TEKSTEN VAN KERKVADERS BIJ BIJBELLEESROOSTER VAN DE KATHOLIEKE BIJBELSTICHTING 2015
1
HET DOOPSEL Nooit is Christus zonder water. Zelf wordt Hij in water gedoopt. Als Hij op een bruiloft wordt uitgenodigd, geeft Hij met behulp van water een eerste bewijs van zijn macht.. als Hij spreekt, nodigt Hij de dorstenden uit tot zijn eeuwig water. Als leraar van de liefde prijst Hij onder de werken van barmhartigheid aan het geven van beker water aan de naaste. Bij de bron rust Hij; over het water loopt Hij; graag vaart Hij over het water; Hij reikt water aan zijn leerlingen. Het getuigenis van het doopsel duurt tot aan het lijden. Toen Hij werd overgeleverd voor de kruisdood, speelde het water een rol. Dat weten de handen van Pilatus; toen Hij doorstoken werd, vloeide water uit zijn zijde; daarvan weet de lans van de soldaat. Tertullianus HET IS HEILZAAM HEEL DE SCHRIFT TE LEZEN De apostel schrijft: Nadat God vroeger op vele malen en op velerlei wijze tot onze vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij nu op het einde van de dagen tot ons gesproken door zijn Zoon (Hebreeën 1,1-2). Door de heilige Geest hebben de Wet en de Profeten, de evangelisten en de apostelen, de herders en de leraren gesproken. Daarom is het zeker dat elk door God geïnspireerde Schriftboek bruikbaar is (2 Timoteüs 3,16). Daarom is het nuttig en heilzaam die goddelijke schriften te bestuderen. Want zoals een boom die aan het water geplant staat, zo wordt ook de ziel gevoed door het goddelijke woord en zij brengt te zijner tijd vrucht voort (psalm 1,3) aan de gelovige, en in de
altijdgroene bladen worden de godgevallige werken zichtbaar. Want tot deugdzaam handelen worden wij door de heilige Schrift aangezet. We vinden er aansporing tot elke deugd, en waarschuwing tegen al het slechte. Zijn we leergierig, dan zullen we ook veel leren. Door vlijt, moeite en de genade van God komt alles tot stand. Want wie bidt, ontvangt; wie zoekt, vindt; wie aanklopt zal worden opengedaan (Lukas 11,10). Johannes van Damaskus HET IS HEILZAAM HEEL DE SCHRIFT TE LEZEN (II) Kloppen we aan aan het heerlijke paradijs dat de Schrift is. De Schrift met haar prachtige geestelijke liederen die zo onze oren streelt De Schrift die ons hart aanraakt Die ons in onze droefheid troost Die onze toorn verzacht Die ons met eeuwige vreugde vervult Die ons denken richt op de heilige eest Die ons leidt naar de Zoon en naar de geestelijke wijnrank en door Hem naar de Vader. Johannes van Damaskus HET IS HEILZAAM HEEL DE SCHRIFT TE LEZEN (III) Laten we niet zorgeloos aankloppen, maar vol aandacht en aanhoudend. Onvermoeibaar zullen we aankloppen.
Want dan wordt er opengedaan. Wanneer we eenmaal of tweemaal lezen en niet begrijpen wat we lezen, dan moeten we het niet onmiddellijk opgeven, maar volhouden, blijven nadenken, en blijven vragen. Er staat: vraag het uw vader; hij zal het u vertellen; vraag het de oudsten en zij zeggen het u (Deuteronomium 32,7). Want de kennis is niet aan allen eigen. Scheppen we uit deze paradijsbron onoverwinnelijk zuiver water dat naar het eeuwig leven voert. Laat het ons goed doen; onverzadigbaar mogen we bij die bron blijven. Ze geeft ons de genade gratis. Johannes van Damaskus HET IS HEILZAAM HEEL DE SCHRIFT TE LEZEN (IV) Niets staat ons in de weg, als we ook door de buitenstaanders iets nuttigs uit de Schrift kunnen halen. Laten we goede wisselaars worden die het zuiver goud opstapelen, en het valse goud afwijzen. Laten we de goede leer aanhangen; want uit haar kunnen we zeer grote kracht halen. Johannes van Damaskus ZIN IN HET GODDELIJK WOORD Is het niet zo dat we de hemel al op aarde bezitten, als men tussen de Schriften mag leven? Of als men ze mag achten, ze mag bestuderen, als men ze mag doorzoeken? Je zult geen enkele aanstoot nemen aan de eenvoud en de simpelheid van een uitdrukking zoals je die in de Schrift aantreft die voor een deel te wijten is aan de vertaler; voor een
deel ook aan het doel om ook een onervaren geloofsgemeenschap te leren. En wel zo dat en de gevormde en de eenvoudige mens door een en dezelfde Schrifttekst ieder op zijn eigen wijze kan begrijpen. Ik ben geenszins zo aanmatigend dat ik denk dat ik de hele Schrift begrijp en haar vruchten op aarde kan verzamelen, waarvan de wortels in de hemel gegroeid zijn. Maar ik beken dat ik ze graag zou begrijpen, en me door haar heen worstel. Ik wil niet jouw leraar zijn, maar je kameraad. Want: wie vraagt wordt gegeven; wie klopt wordt opengedaan; wie zoekt, zal vinden. Welnu, laten we op aarde die kennis verzamelen die ons ook in de hemel zal bijblijven. Hieronymus HET ZEGEL VAN DE HEER IN ONS Laat ons proberen de teken en het zegel van de Heer in ons te dragen. Want als het Oordeel komt, roept de Herder zijn kudde. Zij die dat het teken hebben, aanvaarden hun Herder, en de Herder aanvaardt hen die het bijzondere zegel dragen. Want de zijnen horen zijn stem, en volgen Hem (Johannes 10,27). In twee delen zal de wereld verdeeld worden: een kudde in de duisternis die het eeuwige vuur in gaan; en een kudde in het volle licht die naar het hemelse domein gevoerd wordt (Matteüs 25,31vv). Juist dat wat wij nu in onze ziel bezitten, komt aan het licht, en bekleedt ons lichaam met heerlijkheid. In april komt dat wat onder de aarde is, naar boven, en toont ons zijn vruchten, bloemen en blad. Dan komen aan het
