Woordelijk verslag van de openbare vergadering van de raad der gemeente Tiel, gehouden op woensdag 18 januari 2012 om 19.30 uur in de raadzaal van het stadhuis, Ambtmanstraat 13 te Tiel.
Aanwezig: Voorzitter: Griffier: De leden:
de heer ir. J. Beenakker, voorzitter. de heer J.W. Westerholt, griffier. de heren A. Addou, Y. Alişkan en J. Beijer, mevrouw N. Budak, de heren P. van den Burg, J.H. van Dijk en L. Dijkstra, mevrouw A.E.L. Duquesnoy-van den Heuvel, de heer N.E. Gradisen, mevrouw H.A. Groenendaal, de heren B. van Gurp en F.A.G. Henning, de dames C.M. de Heus en D. de Klerk, de heren W. Kooijman en M.J.J. Melissen, mevrouw L.H.K. Metiary, de heer Th.J.M. van Oostrom, mevrouw N.E. Özünal, de heren A. Saddiki en G.J.R. Spekman, de dames C.M. Son-Stolk en J.D. Stoeten-Flach en de heren P.G. van Wijk, J.H. de Wild en T. Zuidema.
Tevens aanwezig zijn de wethouders mevrouw C.A.A. van Rhee-oud Ammerveld en de heren C.R. Vermeulen en L. Verspuij. Afwezig m.k.: de heer B. Brink en wethouder H.A. Driessen.
1.
Opening
De voorzitter: Dames en heren. Ik open de raadsvergadering van woensdag 18 januari 2012 en heet alle aanwezigen welkom. Ook een woord van welkom aan degenen die deze vergadering via de camera volgen. Dit is mijn eerste raadsvergadering in Tiel. Hopelijk zult u begrijpen en accepteren dat ik af en toe een foutje in de procedure maak. Als u dan hard zwaait of als mijn buurman mij schopt, komt het wel goed. In Tiel gaat een aantal zaken net iets anders dan in mijn vorige gemeente. Een speciaal woord van welkom wil ik uitspreken in de richting van de heer Beijer, die in verband met ziekte langdurig afwezig is geweest. Gelukkig is hij vanavond weer bij ons. Wil de heer Beijer daarover zelf ook iets zeggen? De heer Beijer: Heel graag, mijnheer de voorzitter. Niet alleen het feit dat wij een nieuwe voorzitter hebben, maar ook het feit dat ik weer in uw midden mag zijn is even wennen. Ik ben er blij om dat ik hier weer ben. De berichten na mijn operatie zijn gelukkig positief en de toekomst ziet er goed uit. Op 26 januari heb ik een eindcontrole en zal ik zeker weten of de operatie goed is geslaagd. Voor en na mijn operatie heb ik in de vorm van kaarten, e-mails en van alles en nog wat veel steun van mijn collega’s in de raad gekregen. Ik was erg blij met al die belangstelling, die mij zeker heeft geholpen er weer bovenop te komen. Alle fracties wil ik dan ook heel hartelijk dankzeggen voor hun steun en belangstelling. De voorzitter: Dank u wel. Nogmaals: het is fijn dat u er weer bij bent. Het woord is aan de griffier voor de mededelingen. De griffier: Dat zijn er dit keer veel, mijnheer de voorzitter. Bericht van verhindering is ontvangen van de heren Brink en Driessen. De heer Driessen houdt zich op in Arnhem bij een commissie van Provinciale Staten. De heer Van Gurp zal later ter vergadering verschijnen en dat geldt ook voor mevrouw Groenendaal. Mevrouw De Klerk heeft aangegeven de vergadering eerder te zullen verlaten. Voorts kan ik u mededelen dat zich een aantal insprekers heeft gemeld. De heer Bouwman zal de raad naar zijn eigen zeggen namens 98% van de bewoners van de Konijnenwal toespreken over de kap van bomen, een onderwerp vreemd aan de orde van deze vergadering. Als tweede inspreker heeft zich gemeld de heer Reijnen, voorzitter van Waardevol Tiel, die het woord zal voeren inzake agendapunt 6, wat ik maar even zal afkorten als ‘de stadsbouwmeester’. Voor het vragenuurtje is een vraag binnengekomen van mevrouw Son-Stolk. Haar vraag betreft parkeerproblemen ter hoogte van de Voedselbank voor de gebruikers aldaar.
2 De tweede vraag is afkomstig van de heer Beijer. De heer Beijer heeft zijn vraag gisterenochtend gesteld en ‘s middags werd door de heer Addou over hetzelfde onderwerp een vraag gesteld. Deze vragen betreffen door de gemeente geleden schade tijdens de jaarwisseling en ter zake genomen c.q. te nemen maatregelen. Ik moet u mededelen dat in de stukken behorend bij agendapunt 8 een rekenfoutje is geslopen. Bij het rekenvoorbeeld op bladzijde 2 van het voorstel is onder het kopje ‘Aanslag OZB eigenarenbelasting 2011’ een bedrag van € 282,82 vermeld waar € 228,82 zou moeten staan. Namens degene die dit gecorrigeerd heeft zeg ik dank aan het CDA, dat hierop heeft gewezen. Op uw tafels treft u een nagekomen voorstel en ontwerp-raadsbesluit aan betreffende de benoeming van de heer Beenakker tot lid van het algemeen bestuur van de Regio Rivierenland. Dit agendapunt komt in de plaats van het oorspronkelijke agendapunt 9, de maandelijkse begrotingswijzigingen, die er niet zijn. Voorts treft u een bij dat benoemingsvoorstel behorend stembriefje aan en een memo betreffende het niet doen van een voorstel voor een begrotingswijziging ten behoeve van herstel van het dak van het zwembad. Op uw tafels hebt u ook een memo plus een ontwerp-raadsbesluit aangetroffen inzake agendapunt 6, betreffende de stadsbouwmeester - ontwerpbesluit nummer 10 – met betrekking tot de voorgestelde afdoening zienswijze Waardevol Tiel en de daarbij behorende conceptbrief, opgesteld door het college, bevattende de inhoudelijke afdoening. U treft ook een nieuwe bladzijde 5 aan, dit keer compleet, van de beleidsnota Re-integratie Tiel 2012-2015 ten behoeve van agendapunt 7. Tot slot: de lijst – in dit geval lijstje – van maandelijkse toezeggingen. Dit waren de mededelingen. De voorzitter: Ik constateer dat er geen dringende mededelingen van de zijde van de raad zijn. 2.
Vaststellen van de agenda
De voorzitter: Zoals de griffier zojuist heeft aangegeven, wordt voorgesteld agendapunt 9 – de maandelijkse begrotingswijzigingen – te vervangen door het voorstel dat u op uw tafels hebt aangetroffen betreffende de benoeming van de burgemeester tot lid van het algemeen bestuur van de Regio Rivierenland. Gaat u daarmee akkoord? Aldus wordt besloten. De voorzitter: Voorts wordt voorgesteld de insprekers zoals te doen gebruikelijk te laten inspreken voordat het betreffende agendapunt aan de orde is. De heer Bouwman zal na de behandeling van de ingekomen stukken over de bomen inspreken. Op die manier wordt voorkomen dat hij lang moet wachten. De heer Reijnen, die over het onder punt 6 geagendeerde onderwerp wil inspreken, zal dat bij het begin van de discussie over agendapunt 6 doen. Ik zal nu een nummer trekken. Hoofdelijke stemmingen zullen beginnen bij mevrouw Son-Stolk. 3.
Vaststellen van de notulen van de op 16 en 17 november 2011 gehouden openbare raadsvergaderingen
De voorzitter: Wie heeft opmerkingen over de notulen van 16 november? De heer Van Dijk: Ik wil een opmerking maken naar aanleiding van het gestelde op pagina 18, mijnheer de voorzitter. Ik ga ervan uit dat de fractie van ProTiel haar vragen inmiddels gesteld heeft. Wanneer krijgen wij die vragen? Wij zijn eraan gewend vragen snel doorgestuurd te krijgen, maar ik heb de vragen van ProTiel nog niet gezien. De griffier: U krijgt die vragen zodra ze bij mij zijn ingediend. De heer Van Dijk: Mijnheer de voorzitter. Ik wil graag van de fractie van ProTiel horen wanneer de vragen zullen worden ingediend. In de vorige raadsvergadering is met behoorlijk veel poeha aangekondigd dat ProTiel vragen zal stellen, maar wij zijn nu twee maanden verder en wij hebben nog niks.
3 De voorzitter: Ik zal de heer Dijkstra de gelegenheid geven de vraag van de heer Van Dijk te beantwoorden, maar wil wel benadrukken dat het niet de bedoeling is dat naar aanleiding van de notulen een nieuw debat wordt gevoerd. De heer Dijkstra: Ik kan de heer Van Dijk antwoorden dat de vragen waarop hij doelt in de komende twee tot drie weken zullen worden geformuleerd. Mede naar aanleiding van het bezoek, dat bijna alle raadsleden aan het betreffende pand hebben gebracht, hebben wij nieuwe informatie ontvangen en zijn wij tot nieuwe inzichten gekomen. Daarop zullen wij onze vragen baseren. De heer Spekman: Mijnheer de voorzitter. Waar ik op bladzijde 16 bovenaan aan het woord ben, kan ik mijzelf niet volgen. Dat gebeurt nooit, kan ik u verzekeren. Dat komt door een tekstuele fout. Ik denk dat het woord ‘neerleg’ in ‘neerleggen’ moet worden gewijzigd en het woord ‘net’ moet worden doorgehaald. Dan is het volgens mij een voor Nederlanders begrijpbare zin. De voorzitter: Volgens mij is die zin dan nog steeds eigenaardig. De heer Spekman: ‘Ik zal mijn vraag bij de wethouder en mijn collega’s neerleggen.’ De voorzitter: Akkoord, deze zin zal worden gewijzigd. Ik neem aan dat niemand daartegen bezwaar heeft. De notulen van de raadsvergadering van 16 november 2011 worden met inachtneming van de aangebrachte wijziging vastgesteld. De voorzitter: Aan de orde is het verslag van de raadsvergadering van 17 november 2011. Ik constateer dat niemand daarover een opmerking wil maken. De notulen van de raadsvergadering van 17 november 2011 worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming ongewijzigd vastgesteld. 4.
Ingekomen stukken
De ingekomen stukken onder I a, b, c en d worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming om advies in handen van het college van burgemeester en wethouders gesteld. De ingekomen stukken onder II a, b, c, d en e worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming ter afdoening c.q. uitvoering in handen van het college van burgemeester en wethouders gesteld. De voorzitter: Onder III a tot en met p zijn de stukken vermeld ten aanzien waarvan het college u voorstelt ze voor kennisgeving aan te nemen. De heer Gradisen: Mijnheer de voorzitter. In onze fractie is gesproken over de stukken die u ons bij punt III p ter kennisgeving hebt doen toekomen, een pakket van een paar honderd bladzijden. Ik moet bekennen dat het niet alle fractieleden is gelukt deze stukken van a tot en met z door te lezen en wij vragen ons af of dat werkelijk van ons wordt verwacht. Omdat nu niet alle fractieleden daarin zijn geslaagd, is het voor ons de vraag of zich later een situatie zal kunnen voordoen waarin tegen ons zal worden gezegd ‘dat stond daar toch in’. De voorzitter: Dit is een retorische vraag, natuurlijk wordt van u verwacht dat u alle stukken leest. Het college stelt voor deze stukken voor kennisgeving aan te nemen. Hebt u een concrete vraag naar aanleiding van dit voorstel of is deze vraag een ‘cri de coeur’? De heer Gradisen: Ik denk dat niet alle raadsleden deze stukken hebben gelezen en daarin kunnen dingen staan die later zullen terugkomen. Omdat wij deze stukken nu voor kennisgeving aannemen, willen wij later niet het verwijt krijgen dat wij iets hadden kunnen weten. Mijns inziens zou dat te ver gaan. De voorzitter: Het gaat erom dat u kennis kunt nemen van de stukken die voorliggen. Dit is een onderwerp dat in de commissievergaderingen regelmatig zal terugkeren.
4 De heer Melissen: Ook in onze fractie is hierover gediscussieerd. Van mij is bekend dat ik de ter inzage gelegde stukken nooit lees, omdat ik van mening ben dat zaken die voor de raad belangrijk zijn aan de raad moeten worden voorgelegd. Dat noem ik ‘faciliteren van de raad’, maar daarover kun je van mening verschillen. De vraag is natuurlijk wel wat de politieke status is van het feit dat dit stuk ons nu is voorgelegd met het voorstel het voor kennisgeving aan te nemen. Wat moet de raad daarmee later wel of niet doen? Wij vinden dat een belangrijke vraag. De voorzitter: Het woord is aan wethouder Verspuij. Wethouder Verspuij: Mijnheer de voorzitter. Het college vindt het belangrijk de raad op de hoogte te houden van de ontwikkelingen rondom de Westluidense Poort. Dat gebeurt in een aantal fases, waarbij een rapport hoort. Wij willen de raad in ieder geval in de gelegenheid stellen daarvan kennis te nemen. Natuurlijk heeft de raad de kaders voor dit project al lang en breed vastgesteld en wij hebben daarover onder het genot van een broodje Westluidense Poort ook al eens ‘tête à tête’ gesproken. Het lijkt mij goed zo’n bijeenkomst in de nabije toekomst opnieuw te organiseren, zodat de raad de gelegenheid zal hebben vragen te stellen en up to date te blijven. Die toezegging kan ik sowieso doen. Bij de discussie over de Westluidense Poort hebben wij bijvoorbeeld uitgebreid over het al dan niet in eigen beheer exploiteren van de parkeergarage gesproken. Gaande het proces hebben wij in de afgelopen maanden vanuit de markt het signaal gekregen, dat exploitatie van de parkeergarage misschien toch mogelijk zal zijn. Wij hebben daarnaar een extra onderzoek laten doen, waarvan de conclusie min of meer dezelfde is als de conclusie die in het kader is gegoten: voorlopig zullen wij de parkeergarage in eigen beheer exploiteren en na verloop van vijf of tien jaar zullen wij een discussie voeren over de mogelijkheid de exploitatie uit te besteden. Dit onderzoek, dat de huidige kaders bevestigt, hebben wij niet willen achterhouden. Op deze manier willen wij de raad blijven informeren over de Westluidense Poort. De voorzitter: De strekking van het stuk is het informeren van de raad. Dit onderwerp zal sowieso in de commissie aan de orde komen. Ik stel voor het stuk op de voorgestelde wijze af te doen. Natuurlijk kunnen wij in het presidium bekijken of dit de juiste wijze is voor het behandelen van ingekomen stukken. De ingekomen stukken onder III a tot en met p worden zonder hoofdelijke stemming voor kennisgeving aangenomen. Ingekomen stuk IV a wordt zonder hoofdelijke stemming in handen van de commissie gesteld. De heer Van Oostrom: Mijnheer de voorzitter. Ik wil graag reageren als voorzitter van de commissie ruimte. Ik hoorde zojuist dat de heer Bouwman wil inspreken over de bomen aan de Konijnenwal. In de commissie zullen wij daarop inhoudelijk ingaan. Ik vraag mij af in hoeverre de informatie die de heer Bouwman zo dadelijk zal verstrekken een bijdrage kan leveren aan de discussie die wij daarover dinsdag zullen hebben. Zal de heer Bouwman dinsdag ook inspreken of kunnen wij hetgeen hij zo dadelijk zal inbrengen dinsdag in de discussie meenemen? Ik zou het verstandiger vinden als de heer Bouwman in de commissie zou inspreken, omdat wij dan gelijk inhoudelijk iets met zijn inbreng kunnen doen. De voorzitter: Ik heb begrepen dat de inspreker bekend is met de behandeling in de commissie en heeft aangegeven toch in de raadsvergadering te willen inspreken. Het spreekt vanzelf dat u zijn bijdrage bij de beraadslagingen in de commissie over dit onderwerp kunt betrekken. Misschien zal de inspreker daarover zelf ook iets zeggen. Wij hebben afgesproken dat de heer Bouwman nu in de gelegenheid zal worden gesteld om in te spreken. De heer Bouwman zal zijn verhaal doen en de leden van de raad zullen hem daarna verduidelijkende vragen kunnen stellen. Daarna zal het punt zijn afgehandeld, omdat het vanavond niet op de agenda staat. De heer Van Oostrom heeft erop gewezen dat er in de commissievergadering van dinsdag een herkansing zal zijn. De heer Bouwman: Mijnheer de voorzitter. Inderdaad zal de volgende week in de commissie ruimte aandacht aan de bomenkap worden besteed. Wij kregen dat bericht pas nadat wij het inspreekrecht voor deze vergadering hadden aangevraagd. Dat het contact met de gemeente erg moeizaam verloopt heeft waarschijnlijk met het reces te maken, maar ook met het feit dat wij niet met de procedu-
5 res bekend zijn. Ik ben hier nu en wil graag mijn inbreng naar voren brengen. Waarschijnlijk sta ik de volgende week op dezelfde plek om mijn verhaal nogmaals te doen. De problematiek waarvoor ik aandacht wil vragen leeft heel erg in de gemeente Tiel en bij diverse partijen is er ook veel belangstelling voor. Vandaar dat ik ook nu mijn verhaal wil doen. Ik ben zelf bewoner van de Konijnenwal, een historisch en van oudsher groen stukje Tiel dat binnenkort dreigt te worden leeggekapt. Vanwege herinrichting zullen in totaal 24 bomen het veld moeten ruimen. In de krant zijn overigens andere aantallen genoemd en zojuist heb ik in de Zakengids gelezen dat in totaal zelfs 48 bomen zullen worden gekapt. De informatiestromen zijn niet duidelijk. Door het kappen van deze bomen zullen de uitstraling en het karakter van de straat en de stad worden weggenomen. De Konijnenwal is één van de oudere straten in Tiel en ook nog eens een mooie groene straat. Veel bewoners hebben de informatie van de gemeente op de informatieavonden enigszins gelaten ondergaan en zich niet gerealiseerd dat het om zoveel bomen gaat, namelijk om 60% van de bomen in deze straat. Naar onze mening is daarover op de informatieavonden te weinig informatie gegeven. Bovendien is niet duidelijk naar voren gebracht dat in de plaats van de te kappen bomen geen nieuwe bomen zullen worden geplant. Vandaag stond in de krant dat voor de te kappen bomen vier bomen in de plaats zullen komen, waarvan één op de Konijnenwal. Onze vraag aan de raadsfracties is hoe het met het bomenbeleidsplan van de gemeente zit. In onze ogen klopt dat beleid niet en gaat de gemeente de bewoners voorbij met het plan dat is gemaakt. Wij vragen de partijen in de raad daarover goed na te denken. De laatste twee maanden verdwijnen echt ontzettend veel bomen uit onze stad. Vanaf de eerste avond waren er bewoners die bezwaar maakten tegen het kappen van de bomen. Het plan was echter al gemaakt en de communicatie hierover verliep moeizaam. Nog voordat wij bezwaar maakten heeft de gemeente in een gesprek aangegeven, dat misschien een paar bomen zullen kunnen worden gespaard als wij geen bezwaar zouden indienen tegen het verlenen van een kapvergunning. Toen wij dat te horen kregen, gingen onze haren recht overeind staan. Tijdens enkele individuele gesprekken met een projectleider van de gemeente bleek dat wij op geen enkele medewerking behoeven te rekenen om iets te kunnen veranderen aan het ontwerp met als doel bomen te behouden. Als het aan de gemeente ligt verdwijnt zoals gezegd maar liefst 60% van alle bomen. Tijdens onze handtekeningenactie zijn de bewoners van onze straat daarvan erg geschrokken. Dan heb ik het nog niet over de bewoners van de omliggende straten, die eveneens hebben gereageerd en die ook van de Konijnenwal gebruik maken. Om te visualiseren om hoeveel bomen het gaat, hebben wij de te kappen bomen in december van een afzetlint voorzien. Gaat u vooral eens op de Konijnenwal kijken wat het effect van de rigoureuze kap zal zijn. Misschien hebt u de foto’s daarvan in de krant of bij TV Gelderland gezien. Ons idee is, dat de gemeente na de herinrichting gedurende een lange periode geen onderhoud aan de bomen meer wil plegen. Na 20 jaar zullen de 18 overgebleven bomen voor onze gemeente voor evenveel groene uitstraling zorgen als de 42 bomen nu. Voor de bewoners houdt dit in, dat zij 15 tot 20 jaar in een kale straat zullen wonen. Alle bomen van grondverbetering voorzien is te duur en afwijken van het ontwerpplan kost ook geld. De kosten van het onderhoud van deze bomen wegen blijkbaar zwaarder dan ons woongenot. Daarom wordt Tiel minder groen. Ik hoef u niet uit te leggen dat bomen zorgen voor een mooie straat, voor opname van CO2, voor vogels, voor vleermuizen en nog veel meer. Door de kap van de bomen verdwijnt bovendien het van oudsher bestaande laaneffect. De bomen hebben er altijd gestaan, er zijn diverse foto’s van rond 1800 waaruit blijkt dat toen ook al bomen op de Konijnenwal stonden. Veruit de meeste bewoners van de Konijnenwal en ook de bewoners van Walstede – het zorgcentrum in de straat – pleiten voor het behoud van zoveel mogelijk bomen. In onze ogen moet het herinrichtingsplan drastisch worden aangepast. Ook nog even dit: de trottoirs, die volgens de plannen veelal buiten de bomen om gaan lopen, zullen waarschijnlijk door wandelaars gemeden worden. Wij verwachten dat de wandelaars rechtdoor zullen lopen met als resultaat paadjes in het groen. Voorts wil ik erop wijzen dat de vreemde kronkels extra hindernissen zullen vormen voor de bewoners van Walstede, die met een rollator of scootmobiel door deze straat moeten gaan manoeuvreren. Dit geldt natuurlijk ook voor slechtzienden. In onze ogen maken de versmallingen de situatie ter plekke onveilig. Veel bewoners hebben ervoor gekozen op de Konijnenwal te gaan wonen omdat dit zo’n mooie, brede en groene straat is. Als de straat wordt leeggekapt, hadden wij net zo goed in Passewaaij kunnen gaan wonen. Ons huis zou dan twee keer zo groot zijn geweest. Het moet toch mogelijk zijn het trottoir op de Konijnenwal na de rioolvervanging netjes te bestraten en zoveel mogelijk bomen te sparen? Wij hopen dat de leden van de raad als vertegenwoordigers van de inwoners van Tiel, dus ook van de bewoners van de Konijnenwal, iets voor ons zullen kunnen betekenen. Bovendien willen wij de gemeente behoeden voor het maken van zo’n enorme fout.
