Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak? Een exploratief onderzoek naar factoren die van invloed zijn op de bereidheid van ouders van kinderen met (ernstig) overgewicht om naar de jeugdgezondheidszorg te gaan.
Dennis Veerhoek Afstudeeropdracht Masteropleiding Milieuwetenschappen Faculteit Natuurwetenschappen Open Universiteit Nederland Juni 2013
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak? Een exploratief onderzoek naar factoren die van invloed zijn op de bereidheid van ouders van kinderen met (ernstig) overgewicht om naar de jeugdgezondheidszorg te gaan.
Referral to Youth Health Care, a weighty matter? An explorative study for factors that influence parental willingness to visit Youth Health Care with their overweight child.
Afstudeercommissie dr. R.J.M. Niesink
voorzitter/examinator, Open Universiteit Nederland
dr. ir. E.W.H.M. Fredrix
tweede examinator, Open Universiteit Nederland
drs. P.C.W. Geluk
afstudeercoördinator, Open Universiteit Nederland
drs. H.S. van Leeuwen
externe begeleider, GGD Den Haag
ir. I.M. van der Meer
externe begeleider, GGD Den Haag
Voorwoord Voor u ligt het eindverslag van het exploratieve onderzoek naar factoren die er toe geleid hebben dat kinderen met (ernstig) overgewicht via het project “De Gewichtige Vakleerkracht LO” wel of niet bij de jeugdgezondheidszorg (JGZ) terecht kwamen. Dit verslag is tot stand gekomen in het kader van de specialisatie Gezondheid binnen de masteropleiding Milieuwetenschappen aan de Open Universiteit in opdracht van de GGD Den Haag. In hoofdstuk 1 worden de omvang van overgewicht en de gevolgen daarvan, het project “De Gewichtige vakleerkracht LO”, de doelstellingen van het onderzoek en de onderzoeksvragen beschreven. Het theoretisch kader is nader beschreven in hoofdstuk 2. De wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd, komt aan bod in hoofdstuk 3. De resultaten die daaruit voortgevloeid zijn, worden beschreven in hoofdstuk 4. De discussie en conclusies met aanbevelingen vindt u terug in hoofdstuk 5, respectievelijk hoofdstuk 6. Langs deze weg wil ik Irene van der Meer en Hester van Leeuwen, beiden werkzaam bij de GGD Den Haag, bedanken voor de gelegenheid die ze mij geboden hebben om dit onderzoek uit te voeren. Verder wil ik alle betrokken vakleerkrachten LO en de geïnterviewde ouders bedanken voor hun medewerking aan dit onderzoek. Mijn bijzondere dank gaat uit naar mijn afstudeerbegeleiders Raymond Niesink en Lily Fredrix, beiden werkzaam bij de Open Universiteit. Hun nimmer aflatende geduld, positivisme, kritische blik en feedback hebben er toe geleid dat deze masterscriptie er toch is gekomen.
Rijswijk, juni 2013
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
Samenvatting Het project “De Gewichtige Vakleerkracht LO” is in 2006 in Den Haag gestart om in een zo vroeg mogelijk stadium overgewicht te signaleren bij kinderen in de leeftijd van 4 t/m 12 jaar. Voor ouders van leerlingen met matig of ernstig overgewicht bestaat de mogelijkheid om doorverwezen te worden naar de jeugdgezondheidszorg (JGZ) en daar gepaste begeleiding te krijgen. Dit exploratieve onderzoek heeft zich gericht op het in kaart brengen van factoren die een rol kunnen spelen bij de beslissing van ouders om wel of niet van die mogelijkheid gebruik te maken. Daarnaast is geprobeerd te achterhalen op welke wijze ouders, die niet naar de JGZ gaan, gemotiveerd kunnen worden om dat wel te doen. Door middel van semigestructureerde interviews zijn 22 ouders ondervraagd over het project “De Gewichtige Vakleerkracht LO”, de verwijzing naar de JGZ en het gewicht van hun kind. Als gevolg van het project “De Gewichtige vakleerkracht LO” is het aantal kinderen met (ernstig) overgewicht dat is doorverwezen naar de JGZ gedurende het eerste projectjaar verzesvoudigd. Uit de interviews komt naar voren dat de bezorgdheid over de gezondheid van hun kind de belangrijkste reden voor ouders is om een afspraak met de JGZ te maken en deze na te komen. Ouders die geen afspraak met de JGZ willen maken geven er juist de voorkeur aan om het overgewicht van hun kind eerst zelf aan te pakken. Mogelijk zijn deze ouders zich (nog) niet bewust van het overgewicht van hun kind of ervaren zij het overgewicht niet als een bedreiging. Dit blijkt ook uit de manier waarop ouders van kinderen met matig overgewicht de gewichtsstatus van hun kind omschrijven. Daarbij worden vaak de woorden “beetje zwaar” of “wat zwaar” gebruikt, bovendien geven sommige ouders aan dat ze het overgewicht van hun kind wel mee vinden vallen. Nadat overgewicht is vastgesteld bij het kind worden de ouders uitgenodigd door de vakleerkracht LO voor een bijeenkomst of een individueel gesprek om het overgewicht van het kind te bespreken. De meerderheid van de ouders geeft de voorkeur aan een individueel gesprek; redenen hiervoor zijn de gevoeligheid van het onderwerp, gevoelens van schaamte of het bekend raken van het overgewicht van het kind buiten het gezin. Ongeveer drie op de vier ouders hebben het verwijsformulier ondertekend nadat ze via een individueel gesprek ingelicht waren
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
over het ongezonde gewicht van hun kind. Bij groepsbijeenkomsten tekende maar één op de vier ouders dit formulier. Ouders die zich bewust zijn van het overgewicht bij hun kind en de bijbehorende (gezondheids) gevolgen zullen wellicht gemotiveerder zijn het verwijsformulier wel te ondertekenen. De JGZ kan, bijvoorbeeld op school, voorlichtingsbijeenkomsten organiseren voor ouders waarbij overgewicht en de bijbehorende (gezondheids)gevolgen gevisualiseerd worden. Hierbij dient men wel belemmerende factoren zoals taalbarrières en het tijdstip van de bijeenkomst in acht te nemen.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
Summary The project “De Gewichtige vakleerkracht LO” was set-up in 2006 in the city of The Hague in 23 primary schools. The objective of the project is to detect overweight in an early stage among children aged 4-12 years. Parents of overweight or obese children can be referred to Youth Health Care (YHC) in order to obtain effective support. This exploratory research focusses on mapping factors that may influence parental willingness to visit YHC and to find out how parents, that do not visit YHC, can be motivated to do so. Twenty-two parents have been interviewed by means of semi-structured interviews regarding the project “De Gewichtige Vakleerkracht LO”, the referral to YHC and their child’s weight status. The project “De Gewichtige vakleerkracht LO” has resulted in a six-fold increase in the number of children who are seen by a YHC professional after the first year. The results of the interviews show that the most important reason for parents to visit YHC is the concern about their child's health. Parents who do not want to visit YHC say they prefer to try to reduce their child’s weight themselves. It is possible that these parents are not fully aware of their child’s weight status or they do not perceive it as a health threat. This is also evident from the way they describe their child’s weight status as “slightly heavy” or “somewhat heavy”. Moreover, some parents do not consider their child to be overweight at all. By the time that parents need to discuss their child’s weight status they prefer a face to face talk with the gym teacher instead of a group meeting. The reason for this is the sensitivity of the subject, feelings of shame or even fear that this gets known outside the family. Furthermore, three out of four parents agreed to be referred to YHC after they were informed about their child’s weight status in a face to face talk. With respect to group meetings only one out of four parents agreed to be referred to YHC. Parents who do not sign the referral form will probably be more motivated to do so if they are more aware of their child’s weight status and accompanying health consequences. YHC can organize educational meetings at schools that emphasize on visualizing overweight and its health consequences. However, limiting factors like language barriers and the appropriate time to organize such meetings should be taken into account.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
Inhoudsopgave Samenvatting Summary 1 Inleiding…………………………………………………………………………………………
9
1.1 Overgewicht als gewichtige gezondheidsbedreiging……………………………………….
9
1.1.1 Prevalentie van overgewicht……………………………………………………………………..
9
1.1.2 Gezondheidsgevolgen van overgewicht ……………………………………………………
11
1.2 Project “De Gewichtige Vakleerkracht Lichamelijke Oefening”……………………….
13
1.2.1 Achtergrond van het project……………………………………………………………………….
13
1.2.2 Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg…………………………………………………
13
1.2.3 Evaluatie van het project…………………………………………………………………………….
14
1.3 Doelstellingen onderzoek……………………………………………………………………………………
14
1.4 Onderzoeksvragen………………………………………………………………………………………………
14
2 Theoretisch kader..………………………………………………………………………….
16
2.1 Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg………………………………………………………
16
2.1.1 Inschatten van de dreiging…………………………………………………………………………
17
2.1.2 Inschatten van de effectiviteit ………………………………………………………………….
18
2.2 Niet verschijnen bij de jeugdgezondheidszorg…………………………………………………
20
2.2.1 Factoren gerelateerd aan de jeugdgezondheidszorg ………………………………..
20
2.2.2 Persoonsgebonden factoren ……………………………………………………………………….
21
2.2.3 Sociaal-culturele factoren……………………………………………………………………………
21
2.3 Motivering van ouders………………………………………………………………………………………..
22
2.3.1 Precontemplatiefase……………………………………………………………………………………
23
2.3.2 Contemplatiefase en voorbereiding……………………………………………………………
25
3 Methoden van onderzoek………………………………………………………………….
26
3.1 Kwantitatief onderzoek………………………………………………………………………………………
26
3.1.1 Opzet kwantitatief onderzoek …………………………………………………………………….
26
3.1.2 Analyse kwantitatieve data ………………………………………………………………………..
27
3.2 Kwalitatief onderzoek…………………………………………………………………………………………
27
3.2.1 Respondenten………………………………………………………………………………………………
27
3.2.2 Interview………………………………………………………………………………………………………
27
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
3.2.3 Analyse interviews…………………………………………………………………………………….
30
3.3 Gebruik persoonsgegevens……………………………………………………………………………..
32
4 Resultaten……………………………………………………………………………………..
33
4.1 Kwantitatieve data…………………………………………………………………………………………….
33
4.1.1 Elektronisch Kind Dossier (EKD)………………………………………………………………..
33
4.1.2 Het leerlingvolgsysteem (LVS)…………………………………………………………………..
33
4.1.3 Ondertekening van de verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg..………….
34
4.2 Kwalitatieve data……………………………………………………………………………………………….
36
4.2.1 Onderzoekspopulatie…………………………………………………………………………………..
36
4.2.2 Project “De Gewichtige Vakleerkracht LO”…………………………………………………
37
4.2.3 Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg ……………………………………………….
41
4.2.4 Het overgewicht van het kind……………………………………………………………………..
44
4.2.5 Consult bij de jeugdgezondheidszorg ……………………………………………………….
48
4.2.6 Motivering van ouders…………………………………………………………………………………
50
5 Discussie………………………………………………………………………………………..
52
6 Conclusies en aanbevelingen …………………………………………………...........
58
6.1 Conclusies………………………………………………………………………………………………………….
58
6.2 Aanbevelingen…………………………………………………………………………………………………..
58
Literatuurlijst..…………………………………………………………………………...........
Bijlagen
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
60
1
Inleiding
1.1
Overgewicht als gewichtige gezondheidsbedreiging
1.1.1 Prevalentie van overgewicht Het hebben van overgewicht, zowel bij volwassenen als kinderen, vormt wereldwijd letterlijk en figuurlijk een groeiend probleem, Nederland niet uitgezonderd (International Association for the Study of Obesity (IASO) Prevalence Data; Gezondheidsraad, 2010). Bij volwassenen spreekt men van overgewicht indien de body mass index (BMI) 25 kg/m2 of hoger is. Bij een BMI van 30 kg/m2 of hoger is er sprake van ernstig overgewicht (obesitas). Voor het vaststellen van overgewicht bij kinderen worden afwijkende grenswaarden (zie bijlage I) gebruikt, aangezien de lichaamsbouw van kinderen behoorlijk verschilt met die van volwassenen en deze ook nog verandert gedurende het groeiproces (Van den Hurk, van Dommelen, van Buuren, Verkerk & Hirasing, 2006). Het is echter vooral de toename van overgewicht onder jongeren die zorgen baart. Deze toename is ondermeer aangetoond in een Nederlandse studie (Van den Hurk et al., 2006) waarbij, gedurende een periode van twee jaar, de mate van overgewicht onder ruim 80.000 kinderen in de leeftijd van 4-15 jaar in kaart is gebracht. Deze gegevens, afkomstig van 11 GGD-en verspreid over heel Nederland, zijn vergeleken met gegevens van de Vierde Landelijke Groeistudie uit 1997 (Fredriks, van Buuren, Wit & Verloove-Vanhorick, 2000). Uit de analyse van deze data blijkt dat tussen 2002 en 2004 de prevalentie van overgewicht op sommige leeftijden verdubbeld en voor obesitas zelfs verdrievoudigd is. Daarnaast komt overgewicht vaker bij meisjes dan bij jongens voor en bereikt de prevalentie bij beiden een piek rond het achtste levensjaar (zie figuur 1.1).
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
9
Figuur 1.1 Prevalentie van overgewicht en obesitas bij Nederlandse kinderen in de leeftijd van 4-15 jaar in 1997 en in de periode van 2002 t/m 2004 (Van den Hurk et al., 2006).