licht de goede planten, en ook zij die doornen dragen. Zo toont op een zekere dag ieder door zijn lichaam zijn daden: zowel het goede als het kwade komt aan het licht. Pseudo-Makarius GELOOF EN LIEFDE Zonder de liefde is het geloof leeg. Verbonden met de liefde is het het geloof van een christen; zonder liefde het geloof van een duivel. Voeg aan het geloof de liefde toe, dan zal het een geloof worden, zoals de apostel Paulus haar tekent: een geloof dat door de liefde werkt (Galaten 5,6). Dan heb je een echte christen gevonden, een echte inwoner van Jeruzalem, een gezel van een engel, een pelgrim die op de goede weg is. Verbind je met hem: hij is jouw metgezel. Haast je naar hem, als je ook zo bent. Augustinus van Hippo VERERING VAN HET KRUIS We vereren het kostbare en leven gevende kruis. We vereren niet het beeld ervan, maar het beeld als teken van Christus. Zo legde Hij ook uit aan zijn leerlingen: Het teken van de Mensenzoon zal aan de hemel verschijnen (Matteüs 24,30), namelijk het kruis. Daarom ook zei de engel aan het graf aan de vrouwen: jullie zoeken Jezus van Nazaret, de Gekruisigde (Markus 16,6). En de apostel schreef: Wij verkondigen Christus, de Gekruisigde. Er zijn vele christussen en vele jezussen, maar er maar één Gekruisigde. Hij schrijft niet: die met de lans
doorboorde, maar de Gekruisigde. Daarom moeten we het teken van Christus vereren. Want waar zijn teken is, daar is Hij ook zelf. Wij vereren dus alles wat aan God gewijd, omdat we zo God vereren. Johannes van Damascus ONDERZOEK NAAR HET ZELF IN DE VASTENTIJD Laat ons in de heilige Vastentijd de werken van de naastenliefde nog ijverig beoefenen. Laten we barmhartig zijn voor allen, in het bijzonder geloofsgenoten (Galaten 6,10), om ook in de aalmoezen de goedheid van onze hemelse Vader tot voorbeeld te nemen, die de zon laat opgaan over goeden en kwaden (Matteüs 5,45). Men kan gelovigen ondersteunen als ze arm zijn, maar het is ook een plicht hen te helpen die het evangelie nog niet hebben aangenomen. De liefde voor alle mensen is onze gemeenschappelijke natuur. Deze gemeenschap moet ons ook gunstig stemmen voor hen die van ons afhankelijk zijn. We hebben gemeen dat we allen naar Gods evenbeeld geschapen zijn. De Geest door wie wij allen geheiligd zijn, is een en dezelfde. Leo de Grote ONDERZOEK NAAR HET ZELF IN DE VASTENTIJD (II) We leven in een en hetzelfde geloof; we leven van dezelfde sacramenten. Laat ons die eenheid niet onderschatten of voor waardeloos houden. Nee, juist de gedachte dat iemand van ons afhankelijk is,
moet ons zover brengen dat we in deze persoon onze Heer willen dienen. Barmhartigheid in plaats van scherp toezicht; mateloosheid verstikt alle wraakzucht. Niemand blijft dan meer alleen achter. Want wie vergeeft, zal ook zelf vergeving ontvangen. Hier is Gods barmhartigheid op gebaseerd (Matteüs 6,14; Markus 11,25). Laat ons dan loslaten wat tweedracht zaait, en vijandschap bevordert. Laat alle haat ophouden, verdwijnen alle jaloersheid. Allen die Christus toebehoren, bekleden zich met de band van de liefde. Want zalig zijn zij die vrede brengen; zij worden kinderen van God genoemd (Matteüs 5,9). En niet alleen kinderen, maar ook de erfgenamen, medeerfgenamen met Christus (Romeinen 8,17). Leo de Grote DE STORM BEDAARD Iedere keer als Christus in ons levensschip slaapt, en de traagheid in ons Hem tot slaap wiegt, breekt de storm met alle kracht los. Dan woeden de doodbrengende golven, en ze brengen de schepelingen de ondergang die bang afwachten. Ook als de lezing (over de storm op het meer van Genesaret) deze gebeurtenis als geschiedenis schetst, toont ze in dit voorbeeld onze eigen toestand. Want inderdaad, een grote, machtige storm bedreigt ons, omdat ze een van alle kanten dreigend onweer naderbij brengt. De zeeën brullen en de eilanden schudden op hun grondvesten. Maar omdat Christus in onze schip slaapt, kunnen wij Hem tegemoet treden, niet lichamelijk, maar met gelovige overtuiging. Wij kunnen Hem wakker
schudden met gebaren van vertwijfeling, maar door werken van barmhartigheid. We wekken Hem niet door geween, maar door geestelijke liederen; niet door gemopper, maar door onophoudelijk smeken. Wij kunnen God een klein deel van ons leven toewijden. Niet onze onzalige ijdelheid, noch onze hopeloze aardse zorgen. We hoeven niet te slapen en suffen. We kunnen een gelijk deel van de dag en van de nacht aan onze God toewijden. Waak, o mens! Waak. Laten we vanuit ons hart ‘Meester’ zeggen. Want Hij is niet alle de Schepper, maar onze leidsman. Als Hij ons verhoort, zullen de golven gaan liggen, de stormen verdwijnen en het dreigende onweer in grote rust veranderen Petrus Chrysologus DE REDDING VAN DE MENS LIGT IN DE SCHRIFT Stel dat wij een zuiver leven kunnen leven, en daarbij niets geschreven nodig hebben, maar dat in plaats van boeken de heilige Geest ons hart zal openen, dan hebben we deze eer verspeeld. Wij zijn op het gebruik van de Bijbelboeken aangewezen. Bedenk dan welk een onrecht het is als wij ook dit tweede redmiddel niet passend willen gebruiken. Hoewel het niet in orde is dat wij de Schrift nodig hebben, bedenk dan toch hoe groot onze schuld is als we ook van dit hulpmiddel geen gebruik willen maken, maar de heilige Schrift veronachtzamen als ware het iets overbodigs. We roepen een nog grotere straf over ons af. Johannes Chrysostomos
