Taal op Recept Verwijzing naar taalles via de zorg
Marjolijn van Leeuwen
20 december 2011
Colofon © december 2011, Pharos Kennis- en adviescentrum migranten, vluchtelingen en gezondheid en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door druk, fotokopie of microfilm of op een andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming. Taal op Recept is ontwikkeld in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport door Pharos.
Auteur Marjolijn van Leeuwen
Projectsecretariaat Pharos Herenstraat 35 Postbus 13318 3507 LH Utrecht Telefoon 030 234 98 00 E-mail
[email protected] www.pharos.nl
Omslagfoto Arie Kievit / HH
Taal op Recept
2
Inhoudsopgave Samenvatting
5
Leeswijzer
6
1.
Inleiding
7
1.1.
Voor wie ......................................................................................................... 7
1.2.
Taal en participatie ....................................................................................... 7
1.3.
Cijfers............................................................................................................. 7
1.4.
Subsidie ......................................................................................................... 7
1.5.
De zorg als ingang ........................................................................................ 7
1.6.
Doelgroep ...................................................................................................... 8
1.7.
Verwijzen via de zorg ................................................................................... 8
2.
Onderzoeksvraag
3.
Stand van zaken doorverwijzing via de zorg
3.1.
Telefonische enquête ................................................................................. 10
3.2.
Resultaat interviews ................................................................................... 12
3.3.
Conclusies telefonische enquête ............................................................. 14
4.
Pilots ‘Taal op Recept’
9 10
15
4.1. Den Haag ..................................................................................................... 15 4.1.1. Werkwijze ..................................................................................................... 15 4.1.2. Tussenevaluatie ........................................................................................... 16 4.2. Rotterdam .................................................................................................... 16 4.2.1. Werkwijze ..................................................................................................... 17 4.2.2. Voorlopige resultaten ................................................................................... 17 4.3.
Knelpunten pilots ....................................................................................... 18
4.4.
Conclusie pilots ‘Taal op Recept’ ............................................................. 19
5.
Conclusies en aanbevelingen
Taal op Recept
20
3
6.
Toekomst: Doorontwikkelen samenwerking zorg en educatie
22
Bijlage Vragen telefonische enquête ‘Toeleiding naar de taal/
23
inburgering
23
Taal op Recept
4
Samenvatting Kan de zorg een rol spelen bij het doorverwijzen van potentiële cursisten naar inburgeringscursussen en taalaanbod? Met name bij migranten met een beperkte beheersing van het Nederlands, die geen deel uitmaken van sociale netwerken in de buurt? Uit een telefonische enquête in achterstandswijken blijkt dat er in het land weinig van dergelijke doorverwijzingen plaatsvinden. Wel starten er in 2010/2011 twee pilots, één in Den Haag en één in Rotterdam, waar via huisartsen en specialisten verwezen wordt naar het taalaanbod. De pilots zijn gebaseerd op het idee dat de huisarts en de specialist vaak een vertrouwensband hebben opgebouwd met de patiënt waardoor zij deze patiënten makkelijk kunnen motiveren op taalles te gaan. Deze vertrouwensband is van belang omdat patiënten uit de doelgroep, vanwege de taalproblemen en/of lage gezondheidsvaardigheden, moeite hebben om de weg te vinden in een complexe maatschappij. Deze problemen en mogelijke culturele verschillen roepen onzekerheid en wantrouwen op. De patiënten moeten dus af kunnen gaan op wat de zorgverlener hen vertelt. Dit kan alleen als zij in de loop van de tijd positieve ervaringen hebben gehad met, in dit geval, hun huisarts of specialist. In deze pilots werken gemeente, Gezondheidszorg en de Volwasseneducatie (taalaanbod) samen om de doelgroep te bereiken. De conclusie van de pilots is dat doorverwijzing via huisartsen en specialisten naar educatie niet aanbevelenswaardig is. Huisartsen en specialisten hebben onvoldoende tijd (resp. 10 en 7 minuten) om bovenop het consult het onderwerp taalles te bespreken. In beide pilots blijkt het aantal verwijzingen te laag om op de gewenste locatie een groep te kunnen starten. Daarnaast ontbreken bepaalde randvoorwaarden zoals de juiste locatie voor de intake. Ook ondervinden de pilots hinder van de huidige bezuinigingen. Hoewel de pilots niet het gewenste effect hebben gehad, geven ze zinvolle inzichten in randvoorwaarden voor het bereiken van de doelgroep. Ook bieden ze mogelijkheden voor het verbeteren en verdiepen van de samenwerking tussen de Gezondheidszorg en de Volwasseneducatie. Verwijzing via andere zorgverleners (met meer contacttijd met de patiënt) zijn nog niet uitgeprobeerd en bieden mogelijk een goed alternatief. Fysiotherapeuten bijvoorbeeld hebben meer contacttijd (26 minuten) en kunnen tijdens de behandeling ook niet medische zaken aansnijden. Keuze voor andere leslocaties, zo dicht mogelijk bij de verwijzers, kunnen betere resultaten voortbrengen. Gemeentes kunnen daarbij voortbouwen op de ervaringen die zijn opgedaan tijdens de pilots.
Taal op Recept
5
Leeswijzer In de inleiding leest u waarom er nieuwe vormen van doorverwijzing worden gezocht. Vervolgens worden de onderzoeksvraag en de resultaten van het onderzoek belicht. Eerst wordt de uitkomst van de telefonische enquête beschreven en daarna de resultaten van de pilots in Den Haag en Rotterdam. Daarop volgen de knelpunten die uit de pilots naar voren komen. Het rapport besluit met conclusies en aanbevelingen voor het doorontwikkelen van de samenwerking tussen de Gezondheidszorg en de Volwasseneducatie in 2012.