6 Het liefst zouden wij zien dat de gemeente in overleg met de bewoners van de Konijnenwal een nieuw herinrichtingsplan zou maken. Namens 98% van de bewoners van de Konijnenwal wil ik u graag danken voor uw aandacht. De voorzitter: Dank u zeer. Zijn er verduidelijkende vragen aan de heer Bouwman? Mevrouw De Klerk: Ik heb een vraag aan de heer Bouwman. Hebben de bewoners in dit traject zelf over alternatieven nagedacht? Ik denk aan andere soorten bomen, onderhoudsarm of wortelbeperkt. Hebben jullie daarvoor een plan gemaakt en is dat plan ingediend? De heer Bouwman: Wij hebben aangegeven dat wij graag willen meedenken, maar dat werd niet op prijs gesteld. Het vervangen van de bomen door kleinere bomen was zelfs niet bespreekbaar. Dat is heel triest. Mevrouw De Klerk: Hebben de bewoners wel een plan, een ideeënplan? De heer Bouwman: Op dit moment niet, maar wij willen wel graag een alternatief plan aandragen. Wij hebben daarover natuurlijk wel gebrainstormd, maar eigenlijk zijn wij niet degenen die een alternatief plan moeten aandragen. Wij willen samen met de gemeente een oplossing vinden. De heer Beijer: Ik wil de heer Bouwman vragen hoe het met de inspraak zit. In het verslag van de eerste inspraakavond heb ik gelezen dat de buurtbewoners in grote lijnen achter het plan voor de herinrichting stonden. Misschien vergis ik mij, maar ik meen dat dat de teneur was van de discussie op die avond. Uit het betoog van de heer Bouwman heb ik begrepen dat inmiddels 98% van de bewoners tegen het plan is. Wat is er gebeurd waardoor sprake is van een omslag? Waaraan ligt dat? De heer Bouwman: Mijns inziens is geen sprake van een omslag. De bewoners willen graag dat de straat verbeterd wordt en vinden het ook noodzakelijk dat de riolering wordt aangepast, maar op beide inspraakavonden is nooit gesproken over het aantal bomen dat in verband daarmee zal gaan verdwijnen. Wij hebben wel mooie tekeningen gezien, waarvan ik zelf ook erg gecharmeerd was. Mevrouw Den Otter heeft vervolgens zelf ook gezien dat 24 bomen zullen gaan verdwijnen en wij hebben daarna andere tekeningen onder ogen gekregen, waarop duidelijk is aangegeven om welke bomen het zal gaan. Pas toen ging bij mij een knop om en realiseerde ik mij wat werkelijk zal gaan gebeuren. Dat is niet mogelijk, dat kan niet. De heer Gradisen: Ik wil de heer Bouwman vragen of de bewoners van deze straat sowieso tegen het kappen van bomen zijn of dat het om het grote aantal gaat. De heer Bouwman: Het gaat ons om het aantal bomen dat gekapt zal worden. Wij weten zeker dat, op twee of drie bomen na waarvan is aangetoond dat zij ziek zijn, met de meeste bomen niets mis is. Wij staan open voor een discussie over het kappen van een aantal bomen - dat zal echt geen lange discussie worden -, maar in onze ogen is het niet noodzakelijk zoveel bomen te kappen. Omdat de bodem waarin deze bomen nu staan te arm is, zal groeiplaatsverbetering moeten plaatsvinden om de bomen te kunnen behouden. Dat dat kan is bewezen. De heer Dijkstra: De fractie van ProTiel heeft nu maar één vraag aan de heer Bouwman. Onze overige vragen zullen wij aanstaande dinsdag aan de orde stellen. Bij het overleg met de gemeente zijn op een gegeven moment, op basis van de naar voren gebrachte bezwaren, alternatieven aan de orde gekomen. Is op dat moment ruimte de mogelijkheid geboden daarnaar te kijken en gezamenlijk tot een oplossing te komen? De heer Bouwman: Natuurlijk hebben wij alternatieven aangedragen, bijvoorbeeld het terugplaatsen van kleinere bomen of het gefaseerd kappen van de bomen. Al die alternatieven bleken echter niet mogelijk. De heer Van Wijk: Wij hebben een nieuwe voorzitter, maar wij blijven in de blinde hoek zitten! De voorzitter: Ik zie u wel hoor! De heer Van Wijk: Dan is het nog erger.
7 Ik ga naar het onderwerp, de bomenkap op de Konijnenwal. Een aantal van mijn vragen is reeds beantwoord. Ik heb begrepen dat de bewoners bereid zijn mee te denken over hoe het anders zou kunnen. Belangrijk is ook de positie van de bewoners van Walstede. Wij hebben een brief van de bewoners van Walstede ontvangen, waarin zij hun bedenkingen over dit plan naar voren brengen. Heeft de heer Bouwman contact met de bewoners van Walstede om gezamenlijk vast te stellen waar de problemen voor deze mensen zitten, zodat daarover het gesprek met de gemeente kan worden aangegaan en kan worden bezien hoe het anders zou kunnen? De heer Bouwman: Ja, wij hebben contact met de bewoners van Walstede. Wij zijn langs de deuren gegaan om te vragen wie tegen het plan zijn en hebben daarvoor laten tekenen. In eerste instantie hebben wij de bewoners van Walstede er buiten gehouden, maar zij hebben ons zelf benaderd en aangegeven dat de cliëntenraad een brief aan de gemeente zou gaan opstellen. Wij hebben een goed contact met de bewoners van Walstede, die hierover hetzelfde denken als wij. Door de opdruk van de wortels is de situatie nu niet ideaal, maar de nieuwe situatie zal ook niet ideaal zijn voor de oudjes. De voorzitter: In de commissie hebt u de gelegenheid dieper op dit onderwerp in te gaan. Ik dank de heer Bouwman voor het inspreken. 5.
Lijst van hamerstukken a. Begroting 2012 Stichting Primair Onderwijs Rivierenland (OPOR)
De heer Zuidema: Mijnheer de voorzitter. Dit is niet voor niets een hamerstuk en het is niet mijn bedoeling hierover opnieuw een discussie te voeren. Ik wil u nog wel een gedachte van D66 meegeven. Wij hebben geconstateerd dat de begroting aanleiding geeft de klassen te vergroten en het weerstandsvermogen van OPOR wordt verlaagd. Tussen de regels door hebben wij gelezen dat een goed gebouw ervoor zorgt dat een school langere tijd een solide begroting kan hebben en niet behoeft te anticiperen op onderhoudskosten, die ten koste kunnen gaan van de middelen die aan personele lasten en leermiddelen kunnen worden besteed. Wij hebben volledig vertrouwen in de kwaliteit van het onderwijs – daar gaat het niet om – en gaan akkoord met deze begroting, maar wij zullen de ontwikkelingen wel met zorg en aandacht blijven volgen. Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. 6.
Wijziging organisatie welstand- en monumentenadvisering
De voorzitter: Wij hebben afgesproken dat de inspreker, de heer Reijnen, als eerste het woord krijgt. De heer Reijnen: Mijnheer de voorzitter. Dank u zeer voor het feit dat u mij in de gelegenheid stelt in deze raadsvergadering het een en ander te zeggen over de voorgestelde aanstelling van een stadsbouwmeester. In de stukken heb ik gelezen dat één van de motivaties achter dit voorstel de wens is meer aan de voorkant van het proces te gaan zitten. Dat is ook exact de instelling van Waardevol Tiel. Laat ik vooropstellen dat het niet onze doelstelling is een situatie te laten ontstaan waarin de ene juridische procedure op de andere volgt. Wij willen een discussie entameren over onderwerpen die wij belangrijk vinden, waaronder het historisch karakter van Tiel. In alle eerlijkheid: ik kan ook niet zeggen dat wij nooit een procedure zullen voeren. Wij zouden liever hebben gezien dat de commissie ruimtelijke kwaliteit zou zijn voortgezet, daarover was immers iedereen tevreden. ‘Het kost wat, maar dan heb je ook wat’ zeg ik er maar bij. Voorgesteld is echter deze commissie af te schaffen. Daardoor komt het aloude Betuwse gezegde ‘As is verbrande turf’ op. Wij accepteren dat. De stukken doorlezend kreeg ik het sterke gevoel dat de stadsbouwmeester niet in alle gevallen een advies zal uitbrengen, maar dat uitsluitend zal doen in gevallen waarin daarom wordt gevraagd, dit terwijl het belang van het historische karakter van de binnenstad door de jaren heen in ieder stuk en bij iedere discussie buiten kijf heeft gestaan. Dat is mij in het verkeerde keelgat geschoten en is ook de reden waarom ik na een discussie binnen Waardevol Tiel heb gezegd dat de stadsbouwmeester misschien ook in de gelegenheid moet worden gesteld ongevraagd advies uit te brengen waar hij dat van belang vindt. Het gaat er dus niet om dat hij ex ambte op voorhand adviezen zal uitbrengen
8 van een niveau dat ertoe zal leiden, dat hij naderhand bij een toetsing zijn eigen werk zal moeten overdoen. Dat is de essentie van wat wij hebben willen zeggen. Tiel is een historische stad, een stad met verborgen waardevolle panden, maar wij mogen niet verwachten dat Tiel onder een kaasstolp terechtkomt. Tiel is geen museum, maar het resultaat van een ontwikkeling van meer dan 2000 jaar. De toekomst van Tiel zal hopelijk langer duren dan 2000 jaar en dus zal de stad veranderen. Wij willen ervoor pleiten dat op gezette tijden een discussie zal plaatsvinden over wat wij waardevol vinden in onze stad en hoe wij daarmee willen omgaan, dit als een soort publieke opvoeding. Ook daarin zouden wij, zonder dat dit direct tot adviezen zal leiden, een rol voor de stadsbouwmeester willen zien weggelegd. Dat is in het kort gezegd het pleidooi dat Waardevol Tiel wil houden. De voorzitter: Dank u zeer. Zijn er verduidelijkende vragen aan de inspreker? De heer Kooijman: Mijnheer de voorzitter. De heer Reijnen sprak zojuist over ongevraagde adviezen van de stadsbouwmeester waar het gaat over de binnenstad. Is het zijn bedoeling dat de stadsbouwmeester ook ongevraagd zijn opinie zal moeten kunnen geven in gevallen waarin het niet over de binnenstad zal gaan? De heer Reijnen: Ik heb begrepen dat de stadsbouwmeester zich zal richten op de plekken waar zwaar welstandstoezicht van toepassing is. Of vergis ik mij daarin? De voorzitter: Ik denk dat dit een vraag is die zo dadelijk door het college kan worden beantwoord. De heer Reijnen: Ik wil hierover eerlijk zijn. Het geven van advies neemt niet weg dat het door het college gestelde opgeld zal doen als de stadsbouwmeester van mening is dat zich bij concrete plannen bepaalde ontwikkelingen voordoen, maar ik zie wel een rol voor de stadsbouwmeester weggelegd bij het bevorderen van de discussie over de vraag hoe hiermee zal moeten worden omgegaan en wat op ons af zal komen. De heer Van Gurp: De heer Reijnen spreekt over ongevraagd geven van advies, waarbij ik mij van alles kan voorstellen. Ik worstel met de vraag aan wie of in welke richting de heer Reijnen hierbij denkt. Denkt hij aan het geven van advies aan de raad of aan het college? De heer Reijnen: Volgens mij adviseert de stadsbouwmeester in eerste instantie het college. Het advies wordt vervolgens openbaar en in de gevallen waarin het advies van de stadsbouwmeester van het collegestandpunt afwijkt, zou de raad daarin aanleiding tot het voeren van een discussie kunnen vinden. De voorzitter: Zijn er nog meer raadsleden die verduidelijkende vragen willen stellen? Ik constateer dat dat niet het geval is. Ik dank de heer Reijnen voor zijn bijdrage. Wij gaan over tot behandeling van het voorstel in eerste termijn. Misschien is het goed voor de helderheid aan te geven dat negen beslispunten voorliggen waaraan punt 10 is toegevoegd, welk punt de beantwoording van de zienswijze door het college betreft. Om het ingewikkeld te maken: de beslispunten zijn vervat in de besluiten die u achter de stukken vindt. Deze beslispunten komen uit het onder punt 1 vermelde kader voort. Ik licht dit voorstel uitgebreider toe dan gebruikelijk is om te voorkomen dat verwarring zal ontstaan als de raad onderdelen van dit voorstel zou willen amenderen. De beslispunten 2, 4 en 6 vallen onder één besluit, over de punten 3, 5, 8, 9 en 10 worden aparte besluiten genomen. De besluitvorming over punt 7 wordt aangehouden, daarover zal op een ander moment worden gesproken. De griffier knikt instemmend. De heer Van Wijk: Mijnheer de voorzitter. Ik zal meteen duidelijk zijn. GroenLinks is voorstander van de nieuwe organisatie van de welstands- en monumentenadvisering. Wij zien het best wel zitten met de stadsbouwmeester. Is de welstandscommissie die wij hadden en op dit moment nog hebben dan zo slecht? Helemaal niet. Er zijn, ook in de raad, veel discussies gevoerd over besluiten die deze club heeft genomen en het college heeft er af en toe ook een eigen visie op nagehouden, maar in doorsnee waren de door de welstandscommissie genomen besluiten niet slecht. Het is echter een nieuwe tijd, er zijn nieuwe denkbeelden en het is tijd voor een nieuwe invulling. Wij zijn van mening dat de stadsbouwmeester uitstekend zal passen in de uitvoering en de toetsing van de beeldkwaliteitsvisie en het beeldkwaliteitsplan, die moeten worden opgesteld als uitvloeisel van de een aantal jaren geleden vastgestelde
9 raamwerknota Stadsbeeld waarvan wij, mede gelet op de voorbeelden die wij daarvan in andere steden hebben gezien, voorstanders zijn. In de commissie ruimtelijke kwaliteit hebben burgerleden zitting. Het proces in deze commissie wordt nu vervangen door participatie aan het begin van het proces. Als de participatie goed wordt opgezet, zullen de inwoners bij het vaststellen van de beeldkwaliteitsvisie en het beeldkwaliteitsplan veel meer inbreng kunnen hebben dan via de huidige welstandscommissie. Wij zijn van mening dat de beeldkwaliteitsvisie voor de stadsbouwmeester een uitstekend kader is om mee aan de slag te gaan. Bijkomend voordeel is natuurlijk dat de kosten lager zullen zijn, waardoor de kosten voor de mensen die een vergunning aanvragen, de leges, lager zullen kunnen worden. De heer Zuidema: Mijnheer de voorzitter. De heer Van Wijk stelt dat de nieuwe opzet in de nieuwe tijd, de nieuwe kaders en de nieuwe visie past. Ik ben benieuwd naar wat die nieuwe visie inhoudt. In de stukken heb ik dat niet kunnen vinden. De heer Van Wijk stelt ook dat de nieuwe opzet tot een kostenbesparing zal leiden. Ik heb echter alleen kunnen vinden dat de nieuwe opzet kostenneutraal is en geen effect zal hebben op de begroting. Voorts merkt de heer Van Wijk op dat de burgerleden vanaf het begin van het traject beter bij ontwikkelingen zullen kunnen worden betrokken. Mijns inziens worden burgers ook nu al vanaf het begin van een traject bij ontwikkelingen betrokken, ik zie wat dit betreft geen vernieuwende punten. Misschien kan de heer Van Wijk daarover iets duidelijker zijn. De heer Van Wijk: Ik was bijna aan het einde van mijn betoog, maar ik zal hierop eerst reageren. Misschien ging ik iets te snel voor de heer Zuidema. De nieuwe visie is de beeldkwaliteitsvisie. Die hebben wij nu niet of nauwelijks. Als wij een beeldkwaliteitsvisie hebben, zullen wij veel slagvaardiger kunnen handelen dan in een situatie waarin wij voor elk plan iets moeten bedenken. De nog op te stellen beeldkwaliteitsvisie is een prachtig toetsingskader en zal het mogelijk maken de welstand ruimer op te zetten dan tot nu toe het geval is. Dat is de visie die ik heb. Dat staat niet in de stukken over de nieuwe organisatie als zodanig, maar daarin is wel aangegeven dat een start is gemaakt met het opstellen van een beeldkwaliteitsvisie. Het klopt dat de nieuwe opzet kostenneutraal is voor de gemeentelijke begroting, maar de inwoners zullen minder leges behoeven te betalen. Dat dat fijn is lijkt mij heel helder, daarover hoeven wij niet te discussiëren. Dat brengt mij bij de inbreng van de bewoners. Natuurlijk kunnen bewoners nu ook actief zijn bij de ontwikkeling van een plan en hebben burgerleden zitting in de commissie. Ik heb bedoeld te zeggen dat wij in de beeldkwaliteitsvisie gemeenschappelijk iets voor Tiel zullen opstellen – de heer Reijnen sprak zojuist over het belang van het historisch karakter van de stad – en alle inwoners van Tiel die dat willen daarbij een inbreng zullen kunnen leveren als wij dat op een goede manier organiseren. Ik denk dat wij op die manier een breder draagvlak zullen creëren dan wanneer slechts een enkel burgerlid van de welstandscommissie een inbreng heeft. Ik herhaal dat ik aan het werk van de welstandscommissie geen waardeoordeel wil hechten. Ik ben mijn betoog begonnen met de opmerking dat de welstandscommissie uitstekend werk heeft gedaan. Wij zitten wel met het gevraagd en ongevraagd advies geven. Dat advies wordt gevraagd is duidelijk. Uit de stukken heb ik begrepen dat het college over projecten het advies van de stadsbouwmeester zal kunnen vragen. Dat behoeft het college dus niet te doen. Wij vragen ons af waarom het college de stadsbouwmeester niet om advies zou vragen. Dat willen wij graag van het college weten. Er is ook nog een vrijere vorm van ongevraagd advies denkbaar. Mag de stadsbouwmeester meedenken over stadsontwikkelingen? Het college heeft in het antwoord op de zienswijze aangegeven dat de stadsbouwmeester in dat geval zijn eigen visie zou toetsen. Ik weet niet of dat juist is. Als iemand ongevraagd advies geeft, hoeft dat advies niet getoetst te worden, dat advies kan als idee voor een ontwikkeling worden meegenomen. Over dit aspect heb ik twijfels, ik wil hierover graag helderheid hebben. De heer Zuidema: Mijnheer de voorzitter. Uit het betoog van de vorige spreker blijkt hoe ingewikkeld dit onderwerp is. Bij de in de commissies over dit onderwerp gevoerde discussies heb ik geprobeerd over een aantal zaken helderheid te krijgen, maar dat is mij niet gelukt. De beeldkwaliteitsvisie en de manier waarop wij daarnaar met een commissie of een stadsbouwmeester kijken zijn twee aparte dingen, die in feite nauwelijks met elkaar te maken hebben, behalve dat ze in een bepaalde vorm worden gegoten.
