Technische vragen Kadernota 2011 Beantwoording 17 mei 2011 Fractie Vrienden Markdal Buitenplaats Bouvigne 1. (p. 25) Graag overzicht van projecten binnen EHS waar nog niet alle benodigde gronden beschikbaar zijn. De onderstaande tabel geeft aan voor welke gebiedsgerichte ontwikkelingsprojecten van het waterschap nog EHS grondverwerving nodig is. Het overzicht laat alleen de hectares zien waarvoor reeds een project is geformuleerd. Alle onderstaande projecten hebben vooralsnog een einddatum voor eind 2016 (= einde planperiode KN 2011), met uitzondering van 156 Landgoederenzone Chaamse beken. Dit project wordt naar verwachting in 2017 gerealiseerd. Naast deze projecten is er nog een restantopgave voor na 2016. Voor deze opgave is eveneens grondverwerving nodig, maar de omvang daarvan is op dit moment nog niet inzichtelijk. Voor deze restantopgave zijn nog geen projecten in het IP opgenomen. Bij de herschikking van projecten in december 2010 is gekeken welke projecten (of gedeelten van projecten) de komende jaren kunnen worden gerealiseerd, ondanks de tekorten voor grondverwerving. Deze herschikking heeft geleid tot een afsplitsing van diverse projecten. Het gedeelte waar aanvullende grondverwerving voor nodig is, is buiten het project komen te vallen en behoort op dit moment bij de restantopgave. Projecten waarvoor EHS-grondverwerving noodzakelijk is (peildatum 17-05-2011) 7913 Het Laag en Oudland Halsteren Bergen op Zoom 7988 Noordpolder Ossendrecht 6308 Breda Lage Vugtpolder 7985 Jagersrust Moseven 189 Cruijslandse kreken 188 Integrale aanpak Keenehaven 216 Noordrand Midden (versnelling) 6748 Tkv Ulvenhout-Galder-Breda 156 Landgoederenzone Chaamse beken 6733 Verdroging Westelijke Langstraat Sprang Capelle De verwerving van EHS-gronden vindt plaats in opdracht van de provincie en wordt doorgaans uitgevoerd door DLG. Vandaar dat het waterschap slechts een schatting kan afgegeven van de benodigde hectares van de bovenstaande projecten. In totaal is dat naar verwachting 900 hectare.
Fractie Algemene Waterschapspartij 2. (p. 4) Het begrip “fors“ als bijvoegsel bij bezuinigingen wordt financieel vertaald in 2,8 miljoen. Is dat bedrag volgens het DB afgezet tegen de “omzet “ van WBD echt als FORS te kwalificeren? Deze vraag wordt niet beschouwd als een technische vraag over de kadernota. 3. (p. 8) Bestuursakkoord Water met Vuur / zesde hoofdlijn “ de overheden……dat de lokale lasten van burgers en bedrijven GEMATIGD stijgen! “Vindt het DB de voorgestelde tariefsverhoging van 3 tot 4 % inderdaad GEMATIGD? Deze vraag wordt niet beschouwd als een technische vraag over de kadernota. 4. (p. 30) Graag een nadere toelichting op de prioriteitsvolgorde voor maatregelen in de Zuidwestelijke Delta vwb de mogelijke consequenties voor de uitvoeringstermijn van de verzilting van het Volkerak-Zoommeer! Het kabinet heeft besloten dit jaar nog geen besluit te zullen nemen over een mogelijke verzilting van het Volkerak-Zoommeer. Dit heeft enerzijds te maken met de nationale prioriteitstelling voor het Nationaal Deltaprogramma in relatie tot de beperkte financiële middelen, anderzijds met de onzekere ontwikkelingen rondom de blauwalgproblematiek in de laatste jaren. Hier vindt momenteel nader onderzoek naar plaats. Wel is afgesproken om de MER en de verkenning van alternatieve zoetwatermaatregelen in 2011 conform planning af te ronden. Een besluit over verzilting van het Volkerak-Zoommeer is nu voorzien als onderdeel van een integraal besluit over Volkerak-Zoommeer en Grevelingenmeer in 2012. Het gaat dan om de mogelijke inzet van het Grevelingenmeer voor noodberging van rivierwater in samenhang met het Volkerak-Zoommeer. Langs deze route is er vanwege waterveiligheidsoverwegingen een optie waarbij het VZM zal
1
worden verzilt (dan niet via uitwisseling met de Oosterschelde maar via een link (open of afsluitbaar) met het Grevelingenmeer). Het uitvoeringsbesluit over de inzet van het VZM voor waterberging staat hier los van. Deze maatregel is reeds opgenomen in de PKB Ruimte voor de Rivier als een no regret maatregel. Dit uitvoeringsbesluit wordt in de tweede helft van 2011 genomen. In haar prioriteitstelling kiest het kabinet in eerste instantie voor veiligheid en in de tweede plaats voor economie met een robuuste, klimaatbestendige zoetwatervoorziening voor de lange termijn als belangrijk onderdeel. Waterkwaliteit en ecologie komen hierbij op een derde plaats, waarbij aangetekend moet worden dat de resultaatverplichting en de spelregels voor de Europese Kaderrichtlijn Water onverminderd van kracht blijven. Wat betreft de waterveiligheid is in het concept Nationaal Deltaprogramma 2012 opgenomen dat een stormopzetduur van 35 uur (in plaats van 29 uur) gehanteerd zou moeten worden als