaliseert de verstoring van dieren door menselijke activiteit [Fernández-Juricic et al. 2001]. Wel moet je rekenen dat als je dat buffergebied in het huidige natuurgebied laat zijn, het leefgebied van de interessante soort afneemt (zie edge-effect).
- VERKEER Bij de effecten van wegen op de natuur komen alle voorgaande verstoringen bij elkaar (wegen versnipperen en verkleinen habitats, maken heel veel herrie en licht, en leveren menselijke activiteit op), bovendien zorgen ze voor aanrijdingen. De effecten van wegen op wild zijn grafisch weergegeven door Reijnen et al. in figuur 3.
Voor schaliegaswinning zullen nieuwe wegen aangelegd moeten worden om op de boorlocatie te kunnen komen, waar vervolgens een significante hoeveelheid vrachtverkeer overheen zal moeten. Zo zeggen bronnen dat het wel 6800 vrachtwagenbewegingen kost om 1 put te fracken [Kiviat 2013]. Dat vrachtverkeer is zo intens dat ze in Amerika de investeringen in wegenonderhoud significant gestegen zijn. Als je op 1 locatie 10 boringen doet (zoals gebruikelijk is bij schaliegas) zal het aantal vrachtwagenritjes op 7000 tot 11000 komen, wat heel veel gevolgen heeft voor de omgeving [Broderick et al. 2011]. De aan- en afvoer van materiaal veroorzaakt veel
FIGUUR III: HET FIGUUR UIT REIJNEN ET AL. 1997, WEERGAVE VAN HOE VERKEER INVLOED HEEFT OP DE NATUUR.
18 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
vrachtwagenbewegingen. Witteveen en Bos (2013) berekenden 3900 – 5800 vrachtwagenbewegingen per put, dus voor een well pad met tien boringen kan dit met maximaal een factor tien vermenigvuldigd worden. Reijnen en haar collega's hebben in Nederland een verstoringsafstand van secundaire wegen gevonden van wel 625 meter, en dat van drukke snelwegen schatten zij zelfs op 2000 meter [Reijnen et al. 1997]. Een verstoringsafstand is, zoals de naam al zegt, de afstand waarover de verstoring nog merkbaar is. Dit is in feite het zelfde als het edge-effect, en wat Forman in zijn artikel van 2000 de "road-effect-zone" noemt. Forman heeft in zijn internationale studies gevonden dat de effecten "verder dan 100 meter" reiken [Forman 2000]. Hij heeft de gegevens van Reijnen et al. wel besproken in zijn artikel, maar noemt het een "outlier" (uitzondering) en heeft hun bevindingen niet meegenomen in zijn berekening. Dat betekent niet dat de gegevens van Reijnen et al. niet kloppen. Nederland heeft een relatief fijnmazig en druk wegennetwerk wat van veraf te zien is door ons vlakke landschap waarin een groot aantal gevoelige vogelsoorten verblijft. Aangezien deze groep meerdere artikelen met ongeveer de zelfde relatief hoge uitkomsten heeft gepubliceerd [Forman 2000], is de kans groter dat wij in Nederland een uitzonderlijke combinatie van factoren hebben waardoor de effecten van wegen verder reiken. Langs drukke wegen in Nederland komen significant veel vogelsoorten minder of zelfs helemaal niet meer voor dan je zou verwachten gezien de overige eigenschappen van het gebied (van 33 van de 45 bossoorten en 7 van de 12 graslandsoorten was de dichtheid significant afgenomen) [Reijnen et al. 1997]. Het is zelfs ontdekt dat kleine zandweggetjes, die niet op kaarten staan, veel effecten hebben op de habitatkwaliteit en het gedrag van dieren [Hawbaker and Radeloff 2004]. In figuur 2 staan de gevolgen van wegen op wild helder weergegeven, maar als belangrijkste oorzaak van populatie afname worden verlaagde habitatkwaliteit en geluidsoverlast beschouwd [Reijnen et al. 1997].
Jaarlijks sterven er in Nederland ongeveer 6000 edelherten, damherten, reeën, wilde zwijnen en moeflons door botsingen met verkeer [SZN 2014]. Dit is niet alleen een fikse aanslag op de populatie, maar is ook gevaarlijk voor de inzittenden van het voertuig. De dichtheid van egels verlaagd met ongeveer 30% door wegen en verkeer [Huijser&Bergers 2000]. Ook bij dassen is het de grootste doodsoorzaak, en de Nederlandse das wordt daardoor bijvoorbeeld gemiddeld niet ouder dan 5 jaar, terwijl ze 15 jaar kunnen worden onder natuurlijke omstandigheden [Das&Boom 2014] (meer over de das in hoofdstuk 4. Een voorbeeld soort - de das). En per jaar gaan er per kilometer weg 21 vogels dood door aanrijdingen [Erickson et al. 2005]. Extra wegen voor schaliegaswinning is dus een directe toename van dodelijke aanrijdingen met dieren. Naast de eerder genoemde gevolgen zoals geluidsoverlast, aanrijdingen, habitatverlies, etc. verstoren wegen de bodem van een natuurgebied, wat indirect grote gevolgen kan hebben op de soortensamenstelling van dat gebied. Zo veranderen ze de doorlaatbaarheid en afwatering [Spellerberg 1998]. Waterbehoevende soorten, zoals amfibieën zullen uit het gebied verdwijnen, en droogte bestendige soorten komen ervoor in de plaats. Tevens brengt een weg onnatuurlijke stoffen in een gebied, waardoor het milieu chemisch veranderd wordt. Denk daarbij aan uitlaatgassen [Forman 2000], stikstofneerslag [Cape et al. 2004], en zware metalen [Spellerberg 1998], maar ook aan strooizout dat van de weg af het gebied in spoelt [Roth&Wall 1976]. Veel soorten zijn gevoelig voor dit zout, zoals bijvoorbeeld veel soorten korstmossen, veenmossen, levermossen, naaldbomen, water- en moerasplanten [Kiviat 2013]. Een ander gevolg van wegen door een natuurgebied is de vergrootte toegankelijk van invasieve soorten [Mortensen et al. 2009][ Spellerberg 1998]. In de review van Spellerberg uit 1998 staat een overzichtelijk beknopt tabel met de gevolgen die een weg heeft op een natuurgebied. In figuur 4 is deze weergegeven. Toch is gebleken dat al met al de beperking van de migratie de schadelijkste gevolgen voor de fauna heeft [Forman&Alexander 1998].
19 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
De aanleg van wegen wordt (met name voor graslandvogelsoorten) als een serieuze bedreiging voor diersoorten en de biodiversiteit gezien, en hier moet rekening mee gehouden worden bij de keuze van de locatie van de weg. Zo dient een weg aan beide kanten minstens 1000 meter weg zijn van een natuurgebied om de stress te minimaliseren, en dient verstoring van
broedgebieden van vogels en andere belangrijke gebieden voor beschermde dieren vermeden worden [Reijnen et al. 1997]. Ook zal de bescherming van de zeldzame gebieden die niet doorkruist worden door wegen prioriteit moeten krijgen. Hierdoor zullen er weinig locaties meer over blijven waar zonder schade aan de natuur naar schaliegas geboord kan worden.
FIGURE IV: BEKNOPT OVERZICHT VAN DE EFFECTEN VAN EEN WEG OP DE NATUUR EROMHEEN [SPELLERBERG 1998].