Een recente trendanalyse van data afkomstig uit de Landelijke Groeistudies (1980, 1997 en 2009) laat ook zien dat het aantal kinderen met overgewicht en obesitas sterk gestegen is in de afgelopen 30 jaar (Schönbeck, Talma, van Dommelen, Bakker & Buitendijk, 2011). In bovenstaande studies is geen onderscheid gemaakt naar etnische achtergrond, hoewel gebleken is dat overgewicht en obesitas met name onder Turkse en Marokkaanse peuters en kleuters zijn toegenomen (De Wilde, van Dommelen, Middelkoop & Verkerk, 2009; Fredriks, van Buuren, Sing, Wit & Verloove-Vanhorick, 2005). Interessant genoeg lijkt het erop dat de prevalentie van overgewicht en obesitas in meerdere landen aan het stabiliseren is. Mogelijk werpen jarenlange interventie- en voorlichtingsprogramma’s hun vruchten af. Alhoewel de auteurs niet uitsluiten dat ouders van kinderen met overgewicht en obesitas op een zeker moment niet meer deelnemen aan dergelijke programma’s uit angst voor stigmatisering door de maatschappij (Olds et al., 2011). Dat neemt niet weg dat de huidige prevalentie cijfers een veelvoud zijn van die uit de jaren 80 en 90, waardoor overgewicht nog steeds als een gewichtige gezondheidsbedreiging beschouwd moet worden.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
10
1.1.2 Gezondheidsgevolgen van overgewicht De korte en lange termijngevolgen van overgewicht en obesitas op de gezondheid zijn niet gering. Met name obesitas kan ernstige lichamelijke en psychosociale gevolgen hebben bij zowel kinderen als volwassenen. Negatieve gezondheidseffecten zijn ondermeer een verhoogd risico op chronische aandoeningen zoals hart- en vaatziekten, diabetes type 2, gewrichtsklachten, luchtwegaandoeningen en een hoge bloeddruk (Abdullah et al., 2011; Gezondheidsraad, 2010; Reilly & Kelly, 2011;). Hoewel overgewicht niet van grote invloed is op de verwachte levensduur neemt het aantal ongezonde levensjaren toe in vergelijking met mensen die een gezond gewicht hebben. Bij obesitas is er wel sprake van een sterke afname van de levensverwachting en een toename van vroegtijdige sterfte (Gezondheidsraad, 2010). Niet alleen de gewichtsstatus, maar ook het aantal jaren dat men overgewicht heeft, met name bij obesitas, kan de mortaliteit beïnvloeden. De Framingham Cohort Study laat zien dat het mortaliteitsrisico verdubbeld is bij mensen die 15 tot 25 jaar obees zijn en zelfs verdrievoudigd is bij mensen die al langer dan 25 jaar obees zijn, vergeleken met mensen die nooit obees zijn geweest (Abdullah et al., 2011). Naast bovengenoemde lichamelijke gevolgen kunnen mensen ook psychosociale gevolgen ervaren van hun gewichtsstatus. Hoewel in sommige culturen (ernstig) overgewicht als een teken van welvaart wordt beschouwd (Beljaars, 2004; Fitzgibbon & Beech, 2009; Nicolaou, 2007; Schreurs, Toet & van Ameijden, 2007; Van ’t Riet, Dijkshoorn, Corstjens & Brouwer, 2005), krijgen zwaarlijvige mensen in de westerse cultuur vaak te maken met stigmatisering en discriminatie vanuit hun (sociale) omgeving, in de media en op het werk (Carr & Friedman, 2005; Gezondheidsraad 2010; Puhl & Heuer, 2009; Schafer & Ferraro, 2011). Diverse studies en metaanalyses laten zien dat dit kan leiden tot een negatief zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen, ontevredenheid over het eigen lichaam, eenzaamheid, depressie, verdriet en eetstoornissen (Cornette, 2008; De Niet & Naiman, 2011; Gezondheidsraad 2010; Goldfield et al., 2010; Janicke et al., 2005; Puhl & Heuer, 2009; Russel-Mayhew, McVey, Bardick & Ireland, 2012; Schafer & Ferraro, 2011). Een recente analyse van vijf Nederlandse cohort- en monitoring studies bracht aan het licht dat 30% van de obese kinderen in de leeftijd van 11-17 jaar lichte- tot ernstige depressieve gevoelens rapporteerden in vergelijking met 15% en 12% van de kinderen met matig overgewicht respectievelijk gezond lichaamsgewicht.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
11
Ernstige depressieve gevoelens werden drie keer zo vaak gerapporteerd door obese kinderen. Ongeveer één op de vijf obese kinderen gaf aan dat ze zichzelf opzettelijk verwonden, ten opzichte van één op de tien kinderen met matig overgewicht of met een gezond gewicht (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), 2011). De toegenomen prevalentie van (ernstig) overgewicht en de lichamelijke en psychosociale gevolgen daarvan op de korte- en lange termijn hebben er toe geleid dat de gemeente Den Haag het project “De Gewichtige Vakleerkracht lichamelijke opvoeding (LO)” geïnitieerd heeft, ten einde (ernstig) overgewicht in een vroegtijdig stadium een halt toe te roepen.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
12
1.2
Project “De Gewichtige Vakleerkracht Lichamelijke Oefening”
1.2.1 Achtergrond van het project Gemiddeld genomen had in 2006 18% van de Haagse jeugd overgewicht en 5% obesitas (Gezondheidsmonitor, 2006). Een aanvullende studie naar het voorkomen van overgewicht onder Haagse schoolkinderen toonde een significante samenhang tussen overgewicht en de achterstandscore van een wijk (De Wilde, Middelkoop, van Buuren & Verkerk et al., 2003). Ook bleek overgewicht vaker voor te komen bij kinderen van Turkse en Marokkaanse afkomst in vergelijking met autochtone kinderen (De Wilde et al., 2003; De Wilde et al., 2009). 1.2.2 Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg Om in een zo vroeg mogelijk stadium overgewicht te signaleren bij kinderen in de leeftijd van 4 t/m 12 jaar is in 2006 het project “De Gewichtige Vakleerkracht LO” gestart op 23 basisscholen (zie bijlage II). Deze scholen staan in wijken met een gezondheidsachterstand. Van alle kinderen uit groep 1 t/m 8 zijn de lengte en het gewicht gemeten en ingevoerd in een database, het Gezond Gewicht Leerlingvolgsysteem (GGL). De automatisch berekende BMI is vergeleken met de grenswaarden volgens Cole, Bellizzi, Flegal & Dietz (2000) waarna het GGL aangaf of er sprake was van ongezond gewicht of niet. Vervolgens zijn de ouders op school uitgenodigd om dit met de vakleerkracht LO, in een individueel gesprek of een groepsbijeenkomst, te bespreken. Om een leerling met ongezond gewicht naar de jeugdgezondheidszorg (JGZ) door te verwijzen is gebruik gemaakt van een aanvraag onderzoek (AO) formulier (zie bijlage II) dat door één van beide ouders moest worden ondertekend. Na ontvangst van de ondertekende verwijzing nam de JGZ contact op met de ouder(s) voor het maken van een afspraak. Tijdens het bezoek aan de JGZ is vastgesteld of er inderdaad sprake was van overgewicht. Afhankelijk van de motivatie van de ouder(s) en die van het kind is bepaald welke soort begeleiding wenselijk was.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
13
1.2.3 Evaluatie van het project Gedurende het eerste jaar, van november 2005 t/m augustus 2006, is het project geëvalueerd om te onderzoeken of er daadwerkelijk meer kinderen met (ernstig) overgewicht bij de JGZ terecht zijn gekomen en welke factoren hiermee samenhangen. Hoewel het project zich richt op het signaleren van zowel onder- als overgewicht is in dit onderzoek alleen gekeken naar kinderen met (ernstig) overgewicht omdat zij qua omvang een veel grotere groep vormen dan kinderen met ondergewicht. 1.3
Doelstellingen onderzoek
Het betreft een exploratief onderzoek met als doel de doorstroming van kinderen vanuit het project “De Gewichtige Vakleerkracht LO” naar de JGZ te evalueren en inzicht te verkrijgen in de factoren die er toe geleid hebben dat kinderen met (ernstig) overgewicht wel of niet bij de JGZ terecht zijn gekomen. 1.4
Onderzoeksvragen
Om de gestelde onderzoeksdoelen te kunnen bereiken, zijn de volgende vragen geformuleerd: 1) Is er sprake van een toename in het aantal kinderen dat via een AO formulier is doorverwezen naar de JGZ gedurende de looptijd van het project (november 2006 – augustus 2007), in vergelijking met dezelfde periode het jaar daarvoor? 2) Wat zijn de kenmerken van de kinderen, in termen van geslacht, leeftijd, en indien bekend BMI en culturele achtergrond, a. waarbij (ernstig) overgewicht geconstateerd is? b. waarvan de ouders de verwijzing naar de JGZ niet ondertekenen? c. waarvan de ouders de verwijzing naar de JGZ ondertekenen, maar uiteindelijk besluiten om geen gehoor te geven aan de oproep van de JGZ? d. waarvan de ouders de verwijzing naar de JGZ ondertekenen en ook daadwerkelijk gehoor geven aan de oproep van de JGZ?
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
14
3) Welke factoren spelen een rol bij de besluitvorming van ouders om de doorverwijzing naar de JGZ: a. niet te ondertekenen? b. wel te ondertekenen, maar uiteindelijk besluiten om geen gehoor te geven aan de oproep van de JGZ? c. wel te ondertekenen en ook daadwerkelijk gehoor te geven aan de oproep van de JGZ? 4) Op wat voor wijze kunnen ouders beter gemotiveerd worden om de doorverwijzing naar de JGZ te ondertekenen of gehoor te geven aan de oproep van de JGZ?
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
15
2
Theoretisch kader
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet welke factoren er toe kunnen leiden dat kinderen met (ernstig) overgewicht via het project “De Gewichtige Vakleerkracht LO” wel of niet bij de jeugdgezondheidszorg (JGZ) terechtkomen. Tevens komt aan bod hoe ouders beter gemotiveerd kunnen worden om met hun kind de stap naar de JGZ te maken. 2.1
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg
Ouders van kinderen bij wie, door de vakleerkracht lichamelijke opvoeding (LO), overgewicht is geconstateerd, worden uitgenodigd om dit op school met de vakleerkracht LO te bespreken. Als deze ouders instemmen met een vervolgtraject bij de JGZ moeten zij daarvoor een verwijsformulier ondertekenen. Het al dan niet willen ondertekenen van dat formulier kan mogelijk verklaard worden met de Protectie Motivatie Theorie (PMT) (Rogers, 1975, 1983; Lechner, Kremers, Meertens & de Vries, 2007). Deze theorie (schematisch weergegeven in figuur 2.1) ziet gedrag als de resultante van twee beoordelingsprocessen. Het eerste proces is er op gericht om een afweging te maken van de dreiging. Dit doet men door de ernst van het gevaar en de kwetsbaarheid ten opzichte van dat gevaar in te schatten. Het tweede proces is een evaluatie van de effectiviteit van het aanbevolen gedrag (respons effectiviteit) en de mate waarin een persoon denkt dat hij het aanbevolen gedrag uit kan voeren (eigen effectiviteit). Of de intentie om het aanbevolen gedrag uit te voeren hoog of laag is, hangt af van de waarde die aan de evaluatie van beide processen gegeven wordt en zal hierna verder besproken worden.
Figuur 2.1 Schematische voorstelling van de Protectie Motivatie Theorie van Rogers (1975, 1983).
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
16
2.1.1
Inschatten van de dreiging
Ouders die inzien dat hun kind overgewicht heeft en zich daarover zorgen maken, zullen eerder geneigd zijn actie te ondernemen om het overgewicht aan te pakken (Crawford, Timperio, Telford & Salmon, 2006; Kaczmarski, DeBate, Marhefka, & Daley, 2011). Echter, niet alle ouders zijn in staat om overgewicht bij hun kind te herkennen of hebben onvoldoende kennis over de gevolgen van overgewicht op de lange termijn of ontkennen simpelweg dat er sprake is van een probleem (Beljaars, 2004; De Hoog, Stronks, van Eijsden, Gemke & Vrijkotte, 2011; Jansen & Brug, 2006; Taveras et al., 2011; Van Bergen, Geus & van Ameijden, 2005; Vanhala, Keinänen-Kiukaanniemi, Kaikkonen, Laitinen & Korpelainen, 2011). Vooral wanneer het jonge kinderen betreft, geloven ouders dat ze nog wel over hun overgewicht heen groeien (Kubik, Story & Rieland, 2006; Towns & D’Auaria, 2009). Het niet kunnen herkennen van overgewicht kan beïnvloed worden door de aanwezigheid van overgewicht in de directe leefomgeving. Indien men dagelijks geconfronteerd wordt met ouders, familie en vrienden die zelf ook overgewicht of obesitas hebben, kan dat leiden tot gewenning waarbij men het eigen overgewicht als “normaal” gaat beschouwen (Maximova et al., 2008). Daarnaast wordt overgewicht bij kinderen door sommige ouders pas als problematisch ervaren als de kinderen de gevolgen merken van het te dik zijn, doordat ze op school gepest worden om hun overgewicht of omdat ze problemen krijgen met het uitvoeren van fysieke activiteiten (Eckstein et al., 2006; Jain et al., 2001; Towns & D’Auria, 2009). Ouders van kinderen met overgewicht zijn op de hoogte van het feit dat overgewicht bij kinderen steeds meer voorkomt, maar ze geven aan dat ze het moeilijk vinden om overgewicht bij hun kind te herkennen. Alleen in extreme gevallen is het overgewicht van het kind voor de ouders duidelijk (Towns & D’Auria, 2009; Van der Pas, 2005). Dat ouders niet altijd in staat zijn overgewicht bij hun kind te herkennen, blijkt ook uit de evaluatie van het project OKIDO (Overgewicht bij Kinderen In De Ontwikkeling), een interventie voor basisschoolleerlingen in Leiden die zich richtte op een gezonde balans tussen voeding en beweging. Bij 47% van de kinderen met matig overgewicht en bij 14% van de kinderen met ernstig overgewicht beschouwden hun ouders het gewicht als normaal. Daarnaast is de helft van de
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
17
ouders van kinderen met matig overgewicht niet overtuigd dat vroegtijdige actie nodig is (Van Dijk & Van Kesteren, 2005). Recente studies laten zien dat het percentage ouders die het overgewicht van hun kinderen niet correct classificeren mogelijk nog hoger ligt. Percentages lopen uiteen van 57% (Vanhala et al., 2011) tot zelfs 92% (De Hoog et al., 2011). In deze laatste studie is een onderscheid gemaakt op basis van etniciteit van de ouders. Nederlandse ouders scoren beter (73%) dan Marokkaanse (82%) en Afrikaanse ouders (88%). Ongeveer negen op de tien Turkse ouders (92%) onderschatten het overgewicht van hun kind. In sommige culturen is dik of mollig zijn geen reden tot zorg, maar ziet men dit als een teken van welbevinden en welvaart (Beljaars, 2004; Fitzgibbon & Beech, 2009; Nicolaou, 2007; Schreurs et al., 2007; Van ’t Riet et al., 2005). In andere culturen geldt overgewicht als een schoonheidsideaal (Fitzgibbon & Beech, 2009; Van ’t Riet et al., 2005), hier maken de ouders zich eerder zorgen over kinderen die te dun zijn (Contento, Basch & Zybert, 2003; Fitzgibbon & Beech, 2009; Schreurs et al., 2007). Echter, uit bovenstaande studies komt ook naar voren dat het traditionele beeld van overgewicht binnen deze culturen aan het veranderen is en overgewicht hier nu ook vaker als een gezondheidsprobleem wordt gezien. 2.1.2
Inschatten van de effectiviteit