wetenschappelijk uitgangspunt voor de lange termijn verkenningen. Mede in dit licht heeft de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta de opdracht gegeven aan het programmabureau om een samenhangende uitvoeringsstrategie voor VZM en Grevelingenmeer uit te werken. In het Nationaal Deltaprogramma is een aantal deltabeslissingen voorzien voor 2014, waaronder een voor de landelijke zoetwaterverdeling voor de lange termijn. De verkenning van mogelijkheden voor de alternatieve zoetwatervoorziening in West-Brabant is een altijd goed maatregel die belangrijke informatie aanlevert voor de zowel de integrale besluitvorming over VolkerakZoommeer en Grevelingenmeer in 2012 als de nationale Deltabeslissing over zoetwater in 2014. 5. (p. 48) graag de stand van zaken “onderzoek directe financiering via de exploitatie” vwb : • Duur onderzoek • Gewenste impact etc Het genoemde onderzoek is vooral gericht op wat volgens wet- en regelgeving wel en niet is toegestaan, het beoordelen van de nieuwe situatie die vanaf 2014 ontstaat en de afstemming met de accountant. Vanaf 2014 is de extra bijdrage gekoppeld aan (de voorbereiding van) een nieuw programma met cofinanciering door het rijk en de waterschappen. Ook krijgt de bijdrage daarmee een meer structureel karakter. De Unie van Waterschappen heeft de waterschappen recentelijk geïnformeerd over de (on-)mogelijkheden van het activeren van de bijdrage versus het direct ten laste van de exploitatie brengen. Daarbij heeft de Unie ook de wens uitgesproken dat de waterschappen er (uiteindelijk) uniform mee om gaan. Het streven is om bij de volgende kadernota duidelijkheid te hebben omtrent de wijze waarop deze lasten in de toekomst worden verwerkt. 6. Weerstandsvermogen: waarom besteedt de organisatie hier EXTRA aandacht aan zoals de tekst vermeld? De potentiële impact van wijzigingen in de risicoportefeuille vragen om extra alertheid. Deze extra aandacht is gericht op het continue beoordelen van de (ontwikkeling in) risico's en bijbehorende beheersmaatregelen en het expliciet aanwijzen van risico-eigenaren. Daarmee wordt de aandacht voor en actualiteit van risicobeheersing verhoogd en is de jaarlijkse update en beoordeling eenvoudiger en sneller uit te voeren. 7. Cross Border Lease: graag enig inzicht in de mogelijke bedragen vwb een eventuele compensatie voor de Amerikaanse investeerder! Als het bestuur zou besluiten de volledige CBL nu te beëindigen, en alle installaties uit de CBL zou willen halen dan zou de compensatie op dit moment ongeveer € 25 mln euro bedragen. Dit bedrag neemt naar de einddatum toe af. 8. (p. 59) Tegenraming 30%: hoe doen andere waterschappen dit en voorts is er Unie-beleid terzake ontwikkeld of wordt dat gedaan? Er is geen compleet beeld hoe andere waterschappen hiermee omgaan. De voorbeelden die bekend zijn laten zien dat er zowel waterschappen zijn die geen tegenraming hanteren, als waterschappen die hier op soortgelijke wijze als waterschap Brabantse Delta mee omgaan. Er is geen Unie-beleid op dit vlak. Waterschappen bepalen zelf hoe ze hiermee omgaan. 9. Emu-saldo-systematiek (p. 60): welke beperkingen op de investeringen kan de overheid opleggen? Voor ieder waterschap is een EMU referentiewaarde vastgesteld. Het huidige investeringsprogramma van het waterschap leidt ertoe dat het waterschap de referentiewaarde overschrijdt. Het waterschap voert dit investeringsprogramma uit om aan afspraken zoals NBW- en KRW-verplichtingen te voldoen. Op dit moment worden er nog geen boetes uitgeschreven voor het overschrijden van de referentiewaarden. Indien vanuit de EU wordt besloten om strenger toe te gaan zien op overschrijding van deze referentiewaarden kan dit ertoe leiden dat boetebepalingen in
2
werking treden. In dat geval dient het waterschap te bepalen hoe het beneden de referentiewaarde kan blijven. Dit kan onder andere door bepaalde investeringen niet meer uit te voeren. 10. Weerstandsvermogen: in hoeverre heeft de toegepaste Monte Carlo-simulatie een “wetenschappelijke“ basis of anderszins om enig gevoel te krijgen bij de waarde van het onderzoek. Monte-Carlosimulaties worden in verschillende wetenschappelijke toepassingen gebruikt, zoals bij verschillende NASA-projecten waar onzekerheden een belangrijke rol spelen. Ook banken, verzekeraars, andere waterschappen en gemeenten maken veelvuldig gebruik van MonteCarlosimulaties. Tevens is het een methode die instemming heeft van de accountants voor het bepalen van het weerstandsvermogen. De Monte-Carlosimulatie wordt toegepast om inzicht te krijgen in hoe verschillende variabelen zich als geheel kunnen gedragen. Voor de berekening van het weerstandvermogen wordt de MonteCarlosimulatie gebruikt om de omvang van verschillende risico’s in beeld te brengen.