20 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
VERDROGING Bij schaliegasboringen is een grote hoeveelheid water nodig [Hansen et al. 2013][Kiviat 2013][Witteveen+Bos 2013]. Hoeveel precies verschilt per locatie en techniek maar in tabel 1 is te zien dat het sowieso altijd om heel veel water gaat. Dit water moet ergens vandaan komen, ook als je het uit het drinkwaternet gaat halen, of recyclet. Het moet onttrokken worden uit de bodem, of uit rivieren en meren gehaald worden. In Nederland wordt ongeveer 40% van het drinkwater uit het oppervlaktewater gewonnen, 60% uit grondwater. Schaliegasboringen zullen dus, zeker in bepaalde gebieden, en/of in droge periodes, extra druk op de beschikbare hoeveelheden grond- en/of oppervlaktewater uitoefenen [Witteveen+Bos 2013]. Het water moet van een bepaalde kwaliteit zijn om gebruikt te kunnen worden voor fracking [Witteveen+Bos 2013]. Die is afhankelijk van de frackingsmethode die gebruikt gaat worden, maar bij elke methode zal het water toch gezuiverd moeten worden. Er zal dus eerst energie gestopt moeten worden in het zuiveren van het water en indien nodig zelfs het bouwen van een zuiveringsinstallatie [Witteveen+Bos 2013]. Het is mogelijk om rioolwater, of afvalwater van de industrie te recycelen, mits die in de nabije omgeving aanwezig zijn, maar ook dat water moet eerst grondig gezuiverd worden voor het gebruikt kan worden [Witteveen+Bos 2013]. In het ongunstigste geval (hoog waterverbruik 30.000 m3 [Witteveen+Bos 2013], geen hergebruik, lokaal onttrekken aan grondwater, dichtheid boringen 2 per km2 met een levensduur van 10 jaar en 2 x fracken) kom je op een waterverbruik van 8000 m3 per km2 per jaar, dat is 1/3 van het totale grondwaterverbruik per jaar. Er worden ongeveer 600 verschillende soorten synthetische chemicaliën [Kiviat 2013] en andere hulpstoffen toegevoegd. Na het fracken komt een groot deel van dat water weer naar boven ("flow back fluids" of retourwater). In Amerika ligt dat tussen de 8% en 30% van het ingebrachte water volgens de ene bron [Hansen et al. 2013] of tussen
de 9% en de 100% volgens de andere bron [Kiviat 2013]. Volgens het rapport dat voor Minister Kamp is uitgevoerd zou het tussen de kwart tot de helft van het ingebrachte water zijn [Witteveen+Bos 2013]. In dit water zit, naast de eerder genoemde frackingvloeistoffen, ook zout, koolwaterstoffen en zware metalen en er zijn zelfs radioactieve stoffen uit de schalielaag opgelost [Hansen et al. 2013]. Het kost geld, tijd en energie om dat te zuiveren voor het weer ergens in het systeem gebracht kan worden [Hansen et al. 2013]. De gangbare rioolwaterzuiveringsinstallaties zijn niet berekend op dit afvalwater [Witteveen+Bos 2013]. Het flowback water moet dus worden afgevoerd en verwerkt bij speciale gespecialiseerde zuiveringsbedrijven. Eenmaal gezuiverd moet het verwerkte retourwater nog ergens heen. Er kan gekeken worden of het weer tot drinkwaterkwaliteit gezuiverd kan worden, maar wegens de zeer giftige chemicaliën die gebruikt worden voor het fracken zou de controle hierop zeer secuur moeten zijn. Het terugbrengen van gebruikt water in het ecosysteem kan ook problematisch zijn omdat de kwaliteit en/of temperatuur van het water veranderd is, en dat kan effect hebben op de soorten die daar afhankelijk van zijn [McDonald et al. 2012]. We kunnen veel water besparen door het flowback water te hergebruiken voor de volgende frack. Het klinkt aantrekkelijk maar het zal wel eerst nog moeten worden verdund met schoon drinkwater en verder behandeld moeten worden [Hansen et al. 2013], dus is nog niet 100% afdoende. Nederland is van oorsprong een waterrijk land, en daar is onze oorspronkelijke natuur ook op aangepast. Circa 40% van de Nederlandse plantensoorten is afhankelijk van een ondiepe grondwaterstand of kwel [Beugelink et al. 2006] (Kwel is water dat op de ene plek is geïnfiltreerd, door de bodem is gegaan en op een laag punt in het landschap weer naar boven is gekomen. Daardoor heeft het een bijzondere samenstelling: het is rijk aan ijzer en calcium, arm aan
21 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
voedingsstoffen en gebufferd [Paarlberg et al. 1999]). Door allerlei menselijk ingrijpen (o.a. voor de landbouw, industrie en verstedelijking) is een groot deel van onze natuurgebieden nu verdroogd [Paarlberg et al. 1999]. Verschillende bronnen zeggen dat een derde aan Nederlands natuurgebied is verdroogd [Paarlberg et al. 1999] [Tol et al. 2008]. Volgens het Milieu- en Natuurplanbureau is circa 405.000 hectare van het Nederlandse natuurgebied verdroogd [Beugelink et al. 2006]. Verdroging zorgt voor minder diverse en meer algemene natuur [Paarlberg et al. 1999][Beugelink et al. 2006]. De specifieke soorten voor natte natuurgebieden worden steeds zeldzamer, terwijl natte natuurgebieden juist een gevarieerdere biodiversiteit hebben [Beugelink et al. 2006]. Milieuproblemen als verzuring, vermesting en verdroging versterken elkaar ook nog eens [Paarlberg et al. 1999]. Verdroging versterkt de eutrofiëring en verzuring van de bodem doordat de bodem beter doorlucht raakt. Bacteriën zijn namelijk beter in staat organisch materiaal af te breken en mineralen vrij te maken voor planten als ze zuurstof tot hun beschikking hebben [Tol et al. 2008][Paarlberg et al. 1999]. De nutriëntenbalans van planten raakt hierdoor bijvoorbeeld verstoord [Tol et al. 2008]. Door verdroging samen met verzuring en stikstofdepositie gaan planten van voedselarme gebieden, korstmossen en mycorrhiza-schimmels achteruit [Tol et al. 2008]. Dieren worden ook beïnvloed door verdroging. Niet alleen ruimen de dieren die afhankelijk zijn van de verdwijnende vochtminnende vegetatie het veld [Paarlberg et al. 1999], maar de veranderende bodemsamenstelling heeft ook over het gehele voedselketen effect. Zo verdwijnen kleine slakjes in bossen op zure gronden bijvoorbeeld, waardoor vogels een calcium tekort krijgen [Tol et al. 2008]. Tevens is er een relatie gevonden tussen grondwateronttrekking en de mate waarin lokale vissoorten bedreigd zijn. Als er in de regio water wordt ontrokken voor de energiesector, hebben meer vissoorten het moeilijk in die regio [McDonald et al. 2012].
Een merendeel van de verdroogde natuurgebieden worden op Europees niveau beschermd via de Vogel- en Habitatrichtlijnen (VHR) of Natura2000, en/of vallen binnen de Ecologische Hoofdstuctuur en behoeven dus voorrang [Beugelink et al. 2006]. Er wordt veel onderzoek en beleid toegepast om de verdroging tegen te gaan. Zo is er in 2006 in opdracht van het toenmalige Ministerie van LNV door het Milieu- en Natuurplanbureau een zogenaamde TOP-lijst samengesteld met de gebieden waar voor 2015 de verdroging zou moeten zijn opgelost, en welke voorrang behoeven op anderen [Beugelink et al. 2006], en werd er in 1999 in het Eindrapport Nationaal Onderzoek Verdroging door het RIZA al gewezen op de urgentie van het in stand houden van het grondwaterpeil voor het behoud van de karakteristieke natte Nederlandse natuur [Paarlberg et al. 1999]. In dit laatste rapport staat ook dat in 2000 al 25% van het verdroogde areaal hersteld had moeten zijn en in 2010 zou de hoeveelheid verdroogde gebieden met 40% moeten zijn afgenomen [Beugelink et al. 2006] & [Paarlberg et al. 1999]. Volgens het MNP werd al in de jaren 70 gewaarschuwd voor verdroging [Beugelink et al. 2006] maar het herstel verloopt trager dan verwacht. Sterker nog, volgens het MNP werd er in 1998 al geconstateerd dat het tempo van verdrogingbestrijding te laag was, en in 2006 was daar nog niets aan veranderd [Beugelink et al. 2006]. In 2004 was slechts 3% van de verdroogde gebieden het grondwaterspiegel teruggebracht naar hun oorspronkelijke/beoogde niveau [Beugelink et al. 2006]. Het eerder gebruikte excuus dat er een kennistekort zou zijn op dit gebied, is inmiddels achterhaald, aldus het rapport van het RIZA van zo'n anderhalf decennium geleden [Paarlberg et al. 1999]. Ook Reijnen et al. noemde in 1997 het verlagen van de grondwaterstand een van de grootste oorzaken van de afname van Nederlands weidevogels [Reijnen et al. 1997] en Tol et al. noemt het herstel van de grondwaterstand een van de enige twee substantiële oplossingen voor het herstel van de biodiversiteit [Tol et al. 2008]. Nederland is niet het enige land dat kampt met verdroging. Wereldwijd is de vraag naar schoon zoetwater enorm toegenomen de afgelopen decennia, waardoor de meerderheid van de wereld
22 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
met een ernstig tekort dreigt te komen [Hoekstra et al. 2012]. Hoekstra et al. vonden dat momenteel minstens 2,7 miljard mensen in gebieden leven die ernstige waterschaarste ervaren, en de kans is groot dat dit alleen maar erger wordt. Schoon drinkwater begint dus een zeldzaam en schaars goed te worden in de wereld, en er zal dus goed moeten worden nagedacht over waar we deze zeldzame grondstof voor gebruiken. Tot slot bestaan er veel zorgen over de chemicaliën, die in het water worden gebracht. Het is mogelijk dat deze door lekkage, ongelukken of
Bron
morsing in het milieu terecht komen [Witteveen+Bos 2013]. Zo zijn er in Amerika in het drinkwater en oppervlaktewater in de omgeving van schaliegasboringen verhoogde concentraties van dergelijke stoffen teruggevonden [Bamberger&Oswald 2012] en deze zouden ernstige gezondheidsproblemen kunnen versoorzaken voor mens, dier en plant. Dit onderwerp ligt om eerdergenoemde redenen buiten de spanne van dit onderzoek, maar is desalniettemin wel van groot belang bij de afweging over wel of niet naar schaliegas geboord mag gaan worden.