Taal op Recept
6
1. Inleiding 1.1. Voor wie Dit rapport is geschreven voor beleidsambtenaren van de gemeente, managers en professionals uit de Gezondheidszorg en de Volwasseneducatie (taalaanbod), die zoeken naar samenwerkingsvormen tussen deze twee domeinen. Doel van deze samenwerking is het verbeteren van communicatie met migranten die het Nederlands beperkt beheersen, eventueel lage gezondheidsvaardigheden hebben en geen deel uitmaken van sociale netwerken in de wijk. Een groep die vaak aangemerkt wordt als ‘moeilijk bereikbaar’.
1.2. Taal en participatie Een deel van de migranten in Nederland heeft een taalachterstand in het Nederlands. Zij hebben moeite om mee te draaien in de maatschappij, op zoek te gaan naar werk, mee te doen met bijvoorbeeld ouderavonden en doktersbezoeken goed te benutten. Om beter te kunnen participeren in de samenleving hebben zij een inburgeringstraject, lessen Nederlands of activeringstrajecten gecombineerd met taalles nodig.
1.3. Cijfers De cijfers van de inburgering in Nederland in 2010 zijn positief. Er zijn in dat jaar in totaal ruim 55.000 inburgeringsvoorzieningen aangeboden (Nieuwsbrief Rijksoverheid 2011). Er is ook een groep die nog geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot inburgering of het volgen van een ander passend taalaanbod. In het Bestand Potentiële Inburgeringsplichtigen (BPI) staan begin 2011 nog circa 26.000 potentieel inburgeringsplichtigen (Nieuwsbrief Inburgering, april 2011, Rijksoverheid). Dit zijn oudkomers, die voor 1 januari 2007 in Nederland woonden en verblijfsrecht hebben. Een deel van deze migranten is niet inburgeringsplichtig, maar mogelijk wel geïnteresseerd in vrijwillig inburgeren of een ander passend taalaanbod. Ook buiten het BPI zijn er migranten die niet verplicht zijn om naar les te gaan maar wel profijt kunnen hebben van het taalaanbod. Al met al dus een substantiële groep die nog taalaanbod behoeft.
1.4. Subsidie In 2011 worden taallessen en inburgeringsprogramma’s nog – grotendeels – gesubsidieerd. In 2012 is er nog weinig subsidie beschikbaar. Na 2012 is er geen rijksbijdrage voor inburgering meer en moeten migranten een taalcursus zelf betalen. Omdat velen uit de genoemde doelgroep dit niet kunnen, was het begin 2011 extra van belang om nog zoveel mogelijk bewoners toe te leiden naar het taalaanbod.
1.5. De zorg als ingang ‘De uitdaging voor gemeenten is nu vooral om niet langer alleen inburgeringsplichtigen maar in toenemende mate ook de vrijwillige inburgeraars, naar de inburgering te krijgen. Voor de werving van vrijwillige inburgeraars naar de inburgering zullen gemeenten moeten samenwerken met organisaties die toch al contacten hebben met deze nieuwe Nederlanders. Werkpleinen, corporaties, werkgevers, zelforganisaties, huisartsen, welzijnsinstellingen, scholen’ (Ministerie van VROM, 2010).
Taal op Recept
7
De zorg is een plek waar veel potentiële cursisten komen. Veel patiënten hebben nog een tolk nodig of kunnen slechts gebrekkig communiceren in het Nederlands. Ook huisartsen en specialisten zijn er bij gebaat dat patiënten beter Nederlands spreken. Dit is nodig om de consulten goed te laten verlopen, om de juiste diagnoses te stellen en om de medicatie en behandelmethoden te kunnen uitleggen. De patiënt zelf is er het meest bij gebaat. Des te beter het Nederlands, des te beter hij/zij kan communiceren met de huisarts en specialist en des te beter hij/zij zorg kan dragen voor de eigen gezondheid.
1.6. Doelgroep Gemeenten vinden het belangrijk dat migranten die langdurig in Nederland wonen, de taal spreken en de Nederlandse samenleving kennen. Daarom zoeken gemeenten inburgeraars en andere geïnteresseerden in taallessen actief op in de wijk en op het werk. Een voorbeeld daarvan is het project ‘Taal in de Buurt’ in Den Haag, waarbij vrouwenorganisaties vrouwen in de gelegenheid stellen om in de buurt lessen te volgen. Hiermee bereiken zij bewoners die buurthuizen bezoeken of op een ander manier in een sociaal netwerk zitten. Hieronder zijn veel laaggeschoolden en analfabeten die soms al lang in Nederland wonen. Het Nederlands voor niet-Nederlandstaligen wordt onderverdeeld in niveaus waarop het beheerst kan worden, te weten A1, A2, B1, B2, C1 en C2. Niveau A1 is het laagste taalniveau. De hierboven genoemde bewoners zitten onder niveau A1. Zij kunnen hierdoor gesprekken met bijvoorbeeld leerkrachten, zorgverleners en ambtenaren niet (goed) voeren en zijn afhankelijk van een tolk. Deze groep laagopgeleide inwoners beschikt vaak niet over de vaardigheden om internet te raadplegen, buurtkranten te lezen, vooruit te zien en te plannen en dergelijke. Vaak zijn zij analfabeet of laaggeletterd waardoor zij teksten op foldermateriaal, PR campagnes, inlichtingenbureaus en informatie over de inburgering niet kunnen lezen. Vanwege genoemde beperkte vaardigheden zijn laagopgeleide, vaak oudere, migranten afhankelijk van mondelinge toelichting en persoonlijke benadering. Sterk outreachend werven, een vertrouwensband opbouwen, een warme overdracht en persoonlijke begeleiding naar het inschrijfadres of de eerste taalles zijn noodzakelijk.
1.7. Verwijzen via de zorg Zorgverleners van de eerste lijn, zoals huisartsen, fysiotherapeuten, ergotherapeuten, consultatiebureauartsen en verpleegkundigen, hebben vaak het vertrouwen van patiënten. Zij zien veel – oudere – wijkbewoners. Met een aantal van hen ontstaat persoonlijker contact vanwege regelmatig terugkerende bezoeken. Daarmee zijn deze zorgverleners in staat een vertrouwensband op te bouwen. Vanuit deze vertrouwensband kunnen zij de migranten die slecht Nederlands spreken verwijzen naar taalaanbod in de buurt. De ervaring leert dat patiënten meer vertrouwen hebben in hen dan in een anonieme brief van de gemeente of informatie via een buurthuis.