CDA-fractie 11. Hoe is de stand van zaken van het onderzoeknaar de wettelijke mogelijkheden / wenselijkheid van financiering Hoogwaterbeschermingsprogramma (Storm) via directe financiering via de exploitatie dan wel bij activering op de balans (p. 48). Zie beantwoording vraag 5, fractie Algemene Waterschapspartij. 12. (paragraaf 2.3) Is het verantwoord om van een bevolkingsgroei van 2000 per jaar uit te gaan? Het waterschap baseert deze cijfers op gegevens van ABF Research, een bureau dat prognoses maakt over de ontwikkeling van (o.a.) de Nederlandse bevolking,, huishoudens en de woningmarkt (voorheen CBS). 13. (paragraaf 2.4.2) Laag percentage subsidies in exploitatie staat als nadeel. Is dat oordeel wel juist? Ja, het betreft hier niet de subsidies die door het waterschap worden verstrekt, maar subsidies die het waterschap ontvangt. Een hoger percentage subsidies in de exploitatiekosten leidt tot lagere lasten. 14. (paragraaf 3.1) Welke 8 vergunningen lopen af van rwzi”s in 2012? Het gaat om de rwzi's Baarle-Nassau, Halsteren, Kaatsheuvel, Nieuw-Vossemeer, Ossendrecht, Putte, Rijen en Waspik. 15. (paragraaf 3.3, Wabo) Zijn er bijzonderheden te melden omtrent indirecte lozingen in EttenLeur? Wat zijn de afspraken met Etten-Leur? Er zijn geen bijzonderheden te melden. Het heeft wat langer geduurd voordat de DVO ondertekend kon worden, omdat er vanuit de gemeente het verzoek was tot enkele tekstuele aanpassingen. Deze zijn inmiddels verwerkt en de DVO is momenteel gereed om ondertekend te worden. De contacten met de gemeente Etten-Leur verlopen prima. 16. (paragraaf 4.5) Voor GGOR in natuurgebieden is 2011 een bezinningsjaar. Worden daarmee bedoeld alleen natuurontwikkelingsgebieden of ook bestaande natuurgebieden? De provincies pleiten ervoor om bestaande natuurgebieden geheel binnen de herijkte EHS op te nemen en de bezuinigingen te zoeken in nog niet ingerichte natuur. De provincie Noord-Brabant verdedigd het standpunt dat reeds verworven EHS-gronden niet weer afgestoten zouden moeten worden en in zijn geheel binnen de herijkte EHS zouden moeten komen liggen. Het is momenteel nog niet bekend of op deze manier de bezuinigingsopgave van het Rijk kan worden ingevuld. Later dit jaar volgt daarover meer duidelijkheid. 17. (paragraaf 5.1.5, 4e bolletje) Gaan wij als waterschap de planstudies in het kader van Volkerak Zoommeer uitvoeren, of wordt hier de aparte opdracht van Ruimte voor Rivier mee bedoeld? Het waterschap voert een deel van de verkenning van een alternatieve zoetwatervoorziening in relatie tot een mogelijke verzilting van het VZM uit, conform bestaande afspraken met Rijkswaterstaat en de provincie Noord-Brabant. Deze verkenning is in een vergevorderd stadium en wordt in 2011 afgerond. Mocht het besluit worden genomen om het Volkerak-Zoommeer te verzilten dan zullen met de partners uit de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta en het Bestuurlijk Overleg Krammer-Volkerak afspraken moeten worden gemaakt over de financiering en uitvoering van de maatregelen.