Bamberger&Oswald (2012)
Waterverbruik 3 per put in m 21,000
Broderick et al. (2011)
9,000 - 29,000
Hansen et al. (2013)
15,000 - 21,000
Kiviat (2013)
4,000 - 25,000
Witteveen+Bos (2013)
7,000 - 30,000
Prof. Olsthoorn (voor de VEWIN) (2013)
20,000
3
TABLE 1: WATERVERBRUIK PER PUT IN M VOLGENS VERSCHILLENDE BRONNEN.
KLIMAAT Globaal en macro niveau: Al het gebruik van fossiele brandstoffen als energiebron (of het nu olie of gas is) zal voor verhoging van het CO2 gehalte in onze atmosfeer zorgen. Het IPCC zegt dat menselijke gebruik van fossiele brandstoffen met 95% zekerheid voor klimaatverandering zorgt [IPCC 2013]. Schaliegas (aardgas) is een fossiele brandstof en draagt zodoende bij aan de klimaatsverandering. Tevens is er gevonden dat er bij de winning van schaliegas methaan vrij komt [Pétron et al. 2012]. Methaan is een 12 keer sterkere broeikasgas. Er wordt gesteld dat schaliegas een lagere CO2-uitstoot heeft dan kolen en olie [Tempera 2011], maar dat voordeel zou wel eens teniet gedaan kunnen worden door de extra methaanuitstoot.
Klimaatverandering heeft veel effecten op de natuur en waar al veel onderzoek aan besteed is. In dit rapport beperken we ons tot 1 voorbeeld van de gevolgen van klimaatverandering op ecosystemen. Een voorbeeld van een gevolg van de klimaatverandering op de natuur is het probleem met de verschuivende biomen. Simpel gezegd is een bioom een gebied waar de klimaat ongeveer het zelfde is, waardoor het geschikt is voor bepaalde vegetatie en natuurgebieden. Zo heb je het bioom "toendra" dicht bij de polen, met heel koud en relatief droog weer, en het bioom "tropisch regenwoud" vlak bij de evenaar waar het vochtig en warm is. De meeste dieren en planten hebben een bepaalde range van klimaat waar ze het goed in doen. Met
23 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
de opwarming van de aarde verschuiven ook de klimatologische leefgebieden. Helaas bewegen beschermde natuurgebieden, bebouwing, bergen en kusten niet mee. Soorten zullen naar het noorden (of in het zuidelijk halfrond naar het zuiden) proberen te migreren om hun ideale klimaat te volgen. Veel endemische soorten (soorten die maar op 1 zeer specifieke plek voorkomen, met zeer specifieke eisen voor hun leefgebied) komen daardoor in de knel, omdat ze nergens anders heen kunnen. Deze organismen zijn zo gespecialiseerd op hun lokale omstandigheden over de eeuwen heen, dat elke kleine verandering in de omstandigheden van hun leefgebied al fatale gevolgen kunnen hebben. Deze effecten hebben dus ook grote implicaties voor je landschapsindeling. Zo goed als alle organismen moeten migreren. Om bij een volgend geschikt gebied te komen moeten ze ongeschikte gebieden oversteken, want voor veel problemen zorgt. Vaak moeten ze dan door door mensen bewoond gebied. Niet alleen komen mens en dier elkaar vaker tegen, wat voor beide kanten voor doden zorgt, maar dieren moeten energie stoppen in wegen oversteken en steden omzeilen, wat ze anders voor reproductie hadden kunnen gebruiken. Soms kost het zelfs zo veel energie om bij een volgend geschikt leefgebied aan te komen, dat velen de oversteek niet zullen overleven. De migratie van veel plantensoorten gaat langzamer dan de klimaatverandering zelf. Schaliegaswinning zal bijdragen aan meer klimaatverandering, en daardoor globaal voor meer ecologische problemen zorgen.
Microniveau: Voor het aanleggen van een schaliegasboorplaats (wat zal neerkomen op ongeveer een hectare aan kaal asfalt), en de wegen ernaartoe, zal de huidige begroeiing verwijderd moeten worden. Op sommige locaties zullen bomen gekapt moeten worden. Bomen en andere begroeiing zorgen voor schaduw en vochtbalans voor de vegetatie en bodem eronder. Als deze verwijderd worden, en daarvoor in de plaats asfalt wordt geplaatst, zullen de klimatologische omstandigheden lokaal veranderen. Deze zeer lokale klimatologische omstandigheden worden ook wel micro-klimaat genoemd, en veranderingen in microklimaat hebben veel effecten op de vegetatie [Jones 2014] (bijvoorbeeld op de snelheid van ontkieming van zaden [Spellerberg 1998]) en de bodemfauna [Riutta et al. 2012]. Deze effecten zijn ook na meer dan 100 jaar nog terug te vinden in de soortensamenstelling in een gebied [Spellerberg 1998]. Zo zal de kaalgeslagen bodem warmer worden [Stoffel et al. 2010]. Er zal meer zon via de zijkant de rest van het gebied binnenschijnen bijvoorbeeld, en regenwater wordt op andere plekken geïnfiltreerd. De decompositie van de bodembedekking wordt vertraagt en daardoor zijn voedingsstoffen voor planten weer minder snel beschikbaar [Riutta et al. 2012]. Natuurlijke stroompjes zullen verlegd worden, en de wind heeft vat op de planten langs de rand die eerst beschut stonden [Forman 2000]. Tot hoever deze effecten reiken valt ook onder de "road effect zone" beschreven door Forman [Forman 2000] of het eerder genoemde edge-effect. Ook Kiviat stelt dat habitat fragmentatie voor verdroging en opwarming van het resterende stuk natuur zorgt [Kiviat 2013].
24 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
4. EEN VOORBEELD SOORT - DE DAS Om het belang van de situatie te verduidelijken volgt nu een korte beschrijving van wat de winning van schaliegas zou betekenen voor een typisch Nederlandse soort: de das. De das (Meles meles) is een inheemse soort die, ondanks dat hij in Europa niet als zeldzaam of in gevaar wordt gezien [Kranz et al. 2008], in Nederland wel degelijk een risico tot uitsterven heeft [Griffiths&Thomas 1992]. Het is een omnivoor die vooral in heuvelachtig landschap leeft in gebieden waar weide en grasland elkaar afwisselen. Dit landschap komt veel voor in de gebieden die in aanmerking komen voor schaliegaswinning. Ze eten voornamelijk regenwormen, maar ook allerlei soorten nootjes, bessen, granen en geleedpotigen, en zelfs kleine zoogdieren en eieren, afhankelijk van het seizoen en de beschikbaarheid [Kranz et al. 2008]. Ze leven in grote burchten die onder struiken, heggen en houtwallen worden gegraven en hun territorium is gemiddeld tussen de dertig tot vijftig hectare [Das&Boom 2014]. Dassen kunnen wel 15 jaar worden, maar in Nederland worden ze gemiddeld maar 5 jaar, wat voornamelijk wordt gewijd aan het grote aantal verkeersslachtoffers [Das&Boom 2014]. In allebei de jaren 1986 en 1987 bijvoorbeeld, werden 150 verkeersslachtoffers gemeld, terwijl dat de helft van de potentiële jaarlijkse groei van de Nederlandse populatie van ongeveer 1400 dassen was [Van der Zee et al. 1992 en referenties]. In de periode 1987-2001 zijn 210 dassen uitgezet. Bijna een derde van die dassen is na uitzetting doodgereden teruggemeld [van Moll 2005]. Maar ook de verstedelijking van ons land heeft grote invloed op de das. De hoeveelheid geschikt leefgebied wordt minder. Bovendien zorgde de veranderingen in de landbouw (bijvoorbeeld het verwijderen van de heggen en houtwallen tussen stukken land, en het gebruik van bestrijdingsmiddelen) voor een aanzienlijke vermindering van de beschikbaarheid van voedsel voor dassen. Met name de door de das zo geliefde regenwormen (Lumbricus terrestris (L.)) nemen af. [Van der Zee et al. 1992 en referenties].