Naast het inschatten van de dreiging, speelt ook het inschatten van de mogelijkheden om deze dreiging te reduceren, de effectiviteit, een belangrijke rol bij de te vormen gedragsintentie. Een ouder kan bijvoorbeeld het verwijsformulier ondertekenen, omdat men verwacht dat de gezondheid van het kind zal verbeteren met behulp van professionele ondersteuning. Daarnaast is gebleken dat ouders die het nut inzien van projecten, waarbij kinderen gescreend worden op het voorkomen van overgewicht, eerder geneigd zijn om hun medewerking aan dergelijke projecten te verlenen (Johnson, Pilkington, Lamp, He & Deeb, 2009; Kubik et al., 2007; Murphy & Polivka, 2007; Nihiser et al., 2009). In beide gevallen zal de ouder de responseffectiviteit positief beoordelen.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
18
Een ouder kan ook de voorkeur hebben voor een eigen aanpak bij het verminderen van het overgewicht van het kind en pas open staan voor hulp van buitenaf als de eigen aanpak faalt (Nihiser et al., 2009; Veen, van der Veen & Koopman, 2003). De onbekendheid van de ouders met een interventieproject of met de inhoud ervan en een gebrek aan vertrouwen in de bijbehorende activiteiten kunnen er toe leiden dat de responseffectiviteit, de verwachting, als negatief wordt beoordeeld (Veen et al., 2003). Bij zowel ouders als deskundigen bestaat de angst dat het screenen van kinderen op overgewicht kan leiden tot stigmatisering van kinderen met obesitas, een verlaagd zelfbeeld, een negatieve lichaamsbeleving en zelfs eetstoornissen (Ikeda, Crawford & Woodward-Lopez, 2006; Nihiser et al., 2009; Soto & White, 2010). Naast de respons-effectiviteit speelt ook de eigen-effectiviteit een rol. Bij de eigeneffectiviteit spelen bepaalde belemmeringen, zoals tijdgebrek van ouders vanwege een druk bestaan of de aanwezigheid van een taalbarrière, een belangrijke rol. Ook het ontbreken van kinderopvang kan voor moeders met meerdere (kleine) kinderen een belemmering vormen om naar school te komen. Bepaalde omstandigheden in de thuissituatie, zoals werkeloosheid of een scheiding, kunnen er toe leiden dat het overgewicht van het kind als minder urgent beschouwd wordt (Garcia-Dominic et al., 2010; Sonneville, La Pelle, Taveras, Gillman & Prosser, 2009; Van den Berg, van der Gun, Kierczak, van de Kooij & Wulp, 2005; Veen et al., 2003). In culturen waarin mannen een meer dominante rol bekleden dan vrouwen kan er weerstand van de man en/of andere familieleden bestaan om de vrouw zelfstandig naar een instelling/activiteit te laten gaan. Ook kan de vrouw angst hebben om naar een voor haar onbekende plaats te gaan (Garcia-Dominic et al., 2010; Van den Berg et al., 2005). Het ondertekenen van het verwijsformulier naar de JGZ, door ouders van kinderen met overgewicht, wordt dus beïnvloed door de mate waarin het overgewicht als een bedreiging wordt beschouwd. Ouders moeten daarvoor wel in staat zijn om overgewicht bij hun kind te herkennen. Daarnaast zal de ouder moeten inschatten of het ondertekenen van het verwijsformulier kan bijdragen aan het reduceren van de (gezondheids)gevolgen van het overgewicht en of de ouder in staat is ‘eigen’ belemmeringen te overkomen teneinde het formulier te ondertekenen op school.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
19
2.2
Niet verschijnen bij de jeugdgezondheidszorg
Wanneer ouders besluiten om het verwijsformulier te ondertekenen, worden zij uitgenodigd door de JGZ voor een vervolgtraject. Uit diverse studies is gebleken dat verwijzingen van en naar de JGZ over het algemeen goed opgevolgd worden. Slechts 3-5% van de ouders of jeugdigen volgt het verwijsadvies van de JGZ voor gespecialiseerde hulpverlening (diëtist, huisarts of een ander medisch specialisme) niet op (Buiting, 2001). Cijfers van de GGD Gelre-IJssel laten zien dat tussen 2002 en 2005, 86% van de kinderen bij de eerste oproep voor het Periodiek Geneeskundig Onderzoek (PGO) is verschenen. Voor 13.6% van de kinderen is de afspraak meerdere malen verzet, maar zijn zij uiteindelijk wel op het PGO verschenen. Een gering percentage van de kinderen (0,4%) verschijnt uiteindelijk helemaal niet (Albers et al., 2006). Er kunnen meerdere factoren een rol spelen bij het besluit van ouders om een afspraak met de JGZ niet na te komen. Deze factoren kunnen gerelateerd zijn aan de JGZ, de ouders zelf of hun sociaal-culturele achtergrond. 2.2.1
Factoren gerelateerd aan de jeugdgezondheidszorg
Een slechte toegankelijkheid (ongunstige openingstijden en lange wachttijden voordat men aan de beurt is) en een slechte bereikbaarheid (afstand te groot, slecht bereikbaar met het openbaar vervoer, geen parkeermogelijkheid) zijn door ouders als redenen opgegeven voor het niet verschijnen op een afspraak (KPMG, 1999). In Nederland verloopt een bezoek aan het consultatiebureau volgens afspraak. Onder allochtone moeders wordt het niet samen kunnen bezoeken van het consultatiebureau met bevriende moeders als een gemis ervaren. Daarnaast vormen openingstijden, of het gebrek aan flexibiliteit hierin, een belangrijke belemmering. Veel vrouwen gaan niet alleen de wijk uit en wanneer dit toch noodzakelijk is, zijn zij afhankelijk van de beschikbaarheid van hun echtgenoot. Als deze werkt, kan hij pas ‘s avonds zijn vrouw begeleiden of de zorg van de overige kinderen overnemen zodat de vrouw naar een consultatiebureau kan (KPMG, 1999). Tenslotte kan het gebeuren dat de JGZ een afspraak annuleert vanwege capaciteitsgebrek. Ziekte van het kind of een ongunstig tijdstip van de afspraak zijn voor ouders redenen om hun afspraak te annuleren (Albers et al., 2006; Doove & Visser, 2005)
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
20
2.2.2
Persoonsgebonden factoren
Onder ouders kan er mogelijk sprake zijn van een psychologische drempel om naar de JGZ te gaan, omdat de zorg verricht wordt door een instantie (KPMG, 1999). Ook de onbekendheid met de JGZ en eventuele slechte ervaringen kunnen hieraan bijdragen (Doove & Visser, 2005). Angst voor instanties en ontzag voor ‘witte jassen’ maakt dat het niet of nauwelijks mogelijk is met ouders een vertrouwensrelatie op te bouwen (KPMG, 1999). Bovendien wordt de communicatie vaak belemmerd door een slechte beheersing van de Nederlandse taal (Doove & Visser, 2005; KPMG, 1999). Andere redenen die genoemd worden, zijn het vergeten van een afspraak, het niet ontvangen van de uitnodiging, een gebrek aan belangstelling van de ouders, problemen in de thuissituatie en het feit dat het kind elders, bijvoorbeeld bij de huisarts, gezien/gecontroleerd wordt (Doove & Visser, 2005). Onbekendheid met het PGO en de lange tijd die tussen de PGO’s voor 5/6 jarigen en voor 11/12 jarigen zit, kunnen er voor zorgen dat sommige ouders het nut van een PGO niet inzien. Een aantal ouders geeft aan dat het versturen van de oproepen voor het PGO via de kinderen ertoe kan leiden dat de oproep niet bij de ouders aankomt. Ook te moeilijk taalgebruik in de oproep, waardoor deze niet goed begrepen wordt, is van invloed op het niet verschijnen bij de schoolarts (Albers et al., 2006). Voor ouders met een laag inkomen kunnen de extra kosten voor kinderopvang en het reizen met openbaar vervoer een financiële belemmering vormen (Garcia-Dominic et al., 2010). 2.2.3
Sociaal-culturele factoren
Gebleken is dat de JGZ niet automatisch als dè autoriteit op opvoedingsgebied wordt beschouwd. Met name bij allochtone (alleenstaande) en streng gelovige autochtone moeders speelt het eigen sociale netwerk met daarin moeders, oma’s en andere familieleden en sleutelfiguren binnen de (geloofs-)gemeenschap een veel belangrijkere rol bij opvoedingsvragen en opvoedingsproblemen (Van Bergen et al., 2005; KPMG, 1999). Inkrimping van het aantal consultatiebureaus kan vooral in de grote steden en met name onder allochtonen een belemmering vormen, omdat het ‘territorium’ van moeder en kind klein kan zijn en zich kan beperken tot maar één wijk. Een afstand van 200 meter kan onoverkomelijk zijn wanneer het consultatiebureau in een andere wijk ligt (KPMG, 1999).
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
21
2.3
Motivering van ouders
In de voorgaande paragraaf staat beschreven welke factoren mogelijk van invloed zijn op de door ouders genomen beslissing, om: a) het verwijsformulier wel te ondertekenen en gehoor te geven aan de oproep van de JGZ b) het verwijsformulier niet te ondertekenen c) het verwijsformulier wel te ondertekenen, maar uiteindelijk geen gehoor te geven aan de oproep van de JGZ Voordat er gekeken kan worden naar de wijze waarop ouders gemotiveerd kunnen worden om het verwijsformulier te ondertekenen en hun afspraak bij de JGZ na te komen, is het van belang om het begrip motivatie te verduidelijken. Van Yperen, Booy & van der Veldt (2003) omschrijven motivatie als volgt: “het geheel van factoren (ook aandriften en beweegredenen) waardoor gedrag gestimuleerd wordt” en “sterkte of intensiteit van de innerlijke gesteldheid die iemand tot het verrichten of nalaten van bepaalde gedragingen brengt”. Het Stages of Change model (Prochaska & Velicer, 1997) kan gebruikt worden om het proces te beschrijven dat ouders doorlopen om tot het gewenste gedrag te komen. In dit model worden de volgende stadia onderscheiden: 1) Precontemplatie 2) Contemplatie 3) Voorbereiding 4) Actie 5) Gedragsbehoud Aangezien de ontwikkeling van de motivatie tot het overgaan van actie gedurende de eerste drie stadia plaatsvindt, zal deze paragraaf zich tot deze stadia beperken. In tabel 2.1 zijn de determinanten van de precontemplatie, contemplatie en voorbereiding weergegeven. Door hier rekening mee te houden, kan men inzicht krijgen in de wijze waarop ouders gemotiveerd kunnen worden om het verwijsformulier te ondertekenen en hun afspraak bij de JGZ na te komen.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
22
Tabel 2.1 Stages of change gedurende de motivatievorming en hun determinanten. Stages of change
Omschrijving
Determinanten
Precontemplatie
Gedragsverandering wordt (nog) niet overwogen
-kennis -risicoperceptie -bewustzijn -attitudes
Contemplatie
Gedragsverandering wordt overwogen
Voorbereiding
Gedragsverandering wordt gepland en voorbereid
2.3.1
-vaardigheden -eigeneffectiviteitsverwachting -sociale steun -belemmeringen
Precontemplatie
De ouders die het verwijsformulier niet ondertekenen, bevinden zich in de precontemplatie fase. Ze zijn zich mogelijk nog niet bewust van het overgewicht bij hun kinderen of de kennis omtrent de gezondheidsrisico’s die aan overgewicht verbonden zijn ontbreekt (Beljaars, 2004; De Hoog et al., 2011; Jansen & Brug, 2006; Taveras et al., 2011; Van Bergen et al., 2005; Vanhala et al., 2011) Ook onbekendheid met de JGZ en diens activiteiten kunnen een rol spelen (Albers et al, 2006). Ouders overwegen in deze fase nog niet om tot gedragsverandering te komen (Howard, 2007; Rhee, De Lago, Arscott-Mills, Mehta & Davis, 2005). Het project “De Gewichtige Vakleerkracht LO” is erop gericht om in een zo vroeg mogelijk stadium overgewicht bij kinderen in de leeftijd van 4 t/m 12 jaar te signaleren. Door in een persoonlijk gesprek de ouders te informeren, over het geconstateerde overgewicht bij hun kind, worden ze bewust gemaakt van de situatie. Vergelijkbare studies tonen aan dat dit soort projecten kunnen bijdragen aan het verhogen van het bewustzijn van ouders ten aanzien van overgewicht bij hun kind (Ikeda et al., 2006; Kubik et al., 2007; Soto & White, 2010). Het is van belang om ouders op een respectvolle manier te informeren over het meetresultaat, zonder dat deze het gevoel krijgen veroordeeld te worden. Taalniveau en woordkeus moeten aansluiten op dat van de ouders (Ikeda et al., 2006).
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
23
Door het kennisniveau ten aanzien van het overgewicht, de daarbij horende gezondheidsrisico’s en het beeld van de JGZ bij ouders te verbeteren, kunnen zij mogelijk meer gemotiveerd raken om tot actie over te gaan. Dit zou men kunnen bewerkstelligen met voorlichting, waarbij de effectiviteit afhangt van de inhoud, de vorm en de locatie. Gebleken is dat allochtone ouders vooral behoefte hebben aan laagdrempelige voorlichting in de vorm van folders (op basis van eigen taal en cultuur) of het uitwisselen van ervaringen met andere ouders (Pels & Sproet, 2005; Singels & Drewes, 2008; Van Bergen et al., 2005;) Daarnaast zijn posters, stukjes in de schoolkrant of informatiebijeenkomsten ook geschikte manieren om ouders voor te lichten (Albers et al., 2006). Om deze ouders in een zo vroeg mogelijk stadium te bereiken, moet de voorlichting zich richten op die plekken waar ouders van met name jonge kinderen komen. Groepsgewijze consulten en inloopspreekuren op het consultatiebureau zijn goede manieren om de ouders te bereiken en zo meer informatie uit te wisselen (KPMG, 1999). Dogan (2003) geeft aan dat allochtone ouders te bereiken zijn via sleutelfiguren binnen de gemeenschap, via zelforganisaties, maar ook via de moskee en school. In buurtcentra worden regelmatig activiteiten voor ouders en kinderen georganiseerd waardoor deze bij uitstek een goede ontmoetingsplek voor ouders vormen. Bepaalde doelgroepen kunnen mogelijk ook via specifieke radio- en televisiekanalen bereikt worden. Tenslotte moeten ouders bereid zijn hun attitudes, ten opzichte van het overgewicht van hun kinderen en het ondertekenen van het verwijsformulier, bij te stellen door een hernieuwde afweging te maken na opgedane kennis (Howard, 2007; Rhee et al., 2005).
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
24
2.3.2
Contemplatie en voorbereiding
In deze fasen bevinden zich de ouders die het verwijsformulier ondertekend hebben, maar niet hun afspraak bij de JGZ zijn nagekomen. Deze ouders zien wel in dat hun kind overgewicht heeft en weten welke gezondheidsrisico’s daaraan verbonden zijn. Men gaat voor zichzelf na wat het nakomen van de afspraak met de JGZ kan opleveren. Het ondertekenen van het formulier weerspiegelt het gewenste gedrag/de motivatie om iets aan het overgewicht te doen, maar de daadwerkelijke actie (het verschijnen bij de JGZ) vindt nog niet plaats (Howard, 2006; Rhee et al., 2005; Taveras et al., 2009). Men wil wel veranderen, maar weet niet goed hoe. De eerder genoemde factoren of een gebrek aan vaardigheden kunnen de geplande gedragsverandering in de weg staan. Om van contemplatie naar voorbereiding en actie te gaan, moeten ouders meer belang hechten aan het veranderen van hun gedrag en tevens voldoende overtuigd raken van hun mogelijkheden om te veranderen. Voor dit laatste zijn het verhogen van de eigen-effectiviteit, de ondersteuning vanuit de sociale omgeving alsmede het wegnemen van externe belemmeringen erg belangrijk (Howard, 2006; Prochaska & Velicer, 1997; Rhee et al., 2005; Taveras et al., 2009). Ouders met een druk bestaan kunnen tegemoet worden gekomen door het hanteren van flexibelere openingstijden, bijvoorbeeld door ’s avonds inloopspreekuur te houden. Hierdoor kunnen bevriende (allochtone) moeders gezamenlijk de JGZ bezoeken en elkaar tot steun zijn. Het tijdig versturen van een oproepbrief geeft ouders meer tijd om vrij te kunnen nemen van hun werk, oppas te regelen of om de afspraak op tijd te kunnen verzetten (Albers et al., 2006; KPMG, 1999).
