Op stapel 2013-04 15 juli 2013 In de rubriek Op stapel geven de collega’s van de afdeling Onderwijsorganisatie en -personeel kort toelichting bij ontwerpregelgeving die eerstdaags wordt behandeld in het Vlaams Parlement (decreten) of door de Vlaamse Regering wordt goedgekeurd (besluiten). De toelichting geeft de stand van zaken weer bij het afsluiten van de onderhandelingen in Sectorcomité X. Definitief uitsluitsel kan uiteraard alleen de tekst geven die in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd. Voor bijkomende inlichtingen kunt u terecht bij: GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap Onderwijsorganisatie en -personeel Guido Liessens E-mail:
[email protected] Tel: 02/790 93 51 Een exemplaar van de teksten van de (voor)ontwerpen kunt u aanvragen bij Willy Dessers E-mail :
[email protected] Tel: 02/790 93 57 Jan Brewée E-mail :
[email protected] Tel: 02/790 93 60
In deze aflevering: -
BaO en SO: gewettigde afwezigheid van de leerling (1); SO: maximale duur van de evaluatie (1); SO: samenstelling klassenraden (1); DBSO: erkende opleidingen (1); Volwassenenonderwijs: opleidingsprofielen (2); Volwassenenonderwijs: examencommissies (3); Personeel: bekwaamheidsbewijzen basisonderwijs (4), secundair onderwijs (5), volwassenenonderwijs (6), godsdienstonderwijs (7); Personeel: adoptieverlof, loopbaanonderbreking (8).
Op Stapel 2013-04
1
(1) Ontwerp-BVR tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering betreffende het basis- en het secundair onderwijs -
Afwezigheid wegens ziekte in de week die onmiddellijk voorafgaat of volgt op een schoolvakantie moet in het basis- en secundair onderwijs voortaan altijd geattesteerd worden door een doktersbriefje, ook al zou het om een ééndagsafwezigheid gaan. In het secundair onderwijs geldt dat ook voor afwezigheden op evaluatiemomenten buiten examenperiodes, maar dan alleen als de instelling dat zo bepaalt.
-
Naar analogie met de regeling in het secundair onderwijs worden de regels voor de wettiging van een afwezigheid van de leerling wegens persoonlijke omstandigheden in het basisonderwijs versoepeld: de directeur beslist op vraag van de ouders. Het is de directeur die vrij oordeelt; er wordt dan ook niet meer gepreciseerd wat onder zo’n ‘persoonlijke omstandigheid’ kan worden verstaan. Het gaat uiteraard niét om afwezigheden die al door de regelgeving zelf worden gewettigd, zoals afwezigheden voor maximaal zes lestijden per week in het kader van topsportbeoefening en de gewettigde afwezigheden in het kader van revalidatie.
-
Er wordt wat gewijzigd/gepreciseerd aan de regels over de maximale duur van de evaluatie van de leerlingen in het secundair onderwijs. We vatten de principes kort samen: In het gewoon secundair onderwijs en het buitengewoon secundair onderwijs – opleidingsvorm 4 mag niet meer dan dertig lesdagen (per leerlingengroep) worden besteed aan evaluatie. Onder ‘evaluatie’ moeten in deze context zowel de vooraf aangekondigde examens of proeven over grotere leerstofgehelen (met uitzondering van de geïntegreerde proef en eventueel bekwaamheidsproeven in het kader van een externe certificering, waar die verplicht is), ieder besluitvormingsproces van de klassenraad (met inbegrip van de deliberatie; de deliberatie mag overigens pas starten op de vijfde laatste lesdag van juni (januari voor Se-n-Se-opleidingen en HBO5-opleidingen Verpleegkunde die eindigen op 31 januari)), als de evaluatiegesprekken met de leerlingen en de ouders worden verstaan. In opleidingsvormen 1, 2 en 3 van het buitengewoon secundair onderwijs en in scholen die een systeem hanteren van uitsluitend permanente evaluatie (zonder examens of proeven over grotere leerstofgehelen) is het maximum aantal dagen op 9 bepaald. Schoolbesturen kunnen beslissen dat leerlingen, als hun ouders het er mee eens zijn, op examendagen alleen gedurende het examen zélf, en tijdens deliberatiedagen helemaal niét op school aanwezig moeten zijn. Voor leerlingen waarvan de ouders het daar niet mee eens zijn, moet de school in opvang voorzien. De invulling ervan wordt vastgelegd na overleg met de schoolraad.