De Nederlandse populatie heeft de afgelopen decennia erg gefluctueerd. Tussen 1960 en 1970 groeide de populatie nog, maar tussen 1970 en 1980 hebben onderzoekers een drastische daling gezien van 36% [Wiertz 1993]. Deze daling wordt aan algehele landschapsverandering gewijd. Zo zijn kleine landschapselementen zoals heggen, oude boomgaarden en struiken verdwenen, terwijl het netwerk van wegen is verdicht en het verkeer is toegenomen [Van der Zee et al. 1992]. Het aantal wegen is het sterkst gecorreleerd met de daling van de das. De verandering in het aantal kleine landschapselementen bleek van ondergeschikt belang te zijn [Van der Zee et al. 1992]. In 1984 heeft het toenmalige ministerie van Landbouw en Visserij een beschermingsplan voor de das laten maken [van Moll 2005]. Er zijn investeringen gedaan om de das te beschermen en die hebben hun vruchten afgeworpen. Sindsdien zien we weer een stijging. In 1990 was de populatie al weer bijna op de zelfde hoogte als in 1970 [Wiertz 1993], en tussen 1995 en 2001 groeide de populatie nog verder [van Moll 2005]. Met natuurbeschermers samen wordt een overzicht bijgehouden waar dassenburchten zijn, om er zodoende rekening mee te houden bij de planning van wegenbouw en bijvoorbeeld grondstoffenwinning zoals zand en grind [Wiertz 1993]. Helaas is deze goede trend niet overal in Nederland volgehouden. Zo is opvallend genoeg het aantal dassen in het zuiden van Nederland waar voorheen de typische dasrijke gebieden voorkwamen - nog steeds lager dan in 1960 [van Moll 2005]. Bijvoorbeeld, veel habitats langs de Maas die in 1990 geschikt waren, zijn ongeschikt geworden. Als gevolg van onder andere bouwactiviteiten en grootschalige extracties (zand en grind) langs de Maas en grote delen van NoordBrabant werden veel voorheen goede leefgebieden ongeschikt voor de dassen [van Moll 2005]. Ook is het aantal dassenburchten meer afgenomen in een open landschap dan in het bos [Van der Zee et al. 1992]. De das is typisch een soort die gevoelig is voor habitatversnippering [Kranz et al. 2008], en precies
25 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
dat zou schaliegaswinning in Nederland verergeren. Met de grote bijdrage die aanrijdingen nu al op de populaties hebben, zijn extra wegen (die zowel als barrières worden beschouwd door dassen en voor aanrijdingen zorgen) met veel vrachtverkeer door de laatste leefgebieden van dassen ongewenst.
elkaar hebben gekregen [van Moll 2005], zou niet het zelfde lot moeten krijgen als de vroeger zo dasrijke gebieden in het zuiden van ons land. Schaliegaswinning zal net zo goed als de winning van zand of grind, een negatief effect hebben op de Nederlandse dassen, en dat zou een verspilling zijn van de succesvolle tijd, geld en moeite die er eerder in is gestopt om ze te redden.
De mooie voortgang die we bij de das in de grote bosrijke gebieden het midden van ons land voor
FIGURE II: EEN DAS. FOTO DOOR JEROEN VAN DER KOOIJ [KRANZ ET AL. 2008].
26 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
5. SCHALIEGAS VS. WINDMOLENS Met een wereldwijd groeiende bevolking, en een groeiend energieverbruik per persoon, zal er toch voldaan moeten gaan worden aan een groeiende vraag naar elektriciteit. Die energie moet ergens vandaan komen, en kan op veel verschillende wijzen worden opgewekt. Met de klimaatscrisis in het achterhoofd wordt er nu veel ingezet op "renewable energy" oftewel duurzame/groene energie. Zo wil de Europese commissie in 2020 20% van hun energie duurzaam opwekken [Devereux et al. 2008]. Een van de grootste duurzame energiebronnen is windenergie. Volgens The Global Wind Energy Council zou in 2012 de wereldwijde windmarkt met wel 155% gegroeid moeten zijn, en 2400 gigawatt aan totale capaciteit moeten hebben [Devereux et al. 2008]. Een windmolen wint gemiddeld over z'n levensduur 40 tot 80 keer de energie terug die nodig is hem te maken [Taylor 2012]. Echter, de precieze hoeveelheid kW/h energie die een windmolen produceert is heel erg afhankelijk van hoe hard het waait en wat voor soort windturbine het is. Alle turbines hebben een bepaalde maximale opbrengst waar de grafiek naartoe afvlakt als de windsnelheid hoger wordt, en een bepaalde maximale windsnelheid waarna de molen moet worden stilgezet omdat het teveel wordt [Taylor 2012]. Alle soorten van energie opwekking zullen effecten hebben op de natuur, maar welke effecten, en hoe sterk die zijn, verschilt erg per bron. Ook windmolens hebben zowel positieve als negatieve effecten op de natuur. Windmolens maken geluid dat dieren kan verstoren, vogels en vleermuizen kunnen tegen de wieken vliegen, ze kunnen als barrière beschouwd worden, waardoor leefgebieden versnipperd raken en er wordt zelfs vermoed dat ultrasone trillingen die nachtdieren gebruiken om te kunnen waarnemen, verstoord raken door het draaien van de wieken. Daarentegen veroorzaken windmolens geen uitstoot van CO2 of vervuilende stoffen die zure regen of smog veroorzaken, stoten ze geen radioactieve stoffen uit en vervuilen land, zee of oppervlaktewater niet. Tevens hebben windmolens
minder water nodig [Taylor 2012], dan de productie van zonnecellen bijvoorbeeld [McDonald et al. 2012]. Geluid Een van de grootste zorgen voor de natuur is het geluid dat windmolens maken. Het verschilt erg per soort windmolen [Taylor 2012], en per windsnelheid [Devereux et al. 2008]. Devereux et al. noemen literatuur uit 2002 die 100 dBA rapporteert voor een rpm (omwentelingen per minuut) van 14 en 108 dBA voor een rpm van 20 bij een turbine van 3-MW, hoewel ze zelf daar ook bij toevoegen dat de modernere molens minder geluid maken [Devereux et al. 2008]. Ook Erickson et al. merken op dat de techniek van windmolens steeds meer verbetert en dat dit veel uitmaakt in de effecten die zij hebben op de omgeving [Erickson et al. 2005]. Een gemiddelde windmolen produceert tegenwoordig gemiddeld binnen de 150m afstand op de grond een geluid van 45,3 dBA en over een afstand van 400m is het geluidsniveau 36,9 dBA volgens Taylor [Taylor 2012]. Tevens maakt de mechaniek van de generator de meeste herrie en dat kan gereduceerd worden door nieuwere technieken te gebruiken [Taylor 2012]. Alleen al een vrachtwagen over een landweggetje, op weg naar een schaliegasboortoren zou 65 dBA produceren [Taylor 2012]. Dit is dus meer dan wat de moderne windmolens potentieel kunnen produceren. In een grove indicatie stellen Witteveen&Bos dat de sterkte van het geluid van en schaliegasboortoren zelf tussen de 70 en 80 dBA zal liggen, met piekmomenten van 100 dBA. Met de gegevens uit de oudere bronnen zou je dus kunnen concluderen dat een windmolen potentieel meer lawaai zou kunnen maken dan een schaliegasboortoren op zijn piekmomenten. Als je van de 45,3 dBA uit Taylor uit gaat, is een schaliegasboortoren beduidend lawaaiiger voor de natuur, zeker als je ook de grote hoeveelheid benodigde vrachtwagens erbij optelt. Volgens een bron uit Devereus et al. zouden bij werkzaamheden op landbouwgrond (oogsten, gieren, etc.) de distributie van vogels verstoord
27 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
worden vanaf een geluidsniveau van 40–50 dBA [Devereux et al. 2008 en referentie]. Dit betekent dat zelfs met de meest recente cijfers windmolens een geluid uitstoten dat de verspreiding van vogels zou kunnen beïnvloeden, en een schaliegas ontwikkeling al helemaal. Toch vond Devereux et al. dat weidevogels zelfs binnen 75 meter van een windmolens, windmolens niet vermeden [Devereux et al. 2008]. Al met al kan daaruit vooral geconcludeerd worden dat de ene vogelsoort geluidsgevoeliger is dan de andere, en dat er veel omstandigheden meespelen. Tevens is het van belang dat er wordt nagedacht over wat voor soort geluid het gaat. Een constante zoem van een windmolengenerator is toch anders dan het ineens voorbij razen van een vrachtwagen, of het oplaaien van de affakkelvlam. Meer over de effecten van geluid op de natuur in het subhoofdstukje geluid bij "Verstoringen" in hoofdstuk 3. Botsingen Er bestaan veel zorgen over de hoeveelheid vogels die dodelijk tegen windmolens aanvliegen [Taylor 2012]. Uit onderzoek in de Verenigde Staten is gebleken dat 500 miljoen tot mogelijk meer dan 1 miljard vogels jaarlijks gedood worden in de Verenigde Staten als gevolg van antropogene bronnen inclusief botsingen met structuren door de mens gemaakt, zoals voertuigen, gebouwen en ramen, elektrische leidingen, communicatie torens en windturbines; elektrocuties; olielozingen en andere verontreinigingen, pesticiden, kat predatie, en als bijvangst bij de commerciële visvangst [Erickson et al. 2005]. De bijdrage van windmolens aan dit totale aantal dode vogels in de Verenigde Staten is <0,01 % door windmolens [Erickson et al. 2005]. Nu is het lastig om uit dit getal een conclusie te trekken, omdat er naar verhouding veel minder windmolens dan bijvoorbeeld auto's of katten zijn, dus hebben deze onderzoekers ook uitgerekend hoeveel vogels dat per windmolen per jaar (2,11) en per MW per jaar (3,04) zijn [Erickson et al. 2005]. Hierbij moet worden genoteerd dat bij een van de eerste windmolenparken waar onderzoek naar mortaliteit van vogels gedaan is, de cijfers opvallend hoger bleken uit te komen dan daarna