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
25
3
Methode van onderzoek
Het project “De Gewichtige Vakleerkracht LO” is geëvalueerd met behulp van kwantitatief en kwalitatief onderzoek. In tegenstelling tot kwantitatief onderzoek draait het bij kwalitatief onderzoek niet zozeer om het verkrijgen van cijfermatig inzicht. Kwalitatief onderzoek heeft als doel het begrijpen van situaties wat resulteert in een beschrijving van het probleem of vraagstuk vanuit diverse invalshoeken. De wijze waarop kwantitatieve en kwalitatieve data verzameld en geanalyseerd zijn, wordt hieronder verder beschreven. 3.1
Kwantitatief onderzoek
3.1.1
Opzet kwantitatief onderzoek
Om te achterhalen of het project “De Gewichtige Vakleerkracht LO” heeft geleid tot een toename van het aantal kinderen met (ernstig) overgewicht dat naar de jeugdgezondheidszorg (JGZ) is doorverwezen, is gebruik gemaakt van gegevens uit het Elektronisch Kind Dossier (EKD) van de JGZ en het Gezond Gewicht Leerlingvolgsysteem (GGL). Het EKD is een digitaal dossier waarin informatie over de gezondheid en ontwikkeling van kinderen van 0 tot en met 18 jaar in Nederland bewaard wordt. Het EKD wordt beheerd door instellingen binnen de JGZ en is uitsluitend toegankelijk voor directe medewerkers, zoals jeugdartsen en verpleegkundigen. Uit het EKD is het aantal kinderen met (ernstig) overgewicht van de 23 deelnemende scholen geëxtraheerd. Hierna is de periode november 2005 t/m augustus 2006 (nulmeting) vergeleken met de periode november 2006 t/m augustus 2007 (eerste projectjaar). Het GGL is een database waarin de vakleerkracht LO de lengte en het gewicht van de leerlingen uit groep 1 t/m groep 8 invoert, waarna de BMI automatisch berekend wordt. Rekening houdend met de BMI grenswaarden van Cole et al. (2000) kon zo het aantal kinderen met (ernstig) overgewicht per groep en per school achterhaald worden in de periode november 2006 t/m augustus 2007. Om inzicht te krijgen in de kenmerken van kinderen die wel of niet bij de JGZ terechtkomen, is aan alle betrokken vakleerkrachten LO gevraagd om gegevens te verstrekken over de leeftijd en de mate van overgewicht van kinderen waarvan de ouders het verwijsformulier wel of niet ondertekend hebben.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
26
3.1.2
Analyse kwantitatieve data
Het spreadsheet programma Microsoft Office Excel (versie 2003, Microsoft, Redmond, WA, Verenigde Staten) is gebruikt om zowel de data uit het GGL als de gegevens die verstrekt zijn door de vakleerkrachten LO te analyseren. Alle resultaten zijn weergegeven als frequenties en percentages. 3.2
Kwalitatief onderzoek
Door middel van kwalitatief onderzoek is geprobeerd te achterhalen wat de beweegredenen van ouders -van kinderen met (ernstig) overgewicht- zijn om wel of niet naar de JGZ te gaan. In deze paragraaf wordt beschreven hoe dat is gedaan. 3.2.1
Respondenten
De ouders van kinderen waarbij (ernstig) overgewicht geconstateerd is, zijn door de vakleerkrachten LO -van de 23 deelnemende scholen- uitgenodigd voor een individueel gesprek of een groepsbijeenkomst om het overgewicht van hun kind te bespreken. Er zijn 16 individuele gesprekken en twee groepsbijeenkomsten door de onderzoeker bezocht op zes scholen. Aan het einde van het gesprek of de groepsbijeenkomst is aan de ouder(s) gevraagd om mee te werken aan een interview. In dit interview zouden vragen gesteld worden over het project “De Gewichtige Vakleerkracht LO”, de verwijzing naar de JGZ en het gewicht van het kind. Uiteindelijk zijn 22 ouders, zowel vaders als moeders, bereid gevonden om aan een interview mee te werken. Van de 22 ouders hebben 14 ouders de verwijzing naar de JGZ ondertekend waarna een vervolginterview bij hen is afgenomen om hun ervaring met het consult bij de JGZ te achterhalen. 3.2.2
Interview
Alle interviews zijn in de periode van maart t/m oktober 2007 afgenomen. Het streven was om ouders binnen 2 weken na het eerste contact met de onderzoeker op school of na het vervolgconsult bij de JGZ te interviewen. Hierbij is gebruik gemaakt van een veel voorkomende vorm van kwalitatief onderzoek, het semigestructureerde interview. Bij dit type interview liggen de precieze formulering en volgorde van de vragen niet vast, maar de thema’s die aan bod moeten komen wel. Hoewel er vaak sprake is van een logische volgorde heeft de onderzoeker de mogelijkheid om de volgorde van de thema’s te veranderen als dat beter uit komt
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
27
tijdens het interview (Baarda, de Goede & Teunissen, 2005). Hoewel het afnemen van interviews tijdrovend kan zijn, heeft het als voordeel dat een gedetailleerd beeld verkregen kan worden van de meningen, verwachtingen en gevoelens van de geïnterviewde. De ouders zijn geïnterviewd aan de hand van één of twee themalijsten (zie bijlage IV en V), die onderverdeeld zijn in hoofdthema’s, thema’s en subthema’s (zie tabel 3.1 en 3.2). De eerste themalijst betreft het project “De Gewichtige Vakleerkracht LO”, de verwijzing naar de JGZ en het gewicht van het kind. De tweede themalijst heeft betrekking op de ervaring van de ouders met het consult bij de JGZ. De themalijst is als leidraad gebruikt om ervoor te zorgen dat dezelfde onderwerpen in ieder interview aan bod zouden komen. De met een taperecorder opgenomen interviews zijn binnen enkele dagen uitgeschreven.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
28
Tabel 3.1 Schematische voorstelling van de verschillende themaniveaus bij de gebruikte themalijst tijdens het 1e interview. Niveau 1 Hoofdthema
2 Thema
Kenmerken kind
Onderzoekspopulatie Kenmerken respondent
Informatiefolder Begeleidende brief Project “De Gewichtige Vakleerkracht LO”
Inlichting van ouders door de vakleerkracht LO Opvattingen van ouders over het project Ondertekening van het verwijsformulier
Verwijzing naar de JGZ
Opvattingen van ouders over de JGZ
Ouders en het overgewicht van hun kind Het overgewicht van het kind Gezinsleden en het overgewicht van het kind Familie, vrienden en anderen en het overgewicht van het kind
3 Subthema Leeftijd kind Geslacht kind Mate van overgewicht Geboorteland kind Leeftijd geïnterviewde Relatie tot kind Gezinssamenstelling Geboorteland vader Geboorteland moeder Bevolkingsgroep Ontvangst informatiefolder Inhoud informatiefolder Ontvangst begeleidende brief Inhoud begeleidende brief Bespreken van het meetresultaat Respons van de ouders op het meetresultaat Opvattingen van ouders over het project Redenen voor het ondertekenen van het verwijsformulier Bekendheid van ouders met de JGZ Ervaring van ouders met de JGZ Verwachting van ouders over het consult bij de JGZ Opvattingen van ouders over het overgewicht van hun kind Aanpak van het overgewicht van het kind door ouders Hulpbehoefte van ouders Informatiebehoefte van ouders Opvattingen van ouders/kinderen over gemaakte opmerkingen Opvattingen van gezinsleden over het overgewicht van het kind Opvattingen van familie, vrienden en anderen over het overgewicht van het kind
Tabel 3.2 Schematische voorstelling van de verschillende themaniveaus bij de gebruikte themalijst van het vervolginterview. Niveau 1 Hoofdthema
Consult bij de JGZ Motivering van ouders
2 Thema Wachttijd afspraak Redenen voor het nakomen van de afspraak Opvattingen van ouders over het consult bij de JGZ Verbeterpunten voor de werkwijze van de JGZ
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
29
3.2.3
Analyse interviews
Nadat de interviews zijn uitgeschreven, is de uitgetikte tekst achtereenvolgens op hoofdthema, thema en subthema gerangschikt. Vervolgens zijn alle relevante tekstfragmenten uit de interviews per subthema in een tabel geplaatst om zo op subthema niveau te kunnen analyseren. De hoeveelheid tekst is gereduceerd door deze in enkele zinnen samen te vatten. Deze samengevatte tekstfragmenten zijn in een spreadsheet (zie figuur 3.1) geplaatst, waarna gezocht is naar één of meerdere steekwoorden (labels) die kenmerkend zijn voor het betreffende stuk tekst. Hoewel een stuk tekst meerdere labels kan krijgen, zijn er maximaal 6 labels per subthema gezocht. Het doel van het labelingsproces is immers om tot een zinvolle reductie van de hoeveelheid tekst te komen. Niet alleen moet uit het label duidelijk blijken waar het betrekking op heeft, bijvoorbeeld een individu, een situatie, een groep of een proces, ook alle relevante aspecten uit dat stuk tekst moeten in de labeling zijn opgenomen. Bij dit labelingsproces is gebruik gemaakt van de richtlijnen die door Baarda, de Goede & Teunissen (2005) zijn opgesteld. Ter verduidelijking van het labelingsproces zijn in tabel 3.3 en figuur 3.1 enkele gelabelde tekstfragmenten van het subthema ”Redenen nakomen afspraak JGZ” weergegeven. Op basis van de thema’s en subthema’s zijn de resultaten gestructureerd waarna deze beschreven zijn aan de hand van de in dit onderzoek geformuleerde labels. Een belangrijk aspect van kwalitatief onderzoek is het vaststellen van de betrouwbaarheid van de gevonden onderzoeksresultaten, de zogeheten intersubjectiviteit. De onderzoeker heeft drie proefinterviews gehouden met medewerkers van de GGD Den Haag om zich meer te bekwamen in het afnemen van een semi-gestructureerd interview. Daarnaast zijn deze proefinterviews gebruikt om de themalijsten te preciseren. Vervolgens zijn twee uitgeschreven ouderinterviews nader bestudeerd, op inhoud en wijze van interviewen, door één van de begeleiders en een onderzoeker met veel ervaring op het gebied van interviewtechnieken, beiden werkzaam bij de GGD Den Haag. Al deze activiteiten hebben bijgedragen aan het optimaliseren van het dataverzamelingsproces. De intersubjectiviteit van de dataanalyse is bepaald door het gezamenlijke labelen van de subthema’s “Bespreken meetresultaat”, “Opvattingen ouders project” en ”Redenen nakomen afspraak JGZ” door de onderzoeker en afstudeerbegeleider1. Vervolgens zijn deze gelabelde subthema’s geanalyseerd en uitgeschreven door de onderzoeker. Afstudeerbegeleider2 had als taak om te verifiëren of de labels van
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
30
afstudeerbegeleider1 ook terugkwamen in de geanalyseerde- en uitgeschreven subthema’s van de onderzoeker. De intersubjectiviteit is alleen gewaarborgd indien het analyseren van de gegevens door iemand anders geen grote verschillen oplevert. Zowel de onderzoeker als afstudeerbegeleider1 vonden vergelijkbare labels (zie tabel 3.3) en bovendien kwamen de labels van afstudeerbegeleider1 ook terug in de geanalyseerde en uitgeschreven subthema’s van de onderzoeker. Dientengevolge werd besloten dat de onderzoeker de analyse van de overige subthema’s kon continueren.
Tabel 3.3 Schematische voorstelling van het labelingsproces voor het subthema “redenen nakomen afspraak JGZ” die zowel door de onderzoeker als door begeleider1 gelabeld zijn. De tekstfragmenten zijn afkomstig ut meerdere interviews. Tekstfragment Mag ik u als eerste vragen of u naar die afspraak bent geweest met de jeugdgezondheidszorg? Ja daar zijn we geweest. Wat was voor u de belangrijkste reden om naar die afspraak te gaan? Nou voor mijn zoon. Dat hij er ook wat mee kan doen, dat hij zelf zou luisteren en dat hij het ook serieus zou nemen. Dat hij er dan zelf over nadenkt he dat is vast niet zonder reden. Misschien dat hij wat hulp zou kunnen krijgen. Kijk ik kan wel zeggen je moet dit en dat doen, maar hij moet het zelf beseffen voor mijn gevoel. Ik hoopte gewoon dat iemand met hem zou gaan praten en dat hij daardoor ook anders over zou gaan denken. Als iemand anders het zegt komt het toch anders over dan dat ik het zou zeggen, ik ben maar zijn moeder denkt hij dan. Ik denk dat kinderen zich er ook meer bewust van moeten zijn dat ze te zwaar zijn anders gaat het toch echt het ene oor in en de ander er weer uit. Mag ik u als eerste vragen of u naar die afspraak bent geweest met de jeugdgezondheidszorg? Ja
Samenvatting afspraak nagekomen misschien hulp krijgen aanpak overgewicht hoopt dat kind na gaat denken en overgewicht serieus neemt na gesprek met onpartijdig iemand
Label onderzoeker behoefte aan hulp/advies/kennis bewustzijn kind t.a.v. overgewicht verhogen
Label begeleider1 behoefte aan hulp/advies/kennis kind bewust laten worden van het probleem door een vreemde
afspraak nagekomen gewicht kind niet goed voor gezondheid
bezorgdheid om gezondheid kind
bezorgdheid om de gezondheid van het kind
Wat was voor u de belangrijkste reden om naar die afspraak te gaan? Ehh ja nou vanwege kind01. Zij wordt maar dikker en ik wil dat ze geholpen wordt. Straks krijgt ze problemen met haar gezondheid. Ik vind dat je dat moet doen.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
31
Figuur 3.1 Schematische voorstelling van het labelingsproces voor het subthema “redenen nakomen afspraak JGZ” . Bovenstaande samengevatte tekstfragmenten werden in een spreadsheet geplaatst waarna het labelingsproces plaatsvond.