10 D66 begrijpt nog steeds niet goed waarom de commissie aan de kant wordt geschoven voor een stadsbouwmeester. Evenals de heer Van Wijk zijn wij tevreden over de manier waarop de commissie haar werk deed, de nieuwe opzet is kostenneutraal en de burgers die bijvoorbeeld een nieuwe dakkapel willen plaatsen zullen slechts een marginale verlaging van de kosten ervaren. Dat vind ik prima, maar ik weet niet of zo’n marginale verlaging het wel waard is hierin zoveel tijd en energie te stoppen. De heer Van Oostrom: De heer Zuidema gebruikt het woord ‘marginaal’, maar ik vind € 45.000,veel geld. Vindt de heer Zuidema € 45.000,- ‘kommawerk’? De heer Zuidema: Ik heb daarover nog een vraag, omdat ik heb gezien dat de stukken zichzelf op dit punt tegenspreken. Eerst wordt melding gemaakt van een bezuiniging van € 45.000,- en twee bladzijden verder staat dat sprake is van budgetneutraliteit. Ik zal daarop zo dadelijk terugkomen. D66 heeft zorgen over de openbaarheid van de vergaderingen en vraagt zich af of het tijdstip van vergaderen met de stadsbouwmeester wel voldoende zal aansluiten bij de momenten waarop de burgers zullen kunnen luisteren of inspreken. Wij vinden het jammer dat de burgerparticipatie vrijwel helemaal zal verdwijnen en alleen in de monumentencommissie één burgerlid zitting zal hebben. Met de brede burgercommissie met drie burgerleden was Tiel behoorlijk vernieuwend en toonaangevend in Nederland. Voorts zijn wij van mening dat de stadsbouwmeester een kwetsbare positie zal hebben. Ik heb begrepen dat de heer Van Wijk daarover ook een vraag heeft gesteld. De stadsbouwmeester is maar één persoon, hij is beperkter in zijn functioneren dan een zware commissie en heeft altijd minder kennis en ervaring dan een commissie. De heer Van Wijk: De heer Zuidema legt mij woorden in de mond die ik niet heb uitgesproken. Ik heb geen zorgen over het feit dat het om één man of vrouw zal gaan, ik heb vragen gesteld over het ongevraagd advies geven. Opmerkingen over het feit dat de stadsbouwmeester de functie in zijn of haar eentje zal vervullen heb ik niet gemaakt. De heer Zuidema: Kennelijk heb ik u verkeerd begrepen, mijn excuus daarvoor. Over het ongevraagd en gevraagd advies geven wil ik nog het volgende opmerken. De commissie ruimtelijke kwaliteit heeft zich er indertijd hard voor gemaakt reeds in het voortraject bij ontwikkelingen betrokken te worden, juist om ongevraagd advies te kunnen geven vanuit haar onafhankelijke positie en brede kennis en ervaring. Daarop is toen nauwelijks gereageerd of er was sprake van koudwatervrees, daar wil ik vanaf zijn. Mijn laatste opmerking: wij zijn benieuwd hoe de positie van de stadsbouwmeester zal worden geëvalueerd en op welke termijn dat zal gebeuren. De heer Van den Burg: Ik vind dit een moeilijke kwestie, mijnheer de voorzitter. Ik ben altijd voorstander van de grote commissie geweest. Wij hebben hierover in de commissie gesproken, ik was er toen gematigd positief over, maar ik heb dezelfde vragen als GroenLinks en D66 over het gevraagd en ongevraagd advies geven. Ik verneem daarop graag het antwoord van het college. Voorts wil ik graag van het college vernemen hoe de openbaarheid van de vergaderingen zal worden geborgd. Hoe zal daarmee worden omgegaan? Op pagina 2 van het stuk staat: ‘Kosten stadsbouwmeester: 50 weken maal 8 uur maal € 80,-‘. Kennelijk is € 80,- het uurtarief. Ik vraag mij af of wij het over een stagiaire hebben. Voor een stevige stadsbouwmeester lijkt dit uurtarief mij aan de lage kant. Dat geldt zeker als wij een bureau inhuren. Klopt dit bedrag wel of komt daar wellicht nog iets bij? Is in de markt afgetast wat het inhuren van een stadsbouwmeester kost? Ook ik heb een opmerking gemaakt over de kwetsbare positie van de stadsbouwmeester. Het gaat maar om één iemand en er zal daarom van veel minder dynamiek sprake zijn in vergelijking met een grote commissie, waarin burgerleden zitting hebben die in de stad wonen. Zojuist heeft een inspreker aandacht gevraagd voor de bomen in zijn straat. Hoe kwetsbaar is een stadsbouwmeester? Natuurlijk is er geen beeldkwaliteitsplan voor alle delen van de stad, de Veemarkt is daarvan een voorbeeld. Aan de heer Van Oostrom zou ik de vraag willen stellen hoe hij zou reageren als de stadsbouwmeester zich zou uitspreken voor een frietkot dat pimpelpaars met witte stippen wordt geschilderd. De heer Van Oostrom heeft moeite met de kleur geel, maar pimpelpaars lijkt mij niet mooi.
11 De heer Van Oostrom: Dat lijkt mij een goed moment om over het functioneren van de stadsbouwmeester te praten. Dit is een van de vragen die ik wil stellen. Ik dank de heer Van den Burg voor zijn vraag. De heer Van Gurp: Misschien is het een flauwe opmerking, maar ik weet zeker dat de kleur pimpelpaars de heer Van den Burg aanspreekt. Naar zijn trui kijkend kan het niet missen. De heer Van den Burg: Ik heb ook een stropdas in die kleur! De heer Gradisen: Mijnheer de voorzitter. De PvdA beziet dit voorstel graag in een breder perspectief, het perspectief van de vraag wat de rol van de overheid is. Mensen hebben af en toe een negatief beeld van de overheid, omdat zij met hun plannen waarin zij veel tijd hebben gestoken bij de overheid langs moeten en vervolgens ‘njet’ te horen krijgen, wat heel vervelend is. Wij zien steeds meer dat van de overheid wordt verwacht dat zij met de burgers meedenkt. Dat zien wij ook terug in het voorstel een stadsbouwmeester aan te stellen. Een stadsbouwmeester kan veel beter dan een commissie aan het begin van het traject met de burger meedenken over de vraag hoe een en ander wel of niet kan. De burger, die een vaag idee heeft van wat hij wil, kan een conceptplan maken en vervolgens met de stadsbouwmeester overleggen over de wijze waarop zijn plan zal kunnen worden gerealiseerd. Dat lijkt ons een betere rol voor de overheid. Wij zijn van mening dat dit voor de inwoners van Tiel een vriendelijk voorstel is en bovendien besparen wij op deze manier € 45.000,-. De heer Zuidema heeft er terecht op gewezen dat deze bezuiniging niet in de begroting is terug te vinden. De besparing komt namelijk niet de gemeente, maar de burgers ten goede. Het is natuurlijk erg vriendelijk als de overheid minder geld aan de burgers vraagt. Wij vinden dit een goed verhaal en zijn grote voorstanders van dit voorstel. De heer Zuidema: Het bedrag van € 45.000,- moet over 400 tot 450 bouwaanvragen per jaar worden verdeeld. Bedrijven die voor miljoenen euro’s een pand neerzetten zijn op deze manier een paar honderd euro goedkoper uit, maar bij een aanvraag van een dakkapel scheelt het misschien € 5,-. De heer Gradisen: Dat lijkt mij toch mooi meegenomen. Ik herhaal dat het bedrag van € 45.000,- de burgers ten goede komt. Het lijkt wel alsof de heer Zuidema niet geïnteresseerd is in een besparing die niet in de gemeentelijke begroting is terug te vinden. De overheid is er toch om dit soort zaken voor de burger zo vriendelijk mogelijk te regelen? De heer Zuidema: De suggestie is gewekt dat het aanstellen van een stadsbouwmeester een besparing op de begroting zou opleveren in vergelijking met de kosten van de commissie ruimtelijke kwaliteit, maar dat blijkt nu niet het geval te zijn. Ik heb alleen willen aangeven dat ik de voor de burgers te realiseren besparing marginaal vind. Met een besparing van een paar euro op de kosten van bijvoorbeeld een dakkapel maken wij de burgers heus niet blij. De burgers zitten echt niet op een besparing van een paar euro te wachten. De heer Van Wijk: Dat vind ik te gemakkelijk. De heer Zuidema doet alsof de begroting leidinggevend is en de inwoners er niet toe doen. Wij hebben een bezuinigingstraject achter de rug, waarbij wij zijn uitgegaan van de wens de situatie voor de burgers zo aantrekkelijk mogelijk te maken en wat doet de heer Zuidema? Hij noemt deze besparing voor de burgers marginaal! Het feit dat de heer Zuidema niet eens luistert, geeft aan dat dit bij hem niet hoog zit. Of het nu € 1,- of € 10,- is, ik ben van mening dat alle besparingen die wij ten gunste van de inwoners van Tiel kunnen doorvoeren winst zijn. De heer Zuidema stapt daar te gemakkelijk overheen. Voor mij is vanaf het begin duidelijk geweest dat de besparing ten goede zou komen aan de inwoners en niet aan de gemeentelijke begroting. Overigens: als deze besparing aan de gemeentelijke begroting ten goede zou komen, zou zij indirect ook ten goede komen aan de inwoners van Tiel. De heer Dijkstra: Ik verbaas mij hogelijk over deze discussie. Wij hebben vergaderingen gehad waarin wij over het terugbrengen van de raadsvergoeding hebben gesproken, waarbij het ook over tientjes ging. Wij hebben daarover avondenlang vergaderd. Nu spreken wij over een bedrag van € 45.000,-, dat aan de burgers ten goede zal komen. Kennelijk kan de heer Zuidema een bedrag van € 5,- gemakkelijk missen, maar er zijn ook mensen die het minder goed hebben. Voor die mensen en voor de bedrijven is € 5,-, € 10,- of € 20,- zeer wel meegenomen. Ik begrijp de heer Zuidema niet en ben van mening dat hij zijn standpunt niet aan zijn kiezers kan utleggen.
12 De voorzitter: De heer Zuidema krijgt van mij het woord, maar ik wil wel waken voor een herhaling van zetten. De heer Zuidema: Ik zal proberen deze discussie terug te brengen naar de vraag waarom het gaat, mijnheer de voorzitter. Wij hebben het over de aanstelling van een stadsbouwmeester versus de commissie ruimtelijke kwaliteit, er wordt geschermd met bedragen en door een aantal fracties is gesteld dat dit voorstel het ei van Columbus zou zijn. Ik heb alleen geprobeerd aan te tonen dat dit voorstel weliswaar een besparing oplevert – of het nu voor de burgers is of voor de gemeentelijke begroting maakt niet uit -, maar wij hiermee ontzettend veel overhoop halen. Naar onze mening had deze besparing ook kunnen worden gerealiseerd door de commissie iets te verkleinen en minder te laten vergaderen. Op die manier had dezelfde ruimte kunnen worden gecreëerd. Nu wordt het een financiële discussie die bij dit onderwerp niet thuis hoort. De voorzitter: De heer Gradisen zet zijn betoog voort. De heer Gradisen: Ik ben blij dat wij niet met spreektijden werken, mijnheer de voorzitter. Als dat het geval zou zijn geweest, zouden deze interrupties van mijn spreektijd zijn afgegaan. De heer Zuidema stelde dat wij nu een financiële discussie voeren, die bij dit onderwerp niet thuishoort. Ik heb alleen willen zeggen dat dit voorstel op twee punten vriendelijk is voor de burgers: de commissie wordt verkleind tot één persoon, de stadsbouwmeester, die meer aan de voorkant zal gaan werken. Voor de burgers is deze opzet vriendelijker, omdat de burgers eerder met hun aanvragen kunnen komen en zij hun plannen beter met één persoon dan met een hele commissie kunnen bespreken. Bovendien is deze nieuwe opzet goedkoper voor de burgers. Naar onze mening is dit een fantastisch voorstel. De heer Van Gurp: Mijnheer de voorzitter. De voorgestelde nieuwe structuur lijkt meer aan te sluiten bij de tijdgeest van dit moment: van toetsen en controleren naar meer meedenken, adviseren en stimuleren. De stadsbouwmeester is een onderdeel van een nieuw proces, waarbij via de beeldkwaliteitsvisie tot beeldkwaliteitsplannen moet worden gekomen. Wij willen benadrukken dat zowel de beeldkwaliteitsvisie als de beeldkwaliteitsplannen een beleidsmatige status krijgen door vaststelling door de raad. Dat zal dus nog moeten plaatsvinden. Naar onze mening sluit dat goed aan bij de kaderstellende functie die de raad zo graag wil vervullen. Het voordeel van de stadsbouwmeester is, dat hij gemakkelijker dan een commissie een rol kan spelen in een scenario waarin de advisering over welstand en beeldkwaliteit zoveel als mogelijk is aan de voorkant van een ruimtelijk proces komt te liggen. Welllicht wat minder van belang is de beoogde bezuiniging c.q. het minder betalen door onze inwoners, waarover wij zojuist een discussie hebben gehad. Of die bezuiniging zal worden gerealiseerd zal de tijd moeten uitwijzen. De te verwachten hoge mate van consistentie, maar ook de verbeterde toegankelijkheid, grotere snelheid en grotere slagvaardigheid waarmee de stadsbouwmeester zal kunnen werken – meer dan voorheen de welstandscommissie - achten wij wel van belang. Daarbij wil ik de kanttekening maken dat een aantal zaken of functies in één persoon vertegenwoordigd zal zijn. De VVD ziet dat wel, maar beoordeelt dat vooralsnog niet als een risico. De raad stelt immers de kaders vast en de stadsbouwmeester zal aan die kaders toetsen. In het voorliggende voorstel is aangegeven dat wij na twee jaar zullen bekijken of de stadsbouwmeester zijn werk naar behoren heeft gedaan. Dat brengt mij bij de door Waardevol Tiel opgeroepen vraag. Natuurlijk is van enig risico sprake als de stadsbouwmeester gevraagd dan wel ongevraagd over van alles en nog wat advies zal uitbrengen. Wij lopen dan het risico dat deze persoon een bepaalde vorm van macht krijgt, zeker waar het in hoge mate om het geven van ongevraagd advies gaat. Indien daaraan frequent gehoor wordt gegeven, lopen wij voorts het risico dat de stadsbouwmeester een slager wordt die zijn eigen vlees gaat keuren. Vooralsnog omarmen wij het idee van Waardevol Tiel niet. De heer Van Oostrom: Mijnheer de voorzitter. Toen wij een aantal weken geleden uw afscheid bijwoonden van de mensen die uw benoeming hebben gerealiseerd, hebben wij ons afgevraagd hoe wij ons voor die gelegenheid zouden moeten kleden. Wat is daarbij passend? De voorzitter: Ik moest even nadenken over de vraag op welk afscheid u doelt, maar ik begrijp u nu. De heer Van Oostrom: Dat was natuurlijk in Asten. Mijn collega, de heer Van den Burg, droeg een prachtig grijs pak met een dito paarse bloes. Ik denk dat die kleding zeer passend was bij de gele-
13 genheid waarvoor wij bij elkaar waren. Het gaat om passendheid, om imago en om wat je wilt uitstralen. Voor onze stad geldt precies hetzelfde. Wat wil Tiel uitstralen? Wil Tiel innovatief, vernieuwend, zijn? Is voor ons de historische waarde van Tiel belangrijk? Het CDA vindt het buitengewoon belangrijk dat wij goed over het beeldkwaliteitsplan nadenken. De heer Van Gurp merkte zojuist op dat het beeldkwaliteitsplan essentieel zal zijn voor het werken van de stadsbouwmeester, het beeldkwaliteitsplan is het instrument waarmee de stadsbouwmeester zal moeten werken. Waarom zijn wij enthousiast over het aanstellen van een stadsbouwmeester? De commissie ruimtelijke kwaliteit heeft inderdaad prima werk geleverd en wij willen daarvoor graag onze waardering uitspreken, maar wat door een aantal voorgaande sprekers is gezegd zeg ik ook: de behoeftes veranderen. Alles moet sneller, effectiever en goedkoper, maar wij willen wel minimaal kwaliteitsbehoud. Een stadsbouwmeester kan ook naar de mening van het CDA sneller bij bouwplannen worden betrokken en daardoor aan de voorkant een meer adviserende rol spelen. Dat is al vaker gezegd. Als dat goed wordt gedaan, kan het toetsen een formaliteit zijn. Deze aanpak voorkomt onaangename verrassingen voor alle partijen, met name aan het einde van de rit. Waarom zal het sneller gaan? Praktisch bekeken is het gemakkelijker een afspraak met één persoon te maken dan met zeven personen. De nieuwe opzet is goedkoper voor de burgers. Wij vinden € 45.000,- een behoorlijk groot bedrag, het gaat hierbij om gemiddeld ruim € 100,- per aanvraag, wat in deze tijden een serieus bedrag is. Een lagere leges is goed voor de burger en moeten wij omarmen. Wordt de invloed van de stadsbouwmeester niet te groot? Het CDA denkt dat dat niet het geval zal zijn. Als wij een stadsbouwmeester benoemen, zullen wij de desbetreffende persoon op het aspect onafhankelijkheid moeten doorzagen. Bij het proces dat tot de benoeming van onze nieuwe burgemeester heeft geleid hebben wij dat ook gedaan, wij hebben daarmee ervaring. Ons voorstel is dat de heer Zuidema, het meest kritische raadslid op dit punt, die taak op zich neemt. Het is belangrijk dat de raadsleden die lid zijn van een commissie zich kritisch opstellen. Als wij het altijd met elkaar eens zouden zijn, zou dat niet goed zijn. Ik hoop dat de heer Zuidema zich hiervoor kandidaat zal stellen, de steun van het CDA krijgt hij. Ten tweede wil ik opmerken dat het beeldkwaliteitsplan zo essentieel is en evenals de Welstandsnota zulke heldere kaders aangeeft, dat de stadsbouwmeester daarmee aan de gang zal moeten gaan. Ten derde: de proefperiode zal twee jaar zijn en daarna zal de benoeming voor maximaal drie jaar gelden. Ik denk dat een benoemingsperiode van vijf à zes jaar lang genoeg is om te voorkomen dat de stadsbouwmeester boven zijn functie uit zal groeien. Zorg daarover hebben wij niet. Tenslotte is het niet onbelangrijk dat de gemeenteraad er zelf bij zit en bij negatieve geluiden aan de bel kan trekken. Volgens mij kunnen wij gewoon stoppen als blijkt dat de stadsbouwmeester niet of niet goed functioneert. Mocht dat het geval zijn, dan wil ik dat graag van het college horen. Het CDA is voorstander van dit voorstel, maar heeft nog wel een tweetal vragen. Hoe ziet het college de communicatielijnen tussen de stadsbouwmeester en de monumentencommissie? Onzes inziens is het essentieel dat zij samen optrekken, dit zeker gezien het historische karakter van onze stad. De vraag is hoe dat is geborgd. Onze tweede vraag ligt in het verlengde van hetgeen door de heer Reijnen van Waardevol Tiel is opgemerkt. In hoeverre kan de stadsbouwmeester ongevraagd advies geven, bijvoorbeeld bij projecten die door de gemeente zelf worden ontwikkeld, zoals de Westluidense Poort? Hoe zullen wij in dat kader met de stadsbouwmeester omgaan? Hoe moeten wij dat zien? Mevrouw Stoeten-Flach: Mijnheer de voorzitter. Ook wij vinden dit een moeilijke discussie. Wij hebben lang geaarzeld en hebben onze aarzelingen onlangs in de commissie naar voren gebracht, maar gehoord de argumenten zijn wij langzaamaan steeds meer richting stadsbouwmeester gegaan. Wij zijn wel van mening dat de beeldkwaliteitsvisie en het beeldkwaliteitsplan de verantwoordelijkheid van de raad zijn en wij daar goed bovenop moeten zitten. Als wij dat goed voor elkaar hebben, zal de stadsbouwmeester met een duidelijk plan en een duidelijk kader aan de slag kunnen. Wij zouden het wel mooier vinden als het aspect van het ongevraagde advies op de een of andere manier ingebouwd zou kunnen worden. De heer Zuidema heeft de burgerinspraak als argument naar voren gebracht. Onzes inziens zal veel vaker ingesproken kunnen worden, omdat de stadsbouwmeester spreekuur zal houden. De heer Zuidema: Dat is een misvatting. Als er een onafhankelijke commissie is waarin burgerleden zitting hebben, kunnen wij als organisatie transparantie bieden. De vergaderingen van de commissie waren openbaar en de burgers konden daarin inspreken zo vaak als zij dat wensten. Bij de vergade-