op andere locaties gevonden zijn. Hierdoor is er veel bezorgdheid voor de veiligheid voor vogels bij windmolens gekomen. Op de ene locatie vallen veel meer doden dan op de andere locatie; hoeveel vogels er tegen een windmolen aanvliegen is afhankelijk van verschillende factoren [Taylor 2012]. Lokale omstandigheden hebben invloed op de impact die windmolens op vogels hebben, en daar moet dus van te voren goed naar gekeken worden [Erickson et al. 2005]. Zo blijkt het dat in de Verenigde Staten de grootste bijdrage aan de jaarlijkse roofvogelsterfte door windmolens (80%) wordt geleverd door de oudere projecten in Californië [Erickson et al. 2005]. Als je die 2,11 vogelslachtoffers per molen of 3,04 per MW vergelijkt met 113 dode vogels per kilometer hoogspanningslijn in graslanden, 58 sterfgevallen per km hoogspanningslijn op akkerland of zelfs 489 gestorven vogels per kilometer hoogspanningslijn in de buurt van rivieroverbruggingen, die deze onderzoekers specifiek in Nederland vonden, dan valt de bijdrage van windmolens aan vogelsterfte dus nog steeds erg mee [Erickson et al. 2005]. Er zijn veel rapporten geschreven (o.a. in Groot Brittannië door het RSPB, het WNF, en de BWEA in 2001) hoe het aantal slachtoffers van windmolens gereduceerd kan worden [Taylor 2012]. Het is niet eenduidig vastgesteld of windmolenparken nu echt impact op vogels hebben of niet. Sommige vogels houden een veilige afstand zonder van hun leefgebieden verjaagd te zijn. Van andere soorten is gezien dat ze wel regelmatig gedood worden door botsingen met windmolens [Taylor 2012]. Het aantal dodelijke botsingen blijkt per soort wel sterk te verschillen. Bijvoorbeeld, veel van de soorten die slachtoffer werden van botsingen met windmolens, bleken nachtmigranten of grote, minder wendbare soorten [Erickson et al. 2005]. Ook zijn er nog veel zorgen over vleermuizen en windmolens, maar daar is nog maar weinig over bekend en moet meer onderzoek naar gedaan worden [Taylor 2012]. Hoeveel vogels er door schaliegasboringen zouden sterven is natuurlijk niet bekend, en lastig na te gaan. Zo zou je de vogels die zijn gestorven van de
28 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
lekkages van giftige frackingvloeistoffen wel of niet kunnen meetellen. Een uitgebreid onderzoek naar dergelijke specifieke gevolgen van schaliegas is nooit gedaan. Wel vonden Erickson et al. 21 dode vogels per km weg per jaar. Voor schaliegasboringen zijn extra wegen nodig, en dus kan je concluderen dat schaliegas een grotere bijdrage zal gaan leveren aan fatale botsingen met vogels in Nederland dan windmolens. Uit deze resultaten kan de conclusie getrokken worden dat uitbreiding van windenergie om energieproductie uit schaliegas te vervangen niet zal leiden tot een sterkere toename van vogelslachtoffers; er zijn voldoende factoren bij schaliegaswinning die ook sterk kunnen bijdragen aan toename van slachtoffers onder de vogelpopulatie. Meer onderzoek is echter nodig Versnippering door barrières Als een rij windmolens door een diersoort als te bedreigend wordt gezien, en ontweken wordt, kan dit tot verkleining van het leefgebied van die soort leiden [Taylor 2012]. Ze kunnen er ook niet meer voorbij - de windmolens vormen een barrière - en
zorgen er zo voor dat de dieren niet meer van het ene gebied naar het andere kunnen [Taylor 2012]. Uit onderzoek is gebleken dat weidevogels windmolens niet ontwijken of als barrière zien [Devereux et al. 2008], terwijl eenden, zangvogels en ganzen ze weldegelijk uit de weg gaan [Devereux et al. 2008 en referenties]. In hoeverre windmolens daadwerkelijk barrières vormen is de wetenschap nog niet over uit, omdat het voor de ene soort wel en voor de andere soort niet zo lijkt te zijn. Meer onderzoek op dit vlak is nog nodig hoewel er over het algemeen vanuit wordt gegaan dan grotere soorten, die minder wendbaar zijn, meer last hebben van windmolens dan kleinere soorten [Devereux et al. 2008], en dan is natuurlijk de vraag op welke soorten je de focus legt. Het is wel belangrijk om goed onderzoek te doen naar migratieroutes en leefgebieden alvorens het plaatsen van een windmolen [Taylor 2012]. Versnippering is al in een eerder hoofdstuk besproken, en is 1 van de grootste problemen voor natuurbehoud van dit moment. Bij het subhoofdstuk Fragmentatie en habitatverlies in hoofdstuk 3 is ook dieper ingegaan op de effecten die schaliegas kan hebben op dit vlak.
29 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
6. DISCUSSIE & CONCLUSIE Dit literatuuronderzoek heeft de huidige kennis over schaliegaswinning vanuit natuurbescherming belicht. De belangrijkste gevolgen op de lokale ecosystemen zijn besproken en geanalyseerd. De natuur wordt bij elk menselijk ingrijpen verstoord op de een of andere manier. De impact van veel menselijk ingrijpen is lastig te meten omdat het vaak over een grote tijdspanne gaat waarin veel verschillende factoren meespelen Bovendien zijn er zelden goede blanco/controlegebieden beschikbaar. Maar hoewel de ene menselijke activiteit ingrijpender is dan de andere, is er geen twijfel over dat de meeste ingrepen de kwaliteit van leefgebieden ondermijnen. Schaliegaswinning veroorzaakt meerdere sterke verstoringen, zoals lichtvervuiling, geluidsoverlast, habitat vernietiging en fragmentatie, verstoring door verkeer en aanrijdingen, verdroging en verstoring door menselijke aanwezigheid. Versnippering en verdroging zijn beide momenteel al grote problemen voor de Nederlandse natuur. Versnippering kan misschien gedeeltelijk voorkomen worden door het ontzien van bepaalde gebieden, en verdroging kan beperkt worden, maar met hogere winningskosten. Het zal duur zijn om bijvoorbeeld rivierwater (waar het grootste gedeelte van het jaar meer van is dan grondwater) te zuiveren tot de juiste kwaliteit om als frackvloeistof te kunnen functioneren, en al helemaal om de flowback vloeistof te zuiveren voor recycling. Sowieso moet er rekening gehouden worden met grote kosten rondom de verwerking van het flowback vloeistof. Daarnaast zal ook in droge periodes veel water van de rivier onttrokken moeten worden dan, en dat kan gevolgen hebben voor de waterstand en het rivierleven in droge perioden. Versnippering, menselijke verstoring, geluidsoverlast en lichtvervuiling kunnen alle in enige mate beperkt worden, wat ook al vanwege de hoge bevolkingsdichtheid in Nederland noodzakelijk is. Maar er blijven zelfs met zeer stringente maatregelen toch aanzienlijke effecten op de natuur over. En de laatste paar "stepping stones" voor migrerende dieren zullen erdoor in