Op Stapel 2013-04
2
-
Bij het begin van het schooljaar kan de voorzitter van de toelatingsklassenraad, de begeleidende klassenraad of de delibererende klassenraad stemrecht geven aan voordrachthouders die van de klassenraad deel uitmaken als ambtshalve raadgevend lid. De voorzitter bepaalt in voorkomend geval het stemgewicht per voordrachthouder (waardoor kan worden voorkomen dat een groep voordrachthouders met ieder maar een beperkte opdracht, te veel gewicht krijgt binnen de klassenraad).
-
Leerlingen uit het buitengewoon lager of secundair onderwijs kunnen als regelmatige leerling worden ingeschreven in het eerste leerjaar A of B van het gewoon secundair onderwijs. Er is daarvoor wel een gunstige beslissing nodig van de toelatingsklassenraad en het CLB moet de ouders of de leerling vooraf hebben geadviseerd. Omdat Opleidingsvorm vier (OV 4) in het buitengewoon onderwijs, wat structuur en organisatie betreft, eigenlijk overeenkomt met het gewoon secundair onderwijs, vervallen die voorwaarden voor een leerling uit OV 4.
-
In Op stapel 2013-03 hebben we toelichting gegeven bij een bepaling in Onderwijsdecreet XXIII: “Naar analogie met de mogelijkheid om in individuele leertrajecten te voorzien voor leerlingen met bijzondere artistieke aanleg, kunnen schoolbesturen ook voorzien in de mogelijkheid individuele leertrajecten toe te staan voor leerlingen met een topsportstatuut die in een studierichting zitten die niet de component ‘topsport’ in haar benaming heeft. De mogelijkheid is beperkt tot een aantal sporttakken, die de Vlaamse Regering zal vastleggen. De toelatingsklassenraad, die concreet beslist, omvat, wat het onderwijzend personeel betreft, alle leerkrachten van het betrokken structuuronderdeel.” De Vlaamse Regering legt nu vast dat de sporttakken waar het om gaat, tennis en voetbal zijn.
-
De lijst opleidingen die tijdens het schooljaar 2013-2014 in het DBSO kunnen worden georganiseerd, is dezelfde als voor het schooljaar 2012-2013. Overigens zal de Vlaamse Regering voorstellen voor nieuwe opleidingen (het gaat hier voor alle duidelijkheid niet om programmaties – voor 2013-2014 geldt overigens nog altijd een (relatieve) programmatiestop – maar om het erkennen van programmeerbare opleidingen) voortaan maar kunnen goedkeuren als voor de opleiding een beroepskwalificatie bestaat.
De maatregelen gaan in op 1 september 2013. In het secundair onderwijs moet de organisatie van volgend schooljaar uitzonderlijk ook maar tegen uiterlijk 20 september 2013 (i.p.v. 30 juni) worden vastgelegd (na, zoals elk jaar, onderhandeling in het basiscomité en advies van de schoolraad). oOo
Op Stapel 2013-04
3
Het GO! onderwijs van de Vlaamse gemeenschap gaat akkoord met het ontwerp. De maatregelen kunnen bijdragen aan het tegengaan van luxeverzuim. Het GO! heeft er ook alle begrip voor dat de overheid de maatregelen volgend schooljaar al wil laten ingaan en steunt die intentie ook. Maar mocht de overheid beslissingen over de organisatie van het volgende schooljaar vroeger nemen dan midden juli, dan zou ze haar toevlucht niet hoeven te nemen tot maatregelen (in artikel 6) waardoor het vastleggen van de organisatie in het secundair onderwijs, inclusief overleg met de schoolraad en onderhandelingen in het basiscomité, aan het begin van volgend schooljaar nog eens moet worden overgedaan.