14 ringen van de commissie zat vaak publiek op de tribune, zij het niet veel. Af en toe was ook de pers aanwezig, iedereen was welkom bij de vergaderingen. Doordat het burgerlid uit de reguliere welstandscommissie en uit de grote commissie zal verdwijnen en er alleen een stadsbouwmeester zal zijn, zal de drempel naar mijn mening hoger worden. De burgers zullen nu een afspraak moeten maken om de stadsbouwmeester te kunnen spreken, terwijl zij voorheen gewoon konden binnenlopen. Mevrouw Stoeten-Flach: Ik denk dat het hierbij om een persoonlijke opvatting gaat. Ik zou eerder de stap nemen naar een stadsbouwmeester dan naar een hele batterij mensen. Over het argument van de snelheid heb ik nog weinig gehoord. Wij denken dat een stadsbouwmeester aan een versnelde besluitvorming zal kunnen bijdragen. Dat vinden wij niet onbelangrijk. Nader onderzoek in plaatsen waar al een stadsbouwmeester functioneert, heeft bij ons niet tot argwaan geleid. Naar onze mening functioneert de stadsbouwmeester in de betrokken gemeenten naar volle tevredenheid. Het laatste wat ik hierover wil zeggen is het volgende. In de commissie is over een burgertevredenheidsonderzoek gesproken. Wij hebben een evaluatie toegezegd gekregen, maar wij zien ook graag dat het burgertevredenheidsonderzoek wordt toegezegd. Daarover staat niets in de voor ons liggende stukken. De heer Kooijman: Mijnheer de voorzitter. Door de voorgaande sprekers is al het nodige gezegd en zijn ook diverse kritische opmerkingen gemaakt. In de commissie hebben wij de aanstelling van een stadsbouwmeester uitvoerig besproken en daarbij is ook de lijn voor het nu voor ons liggende voorstel uitgezet. Zojuist is gezegd dat de stadsbouwmeester zijn eigen vlees zou keuren in de zin van de beeldkwaliteitsvisie. Uit de beantwoording van een eerder door mij per e-mail gestelde vraag heb ik begrepen dat de beeldkwaliteitsvisie ambtelijk zal worden opgesteld en aan de commissie en de raad zal worden voorgelegd. Wij verwachten dat dit ook voor op te stellen beeldkwaliteitsplannen zal gelden. Daarin zit de onafhankelijkheid die de stadsbouwmeester kan bieden. Naar onze mening past dit proces uitstekend in de deregulering: versnelling van processen en een kostenvermindering voor zowel de individuele aanvragers die iets willen wijzigen of bouwen als voor de bedrijven die iets willen bouwen of wijzigen. Wat dat betreft juichen wij dit voorstel van harte toe. In dit verband wil ik op de enige tijd geleden door minister Donner geschreven brief wijzen. Door voor dit instrument te kiezen, kan de raad greep op de ontwikkelingen in de stad houden. De kabinetsplannen zouden ertoe kunnen leiden dat de gehele welstand terzijde zal worden geschoven. Ik denk dat wij hiermee op de goede weg zijn. Door de heer Reijnen van Waardevol Tiel en een aantal van de voorgaande sprekers is over het ongevraagd adviseren door de stadsbouwmeester aan de raad dan wel het college gesproken. Wij vinden dat ook een punt van aandacht, waarover wij in de commissie hebben gesproken. Wij hechten er waarde aan dat de stadsbouwmeester zijn visie zal kunnen inbrengen, bijvoorbeeld over de inrichting van het veilingterrein. Het college vraagt ons punt 10 te bekrachtigen, maar ik kan u nu al zeggen dat wij het advies van het college op dat onderdeel niet steunen. Wij zijn van mening dat de stadsbouwmeester wel degelijk de mogelijkheid moet hebben ongevraagd advies uit te brengen. De voorzitter: Dank u zeer. Het woord is aan wethouder Vermeulen, die namens het college zal antwoorden. Wethouder Vermeulen: Mijnheer de voorzitter. Als u het goed vindt, zal bij dit agendapunt door twee collegeleden worden geantwoord. Dat heeft te maken met het feit dat de tweede belangrijke commissievergadering waarin uitvoerig over dit onderwerp is gediscussieerd niet door mij maar door mijn collega mevrouw Van Rhee is bijgewoond. Om die reden stel ik voor dat mevrouw Van Rhee ook een aantal van de vragen zal beantwoorden. De voorzitter: Alle leden van het college spreken namens het college. Als de raad goed bediend wordt, is daartegen geen bezwaar. Wethouder Vermeulen: Namens het college wil ik nogmaals benadrukken dat wij erg tevreden zijn over het door de commissie geleverde werk. Bij het eerste overleg dat wij met elkaar hebben gehad is daarover een verschil van mening ontstaan en kreeg men de indruk dat het college het werk van de commissie ruimtelijke kwaliteit als slecht zou beoordelen. Ik wil hier nogmaals op tafel leggen dat dat absoluut niet aan de orde is. Van onze kant zal men geen enkele wanklank over de werkzaamheden van de commissie horen.
15 Waarom stellen wij dan toch voor de uitvoeringsstructuur te veranderen? Wij doen dat omdat wij denken dat het werk efficiënter en effectiever kan worden gedaan. De woorden van de heer Gradisen zijn mij uit het hart gegrepen, met hem ben ik van mening dat het voorliggende voorstel heel vriendelijk is voor de inwoners van Tiel. Daarom willen wij dit doen. Het vorig jaar hebben wij verschillende scenario’s uitvoerig besproken en het college heeft uit die discussie de conclusie getrokken, dat de raad een lichte voorkeur heeft voor het aanstellen van een stadsbouwmeester. Gehoord de bijdragen van de fracties kan ik nu vaststellen dat die lichte voorkeur inmiddels, zij het met hier en daar een negatief geluid, in een behoorlijke voorkeur is omgeslagen. Ik ben daar verheugd over. In feite is de behandeling van dit agendapunt een feestje van de raad. De raad is niet unaniem over dit voorstel, maar wij kunnen ten aanzien van dit onderwerp niet iedereen gelukkig maken. Wij hebben verschillende keren gepoogd D66 van ons gelijk te overtuigen, maar het kwartje is helaas niet gevallen en op een gegeven moment houdt het op. De heer Zuidema: Ik ben erg benieuwd naar al die vriendelijkheid voor de bewoners. Ik moet u zeggen dat bij mij heel wat kwartjes zijn gevallen. Ik wil de discussie niet overdoen, maar wil wel nogmaals zeggen dat wij nog steeds, gezien de argumenten, onvoldoende overtuigd zijn van het voordeel van de stadsbouwmeester. Ik wil het hierbij laten. Wethouder Vermeulen: Mijnheer de voorzitter. Het lijkt mij niet zinvol de eerder over dit onderwerp gevoerde discussie te herhalen. Ik ben er blij om dat de meerderheid van de raad achter dit plan staat en met de beslispunten instemt. De tijd zal leren hoe het zal gaan. Wij hebben niet voor niets gezegd dat wij over twee jaar willen bezien hoe dit werkt. Bij het college is geen sprake van koudwatervrees, wij vinden het wel belangrijk deze stap te nemen. De heer Van den Burg kan ik geruststellen. De juistheid van het tarief van € 80,-, waarover hij een opmerking heeft gemaakt, is afgetast in de markt. De openbaarheid van vergaderingen is wettelijk bepaald en aan die verplichting zullen wij voldoen. Dat na twee jaar zal worden geëvalueerd heb ik al toegezegd. Op de over de kwetsbaarheid van de stadsbouwmeester gemaakte opmerkingen zal collega Van Rhee ingaan. Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: Mijnheer de voorzitter. Ik zal ingaan op de opmerkingen die zijn gemaakt over de kwetsbaarheid van de stadsbouwmeester en het gevraagd en ongevraagd advies geven. Iedereen kan ons ongevraagd advies geven. Het college krijgt doorlopend ongevraagd advies en dat gebeurt ongetwijfeld bij de raad ook doorlopend. In dit voorstel gaat het om rollen, taken en verantwoordelijkheden. Ik kan het niet beter verwoorden dan de heer Van Gurp: wij gaan een stadsbouwmeester werven en het is goed vooraf duidelijk te maken wat voor werk de stadsbouwmeester zal gaan doen. Wij hebben een afdeling stadsontwikkeling en de gemeente Tiel heeft een uitstekende stedenbouwkundige. Het zou vreemd zijn als de stadsbouwmeester ongevraagd op de stoel van de stedenbouwkundige zou gaan zitten. De stedenbouwkundige bepaalt in eerste instantie de beeldkwaliteit en beziet hoe plannen er uitzien. Natuurlijk zal het normaal gesproken zo zijn dat de stedenbouwkundige de stadsbouwmeester verzoekt met hem mee te kijken en vraagt wat hij ervan vindt. Dat is iets anders dan ongevraagd advies geven, dat is gewoon collegiaal met elkaar omgaan. Het geven van ongevraagd advies is niet de taak van de stadsbouwmeester. Wij hebben daarvoor bewust gekozen, omdat wij anders een situatie kunnen krijgen waarin de stadsbouwmeester aan het begin van een ontwikkeling zegt hoe iets er zou moeten gaan uitzien en aan het einde zal toetsen of het plan er inderdaad uitziet zoals hij het had bedacht. In dat geval zou inderdaad sprake zijn van een slager die zijn eigen vlees keurt en bovendien verhoog je op die manier de kwetsbaarheid, omdat er dan maar één persoon is die aan de voorkant bepaalt wat fraai is en aan de achterkant toetst of dat inderdaad het geval is. De heer Van Oostrom: Die redenering is naar mijn mening te kort door de bocht. Volgens mij toetst de stadsbouwmeester aan de hand van een instrumentarium, namelijk het beeldkwaliteitsplan. Of de stadsbouwmeester een ontwikkeling wel of niet mooi vindt is niet belangrijk, de stadsbouwmeester zal toetsen aan de hand van de uitgangspunten die de raad zal vaststellen. Ik ben het ermee eens dat het belangrijk is dat wij dat op zorgvuldige wijze doen, omdat dat het instrumentarium is waarop de stadsbouwmeester zijn advies en zijn commentaar zal moeten baseren. Naar mijn mening is het niet de bedoeling dat de stadsbouwmeester aangeeft of hij iets wel of niet mooi vindt.
16 Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: De stadsbouwmeester zegt aan de voorkant dat iets wel of niet is zoals het zou moeten zijn en aan de achterkant toetst hij dat nog een keer. Over de kwetsbaarheid waarover opmerkingen zijn gemaakt wil ik nog het volgende zeggen. De heer Van Oostrom heeft zelf het voorbeeld van de Westluidense Poort gegeven. Ik wil erop wijzen dat wij duidelijke verantwoordelijkheden hebben. Wij hebben een afdeling stadsontwikkeling en een stedenbouwkundige, die de verantwoordelijkheid hebben na te gaan of plannen voldoen aan de stedenbouwkundige eisen die in Tiel worden gesteld. Aan het einde of ergens halverwege toetst de stadsbouwmeester of een plan aan de beeldkwaliteit voldoet. Het gaat erom dat wij de stadsbouwmeester die taak geven. De voorzitter: De heer Van Oosterom krijgt het woord voor een interruptie. De heer Van Oostrom: Ik moet denken aan de excursie naar de Westluidense Poort in mei. Iemand vroeg toen hoe de Westluidense Poort er zal gaan uitzien en of wij in de stad een persoon hebben die goed voor ogen heeft wat mogelijk is en wat in het kader van het historische karakter van de stad zal moeten gebeuren. Ik zou mij kunnen voorstellen dat het verstandig is dat een stadsbouwmeester in de beginfase van een ontwikkeling, zoals die van de Westluidense Poort, het gesprek aangaat over de uitstraling van zo’n project en checkt of wij wel op de goede weg zijn. Dat lijkt mij beter dan dat wij dat halverwege de rit doen, want dat kan ons dan heel veel geld kosten. De heer Melissen: De argumentatie van het college onderschrijf ik volledig, wij zouden moeten bekijken waarover wij het hebben. Het gaat om ongevraagd advies geven door de stadsbouwmeester waarmee wij iets aan moeten. Wellicht zouden wij het moeten omdraaien en moeten afspreken, dat het college de stadsbouwmeester om advies zal vragen. Dat betekent dat het college zal moeten nadenken over de projecten waarover het de stadsbouwmeester vragen zal stellen. Over belangrijke projecten, zoals het project Westluidense Poort, zal ongetwijfeld advies worden gevraagd. De raad, die regelmatig over projecten discussieert, zou het college kunnen meegeven dat het belangrijk is de stadsbouwmeester om advies te vragen. Uw eigen woorden gebruikend wil ik zeggen, dat de raad er zelf bij zit. Als wij de rol en de bevoegdheid waarvan sprake is hebben weggegeven, kunnen wij daarop niet meer sturen, maar wel kunnen wij ook ongevraagde adviezen krijgen over allerlei plannen waarvoor wij dat niet van belang vinden. In die gevallen zouden wij kunnen zeggen, dat de stadsbouwmeester eigenlijk op de verkeerde stoel zit. Ik ben ervoor de sturing bij de raad en het college te houden. Nogmaals: de raad zit er zelf bij en ik ga ervan uit dat de stadsbouwmeester op de juiste momenten om advies zal worden gevraagd. Wij worden tegenwoordig bij allerlei processen betrokken. Als de raad van mening is dat advies moet worden gevraagd in gevallen waarin het college dat niet heeft gedaan, is er nog tijd om daarover na te denken. Ik ben van mening dat de rollen en bevoegdheden dan helder zijn en de stadsbouwmeester een duidelijke taak en rol in het toetsingskader zal hebben. Omdat op die manier wordt voorkomen dat fricties zullen ontstaan over de inhoud van ongevraagde adviezen, pleit ik ervoor alles te laten zoals het is. De heer Van Oostrom: Ik heb het niet over de ongevraagde adviezen, ik heb bedoeld te zeggen dat van de kwaliteiten van de stadsbouwmeester verstandig gebruik moet worden gemaakt. Ik vind het verstandig en goed voor Tiel in de voorfase van grote projecten het advies van de stadsbouwmeester te vragen. Dat is wat ik bedoeld heb te zeggen. Met de heer Melissen ben ik het eens, dat wij dat op een bepaalde manier zullen moeten borgen. Laten wij gebruikmaken van de kennis die aanwezig is. De heer Van den Burg: Mijnheer de voorzitter. De wethouder begon hartstikke goed met zijn opmerkingen over de stadsbouwmeester, de stedenbouwkundige en de Westluidense Poort. Dat is een interessante casus. De stedenbouwkundige zegt dat daar gebouwd moet worden en geeft de kaders daarvoor aan, maar het lijkt mij dat de stadsbouwmeester daarbij heel goed ingeschakeld kan worden. Het pand dat er al staat en waaraan een aanbouw gerealiseerd zal worden, vertegenwoordigt een bepaalde periode en een stadsbouwmeester is natuurlijk goed thuis in stijlen en dergelijke. In feite ben ik overtuigd, laten wij maar gaan stemmen. De heer Zuidema: Er valt weer een kwartje, mijnheer de voorzitter. Dit is precies wat D66 geprobeerd heeft te vertellen. De stadsbouwmeester moet veel kennis hebben van de historische binnenstad, van stadsontwikkeling en van het nieuwe ontwerp dat wordt gerealiseerd en in de omgeving moet passen. Dat is nu precies hetgeen waarover wij zorgen hebben.