Taal op Recept
8
2. Onderzoeksvraag Op verzoek van het ministerie van VWS doet Pharos onderzoek naar toeleiding naar taalaanbod via de zorg. De onderzoeksvraag bestaat uit twee delen: 1. Wat is de huidige stand van zaken in Nederland wat betreft doorverwijzing naar taal via de zorg? 2. Zijn er good practices op dit gebied en zo ja hoe zijn die verlopen? Welke succesfactoren en welke verbeterpunten zijn te benoemen?
Taal op Recept
9
3. Stand van zaken doorverwijzing via de zorg 3.1. Telefonische enquête Om inzicht te krijgen in wat er gebeurt op het gebied van verwijzing naar taalles door de zorg, is gefocust op huisartsen en fysiotherapeuten in wijken waar veel oudkomers wonen. Er is een telefonische enquête gehouden bij huisartsenpraktijken en fysiotherapiepraktijken in achterstandswijken. Gekeken is of er op dit moment doorverwijzing naar taalles plaatsvindt en zo ja hoe. Ook is gesproken met een aantal Centra voor Jeugd en Gezin, vanwege de consultatiebureaus die daar deel van uitmaken. Hiervoor is gekozen in verband met het mogelijk doorverwijzen van huwelijksmigranten. Ook is een aantal taalaanbieders geïnterviewd om te kijken of zij aanmeldingen via de zorg binnenkrijgen. Bronnen van informatie De telefonische enquête vond plaats bij 38 huisartsen- en fysiotherapiepraktijken in 17 achterstandswijken, in 11 steden. In twee wijken in Amsterdam (Bos en Lommer en de Baarsjes) is met bijna alle huisartsenpraktijken en fysiotherapiepraktijken gesproken. Daarnaast is er contact geweest met vier Centra voor Jeugd en Gezin in Amsterdam West. Tot slot is gesproken met een taalaanbieder en een servicekantoor van de gemeente Amsterdam. Huisartspraktijken Amsterdam: Bos en Lommer, de Baarsjes Arnhem: Klarendal, Presikhaaf Den Haag: Stationsbuurt, Transvaal Eindhoven: Woensel Maastricht: Noord Oost Rotterdam: Overschie Schiedam: Nieuwland Utrecht: Lombok, Overvecht Fysiotherapiepraktijken Amsterdam: Bos en Lommer, de Baarsjes Arnhem: Presikhaaf Den Haag: Transvaal 2x Den Bosch: Kruiskamp Eindhoven: Woensel Enschede: Velve-Lindenhof Heerlen: Meezenbroek Nijmegen: Hatert Rotterdam: Oude Noorden, Overschie Taalaanbieders en andere organisaties Amsterdam • Gemeentelijk servicepunt voor inburgering, de ‘Taalwijzer’, Amsterdam West. • Volwasseneneducatie van het ROC van Amsterdam, Amsterdam West. • Taalaanbieder ‘Taal op Maat’. • Docent en lesgroep met 10 vrouwen met een laag niveau Nederlands (niveau A1: op dit niveau kan men kleine gesprekjes voeren).
Taal op Recept
10
Contactpersonen De interviewer belt rechtstreeks met de praktijken. De ervaring leert dat de respons op het van tevoren toesturen van e-mails en vragen bijzonder laag is. Slecht één praktijk vraagt tijdens de belronde om de informatie eerst toe te sturen. De interviewers hebben gesproken met de volgende contactpersonen
20 15
doktersassistent arts
10
praktijkassistent fysio fysiotherapeut
5
teamleider GG&GD
0 contactpersonen
Huisartsen zelf spreken blijkt zeer moeilijk. Vaak zitten zij in een spreekuur of zijn anderszins niet bereikbaar. De doktersassistent beantwoordt de vragen, soms na overleg met de huisarts of een collega. Meestal wordt aangegeven dat de huisarts het te druk heeft. Het onderwerp ‘verwijzen naar taalles’ lijkt, tenminste bij de assistenten, niet sterk te leven. Dit blijkt uit opmerkingen als “nooit aan gedacht” en “daar zijn wij eigenlijk niet voor”. Vaak vertellen de assistenten dat het beperkt Nederlands spreken met name de eerste generatie betreft (oudkomers en huwelijksmigranten). Een paar keer wordt gemeld dat het met de tweede en derde generatie steeds beter gaat; “met hen kan makkelijk een gesprek worden gevoerd”. Fysiotherapeuten komen meestal persoonlijk aan de lijn. Regelmatig gaan zij door op het onderwerp, vragen zij of er folders beschikbaar zijn of vertellen ze over cliënten met wie het moeilijk communiceren is. De fysiotherapeuten gaan tijdens het gesprek in op de communicatieproblemen met migranten met een laag niveau Nederlands. Zo neemt een fysiotherapeut die gespecialiseerd is in psychosomatische klachten deze patiënten sowieso niet aan, omdat ze niet weet hoe ze één en ander in het Nederlands kan uitleggen. Soms proberen fysiotherapeuten om een patiënt in contact te brengen met andere wijkbewoners, bijvoorbeeld op een pleintje in de buurt. De vier Ouder- en Kindcentra voor Jeugd en Gezin (= Centrum voor Jeugd en Gezin) in Amsterdam West blijken binnen de op de website genoemde openingstijden telefonisch niet makkelijk te bereiken, waardoor het lastig is een contactpersoon te spreken. Daarom gaat de interviewer persoonlijk langs bij twee Ouder- en Kindcentra (CJG’s) in Bos en Lommer. Daar spreekt zij met een teamhoofd en een baliemedewerker. Bij de ‘Taalwijzer’, Amsterdam West, bij Volwasseneneducatie van het ROC van Amsterdam en bij ‘Taal op Maat’ spreekt de interviewer met een algemeen medewerker. Bij de docent en de lesgroep gaat de interviewer persoonlijk op bezoek.