—oOo— (2) Ontwerp-BVR tot wijziging van de indeling van studiegebieden in opleidingen van het secundair volwassenenonderwijs en van de regelgeving betreffende de studiebekrachtiging en de modulaire structuur van het secundair volwassenenonderwijs voor de studiegebieden bouw, handel, huishoudelijk onderwijs, personenzorg en toerisme Het besluit legt nieuwe opleidingsprofielen vast voor: -
-
de modulaire opleidingen Metselaar en Werfbediener binnen het studiegebied Bouw: het gaat concreet om de toevoeging van een uitbreidingsmodule; de modulaire opleiding Huishoudhulp in het studiegebied Huishoudelijk Onderwijs; de modulaire opleidingen Begeleider in de kinderopvang, Begeleid(st)er buitenschoolse kinderopvang, Jeugd- en gehandicaptenzorg, Interculturele medewerker, Logistiek assistent, Verzorgende, Zorgkundige en Begeleider-animator voor bejaarden in het studiegebied Personenzorg: het gaat concreet om de toevoeging van uitbreidingsmodules; de modulaire opleidingen Contactcentermedewerker en Magazijnmedewerker in het studiegebied Handel; de modulaire opleiding Medewerker reisbureau/touroperator in het studiegebied Toerisme. Het CVO met onderwijsbevoegdheid voor de modulaire opleiding Toerisme en onthaal TSO3 heeft vanaf 1 september 2013 onderwijsbevoegdheid voor de modulaire opleiding Medewerker reisbureau/touroperator.
Het besluit treedt in werking op 1 september 2013. oOo Het GO! onderwijs van de Vlaamse gemeenschap gaat akkoord met het ontwerp.
—oOo— Op Stapel 2013-04
4
(3) Ontwerp-BVR tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2010 betreffende organisatie van examencommissies door de Centra voor Volwassenenonderwijs In onze toelichting bij Onderwijsdecreet XXIII (Op Stapel 2013-03) schreven we dat onderwijspersoneel vanaf dit najaar nog maar in één CVO zal kunnen aantonen dat het voldoet aan de decretaal vastgelegde taalvereisten (Nederlands of Frans); tot nu toe waren er dat vier, over Vlaanderen verspreid. Nu wordt ook het besluit in die zin herschreven. Het CVO dat wordt aangewezen, behoudt zijn bevoegdheid voor vijf schooljaren – een eerste keer uitzonderlijk voor twee schooljaren: 2013-2014 en 2014-2015. Kandidaturen moeten binnen zijn uiterlijk op 15 september 2013. Bij het aanwijzen van het centrum worden de volgende afwegingscriteria gehanteerd: 1°
het centrum heeft de onderwijsbevoegdheid voor de opleidingen Nederlands tweede taal richtgraad 1 tot en met richtgraad 4 en Frans richtgraad 1 tot en met richtgraad 4 effectief uitgeoefend ten minste tijdens het schooljaar waarin de aanvraag wordt ingediend of tijdens het voorafgaande schooljaar;
2°
het centrum heeft tijdens de meest recente doorlichting geen voorbehoud gekregen voor zijn evaluatiepraktijk of -beleid voor de opleidingen Frans of Nederlands tweede taal;
3°
de mate waarin het centrum beschikt over een uitgeschreven visie op zijn talenonderwijs en specifiek op de opleidingen Frans en Nederlands tweede taal;
4°
de mate waarin het centrum een evaluatiebeleid voor cursisten heeft uitgebouwd;
5°
de mate waarin het centrum een nascholingsbeleid heeft uitgebouwd voor zijn personeel, in het bijzonder voor de opleidingen Frans en Nederlands tweede taal;
6°
de mate waarin het centrum ervaring heeft met de afneming van taaltoetsen voor externe organisaties;
7°
het centrum beschikt voor de opleidingen Frans en Nederlands tweede taal over een vakgroepwerking en -coördinatie;
8°
de mate waarin het centrum beschikt over personeelsleden die voldoende leservaring en expertise op het vlak van Frans en Nederlands tweede taal kunnen aantonen;
9°
de mate waarin het centrum beschikt over technische infrastructuur om mondelinge vaardigheden te toetsen;
10° de standpunten opgenomen in het protocol van de onderhandeling in het lokaal comité. 11° de mate waarin het centrum vlot bereikbaar is voor kandidaten uit Vlaanderen en Brussel.
oOo Het GO! onderwijs van de Vlaamse gemeenschap gaat akkoord met het voorontwerp.