17 Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: Ik ben vanavond heel gelukkig met de VVD. Aan de woorden van de heer Melissen heb ik niets toe te voegen. De voorzitter: Dank u zeer. Wij zijn toe aan de tweede termijn van de raad. Ten behoeve van de besluitvorming wil ik u vragen uw standpunten helder aan te geven. Ten aanzien van besluit 10 – het gevraagd en ongevraagd advies - heb ik een aantal verschillen van mening beluisterd. Als u daarover een ander standpunt hebt, wil ik u vragen amendering van dat besluit te overwegen. Dat kan en als u daarvoor een schorsing nodig hebt kan dat natuurlijk ook. De heer Van Oostrom: Ik heb een procedurele vraag. Eén van mijn vragen is nog niet beantwoord. Wilt u dat ik die vraag in mijn tweede termijn herhaal of zal ik dat nu doen? De voorzitter: Welke vraag is niet beantwoord? De heer Van Oostrom: Mijn vraag over de communicatie tussen de stadsbouwmeester en de monumentencommissie. Het is belangrijk dat die twee samen optrekken en ik wil graag weten hoe de communicatie geborgd is. Wethouder Vermeulen: In mijn beleving zal de stadsbouwmeester deel uitmaken van de monumentencommissie. Wat de communicatie betreft zie ik daarom geen problemen. De heer Van Wijk: Onze vraag over het gevraagd en ongevraagd advies is duidelijk beantwoord. Ik heb geen behoefte aan een tweede termijn, wij zijn het eens met alle beslispunten. De heer Zuidema: Mijnheer de voorzitter. Het is u bekend dat wij geen voorstanders zijn van dit voorstel. Het tegendeel is het geval. Wij zijn er wel blij om dat fors over dit voorstel is gediscussieerd, blijkbaar vindt men dit een belangrijk onderwerp. Dat is ook onze mening, wij hebben het immers over Tiel in de toekomst. Gelukkig ligt de toekomst van Tiel ons allen na aan het hart. Het is echter duidelijk dat wij met de rest van de raad van mening verschillen. Wij kunnen ons niet vinden in de beslispunten. De heer Van den Burg: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn gematigd voor, dus voor. Ik heb nog twee opmerkingen over het gevraagd en ongevraagd advies. Een ongevraagd advies kan ook worden uitgebracht over een gebied als een welstandsvrije wijk. Ik hoop dat het mogelijk zal zijn dat de stadsbouwmeester daarover ongevraagd advies zal uitbrengen. Voorts wil ik naar voren brengen dat de situatie voor wat betreft de openbaarheid heel duidelijk zal moeten zijn. Er zal ook sprake zijn van een voorfase waarin mensen aan de stadsbouwmeester plannen zullen kunnen voorleggen voor de verbouw van hun huis of van wat dan ook. Het lijkt mij dat die voorfase niet openbaar moet zijn. Wij zullen duidelijk moeten aangeven welk deel van de besprekingen openbaar is en dat naar de burgers toe moeten communiceren. De heer Gradisen: Op de eerste negen beslispunten ben ik uitvoerig ingegaan. Ik heb gesproken over het naar voren brengen van de rol van de stadsbouwmeester en de 180.000 kwartjes, die rechtstreeks in de handen van de burgers vallen. Over beslispunt 10 heb ik nog niets gezegd. Het ongevraagd advies geven zal naar ons oordeel tot een wel erg vrije rol voor de stadsbouwmeester leiden. Het aantal van acht uren per week is naar onze mening al krap om alle aanvragen goed te kunnen behandelen en als wij daarnaast van de stadsbouwmeester verlangen dat hij ongevraagd adviezen zal geven, wordt de tijd nog krapper. Wat ons betreft handelen wij de zienswijze van Waardevol Tiel conform het voorstel van het college af. De heer Van Gurp: Wij kunnen instemmen met de voorliggende beslispunten, inclusief de bij beslispunt 10 door het college voorgestelde afhandeling. Wij moeten ons wel realiseren dat de raad nog veel te doen heeft. De besluitvorming over dit voorstel is een eerste stap en er zullen er nog vele volgen, waarbij wij zelf de vinger aan de pols zullen moeten houden. De heer Van Oostrom: Ik kan mij aansluiten bij de woorden van de vorige spreker. Wij zijn ook voor alle tien beslispunten en wij realiseren ons dat het beeldkwaliteitsplan een zware dobber zal worden.
18 Mevrouw Stoeten-Flach: Wij kunnen met alle tien beslispunten instemmen, maar wij doen dat wel onder de conditie dat naast de evaluatie ook een burgertevredenheidsonderzoek zal plaatsvinden. Het laatste is nog niet toegezegd. De heer Kooijman: ProTiel kon al instemmen met de beslispunten 1 tot en met 9. Het uitstekende antwoord van de heer Melissen, dat hij bijna namens wethouder Van Rhee-oud Ammerveld heeft gegeven, heeft ons ertoe gebracht ook met beslispunt 10 in te stemmen. De voorzitter: Dank u wel. In de tweede termijn is een drietal vragen gesteld: een tweetal vragen c.q. opmerkingen van de heer Van den Burg en de vraag van mevrouw Stoeten-Flach uit de eerste termijn, die nog niet is beantwoord. Wethouder Vermeulen: Ik heb al aangegeven dat de openbaarheid een wettelijke verplichting is waaraan wij zullen voldoen. Ik kijk de heer Van den Burg even aan omdat ik mij afvraag of hij dit aspect zo gedetailleerd wil zien geregeld. De heer Van den Burg: Nee, mijn opmerking was pragmatisch bedoeld. Als iemand een vraag aan de stadsbouwmeester wil stellen, is het natuurlijk ‘not done’ dat ik daarbij ga zitten. Is zo’n gesprek wel een vergadering of is dat gewoon een gesprek waarin het advies van de stadsbouwmeester wordt gevraagd? Ik ben van mening dat wij duidelijk moeten communiceren bij welke vergaderingen van de stadsbouwmeester burgers aanwezig kunnen zijn. Wethouder Vermeulen: Ik kan mij niet voorstellen dat van een vergadering kan worden gesproken als twee mensen bij elkaar komen en in zo’n geval sprake zou moeten zijn van openbaarheid. Het burgertevredenheidsonderzoek zal bij de evaluatie worden meegenomen. Dat kunnen wij toezeggen. De heer Van den Burg: Ik heb ook nog gezegd dat de stadsbouwmeester het college naar mijn mening ongevraagd advies moet kunnen geven over een gebied dat welstandsvrij is. Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: Iedereen mag het college ongevraagd advies geven. Wethouder Vermeulen: In die situatie kan ik mij dat voorstellen. De heer Melissen: Ik wil er bij interruptie op wijzen dat in een welstandsvrij gebied geen welstand is. In dat geval is er ook geen beeldkwaliteitsplan en geen toetsingskader en als er geen toetsingskader is, kan de stadsbouwmeester geen advies uitbrengen. Het enige advies dat hij kan uitbrengen is dat in zo’n gebied welstandsvrij gebouwd mag worden. Dat is namelijk wat de raad heeft vastgelegd. De voorzitter: Hiermee zijn wij aan het einde van de tweede termijn gekomen. Wij gaan nu over tot besluitvorming over dit voorstel. Ik zal niet alle beslispunten voorlezen, maar wil wel voor de helderheid herhalen dat uit het kader beslispunt 1 en een aantal andere besluiten volgen: het besluit waarin de beslispunten 2, 4, 6 zijn vervat, het besluit waarin beslispunt 3 is vervat, het besluit waarin beslispunt 5 is vervat, het besluit waarin beslispunt 8 is vervat, het besluit waarin beslispunt 9 is vervat en het besluit waarin beslispunt 10 is vervat. Zo hebt u het hele scala compleet. Is er behoefte aan stemming of is het voldoende vast te stellen dat de fractie van D66 geacht wenst te worden te hebben tegengestemd? Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten, onder aantekening dat de fractie van D66 geacht wenst te worden te hebben tegengestemd. De voorzitter: Ik stel voor de vergadering kort te schorsen – dat schijnt in deze raad een goed gebruik te zijn -, zodat wij een kopje kunnen drinken en de voorzitter zijn bloedsomloop weer op orde kan brengen. De vergadering zal over vijf minuten worden hervat. De vergadering is geschorst. Schorsing. De voorzitter: De vergadering is heropend.
19 7.
Re-integratiebeleid Wwb – aanbevelingen Rekenkamer Tiel
De heer De Wild: Mijnheer de voorzitter. Bij de vorige agendapunten ging het over bomen en stenen, dit agendapunt gaat nu eens werkelijk over mensen. Ik doel op de inhoud van het beleid en de resultaten daarvan. Afgelopen maandag is dit agendapunt lange tijd onderwerp van gesprek geweest, ik zal het nu zo kort mogelijk houden. Zoals door onze vertegenwoordigers in de commissie samenleving is verwoord, gaat ProTiel op hoofdlijnen met deze beslispunten akkoord, de wethouder kan wat ons betreft verder. Wij willen nog wel enkele opmerkingen maken met het verzoek die mee te nemen in het vervolgproces. Wij verzoeken u, als men tijdens de uitwerking van de beslispunten door de organisatie knelpunten tegenkomt, de raad daarover tijdig te informeren. Wij hebben te doen met mensen in onze samenleving die het niet gemakkelijk hebben. Ook voor deze mensen zijn wij als volksvertegenwoordigers verantwoordelijk, wij moeten ervoor zorgdragen dat ook deze mensen op een goede wijze aan de samenleving kunnen meedoen. Als deze mensen re-integreren, zullen zij ook in de samenleving kunnen participeren. Dat is belangrijk om de sociale cohesie in de samenleving steviger te maken. Mevrouw Stoeten-Flach: Mijnheer de voorzitter. Ik ben er blij om dat u mij niet, zoals de vorige voorzitter, vergeet. Het is duidelijk dat de keuzes die wij moeten maken pijn doen, wij willen dit gezegd hebben. maar dit zijn keuzes waar wij niet omheen kunnen. Wij kunnen de door ons gemaakte keuzes en de genoemde argumenten accepteren. Wij willen opmerken dat wij het computerprogramma Dariuz een belangrijk instrument vinden, omdat wij de mensen aan de voorkant goed moeten kennen om hen goed te kunnen helpen. Als wij de mensen pas later leren kennen, zullen wij veel meer geld moeten spenderen om intensief aan de voorkant te kunnen gaan werken. Misschien kan dit instrument ook ingezet worden om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen. Werkgevers moeten ook leren anders naar de mensen, naar het aanbod, te kijken. Dat de 50-plussers minder prioriteit krijgen betekent niet dat zij geen aandacht krijgen. Wij blijven bang voor kapitaalvernietiging. Als wij nu niet in 50-plussers investeren en wij 50-plussers later wel willen laten participeren omdat wij hen hard nodig hebben, zal dat dan niet meer kosten? Wij vragen ons hierbij af of de regie over de voor deze mensen te maken plannen bij henzelf ligt, zoals wordt voorgesteld bij het Werkcentrum, op pagina 4. Wij vinden het belangrijk dat mensen ook bij andere plannen eigenaar zijn van hun eigen participatie. Zorg is er voor de harde kern, het granieten bestand. Er wordt doorverwezen naar het vrijwilligerswerk, de Wmo, maar dan praten wij eigenlijk over een andere tak van sport. Wij willen graag zien hoe dit concreet vorm zal krijgen. Een zorgpunt is altijd de integraliteit van het beleid, het is belangrijk dat wij over de schotten heen kijken. Zal dat aspect goed vorm krijgen? Er zal veel besluitvorming in de regio plaatsvinden, de programmaraden gaan hiermee aan de slag. Hoeveel grip houden wij hierop of verzanden deze mensen ergens in een grijs gebied? Wij missen de preventie op schooluitval, die in die zin doorwerkt dat mensen later niet zullen behoeven te re-integreren. De ambitie kinderen die in een achterstandssituatie opgroeien een beter toekomstperspectief te bieden vinden wij heel mooi. Wij doen dat door ouders met kinderen voorrang te geven als positief voorbeeld voor hun kinderen. Bij aanbeveling 6 van de Rekenkamer staat onder punt 2 het voorstel het onderzoek uit te breiden naar uitgestroomde cliënten om te zien in welke mate de uitstroom duurzaam is. Tot op heden hebben wij daarop geen antwoord gekregen. Wij vinden het raadzaam dit onderzoek te doen. Misschien is dit niet gemakkelijk te meten, maar zorg er in ieder geval voor dat iemand die terugkomt in het bestand bij wijze van spreken hetzelfde nummer meekrijgt. Ik herhaal dat de te maken keuzes moeilijk zijn, omdat wij het over mensen en niet over stenen hebben en omdat wij door de te maken keuzes mensen raken die wij niet willen raken. Daarom zijn wij gelukkig met de meetbare doelen die zijn gesteld en de mogelijkheid het beleid in 2013 bij te stellen. Wij verwachten daarvan echter niet veel positiefs, omdat de vanuit het rijk op ons af komende ontwikkelingen waarschijnlijk alleen negatief kunnen uitwerken. Wij zien uit naar wat wij nog kunnen bijstellen. Mevrouw Son-Stolk: Mijnheer de voorzitter. De Wet werken en bijstand blijft ook voor het CDA een onderwerp dat alle aandacht verdient. In dat kader worden immers beslissingen genomen die direct invloed hebben op mensen en gezinnen. De voorgaande sprekers hebben dat ook verwoord. Deze
20 beslissingen dienen naar de mening van het CDA weloverwogen en zeer zorgvuldig te worden genomen. Dit stuk onderstreept nogmaals duidelijk de moeilijke taak waarvoor de gemeente staat en geeft kort en bondig de pijn en de aandachtspunten weer. De participatieladder is in dit stuk de rode draad voor de re-integratieaanpak. De participatieladder kan op persoonsniveau de ontwikkeling van cliënten weergeven en een goed beeld geven van het arbeidspotentieel. Het CDA heeft een vraag over de mensen die onderaan de ladder terechtkomen. Hoe ziet het vangnet voor deze mensen eruit? Zijn er voldoende mogelijkheden om ook deze mensen niet in de kou te laten staan? Het CDA is zeer te spreken over het feit dat een groot aantal aanbevelingen van de Rekenkamer is meegenomen. Ook zijn wij heel blij gestemd over de samenwerking binnen de regio vanuit de programmaraad participatie. Samen krachten bundelen en elkaar versterken om zo beter en efficiënter te werken is een prima initiatief. Het CDA begrijpt dat deze beleidsnota naar aanleiding van de uitkomst per 2012 en het verwachte nieuwe stelsel in 2013 vanuit de Wet werken naar vermogen tussentijds aangepast zal moeten worden. Het CDA ondersteunt deze nota en is van mening dat deze beleidsnota de komende twee jaar richting zal kunnen geven aan het uitvoeren van het beleid. De heer Addou: Mijnheer de voorzitter. Het in dit stuk beschreven beleidskader is bedoeld voor de periode 2012-2015 met mogelijk een knip na de Wet werken naar vermogen, die in 2013 op ons zal afkomen. Ik ben er blij om dat de doelstellingen en resultaten in deze nota smart zijn geformuleerd. U geeft bijvoorbeeld aan dat u het aantal uitkeringsgerechtigden jaarlijks met 20 wilt verminderen en u hebt hiervoor een methodiek ontwikkeld, de zogenaamde participatieladder. In dit stuk zijn de aanbevelingen van de Rekenkamer uitgewerkt. Op pagina 13 van de nota maakt u in de tabel een klassenverdeling, wat in de opvatting van de VVD-fractie discriminerend kan zijn en tot discriminatie op grond van leeftijd kan leiden. Het gaat erom dat mensen aan werk worden geholpen. De VVD-fractie wil graag binnen een jaar inzicht hebben in de effecten van deze aanpak. Als de toegezegde effecten dan niet bereikt zullen zijn, wil de VVD-fractie de gemaakte beleidskeuzes, de klassenindeling en daarmee ook het re-integratiebeleid opnieuw bekijken. De VVD-fractie zien dit voorstel als een stap in de goede richting. Mevrouw Metiary: Mijnheer de voorzitter. Laat ik beginnen met het doen van de uitspraak dat het kabinet bezuinigingen wil doorvoeren waarmee de PvdA het totaal niet eens is, maar waarop wij als gemeente helaas moeten anticiperen. Die bezuinigingen hebben tot gevolg dat nu een keiharde nota voor ons ligt en wij keuzes moeten maken tussen investeren in gemotiveerde mensen en niet gemotiveerde mensen, klanten jonger of ouder dan vijftig jaar, volwassenen met kinderen, alleenstaanden et cetera. Met de spreker van de VVD ben ik het eens dat de gemaakte keuzes discriminerend kunnen overkomen, waarmee ook wij moeite hebben, maar omdat in 2015 nog maar 27% van het huidige re-integratiebudget over zal zijn, zijn wij gedwongen deze keuzes te maken. Wij hopen dat het schema als een indicatie zal worden beschouwd, daarmee soepel zal worden omgegaan en cliënten niet langs een meetlat zullen worden gelegd. Wij maken ons wel zorgen. Bij de door de heer Rijnberg in de commissie samenleving gegeven presentatie werd het Werkcentrum, dat niet in de huidige vorm zal worden voortgezet, in verband gebracht met het aanbod voor minder gemotiveerde klanten inclusief handhavende maatregelen. Onze vraag is of dit blijft bestaan dan wel zal veranderen en hoe dit, als het verandert, zal worden opgepakt. Als niet in je wordt geïnvesteerd, hoe kom je dan in een programma terecht waarin wel in je geïnvesteerd wordt? De voorzitter: Kunt u uw vraag ten behoeve van de wethouder herhalen? Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: U ging erg snel! Mevrouw Metiary: Doelt u op mijn vraag over het Werkcentrum? De heer Rijnberg heeft in de commissie samenleving een presentatie gehouden waarbij het Werkcentrum in verband werd gebracht met een aanbod voor niet gemotiveerde klanten. Wij weten dat het Werkcentrum niet in de huidige vorm zal worden voortgezet. Zullen er wel mogelijkheden zijn voor niet gemotiveerde klanten of zal dit anders worden opgepakt? In de stukken staat dat niemand zal worden vergeten omdat in relatie tot ander beleid iets aan cliënten zal kunnen worden aangeboden, op welke manier dan ook. De ChristenUnie noemde dat zojuist ook, dat kan bijvoorbeeld een aanbod zijn in zorg of welzijn. Wij kijken hierbij naar het Wmo-budget.