Taal op Recept
11
3.2. Resultaat interviews Schatting percentage allochtone patiënten dat beperkt Nederlands spreekt De contactpersonen in de praktijken is gevraagd hoeveel procent van hun patiënten slecht of beperkt Nederlands spreekt. Hier zijn geen cijfers van beschikbaar maar de meeste contactpersonen kunnen wel een schatting maken. Ongevraagd wordt regelmatig gemeld dat allochtone patiënten over het algemeen tegenwoordig een hoger niveau Nederlands hebben dan vroeger. Percentage allochtone patiënten in de praktijk die het Nederlands niet goed beheersen (inschatting van contactpersoon)
8 7 6 5 4 3 2 1 0
huisartspraktijk fysiopraktijk CJG
0 - 25%
25 - 50 %
50 - 75%
meer dan 75%
weet niet
Omgerekend schat 40% van de geïnterviewde huisartspraktijken in achterstandswijken in dat 50% van hun patiënten het Nederlands niet goed beheerst. Bij fysiotherapiepraktijken is dat minder, namelijk 20%. Centra voor Jeugd en Gezin melden eerst dat zij tussen de 50-75% cliënten hebben die het Nederlands niet goed beheersen. De baliemedewerker vertelt dat veel van deze cliënten al op les zitten. Dat blijkt uit het feit dat afspraken om het lesrooster van de cliënten, veelal moeders met jonge kinderen, heen gepland moeten worden. Doorverwijzing naar taalles Verwijst de praktijk deze patiënten door naar taalaanbod in de buurt?
16 14 12 10
huisartsenpraktijk
8
fysiopraktijk
6
CJG
4 2 0 nee
Taal op Recept
ja, met adres
soms, informeel
12
Doorverwijzing naar taalles blijkt door huisartsen- of fysiotherapiepraktijken niet of nauwelijks plaats te vinden. Twee praktijken verwijzen door naar particuliere lesgevers die toevallig in hun eigen bestand staan. Voorlichtingsmateriaal in wachtkamer over taalles Taalaanbieders en inburgeringsbureaus van de gemeente leveren folders of posters met informatie aan huisartspraktijken. Fysiopraktijken ontvangen die meestal niet automatisch. Folders in de wachtkamer 20 15 huisartsenpraktijk
10
fysiopraktijk CJG
5 0 nee
ja
soms
Gevraagd is of er voorlichtingsmaterialen in de huisartsenpraktijk aanwezig zijn. Alleen de huisartsenpraktijken in Amsterdam West zijn soms in het bezit van folders van de Taalwijzer. Een aantal doktersassistenten meent dat ze folders in de wachtkamer hebben liggen. Echter, als ze dit checken blijken ze er niet meer te zijn of blijkt het ander voorlichtingsmateriaal te zijn, zoals bijvoorbeeld een poster van Educatieve TV. Hieruit blijkt dat het beheren van het materiaal niet veel prioriteit heeft. Fysiotherapeuten hebben het materiaal niet. Een aantal fysiotherapeuten verzoekt de interviewer folders toe te sturen, of wil graag op de hoogte gehouden worden van het project. Ouder- en Kindcentra Eén van de centra meldt dat het centrum een actief doorverwijzingsbeleid naar taalaanbod heeft. Het verzoek of Pharos deze doorverwijzing een paar maanden mag monitoren en analyseren werd niet ingewilligd vanwege tijdgebrek. De Taalwijzer De Taalwijzer is een servicebureau van de gemeente Amsterdam, bedoeld voor advisering van inburgeraars. Adviseurs van de Taalwijzer zitten in de buurt zelf en verzorgen informatie over onder andere inburgeringscursussen, staatsexamens, naturalisatie, activiteiten in de buurt (sport, computerles, ontmoetingsochtenden) en vrijwilligerswerk. Inburgeraars worden via de Taalwijzer doorverwezen naar Dienst Werk en Inkomen Amsterdam alwaar een intake plaatsvindt om te kijken welk aanbod past bij de cliënt. De Taalwijzer geeft aan geen potentiële cursisten binnen te krijgen via de zorg. De meeste cursisten komen volgens de Taalwijzer binnen via de mondelinge informatieverspreiding in de wijk, bijvoorbeeld via een buurvrouw. Wel verspreidt de Taalwijzer folders onder huisartsen. Adviseurs brengen deze persoonlijk en leggen ze in de wachtkamer maar
Taal op Recept
13
volgens hen levert dat niet veel op. Taalwijzer verspreidt geen foldermateriaal onder fysiotherapeuten. ROC van Amsterdam Cursisten van de Volwasseneneducatie van het ROC van Amsterdam (het ROCvA) worden aangemeld via de gemeente. Het ROCvA werft dus niet zelf en weet ook niet hoe de potentiële cursist bij de gemeente is terechtgekomen (verplichte inburgeraars die opgeroepen worden daargelaten). Echter, de contactpersoon van het ROC van Amsterdam meent dat cursisten niet waren verwezen via huisartsen of andere zorgverleners.
3.3. Conclusies telefonische enquête •
• •
Bij huisartsen- en fysiotherapiepraktijken in achterstandswijken vinden niet of nauwelijks doorverwijzingen plaats naar inburgeringstrajecten of ander taalaanbod. Er lijkt voor dit onderwerp niet veel interesse bij de huisartsenpraktijken. Fysiotherapiepraktijken tonen meer interesse maar hebben minder patiënten die het Nederlands beperkt beheersen.