—oOo— Op Stapel 2013-04
5
(4) Ontwerp-BVR tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldigingsregeling in het gewoon basisonderwijs Wegens tijdgebrek zijn de onderhandelingen over het ontwerp naar september verschoven. We geven alvast mee wat er zoal wordt aangekondigd, al is lang niet zeker dat alles heelhuids, en mét behoud van de aangekondigde inwerkingtredingsdata, uit de onderhandelingen komt: vanaf 1 september 2013: een valorisatie van de academische bachelor (voor wat meer uitleg verwijzen we naar de bespreking van de wijzigingen aan het besluit over de bekwaamheidsbewijzen SO, elders (5) in deze Op Stapel); het schrappen van een aantal diploma’s/getuigschriften die golden als bewijs van pedagogische bekwaamheid (opleidingen die, op zich genomen, onvoldoende basisvaardigheden aanreiken voor een job in het onderwijs; er zijn overgangsmaatregelen voor wie op basis van een van die pedagogische bekwaamheidsbewijzen benoemd is, of in de laatste drie schooljaren aangesteld is geweest: ook daarvoor verwijzen we voor meer uitleg naar de bespreking van de wijzigingen aan het besluit over de bekwaamheidsbewijzen SO, elders, onder (5), in deze Op Stapel); het aligneren van de bekwaamheidsbewijzen voor het ambt van studiemeesteropvoeder in een internaat BaO op die in het SO en BuSO; de verruiming van de vereiste bekwaamheidsbewijzen voor de ambten van verpleger en maatschappelijk werker in het tehuis van het GO! voor opname voor hulp- en bijstandsregeling met PBA Verpleegkunde, ongeacht de afstudeerrichting; het invoegen van ‘ten minste bachelor’ als ander bekwaamheidsbewijs voor het ambt van directeur; een verhoging van het salaris (salarisschaal 300) voor wie met een ander bekwaamheidsbewijs wordt aangesteld als onderwijzer of kleuteronderwijzer, als die een opleiding volgt tot bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs/respectievelijk lager onderwijs; en vanaf 1 januari 2014: een verhoging van het salaris (salarisschaal 143) voor alle anderen die met een ander bekwaamheidsbewijs worden aangesteld in het ambt van kleuteronderwijzer (dat laatste geeft uitvoering aan een bepaling van CAO X, die overigens ook nog niet is goedgekeurd).
—oOo— (5) Ontwerp-BVR houdende de wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs Het gaat om de jaarlijkse bijwerking en actualisatie van de besluiten. Opmerkelijke wijzigingen zijn: -
de ‘valorisatie’ van het diploma van academische bachelor: waar vroeger (in zijn algemeenheid) ‘professionele bachelor’ of ‘ten minste professionele bachelor’, in
Op Stapel 2013-04
6
aanmerking kwam als bekwaamheidsbewijs, wordt dat nu ‘bachelor’, respectievelijk ‘ten minste bachelor’. De maatregel kan in het secundair onderwijs enigszins gevolgen hebben voor het ondersteunend personeel, dat in principe niet onder zijn niveau mag worden aangesteld. Net zoals voor personeelsleden die tijdens hun aanstelling een hoger diploma halen, geldt ook hier dat een personeelslid dat vastbenoemd is in een 63-puntenbetrekking daarin kan blijven staan. Het schoolbestuur kan uiteraard de puntenwaarde aanpassen, maar hoéft dat niet te doen. Doet ze het wel, dan gaat het om een niéuwe benoeming. Ook een tijdelijk personeelslid kan in de betrekking blijven, zolang zijn aanstelling duurt – voor een TADD’er kan dat dus over de schooljaren heen. Wie in 2001 via concordantie in het ondersteunend personeel is terechtgekomen, kan altíjd in zijn oorspronkelijk diplomaniveau aangesteld blijven. -
een aantal diploma’s/getuigschriften verdwijnt uit de lijst van diploma’s/getuigschriften die in aanmerking komen als bewijs van pedagogische bekwaamheid: 1° het diploma van de voortgezette lerarenopleiding zorgverbreding en remediërend leren; 2° het diploma van bachelor in het onderwijs: zorgverbreding en remediërend leren; 3° het diploma van de voortgezette studie van geaggregeerde voor het buitengewoon onderwijs; 4° het diploma van de voortgezette studie van geaggregeerde voor het buitengewoon onderwijs en remedial teaching; 5° het diploma van de voortgezette studie van remedial teacher; 6° het diploma van de voortgezette lerarenopleiding buitengewoon onderwijs; 7° het diploma van bachelor in het onderwijs: buitengewoon onderwijs; 8° het bekwaamheidsgetuigschrift tot het geven van buitengewoon onderwijs. Het gaat om opleidingen die, op zich genomen, onvoldoende basisvaardigheden aanreiken voor een job in het onderwijs. Er zijn overgangsmaatregelen voor wie op basis van een van die pedagogische bekwaamheidsbewijzen benoemd is, of in de laatste drie schooljaren aangesteld is geweest.