21 Wij maken ons daarover zorgen, omdat ook dat budget is aangescherpt en wij vragen ons af of wij daarop grip hebben. De groep die aan de onderkant terechtkomt willen wij niet verliezen, het CDA heeft daarover ook een opmerking gemaakt. Wij maken ons hierover ook zorgen en die zorgen blijven. Ik wil mijn betoog positief afsluiten, in de commissie heb ik ook positieve punten genoemd. Wij zijn tevreden over de verwerking van de aanbevelingen van de Rekenkamer in deze nota. Als voorbeeld noem ik het rapporteren binnen de beleidscyclus en de heldere criteria die bij het inkopen van instrumenten worden genoemd. Het is ook goed te horen dat op regionaal niveau hard aan het regionaal werkaanbod wordt gewerkt. De programmaraad is daarmee bezig en er is een regionaal sociaal akkoord getekend. Gisteren heb ik in de raadswerkgroep Wet werken naar vermogen begrepen dat er nog onduidelijkheid is over de afspraken met betrekking tot de werkgeversbenadering. Wie zal wat gaan doen? Wij hopen dat daarover snel helderheid zal kunnen worden gegeven en het regionaal sociaal akkoord niet alleen een papiertje zal blijken te zijn. Het arbeidsmarktbeleid zal in de toekomst op de werkgevers leunen en wij vinden het erg belangrijk, dat daarmee op een goede manier zal worden omgegaan. Zojuist kreeg ik een doelenboom in mijn handen gedrukt. Het is een concept-doelenboom die nog niet helemaal af is, maar ik ben nu al tevreden. De heer Van den Burg: Mijnheer de voorzitter. De PvdB maakt zich ook zorgen, maar desalniettemin stemmen wij in met deze ontzettend harde nota, waarin keuzes worden gemaakt. In de commissie hebben wij uitvoerig over deze nota gediscussieerd, die discussie wil ik nu niet herhalen, maar er zijn twee punten die ik in deze vergadering aan de orde wil stellen. Evenals mevrouw Stolk wil ik aandacht vragen voor de onderkant. Ik hoop dat deze mensen niet uit beeld zullen verdwijnen en voor hen in de toekomst wel degelijk iets zal kunnen worden gedaan, zodat de situatie waarin deze mensen verkeren in positieve zin vorm zal kunnen worden gegeven, niet alleen in de vorm van vrijwilligerswerk maar ook op andere gebieden. Op deze mensen wordt sterk bezuinigd, niet alleen in deze nota maar ook maatschappelijk. De leeftijd is voor ons een principieel punt, zeker nu de pensioengerechtigde leeftijd wordt verhoogd. Ik ben 52 jaar en maak ook deel uit van de doelgroep die min of meer wordt afgeschreven. Ik vraag mij af of wij dit wel kunnen zeggen. Ik ben ervoor dat ook voor de 50-plussers iets wordt gedaan, omdat dit een zeer kwetsbare groep aan het worden is. De heer Zuidema: Mijnheer de voorzitter. Ook D66 vindt dit een heldere nota, zeker voor een nota waarin een eerste beleidsrichting is aangegeven. Ik wil nog wel een aantal opmerkingen maken. Evenals mevrouw Metiary hebben wij zorgen over de voortzetting van de taken van het Werkcentrum, dat zal worden opgeheven. Wij zijn benieuwd hoe dat zal worden uitgewerkt. In het stuk wordt gesteld dat tegenover een uitkering een fundamentele tegenprestatie mag staan in de vorm van scholing, werk of vrijwilligerswerk. Hoe gaan wij dat doen? Hoe strikt zal tegen de cliënten worden gezegd: ‘eerst werk, dan uitkering.’ Naar onze mening is dit in de nota onvoldoende uitgewerkt. Ik begrijp de zorg over een grote groep mensen die tussen wal en schip dreigen te vallen, natuurlijk moet er aandacht zijn voor deze mensen. Dat is in Tiel een sterk punt, tot nu toe hebben wij daarvoor een uitstekend beleid. Wij moeten helaas scherpe keuzes maken, maar het aspect handhaving en het stukje waarin wordt geanticipeerd op het leveren van een tegenprestatie door degenen die recht hebben op een uitkering zijn naar ons oordeel matig uitgewerkt. Op dat gebied is er expertise in het land, de gemeenten Rotterdam en Alkmaar hebben daarmee veel ervaring. Het bijstandsvolume zal hoe dan ook naar beneden moeten, dat is een belangrijke opgave en daarvoor zijn best creatieve oplossingen te bedenken. Mevrouw Metiary gaf zojuist aan dat de werkgroep Wet werken naar vermogen daarover aan het nadenken is. Het gaat hierbij om een immens ingewikkelde en zeer brede opgave. Deze nota vinden wij prima als een eerste aanzet, maar zoals gezegd mag de formulering van ons op een aantal punten wel wat scherper. Mevrouw Özünal: In de commissie samenleving sprak bijna niemand zorg uit over de voorliggende nota. Dat dit nu wel is gebeurd valt mij heel erg mee. Ik ben daar erg blij om. Mevrouw Son-Stolk: Ik wil mevrouw Özünal corrigeren. Vrijwel de gehele commissie samenleving heeft bij de behandeling van dit discussiepunt haar zorgen uitgesproken. Dat mevrouw Özünal de discussie in de commissie anders heeft geïnterpreteerd vind ik vreemd. Wij hebben in de commissievergadering wel degelijk onze zorgen uitgesproken.
22 Mevrouw Özünal: In elk geval heb ik nu geconstateerd dat jullie heel erg bezorgd zijn en daar ben ik blij om. In de commissie samenleving is de bezorgdheid van de andere fracties mij absoluut niet opgevallen en ik vind het fijn, dat ook de andere fracties nu hun bezorgdheid hebben uitgesproken. Gezien de bezuinigingen moeten wij keuzes maken, dat kan niet anders. De door de Rekenkamer gedane aanbevelingen vinden wij voldoende terug in het beleid, maar GroenLinks heeft wel bedenkingen bij de keuzes waarover wij nu moeten beslissen. Wij maken ons sterk voor de kwetsbaren in onze samenleving, die door de huidige crisis onevenredig hard worden getroffen. Zij krijgen de rekening, maar zien weinig of niets van de opbrengst terug. De forse vermindering van het re-integratieen participatiebudget is hiervan een voorbeeld. GroenLinks vreest het ontstaan van een groep mensen, die structureel buiten de maatschappij zullen blijven staan, de granieten groep. Deelt het college onze zorg hierover? In de commissievergadering hebben wij gevraagd of duidelijk is welke effecten het niet langer investeren in het onderste deel van de participatieladder zal hebben. Het antwoord op die vraag was ons niet helemaal duidelijk. De heer De Wild: Doelde u een paar zinnen terug op de mogelijkheid dat wij weer een tweedeling in de samenleving zullen krijgen? Mevrouw Özünal: Ja. De heer De Wild: Dat zegt u hardop? Mevrouw Özünal: Ja. De heer De Wild: Ik ondersteun dat, maar ik wilde dit woord gebruiken opdat de mensen weten wat wordt bedoeld. Mevrouw Özünal: Zeker weten. Wij maken ons zorgen over het feit dat de mensen aan de onderkant van de participatieladder buiten de maatschappij worden gezet. Zoals gezegd is de vraag die wij daarover in de commissievergadering hebben gesteld onvoldoende duidelijk beantwoord. Wij willen graag weten wat precies het effect zal zijn. Hoeveel mensen worden door deze beslissing geraakt, hoe worden zij geraakt en welke gevolgen zal dat hebben voor deze mensen zelf en voor Tiel? Mevrouw Son-Stolk: Het statement van mevrouw Özünal, dat mensen buiten de maatschappij worden gekukeld, vind ik erg hard. Wij praten over mensen onderaan de participatieladder. In antwoord op de vraag of er voor deze mensen voldoende vangnetten zijn, is in de commissie aangegeven dat die er wel degelijk zijn. De stelling dat deze mensen buiten de maatschappij worden gekukeld vind ik dan ook boud en kort door de bocht. Mevrouw Özünal: Over het vangnet waarop u doelt en waarop ik zo dadelijk zal ingaan, hebben wij vragen. Wij zijn van mening dat mensen buiten de maatschappij worden gezet. De door de PvdA en de VVD genoemde discriminatie is hier niet aan de orde, maar van discriminatie is wel degelijk sprake. Deze mensen worden gewoon weggezet en niet meer geholpen. De wethouder heeft in de commissie aangegeven dat voor deze groep onder andere in de Wmo naar middelen zal worden gezocht. Is de wethouder van mening dat de Wmo en alle andere voorzieningen voldoende mogelijkheden bieden voor degenen die naast het participatiebudget grijpen? Is er inzicht in de indirecte kosten van dit beleid, die worden veroorzaakt door een groter beroep op de gezondheidszorg en hulpverleners? Wij durven over dit onderwerp nog niet voor de komende vier jaar te beslissen, omdat de effecten nog niet duidelijk zijn. Wij moeten ook beseffen dat verschillende bezuinigingen en wetswijzigingen vanuit de Tweede Kamer op komst zijn. In dat licht bezien vragen wij ons af hoe haalbaar deze nota voor de komende vier jaar zal zijn. Wij denken hierbij aan samenvoeging van de WWB en de WIJ, die per 1 januari in gang is gezet. Deze wijziging is gericht op de bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van de uitkeringsgerechtigde. Oftewel: wij stapelen de eigen verantwoordelijkheden van de mensen alleen maar op en dit is pas één van de eerste wijzigingen van de vele wijzigingen die in de komende jaren zullen volgen. GroenLinks stelt voor het beslispunt aan te passen en het re-integratiebeleid in plaats van voor de komende vier jaar alleen voor het jaar 2012 vast te stellen, een evaluatiemoment in te bouwen en het beleid na evaluatie opnieuw te bespreken of te agenderen. Zo zal de raad de regie houden en zal het college kunnen aantonen dat de in het stuk vermelde doelstellingen haalbaar zijn. Wij hopen
23 in de tussentijd de nadere uitwerking te zien van de verschillende onderdelen, waarvan in de inleiding van de nota melding wordt gemaakt. Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: Mijnheer de voorzitter. Ik zal beginnen met een reactie op de inbreng van GroenLinks, maar ik wil allereerst ingaan op de reden waarom deze nota nu voor ons ligt. De raad heeft de Rekenkamer een onderzoek laten doen naar het re-integratiebeleid van de gemeente Tiel. Uit dat onderzoek zijn aanbevelingen voortgekomen en de raad heeft het college gevraagd de aanbevelingen in een nota uit te werken. Die nota ligt nu voor ons. Ik wil erop wijzen dat de Wet werken naar vermogen is afgekondigd, die met ingang van 1 januari 2013 in werking zal treden. Voordat wij deze nota aan de raad presenteerden, hebben wij aan de raad voorgelegd dat wij een afweging hebben gemaakt tussen wachten tot 2013 en meteen de aanbevelingen van de Rekenkamer verwerken en het maken van een nota Re-integratiebeleid met smart geformuleerde doelstellingen, die onmiddellijk uitvoerbaar is. Wij hebben voor het maken van de nota gekozen. Daarbij moet ik erop wijzen dat in de nota aannames zitten, omdat niemand kan voorspellen hoe het in het komend jaar zal gaan met de ontwikkelingen op het gebied van de werkgelegenheid en hoeveel werklozen en bijstandsgerechtigden erbij zullen komen. Wij hebben deze nota zodanig opgesteld, dat wij er in 2012 mee aan de slag kunnen gaan. Wij kunnen meteen een aantal instrumenten inzetten, die ook heel goed bruikbaar zullen zijn in 2013 als de Wet werken naar vermogen in werking zal zijn getreden. Als voorbeelden noem ik Dariuz en de participatieladder. Mijn voorstel is met de invoering daarvan niet tot 2013 te wachten. Het idee het effect van de nota na een jaar te evalueren… Mevrouw Özünal: Wij hebben niet gezegd dat wij met het invoeren van dit beleid zouden moeten wachten. Ons voorstel is dit beleid voor voorlopig een jaar in te voeren en de effecten daarvan na afloop van dat jaar te evalueren. Aan de hand van de uitkomsten van de evaluatie zullen wij het beleid wellicht kunnen aanpassen en aangepast kunnen voortzetten. Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: Volgens mij verschillen wij niet van mening, het is maar net hoe je het noemt. Mijn voorstel zou zijn de nota voor een periode van vier jaar vast te stellen en over een jaar de effecten te evalueren. De nota zal over een jaar sowieso aangepast moeten worden, omdat dan de Wet werken naar vermogen in werking zal treden en het de vraag is of hetgeen in de nota staat dan nog mogelijk zal zijn. Ik hoor zo dadelijk wel of de raad de nota nu voor één jaar en het volgend jaar een nieuwe nota wil vaststellen. Zoals gezegd is mijn voorstel de nota voor vier jaar vast te stellen en over een jaar de effecten te evalueren. Door diverse fracties zijn opmerkingen gemaakt over inzet op leeftijd en keuzes die moeten worden gemaakt. De voorgestelde keuzes zullen er inderdaad toe leiden dat minder mensen zullen worden geholpen bij het krijgen van een plaats op de arbeidsmarkt. Dat is heel hard, maar omdat de uitkeringen de gemeente veel geld kosten, zullen wij ervoor moeten zorgen dat zo weinig mogelijk mensen een bijstandsuitkering krijgen. Wij zullen er dus voor moeten zorgen dat zoveel mogelijk mensen aan het werk gaan en wij kunnen dat het beste doen door te beginnen met de mensen die het snelst werk kunnen vinden. Dat zijn mensen die de juiste leeftijd hebben, gezond zijn en een goede opleiding en werkervaring hebben. Dat is de gemakkelijkste groep, maar tegelijkertijd is dat de groep waaraan wij het minste geld kwijt zijn en de beschikbare middelen zijn nu eenmaal beperkt. Wij kunnen ook kiezen voor het naar de arbeidsmarkt bemiddelen van mensen die een grote achterstand hebben, mensen die bijscholing nodig hebben, psychische problemen hebben of door hun leeftijd minder gemakkelijk plaatsbaar zijn. Wij kunnen ervoor kiezen in deze mensen te investeren, maar dat zal betekenen dat wij minder mensen naar de arbeidsmarkt zullen kunnen leiden en meer mensen in de bijstand terecht zullen komen. Zo hard is het. D66 heeft aangegeven dat de nota op een aantal punten scherper zou kunnen zijn geformuleerd. Ik wil D66 erop wijzen dat het beleid veel scherper zal worden. Daarover deel ik de zorg van GroenLinks. De oorzaak daarvan is echter niet het re-integratiebeleid, maar de nieuwe Wet Werk en Bijstand, in het kader waarvan een tegenprestatie wordt gevraagd. Deze nota gaat over de wijze waarop wij de middelen willen inzetten die wij krijgen om mensen weer aan werk te helpen, maar uiteraard gelden daarbij ook sancties. In de Wet werk en bijstand is bepaald dat een tegenprestatie wordt verlangd van iedereen die een uitkering krijgt en voorts worden wachttijden ingevoerd voordat mensen een uitkering krijgen. Mensen moeten bijvoorbeeld eerst maar eens een maand solliciteren voordat hun aanvraag in behandeling wordt genomen. In de nieuwe wet zitten behoorlijk wat maatregelen die heel vervelend zijn voor de mensen aan de onderkant van de samenleving. Ik weet dat ik niet altijd de goede toon hanteer, ik schiet vaak in de verdediging als ik mensen hoor zeggen dat het wel wat scherper mag. Dat geeft mij namelijk het gevoel dat wordt gedacht dat men-
24 sen voor een bijstandsuitkering kiezen. Mensen kiezen er niet voor werkloos te zijn, mensen kiezen er ook niet voor van een bijstandsuitkering te moeten leven en niet iedereen krijgt een bijstandsuitkering. Je moet daarvoor nogal wat doen: 40 tot 60% van de aanvragen wordt afgewezen. Het is niet zo dat wij iemand een bezem geven en zeggen ‘ga maar aan de slag’. Er zijn bijvoorbeeld mensen die een bijstandsuitkering krijgen omdat zij een winkel hebben die onvoldoende inkomen oplevert. Nogmaals, het voelt naar als wordt gezegd dat het beleid wel wat scherper mag, maar tegelijkertijd weet ik dat wij streng moeten zijn omdat de middelen beperkt zijn. Het is ook terecht dat wij streng zijn. Wij moeten voorzichtig zijn met de besteding van overheidsgeld en moeten ervoor zorgen, dat het geld van de overheid terechtkomt bij de mensen bij wie het terecht behoort te komen. Dat wilde ik even kwijt. Het voorliggende beleid is re-integratiebeleid en geen inkomensbeleid. Om die reden staat in deze nota niet hoe wij met schoolverlaters zullen omgaan. Schoolverlaters re-integreren nog niet, schoolverlaters worden wel naar de arbeidsmarkt geleid, maar dat is geen re-integratiebeleid. Het reintegratiebeleid richt zich op mensen die terugkomen naar de arbeidsmarkt. De heer De Wild zeg ik toe dat wij knelpunten waar wij bij de uitwerking van dit beleid tegenaan zullen lopen natuurlijk bijtijds aan de raad zullen melden. In het arbeidsmarktbeleid, dat met dit beleid samenhangt, zal in de komende tijd zoveel ontwikkeling zitten en daarover zal zoveel te melden zijn, dat ik voortdurend zoek naar een manier om de raad daarover geïnformeerd te houden. Via de mensen die bij Lander zitten lukt dat gemakkelijker, maar er zijn ook meerdere beeldvormingsavonden en themavonden geweest en de heer Rijnberg staat hier regelmatig op de stoep om de raad te vertellen welke stappen wij nu weer hebben gezet. Overigens ben ik er trots op dat wij zo vaak iets hebben te melden, omdat het arbeidsmarktbeleid regionaal goed wordt opgepakt. In de regio, onder de ambtenaren en onder de bestuurders, is er een groot draagvlak voor de wens regionaal met re-integratiebeleid aan de slag te gaan. Dat betekent echter wel dat sommige dingen wat langzamer gaan. Als voorbeeld noem ik de werkgeversbenadering, die nog niet duidelijk is. In het verleden ging iemand van de Sociale Dienst de werkgevers langs met de vraag of zij een baan hadden voor mensen uit de kaartenbak, het ROC en Lander deden hetzelfde en dat gebeurde per gemeente. Nu wordt regionaal bekeken hoe wij de handen in elkaar kunnen slaan en ervoor kunnen zorgen dat de werkgevers op één manier namens alle betrokken partijen worden benaderd, zodat Jantje uit Culemborg en Pietje uit Zaltbommel niet in één week bij de werkgevers op de stoep staan. Wij zullen de benadering van werkgevers coördineren en met elkaar aanpakken, waardoor ook uitwisseling mogelijk zal zijn. Het is goed mogelijk dat iemand uit Tiel in Culemborg terecht kan en omgekeerd, wij gaan over de gemeentegrenzen heen kijken. Dat brengt mij bij het Werkcentrum, omdat Culemborg ook een soort Werkcentrum heeft dacht ik daaraan. De raad heeft de evaluatie van het Werkcentrum gezien. Omdat uit de evaluatie is gebleken dat het Werkcentrum een heel duur instrument is, hebben wij besloten het Werkcentrum niet voort te zetten. Voor de mensen die een plaats in het Werkcentrum hadden, is bij Lander een tijdelijke oplossing gevonden. In het Werkcentrum zaten overigens veel mensen die wel degelijk gemotiveerd waren, maar het Werkcentrum was ook een mooi middel voor de groep die niet gemotiveerd is. Wij hebben afgesproken dat wij de goede dingen van het Werkcentrum willen behouden en zullen bekijken hoe wij de goede dingen op een andere manier kunnen onderbrengen. Het idee is een en ander bij Lander onder te brengen, niet in de vorm van een Werkcentrum maar breder. Wij hopen daarover begin april afspraken te kunnen maken, die tot een goede vervanging zullen leiden. Voorts zijn opmerkingen gemaakt over de Wmo en de koppeling van de Wmo aan de mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Ik herhaal dat wij op dit moment met aannames moeten werken, omdat veel dingen nieuw zijn. Het streven is erop gericht iedereen aan de samenleving te laten deelnemen, bij voorkeur op eigen kracht en door betaald werk. Voor de mensen voor wie dat niet lukt, is er betaald werk met een ruggensteuntje en in gevallen waarin dat ook niet of nog niet lukt, zal worden bekeken of mensen vrijwilligerswerk kunnen doen of voor hen op een andere manier een zinvolle dagbesteding kan worden gevonden. Omdat de middelen voor re-integratie ver teruggaan en wij daarvan weinig zullen overhouden bekijken wij ook of het mogelijk is in dit kader Wmomiddelen in te zetten. We kunnen ons voorstellen dat een mantelzorger heel zinnig vrijwilligerswerk verricht en tegelijkertijd iets doet voor iemand die zorg nodig heeft. Het mes snijdt dan aan twee kanten, iedere bedreiging is ook een kans. Het feit dat de middelen afnemen geeft ons de kans kritisch te kijken naar de wijze waarop wij de middelen zo efficiënt mogelijk kunnen inzetten. Eigenlijk is het heel logisch een bundeling te maken van de Wmo-middelen voor mensen die vrijwilligerswerk kunnen doen en voor arbeidsmarktbeleid en re-integratiebeleid, waarbij wij mensen via vrijwilligerswerk kunnen helpen een plek op de arbeidsmarkt te vinden. Of dat gaat lukken… De heer De Wild: De wethouder heeft in de commissievergadering ook over de Wmo gesproken. Op dat moment vroeg ik mij af of wij de mensen aan de onderkant van de participatieladder via de Wmo