gevaar kunnen komen. Tevens wordt het zoeken naar boorlocaties vooral gericht op landelijk gebied [Ministerie van Economische Zaken 2014]. Dus als men een substantiële hoeveelheid schaliegas wil winnen, zullen daar ecosystemen voor moeten worden opgeofferd. In die landelijke gebieden wordt ook veel water gebruikt en het grondwaterniveau kunstmatig laag gehouden voor de landbouw. Verdroging is juist daar al een groot probleem, en dus zal door de grote waterbehoefde van fracken de druk op de omgeving nog hoger worden. Dit is hoogst onwenselijk en werkt averechts op de investeringen in het behoud van de Nederlandse natuur. Gezien de grote nadelige gevolgen van ontsluiting van een gebied, het aanleggen van wegen, het doorbreken en verkleinen van habitats, en de verstoringen door het geluid en licht, is boren ín beschermde natuurgebieden - zoals door het Ministerie van Economische Zaken (2014) niet wordt uitgesloten - sterk af te raden. De kwaliteit van het gebied zal ernstig achteruit gaan, en eerdere investeringen in het beschermen van specifieke kwetsbare soorten zullen te niet gedaan worden. Soorten die bestand zijn tegen dergelijke ontwikkeling zijn algemene soorten omdat zij ook in stedelijke gebieden kunnen overleven, terwijl de beschermde soorten het steeds lastiger krijgen zich te handhaven. In Nederland is maar weinig ruimte voor de kwetsbare natuur, en het is onwenselijk om daar nog meer vanaf te nemen. Ook in natuurgebieden of landbouwgrond die in de wijdere omgeving van schaliegasboringen liggen, zullen de effecten op de natuur merkbaar zijn. Ten eerste doordat het geluid en licht ver rijken en omdat het water ergens vandaan moet komen, en de kans groot is dat daardoor de verdroging versterkt wordt. Ten tweede omdat inzetten op fossiele brandstoffen per definitie voor CO 2 uitstoot zorgt, wat tot klimaatverandering leidt. Het gespeculeerde voordeel van schaliegas boven andere energiebronnen (kolen en olie) is daarbij twijfelachtig, gezien het hoge energieverbruik bij de winning en de soms zeer hoge lekkages van methaan [Pétron et al. 2012], wat als broeikasgas een 30 x hogere bijdrage heeft aan
30 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
klimaatverandering dan CO2 [IPCC, 2013]. Het is daarbij de vraag of we een eventueel (gering) klimaatvoordeel van schaliegas moeten laten voorgaan boven de vele andere nadelen voor milieu en natuur. Verder zou, door de vele boorlocaties, met hun licht- en geluidsoverlast en druk bereden aan- en afvoerwegen, schaliegaswinning door directe verstoring zelfs een groter negatief effect op de natuur kunnen hebben dan traditionele fossiele brandstofbronnen. Daar zijn immers de verstoringveroorzakende activiteiten gecentraliseerd op slechts enkele locaties. Het alternatief van groene energie opwekking (met bijvoorbeeld windmolens) is minder belastend voor naburige ecosystemen dan schaliegaswinning. Concluderend, schaliegasboringen kunnen aanzienlijke verstoringen veroorzaken in de natuur in Nederland, meer nog dan bepaalde alternatieven. In gebieden waar al veel menselijke activiteit is, dragen schaliegasboringen bij tot toename van verstoringen, die ook direct nadelig zijn voor de mensen zelf. In gebieden met vrij veel natuur en een hoge biodiversiteit zullen schaliegasboringen leiden tot versnippering van de habitat van gevoelige soorten. Daardoor zullen de
boringen leiden tot het verdwijnen van soorten. In kwetsbare natuurgebieden kan grote schade worden aangericht, en kunnen eerder gedane investeringen in natuurbeheer geheel teniet gedaan worden. Daarbij moet bedacht worden dat veel van die investeringen gedaan zijn met vrijwillige bijdragen aan particuliere natuurbeschermingsorganisaties, wat erop wijst dat natuurbescherming door een groot deel van de bevolking gedragen wordt. Het Ministerie van Economische Zaken gaat er in de recent verschenen Notitie Reikwijdte en Detailniveau voor de milieueffect rapportage van uit dat natuurgebieden en de ecologische hoofdstructuur niet uitgezonderd worden van schaliegaswinning. Alleen voor Natura 2000 gebieden wordt een uitzondering gemaakt, meer om bestuurlijke redenen (vergunningprocedure) dan uit het oogpunt van natuurbescherming. Gezien de resultaten van dit onderzoek is dit een keuze die zal leiden tot grote negatieve effecten op de natuur in Nederland.
31 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
7. AANBEVELINGEN Naar aanleiding van dit rapport kunnen er enkele aanbevelingen worden gedaan.
1. Uit dit rapport blijkt dat schaliegasboringen aanzienlijke verstoring van natuurgebieden kunnen veroorzaken, ook al vinden ze niet in natuurgebieden zelf plaats, maar op enige afstand daarvan. Ook in gebieden die niet als natuur gezien worden maar als hoofdfunctie landbouw hebben, vindt verstoring van natuurlijke habitats van planten en dieren plaats. De natuur en biodiversiteit staan in Nederland al sterk onder druk (o.a. door toenemende industrialisatie van de landbouw, belasting met stikstof, toenemende verstedelijking). Schaliegasboringen betekenen een sterke verhoging van die druk, die ertoe leidt dat er meer dier- en plantensoorten verdwijnen of sterk achteruit gaan. Schaliegaswinning is dan ook ongewenst voor het behoud van natuur en biodiversiteit in Nederland. 2. Schaliegas is een uitbreiding van het gebruik van fossiele brandstoffen wereldwijd en draagt daarmee bij aan klimaatverandering die de natuur extra onder druk zet. Mede met het oog op de huidige klimaatscrisis wordt er dan ook aangeraden om te investeren in groene energie, zoals windenergie. Investeringen in fossiele brandstoffen geven maar op zeer korte termijn voordelen, maar zullen uiteindelijk meer kosten (ook in termen van natuur) dan ze opleverden. 3. Het hoge waterverbruik van schaliegaswinning is een ernstige bedreiging voor veel kwetsbare natuur in Nederland, en doet alle investeringen die in het verleden gedaan zijn om de effecten van verdroging te bestrijden teniet. Het probleem met verdroogde natuurgebieden moet eerst worden
opgelost voor we meer water gaan verbruiken.
Als er desondanks toch besloten wordt tot schaliegaswinning in Nederland over te gaan, moet alles op alles gezet worden om schade aan de natuur te beperken of te compenseren, door bijvoorbeeld de volgende maatregelen:
1. Als in de nabijheid van de natuurgebieden geboord wordt, dient onderzocht te worden of dit schade kan opleveren voor die natuurgebieden, en dient een voldoende grote afstand tot kwetsbare natuur gehandhaafd te worden, onderbouwd door degelijk ecologisch onderzoek. Als vuistregel zou moeten gelden dat er niet binnen 1000 meter van natuurgebieden die populaties van kwetsbare vogels en dieren herbergen, geboord wordt.
2. Er dient vooraf hydrologisch onderzoek uitgevoerd te worden naar gevolgen voor de natuur van het hoge waterverbruik van schaliegasboringen, zeker als dit water aan het grondwater wordt onttrokken. Bij te verwachten verdroging: niet boren. Overigens dient ten alle tijde het waterverbruik geminimaliseerd te worden, onder andere door middel van het terugvangen en recyclen van het flowback water en de nieuwste technieken.
3. Onderzoek naar de lokale effecten van schaliegaswinning in een gebied op de biodiversiteit en habitatkwaliteit moet sowieso verplicht worden voor er mag worden overgegaan tot industriële ontwikkeling van boorterreinen.
4. Monitorend onderzoek moet verplicht worden bij de ontwikkeling van een schaliegasboorplatform betreffende de effecten van licht en geluid, en hoe ver dit
32 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
reikt. Hierbij moet niet alleen naar overlast voor mensen gekeken worden, maar nadrukkelijk ook naar de ecologische effecten.
5. Niet alleen Natura2000, maar ook de ecologische hoofdstructuur en alle gebieden met bestemming landbouw en/of natuur dienen uitgesloten te worden voor industriële ontwikkeling, zoals schaliegas. 6. Er moet per locatie onderzocht worden hoe de negatieve bijeffecten op de natuur zoals verkeersslachtoffers en vervuiling zo veel mogelijk vermeden/verminderd kan worden. Denk hierbij o.a. aan wildtunnels, geluidsdempers en geen ontwikkeling tijdens het broedseizoen.
7. Er moet grondig en onafhankelijk onderzoek gedaan worden naar de risico's van de gebruikte chemicaliën, en de ecologische effecten daarvan in geval van een ongeluk, lekkage of morsing. Er moet daarbij een bodemkundige en hydrologische analyse gemaakt worden om te zien of gemorste chemicaliën in het ecosysteem opgenomen kunnen worden.
8. Als er toch naar schaliegas geboord wordt: Compenseer natuur die verloren gaat (als compensatie van natuur onmogelijk is vanwege de kwetsbaarheid van het ecosysteem: niet boren), en in alle gevallen moet geprobeerd worden natuurwaarden rond boorlocaties te versterken.