3.3
Gebruik persoonsgegevens
Het gebruiken van onderzoeksgegevens is aan regels gebonden, zoals aan de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Door ouders direct om toestemming te vragen werd aan deze regelgeving voldaan. Mogelijk is de participatiegraad voor deelname aan de interviews verhoogd door de anonimiteit van de geïnterviewde in dit onderzoek te benadrukken. Door het eindresultaat in de vorm van groepsresultaten weer te geven in plaats van individuele resultaten, kon deze anonimiteit worden gewaarborgd.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
32
4
Resultaten
De resultaten van de kwantitatieve en kwalitatieve data-analyses zullen in dit hoofdstuk beschreven worden. In paragraaf 4.1 zal nader worden ingegaan op de kwantitatieve data afkomstig uit het Gezond Gewicht Leerlingvolgsysteem (GGL) en het Elektronisch Kind Dossier (EKD). Daarna zullen de uitkomsten van interviews met ouders van kinderen met matig- en ernstig overgewicht in paragraaf 4.2 aan bod komen. Om de leesbaarheid van dit verslag te vergroten is gekozen om de term ouder(s) te gebruiken waar het gaat om uitspraken van de geïnterviewde ouder(s). Vanwege de onvolledigheid van zowel de dataset uit het GGL als de verstrekte informatie door de vakleerkracht LO kon onderzoeksvraag 2 slechts gedeeltelijk beantwoord worden. 4.1
Kwantitatieve data
4.1.1 Elektronisch Kind Dossier Uit de database van het Elektronisch Kind Dossier (EKD) komt naar voren dat -in de periode van 1 november 2005 t/m 1 augustus 2006- er 26 Aanvraag van Onderzoek (AO)-formulieren ingediend zijn bij de jeugdgezondheidszorg (JGZ) door de scholen die deelnemen aan het project “De Gewichtige Vakleerkracht LO”. Deze periode wordt als nulmeting beschouwd. Aan het einde van het eerste projectjaar -van 1 november 2006 t/m 1 augustus 2007- zijn er 144 AO-formulieren ingediend bij de JGZ. Het project “De Gewichtige Vakleerkracht LO” heeft in het eerste projectjaar dus geleid tot een verzesvoudiging van het aantal kinderen met (ernstig) overgewicht dat is doorverwezen naar de JGZ. 4.1.2 Gezond Gewicht Leerlingvolgsysteem Tijdens het eerste projectjaar moesten in totaal 6335 leerlingen -afkomstig van de 23 deelnemende scholen- gemeten en gewogen worden. Echter, in het GGL konden de gegevens van 4842 leerlingen achterhaald worden, ongeveer 75% van de populatie. Met name de gegevens van kinderen in de leeftijd van 4 t/m 6 jaar, groep 1 en 2, ontbreken. In tabel 4.1 is de prevalentie van normaal gewicht, matig- en ernstig overgewicht en ondergewicht per leeftijd weergegeven. Bij 1277 kinderen is (ernstig) overgewicht geconstateerd. Gemiddeld genomen heeft 70% van de kinderen een normaal gewicht, 19% matig overgewicht, 7% ernstig overgewicht en
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
33
4% ondergewicht. Procentueel gezien komt matig overgewicht het meest voor bij kinderen in de leeftijd van 9 t/m 11 jaar, terwijl ernstig overgewicht vooral bij 7- en 8 jarige kinderen voorkomt. Op basis van de geleverde dataset kon geen onderscheid gemaakt worden tussen jongens en meisjes.
Tabel 4.1 Prevalentie van normaal- en ongezond gewicht afkomstig uit het Gezond Gewicht Leerlingvolgsysteem in de periode november 2006 t/m augustus 2007. Leeftijd (jaar)
Totaal (n)
>12 12 11 10 9 8 7 6 5 4
246 634 640 632 648 590 599 439 323 91
Normaal gewicht*
Matig overgewicht*
Ernstig overgewicht*
Ondergewicht*
(n)
(%)
(n)
(%)
(n)
(%)
(n)
(%)
169 457 415 425 440 417 426 324 238 65
69 72 65 67 68 71 71 74 74 71
49 105 159 141 145 109 98 69 49 20
20 17 25 22 22 18 16 16 15 22
13 46 39 44 33 50 52 32 20 4
5 7 6 7 5 8 9 7 6 4
15 26 27 22 30 14 23 14 16 2
6 4 4 3 5 2 4 3 5 2
4842 3376 70 944 19 333 7 189 * Per leeftijd is de prevalentie van een bepaalde gewichtscategorie weergegeven in aantallen en
4
percentages.
4.1.3 Ondertekening van de verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg Om te achterhalen of bepaalde kenmerken van het kind een rol spelen bij de beslissing van ouders om de verwijzing naar de JGZ wel of niet te ondertekenen, is aan alle vakleerkrachten LO van de 23 deelnemende scholen gevraagd deze gegevens te leveren. Daarnaast is hen gevraagd om per groep aan te geven hoeveel ouders van kinderen met ongezond gewicht op school uitgenodigd waren, hoeveel ouders aan deze uitnodiging gehoor hebben gegeven en of zij wel of niet het verwijsformulier ondertekend hebben (zie tabel 4.2). Ondanks herhaaldelijke verzoeken hebben slechts 6 van de 23 vakleerkrachten LO hierop gereageerd. Bovendien zijn de geleverde gegevens incompleet, en voor groep 3 en 4 slechts voor twee respectievelijk drie scholen beschikbaar. Op scholen waar de ouders via een individueel gesprek ingelicht zijn over het ongezonde gewicht van hun kind liggen de opkomstpercentages tussen de 72% (groep 6) en 96% (groep 5 en 8). Groep 3 en 4 vormen hierop een uitzondering en zijn qua opkomstpercentage vergelijkbaar met groep 5 t/m 8 op de school waar bijeenkomsten georganiseerd zijn. Op deze school is ongeveer de helft van de ouders komen opdagen voor een bijeenkomst.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
34
Op scholen waar ouders middels een individueel gesprek ingelicht zijn over het ongezonde gewicht van hun kind hebben drie op de vier ouders het verwijsformulier ondertekend. Daarentegen heeft ongeveer één op de vier ouders het verwijsformulier ondertekend op de school waar bijeenkomsten georganiseerd zijn. Het is niet bekend of ouders van kinderen met ernstig overgewicht het verwijsformulier vaker ondertekenen dan ouders van kinderen met matig overgewicht of ondergewicht. Daarnaast zijn gegevens over het aantal ouders met een afspraak bij de JGZ en of ouders deze afspraak zijn nagekomen niet teruggekoppeld vanuit de JGZ naar de vakleerkracht LO. Het aantal ouders dat vanuit deze vijf scholen uiteindelijk bij de JGZ terecht gekomen is, blijft daardoor onbekend.
Tabel 4.2 Ouderopkomst en ondertekening van de verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg in de periode november 2006 t/m augustus 2007 per wijze van ouderinlichting over het meetresultaat. Individueel gesprek
Groep
Leeftijd (jaar)
8
11-12
7 6
Scholen (n)
Kinderen met ongezond gewicht (n)
Opkomst individueel gesprek*
Verwijzing ondertekend Wel*
Niet*
n
%
n
%
n
%
70
7
30
4
24
23
96
16
10-11
4
31
26
84
19
73
7
27
9-10
4
43
31
72
22
71
9
29
5
8-9
4
26
25
96
21
84
4
16
4
7-8
3
25
14
56
10
71
4
29
3
6-7
2
13
8
62
7
88
1
12
Scholen (n)
Kinderen met ongezond gewicht (n)
Ouderbijeenkomst
Groep
Leeftijd (jaar)
Opkomst ouderbijeenkomst*
Verwijzing ondertekend Wel*
Niet*
n
%
n
%
n
%
8
11-12
1
39
22
56
5
23
17
77
7
10-11
1
41
21
51
5
24
16
76
6
9-10
1
47
25
53
3
12
22
88
5
8-9
1
38
22
56
6
27
16
73
* Per basisschool groep zijn de opkomst en het aantal ondertekenende verwijsformulieren weergegeven in aantallen en percentages.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
35
4.2
Kwalitatieve data
4.2.1 Onderzoekspopulatie In totaal zijn 22 ouders -afkomstig van zes deelnemende scholen- geïnterviewd om te achterhalen welke factoren een rol spelen bij de besluitvorming van ouders om de verwijzing naar de JGZ wel of niet te ondertekenen. Van deze ouders zijn negen ouders via een bijeenkomst ingelicht over het (ernstig) overgewicht van hun kind en hebben 13 ouders een individueel gesprek gehad met de vakleerkracht LO. De deelnemende scholen bevinden zich in wijken met een gezondheidsachterstand waar vooral niet-westerse allochtonen wonen. Als gevolg hiervan is slechts één autochtone ouder geïnterviewd. De hieronder beschreven resultaten zijn gestructureerd aan de hand van de thema’s en subthema’s zoals geformuleerd in tabel 3.1 en 3.2. Persoonskenmerken Kind De leeftijd van de kinderen varieert van 6 t/m 11 jaar, waarbij de helft van de kinderen 8 of 9 jaar is. Op één kind na, dat op Aruba geboren is, zijn de kinderen in Nederland geboren. De kinderen zijn even vaak van het mannelijke als het vrouwelijke geslacht. Van de 22 kinderen hebben er 14 matig overgewicht en 8 ernstig overgewicht. De mate van overgewicht is ongeveer gelijk verdeeld onder jongens en meisjes. Respondent De leeftijd van de ouders varieert van 27 t/m 54 jaar, waarbij de helft van de ouders ouder dan 40 jaar is. Er zijn vijf vaders, één tante en 16 moeders geïnterviewd. Bij vijf moeders heeft een oudere zus van het kind, waar nodig, geholpen met het vertalen van de vragen. Van twee kinderen zijn de geïnterviewde ouders in Nederland geboren. Daarna worden, in oplopende volgorde, de Dominicaanse Republiek (1x), Turkije (4x) Marokko (5x) en Suriname (10x) als geboorteland van de respondent genoemd. Bijna alle ouders rekenen zich tot de bevolkingsgroep van het land waaruit zij afkomstig zijn. Meer dan de helft van de ouders is gehuwd en daarnaast bestaan de meeste gezinnen uit twee (41%), drie (27%) of vier (14%) kinderen in totaal.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
36
4.2.2 Project “De Gewichtige Vakleerkracht LO” Informatiefolder Ontvangst en inhoud informatiefolder Het merendeel van de ouders heeft de informatiefolder ontvangen en omschrijft deze als duidelijk. Sommige ouders hebben de folder wel gelezen, maar kunnen zich de inhoud niet meer herinneren. Ongeveer één op de drie ouders denkt dat de folder bedoeld is om mensen te informeren over enerzijds de overgewichtsproblematiek en de gevolgen voor de gezondheid en anderzijds het project en het daaraan gekoppelde vervolgtraject. Eén ouder geeft aan dat ze informatie mist, zoals bijvoorbeeld een diagram, om zelf de mate van overgewicht van haar kind te bepalen. Begeleidende brief Ontvangst en inhoud begeleidende brief Het merendeel van de ouders geeft aan dat ze: 1) de brief ontvangen heeft of 2) zich dit niet kan herinneren. Slechts enkele ouders hebben de brief niet ontvangen. Ouders die de brief ontvangen hebben, omschrijven deze als duidelijk. Inlichting van ouders door de vakleerkracht LO Bespreken van het meetresultaat Over het algemeen beoordelen de ouders het persoonlijke gesprek dat zij met de vakleerkracht LO hebben gehad of de bijeenkomst die zij bezocht hebben als goed. Enkele ouders geven aan dat ze deze “bemoeizorg” waarderen, omdat het in hun cultuur niet ongewoon is om advies van anderen te krijgen. Anderen vinden de boodschap weliswaar niet leuk, maar zien wel in dat hun kind te zwaar is. De inhoud van het gesprek/bijeenkomst ervaart men veelal als duidelijk. Een aantal ouders geeft daarbij aan dat ze de projectfolder van tevoren hebben gelezen of dat ze deze kennis zelf al hebben.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
37
Het op school bespreken van het meetresultaat heeft er o.a. toe geleid dat sommige ouders zich meer bewust zijn geworden van het overgewicht van hun kind en de mogelijke gezondheidsgevolgen daarvan. Echter, één ouder geeft aan dat zij niet begrijpt waarom van haar kind wordt gezegd dat het overgewicht heeft. “Nou ik vond het wel een goed gesprek. Het is niet zo leuk om te horen dat je kind te dik is, maar het is wel de waarheid.” “Ja was tevreden. Niet alleen het meten en wegen maar het is ook daadwerkelijk er iets aan gaan doen. Daar ben ik tevreden over.” “Ik had toen wel een beter beeld gekregen van wat overgewicht voor gevolgen kan hebben dus daar schrok ik wel van” “Nou, ouders wordt uitgelegd van… kijk eens doe wat aan die kinderen he, een beetje wakker schudden, zeg maar. Slapende ouders wakker schudden. En als er na zo’n bijeenkomst niets wordt gedaan dan blijven moeder en kind voor de buis gekluisterd ja toch.”
Het overgewicht van hun kind wordt door de meerderheid van de ouders als een gevoelig onderwerp beschouwd, waardoor men bij voorkeur een individueel gesprek met de vakleerkracht LO heeft. Twee ouders geven aan dat het bespreken van het meetresultaat in een groep er toe kan leiden dat het overgewicht van hun kind buiten hun gezin bekend raakt, met alle mogelijke gevolgen van dien. Gevoelens van schaamte kunnen dan ook een rol spelen bij de voorkeur voor een individueel gesprek. Sommige ouders maakt het niet uit op welke manier het meetresultaat met hen besproken wordt. De aanwezigheid van andere ouders is voor hen geen bezwaar. Randvoorwaarden zoals de afwezigheid van het kind of het tijdstip waarop het gesprek/bijeenkomst georganiseerd is, lijken belangrijker te zijn. Daarnaast zijn er ook ouders die geen bezwaar hebben tegen een bijeenkomst of zelfs een voorkeur daarvoor hebben vanwege de mogelijkheid om ervaringen en tips met andere ouders uit te wisselen en elkaar op die manier te kunnen helpen. Hoewel het merendeel van de ouders de wijze waarop zij ingelicht zijn over het overgewicht van hun kind als goed beoordeelt, worden er ook op- en aanmerkingen geplaatst. Eén ouder ziet liever dat de verwijzing naar de JGZ verplicht gesteld wordt om op die manier ouders te dwingen actie te ondernemen. Daarnaast zou de vakleerkracht LO meer nadruk kunnen leggen op de (gezondheids)gevolgen van (ernstig) overgewicht bij hun kind en de behandelmogelijkheden die de JGZ kan bieden om zo ouders te overtuigen het verwijsformulier te ondertekenen. Daarnaast vinden sommige ouders de verstrekte informatie te algemeen en wordt juist specifieke informatie over het vervolgtraject gemist. Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
38
“Nee, ik zou het niet fijn vinden om daar vreemden bij te hebben. Het is toch een moeilijk onderwerp. Niet waar je trots op bent.” “... als ik nu met iemand van mijn familie komt. Mijn kind is overgewicht op school, hij moet een beetje dunner worden dan wordt die zoon van mij boos. Hij wil niet dat ik het met iemand anders vertellen. Dat hij overgewicht is.... hij zegt alleen ik (moeder, red.) en papa moet weten” “Nou het kwam nu gewoon goed uit dat ´s avonds was. Als ik alleen met lerares X had gesproken, was dat ook goed geweest. Alleen het tijdstip is belangrijk.” “Nou als je elkaar mee kunt helpen met ervaringen van hoe zij het aanpakken dan hoor je weer iets anders. Dan vind ik het goed.” “Nu was het meer informatief en dat was in principe ook de bedoeling, maar je kan natuurlijk ook proberen iemand te sturen. Dat zag ik niet echt, maar ik weet ook niet of dat de bedoeling is”.