Taal op Recept
14
4. Pilots ‘Taal op Recept’ In 2010 en 2011 starten onafhankelijk van elkaar twee pilots waarbij zorgverleners patiënten die het Nederlands slecht beheersen, doorverwijzen naar taalaanbod in de buurt. Er is één pilot gestart in Den Haag en één in Rotterdam. Beide gemeenten voeren een actief beleid inzake inburgering. Om zoveel mogelijk bewoners in staat te stellen de taallessen te volgen zoeken ook zij naar nieuwe wegen om potentiële cursisten te stimuleren gebruik te maken van het taalaanbod in de buurt. Om een snelle en warme overdracht mogelijk te maken wordt direct samengewerkt met taalaanbieders die aanbod hebben in de buurt van de betreffende patiënten.
4.1. Den Haag Gezondheidscentra in Schilderswijk In november 2010 start de gemeente Den Haag, samen met het Fonds Huisartsen in Achterstandswijken Den Haag en de Rijksoverheid, een pilot ‘Taal op Recept’ in de Schilderswijk. Huisartsen van de gezondheidscentra ‘Rubenshoek’ en ‘Nieuw Schilderswijk’ zijn doorverwijzers naar het taalaanbod, in dit geval verzorgd door taalaanbieder Capabel Taal BV. Men baseert zich hierbij mede op de ervaringen met Bewegen op Recept (BOR), een project waarbij zorgverleners patiënten doorverwezen naar beweegactiviteiten. Het project is succesvol; 700 vrouwen nemen deel aan sport- en andere activiteiten.
4.1.1. Werkwijze Samenwerking tussen de Volwasseneducatie (taalaanbod) en de Gezondheidszorg is relatief nieuw. Er bestaan nog geen gezamenlijke computersystemen of logistieke samenwerkingsverbanden. De organisatoren van de pilots bouwen daarom de logistiek van de grond af op. Ze komen tot de volgende samenwerkingsafspraken: • Huisartsen letten op het taalgebruik van hun patiënten en als iemand niet of niet goed in staat is om de gesprekken zelfstandig te voeren maken ze de patiënt attent op taallessen in de buurt. • Als de patiënt interesse heeft in deelname, vult de huisarts het aanmeldingsformulier met NAW gegevens in. Deze NAW gegevens zijn dezelfde als de NAW gegevens die op de recepten staan, waardoor het aantal administratieve handelingen beperkt wordt. • De huisartsen faxen de aanmeldingsformulieren naar de taalaanbieder. • De taalaanbieder doet een eerste intake in het desbetreffende gezondheidscentrum. • De taalaanbieder screent via het volgsysteem van de gemeente of de aangemelde patiënt (nog) recht heeft op financiering van een taaltraject. • De taalaanbieder doet een tweede intake voor aanvullende informatie en taaltesten als er tien tot vijftien mensen zijn aangemeld. Het taaltraject begint met een module van zes lessen in de gezondheidscentra. Deze lessen zijn laagdrempelig, mondeling en voor alle niveaus zodat ook analfabete cursisten kunnen deelnemen. De lessen hebben als thema huisarts en gezondheidszorg, met excursies in de zorgsector. Dit thema sluit dus aan bij de dagelijkse realiteit van de cursist.
Taal op Recept
15
•
Na de eerste zes lessen kunnen cursisten doorgaan met lessen in groepen in het reguliere taalaanbod, passend bij hun persoonlijke taalniveau. De laatste les bestaat uit een rondleiding in het Taalplein, het gebouw waar de taalaanbieder lesgeeft, op loopafstand van de gezondheidscentra. Op die manier wordt de overgang naar een reguliere groep vergemakkelijkt.
4.1.2. Tussenevaluatie In mei 2011 blijken 12 huisartsen 19 patiënten te hebben aangemeld. De meeste patiënten zijn aangemeld vanaf februari 2011. Van de 19 komen er 12 naar de eerste intake. Het merendeel van de aanmelders is oudkomer, ouder dan 50 jaar, allen zijn vrouw met een lage beheersing van het Nederlands. De oudkomers komen oorspronkelijk uit Turkije (9), Somalië (1) en Marokko (2). Bij vrijwel alle intakes moet gebruik gemaakt worden van een tolk. De taalaanbieder geeft aan dat, om de actie rendabel te houden, een groep tussen de 10 en 15 deelnemers moet omvatten. Het aantal aanmeldingen stijgt niet en besloten wordt om de pilot uit te breiden naar meerdere gezondheidscentra waaronder gezondheidscentrum de Escamp. De intake en de eerste zes lessen worden daarmee verplaatst van het gezondheidscentrum naar het Taalplein. Hoewel het hier gaat om een afstand van slechts 1,7 kilometer is dit een afstand die de eerste stap meteen minder laagdrempelig maakt. De inwoners waar de pilot zich op richt hebben een bijzonder kleine actieradius. Bang voor het onbekende wagen deze bewoners zich niet ver van hun eigen huis. Viaducten, spoorwegen etc. kunnen een gevoelsmatige barrière vormen. Voor (chronisch) zieken zal deze barrière nog groter zijn. Nadeel daarvan is dat de eerste stap, namelijk de eerste zes lessen, minder toegankelijk wordt. Mogelijk voordeel is dat een latere overstap van de 6 bijeenkomsten naar reguliere groepen makkelijker wordt. In de loop van de tijd worden ook verschillen tussen Taal op Recept (TOR) en Bewegen op Recept (BOR) zichtbaar: • Bij BOR hebben de vrouwen de garantie dat de activiteit plaatsvindt op een sportclub waar uitsluitend vrouwen komen. Behalve voor de vrouwen zelf is dit ook voor de achterban een acceptabele omgeving. Daarnaast worden deze vrouwen in groepsverband de eerste keer vanuit de Schilderswijk gebracht. • Bij BOR zijn de resultaten (bijv. meer sociale contacten, zich fysiek beter voelen en minder medicijnen nodig hebben) sneller voelbaar en zichtbaar dan bij TOR. Taal leren kost tijd. BOR is hiermee laagdrempeliger dan TOR en huisartsen hebben met TOR meer tijd nodig om eventueel wantrouwen of weerstand bij de patiënt weg te nemen. In augustus besluit de beleidsmedewerker nog eens extra langs de betrokken gezondheidscentra te gaan om de doorverwijzing opnieuw onder de aandacht te brengen. Dit resulteert echter slechts in één nieuwe aanmelding.