HET LEZEN VAN DE HEILIGE SCHRIFT RICHT DE GEEST NAAR DE HEMEL Het blijft van grote nut de Schrift te lezen. Het maakt de ziel wijs. Het richt de geest op de hemel. Het laat mensen dankbaar worden. Het doodt het verlangen naar aardse zaken. Het stemt ons innerlijk af op het hiernamaals. Het brengt ons zover dat wij alles doen met het oog op dat wat we van de Heer verwachten. En dat we ons bereidwillig de moeite getroosten te streven naar een deugdzaam leven. Uit de heilige Schrift leren we hoe snel Gods Voorzienigheid helpt; hoe moedig de rechtvaardigen zijn; hoe goed de Heer is; en hoe groot zijn loon. Daardoor worden edele zielen tot ijver en tot navolging aangespoord. Zodat ze niet slapen als er om deugdzaam leven gestreden wordt. en dat zij op de beloften van God vertrouwen nog voordat ze tot vervulling komen. Daarom dring ik aan: lezen wij met grote ijver in de heilige Schrift. Dan zullen we ze ook goed leren verstaan, als we ons veelvuldig met de inhoud ervan bezig houden. Wie met ijver en met grote liefde de goddelijke openbaring tegemoet treedt, kan onmogelijk in de steek gelaten worden. En als er geen menselijke leraar tot onze beschikking zijn, dan zal de Heer zelf in ons hart afdalen en onze geest verlichten, ons verstand verhelderen; het verborgene openbaar maken en zelf onze leraar zijn voor dat wat we niet verstaan. Natuurlijk ervan uitgaand dat we bereid zijn te doen wat we kunnen. Johannes Chrysostomos
OVER DE EENZAAMHEID De aantrekkelijkheid van het beschouwend leven heb ik bemind; maar door een verborgen oordeel is mij het actieve leven ten deel gevallen. Ik haast me met Maria aan de voeten van de Heer te zitten en de woorden uit zijn mond in me op te nemen. Maar ik moet ook net als Martha bij de deur dienst doen, en me met vele zaken bezig houden. Ik geloof ook dat er een legioen boze geesten uit mij gedreven is; en dat ik mijn bekenden wil vergeten om aan de voeten van de Verlosser te zitten. Maar zie, er wordt tegen mijn wil in en ondanks mijn verzet gezegd: keer terug in je huis, en verkondig welke grote daad de Heer voor jou gedaan heeft (Markus 5,19). Wie mag bij zoveel aardse zorgen het wonder van God verkondigen, terwijl het mij al zo zwaar valt om ze te gedenken? Ja, in deze waardigheid houden te zeer tijdelijke zaken mij bezig. Ik moet mezelf herkennen in diegene van wie geschreven staat: U heeft hen neergehaald, omdat ze verheven werden (psalm 73,18). Want valse zielen komen innerlijk ten val, als zij met vergankelijke eer worden bekleed, en zo uiterlijk verheven lijken. De verheffing zelf is hun val, en terwijl zij zich in bedriegelijke roem verheugen, verliezen ze de ware roem. Gregorius de Grote OVERDENKING VAN DE HEILIGE SCHRIFT REINIGT DE GEDACHTEN Niets is zo passend als onzuivere gewoontes uit de ziel te verdrijven. En storende herinneringen die
verwarrende activiteiten in het lichaam veroorzaken, te beteugelen. Dat kan door liefdevolle overdenking van de leer, en het nadenken over de diepte van het begrip van Schriftwoorden. Laat je dachten verzinken in het geluk, als zij de in Schriftwoorden opgehoopte wijsheid onderzoekt. Dan laat de herinnering aan deze kracht het lichaam achter zich. Ze vergeet de aarde, en alles wat daarmee samenhangt. Ze poetst in de ziel alle herinneringen uit aan de beelden van aardse werkelijkheid. Hoe vaak blijft de ziel die zich verwondert over de Schrift, niet zonder de gewone alledaagse zorgen. Dat komt door het nieuwe dat uit de zee van de geheimen van de Schrift tevoorschijn komt. Wanneer de geest alleen maar aan de oppervlakte van haar water zwemt, en niet naar de diepten duikt, dan toch zal dit onderzoek door haar liefdesijver iets geven dat sterker is dan al het gewone alledaagse. Isaak van Ninivé, de Syriër HET DOOPSEL (II) De meest gebruikelijke en geschikte dag om te dopen is het Paasfeest, waarop ook het lijden van Heer, waarin wij gedoopt worden, zich voltrokken heeft. Niet onpassend legt men het als een voorafbeelding uit, dat, toen de Heer zijn laatste Paasfeest zou vieren, Hij aan zijn leerlingen, die uitgezonden waren, om de voorbereidingen te treffen, de plaats waar het Paasfeest gevierd zou worden, aanduidde door het teken van het water: Gij zult een man tegenkomen die water draagt. Tertullianus