Er komt een uitbreiding van de vereiste bekwaamheidsbewijzen voor AV Maatschappelijke vorming – een gevolg van de mogelijkheid die sinds Onderwijsdecreet XXII wordt geboden om de eindtermen voor natuurwetenschappen te integreren in het vak ‘Maatschappelijke vorming’. De wijzigingen gaan in op 1 september 2013. oOo
Op Stapel 2013-04
7
Het GO! onderwijs van de Vlaamse gemeenschap gaat akkoord met het ontwerp. Het GO! blijft wel bij zijn opmerking bij vorige actualiseringsrondes van de besluiten die de bekwaamheidsbewijzen vaststellen, dat in de loop der jaren, mede ten gevolge van een aantal ontwikkelingen in de diplomering in het hoger onderwijs en van de evolutie van de werkvormen in het secundair onderwijs, de logische opbouw van het systeem danig onder druk is komen te staan.
—oOo— (6) Ontwerp-BVR tot wijziging van de regelgeving betreffende de nuttige ervaring, de concordantie en de bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen in het volwassenenonderwijs Het gaat om de jaarlijkse bijwerking en actualisatie van de besluiten. Opmerkelijke wijzigingen zijn ook hier: -
de ‘valorisatie’ van het diploma van academische bachelor: waar vroeger (in zijn algemeenheid) ‘professionele bachelor’ of ‘ten minste professionele bachelor’ in aanmerking kwam als bekwaamheidsbewijs, wordt dat nu ‘bachelor’, respectievelijk ‘ten minste bachelor’.
-
een aantal diploma’s/getuigschriften verdwijnt uit de lijst van diploma’s/getuigschriften die in aanmerking komen als bewijs van pedagogische bekwaamheid: 1° het diploma van de voortgezette lerarenopleiding zorgverbreding en remediërend leren; 2° het diploma van bachelor in het onderwijs: zorgverbreding en remediërend leren; 3° het diploma van de voortgezette studie van geaggregeerde voor het buitengewoon onderwijs; 4° het diploma van de voortgezette studie van geaggregeerde voor het buitengewoon onderwijs en remedial teaching; 5° het diploma van de voortgezette studie van remedial teacher; 6° het diploma van de voortgezette lerarenopleiding buitengewoon onderwijs; 7° het diploma van bachelor in het onderwijs: buitengewoon onderwijs; 8° het bekwaamheidsgetuigschrift tot het geven van buitengewoon onderwijs. Het gaat om opleidingen die, op zich genomen, onvoldoende basisvaardigheden aanreiken voor een job in het onderwijs. Er zijn overgangsmaatregelen voor wie op basis van een van die pedagogische bekwaamheidsbewijzen benoemd is, of in de laatste drie schooljaren aangesteld is geweest.
Op Stapel 2013-04
8
Er worden bekwaamheidsbewijzen bepaald voor opleidingen en uitbreidingsmodules waarvoor er een nieuw opleidingsprofiel werd vastgelegd (zie elders, onder (2), in deze Op Stapel): de opleidingen Medewerker reisbureau/touroperator, Contactcentermedewerker, Magazijnmedewerker, Huishoudhulp; de uitbreidingsmodule Bestuurder mini-graafmachine bij de opleidingen Werfbediener en Metselaar en een cluster uitbreidingsmodules bij de opleidingen Begeleid(st)er buitenschoolse kinderopvang, Begeleider in de kinderopvang, Begeleider-animator voor bejaarden, Jeugd- en gehandicaptenzorg, Interculturele medewerker, Logistiek assistent, Verzorgende en Zorgkundige. De wijzigingen gaan in op 1 september 2013. oOo Het GO! onderwijs van de Vlaamse gemeenschap gaat akkoord met het ontwerp, bij gebrek aan alternatief. Het GO! blijft bij zijn opmerking bij vorige actualiseringsrondes van de besluiten die de bekwaamheidsbewijzen vaststellen, dat, door een aantal ontwikkelingen in de diplomering in het hoger onderwijs, de logische opbouw van het systeem van bekwaamheidsbewijzen (over de niveaus heen) danig onder druk is komen te staan. Voeg daar voor het volwassenenonderwijs aan toe dat met de vertaling van de mechaniek voor het vaststellen van bekwaamheidsbewijzen van vakken naar modules en opleidingen de relevantie van het stelsel helemáál zoek is geraakt, en het wordt duidelijk dat het stelsel zijn houdbaarheidsdatum ruim heeft overschreden.