Respons van de ouders op het meetresultaat De ouders van de kinderen met ernstig overgewicht zijn niet verrast door de uitkomst van het meten en wegen, zij zijn zich al bewust van het gewicht van hun kind. Dit in tegenstelling tot sommige ouders van kinderen met matig overgewicht die verrast reageren op de uitkomst. Deze ouders zijn zich mogelijk (nog) niet bewust van het overgewicht van hun kind of ze beschouwen het niet als een probleem. Ook vinden enkele ouders dat het wel meevalt met het overgewicht. “Wij weten als we zo naar haar kijken… we vinden haar inderdaad wat vol.” “Ik zag het natuurlijk zelf, maar voor mij was hij meer een grensgeval waardoor ik mij niet echt zorgen maakte.” “Nou dat had ik niet gedacht en volgens mij valt het wel mee.“
Opvattingen van ouders over het project Opvattingen van ouders over het project De ouders zijn positief over het project “De Gewichtige Vakleerkracht LO” en geven daar verschillende verklaringen voor. Sommige ouders zijn zich al bewust van de overgewichtproblematiek en waarderen het dat er actie wordt ondernomen om dit probleem aan te pakken. Anderen geven aan dat deelname aan het project er toe kan leiden dat ouders zich meer bewust worden van overgewicht bij hun eigen kind of dat kinderen zich meer bewust worden van hun eigen gewicht. Daarnaast geeft een aantal ouders aan dat er mogelijk een preventieve werking van het project uitgaat. Niet alleen doordat gezondheidsgevolgen op lange termijn worden tegengegaan, maar ook door primair te voorkomen dat kinderen overgewicht gaan ontwikkelen. Twee ouders geven aan dat alleen meten en wegen niet genoeg is, maar juist doordat er een vervolgtraject aan vastzit, kunnen ouders van kinderen met overgewicht de juiste begeleiding krijgen.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
39
“Nou ik vind dat eigenlijk wel goed, want er zijn best wel veel kinderen die daar last van hebben. En nu worden ouders daar ook mee geconfronteerd en kunnen ze er niet meer onderuit.” “... ehm zeg maar een beetje wakker schudden hahaha.” “Dik zijn is meer dan uiterlijk, hij kan er ook ziek van worden, het is niet goed voor zijn gezondheid. Sneller moe en sneller dingen niet willen doen.” “en vooral dat ze nu op de basisschool doen. Nu is er nog veel aan te doen.”
Niet alleen het project wordt als positief beoordeeld, maar ook het feit dat scholen in een dergelijk gezondheidsproject participeren en zich zo betrokken tonen, wordt door ouders als positief bevonden. De school wordt toch als de ideale plek gezien, omdat alle kinderen daar bij elkaar komen. Eén ouder geeft aan dat scholen met een bepaalde etnische achtergrond zich op die manier op een positieve manier kunnen profileren. In het eerste jaar van het project “meten & wegen” zijn alle kinderen van de groepen 3 t/m 8 van de deelnemende basisscholen 1x gemeten en gewogen. Eén ouder oppert het idee om dit twee keer per jaar te doen, zodat men als ouder meer inzicht krijgt in de mate waarin het (over)gewicht zich ontwikkelt. Al ziet zij wel in dat dit mogelijk niet realiseerbaar is vanwege organisatorische redenen. Verder geeft zij aan dat er best meer voorlichting vanuit school gegeven mag worden in de vorm van ouderavonden. Hierbij zou dan aandacht besteed kunnen worden aan onderwerpen zoals overgewicht en bewegingsactiviteiten die ouders zelf met hun kinderen kunnen uitvoeren.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
40
4.2.3 Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg Ondertekening van het verwijsformulier Redenen voor het ondertekenen van het verwijsformulier Van drie jongens (7-9 jaar) en drie meisjes (7-11 jaar) met ernstig overgewicht hebben de ouders het formulier wel ondertekend en van twee jongens (9 en 10 jaar) niet. Eén ouder zit al in een vervolgtraject, terwijl een minder positieve ervaring met de JGZ uit het verleden voor de andere ouder reden is om af te zien van een vervolg bij de JGZ. De grootte van het gezin vormt voor deze ouder ook een belemmering om met het openbaar vervoer naar de JGZ te gaan. Wel wil deze ouder advies inwinnen bij de vakleerkracht LO voor een alternatieve aanpak van het overgewicht bij het kind in plaats van een verwijzing naar de JGZ. De ouders van vier jongens (79 jaar) en vier meisjes (9-11 jaar) met matig overgewicht hebben het verwijsformulier ondertekend, terwijl bij twee jongens (6 en 8 jaar) en vier meisjes (6-9 jaar) met matig overgewicht dit niet gebeurd is. Twee van deze ouders zitten al in een ander traject met hun kind. Zij geven aan dat ze het verwijsformulier wel ondertekend zouden hebben als ze niet al in een ander traject hadden gezeten, dit vanwege de bezorgdheid over de gezondheid van hun kind. Ouders die het verwijsformulier niet ondertekenen doen dit hoofdzakelijk omdat zij het overgewicht van hun kind eerst zelf willen verminderen door aandacht te besteden aan voeding en lichaamsbeweging. Indien dit niet tot het gewenste resultaat leidt, overweegt één ouder alsnog naar de JGZ te gaan. Een andere ouder geeft als reden op dat zij geen brieven meer ondertekent waarvan de inhoud niet duidelijk is. Dit vanwege een vervelende ervaring uit het verleden. De ouders die het verwijsformulier wel ondertekenen, doen dit voornamelijk omdat zij zich zorgen maken over de gezondheid van hun kind en hiermee willen voorkomen dat het overgewicht verergert met alle gevolgen van dien. Daarnaast geven veel ouders aan dat ze behoefte hebben aan gerichte hulp of advies bij het aanpakken van het overgewicht van hun kind. Eén ouder is het niet eens met de vaststelling van overgewicht bij het kind en wil daarom achterhalen waarom haar kind te zwaar is. Weer een andere ouder wil een afspraak met de JGZ als stok achter de deur gebruiken.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
41
“Ja het gaat toch om je kind en dat het gezond is.” “Dat je een probleem al eerder aanpakt dan in een later stadium. Dat hij dan al zover is dat hij het moeilijk zal krijgen om af te vallen. Of Moeilijkheden met zijn gezondheid. Daarom.” “Ik wil gewoon hulp hebben, want zelf is het mij niet gelukt en ik wist het ook niet meer.” “Om eerlijk te zijn denk ik niet echt dat het noodzakelijk is. Ze heeft ook maar een paar kilo overgewicht.” “Daarom heb ik ook zoiets van kind15 moet even wachten, nog even niet naar de jeugdgezondheidszorg, eerst zelf eraan doen en dan even kijken of het wel zal lukken of niet.”
Opvattingen van ouders over de jeugdgezondheidszorg Bekendheid van ouders met de jeugdgezondheidszorg Het merendeel van de ouders geeft aan bekend te zijn met de term jeugdgezondheidszorg of te weten wat de JGZ doet. Het bieden van hulp bij problemen met het kind of zorgdragen voor de groei- en ontwikkeling van het kind worden het meest genoemd als taken van de JGZ. Het verzorgen van vaccinaties en het bieden van hulp bij afvallen worden beiden éénmaal genoemd. Een paar ouders zijn wel bekend met de term jeugdgezondheidszorg, maar hebben geen idee wat de JGZ doet. “Houdt zich bezig met de jeugd lijkt mij hahaha. Ik denk dat ze daar begeleiding kunnen krijgen ofzo… dat ze het in de gaten houden.” “Ja wat is dat ook alweer… ff denken hoor. Is dat niet zo’n instelling waar je terecht kan als je problemen met je kind heb… geloof ik hoor.” “Ja… ehh… wat die precies inhoudt, dat niet.”
Ervaring van ouders met de jeugdgezondheidszorg De ouders die ervaring hebben met de JGZ geven voorbeelden zoals het bezoek aan het consultatiebureau, het periodiek geneeskundig onderzoek (PGO) of hulp bij ontwikkelingsproblemen. Eén ouder heeft via de JGZ een groepsbijeenkomst over voeding bijgewoond en een andere ouder is naar een diëtist verwezen. Vier ouders geven aan tevreden te zijn over het contact met de JGZ, terwijl één ouder ronduit ontevreden is. In haar ogen moet de JGZ ouders meer bij de hand nemen bij de aanpak van overgewicht bij kinderen en niet keer op keer gesprekken voeren zonder dat er daadwerkelijk vooruitgang geboekt wordt. “Elke keer als je daar heen gaat, hoor je dat hele gepreek van dit niet eten, dat niet eten. Het is wel makkelijk om te zeggen, maar als je zelf echt 24 uur met die kinderen bezig bent, is dat hartstikke moeilijk. Je draait je om en ze zitten alweer te snoepen.”
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
42
Verwachtingen van ouders over het consult bij de jeugdgezondheidszorg Bijna alle ouders verwachten hulp te krijgen van de JGZ bij het aanpakken van het overgewicht van hun kind. Advies over voeding en beweging wordt daarbij het meest genoemd, terwijl één ouder graag opvoedingsondersteuning wil om pestgedrag in de thuissituatie aan te kunnen pakken. Twee ouders geven aan dat een gesprek met een deskundige meer indruk zal maken op het kind, dat zich daardoor mogelijk meer bewust wordt van de ernst van de situatie. Eén ouder verwacht een actiegerichte houding van de JGZ, waarbij de ouder meer gedwongen/gestimuleerd wordt om het overgewicht aan te pakken. Enkele ouders kunnen niet goed aangeven wat zij verwachten van de JGZ en nemen een afwachtende houding aan. Eén ouder geeft aan weinig verwachtingen te hebben van een afspraak bij de JGZ. “Ja, dat ze misschien wat tips geeft, van hoe die wat gezonder kan eten en meer tips over hoe hij meer zou kunnen bewegen. Wat ik er aan zou kunnen doen, dat soort dingen.” “Nou misschien tips over wat te eten ofzo, ja ik vind het moeilijk. Weet niet zo goed wat.” “En dat ze meer met het kind zelf praten in plaats van met de moeder. Dat zij dan echt laten doordringen van het is nu echt belangrijk dat je dit doet en dat doet. Zeg maar meer stimulatie van de gezondheidszorg. Ok het is mijn probleem natuurlijk, niet hun probleem, maar dat je dan echt samengaat.”
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
43
4.2.4
Het overgewicht van het kind
Ouders en het overgewicht van hun kind Opvattingen van ouder over het overgewicht van hun kind Alle ouders van kinderen met ernstig overgewicht geven aan dat zij hun kind te zwaar vinden. De ouders van kinderen met matig overgewicht gebruiken vaak de woorden “beetje zwaar” of “wat zwaar” in antwoord op de vraag wat zij van het gewicht van hun kind vinden. Twee ouders van kinderen met matig overgewicht vinden het gewicht van hun kind wel meevallen. Als oorzaak voor het overgewicht van hun kind worden verkeerde voeding, portiegrootte, onregelmatige eettijden, te weinig beweging en het voorkomen van overgewicht in de familie genoemd. Drie ouders geven aan dat zij niet weten wat de oorzaak kan zijn van het overgewicht van hun kind. De ouders die het overgewicht willen aanpakken doen dat vooral om gezondheidsproblemen op latere leeftijd te voorkomen. Zo doet één ouder al mee aan een project waarin het eetpatroon van haar kind geëvalueerd en aangepast wordt. Twee andere ouders hanteren ook een actieve houding bij het aanpassen van het eetgedrag van hun kinderen. “Ja ze is te zwaar he. Ik vind het niet goed, want daar kan ze diabetes van krijgen.” “Nou ik weet niet of ze te zwaar is. In het begin toen juffrouw X haar had gewogen was ze maar een paar kilootjes te zwaar.” “De laatste tijd eet hij niet op tijd. Hij eet gewoon tussendoor. Hij heeft niet echt een bepaalde tijd dat het etenstijd is..” “Ik was vroeger ook dik, ik woog 87 kilo. Als je een meisje bent en je past die kleren niet. Ik wil niet dat mijn kinderen ook dat gevoel krijgen..”
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
44
Aanpak van het overgewicht van het kind door ouders Door te letten op de hoeveelheid en de soort voeding hebben ongeveer vier op de vijf ouders geprobeerd om zelf het overgewicht bij hun kind aan te pakken. Daarnaast probeert eenzelfde aantal ouders hun kind meer te laten bewegen, enerzijds door zelf met het kind naar buiten te gaan, anderzijds door het kind lid te maken van een sportvereniging. Drie ouders zijn via de huisarts verwezen naar een diëtist en één ouder is verwezen naar een kinderziekenhuis. Een andere ouder heeft zich via internet ingeschreven voor een beweegprogramma speciaal voor kinderen met overgewicht. Sommige ouders geven aan dat er belemmeringen zijn bij het aanpakken van het overgewicht, zoals bijvoorbeeld geen geld hebben voor het lidmaatschap van een sportclub, tegenwerking van de partner of een slechte beheersing van de Nederlandse taal waardoor de communicatie met de diëtist moeizaam verloopt. “Nou nu we weten dat ze te zwaar is, proberen we ook wel meer te letten op wat we haar te eten geven, geen snoep meer en meer water in plaats van limonade.” “Door meer te bewegen door meer naar buiten te gaan. Wandelen of lekker naar de kinderboerderij. Afleiding, iets anders dan op de bank gaan zitten en gaan zitten eten.” “We hebben van alles geprobeerd om hem te helpen om af te vallen… hij gaat naar een diëtist, hij is controle van onze huisarts.”
Hulpbehoefte van ouders De hulpbehoefte van ouders om hun kind op gezond gewicht te krijgen, is zeer divers. Sommige ouders willen advies op het gebied van voeding, terwijl andere ouders zich meer willen richten op sportactiviteiten. Daarnaast is er ook behoefte aan opvoedingsondersteuning op het gebied van eet- en pestgedrag. Twee ouders willen graag hulp van de JGZ, maar kunnen niet aangeven wat voor hulp zij willen. Een aantal ouders geeft aan dat zij bepaalde belemmeringen ervaren om hulp te zoeken bij de JGZ, zoals te weinig tijd en het ontbreken van eigen vervoer. “Nu vraagt ze alles aan mij. Mag ik dat eten of niet. Als een kind trakteert. Mag ik dat eten of niet. Dat vind ik zielig als andere kinderen chips eten en zij mag niet van haar moeder. Dus dat heb ik wel he.” “Nou ik ga naar het gezondheidscentrum, maarja daar doen ze eigenlijk niets. Ze vragen wel wil je naar een diëtist en dat soort dingen, maarja ze is nog zo klein… zou dat helpen denk ik dan.”