REINIGING VAN HET GEWETEN VOOR DE ONTVANGST VAN HET SCHRIFTWOORD Wie aan de druivenpluk begint, is gewoon de vaten waarin de wijn gegoten wordt, te reinigen, zodat geen enkele verontreiniging de helderheid van de wijn bederft. Want welk nut heeft het de wijnranken in rijen planten, de grond waarin ze staan, elke jaar omspitten, met de ploeg voren trekken, hen snoeien, rechtop zetten, aan stokken binden, als de zo moeizaam gewonnen wijn in de vaten bedorven wordt? Wie de ochtendzon wil aanschouwen, reinigt zijn ogen, haalt er elk stofje uit dat het zien van de zon zou kunnen belemmeren, en zorgt ervoor dat er geen waas voor zijn ogen is. Zo zal er bij de lezing van de Schrift voor ons de zon opgaan die er daarvoor niet was. reinig dus het oog van je geest, mens, en de innerlijke blik van je ziel, dat geen enkele zondensplinter de kracht van je geest belemmert of het schouwen van een zuiver hart vertroebelt. Reinig je oor, om in een rein vat de heldere stroom van het goddelijke Schriftwoord op te nemen. Laat geen vuil binnendringen. Ambrosius OOK DE RIJKE ZAL IN HET RIJK VAN GOD BINNENGAAN De eersten zullen de laatsten zijn, en de laatsten de eersten (Markus 10,31). Dit woord is veelvoudig te duiden. Want ze gaat niet alleen over de rijken, maar in feite over alle mensen. De Heiland heeft de rijken niet omwille van hun rijkdom uitgesloten. Als zij bereid zijn om de tijdelijke goederen als tijdelijk
te zien, als zij zich door Hem willen laten leiden, dan vinden ze een anker dat hen helpt. Vele rijken zijn in rijkdom geboren, niet omdat ze dat gewild hebben. Ze worden door de Heer dan ook niet daarom buitengesloten. Maar ze hebben door die rijkdom andere mogelijkheden gekregen om de Heer te volgen. Net als de arme kunnen ze vrij zijn om de Heer te volgen, of in Gods Geest te ademen. Als dat niet zo zou zijn, dan is het zo dat inderdaad een kameel gemakkelijker voor een naald gaat, dan een rijke het Rijk van God binnengaat. De rijken moeten dus leren hoe hun rijkdom te gebruiken en het eeuwig leven te verwerven. Clemens van Alexandrië DRINGENDE AANMANING DIE HEILIGE SCHRIFT TE LEZEN Jullie hebben de gave van kennis, de gave van rijkdom, de gave van barmhartigheid en de gave van liefde voor de heilige Drievuldigheid ontvangen. En toch willen jullie je nog onophoudelijk met de wereldse zaken bezighouden. Of blijven jullie kringetjes lopen rond onbenulligheden. Maar jullie laten na het woord van de Verlosser te lezen. Heel de Schrift is in feite een brief van de almachtige God aan zijn schepsels. Als jullie op reis zouden zijn, en een brief van de keizer zouden ontvangen, dan zouden jullie niet rusten voordat je de brief van de aardse keizer geheel gelezen en begrepen had. Nu heeft de hemelse keizer, de Heer van mensen en engelen, jullie een brief gestuurd voor jullie eeuwig heil. Toch verzuimen jullie deze brief ijverig
te lezen. Neem daarom alsjeblieft de moeite om dagelijks het Woord van God te leren kennen; om ijverig naar het eeuwige te verlangen; om je ziel te laten ontvlammen door een groot verlangen naar de vreugde van de hemel. Hoe groter je onrust is, waarmee je je Schepper liefhebt, des te groter zal je rust zijn. Moge de almachtige God je de Geest van de troost over je laten komen. Hij vervult zelf je ziel met zijn aanwezigheid en verheft je daardoor in de hoogte. Gregorius de Grote HET DOOPSEL (III) Hierna is de tijd van Pinksteren de meest blijde tijd om te dopen. Toen vertoefde de Meester herhaaldelijk te midden van zijn leerlingen. Hij verleende toen voor het eerst aan hen de genade van de heilige Geest. En toen ook is bij hen de hoop gewekt dat Hij zou terugkeren. Maar ook als Jeremia zegt: en ik zal hen verzamelen van de uitersten van de aarde op de feestdag, bedoelt hij de dag van Pasen en van Pinksteren. In feite echter is elke dag een dag van de Heer, elk uur, elk tijdstip is geschikt om te dopen. Ook al is de ene dag meer gebruikelijk dan de andere; voor de genade maakt dat geen verschil Tertullianus HET LICHT VAN DE GODDELIJKE SCHRIFT Ondraaglijk is het woord van Christus dat Hij gesproken had: zoekt en gij zult vinden; klopt en er wordt opengedaan (Matteüs 7,7). Omdat de
meerderheid van de hier aanwezigen al zorgen genoeg rond partners, rond de opvoeding van kinderen, en rond het huishouden, lukt hen niet om dit woord realiteit te maken. Wees daarom minstens bereid om de door anderen aangereikte gedachten aan te nemen. En laat het luisteren naar de Schriftuitleg u minstens zoveel waard zijn als het verkrijgen van geld. Misstanden komen voort uit het niet kennen van de heilige Schrift: daaruit komt de modder van vele dwalingen voort; dat brengt het zorgeloze leven van leven voort; daarom is veel van uw arbeid vruchteloos. Want zoals degenen die beroofd zijn van het licht in hun ogen niet meer precies de weg kunnen vinden, zo dwalen ook velen die geen oog hebben voor het licht van de goddelijke Schrift. Zij lopen in duisternis. Laten wij dat vermijden door onze ogen open te houden voor de lichtstralen van het apostolische woord. Johannes Chrysostomos WELKE RIJKE WORDT GERED? De Heer staat het gebruik van aardse goederen toe. Hij beveelt niet om je te beperken tot het uiterst noodzakelijke. Maar Hij waarschuwt tegen slecht gebruik ervan. Want dat levert ziekte en lijden op. De rijkdom in zichzelf brengt geen heil. Je vrij opstellen ervan is de opdracht, zodat je de roepstem van de Heer kunt horen: Kom en volg Mij (Markus 10,21). Alleen voor een zuiver hart opent zich de weg; een onzuiver hart laat de genade niet toe. Onzuiver is hij die vol begeerte en lust is. Wie echter goud en zilver en huizen als gaven van God