4.2. Rotterdam De pilot in Rotterdam wordt opgezet door de Dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving van de gemeente Rotterdam en de taalaanbieder Alsare, Ontwikkeling en Advies. Later is de pilot geïntegreerd in het ‘Taaloffensief 2011-2014’, waarbij men zich richt op ouders/ opvoeders met jonge kinderen, jongeren met een taalachterstand, werknemers en
Taal op Recept
16
werkzoekenden. Het gaat met name om die wijken waar volgens de Sociale Index 2010 de taalvaardigheid van burgers zwak of problematisch is. De pilot voor het doorverwijzen vanuit de zorg start in maart 2011. Het project wordt aangestuurd door een zogenaamde Taalmeester, een ambtenaar van de gemeente Rotterdam die ervaring heeft met inburgeringstrajecten en onderwijs aan anderstaligen en de doelgroepen kent. Het project wordt uitgevoerd door Alsare. Naast doorverwijzing van (allochtone) inburgeraars richt men zich in deze pilot ook op (autochtone) laaggeletterden. De cursussen worden op verschillende niveaus aangeboden en duren ongeveer een jaar. Deelnemende zorgverleners zijn 50 huisartsen uit de wijken Charlois, IJsselmonde Groot (Noord en Zuid) en Hillesluis en specialisten in het Havenziekenhuis. Later voegen zich daar nog een aantal consultatiebureau artsen van het Centrum van Jeugd en Gezin bij.
4.2.1. Werkwijze •
•
•
•
Als de patiënt interesse heeft in het volgen van taallessen, vult de huisarts een verwijskaart in. Deze verwijskaart ziet eruit als een recept en wordt in een speciale box gedeponeerd. Eén keer per maand worden de taalrecepten opgehaald en afgeleverd op het Taalplein, het Centraal Inburgeringsloket. Bij het Centraal Inburgeringsloket wordt gescreend of de aanmelder (nog) recht heeft op financiering van het inburgeringstraject. In 2011 financiert de gemeente de trajecten nog in zijn geheel. Na 1 januari 2012 moet de inburgeraar een eigen bijdrage gaan betalen. In de informatie aan de zorgverleners wordt benadrukt dat het dus onder andere om deze reden belangrijk is om potentiële cursisten te verwijzen. Als de aanmelder recht heeft op een inburgeringstraject roept de klantmanager van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de aanmelder op. Indien nodig wordt de klant bij de gemeente getoetst op taalniveau. Hiervoor huurt de gemeente gespecialiseerde intakers in. De aanmelder wordt geplaatst in passend taalaanbod in de buurt.
4.2.2. Voorlopige resultaten Ondanks alle inspanningen zijn er eind oktober slechts tien aanmeldingen binnengekomen. Dit zijn te weinig aanmeldingen om een groep te starten. De gemeente verwacht niet dat daar nog veel in zal veranderen in de laatste twee maanden van het jaar.
Taal op Recept
17
4.3. Knelpunten pilots Uit de twee pilots met de betrokken beleidsambtenaren komen, zowel in Den Haag als in Rotterdam, de volgende knelpunten naar voren: Huisartsen en specialisten Ondanks welwillendheid en toezeggingen om mee te doen aan het project blijkt dat de huisartsen en specialisten te weinig tijd hebben (10 resp. 7 minuten per patiënt) om tijdens een consult het onderwerp taal en taalaanbod ter sprake te brengen. Laat staan dat zij verdere informatie en toelichting kunnen geven om zodoende ook twijfelende patiënten over de streep te halen. Omdat veel patiënten uit de doelgroep (semi-)analfabeet of laaggeletterd zijn, waardoor zij teksten niet kunnen lezen en/of begrijpen, heeft ook het simpelweg overhandigen van een folder geen zin. Taalaanbieder Bij de ontvangende partij, de taalaanbieder, was ook sprake van grote werkdruk. Enerzijds vanwege de (komende) bezuinigingen, anderzijds vanwege het feit dat er via de reguliere werving dit jaar meer aanmeldingen zijn dan normaal. Dit komt doordat veel migranten nog gebruik willen maken van de subsidie die in 2010 nog voor de taallessen verstrekt wordt. Patiënten • Een aantal patiënten is chronisch ziek en daardoor niet in staat om de trajecten te volgen. • Bij een aantal patiënten is sprake van weerstand. Sommigen melden: “Ik ben oud, ik leef al 20 jaar op deze manier, dat gaat de komende 20 jaar ook wel zo.” • Anderen zijn gewend geraakt aan de afhankelijkheid van (informele) tolken. Sommige patiënten hebben bij taallessen en inburgering een negatieve associatie: “Als je een paar keer niet komt krijg je een boete.” Randvoorwaarden • De start van een groep is gebonden aan een minimum aantal cursisten. Als dit minimum niet is behaald blijven deelnemers in de wachtstand. Bij een lange wachttijd neemt de motivatie af. Dit heeft mede te maken met de al eerder genoemde lage vaardigheden wat betreft plannen en vooruitzien. • Oorspronkelijk is het de bedoeling dat de intake en de eerste module van 6 lessen in het gezondheidscentrum in Den Haag zelf plaatsvinden. Echter, van één gezondheidscentrum komen niet voldoende aanmeldingen. Uitbreiding naar meerdere gezondheidscentra geeft kans op meer aanmeldingen, maar de intake en de eerste lessen worden daarmee verplaatst naar een locatie verder weg van de praktijk. Daarmee wordt de kans op uitval van deze doelgroep, die niet erg ‘reisvaardig’ is, sterk vergroot. • In het project is geen ruimte voor ondersteunende uren. Daardoor is er geen medewerker die de gezondheidscentra of ziekenhuizen regelmatig langs kan gaan om de zorgverleners eraan te herinneren dat het project loopt, om logistieke problemen op te lossen en patiënten te bellen als zij niet naar een intake komen. Af en toe gaan de beleidsambtenaren zelf nog langs, maar dat blijkt niet voldoende. In Rotterdam is dit in eerste instantie opgevangen door stagiaires bij Alsare, die acht maanden lang actief zijn geweest binnen het project. Ook bij de taalaanbieders is de afwezigheid van extra uren uiteindelijk een probleem. De aanmeldingen zijn arbeidsintensiever dan normaal, zonder dat daar extra financiering voor beschikbaar is.
