Mogelijke elementen van de microstructuur: semantische informatie - betekenisomschrijving (definitie) - semantische relaties tussen betekenissen bij polyseme woorden - semantische relaties tussen woorden primaire betekenis → secundaire betekenis(sen) belangrijke mechanismen voor betekenisontwikkeling metonymie metaforiek generalisering van betekenis specialisering van betekenis
polysemie versus homonymie
Truus Kruyt, Lexicografie en lexicologie, Münster 2007/2008
UITVISSCHEN
(ontleend aan VMNW)
Woordsoort: ww.(trans.,zw.) Modern lemma: uitvissen bedr. zw. ww. Van uit en visschen. Mnl. utevisschen. –1. (Veroud.) Uit het water omhooghalen, opvisschen. a. M. betr. t. visch, schelpdieren e.d. b. M. betr. t. personen of zaken die te water zijn geraakt. c. (Fig.) Ergens vandaan halen. 2. Op scherpzinnige of listige wijze — veelal door het stellen van vragen — te weten komen, — achter (iets) komen. + 3. Leegvisschen, alle visch visschen uit —. 4. (Barg.) Uithooren. 5. Uitzoeken, uitkiezen. Gewest. in Vl.-België.
Truus Kruyt, Lexicografie en lexicologie, Münster 2007/2008
Metaforiek: voorbeelden Voetbal is (zo)als oorlog → Voetbal is oorlog lichaamsdeel hoofd → hoofd van het gezin, hoofd van de afdeling mens met virus → computer met virus
Metonymie: voorbeelden even de neuzen (= mensen) tellen (pars pro toto) lust je nog een glas (= inhoud van het glas) het instituut (= het personeel) gaat een dagje uit
Truus Kruyt, Lexicografie en lexicologie, Münster 2007/2008
Metonymie: ‘herinnering’ ontleend aan Van Dale Groot woordenboek hedendaags Nederlands (2002)
1 het herinneren 2 bijgebleven indruk, beeld 3 geheugen 4 aandenken, souvenir 5 datgene waarmee iemand herinnerd wordt iets te doen of te laten
Truus Kruyt, Lexicografie en lexicologie, Münster 2007/2008
Welke betekenis heeft ‘school’ in: 1. Ouders zoeken voor hun kinderen een goede school in de hoop dat hun kinderen later naar de universiteit kunnen en een goede baan krijgen. 2. Scholen en ouders hebben nieuwe plannen voor verbetering van het onderwijs. 3. Wij werken allebei de hele dag. De buurvrouw past op onze kinderen voor en na school en in de vakanties. 4. In het seizoen van de voortplanting vormen de vissen scholen om op zandbanken bij de kust kuit te schieten. 5. In de nieuwe wijk komen ook een kerk en een school. 6. Om te gaan staken moeten de leerlingen toestemming hebben van school.
Truus Kruyt, Lexicografie en lexicologie, Münster 2007/2008
Welke betekenis heeft ‘school’ in: 7. Mijn zus gaat na de middelbare school naar de school voor journalistiek. 8. Het eerste deel van de memoires van Casanova heet ‘De school van het leven’. 9. De school gaat uit. 10. Die schilders behoren tot de Haagse School. 11. Die hoogleraar heeft school gemaakt.
antwoorden in presentatieshoorcolleges9en10
Truus Kruyt, Lexicografie en lexicologie, Münster 2007/2008
Voorbeelden van andere mechanismen voor betekenisontwikkeling (vgl. De Vooys) Verandering van gevoelswaarde wijf: (neutraal) vrouw, echtgenote → (pejoratief) vrouw, persoon oud wijf = zeur schreeuwen/schelden als een viswijf = heel ordinair tekeergaan
Synesthesie; verwantschap tussen zintuigen horen en zien kleur: sprekende, schelle, knallende, harmonische kleuren kleuren vloeken proeven en horen woorden: zoete, bittere woorden
Truus Kruyt, Lexicografie en lexicologie, Münster 2007/2008
Mogelijke criteria voor het onderscheiden van homoniemen verschillende etymologie bijv. bal verschillende woordsoort bijv. leven = werkwoord versus leven = zelfst.nw. zeer verschillende betekenis bijv. bank
verschillende uitspraak bijv. omkleden versus omkleden
Truus Kruyt, Lexicografie en lexicologie, Münster 2007/2008
Homoniemen: LIJK ontleend aan Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, 13de uitgave 1
Lijk (het; -en) 1. dood lichaam van een mens of dier + 6 andere betekenissen etym. info o.a.: 1201-1250; oorspr. lichaam, vlees 2
Lijk (het; -en): 1. (zeew.) touw dat ter versterking in de rand van een zeil wordt vastgenaaid + metonymische bet. 2 etym. info: 1569; Lat. ligare (binden) 3
Lijk3: (gew.) I. (bn.) 1. gelijk + 4 andere betekenissen II. (bw. van tijd) meteen al
4
Lijk4: (vnw.) (gew., litt.t.) 1.gelijk, evenals
+ 2de bet. Truus Kruyt, Lexicografie en lexicologie, Münster 2007/2008
Relaties tussen woorden homoniem: woorden met dezelfde vorm, maar niet (meer) verwant semantisch veld: woorden met inhoudelijke samenhang synoniem: woorden met (ongeveer) dezelfde betekenis antoniem: woorden met tegengestelde betekenis hyponiem en hyperoniem: woord A (hyponiem) heeft woord B als overkoepelende term woord B (hyperoniem) omvat de betekenis van A
Truus Kruyt, Lexicografie en lexicologie, Münster 2007/2008
Literatuur in dit college: Van Sterkenburg (2003): 6.3 Geeraerts, D. & G. Janssens (1982), Wegwijs in woordenboeken. Van Gorcum, Assen. Hoofdstuk 1. C.G.N. de Vooys (1967), Nederlandse spraakkunst, 7de druk herzien door M. Schönfeld. Hoofdstuk 3. Website van de DBNL: www.dbnl.org
Truus Kruyt, Lexicografie en lexicologie, Münster 2007/2008