bezit, en dient daarmee dus God door mensen te helpen. Hij is zich ervan bewust dat hij door zijn bezittingen zijn broeders en zusters kan dienen, en zo een goddelijk werk kan verrichten. Clemens van Alexandrië HET VOORBEELD VAN DE KAMERLING Als we de geestelijke Bijbel ter hand nemen, dan zullen we ons hart verheffen, onze gedachten concentreren, iedere wereldse gedachte van ons houden, en zo met grote en diepe aandacht de Schrift lezen. Zo zijn we in staat om ons door de hemelse Geest naar begrip van de Schrift te laten voeren, en er onze winst uit te halen. De kamerling, schatbeheerder van de koningin van Ethiopië, een heiden, die voor de wereld een belangrijke positie innam, verwaarloost de lezing van de niet eenmaal tijdens zijn reis met de draagkoets. Maar hij heeft het boek van de profeet Jesaja in de hand en vlijtig bestudeert hij de tekst, hoewel hij niet begreep, wat er stond. Enerzijds deed hij wat hij kon, namelijk opmerkzame vreugde in de Schrift. Anderzijds verlangde hij naar iemand die het hem kon uitleggen (Handelingen 8,26-40). HET VOORBEELD VAN DE KAMERLING (II) Neem van mij aan hoe groots dit is, zelf onderweg te zijn en de lezing van de Schrift niet te verwaarlozen. Hoevelen zijn er niet die gewoon thuis zijn, en die zich inbeelden dat de lezing van de Schrift iets overdadigs is. Overbodig, omdat ze met een vrouw samenwonen, voor hun kinderen
moeten zorgen, personeel moeten aansturen, of om andere dingen bekommeren. Het lukt hun daarom niet de Schrift te lezen. Maar kijk nog eens naar die kamerling, die hoge ambtenaar van een heidens volk die in de begrijpelijke omstandigheden verkeert om die lezing na te laten. En het is zelfs niet eenvoudig, ja zelfs moeilijk om onderweg te lezen. En toch hebben alle ijver en verlangen deze hindernissen weggenomen. Hij is begonnen met lezen en hij heeft niet gezegd wat velen zeggen: ik begrijp niet wat er in de Schrift staat. Ik kan de diepte van die woorden niet begrijpen. Waarom zou ik vergeefse moeite doen als ik niemand heb die me daarbij kan helpen? Zo dacht deze man niet die naar tongval een barbaar was, maar in zijn hart een wijze was. Hij meende dat God hem niet zou alleen laten, maar hem spoedig een hemelse hulp zou sturen als hij doet wat in zijn vermogen lag. Daarom legde hij zich toe op de Schriftlezing. En daarom viel zijn ijver op bij de Heer die van mensen houdt. Hij liet hem niet hulpeloos achter, maar stuurde hem een leraar. Deze barbaar is in staat om voor ons een leraar te worden. Allen: zij die een huishouden voeren; zij die in een klooster leven; zij die een belangrijke positie innemen; zij die een gewone baan hebben; allen kunnen zij van deze man leren dat er altijd tijd is voor het lezen van de Schrift. Dat er op elke plek ruimte is om de Schrift te lezen. Thuis of op reis – altijd is er wel tijd hiervoor. De Heer die ons verlangen naar geestelijke rijkdom kent, zal ons niet in de steek laten, maar verzekert ons van hemelse verlichting en Hij verlicht ons hart.
Daarom mogen we de lezing van de Schrift niet verwaarlozen. Johannes Chrysostomos WORDT ALS KINDEREN De gehele leer van de christelijke wijsheid bestaat niet uit spitsvondigheden, ook niet in het streven naar roem en eer, maar in de ware en vrijwillige deemoed. De deemoed die onze Heer Jezus Christus van de moederschoot tot aan de dood aan het kruis verkozen en verkondigd heeft. Want toen zijn leerlingen met elkaar strijden wie de belangrijkste, plaatste de Heer een kind in hun midden. Hij zei: waarlijk, Ik zeg jullie: wie zich niet bekeert, en niet wordt als kinderen, zal het Koninkrijk der hemelen niet binnengaan. Wie zichzelf vernedert en wordt als een kind, die is de grootste in het Koninkrijk der hemelen (Matteüs 18,1; Markus 9,33v; Lukas 9,44v). Christus bemint ook de kleinen, van wie Hij de liefde en de ziel het eerst had. Hij bemint de kleinen omdat ze ons de deemoed leren, omdat ze ons een voorbeeld van onschuld geven en de zachtmoedigheid belichamen. Hij bemint de kleinen. En Hij laat mensen in hun ouderdom weer tot kinderen worden. Naar zijn eigen voorbeeld vernedert Hij ieder die Hij naar het eeuwig leven voert. Leo de Grote HET GEBRUIK VAN DE WET ALS OM TAKEN TE ZIEN
De belangrijkste weg om je plichten te leren kennen, is de lezing van de goddelijk geïnspireerde Schriften. Want hierin vindt men de richtlijnen voor het handelen, en voor de levenswandel van de heilige mensen. Ze zijn als levende voorbeelden beschreven van een godgevallig doen van de goede werken. Voor iemand zich zwak mag voelen, mag gelden: als je de navolging serieus neemt, vind je tegelijk in de universele apotheek de benodigde medicijnen voor je gebreken. De vriend van de kuisheid zal altijd de geschiedenis van Jozef tot lectuur kiezen. Hij leert van hem hoe hij niet alleen zijn lusten kan bedwingen, maar ook kan volharden in deugdzaamheid. Grote moed leer men van Job. Toen zijn levenslot met een slag van rijk naar arm omsloeg, van een kinderrijke vader naar kinderloos, bleef hij dezelfde. Hij bewaarde onverminderd zijn moed. Zelfs toen zijn vrienden kwamen om hem te troosten, en hem toen verwijten maakten, en zo zelfs zijn lijden vergroten, liet hij zich niet terneerdrukken.