—oOo— (7) Ontwerp-BVR houdende de wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldigingsregeling van de leermeesters godsdienst en de godsdienstleraars Bij de bespreking van Onderwijsdecreet XXIII in Op Stapel 2013-03 hebben we u al laten weten dat er voor aanstellingen vanaf 1 september 2013 bekwaamheidsbewijzen komen voor de leermeester en godsdienstleraar anglicaanse godsdienst en dat de situatie (salaris, anciënniteit) van de personeelsleden die nu in het vak staan, wordt geregulariseerd. Het besluit legt nu de bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen vast en voorziet in overgangsmaatregelen voor wie sinds 1 september 2008 minstens 24 maanden ‘ononderbroken’ in dienst was in het ambt van leermeester of godsdienstleraar anglicaanse godsdienst en niet over een bekwaamheidsbewijs beschikt: het personeelslid krijgt bij overgangsmaatregel een ‘ander’ bekwaamheidsbewijs. Als het personeelslid een bewijs van pedagogische bekwaamheid heeft verworven/verwerft, krijgt het een ‘voldoend geacht’ bekwaamheidsbewijs. De maatregel geldt voor een vast benoemd personeelslid zolang het
Op Stapel 2013-04
9
in dienst blijft in het onderwijs, voor een tijdelijk personeelslid zolang het ononderbroken in dienst blijft in het gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs. Zoals in de overige besluiten die de bekwaamheidsbewijzen regelen, wordt ook hier het diploma van academische bachelor ‘gevaloriseerd’: waar vroeger (in zijn algemeenheid) ‘professionele bachelor’ of ‘ten minste professionele bachelor’ in aanmerking kwam als bekwaamheidsbewijs, wordt dat nu ‘bachelor’, respectievelijk ‘ten minste bachelor’. oOo Het GO! onderwijs van de Vlaamse gemeenschap gaat akkoord met het ontwerp.
—oOo— (8) Ontwerp-BVR houdende de wijziging van de regelgeving betreffende de loopbaanonderbreking, het adoptieverlof en de terbeschikkingstelling voorafgaand aan het rustpensioen van de personeelsleden van het onderwijs, de centra voor leerlingenbegeleiding en de hogescholen -
Tot nog toe moest het opvangverlof (een verlof dat een personeelslid kan opnemen dat een kind onder de tien jaar in zijn gezin opneemt met het oog op adoptie of pleegvoogdij) een aanvang nemen binnen de twee maanden nadat het kind effectief in het gezin werd opgenomen. Dat wordt nu op vier maanden gebracht. Bij intrafamiliale adoptie moet worden aangetoond dat het verzoekschrift tot adoptie werd ingediend.
-
Als de procedure bij intrafamiliale adoptie niét leidt tot adoptie, wordt het opvangverlof omgezet in een terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden (de duur ervan kan, voor zover nodig, de duur overschrijden waarop het personeelslid aanspraak kan maken op een TBS wegens persoonlijke aangelegenheden). (Zo’n regeling gold al voor personeelsleden die met het oog op adoptie naar het buitenland afreizen en van wie het opvangverlof ingaat op de dag van de afreis).
-
Voor personeelsleden die nog een bonus kunnen genieten (overgangsmaatregel die werd bedongen voor personeelsleden geboren vóór 1 september 1954 toen de mogelijkheid om terbeschikkingstelling te nemen wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor hen van 55 op 58 jaar werd gebracht) en de bonus deeltijds opnemen, geldt de volledige loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand of voor palliatieve zorg als prestaties, voor het gedeelte van hun opdracht waarvoor zij nog moeten presteren.
Op Stapel 2013-04
10
-
Tot nog toe kon een gewone loopbaanonderbreking enkel voor de periodes waarvoor de RVA een onderbrekingsuitkering uitbetaalt. Een enkele uitzondering werd in het besluit opgesomd. Omdat er almaar meer uitzonderingen komen, waarbij de RVA niet voorziet in een uitkering, maar de loopbaanonderbreking wel toestaat, wordt als loopbaanonderbreking beschouwd: elke loopbaanonderbreking volgens de regels van het besluit die door de RVA ook wordt goedgekeurd.