25 gaan doorsluizen. Ik weet niet of ‘doorsluizen’ het goede woord is, maar de wethouder zal begrijpen wat ik bedoel. Is dat wel mogelijk? Toen ik naar huis fietste heb ik bedacht dat het wellicht ook mogelijk is de AWBZ hierbij te betrekken, ik weet haast wel zeker dat dat ook kan. De wethouder heeft het over mantelzorgers die door het CIZ worden geïndiceerd. Wij gaan toe naar hulpverlening door mantelzorgers, omdat dat veel goedkoper is. De staatssecretaris is daarmee druk bezig. Ter aanvulling – en niet als kritiek – wil ik opmerken dat wij de AWBZ ook bij dit beleid zouden moeten betrekken. Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: Dank u wel voor deze aanvulling, misschien zijn er nog wel meer potjes waarnaar wij kunnen kijken. In elk geval is duidelijk dat wij creatief zullen moeten zijn, omdat het participatiebudget niet toereikend is. Wij zullen andere bronnen moeten aanboren. De heer De Wild: Als deze kosten uit de AWBZ worden betaald moet minister De Jager dokken en anders zal de heer Verspuij moeten dokken. Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: Wij hebben liever dat minister De Jager moet dokken! Mevrouw Stoeten heeft een opmerking gemaakt over het meten van de duurzame uitstroom. Volgens mij staat in de beantwoording, dat het de bedoeling is de enquête zodanig op te stellen dat ook duurzame uitstroom zal worden gemeten. Dat brengt mij bij het vangnet voor de onderkant van de participatieladder. In dat kader zullen wij de raakvlakken met de Wmo zoeken. Daarbij wil ik opmerken dat de participatieladder een mooi middel is om te bepalen waar mensen staan en wat zij nodig hebben om aan het werk te kunnen gaan, waaraan ik wil toevoegen dat het de bedoeling is dat alle mensen klimmen. Het uiteindelijke doel is dat iedereen naar werk wordt doorgeleid, met dien verstande dat wij ons beperkte budget optimaal zullen inzetten voor mensen die zo dicht mogelijk bij de arbeidsmarkt staan. Daardoor zal de instroom in de bijstand beperkt blijven en zullen wij een optimaal rendement van het participatiebudget hebben. Ik meen hiermee alle vragen te hebben beantwoord. De voorzitter: Dank u wel. Als dat niet het geval is, horen wij dat in de tweede termijn. Bij de griffier is enige verwarring ontstaan over de door mevrouw Metiary genoemde doelenboom, die wij hebben zien rondgaan. Ik wil erop wijzen dat de doelenboom geen onderdeel uitmaakt van de stukken die ter beraadslaging en besluitvorming voor ons liggen. Mevrouw Metiary: Ik kan de griffier helpen, mijnheer de voorzitter. Omdat ik in de commissie om een doelenboom heb gevraagd, heb ik in de schorsing van het ambtelijk apparaat een conceptdoelenboom gekregen. Men wilde mij alleen maar blij maken! De voorzitter: Dat is natuurlijk altijd goed. Wij zijn toe aan de tweede termijn, ik vraag u ook nu zoveel mogelijkheid helderheid over uw standpunt te geven. Mevrouw Özünal: Allereerst wil ik duidelijk maken dat ik namens GroenLinks onze zorg heb willen uitspreken. Het gaat er niet om of wij het beleid goed of niet goed vinden, ik heb geprobeerd onze zorgen over de effecten van dit beleid met u te delen. Over een jaar willen wij duidelijkheid hebben over wat in de drie jaar daarna zal gaan gebeuren. Als u ons kunt beloven dat over een jaar bijvoorbeeld zal worden geëvalueerd hoe het gaat met de uitvoering van de Wmo en of de Wmo in de komende drie jaar voldoende zal zijn als vangnet, kunnen wij met dit voorstel instemmen. De heer Zuidema: Een korte reactie op door de wethouder gemaakte opmerkingen over het woord ‘scherpte’. Ik heb dat woord anders bedoeld dan het door de wethouder is opgevat. Het gaat mij vooral om de scherpte voor wat betreft de taken van de gemeente. Natuurlijk begrijpen wij de positie van de bijstandsgerechtigden waarmee wij niet blij zijn en natuurlijk kiezen mensen er niet voor in die positie terecht te komen, maar het mag niet zo zijn dat deze mensen door verschuivingen in het beleid tussen wal en schip terecht komen, dat mensen in de bijstand terechtkomen en er vervolgens niets meer gebeurt. Wij zijn er voorstanders van dat deze mensen met zoveel mogelijk inspanning van onze kant bij de samenleving worden betrokken en re-
26 integreren. Wij kunnen dat doen met creatieve middelen, wij willen deze mensen niet aan hun lot overlaten. Op dat punt zoeken wij naar scherpte. Overigens kunnen wij ons vinden in deze nota als eerste aanzet tot het te voeren beleid. Mevrouw Metiary: Al onze vragen zijn door de wethouder beantwoord. Niet alleen GroenLinks heeft zorgen, dat geldt ook voor ons. Mevrouw Özünal: Gelukkig! Mevrouw Metiary: Wij houden onze zorgen, maar wij kunnen wel met deze beleidsnota instemmen. De heer Addou: In mijn eerste termijn heb ik al gezegd dat wij deze nota als een eerste stap in de goede richting zien. Door sommige sprekers is opgemerkt dat de mensen om wie het gaat richting moeten krijgen in hun leven. Ik zou het anders willen stellen: deze mensen moeten hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Ik ben van mening dat alle mensen talenten hebben en iets kunnen. Het antwoord van de wethouder op de vraag over de werkgeversbenadering vinden wij positief. Het is goed dat vraag en aanbod zullen worden gematched. Wat ons betreft mag deze nota voor vier jaar worden vastgesteld met een evaluatie na één jaar. Mevrouw Son-Stolk: Na de goede beantwoording door de wethouder van de door ons gestelde vragen kunnen ook wij met deze nota instemmen. Ook van ons mag de nota voor vier jaar vastgesteld worden. De zorgen blijven uiteraard, wij zullen allemaal de vinger aan de pols moeten blijven houden. Wij zijn ons er terdege van bewust dat nog veel op ons af komt. Mevrouw Stoeten-Flach: Wij delen de door andere fracties uitgesproken zorg. Om in CDA-termen te spreken: wij kunnen niet roomser zijn dan de paus. Wij vinden dit een zorgvuldig geformuleerde nota en stemmen ermee in de nota voor vier jaar vast te stellen. De heer De Wild: In mijn eerste termijn heb ik al aangegeven dat wij op hoofdlijnen akkoord gaan met deze nota. De wethouder heeft erop gewezen dat in de nota aannames staan. Ik hoop dat die aannames positief zullen uitpakken en niet zullen leiden tot knelpunten, die bij ons op tafel zullen worden gelegd. Ik heb liever dat de wethouder dit beleid als goed bestuurder zelf in handen houdt. Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: Allereerst wil ik opmerken dat ik erg blij ben met de woorden van D66, die mij geruststellen. Ik denk dat het goed is dat wij de effecten van de nota over een jaar zullen evalueren, misschien zal zelfs wel eerder een evaluatie plaatsvinden. Het is goed mogelijk dat er eerder aanleiding zal zijn hierop bij de raad terug te komen. De uitwerking van deze nota heeft immers alles te maken met de economische ontwikkelingen en het rijksbeleid dat op ons afkomt en ik heb er behoefte aan de raad op de hoogte te houden van de wijze waarop alles zal verlopen, van de effecten van de nieuwe instrumenten die wij inzetten en de afspraken die wij regionaal maken. Wat mij betreft is het geen enkel probleem over een jaar te evalueren, maar ik wil ook graag tussentijds de vinger aan de pols houden. In de richting van de VVD wil ik opmerken dat mensen natuurlijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen leven, maar sommige mensen af en toe een ruggensteuntje nodig hebben en in deze nota is vastgelegd wie een stevig ruggensteuntje zullen krijgen en voor wie dat even wat minder het geval zal zijn. De voorzitter: Ik kijk naar de fractie van GroenLinks. Is de toezegging van het college voor GroenLinks voldoende om met de beslispunten te kunnen instemmen? Ik constateer dat dat het geval is en de raad unaniem kan instemmen met de besluiten die betrekking hebben op de beleidsnota Reintegratie Tiel 2012-2015 en de nota uitwerking aanbevelingen Rekenkamer Tiel met bijlagen. Zonder hoofdelijke stemming wordt unaniem conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. 8.
OZB-tarieven 2012
27 De voorzitter: De griffier heeft medegedeeld dat een rekenfoutje is geconstateerd, dat inmiddels is hersteld. Voor de duidelijkheid: dat was een rekenfoutje in het rekenvoorbeeld en niet in de tarieven. Zijn er opmerkingen over dit stuk? De heer Van Dijk: Ik zie dat ik bij de voorbereiding een verduidelijkende vraag vergeten ben. Die vraag wil ik nu graag stellen. In artikel 2 staat dat de datum van ingang van de heffing 1 januari 2011 is. Ik vraag mij af of die datum wel juist is. De voorzitter: Zijn er nog andere opmerkingen? De heer Van Dijk is vast ook degene die de fout in het rekenvoorbeeld heeft ontdekt! Mevrouw Duquesnoy-van den Heuvel: Mijnheer de voorzitter. U moet weten dat wij twee dagen in euforie hebben verkeerd omdat wij dachten dat de OZB significant naar beneden zou gaan. Helaas is ons net voor de vergadering gebleken dat dat niet het geval is. Wij zijn ernstig teleurgesteld en moeten echt nadenken over de wijze waarop wij over deze trieste mededeling heen kunnen komen. De voorzitter: De wethouder zal u daarbij helpen. Wethouder Verspuij: Laat ik bij de opmerking van de heer Van Wel, neemt u mij niet kwalijk, de heer Van Dijk beginnen. Ik bedoel dit als een compliment. De heer Van Wel haalde dit soort zaken er altijd uit en de heer Van Dijk is een waardig opvolger. Op vrijdagmiddag, toen de envelop nog maar net op de mat was geploft, kregen wij al de eerste opmerking van de heer Van Dijk. Hij was er snel bij. Ook de tweede opmerking van de heer Van Dijk is juist. De datum 1 januari 2011 is niet correct, daar moet 1 januari 2012 staan. Ik stel voor het voorstel in die zin te amenderen. De fractie van de VVD wil ik meegeven dat zij zich eraan moet vasthouden, dat de opbrengst van de OZB met het inflatiepercentage stijgt. De voorzitter: Ik neem aan dat u met de voorgestelde amendering van dit voorstel kunt instemmen. Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het geamendeerde voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. 9.
Voorstel tot benoeming van de heer ir. J. Beenakker, burgemeester van Tiel, tot lid van het algemeen bestuur van de Regio Rivierenland
De voorzitter: Omdat het hierbij om de benoeming van een persoon gaat, zullen wij schriftelijk stemmen. Dat betekent dat wij een commissie van stemopneming nodig hebben. Als het goed is, hebt u het stembriefje al ontvangen. Ik stel voor de heer Melissen als voorzitter en mevrouw Stoeten-Flach en de heer Kooijman tot leden van de commissie van stemopname te benoemen. Aldus wordt besloten. De voorzitter: Ik zal de vergadering na het invullen van de stembriefjes schorsen, zodat de leden van de commissie met de griffier als secretaris de stemmen kunnen tellen. De vergadering is geschorst. Schorsing. De voorzitter: De vergadering is heropend. De voorzitter van de stemcommissie heeft het woord. De heer Melissen: Wij hebben ons werk zorgvuldig gedaan. Er zijn 25 geldige stemmen uitgebracht op de heer ir. J. Beenakker, zodat de heer Beenakker is benoemd tot lid van het algemeen bestuur van de Regio Rivierenland. De voorzitter: Dank voor de zorgvuldige telling en namens de burgemeester dank voor het in hem gestelde vertrouwen. 10.
Intergemeentelijke aangelegenheden
28 De voorzitter: Het college heeft er behoefte aan de informatie over de GSO-gelden van de provincie, die u deels al schriftelijk hebt ontvangen, met u te delen. Wethouder Driessen kan vanavond niet bij de raadsvergadering aanwezig zijn, omdat hij aanwezig moet zijn bij een vergadering van Provinciale Staten-commissie om te kijken of het allemaal wel goed gaat. Daarom zal wethouder Verspuij namens het college een toelichting en aanvullende informatie geven. Wethouder Verspuij: Mijnheer de voorzitter. Deze informatie is tijdens de vergadering waarbij de heer Driessen aanwezig is binnengekomen. Wij hebben een live-verbinding met hem, ik pak even de e-mail erbij. Het klopt dat de raads- en commissieleden het persbericht en de Statennotitie inmiddels hebben ontvangen. Dit is een voorlopige uitkomst, hierover moet nog besluitvorming door Provinciale Staten plaatsvinden. De definitieve besluitvorming en het ondertekenen van de contracten zijn op 25 april aanstaande voorzien. De commissie algemeen bestuur, financiën en welzijn is zojuist aan het woord geweest en heeft in algemene bewoordingen positief gereageerd. Ter herinnering is aangegeven dat het richtbedrag per kleine grote stad rond de € 4 miljoen ligt, wij hebben in totaal € 6,3 miljoen aangevraagd, het verschil is dus vrij fors. Van de aanvraag is nu € 4,1 miljoen uit het provinciale stad- en regiocontract gehonoreerd en er wordt nog eens € 1,5 miljoen toegezegd vanuit de andere sectorale provinciale middelen. In totaal maakt dat € 5,6 miljoen. Dat is volgens mij een hartstikke mooi resultaat. Onze aanvraag betrof een drietal programma’s: binnenstedelijke ontwikkeling, structuurversterking en economie, leefbaarheid en veiligheid. Voor de sleutelprojecten hebben wij tot 2015 € 6 miljoen aangevraagd en voor de periode 2015-2017 € 2 miljoen. Dit bedrag is voor € 6,5 miljoen gehonoreerd uit het budget voor de sleutelprojecten en nog eens € 1,5 miljoen is toegezegd uit het provinciale programma Waalweelde. Dat is ook een resultaat om dik tevreden mee te zijn. De leden van de commissie bestuur krijgen zo spoedig mogelijk de volledige informatie. Aldus wethouder Driessen. De voorzitter: Zijn er nog vragen over deze mededeling? Ik constateer dat dat niet het geval is, ik zie u allemaal heel tevreden kijken! De heer Spekman: Mijnheer de voorzitter. Er is weer een vergadering geweest van het algemeen bestuur van het Regionaal Archief Rivierenland, kortweg RAR. Ik wil mededelen dat alle leeskamers van het RAR op 12 maart gesloten zullen worden en op 8 mei de opening van de leeskamer in het nieuwe gebouw in Tiel is voorzien. Van 12 tot 21 maart zullen geen informatieverzoeken kunnen worden gehonoreerd en het RAR zal van 19 tot 21 maart telefonisch niet bereikbaar zijn. Na 21 maart zal het RAR weer wel telefonisch bereikbaar zijn en zullen weer informatieverzoeken kunnen worden ingediend. Als ik verhuis, vind ik in de jaren na de verhuizing niets meer terug. De manier waarop het bij deze grote organisatie gaat, valt naar mijn mening reuze mee. Mevrouw Son-Stolk: Mijnheer de voorzitter. Voor de kerst is een aantal commissie- en raadsleden bij een vergadering van het algemeen bestuur van Lander aanwezig geweest. De boodschap was dezelfde als de keer daarvoor. Wat er allemaal gaat gebeuren is natuurlijk diep triest. Lander past de zaken op financieel gebied zo goed mogelijk aan, maar zal als gevolg van de nieuwe Wet werken naar vermogen na verloop van tijd ook in zwaar weer terecht komen. De uitkomst van die vergadering is dat alle zeilen nog strakker zullen moeten worden bijgezet om ervoor te zorgen dat Lander de eindjes aan elkaar zal kunnen blijven knopen en uit de rode cijfers zal blijven. Ons is ook de boodschap meegegeven dat, als de tendens zich voortzet, Lander niet aan het vragen van een bijdrage van de gemeente zal kunnen ontkomen. 11.