HET GEBRUIK VAN DE WET OM TAKEN TE ZIEN (II) Als het van belang om mild en zachtmoedig te zijn, dan vindt men in David een hoogmoedige krijgsheld. Hij is echter ook zacht en verzoenend naar zijn vijanden toe. Zo was ook Mozes die met grote ijver tegen ieder optrad die tegen God misdeed. En die met gelatenheid persoonlijke beschimpingen verdroeg. Zoals schilders naar het origineel kijken, als ze kopieën van schilderijen willen; zo moet ieder die naar de volmaaktheid streeft, naar het leven van heiligen kijken. Zij zijn levende en handelende beelden, waardoor ieder zich het goede kan eigen maken. Gebed volgt op de lezing van de Schrift. En zij versterken de verjongde ziel die door het verlangen naar God gegrepen is. Een goed gebed bewerkt een levendige voorstelling van God in de ziel. En het wonen van God in ons komt tot stand als wij een levende herinnering aan God hebben. Wij worden tempel van God, als de herinnering aan Hem niet door aardse zorgen wordt ondergesneeuwd, en niet door lijden wordt overmeesterd. Maar als de liefde voor God zich op God blijft concentreren, en zo al het lijden uitzuivert, en de oefeningen doet die tot deugdzaam leven voeren. Basilius de Grote. LEZING VAN DE HEILIGE SCHRIFT THUIS Ik spoor jullie aan dat jullie volhardend en met zorgvuldigheid de lezing van de Schrift volgt in de
viering. Dan kunnen jullie niet alleen in de kerk, maar ook thuis de Schrift ter hand nemen, en de vruchten daarvan plukken. Want groot os de winst die daaruit te halen valt. Ten eerste zal de tong door het voorlezen gevormd worden. Vervolgens zal de ziel verheven worden, omdat ze door het licht van de zon der gerechtigheid verlicht wordt. En ook omdat ze van boze gedachten verlost wordt, en omdat ze zich dan in vreugde en rust verheugt. Want sowieso wat de lichamelijke spijs voor de instandhouding van onze kracht is, dat is de lezing van de Schrift voor de ziel. Zij is de geestelijke spijs die het denken versterkt. De ziel wordt daardoor sterker, standvastiger en met meer levenswijsheid vervult. Zij stelt niet meer toe dat men zich door het onbegrijpelijk lijden gevangen laat nemen. Zij maakt de vleugels van de ziel licht; zij verplaatst haar uiteindelijk om zo te zeggen naar de hemel. Daar zullen we zoiets niet nalaten. Ik vraag jullie dringend om je thuis ijverig op de Scrhiftlezing toe te leggen. DE BESCHERMING VAN DE KERK Jij bestrijdt de Kerk, maar je kan haar niet beschadigen. Als je tegen een stekel stoot, beschadig je die niet; zij zal je voeten doen bloeden. De golven kunnen de rotsen net vernietigen; zij lossen eerder zelf in schuim op. Niets is sterker dan de Kerk. Stop die oorlog tegen haar; anders zal jij zelf je einde vinden. De Kerk kan je niet verslaan, omdat God zelf de allermachtigste is. God heeft haar gesticht. Jij kent zijn macht niet. De Kerk is sterker dan de hemel. Hemel en aarde
zullen vergaan, maar mijn woord niet (Matteüs 24,35). Welk woord? Jij bent Petrus, en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen, en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen (Matteüs 16,18). Als je dit woord niet gelooft, geloof dan de feiten. Vele tirannen hebben de Kerk willen overwinnen. Soms door martelwerktuigen, soms door vuur, soms door wilde dieren, soms door het zwaard, maar het is ze niet gelukt. En over hen die de Kerk hebben bestreden, wordt niet meer gesproken. En de Kerk glanst als nooit tevoren. Kon ze al niet overwonnen worden toen ze nog klein en jong was; nu is ze verspreid over heel de aarde. God houdt meer van de Kerk dan van de hemel. Hij heeft een hemellichaam aangenomen, maar een aards lichaam, het lichaam van de Kerk. De hemel bestaat om de Kerk, niet de Kerk om de hemel. Johannes Chrysostomos HET WOORD VAN GOD WORDT ALLES IN ALLEN Haasten wij ons om van het goddelijke manna te genieten. Want die manna neemt in iedere mond de smaak aan die men wil proeven. Hoor, hoe de Heer ieder die komt, zegt: het moge u gaan overeenkomstig uw vertrouwen (Matteüs 9,29). Neem het woord van God dat in de kerk verkondigd wordt, met het volle geloof en met volle aandacht op. En het zal in jou worden wat jij wilt. Bij voorbeeld, als je bedrukt bent, troost het je en zegt: een rouwmoedig en vermorzeld hart verwerpt God niet (psalm 51,19). Verheug je op het komende, dan overlaadt het je met vreugde: wees
opgetogen om de Heer, rechtvaardigen (psalm 32,11). Ben je toornig, dan kalmeert het je, en zegt: weg met je woede, laat je razernij varen (psalm 37,8). Ga je gebukt onder leed, dan heelt het je: de Heer geneest al het leed dat je lijdt (psalm 103,3). Wordt je door armoede getroffen, dan troost het je: de Heer tilt de arme uit het stof. Hij trekt hem omhoog uit het vuil (psalm 113,7). Op zulke wijze geeft het manna van het woord van God in jouw mond alle smaak die je zoekt. Origines