Taal op Recept
18
•
•
Zoals gezegd bestond er voor de start van deze pilot nog geen samenwerking en netwerk tussen de Volwasseneducatie en de Gezondheidszorg. Daardoor worden er communicatiekanalen geïmproviseerd die nog niet altijd goed werken. De ene pilot werkt met een faxsysteem, de andere met persoonlijk opgehaalde aanmeldingen. Mede door de hoge werkdruk bij zowel zorgverleners als medewerkers van de taalaanbieder, ontstond achterstand in het verwerken van de aanmeldingen. Een aantal patiënten heeft reeds een taaltraject gehad, zij hebben daardoor geen recht op financiering van een volgend traject.
4.4. Conclusie pilots ‘Taal op Recept’ • • • •
Huisartsen en specialisten zijn wegens lage contacttijd geen goede ingang voor verwijzingen naar taalaanbod. In het afgelopen jaar is de werkdruk bij het taalaanbod te hoog om een gedegen nieuwe werkwijze en samenwerkingsstructuur te kunnen ontwikkelen. Er is meer voorlichting nodig om onjuiste vooronderstellingen van patiënten bij te stellen. De randvoorwaarden zijn in 2011 onvoldoende om de pilot te laten slagen, zeker gezien de prille samenwerking tussen de Volwasseneducatie en de Gezondheidszorg en de kenmerken van de doelgroep (laaggeschoold en beperkte beheersing van het Nederlands).
Taal op Recept
19
5. Conclusies en aanbevelingen In de pilots ‘Taal op Recept’ is uitgeprobeerd of doorverwijzing via huisartsen en specialisten een goede ingang kan zijn. Het lage aantal aanmeldingen geeft aan dat de pilots niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd. De telefonische enquête en de pilots hebben echter zinvolle informatie opgeleverd over de te volgen werkwijze en de benodigde randvoorwaarden. In 2012 veranderen de omstandigheden. De taallessen worden naar verwachting nog steeds uitgevoerd, dit keer echter door vrijwillige taalcoaches en begeleiders van conversatielessen. Dit levert nieuwe knelpunten maar ook nieuwe kansen op. De zoektocht naar nieuwe verwijzingsmogelijkheden voor deze moeilijk bereikbare doelgroep zal blijven bestaan. Er wordt daarom dan ook aanbevolen om in 2012 verder te kijken hoe de Volwasseneducatie en de Gezondheidszorg elkaar kunnen verrijken en de samenwerking tussen deze twee sectoren uit te bouwen. Op grond van de uitkomsten van de enquête en de pilots worden de volgende conclusies en aanbevelingen geformuleerd. 1.
Langere contacttijd nodig In de pilots is gekeken naar de mogelijkheid om een moeilijk bereikbare groep potentiële cursisten via huisartsen en specialisten te verwijzen naar het taalaanbod. Uit beide pilots blijkt dat deze zorgverleners geen goede ingang bieden voor het verwijzen naar de zorg. Ze hebben te weinig contacttijd (resp. 10 en 7 minuten) om het taalaanbod te bespreken of om motiverende gesprekken te voeren. Ook blijkt uit de telefonische enquête dat er in huisartsenpraktijken, in ieder geval bij doktersassistenten, weinig enthousiasme bestaat om een dergelijke doorverwijzing in te voeren. Om de pilots succesvol door te ontwikkelen dient gekozen te worden voor zorgprofessionals met een langere contacttijd met patiënten, zoals bijvoorbeeld fysiotherapeuten, ergotherapeuten, praktijkondersteuners of doktersassistenten.
2.
Fysiotherapeuten Uit de telefonische enquête blijkt dat fysiotherapeuten meer interesse tonen in het onderwerp. Ook hebben zij meer contacttijd (26 minuten). Wel zien zij minder migranten met een beperkte beheersing van het Nederlands dan de huisartsen. Mogelijk ligt hier nog een onbenutte kans. Fysiotherapeuten (of andere zorgverleners met een langere contacttijd) bereiken dan wel minder migranten, maar vanwege de langere contacttijd kunnen zij mogelijk meer mensen motiveren dan in de pilots bij huisartsen en specialisten het geval is.
3.
Groep opzetten met continue in- en uitstroom Een minimumaantal deelnemers bij de start vaststellen werkt niet. De start van de groep laat hierdoor op zich wachten waardoor deelnemers die hebben ingeschreven te lang moeten wachten en hun motivatie verliezen. Een oplossing kan zijn om het taalaanbod van de eerste lessen laagdrempelig te maken door middel van een continue in- en uitstroom. Bij de genoemde doelgroep is het belangrijk dat men gelijk na inschrijving kan beginnen. Daarna kan de docent zorgen voor een warme overdracht naar reguliere groepen.
Taal op Recept
20
4.
Aanmeldingsprocedure verbeteren De aanmeldingsprocedure staat in de pilots los van de communicatie- en computersystemen van de Volwasseneducatie en de Gezondheidszorg. Dit mag geen belemmerende factor in het proces zijn. Gezocht moet worden naar een efficiënte koppeling van bestaande systemen of een eenvoudige digitale verwerking.
5.
Locatie Het is essentieel dat de eerste intake en de eerste lessen in of zeer dicht bij de praktijk van de zorgverlener en in de buurt van de woning van de patiënt plaatsvinden, met name ook omdat het vaak gaat om (chronisch) zieke patiënten die niet ver kunnen reizen. Dit is mogelijk als men, zoals in punt 4 aangegeven, inderdaad een groep met continue in- en uitstroom kan starten.