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
45
Informatiebehoefte van ouders Eén ouder wil meer informatie over hoe zij haar kind kan stimuleren gezonder gedrag te vertonen. Daarnaast is er behoefte aan informatie over gezonde voeding, lichamelijke buitenactiviteiten en hoe ouders kunnen voorkomen dat het overgewicht van hun kind verergert. Een paar ouders geven aan dat ze liever gerichte actie zien dan nog meer informatie te ontvangen. Opvattingen van ouders/kinderen over gemaakte opmerkingen Van de ouders die aangeven dat familieleden of anderen opmerkingen maken over het gewicht van het kind, hebben acht ouders een kind met matig overgewicht en vier ouders een kind met ernstig overgewicht. Er is geen verschil in het aantal ouders van kinderen met ernstig of matig overgewicht die aangeven moeite te hebben met de gemaakte opmerkingen. Hetzelfde geldt voor het aantal ouders die aangeven geen moeite te hebben met de gemaakte opmerkingen. De meerderheid van de ouders die moeite hebben met de gemaakte opmerkingen laten dit ook duidelijk merken aan diegene die de opmerkingen maakt. Ouders reageren zowel op opmerkingen van familieleden als van anderen. Twee kinderen met ernstig overgewicht gaven aan moeite te hebben met de gemaakte opmerkingen ten opzichte van twee kinderen met matig overgewicht. Zowel één kind met ernstig overgewicht als één kind met matig overgewicht hebben geen moeite met de gemaakte opmerkingen. “Nou dat vind ik soms best moeilijk, ook omdat ik zie wat het met hem doet. Hij doet echt zijn best om af te vallen, maar het gaat niet echt hard” “Nou niet leuk natuurlijk en daar zeg ik ook gewoon wat van. Het maakt mij ook niet wie wat zegt, maar wat er gezegd wordt.” “Dochter: nou dat vond ik eigenlijk niet zo leuk om te horen.” Maar ik kon er ook niet echt boos om worden, want eigenlijk hebben ze wel gelijk. Daarom wil ik wel graag afvallen.”
Gezinsleden en het overgewicht van het kind Opvattingen van gezinsleden over het overgewicht van het kind Bijna alle ouders geven aan dat de overige gezinsleden zich bewust zijn van het overgewicht van hun broer of zus. Bijna driekwart van de ouders geeft aan dat de overige gezinsleden opmerkingen maken over het gewicht van het kind. Soms vertonen de overige gezinsleden pestgedrag, maar meestal stellen zij zich betrokken op en proberen hun broer of zus op een positieve manier te stimuleren. Ze praten
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
46
met het kind over diens overgewicht en eetgedrag of houden het gewicht van het kind in de gaten. Deze betrokkenheid komt vooral voor in gezinnen waar er sprake is van een leeftijdsverschil tussen het kind en diens oudere broer(s) en/of zus(sen). Het pestgedrag, daarentegen, wordt meer gezien in de gezinnen waar er sprake is van een gering leeftijdsverschil. “Hij vindt het erg vervelend voor haar. Hij waarschuwt haar ook. Dan zegt hij: “Joh, let op je gewicht en denk aan je BMI”. “Ja daar ga ik niet over liegen, niet dat ze elkaar haten ofzo, maar ze schelen maar 1,5 jaar enne vaak is het zo met de computer de een wil als de ander net gaat spelen dat gaat dus niet. Dan gaat hij gelijk weer pesten van ja.” “Haha (gesmoord lachen) “dikke bolle vetzak”, “eet wat minder”. Het is niet dat ze het erg vinden, maar dat ze elkaar prettig pesten.”
Familie, vrienden en anderen en het overgewicht van het kind Opvattingen van familie, vrienden en anderen over het overgewicht van het kind Ongeveer de helft van de ouders geeft aan dat anderen, zoals vrienden en familie, geen opmerkingen maken over het overgewicht van het kind. De andere helft van de ouders zegt van niet of weet het niet zeker. Indien er opmerkingen worden gemaakt, zijn die vooral afkomstig van familieleden die waarschuwen voor het overgewicht. Sommige kinderen worden gepest vanwege hun overgewicht door andere kinderen in de buurt of op school. Twee ouders geven aan dat de familie het overgewicht niet als een probleem beschouwt of dat ze niet begrijpen waarom het kind als te zwaar wordt gezien. Familieleden die zich betrokken voelen, praten met de kinderen/ouders over het overgewicht van het kind, over de voordelen van dun zijn of de te nemen maatregelen ten aanzien van eetgedrag/voeding. “Nou eigenlijk niet, ze is altijd wel een beetje te zwaar geweest.” “Nou op school hebben wel eens meisjes tegen mij gezegd dat ze me dik vonden, je moet afvallen,“ “Ja de familie is er ook mee bezig.” “Nee familieleden vinden het vooral leuk… schattig eigenlijk. Die zien er eigenlijk nog niet echt het probleem van in. “Lekker bollig, lekker knuffelig” zeggen ze dan. Maar voor de rest geen nare dingen eigenlijk.”
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
47
4.2.5 Consult bij de jeugdgezondheidszorg Om te achterhalen hoe men het consult bij de JGZ ervaren heeft, is bij 14 ouders een vervolginterview afgenomen. Het resultaat daarvan zal in deze paragraaf besproken worden. Wachttijd afspraak Eén op de drie ouders vindt de tijd, die verstreken is tussen het moment van ondertekenen en de dag waarop zij hun afspraak bij de JGZ hadden, wel meevallen. Eenzelfde aantal ouders vindt het juist tegenvallen en de overige ouders weten niet meer precies hoeveel tijd er verstreken is. De beoordeling van de wachttijd hangt niet samen met de feitelijke tijdsduur die verstreken is. Een wachttijd van bijvoorbeeld drie maanden wordt zowel meevallend als tegenvallend bestempeld. Eén ouder geeft aan dat de lange wachtduur geen reden was om haar afspraak niet na te komen. Zij heeft geen actie ondernemen om eerder geholpen te worden. “Ik vind dat best lang, zou wel sneller mogen. Je wil toch snel weten over hoe en waarom dat je kind te zwaar is.”
Redenen voor het nakomen van de afspraak De ouders die voor een vervolginterview benaderd zijn, zijn allen hun afspraak nagekomen bij de JGZ. Aan hen is gevraagd wat de belangrijkste reden was om deze afspraak na te komen. Het merendeel van de ouders geeft aan zich zorgen te maken over de gezondheid van hun kind en/of behoefte te hebben aan hulp, ondersteuning of advies om het overgewicht aan te pakken. “Ja om te horen wat voor advies zij aan mij konden geven. Hoe ik mijn kind zeg maar uhm… wat voor voedsel ik hem kan geven. Wat ik moet letten bij voeding en wat hij aan lichaamsbeweging nodig heeft en uhh ja gewoon misschien ze zeggen bij kinderen die moeten nog groeien dus die horen niet echt af te vallen, maar gewoon op hun voeding te letten.” “Nou omdat ik mij over kind zijn overgewicht heel veel zorgen maak.” “Nou het gewicht van mijn dochter. Dat is niet goed voor haar gezondheid.”
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
48
De mening van ouders over de vaststelling van het overgewicht bij hun kind kan ook een rol spelen bij het nakomen van de afspraak. Eén ouder geeft aan het eens te zijn met deze vaststelling, terwijl een andere ouder dit niet begrijpt en door de afspraak bij de JGZ hier duidelijkheid over hoopt te krijgen. Een andere ouder hoopt dat haar kind zich na een bezoek aan de JGZ meer bewust wordt van de gevolgen van overgewicht, doordat het heeft kunnen praten met een deskundige. Opvattingen van ouders over het consult bij de jeugdgezondheidszorg De adviezen die de ouders hebben gekregen, zijn gerelateerd aan voeding, bewegen en tv kijken. Drie ouders hebben een verwijzing naar het ziekenhuis gekregen. Eén ouder geeft daarbij aan dat ze twijfelt over het maken van een afspraak met het ziekenhuis vanwege de angst van het kind voor een eventuele behandeling in het ziekenhuis. De meerderheid van de ouders is tevreden over het consult bij de JGZ en geeft daarbij aan dat het advies overeenkomt met hun verwachting. Twee ouders hebben het gevoel dat hun kinderen zich meer bewust zijn geworden van hun overgewicht nadat zij daarover met een jeugdarts hebben gesproken. Enkele ouders daarentegen, zijn niet tevreden over de uitkomst van het consult bij de JGZ met name omdat zij meer opvoedingsondersteuning of een doorverwijzing naar een deskundige, bijvoorbeeld een diëtist, hadden verwacht. “Advies over voeding is wel goed, maar misschien wat meer over… dat kind01 beter luistert naar mij. Dat ze niet stiekem gaat eten.” “Ik dacht joh dan kom ik daar en dan krijg ik echt van doorverwijzen naar iemand en die gaat mij dan vertellen dat kind mag dat niet en zoveel weet je. Dus ik ehh nee ik had andere verwachtingen. Ik weet niet of ik het goed doe of niet.”
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
49
4.2.6
Motivering van ouders
Verbeterpunten voor de werkwijze van de jeugdgezondheidszorg Om onderzoeksvraag 4 te kunnen beantwoorden is aan alle 22 ouders gevraagd, op welke wijze de JGZ ouders van kinderen met overgewicht kan motiveren om het verwijsformulier te ondertekenen en hun afspraak bij de JGZ na te komen. De meerderheid van de ouders vindt dat de motivatie, om actief het overgewicht bij hun kinderen aan te pakken, vanuit de ouder zelf moet komen en beschouwt het als ouderplicht om goed voor je kind(eren) te zorgen. Men geeft aan dat de JGZ zich zou moeten richten op het vergroten van het bewustzijn bij ouders en kinderen ten aanzien van overgewicht en de mogelijke (gezondheids)gevolgen daarvan. “Kijk wij wilden graag geholpen worden, daarom is mijn vrouw gegaan naar die afspraak. Als ouders niet willen is het klaar denk ik. Ik vind voor je kind moet je dat doen ja toch.” “Een vriendje van mijn kind is best aan de stevige kant. Hele lieve ouders hoor, maar die vinden het bijvoorbeeld zielig om een keer geen snoepje te geven aan hem. Dan zien die ouders niet echt wat er met dat kind gebeurt. Dus hoe moet je daar mensen nu bewust van maken?” “Ouders die zien dat hun kind er problemen mee heeft, zullen eerder hulp zoeken begrijp je. Als je het probleem niet ziet, zul je het opzij leggen.”
Veelal wordt het geven van voorlichting over overgewicht en diens (gezondheids)gevolgen, en de rol van de JGZ bij de aanpak van het overgewicht, genoemd als middel om het bewustzijn van ouders te verhogen. Eén ouder geeft daarbij specifiek aan dat voorlichtingsmateriaal eenvoudig geschreven en voorzien van fotomateriaal moet zijn. De school en het buurthuis worden het meest genoemd als ideale plek voor het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten. Eén ouder geeft daarbij aan dat vrijwilligers in het buurtcentrum of een tolk de ouders in hun eigen taal kunnen ondersteunen. Daarnaast geeft een aantal ouders aan dat zij vanwege hun werk een dergelijke bijeenkomst het liefst op woensdagmiddag of ’s avonds zouden bezoeken, terwijl andere ouders juist de voorkeur geven aan een moment tijdens of na schooltijd.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
50
Sommige ouders denken dat het zal helpen als de JGZ zich pro-actiever zou opstellen, bijvoorbeeld door te achterhalen waarom het formulier niet ondertekend is, door het aanstellen van speciale wijkconsulenten die de voortgang bewaken of door het gehele traject minder vrijblijvend te maken. “Meer laten zien wat er kan gebeuren dan alleen maar praten. Pas was op televisie over een dikke jongen en die had veel klachten. Veel moe, niet goed ademen en ziekten. Toen zei mijn dochter: ”Mama ik wil niet zo worden”. Kijk dat zien ze dan wel ja.” “Daar werken vrijwilligers die hier in de buurt zeg maar wonen. En die zouden dan wel andere ouders weer kunnen motiveren van uhhh. In hun eigen taal kunnen adviseren het is goed voor je kind en het is beter voor je kind dat het uhh een goede gewicht heeft en.. uhh.. zo gezond mogelijk opgroeit. Ja” “Daarom zeg ik ook tegen de meester. Hou er rekening mee dat ik een werkende moeder ben. Ik kan niet een twee drie vrij nemen bijvoorbeeld. Als u mij niet ziet, moet u niet denken dat ik niet die interesse heb voor mijn kind.” “Op die scholen zouden ze per stadsdeel iemand moeten aanstellen die het vervolgtraject in de gaten houdt. Contact houden met de ouders zo van: “Hoe gaat het nu en zijn er nog dingen die u geprobeerd heeft, maar wat niet gelukt is om dat en dat”. Dat ze dan nog eventueel hun strategie kunnen wijzigen.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
51
5
Discussie
Het hier beschreven exploratieve onderzoek heeft als doel de doorstroming van kinderen vanuit het project “De Gewichtige Vakleerkracht LO” naar de jeugdgezondheidszorg (JGZ) te evalueren en inzicht te krijgen in de factoren die er toe geleid hebben dat kinderen met (ernstig) overgewicht wel of niet bij de JGZ terecht zijn gekomen. De belangrijkste resultaten uit dit onderzoek zullen worden vergeleken met bevindingen uit de literatuur. Tevens zal de onvolledigheid van de kwantitatieve data en de beperkingen van dit onderzoek verder bediscussieerd worden in dit hoofdstuk. “De Gewichtige Vakleerkracht LO” Het project “De Gewichtige Vakleerkracht LO” heeft in het eerste projectjaar geleid tot een verzesvoudiging van het aantal kinderen met (ernstig) overgewicht dat is doorverwezen naar de JGZ. Hoewel bij 1277 kinderen (ernstig) overgewicht geconstateerd is, zijn uiteindelijk slechts 144 kinderen bij de JGZ terechtgekomen. Er zijn een aantal mogelijke verklaringen voor dit lage aantal kinderen. In november 2006 is gestart met het meten en wegen van kinderen in groep 8, waarna in iedere volgende maand een lagere groep werd gemeten en gewogen. Kinderen in groep 1 en 2 zijn daardoor pas in juni respectievelijk in mei gemeten en gewogen. Deze groepen zijn ondervertegenwoordigd in het GGL, omdat op het tijdstip van de analyses de meetwaarden veelal nog niet verwerkt waren door de vakleerkracht LO. Het is goed mogelijk dat hierdoor het meetresultaat nog niet besproken was met de ouders en deze kinderen daardoor nog niet doorverwezen waren naar de JGZ. Daarnaast kunnen deze kinderen, bijvoorbeeld vanwege de wachttijd bij de JGZ of door absentie tijdens de zomervakantie, pas vanaf september een afspraak bij de JGZ hebben gehad waardoor ze buiten de meetperiode vielen. Hoewel alle geïnterviewde ouders hun afspraak bij de JGZ zijn nagekomen, is het niet ondenkbaar dat er ook ouders zijn die hun afspraak bij de JGZ om wat voor reden niet zijn nagekomen. Het precieze aantal ouders dat hun afspraak niet is nagekomen is onbekend, mede doordat dit vanuit de JGZ niet naar de vakleerkracht LO wordt gecommuniceerd. Kortom, het aantal kinderen dat via het project “De Gewichtige Vakleerkracht LO” bij de JGZ terecht is gekomen, kan in werkelijkheid hoger liggen dan nu het geval is.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