-
Is iemand in een loopbaanonderbreking gestapt tegen de regels van het besluit in, of werd de loopbaanonderbreking door de RVA niét goedgekeurd, dan wordt de loopbaanonderbreking ambtshalve omgezet in een terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden.
-
Een personeelslid dat vóór 1 september 2012 (datum waarop de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof werd verlengd van drie naar vier maanden (volledige loopbaanonderbreking), van zes naar acht maanden (halftijdse loopbaanonderbreking) en van zes naar twintig maanden (1/5 loopbaanonderbreking)) loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof heeft opgenomen, heeft nog recht op een bijkomende periode van maximaal 1 maand (als het die opneemt onder de vorm van volledige loopbaanonderbreking), twee maanden (als het die opneemt onder de vorm van halftijdse loopbaanonderbreking) of vijf maanden c.q. veertien maanden (als het die opneemt onder de vorm van 1/5 loopbaanonderbreking): de veertien maanden gelden voor wie zijn ouderschapsverlof vóór 1 september 2012 onder de vorm van 1/5 loopbaanonderbreking heeft opgenomen. Dat laatste is nieuw in de regelgeving; het werd al toegepast op basis van omzendbrieven, maar wordt nu ook in de regelgeving verankerd.
-
Een personeelslid in het stelsel van gedeeltelijke loopbaanonderbreking 50+ of 55+ kán zijn loopbaanonderbreking onderbreken voor een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand of palliatieve zorg, maar alleen als het personeelslid bij de aanvang van de onderbreking aangeeft dat het zijn loopbaanonderbreking 50+ of 55+ na de onderbreking zal voortzetten.
-
Op de regel dat loopbaanonderbreking voor medische bijstand in periodes van minimum één en maximum drie maanden kan worden opgenomen, komt een uitzondering. Volledige loopbaanonderbreking voor medische bijstand kan voortaan voor een week (eventueel met een week te verlengen) voor de bijstand en verzorging van een zwaar ziek minderjarig kind tijdens of na zijn opname in het ziekenhuis. De maatregel geldt voor het personeelslid dat met het kind bloed- of aanverwant is in de eerste graad en er mee samenwoont en voor het personeelslid dat met het zwaar zieke kind samenwoont en zorgt voor zijn dagelijkse opvoeding. Als noch het personeelslid dat met het kind bloed- of aanverwant is in de eerste graad en er mee samenwoont, noch het personeelslid dat met het zwaar zieke kind samenwoont en zorgt voor zijn dagelijkse opvoeding, gebruik kan maken van deze maatregel, mag ook het personeelslid dat met het kind bloed- of aanverwant is in de eerste graad, maar er niet mee samenwoont, van de maatregel gebruik maken. Als ook die er geen gebruik van kan maken, dan komt ook nog een bloed- of aanverwant van de tweede
Op Stapel 2013-04
11
graad in aanmerking. (‘Geen gebruik kunnen maken van’ moet nogal ruim worden gelezen: het personeelslid is overleden, ligt zelf in het ziekenhuis, verblijft in het buitenland, heeft zijn recht op loopbaanonderbreking voor medische bijstand al eerder uitgeput… Het gaat er om dat iémand het kind moet kunnen bijstaan. Het kan hoe dan ook weer niet zó ver gaan dat het de personeelsleden zelf zijn die, naar willekeur, zoals het uitkomt, beslissen wie van de maatregel gebruik maakt.) Komt de opname in het hospitaal onverwacht, dan moet de geldende minimumtermijn om de loopbaanonderbreking aan te vragen, niet worden gerespecteerd. De eventuele periode van volledige loopbaanonderbreking voor medische bijstand die volgt op de week (twee weken), kan ook voor minder dan een maand worden opgenomen. De gewone vervangingsregels zijn van toepassing (reguliere vervanging vanaf tien dagen, vervanging voor korte afwezigheden in het basisonderwijs voor kortere afwezigheden). -
Het gaat hier om de uitvoering van federale regelgeving. De bepalingen met betrekking tot de loopbaanonderbreking voor medische bijstand voor één week hebben dan ook pas uitwerking na de publicatie van het desbetreffende koninklijk besluit (die nog niet is gebeurd). -
-