33 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
BRONNEN [Bamberger&Oswald 2012] Bamberger, Michelle; Oswald, Robert E. - 'Impacts Of Gas Drilling On Human And Animal Health', New Solutions, Vol. 22, issue 1, 51-77, 2012. DOI: 10.2190/NS.22.1.e [Barber et al. 2009] Barber, Jesse R.; Crooks, Kevin R.; Fristrup, Kurt M. - 'The costs of chronic noise exposure for terrestrial organisms', Trends in Ecology and Evolution, vol. 25, issue 3, 180-189, 2009. doi:10.1016/j.tree.2009.08.002 [Bernau 2013] Bernau, Jeremiah - 'Landscape Consequences of Pennsylvanian Natural Gas Development: Fragmentation effects of unconventional gas development upon the future of Pennsylvania’s old growth forests.', Senior Capstone Projects, Paper 235, 2013. [Beugelink et al. 2006] Beugelink, G.P.; Hinsberg, A. van; Oostenbrugge, R. van; Clement, J.; Tol, S. van 'Hotspotkaart verdrogingsbestrijding', Milieu- en Natuurplanbureau (MNP), Rapport 500402002, 2006. [Broderick et al. 2011] Broderick, John; Anderson, Kevin; Wood, Ruth; Gilbert, Paul; Sharmina, Maria; Footitt, Anthony; Glynn, Steven; Nicholls, Fiona 'Shale gas: an updated assessment of environmental and climate change impacts.' A report commissioned by The Co-operative and undertaken by researchers at the Tyndall Centre, University of Manchester. 2011 [Brunet et al. 2011] Brunet, Jörg; Valtinat, Karin; Mayr, Marian Lajos; Felton, Adam; Lindbladh, Matts; Bruun, Hans Henrik - 'Understory succession in post-agricultural oak forests: Habitat fragmentation affects forest specialists and generalists differently', Forest Ecology and Management, 262, 1863–1871, 2011. DOI: 10.1016/j.foreco.2011.08.007 [Burger 1981] Burger, Joanna - 'The Effect Of Human Activity On Birds At A Coastal Bay', Biological Conservation, 21, 231-241, 1981. DOI: 10.1017/S0376892900036717
[Cape et al. 2004] Cape, J.N.; Tang, Y.S.; van Dijk, N.; Love, L.; Sutton, M.A.; Palmer, S.C.F. – ‘Concentrations of ammonia and nitrogen dioxide at roadside verges, and their contribution to nitrogen deposition’, Environmental Pollution, Vol. 132, Issue 3, 469–478, 2004. DOI: 10.1016/j.envpol.2004.05.009 [Ditchkoff et al. 2006] Ditchkoff, Stephen S.; Saalfeld, Sarah T.; Gibson, Charles J. - 'Animal behavior in urban ecosystems: Modifications due to human-induced stress', Urban Ecosystems, 9, pag. 5–12, 2006. DOI: 10.1007/s11252-006-3262-3 [Dupuch&Fortin 2013] Dupuch, Angélique; Fortin, Daniel – ‘The extent of edge effects increases during post-harvesting forest succession’, Biological Conservation, Vol. 162, 9–16, 2013. DOI: 10.1016/j.biocon.2013.03.023 [EEA 2013] European Environment Agency, "European bat population trends - A prototype biodiversity indicator", EEA Technical report, No 19, 2013 [Erickson et al. 2005] Erickson, Wallace P.; Johnson, Gregory D.; Young Jr., David P. - 'A Summary and Comparison of Bird Mortality from Anthropogenic Causes with an Emphasis on Collisions.', USDA Forest Service Gen. Tech. Rep. PSW-GTR-191. 2005 [Fernández-Juricic et al. 2001] Fernández-Juricic, Esteban; Jimenez, María Dolores; Lucas, Elena 'Alert distance as an alternative measure of bird tolerance to human disturbance: implications for park design', Environmental Conservation, vol. 28, issue 3, 263–269, 2001. DOI: 10.1017/S0376892901000273. [Forman 2000] Forman, Richard T. T. -' Estimate of the area affected ecologically by the road system in the United States', Conservation Biology, Vol. 14, Issue 1, 31-35, 2000. DOI: 10.1046/j.15231739.2000.99299.x [Forman&Alexander 1998] Forman, Richard T. T.; Alexander, Lauren E. - 'Roads And Their Major Ecological Effects', Annual Review of Ecology and
34 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
Systematics, 29, 207-231, 10.1146/annurev.ecolsys.29.1.207
1998.
DOI:
[Francis et al. 2009] Francis, Clinton D.; Ortega, Catherine P.; Cruz, Alexander - 'Noise Pollution Changes Avian Communities and Species Interactions', Current Biology, 19, 1415–1419, 2009 DOI 10.1016/j.cub.2009.06.052 [Griffiths&Thomas 1992] Griffiths, H.I.; Thomas, D.H. - 'The status of the Badger Meles meles (L., 1758) (Carnivora, Mustelidae) in Europe', Mammal Rev., Vol. 23, Issue I, 17-58, 1992 [Halliburton 2011] Halliburton in opdracht van EBN – ‘Notional Field Development, Final Report’, November, 2011. (http://www.ebn.nl/Actueel/Documents/2011_NF DP_Halliburton.pdf) [Hansen et al. 2013] Hansen, Evan; Mulvaney, Dustin; Betcher, Meghan - 'Water Resource Reporting and Water Footprint from Marcellus Shale Development in West Virginia and Pennsylvania', Downstream Strategies & San Jose State University for Earthworks Oil & Gas Accountability Project, Final Report, 2013 [Hanski, 2009 in Levin, 2009] Hanski, Ilkka "Metapopulations and Spatial Population Processess", in Levin, Simon A. (ed.).; The Princeton Guide to Ecology, Princeton University, New Jersey, 2009; pp. 177-185 [Hawbaker and Radeloff 2004] Hawbaker, T.J.; Radeloff, V.C. – ‘Roads and landscape pattern in northern Wisconsin based on a comparison of four road data sources.’ Conservation Biology, Vol. 18, Issue 5, 1233-1244, 2004. [Herber en De Jager 2010] Herber, R.; de Jager, J. ‘Oil and Gas in the Netherlands – Is there a future?’, Netherlands Journal of Geosciences, Geologie en Mijnbouw, Vol. 89, Issue 2, 91 – 107, 2010 [Hockin et al. 1992] Hockin, D.; Ounsted, M.; Gormant, M.; Hillt, D.; Kellert, V.; Barker, M. A. 'Examination of the Effects of Disturbance on Birds with Reference to its Importance in Ecological Assessments', Journal of Environmental
Management, 36, 253-286, 10.1016/S0301-4797(08)80002-3
1992.
DOI:
[Hoekstra et al. 2012] Hoekstra, Arjen Y.; Mekonnen, Mesfin M.; Chapagain, Ashok K.; Mathews, Ruth E.; Richter, Brian D. - 'Global Monthly Water Scarcity: Blue Water Footprints versus Blue Water Availability', PLoS ONE, Vol. 7, Issue 2, e32688, 2012. DOI: 10.1371/journal.pone.0032688 [Ploumen 2014] Minister Lilianne Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) -Beantwoording Kamervragen over schaliegasboringen Argentinië, 30 juni 2014, kenmerk 2014Z09699. (http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/bz/docu menten-enpublicaties/kamerstukken/2014/06/30/beantwoor ding-kamervragen-over-schaliegasboringenargentinie.html) [SZN 2014] Stichting Zweethonden Nederland (SZN), Ermelo - http://www.zweethonden.nl/ (2806-2014) [Huijser&Bergers 2000] Huijser, Marcel P.; Bergers, Piet J.M. - 'The effect of roads and traffic on hedgehog (Erinaceus europaeus) populations', Biological Conservation, Vol. 95, Issue 1, 111–116, 2000. DOI: 10.1016/S0006-3207(00)00006-9 [IPCC 2013] Stocker, T.F.; Qin, D.; Plattner, G.K.; Tignor, M.; Allen, S.K.; Boschung, J.; Nauels, A.; Xia, Y.; Bex, V.; Midgley, P.M. (eds) – IPCC, 2013: Climate Change 2013: The Physical Science Basis. Contribution of Working Group I to the Fifth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change. Cambridge University Press, Cambridge, United Kingdom and New York, NY, USA, 1535 pp. 2013 [Jones 2014] Jones, Hamlyn G. Microclimate - A Quantitative Environmental Plant Physiology, Cambridge University Press, 9780521279598
- Plants and Approach to derde editie, 2014. isbn:
[Kiviat 2013] Kiviat, Erik - 'Risks to biodiversity from hydraulic fracturing for natural gas in the Marcellus and Utica shales', Annals Of The New York Academy Of Sciences, Issue: The Year in Ecology
35 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
and Conservation Biology, 1286, pag. 1–14, 2013. DOI: 10.1111/nyas.12146 [Kranz et al. 2008] Kranz, A.; Tikhonov, A.; Conroy, J.; Cavallini, P.; Herrero, J.; Stubbe, M.; Maran, T.; Fernades, M.; Abramov, A.; Wozencraft, C. – ‘Meles meles.’ IUCN 2008. IUCN Red List of Threatened Species. (http://www.iucnredlist.org/details/29673/0) (0703-2014) [Lawrence 2008] Lawrence, Eleanor - Henderson's Dictionary of Biology, Veertiende druk. Harlow, Pearson Education, 2008. ISBN: 978 0 321 50579 8 [Longcore&Rich 2004] Longcore, Travis; Rich, Catherine - 'Ecological light pollution', Frontiers in Ecology and the Environment, Vol. 2, issue 4, 191198, 2004. DOI: 10.1890/15409295(2004)002[0191:ELP]2.0.CO;2 [McDonald et al. 2012] McDonald, Robert I.; Olden, Julian D.; Opperman, Jeffrey J.; Miller, William M.; Fargione, Joseph; Revenga, Carmen; Higgins, Jonathan V.; Powell, Jimmie - 'Energy, Water and Fish: Biodiversity Impacts of Energy-Sector Water Demand in the United States Depend on Efficiency and Policy Measures', PLOS One, Vol. 7, Issue 11, 2012. DOI: 10.1371/journal.pone.0050219 [Mortensen et al. 2009] Mortensen, David A.; Rauschert, Emily S. J.; Nord, Andrea N.; Jones, Brian P. - 'Forest Roads Facilitate the Spread of Invasive Plants', Invasive Plant Science and Management, Vol. 2, issue 3, 191-199, 2009, DOI: 10.1614/IPSM-08-125.1 [Navara&Nelson 2007] Navara, Kristen J.; Nelson, Randy J. - 'The dark side of light at night: physiological, epidemiological, and ecological consequences', Journal of Pineal Research, 43, 215–224, 2007. DOI: 10.1111/j.1600079X.2007.00473.x [Paarlberg et al. 1999] Paarlberg, Alfred; Eijsink, Rob; Vermulst, Hank; Herk, Adrieke van; Garritsen, Ton - 'De toekomst van de natte natuur in Nederland - Eindrapport Nationaal Onderzoek Verdroging', Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA), ISBN 90 36 95 24 76, juni 1999.