3
Voor de maatregelen die nodig zijn in West-Brabant om het VZM in te kunnen zetten voor waterberging zal het waterschap een of meerdere raamovereenkomsten sluiten met Rijkswaterstaat, nadat overeenstemming is bereikt over de financiering ervan. Het waterschap staat bijvoorbeeld op een aantal trajecten aan de lat voor aanpassingen van de regionale waterkeringen in het kader van de NBW opgave. Daarnaast zullen extra verbeteringen/versterkingen nodig zijn vanwege inzet van het VZM (voor rekening van het Rijk). Het AB wordt via een mededeling geïnformeerd over de stand van zaken (AB-vergadering van 18 mei). 18. (paragraaf 5.1.6) Waarom is een nieuwe r.o. visie nodig voor afstemming r.o. beleid en waterbeheer? In 2010 heeft het algemeen bestuur ingestemd met de Ruimtelijke Visie West-Brabant die is opgesteld door het waterschap samen met West-Brabantse Vergadering en Waterschap Rivierenland. Deze visie heeft een lange doorkijkperiode, is beperkt tot regionale hoofdlijnen en is niet gebiedsdekkend voor het waterschap. Er is voor de meer dagelijkse werkzaamheden daarom behoefte aan een gebiedsdekkende, wat meer uitgewerkte ruimtelijke ordeningsvisie. Een visie die ook de bestuurlijke positie van het waterschap duidelijk maakt zodat deze door de ambtelijke organisatie consequent uitgevoerd kan worden bij bijvoorbeeld de watertoets. De Ruimtelijke Visie West-Brabant is daarvoor overigens een goed vertrekpunt en tevens een goed kader. De huidige specifieke uitwerking van het waterschap, de RO-visie 'De ruimte blauw geordend', stamt echter nog uit 2006 en sluit niet meer goed aan op de huidige bestuurlijke context of op de Ruimtelijke Visie West-Brabant, en behoeft dus herziening. Hoe die herziening vorm zal krijgen moet nog door het dagelijks bestuur bepaald worden. 19. (paragraaf 5.1.18) Wordt onder reserveren projectgelden voor waterberging en KRW meer verstaan dan de beschikbare ruimte vanwege de herschikking van projecten? Nee, dit heeft inderdaad betrekking op de ruimte die is ontstaan door de herschikking van projecten in december 2010. 20. (H6, Lastenontwikkeling) Bij lasten zuiveringsbeheer staat een besluit tot bezuiniging van bestuur met 2 miljoen. Idem bij watersysteembeheer van 0,85 miljoen. Is dat een besluit of wordt hier het voorstel van de kadernota mee bedoeld? Hier wordt het voorstel van de kadernota mee bedoeld.
Fractie Water Natuurlijk Graag zouden we een antwoord op de volgende vragen over de Waterschapsheffingen op gebouwen, opstallen, woningen etc. krijgen: 21. Vallen alle gebouwen (woningen, (bedrijfs)gebouwen, schuren, opstallen, etc.) onder de Waterschaspheffingen? Zo nee, welke zijn de uitzonderingen? In principe vallen alle gebouwen onder de waterschapsheffing gebouwd, echter er kan sprake zijn van vrijstellingen: Vanuit de WOZ (art. 2 Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet Waardering Onroerende Zaken) wordt er aan kerken (onder de voorwaarde dat ze in gebruik zijn als kerk) en waterverdedigingswerken, waterbeheersingswerken en rioolwaterzuiveringen geen waarde toegekend. Het gevolg is dat er voor deze objecten geen aanslag voor de waterschapsheffing wordt opgelegd, omdat deze objecten ook niet onder ongebouwd vallen. Daarnaast kent het waterschap ook eigen vrijstellingen in het vastgesteld beleid: - Aanslagbiljetten met een totaal aanslagbedrag van minder dan 5 Euro worden niet verstuurd; - Eigendommen van het waterschap zelf worden niet aangeslagen. 22. Kan inzicht (bijv. ook met een taartdiagram) gegeven worden over de heffingen per categorie (Ingezetenen, bedrijven, agrarisch, etc.)?
4
Grafiek belastingopbrengsten per categorie Belastingopbrengsten per categorie
1% 0%
4%
27%
36% ZB huishoudens ZB bedrijven WS Ingezetenen WS Gebouwd WS Natuur WS Ongebouwd wegen WS Ongebouwd overig
14% 18%
Grafiek belastingopbrengst huishoudens versus bedrijven
Belastingopbrengst Huishoudens versus Bedrijven
27%
Belastingopbrengst Huishoudens Belastingopbrengst Bedrijven
73%
In de bovenstaande grafiek bestaat de categorie huishoudens uit ZB huishoudens, WS ingezetenenomslag en WS gebouwd huishoudens. Al het overige is opgenomen onder de noemer bedrijven.
5