BESCHOUWING EN VERRUKKING DOOR DE LEZING VAN DE GODDELIJKE SCHRIFT Als wij van het zichtbare naar het onzichtbare opgestegen zijn, zullen we met de apostel kunnen zeggen: Wij weten immers: als ons aardse huis, een tent, wordt afgebroken, heeft God voor ons een woning die niet door mensenhanden is gemaakt, een eeuwig huis in de hemel (2 Korintiërs 5,1). En evenzo: ons vaderland is in de hemel. Vandaaruit verwachten wij onze verlosser, de Heer Jezus Christus. Hij zal ons armzalig lichaam veranderen en gelijkvormig maken aan zijn verheerlijkt lichaam (Filippenzen 3,20-21). Laat ons dus naar het woord van Heer worden als zij over wie de Heer in het evangelie tegen zijn Vader zegt: zij zijn niet van de wereld, zoals ook Ik niet van de wereld ben (Johannes 17,15). En zoals Hij ook tegen de apostelen zelf zegt: als jullie van de wereld waren, zou de wereld jullie als het hare erkennen en liefhebben. Maar jullie zijn niet van de wereld: Ik heb jullie uit de wereld uitgekozen, en daarom haat de wereld jullie (Johannes 15,19). BESCHOUWING EN VERRUKKING DOOR DE LEZING VAN DE GODDELIJKE SCHRIFT (II) We zullen dus dan de ware volmaaktheid bezitten, als onze geest niet meer afgestemd is op het vlees. Maar door de verwerking van ieder lijden, gelouterd van elke aardse bezorgdheid, en door de onophoudelijke bestudering van de Schrift en de beschouwing van het geestelijke zullen we
opstijgen naar het onzichtbare. En we merken de beperkingen van het lichaam niet meer. Dan zullen we zo in zulke verrukkingen opgenomen worden dat we met ons lichamelijke oor geen stemmen meer horen, en met ons oog geen mens meer zien, zelf geen boom of wat dan ook. We kunnen de geloofwaardigheid en de kracht van deze staat slechts aannemen als we dit daadwerkelijk ervaren. We zullen denken dat het niet bestaat, zelfs als lege ruimte en als het totale niets. Johannes Cassianus GOD TOONT IN ELKE LETTER VAN DE HEILIGE SCHRIFT ZIJN WIJSHEID Zoals in het bouwwerk van de wereld de goddelijke kunst niet alleen aan de hemel, aan de zon, de maan en de sterren zichtbaar is, maar ook op aarde in het geringe. De Schepper heeft zelfs de nietigste dieren niet veronachtzaamd. En ook de zielen in hen niet. Want ieder heeft iets karakteristieks in zich. De dieren op hun manier om zich te beschermen; de planten omdat er altijd iets vernunftigs in de wortel of in het blad of in de vruchten aanwezig is, ieder naar zijn eigen soort. Zo nemen wij ook aan dat in de boeken die geschreven zijn met de inspiratie van de heilige Geest, de verheven goddelijke Voorzienigheid in alle letters de bovenmenselijke wijsheid aan de mensen uitdeelt. Want aan iedere letter, en wel naar de mate van de geschiktheid van elke letter, is een heilzame gedachte als spoor van de wijsheid meegegeven. Origines
OVER HET JUISTE BEGRIP VAN DE HEILIGE SCHRIFT Elke kruid heeft een kracht of voor een lichamelijke kwaal of voor een andere behoefte. Nu hoeft niet elk mens te weten welke kruid welke kracht bevat. Daarvoor zijn er plantkundigen. Zo is de heilige Geest een soort botanicus, die in de heilige Schrift iedere jota en elk streepje een kracht gegeven heeft. Die elke letter zijn eigen kracht gegeven heeft. En die weet dat niet van wat er staat, overbodig is. Wil je nog een tweede gelijkenis horen? Ieder deel van het lichaam is door God tot een bepaalde taak geschapen. Het is niet belangrijk om te weten waartoe elke deel dient. Daarvoor zijn er anatomen onder de artsen die kunnen zeggen waartoe elke klein deel dient dat door de Voorzienigheid gemaakt is. Versta op die manier ook de heilige Schrift. Origines DE LIEFDE VAN GOD Waarlijk, Ik zeg jullie wie: iedereen die broers of zusters, moeder, vader of kinderen, huis of akkers heeft achtergelaten omwille van Mij en omwille van het evangelie, zal het honderdvoudige krijgen (Markus 10,29). Dit woord van Jezus verontrust ons niet. net als een ander woord van Hem: wie zijn vader, moeder en kinderen niet haat, noch zijn eigen leven, kan mijn leerling niet zijn (Lukas 14,26). Want de God van de vrede, die ook de
liefde tot de vijand vraagt, kan niet haat jegens die wij liefhebben, vragen. Als iemand zijn vijanden moet liefhebben, dan is het vanzelfsprekend dat men ook zijn verwanten liefhebt. Als men dus zijn naasten zou moeten haten, hoeveel moet je dan je vijanden haten. Zo lijkt het dus dat deze woorden elkaar opheffen. Maar ze laten twee kanten van het leven zien. Als je een broer of een vader hebt, die jou van het geloof willen brengen, met jou onrecht willen bedrijven, dan staan ze jouw heil in de weg. Blijf dan bij je vader of broer ver weg. Dan is de stem van Christus belangrijker die zegt: Ik heb jou doen herboren worden. Ik heb jou van de dood gered. Noem niemand op aarde vader, alleen je Vader in de hemel. Laat de doden de doden begraven, maar volg Mij. Ik ben jouw opvoeder, want Ik heb je mijzelf als brood gegeven. Ik ben jouw Leraar van de hemelse wijsheid. Laat Christus dus in jou wonen. En zegevieren over alle innerlijke strijd. Clemens van Alexandrië TEGEN DE WILLEKEUR BIJ DE UITLEG VAN DE HEILIGE SCHRIFT Ik moet de ijver van allen kalmeren die vol vreugdevolle jubel op de hun door God gegeven gave van de Schriftuitleg roemen. Als zij dat zonder de hulpmiddelen van de regels doen die ik in het volgende zal aangeven. Zulke mensen mogen zich terecht verheugen op zo’n goddelijke gave, maar ze moeten zich herinneren dat ook zij hun kennis hebben gekregen door mondelinge en schriftelijke bemiddeling. Zij moeten toch toegeven dat ieder