Omdat loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof in principe (er is een uitzondering voor een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof die aansluit op een bevallingsverlof, een verlof wegens moederschapsbescherming, onbezoldigd ouderschapsverlof, verlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij of een geboorteverlof als de loopbaanonderbreking voor het begin van de grote vakantie niet meer dan een maand heeft geduurd) aaneensluitend moet worden opgenomen, konden tijdelijke personeelsleden nooit volledig gebruik maken van hun recht op twintig maanden ouderschapsverlof met een vijfde: op het einde van het schooljaar komt er een einde aan hun aanstelling. Daar wordt nu een mouw aan gepast: personeelsleden die op 1 september weer voltijds worden aangesteld, kunnen hun verlof verder opnemen tijdens de duur van hun aanstelling. De periode van de zomervakantie valt wel (zoals voor vastbenoemden) binnen de twintig maanden. Het gaat wel telkens om een nieuwe aanvraag: aan de leeftijdsgrens (het kind mag niet ouder zijn dan 12, c.q. 21 jaar) moet voldaan zijn aan het begin van élke nieuwe periode). Voor personeelsleden die halftijdse loopbaanonderbreking 55+ hebben opgenomen, wordt de mogelijkheid gecreëerd over te stappen naar een loopbaanonderbreking met een vijfde. Dat kan telkens op 1 september. Het is wel geen recht, maar (zoals voor elke loopbaanonderbreking met een vijfde – op de thematische na: loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, medische bijstand en palliatieve zorg) een gunst. Tot nog toe kon enkel de omgekeerde beweging (die wél een recht is voor het personeelslid).
Op Stapel 2013-04
12
-
De regelgeving voorzag al in de mogelijkheid dat een personeelslid met loopbaanonderbreking voor medische bijstand of voor palliatieve zorg, mits toestemming van de inrichtende macht, zijn ambt vervroegd weer opneemt als de patiënt is overleden. Daar komt bovenop dat het personeelslid met loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand of voor palliatieve zorg, hoe dan ook zijn ambt uitzonderlijk vervroegd weer kan opnemen, als de (afgevaardigde van de) minister daar toestemming voor geeft – de inrichtende macht moet akkoord gaan.
De maatregelen gaan in op 1 september 2013. Aanvragen met ingang vanaf 1 september kunnen ook voordien al worden afgehandeld. Een uitzondering op de ingangsdatum geldt, zoals gezegd, voor de loopbaanonderbreking voor één week voor medische bijstand van een zwaar ziek kind dat in het ziekenhuis werd opgenomen. Het gaat hier om de uitvoering van regelgeving die federaal wordt vastgelegd. Zolang het desbetreffende KB niet is goedgekeurd en gepubliceerd, kan er ook geen uitvoering worden gegeven aan die maatregel. oOo Het GO! onderwijs van de Vlaamse gemeenschap gaat akkoord met het ontwerp. Het besluit geeft uitvoering aan regels die federaal worden vastgelegd of verfijnt de regelgeving om tegemoet te komen aan reële noden – die al dan niet een gevolg zijn van een gewijzigde regelgevingscontext (cf. het al dan niet in aanmerking nemen van periodes van loopbaanonderbreking voor de berekening van het pensioen). Toch wil het GO! van de gelegenheid gebruik maken om zijn bezorgdheid uit te drukken. De overheid kondigt al geruime tijd aan dat zij de verlofregelingen in het onderwijs wil rationaliseren en transparanter maken. Vooralsnog ziet het GO! geen aanzet daartoe. Het GO! wijst er op dat een sociale maatregel extra voor het ene personeelslid ook wel eens asociaal kan uitpakken voor een ander personeelslid, zeker als niet in vervanging wordt voorzien. Elke wijziging aan de verlofregeling – of die, direct of indirect, opgedrongen wordt door federale regelgeving, maakt in deze niet uit – zou gepaard moeten gaan met een degelijke analyse van de impact op de schoolorganisatie en de taakbelasting van collegapersoneelsleden: moet het een maatregel bovenóp zijn, of kan hij voor de groep die er gebruik van kan maken, in de plaats komen van andere verlofmogelijkheden? De overheid moet er ook over waken dat de organisatie voldoende draagkracht behoudt en dat ook het draagvlak behouden blijft bij het personeel dat, ongevraagd, mee de lasten draagt.
—oOo—
Op Stapel 2013-04
13