Vragenuurtje
De voorzitter: Zoals de griffier heeft aangegeven hebben twee leden van de raad zich aangemeld. Mevrouw Son-Stolk zal een vraag stellen over het parkeren van de cliënten van de Voedselbank en de heren Beijer en Addou zullen vragen stellen over de bij de jaarwisseling ontstane schade en maatregelen die kunnen worden getroffen om in de toekomst schade te voorkomen. Mevrouw Son-Stolk: Mijnheer de voorzitter. Het CDA heeft een vraag over het te volgen beleid aangaande het parkeren van cliënten die op onze Voedselbank zijn aangewezen. Recent, tijdens de speelgoedactie voor de kinderen van de Voedselbank waarbij de kinderen van de Kinderraad hun vrije zaterdagmiddag aan het inpakken van de cadeautjes hebben besteed, is een aantal raadsleden
29 getuige geweest van het uitschrijven van parkeerbonnen door parkeerbeheer voor ouders die hun kinderen bij de Voedselbank kwamen afzetten of ophalen. Na tussenkomst van één van de aanwezige ambtenaren zijn deze bonnen gelukkig ingetrokken. Naar aanleiding van dit incident werd ons door medewerkers van de Voedselbank verteld dat regelmatig op vrijdag tussen één en drie uur, als de voedselpakketten worden uitgegeven, bonnen worden uitgeschreven voor cliënten die hun voedselpakket komen ophalen. Het CDA is van mening dat het wel erg zuur is dat mensen, die niet voldoende geld hebben om voedsel te kopen en noodgedwongen van de Voedselbank gebruik moeten maken, niet alleen met een krat voedsel maar ook met een fikse parkeerbon naar huis gaan. Is het mogelijk dat cliënten gebruikmaken van de parkeerplaats voor de Voedselbank voor het ophalen van de voedselpakketten zonder daarvoor een bekeuring te krijgen? Misschien kan een sticker op de auto geplakt worden, zodat parkeerbeheer weet dat iemand cliënt is van de Voedselbank. Het is maar een suggestie. De heer Kooijman: Ik zou ook een suggestie willen doen. Ter plaatse geldt nu een algemene geslotenverklaring en op een onderbord staat ‘Alleen medewerkers van de Voedselbank’. Ik denk dat het handig is daar voor een aantal plaatsen een blauwe zone met een maximale parkeerduur van dertig minuten te maken, zoals bijvoorbeeld op de Waalkade bij de snackbar. Dat is de meest simpele oplossing. Als wij dat doen is iedereen blij en in een situatie met hoog water, zoals de vorige week, is er dan extra parkeercapaciteit. De heer Addou: Ik snap iets niet, maar dat kan aan mij liggen. Hebben de cliënten die een voedselpakket van de Voedselbank nodig hebben een auto? Mevrouw Son-Stolk: Waarom niet? De heer Addou: Dat roept bij mij vragen op. Mevrouw Son-Stolk: Wij gaan hier toch geen waardeoordeel uitspreken over het feit dat mensen die van de Voedselbank gebruik maken in een auto rijden? Dat slaat nergens op! Sorry hoor! De heer Gradisen: Mensen die in de schuldhulpsanering zitten kunnen ook cliënt zijn van de Voedselbank. Sommigen van die mensen hebben een auto, omdat zij naar hun werk moeten. De voorzitter: Wethouder Verspuij zal de vraag van mevrouw Son-Stolk, gezien de afwezigheid van wethouder Driessen, beantwoorden. Na zijn beantwoording kunnen de leden van de raad die daaraan behoefte hebben aanvullende vragen stellen. Wethouder Verspuij: Mijnheer de voorzitter. Het klopt dat het terrein bij het GGR Gasgebouw niet toegankelijk is verklaard met uitzondering van verkeer ten behoeve van de huurder, in dit geval de Voedselbank. Door deze maatregel wordt onnodig zoekverkeer voorkomen om juist die ene plek daar in gebruik te kunnen nemen. De heer Kooijman heeft er terecht op gewezen dat het terrein door middel van een onderbord met uitzondering van bezoekers van de Voedselbank voor alle bestuurders is afgesloten. Dat is op het onderbord aangeduid. De handhavers zijn ervan op de hoogte dat op de tijden waarop de Voedselbank geopend is niet moet worden bekeurd. Er is dan ook activiteit zichtbaar bij de entree van de Voedselbank. Ook als iets wordt afgeleverd dat aan de Voedselbank is gerelateerd geldt die regeling. De werkzaamheden vinden meestal tussen één uur en drie uur op vaste dagen plaats. Voor het geval zich andere omstandigheden voordoen zoals zojuist beschreven, bijvoorbeeld een activiteit van de Kinderraad, is afgesproken dat de Voedselbank dat kenbaar maakt aan het Bureau Handhaving en Toezicht. Kennelijk is daarbij iets misgegaan, waardoor toch bekeuringen zijn uitgedeeld. Door tussenkomst van mevrouw Son-Stolk en mevrouw Belgraven van de gemeente zijn die bekeuringen geseponeerd. Bij het doornemen van de totale lijst van de in de afgelopen tijd op het terrein uitgeschreven bekeuringen is gebleken, dat 84 bekeuringen zijn uitgedeeld. Dat is fors. Die bekeuringen zijn met name in de avonduren, ten tijde van de opening van de schouwburg, uitgeschreven. Dat is een extra premie op het toegangskaartje, maar tijdens de openingsuren van de Voedselbank zijn geen bekeuringen uitgeschreven. Dat vind ik een belangrijke constatering. Voorts wil ik erop wijzen dat achteraf niet is gereclameerd in relatie tot de Voedselbank. Ik ben van mening dat bij de Voedselbank altijd geparkeerd moet kunnen worden voor het halen en brengen van pakketten – dat is hartstikke belangrijk – en herhaal dat daarvoor geen bekeuringen zijn uitgeschreven.
30 De voorzitter: Dank u wel. Zijn er aanvullende vragen? Mevrouw Son-Stolk: Ik ben tevreden met het antwoord van de wethouder, maar vind het wel merkwaardig dat deze berichten van de medewerkers van de Voedselbank tot mij zijn gekomen. De heer Kooijman: Ik vind het jammer dat het college mijn voorstel ter plaatse een blauwe zone te realiseren niet wil overnemen. Mijns inziens zou dat zeer aan te bevelen zijn en zal daardoor veel ellende kunnen worden voorkomen. Het inrichten van een blauwe zone ter plekke zou een stukje gastvrijheid zijn voor de mensen die kort in Tiel op bezoek zijn. De voorzitter: De bedoeling van het vragenuurtje is niet dat over een onderwerp een debat wordt gevoerd. Mocht u een voorstel willen indienen, dan kunt u dat op een ander moment via de commissie doen. Het woord is aan de heer Beijer. De heer Beijer: Mijnheer de voorzitter. Ik wil met u teruggaan naar de ‘viering’ van oud en nieuw. Helaas zijn ook dit jaar door zowel de gemeente als de politie weer vernielingen geconstateerd. Als ik de pers mag geloven, gaat het om een schade van € 31.000,- als gevolg van de vernieling van 60 afvalbakken. Kijkend naar wat door andere organisaties rond de jaarwisseling wordt gedaan, ben ik van mening dat de gemeente daaraan een voorbeeld zou kunnen nemen. De AVI haalt containers weg en de post zorg ervoor dat de brievenbussen worden afgedekt. Ik heb de indruk dat de gemeente in de sfeer van preventie niet al te veel onderneemt. Omdat het schadebedrag waarmee wij zijn geconfronteerd aan de hoge kant is, zou ik u willen vragen dat in volgende jaren wel te doen. Hierop aansluitend wil ik nog even teruggaan naar de week voor nieuwjaar toen in de Betuwe Sporthal een toernooi is gehouden met als doel de jeugd van de straat te houden en aan het voetballen te krijgen. Dat was het zogenaamde Playstation-toernooi. Ook daarbij is sprake geweest van vernielingen. De organisatoren hebben daarover op Stads TV geklaagd en laten weten, dat dit toernooi na twintig jaar wellicht uit Tiel zal gaan verdwijnen als het weer zal voorkomen dat jongeren de sporthal binnendringen, dat met vuurwerk wordt gegooid en de politie moet worden gebeld. Het zou erg jammer zijn als dat zou gebeuren, omdat dit toernooi zoals gezegd bedoeld is om de jeugd van de straat te halen. Men heeft geprobeerd hieraan iets te doen door het inschakelen van de ‘Prachtouders’, maar zij vonden het element te grootschalig om daarbij op te treden. Ook de stadswachten hebben dit niet kunnen oppakken omdat zij, volgens de organisatoren, slechts één dag beschikbaar waren. Ik wil u verzoeken samen met de organisatoren te bekijken wat aan deze vernielzucht kan worden gedaan om ervoor te zorgen dat een traditie van twintig jaar niet verdwijnt. De voorzitter: Wethouder Vermeulen zal namens het college ingaan op de schade in het openbare gebied. Op uw laatste vraag over het evenement in het kader van de voorbereiding richting oud en nieuw kan ik antwoorden, dat uitgebreid wordt geëvalueerd hoe een aantal zaken is verlopen. Dank voor uw signaal dat een probleem kan ontstaan. Wij zullen uw signaal zeker meenemen bij de evaluatie en bekijken hoe wij tot een goede oplossing kunnen komen. Via de commissie zal ik daarop terugkomen. Wethouder Vermeulen: Ik kan mij herinneren dat de media op 2 januari het bericht de wereld in stuurden dat de schade wel meeviel. Na een week moesten wij echter tot de conclusie komen dat de schade niet meevalt. Ik moet melden dat zestig prullenbakken zijn vernield en de kosten van vervanging daarvan € 40.000,- bedragen. De vernielingen zijn al eind november/begin december begonnen. Het is niet zo dat alle vuilnisbakken bij de overgang van oud naar nieuw zijn vernield. Wij hebben nagedacht over de vraag wat wij met de vuilnisbakken moeten doen. Ik zou het behoorlijk rigoureus vinden als wij de vuilnisbakken al eind november zouden weghalen. Ik kan u op een briefje geven dat de heer Van Dijk dan na een week bij mij aan de telefoon zal hangen met de opmerking dat ik een puinhoop van de stad maak. Hij knikt, wij moeten daarmee dus rekening houden. De gang van zaken zal worden geëvalueerd en wij zullen tegen de zomer intern bekijken welke maatregelen wij zullen kunnen treffen, ook voor wat de vuilnisbakken betreft. Wij weten allemaal dat het vuurwerk steeds heftiger wordt en het is dan ook de vraag welk type ‘hufterproof-vuilnisbakken’ wij moeten ophangen. Bovendien wil ik erop wijzen dat dit jaar ongetwijfeld een discussie over het gebruik van vuurwerk zal plaatsvinden, ik zal dit punt daarbij meenemen. De heer Beijer gaf aan dat
31 brievenbussen worden weggehaald. Met vuilnisbakken kunnen wij dat niet doen, maar wij zullen intern wel heel goed nadenken over de vraag wat wij kunnen doen om schade te voorkomen. Nog voor oud en nieuw 2012 zal ik de raad daarvan op de hoogte brengen. De heer Addou: Ik heb behoefte aan het stellen van een aanvullende vraag. De wethouder heeft aangegeven dat hij met maatregelen zal komen, maar hij heeft nog niet gezegd welke acties inmiddels door het college zijn ondernomen. Wat zal worden geëvalueerd en welke investeringen zijn tot nu toe gedaan? Is bekend of de daders door de politie zijn aangehouden? Zo ja, wat is de leeftijd van de daders en zal de schade op de daders worden verhaald? Wethouder Vermeulen: Ik wil u onderbreken. Wij zijn nu bezig met het vragenuurtje. Als u tijdens het vragenuurtje vragen wilt stellen, moet u uw vragen dinsdagmiddag voor twaalf uur indienen. U stelt mij nu vragen die ik op dit moment niet kan beantwoorden. Ik stel u voor op een ander moment op uw vragen in te gaan. De voorzitter: In de commissie zal dit onderwerp ongetwijfeld aan de orde komen. Ik zeg u toe dat wij een en ander zullen uitzoeken. Daaraan voeg ik toe dat ik niet weet of wij uw vragen over de daders zullen kunnen beantwoorden, maar het verhalen van schade is in ieder geval de algemene lijn. Wij zullen u hierover op een ander moment informeren. Bent u het daarmee eens? De heer Addou: Mijnheer de voorzitter. Ik wil er voor de goede orde op wijzen dat ik mijn vraag wel degelijk voor twaalf uur heb ingediend. Mijn vraag luidt: ‘Welke acties en investeringen heeft de gemeente Tiel gedaan om de vuurwerkschade te beperken c.q. te voorkomen?’ De voorzitter: Een deel van uw vraag is beantwoord. U hebt een aantal meer technische aanvullende vragen gesteld – dat mag en dat kan – en ik stel voor uw vragen op de door mij aangegeven manier af te handelen. Uw vragen zullen in de commissie aan de orde worden gesteld. In de commissie kunnen wij uitgebreid bespreken hoe wij deze zaken bij de komende jaarwisseling willen oppakken. 12.
Rondvraag
De heer Van Wijk: Mijnheer de voorzitter. Mijn vraag gaat over het koopstromen-onderzoek – zo noem ik het maar even -, gericht op een herziening van de Detailhandelsnota. In het verleden – ik meen twee jaar geleden – is daarvoor € 30.000,- beschikbaar gesteld. Het onderzoek is de afgelopen zomer uitgevoerd en in september hebben wij een beeldvormende avond over dit onderwerp gehad, waarbij slechts in algemene termen op de ontwikkelingen binnen de detailhandel werd ingegaan. Wij staan nu voor een aantal beslissingen. Binnenkort beginnen wij opnieuw met Latenstein, er zijn ideeën voor Kwadrant waarbij de Aldi een grote rol speelt en er zijn ook ontwikkelingen in de binnenstad. Van de resultaten van het onderzoek zie ik echter niets terug. Ik vraag mij af wanneer wij de resultaten in een nota kunnen verwachten. Mijns inziens zijn de resultaten van belang in het kader van allerlei beslissingen. Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: Ik heb de planning niet in mijn hoofd, maar volgens mij staat de nota op een afsprakenlijst. De gegevens uit het onderzoek zijn natuurlijk wel beschikbaar. Ik kan toezeggen dat wij de relevante gegevens uit het onderzoek zullen meenemen als wij over het Retailpark gaan praten. De heer Van Wijk: Dat lijkt mij heel goed, maar ik wil wel naar voren brengen dat de gegevens na een half jaar uitgewerkt zouden moeten zijn. Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: Volgens mij is een afspraak gemaakt over herziening van de Detailhandelsnota en is daaraan een datum gehangen. Die datum heb ik echter niet paraat. De heer Henning: Ik wil op een actualiteit inhaken. Een bericht over de ‘Tielenaar van het Jaar’ is twee keer in de krant verschenen, eerst toen hij ‘Tielenaar van het Jaar’ werd en deze week omdat zijn werkplaats is afgebrand. Dat is heel erg zuur en vervelend, want hetgeen hij in de werkplaats deed was een erg goed initiatief. Ziet het college mogelijkheden om deze man onder de arm te nemen en te hem helpen bij het zo snel mogelijk weer op poten krijgen van zijn activiteiten?
32 De voorzitter: Deze vraag zal ik zelf beantwoorden. Het was natuurlijk een vreselijk vervelende en grote brand. Voor wie dit iets zegt: de brand werd opgeschaald naar GRIP 2. Helaas is het pand verloren gegaan, maar de belendende percelen zijn gelukkig gespaard gebleven. Ik ben ter plaatse aanwezig geweest om mijn gezicht te laten zien en de eigenaar van het pand te spreken. Ter plekke is mij gebleken dat dat de heer Van den Heuvel was, die ik een week daarvoor een prijs had uitgereikt. Ik heb tegen de eigenaar en vanmorgen op Omroep Gelderland gezegd dat het natuurlijk erg triest is dat dit pand is afgebrand, maar de afhandeling van de schade primair een verzekeringskwestie is. De eigenaar zal eerst met zijn verzekering in conclaaf moeten. Daarnaast heb ik aangegeven dat ik mij kan voorstellen dat in relatie tot de opvang van de jongeren problemen kunnen ontstaan en wij binnen de beperkte mogelijkheden die de gemeente heeft over mogelijke oplossingen willen meedenken. Waar het om panden en financiën gaat zijn de mogelijkheden van de gemeente niet groot, maar als deze mijnheer zich met een vraag bij ons meldt zijn wij bereid met hem mee te denken en te bezien of wij wellicht een aantal partijen bij elkaar kunnen brengen. De heer Van den Burg: Mijnheer de voorzitter. Wat ik in het kader van de rondvraag naar voren wil brengen zit tussen een vraag en een opmerking in. Ik ga terug naar een ‘blauwtje’ van 15 november 2011, waarin staat dat twee wethouders door RKTVC uitgenodigd zijn voor een bezoek aan het trainingscomplex van Ajax. Ik meen dat u een Ajax-fan bent en ik denk dat u best mee had gewild. Daarna las ik dat ook een bezoek aan de Miljonairsfair is gebracht. Ik moet u eerlijk zeggen dat wij daarmee moeite hebben. Naar onze mening zou het college in dit opzicht terughoudend moeten zijn, zeker daar de gemeente subsidie geeft aan RKTVC. Mijn vraag is of er voor wat betreft geschenken en bedankjes binnen het college een goed protocol geldt. Wellicht kunnen de leden van het college elkaar in de toekomst eens in de ogen kijken en zich afvragen wat op dit gebied wel en niet juist is. De voorzitter: Ik denk dat dit een vraag is die door de voorzitter zou moeten worden beantwoord, maar ik kijk naar de wethouder financiën omdat dit zich voor mijn tijd heeft afgespeeld. Kan wethouder Verspuij hierover iets zeggen? Wethouder Verspuij: Ik wil allereerst zeggen dat ik op de Miljonairsfair alleen heb gekeken, mijnheer de voorzitter. Collega Driessen en ik zijn door RKTVC uitgenodigd omdat de gemeente sponsor is van het RKTVC b-jeugdtoernooi. RKTVC heeft de sponsors uitgenodigd voor een dagje uit, allereerst naar het trainingscomplex van Ajax, ‘DeToekomst’, waar wij een eenvoudige doch voedzame lunch hebben gebruikt, een broodje kaas en een broodje ham. Aansluitend zijn wij naar de Miljonairsfair gegaan, maar wij hebben daar nogmaals gezegd niets gekocht. Wij hebben daar wel een mooie veerboot gezien, op de Twittersite staan foto’s daarvan. Volgens mij was die boot veel te duur, daarom hebben wij hem maar niet als opvolger voor de ‘Hendrikus’ aangeschaft. Bekend Tiel zat in één bus. Overigens was er geen bus terug na het bezoek aan Ajax, de bus ging pas na het bezoek aan de Miljonairsfair terug. Dit was een uitermate geschikte gelegenheid om te netwerken en daarvoor was deze dag ook bedoeld. Het is een buitengewoon nuttige dag geweest. 13.
Sluiting
De voorzitter: De vergadering is gesloten. (22.49 uur)
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Tiel d.d. 15 februari 2012. De griffier,
de voorzitter,