van ons reeds in zijn eerste kinderjaren zijn moedertaal slechts door te luisteren geleerd heeft en dat hij ook iedere andere taal, bijvoorbeeld het Grieks of het Hebreeuws of een andere taal, op soortgelijke wijze geleerd heeft, namelijk door te luisteren of door het onderricht van een menselijke leraar. Moeten wij dus al onze broeders en zusters oproepen hun kinderen zulke dingen niet te leren, omdat de apostel die door de uitstorting van de heilige Geest in een ogenblik alle talen van de alle volkeren gesproken had? Of moet ieder die zoiets niet krijgt, daarom maar geen christen genoemd worden? Of moet ieder twijfelen dat hij niet de heilige Geest heeft ontvangen? Maar in alle ernst: ieder leert zonder zelfoverschatting wat nu eenmaal door een mens geleerd moet worden? En wie anderen onderwijst, geeft zonder zelfverheffing en zonder afgunst door, wat hij zelf ontvangen heeft. TEGEN DE WILLEKEUR BIJ DE UITLEG VAN DE HEILIGE SCHRIFT (II) We zullen niet beproeven waarin we geloven. Het kan niet zo zijn dat wij, op een dwaalspoor gezet door listen van onze erfvijand en door eigen gebrek, of niet meer naar de kerk gaan om daar het evangelie te horen en te leren kennen, of dat we geen boek lezen en geen lezing of preek van een mens willen horen. Dan moeten we vrijwillig daarop wachten, in het lichaam of buiten het lichaam, zoals de apostel schrijft, in derde hemel gevoerd te zijn en daar onzegbare woorden te horen zoals
geen mens ze mag uitspreken, of om de Heer Jezus Christus te zien en liever onmiddellijk van Hem zelf dan van mensen het evangelie te horen (zie 2 Korintiërs 12,2v). We moeten ons van zulke hoogmoedige en gevaarlijke beproevingen onthouden. We kunnen liever bedenken dat zelfs de apostel Paulus die toch zeker door een goddelijke en hemelse stem tegen de grond geworpen is en daarna onderricht is, vervolgens ook naar een mens gestuurd is om de sacramenten te ontvangen en door de Kerk opgenomen is (Handelingen 9,3vv). En hoewel het een engel was die de centurio Cornelius meldde dat zijn gebed verhoord is en zijn aalmoes genadig ontvangen is, werd hij toch naar Petrus verwezen om door hem onderricht te worden (Handelingen 10,3vv). Door hem ontving hij niet alleen de sacramenten, maar hij kreeg ook van hem te horen wat hij moest geloven, hopen en liefhebben. Zeker, dat alles had ook door een engel kunnen gedaan worden, maar dan wordt alle menselijke waardigheid ter zijde geschoven. Dan zou God de schijn oproepen dat Hij niet meer mensen roept om andere mensen zijn woord te bemiddelen. Hoe moet anders dit woord waar worden: de tempel van God is heilig, en jullie zijn die tempel (1 Korintiërs 3,17), als God door deze tempel geen woord meer wil meedelen, maar zijn gehele openbaring aan de mensheid slechts nog rechtstreeks uit de hemel en slechts door engelen wil laten verkondigen? En als de mensen niets meer van elkaar leren, dan zal zelfs de liefde die mensen met elkaar verbindt, geen kans geboden worden. De zielen van de mensen kunnen dan niet – om zo te zeggen – in
wederzijdse stromen elkaar ontmoeten en met elkaar versmelten. Augustinus DE HEILIGE SCHRIFT ALS HULPMIDDEL TEMIDDEN VAN HET ALLEDAAGSE Ik spoor jullie onophoudelijk aan dat jullie niet alleen niet in de kerk moeten oppakken wat jullie gezegd wordt, maar jullie moeten ook thuis met grote vlijt de Schrift lezen. Dan zal er niemand meer komen die zegt: ik ben advocaat, ik ben lid van de gemeenteraad, ik ben ambachtsman, ik heb een vrouw, en ik moet kinderen opvoeden, ik heb een huishouden, ik ben een man van de wereld; het is niet mijn taak om de Schrift te lezen. Dat moeten zij maar doen die zich uit de wereld hebben teruggetrokken, die hoog in de bergen wonen, die een leven alleen hebben. Wat zeg je? Dat het jouw zaak niet is om de heilige Schrift te begrijpen, omdat je in duizend zorgen verstrikt zit. Juist daarom moet je des temeer daarmee bezig houden. Want ieder heeft de troost en de hulp van de heilige Schrift ten zeerste nodig als hij midden in de tornado van het drukke leven staat. De monniken worden niet door het lawaai van de straat verstoord; zijn hebben hun onderdak in afzondering gebouwd. Zij gaan met niemand om, maar genieten van de volkomen rust en stilte, als woonden ze in een windstille haven, waar alles compleet zeker is.
DE HEILIGE SCHRIFT ALS HULPMIDDEL TEMIDDEN VAN HET ALLEDAAGSE (II) Maar wij – wij die op zee heen en weer geworpen worden, en in duizenden gevaren van de zonde zweven – wij hebben de voortdurende troost en bemoediging van de heilige Schrift nodig. Velen verblijven ver van het slagveld; daarom raken ze ook niet gewond. Jij echter staat in de voorste slaglinies, en raakt steeds weer gewond. Daarom heb je ook meer genezing nodig dan anderen. De ene keer erger je je aan je partner; dan heb je zorgen over je kinderen; dan is er een werknemer die je tot boosheid drijft; dan duikt er een oude vijand op; een vriend praat slecht over je; een buur hoont je; een collega leidt je om de tuin; vaak komt het ook voor dat een rechter je bedriegt; of dat armoede je terneer drukt; dat het verlies van een verwant je in droefheid laat neerzitten; dat het geluk je overmoedig maakt; of dat juist het ongeluk je terneerslaat. Er zijn talrijke aangelegenheden die tot boosheid, zorgen, moedeloosheid, droefheid, ijdelheid of vertwijfeling kunnen brengen. Daarom hebben we steeds weer het wapen van de Schrift nodig. Laten we dus dit goddelijke medicijn gebruiken, zodat we de wonden die we oplopen, kunnen laten helen. En dat we de bedreigingen kunnen afwenden. Zo kunnen we de pijlen van de duivel stomp maken, of ze laten ons koud omdat we onophoudelijk de Schrift lezen. Het is onmogelijk dat iemand gered wordt die niet voortdurend de geestelijke lezing onderhoudt. Johannes Chrysostomos