6.
Wantrouwen wegnemen Patiënten uit de doelgroep geven aan weerstand en wantrouwen te hebben ten opzichte van de inburgeringstrajecten. Daarom is het des te belangrijker dat de doorverwijzende zorgverlener voldoende contacttijd heeft om daar naar te luisteren, aandacht aan te schenken en mogelijke onjuiste beeldvorming bij te stellen.
7.
Toekomst In 2013 moet de cursist zelf een financiële bijdrage leveren of het volledige lesgeld betalen. Veel gemeenten in Nederland maken zich zorgen over de gevolgen hiervan. Gevreesd wordt dat veel inwoners geen inburgeringstraject meer kunnen volgen. De doelgroep (eerste generatie, 50+, laag inkomen, veel ziek) zal dit geld veelal niet kunnen of willen betalen. De verwachting is dat een deel van het taalaanbod gegeven gaat worden door vrijwilligers of taalcoaches, al dan niet vanuit de eigen taal en cultuur. Het nadeel hiervan is dat, hoe groot het enthousiasme van de vrijwilligers ook zal zijn, dit ongetwijfeld ten koste gaat van de professionaliteit en de kwaliteit van de lessen. Vrijwilligersorganisaties zullen mogelijk wel kunnen doen waar professionals geen tijd voor hebben, namelijk nieuwe cursisten persoonlijk begeleiden naar de intake en eerste les. Er zijn vrijwilligersorganisaties die zich speciaal richten op het bereiken van vrouwen die in een isolement leven en weinig contacten in de buurt hebben. Een voorbeeld daarvan is de Stichting Zorg in Zicht in Den Haag, een Marokkaanse zelforganisatie die vrouwen actief benadert en begeleidt bij hun gang langs artsen. Hoe dan ook zullen verwijzingen naar taallessen actueel blijven.
Taal op Recept
21
6. Toekomst: Doorontwikkelen samenwerking zorg en educatie Met de pilots in Rotterdam en Den Haag zijn schotten tussen de Gezondheidszorg en de Volwasseneducatie verwijderd. Uit deze pilots blijkt welke randvoorwaarden essentieel zijn. Doordat de samenwerking nieuw is en de omstandigheden (waaronder bezuinigingen en een tekort aan contacttijd) ongunstig zijn, hebben de pilots niet de gewenste resultaten opgeleverd. Dit wil niet zeggen dat er in de samenwerking tussen de Gezondheidszorg en de Volwasseneducatie geen kansen liggen. Beide domeinen bedienen dezelfde doelgroepen, waaronder laaggeschoolde migranten die het Nederlands niet goed beheersen. Een belangrijk struikelblok bij deze patiënten is een combinatie van een beperkte beheersing van het Nederlands, laaggeletterdheid en een lage scholingsachtergrond. Om deze complexe barrière te slechten is het belangrijk dat de verschillende disciplines hun kennis en praktijk bundelen. Resumerend ziet de wenselijke situatie voor een volgende pilot er als volgt uit: • Eén van de oorspronkelijke randvoorwaarden van de pilots in Rotterdam en Den Haag wordt gerealiseerd, namelijk taalaanbod dat óf plaatsvindt in de gezondheidscentra zelf óf op een voor de patiënten bekende en vertrouwde locatie (zoals in BOR het geval was). • Belemmeringen door te weinig volume in het aantal deelnemers worden weggehaald, bijvoorbeeld door een continue instroom mogelijk te maken. • Professionals, met meer contacttijd dan huisartsen of specialisten, zijn in gesprek met de doelgroep over het volgen van taallessen. • Ontschotting tussen de Volwasseneducatie en de Gezondheidszorg zet door. Dit komt tot uiting in verdere professionalisering van de samenwerking; logistiek en inhoudelijk. • De inhoud van de taallessen, waaronder het aan te leren vocabulaire, is verregaand aangepast aan de situatie in de spreekkamer, de onderzoeken en de (chronische) ziekte van de laaggeschoolde patiënt die het Nederlands niet goed beheerst. • Tegelijkertijd traint ook de zorgverlener zich in het aanpassen van zijn of haar communicatie aan het niveau Nederlands en de vaardigheden van de laaggeschoolde patiënt. • De inhoud van het taalaanbod aan patiënten en van de training aan professionals zijn op elkaar afgestemd en de uitvoering ervan vindt simultaan plaats. Hierdoor komt er in de spreekkamer een zelfde manier van communiceren tot stand.
Taal op Recept
22
Bijlage Vragen telefonische enquête ‘Toeleiding naar de taal/ inburgering Vragen telefonische enquête ‘Toeleiding naar de taal/inburgering’ 1.
Hoeveel cliënten uit uw praktijk hebben een taalachterstand (in het Nederlands)? 0
2.
naar schatting: ………….. %
Adviseert uw praktijk cliënten om taalles of inburgeringscursus te gaan volgen?
Ja, door middel van 0 mondelinge informatie door arts / fysiotherapeut 0 mondelinge informatie door praktijkassistent of doktersassistent 0 adressen doorgeven van: ……………………………(instanties, contactpersonen etc.) 0 folders, persoonlijk overhandigd 0 folders in de wachtkamer 0 anders, namelijk: ……………………………………………………………………………………… ……………….…………………………………………………………………….. Nee, want 0 0
wij beschouwen dat niet tot onze taak we hebben dat in het verleden wel gedaan maar zijn ermee gestopt omdat …………………………………………………………………………….. 0 wij hebben daar geen tijd voor 0 wij hebben geen informatie over taalaanbod in de wijk 0 anders, namelijk ……………………………………………………………………………………… ……………….……………………………………………………………………..
3.
Zo ja, hebt u inzicht in de uitkomst van de adviezen? 0 Nee 0 Ja. Toelichting: ……………………………………………………………………………………… ……………….……………………………………………………………………...
Taal op Recept
23