[Parris&Schneider 2008] Parris, K. M., and A. Schneider- "Impacts of traffic noise and traffic volume on birds of roadside habitats.", Ecology and Society, Vol. 14, issue 1, 29, [online] 2008. URL: http://www.ecologyandsociety.org/vol14/iss1/art2 9/ [Pasitschniak-Arts et al. 1998] Pasitschniak-Arts, Maria; Clark, Robert G.; Messier, Franqois - 'Duck nesting success in a fragmented prairie landscape: is edge-effect important?', Biological Conservation, 85, 55-62, 1998. DOI: 10.1016/S00063207(97)00143-2 [Pétron et al. 2012] Pétron, Gabrielle; Frost, Gregory; Miller, Benjamin R.; Hirsch, Adam I.; Montzka, Stephen A.; Karion, Anna; Trainer, Michael; Sweeney, Colm; Andrews, Arlyn E.; Miller, Lloyd Kofler, Jonathan; Bar-Ilan, Amnon; Dlugokencky, Ed J.; Patrick, Laura; Moore Jr., Charles T.; Ryerson, Thomas B.; Siso, Carolina; Kolodzey, William; Lang, Patricia M.; Conway, Thomas; Novelli, Paul; Masarie, Kenneth; Hall, Bradley; Guenther, Douglas; Kitzis, Duane; Miller, John; Welsh, David; Wolfe, Dan; Neff, William; Tans, Pieter – ‘Hydrocarbon emissions characterization in the Colorado Front Range: A pilot study’, Journal of Geophysical Research, Vol. 117, D04304, 2012. DOI:10.1029/2011JD016360 [Poot et al. 2008] Poot, Hanneke; Ens, Bruno J.; Vries, Han de; Donners, Mauric A. H.; Wernand, Marcel R.; Marquenie, Joop M. - 'Green light for nocturnally migrating birds', Ecology and Society, Vol. 13, issue 2, 47, 2008. [Reijnen et al. 1997] Reijnen, Rien; Foppen, Ruud; Veenbaas, Geesje - 'Disturbance by traffic of breeding birds: evaluation of the effect and considerations in planning and managing road corridors', Biodiversity and Conservation, 6, 567581, 1997 [Riutta et al. 2012] Riutta, Terhi; Slade, Eleanor M.; Bebber, Daniel P.; Taylor, Michele E.; Malhi, Yadvinder; Riordan, Philip; Macdonald, David W.; Morecroft, Michael D. – ‘Experimental evidence for the interacting effects of forest edge, moisture and soil macrofauna on leaf litter decomposition’, Soil Biology & Biochemistry, 49, 124 – 131, 2012. DOI: 10.1016/j.soilbio.2012.02.028
36 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
[Roth&Wall 1976] Roth, D; Wall, G 'Environmental Effects of Highway Deicing Salts', Journal of Soil and Water Conservation, Vol. 14, No. 5, 1976. DOI: 10.1111/j.17456584.1976.tb03117.x [Sinclair et al. 2006] Sinclair, Anthony R.E.; Fryxell, John M.; Caughley, Graeme - Wildlife Ecology, Conservation, and Management, tweede editie, Wiley-Blackwell Publishing, p. 176. ISBN: 978-14051-0737-2 [Spellerberg 1998] Spellerberg, Ian F. - 'Ecological effects of roads and traffic: a literature review', Global Ecology and Biogeography Letters, 7, 317– 333, 1998. DOI: 10.1046/j.1466-822x.1998.00308.x [Stoffel et al. 2010] Stoffel, Jennifer L.; Gower, Stith T.; Forrester, Jodi A.; Mladenoff, David J. - ' Effects of winter selective tree harvest on soil microclimate and surface CO2 flux of a northern hardwood forest', Forest Ecology and Management, Vol. 259, Issue 3, 257–265, 2010. DOI: 10.1016/j.foreco.2009.10.004 [Stone et al. 2009] Stone, Emma Louise; Jones, Gareth; Harris, Stephen - 'Street Lighting Disturbs Commuting Bats', Current Biology, 19, 1123–1127, 2009. DOI: 10.1016/j.cub.2009.05.058 [Ministerie van Economische Zaken 2014] Ministerie van Economische Zaken - Concept notitie reikwijdte en detailniveau plan MER Structuurvisie schaliegas, 2014. (http://www.rvo.nl/subsidiesregelingen/structuurvisie-schaliegas-fase-1) [Taylor 2012] Taylor, Derek - "Wind energy", Chapter 7 in Boyle, Godfrey; Renewable Energy (Oxford University Press, Oxford, 2012); pp. 297 362 [Tempera 2011] Tempera, Michele – ‘Shale Gas Drilling In Easter Europe: A New Energy Frontier Or Another Reckless Operation?’, Pecob – Business Reports, Juni 2011. [TNO 2009] Muntendam-Bos, A.G.; Wassing, B.B.T; ter Heege, J.H.; van Bergen, F.; Schavemaker, Y.A.; van Gessel, S.F.; de Jong, M.L.; Nelskamp Dipl.Geow, S.; van Thienen-Visser, K.; Guasti, E.; van den Belt, F.J.G.; Marges, V.C. – ‘Inventory non-
conventional gas’, TNO report in opdracht van het EBN, 2009, TNO-034-UT-2009-00774/B [Tol et al. 2008] Tol, G. Van; Dobben, H. F. Van; Schmidt, P.; Klap, J. M. - 'Biodiversity of Dutch forest ecosystems as affected by receding groundwater levels and atmospheric deposition', Biodiversity & Conservation, Vol. 7, issue 2 , 221228, 2008. DOI: 10.1023/A:1008888519478 [Van der Zee et al. 1992] van der Zee, F.F.; Wiertz, J.; Ter Braak, C.J.F.; van Apeldoorn, R.C.; Vink, J. 'Landscape change as a possible cause of the badger Meles meles L. decline in The Netherlands', Biological Conservation, 61, 17-22, 1992. [van Huissteden 2014] van Huissteden, Ko "Schaliegas in Nederland en België" in Heinberg, Richard; Schaliegas, Piekolie en onze Toekomst (Uitgeverij Jan van Arkel, Utrecht, 2014); pp. 11-43 [van Moll 2005] van Moll, Geert C.M. - 'Distribution of the badger (Meles meles L.) in the Netherlands, changes between 1995 and 2001', Journal of the Society for the Study and Conservation of Mammals, Vol. 48, Issue 1, 3-34, 2005. [Das&Boom 2014] Stichting Das&Boom (Vereniging Nederlands Cultuurlandschap) – De Das. http://www.dasenboom.nl/ (06-03-2014) [Wiertz 1993] Wiertz, J - 'Fluctuations in the Dutch Badger Meles meles population between 1960 and 1990' - Mammal Rev., Vol. 23, Issue 1, 59-64, 1993. [Witteveen+Bos 2013] 'Aanvullend onderzoek naar mogelijke risico’s en gevolgen van de opsporing en winning van schalie- en steenkoolgas in Nederland, Eindrapport onderzoeksvragen A en B'. Rapport in opdracht van Ministerie van Economische Zaken, Directie Energiemarkt, uitgevoerd door het consortium Witteveen+Bos, Arcadis en Fugro, (GV1106-1/kleb2/234). 2013