52
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg De Protectie Motivatie Theorie (PMT) van Rogers (1975, 1983) stelt dat ouders eerst een inschatting maken van de ernst van de dreiging en de effectiviteit van het gewenste gedrag, voordat ze besluiten om de verwijzing naar de JGZ (het gewenste gedrag) wel of niet te ondertekenen. Uit dit onderzoek blijkt dat ouders die het verwijsformulier ondertekenen, dit voornamelijk doen omdat zij zich zorgen maken over de gezondheid van hun kind. Door het verwijsformulier te ondertekenen willen deze ouders voorkomen dat het overgewicht verergert met alle (gezondheids) gevolgen van dien. Zij beschouwen het overgewicht als een bedreiging voor de gezondheid van hun kind. Eerdere studies tonen aan dat ouders, die inzien dat hun kind overgewicht heeft en daarover bezorgd zijn, eerder geneigd zijn actie te ondernemen om het overgewicht aan te pakken in vergelijking met ouders die zich daarover geen zorgen maken (Crawford et al., 2006; Kaczmarski et al., 2011). Ouders die het verwijsformulier niet ondertekenen, doen dit hoofdzakelijk omdat zij het overgewicht van hun kind eerst zelf willen verminderen door aandacht te besteden aan voeding en lichaamsbeweging. Wellicht denken deze ouders dat ze het probleem zelf beter kunnen aanpakken of hebben zij geen vertrouwen in de hulpverlening van de JGZ. Dit blijkt uit de interviews waarin een aantal ouders aangeeft een laag verwachtingspatroon van de JGZ te hebben, de JGZ te weinig actiegericht te vinden of een slechte ervaring met de JGZ in het verleden te hebben gehad. Het niet ondertekenen van het verwijsformulier kan mogelijk verklaard worden doordat deze ouders het overgewicht van het kind (nog) niet als bedreigend genoeg ervaren. Het is zeer waarschijnlijk dat de mate van overgewicht hieraan bijdraagt. De ouders van kinderen met ernstig overgewicht tonen zich niet verrast door de uitkomst van het meten en wegen, zij zijn zich al bewust van het gewicht van hun kind en geven aan dat zij hun kind te zwaar vinden. Dit in tegenstelling tot sommige ouders van kinderen met matig overgewicht die verrast reageren op de uitkomst van het meten en wegen. Zij gebruiken vaak de woorden “beetje zwaar” of “wat zwaar”, wat kan duiden op een onderschatting van het overgewicht van hun kind of het bagatelliseren van het probleem. Dit is in overeenstemming met de uitkomsten van meerdere studies die lieten zien dat niet alle ouders in staat zijn om overgewicht bij hun kind te herkennen, onvoldoende kennis hebben over de gevolgen van overgewicht op de lange termijn of simpelweg ontkennen dat er sprake is van een Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
53
probleem (Beljaars, 2004; De Hoog et al., 2011; Jansen & Brug, 2006; Taveras et al., 2011; Van Bergen et al., 2005; Vanhala et al., 2011). Daarnaast wordt overgewicht bij kinderen door sommige ouders pas als problematisch ervaren als de kinderen de gevolgen merken van het te dik zijn. Dit kan zijn omdat ze op school gepest worden om hun overgewicht of omdat ze problemen krijgen met het uitvoeren van fysieke activiteiten (Eckstein et al., 2006; Jain et al., 2001; Towns & D’Auria, 2009). Het niet meer passen van kleding wordt door een aantal geïnterviewde ouders als indicatie voor overgewicht gegeven. Naast het inschatten van de dreiging, speelt ook het inschatten van de mogelijkheden om deze dreiging te reduceren (de effectiviteit) een belangrijke rol bij de te vormen gedragsintentie. Een ouder kan bijvoorbeeld het verwijsformulier ondertekenen, omdat men verwacht dat de gezondheid van het kind zal verbeteren met behulp van professionele ondersteuning. Daarnaast is gebleken dat ouders die het nut inzien van projecten, waarbij kinderen gescreend worden op het voorkomen van overgewicht, eerder geneigd zijn om hun medewerking aan dergelijke projecten te verlenen (Bennet-Johnson et al., 2009; Kubik et al., 2007; Murphy & Polivka, 2007; Nihiser et al., 2009). De geïnterviewde ouders zijn unaniem positief over het project “De Gewichtige vakleerkracht LO” en geven aan te verwachten dat er een preventieve- en bewustzijn verhogende werking van het project uitgaat. De wijze waarop ouders ingelicht worden over het overgewicht van hun kind kan ook van invloed zijn op de responseffectiviteit. Hoewel maar één ouder het begrip privacy ter sprake brengt, is het niet ondenkbaar dat sommige ouders de aanwezigheid van andere ouders tijdens een bijeenkomst als een belemmering ervaren om het meetresultaat van hun kind op school met de vakleerkracht LO te bespreken. Bijna de helft van de geïnterviewde ouders geeft aan dat zij het overgewicht van hun kind bij voorkeur tijdens een individueel gesprek met de vakleerkracht LO bespreken vanwege de gevoeligheid van het onderwerp. Daarnaast ondertekenen ouders die ingelicht zijn middels een individueel gesprek vaker het verwijsformulier naar de JGZ dan ouders die een bijeenkomst bijgewoond hebben (drie op de vier ouders respectievelijk één op de vier ouders). Aan de andere kant kan het voor een vakleerkracht LO op een school met veel leerlingen organisatorisch een te grote belasting zijn om met alle ouders van kinderen met ongezond gewicht een individueel gesprek te voeren.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
54
Naast de respons-effectiviteit speelt ook de eigen-effectiviteit een rol. Bij de eigeneffectiviteit gaat het om belemmeringen, zoals tijdgebrek van ouders of de aanwezigheid van een taalbarrière. Een aantal geïnterviewde ouders geeft aan dat zij vanwege hun baan weinig mogelijkheden hebben om overdag de JGZ te bezoeken of te participeren in gezondheidsinterventies. Daarnaast komt een onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal tot uiting in het feit dat bij sommige interviews een oudere zus van het kind, waar nodig, heeft geholpen met het vertalen van vragen. Zij gaven ook aan de moeder en het kind regelmatig te vergezellen bij gesprekken op school of bij afspraken met instanties, zoals bijvoorbeeld de huisarts, diëtist of tandarts. Motivering ouders Het is van groot belang dat na het signaleren van overgewicht bij kinderen, die deelnemen aan het project “De Gewichtige Vakleerkracht LO”, zij ook gepaste professionele begeleiding krijgen. Ouders zullen eerder geneigd zijn het verwijsformulier te ondertekenen als zij zich bewust zijn van het overgewicht van hun kind of dit kunnen herkennen, en er tevens van overtuigd zijn dat gepaste begeleiding bij zal dragen aan het reduceren van de (gezondheids)gevolgen. Ouders worden zich mogelijk al meer bewust van het overgewicht van hun kind op het moment dat zij een uitnodiging van school ontvangen om het ongezonde gewicht te bespreken met de vakleerkracht LO. Tijdens dit gesprek kan de vakleerkracht LO gebruik maken van motivationele gesprekstechnieken om de ouder meer bewust te maken van het ongezonde gewicht van hun kind. Studies hebben aangetoond dat dergelijke projecten inderdaad kunnen bijdragen aan het verhogen van het bewustzijn van ouders ten aanzien van overgewicht bij hun kind (Soto et al., 2010; Kubik et al., 2007; Ikeda et al., 2006). Hierbij is het belangrijk dat ouders op een dusdanige manier over het meetresultaat worden geïnformeerd zonder dat zij het gevoel krijgen veroordeeld te worden. De boodschap van de vakleerkracht LO moet daarnaast aansluiten op het taalniveau van de ouder om misverstanden te voorkomen (Ikeda et al., 2006). Door het kennisniveau van ouders ten aanzien van het overgewicht en de daarbij horende gezondheidsrisico’s te verbeteren, zijn ouders mogelijk sneller geneigd om tot actie over te gaan. Het geven van voorlichting over overgewicht en de (gezondheids)gevolgen door de JGZ, en diens rol bij de aanpak hiervan, worden door Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
55
de respondenten genoemd als middel om het bewustzijn van ouders te verhogen. Andere studies tonen aan dat allochtone ouders vooral behoefte hebben aan laagdrempelige voorlichting in de vorm van folders (op basis van eigen taal en cultuur) of het uitwisselen van ervaringen met andere ouders (NIGZ, 2008; Van Bergen et al., 2005; Pels & Sproet, 2005) Daarnaast zijn posters, stukjes in de schoolkrant of informatiebijeenkomsten geschikte manieren om ouders voor te lichten (Albers et al., 2006). De in dit onderzoek geïnterviewde ouders geven aan dat het voorlichtingsmateriaal eenvoudig geschreven en voorzien moet zijn van fotomateriaal. Als ideale plek voor het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten worden de school en het buurthuis het meest genoemd. Deze bevindingen komen overeen met die van Dogan (2003) die daarnaast ook nog de moskee als ontmoetingsplek noemt. Vrijwilligers in het buurtcentrum of een tolk kunnen de ouders in hun eigen taal ondersteunen tijdens dergelijke bijeenkomsten. Een groep ouders geeft aan dat zij vanwege hun werk een dergelijke bijeenkomst het liefst op woensdagmiddag of ’s avonds zouden bezoeken, andere ouders geven de voorkeur aan een moment tijdens- of direct na schooltijd. Beperkingen van het onderzoek Bij het interpreteren van de verkregen resultaten moet rekening worden gehouden met een aantal beperkingen. Allereerst is het niet mogelijk om de verkregen resultaten te generaliseren naar alle ouders van kinderen met (ernstig) overgewicht binnen dit project, vanwege de beperkte populatiegrootte van dit onderzoek. De tweede beperking betreft de gebrekkige respons van de vakleerkrachten LO op de vraag om gegevens betreffende de opkomst van ouders en het aantal ondertekende verwijsformulieren te verstrekken aan de onderzoeker. Ondanks herhaalde verzoeken zijn deze gegevens door slechts 5 van de 23 betrokken vakleerkrachten aangeleverd en bovendien waren deze gegevens onvolledig. Derhalve kan geen samenhang aangetoond worden tussen kenmerken van het kind, zoals bijvoorbeeld geslacht, leeftijd en mate van overgewicht, en het wel of niet ondertekenen van het verwijsformulier. Tenslotte kan ook selectiebias niet uitgesloten worden. Alle geïnterviewde ouders zijn namelijk unaniem positief over het project “De Gewichtige Vakleerkracht LO”, terwijl het aannemelijk is dat sommige ouders ook een andere mening is toegedaan. Dit is Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
56
nu niet meegenomen in dit onderzoek. Daarnaast zijn alle ouders, die de verwijzing naar de JGZ ondertekend hebben, hun afspraak bij de JGZ nagekomen. Hierdoor kon niet achterhaald worden welke factoren een rol kunnen spelen bij het niet nakomen van deze afspraak. Bovenstaande beperkingen hebben er toe geleid dat sommige onderzoeksvragen niet of slechts gedeeltelijk beantwoord konden worden.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
57
6
Conclusies en aanbevelingen
6.1
Conclusies
Het project “De gewichtige vakleerkracht LO” heeft er toe geleid dat het aantal kinderen dat bij de jeugdgezondheidszorg terecht gekomen is, is toegenomen in vergelijking met het jaar daarvoor. Ouders die via een individueel gesprek met de vakleerkracht zijn ingelicht over het ongezonde gewicht van hun kind zijn bereidwilliger het verwijsformulier te ondertekenen (drie op de vier ouders) dan ouders die via een groepsbijeenkomst zijn ingelicht (één op de vier ouders). Ouders ondertekenen het verwijsformulier omdat zij bezorgd zijn om de gezondheid van hun kind. Ouders komen hun afspraak bij de JGZ na, omdat zij bezorgd zijn om de gezondheid van hun kind of behoefte hebben aan hulp, ondersteuning of advies. Ouders die het verwijsformulier niet ondertekenen prefereren een eigen aanpak van het overgewicht van hun kind. Het verhogen van het bewustzijn bij ouders en kinderen ten aanzien van overgewicht en de mogelijke (gezondheids)gevolgen daarvan kan er toe leiden dat ouders het verwijsformulier wel ondertekenen. De JGZ dient daarbij een proactieve houding aan te nemen. 6.2
Aanbevelingen
De vakleerkracht LO is vaak niet op de hoogte van het feit dat een ouder de afspraak met de JGZ wel of niet is nagekomen. Door de JGZ dit te laten terugkoppelen aan de vakleerkracht LO kan hij/zij proberen te achterhalen waarom ouders hun afspraak niet zijn nagekomen en eventueel pogen de ouder te motiveren dit alsnog te doen.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
58
De vakleerkracht LO bespreekt de gewichtsstatus van het kind bij voorkeur onder vier ogen met de ouder(s). Uit dit onderzoek blijkt namelijk dat ouders die via een individueel gesprek ingelicht zijn, het verwijsformulier drie keer zo vaak ondertekenen in vergelijking met ouders die ingelicht zijn via een groepsbijeenkomst. Daarbij komt dat een meerderheid van de geïnterviewde ouders ook de voorkeur geeft aan een individueel gesprek, o.a. vanwege de gevoeligheid van het onderwerp. De JGZ organiseert voorlichtingsbijeenkomsten, bijvoorbeeld op school, over overgewicht bij kinderen en de (gezondheids)gevolgen van overgewicht. Het voorlichtingsmateriaal dient eenvoudig en rijkelijk voorzien te zijn van foto’s of filmpjes om de problematiek te visualiseren. Taalbarrières kunnen geslecht worden door voorlichters eigen taal en cultuur (Vetc) aanwezig te laten zijn bij deze voorlichtingsbijeenkomsten. Om een zo groot mogelijke ouderrespons te genereren, kunnen individuele gesprekken of voorlichtingsbijeenkomsten ingepland worden op verschillende tijdstippen om zo tegemoet te komen aan ouders die overdag beschikbaar zijn en ouders die vanwege hun werk alleen in de avond kunnen.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
59
Literatuur Abdullah, A., Wolfe, R., Stoelwinder, J.U., de Courten, M., Stevenson, C., Walls, H.L., et al. (2011). The number of years lived with obesity and the risk of all-cause and cause-specific mortality. Int J Epidemiol 40 (4), 985-996. Albers, D., van den Driessen Mareeuw, F., Hemstede, C., van de Kant, P., de Pooter, B. & Wolters, H. (2006). Opkomst laag? Dat is toch niet mijn probleem? Onderzoek naar oorzaken van het niet verschijnen bij de schoolarts in de kern Apeldoorn. Niet-gepubliceerd masteronderzoek, Wageningen Universiteit. Baarda, D.B., de Goede, M.P.M. & Teunissen, J. (2005). Basisboek kwalitatief onderzoek. Groningen: Noordhoff. Beljaars, J. (2004). Overgewicht bij Hindoestaanse kinderen. Een exploratief onderzoek naar attitudes en gedrag van Hindoestaanse ouders ten aanzien van overgewicht bij hun kinderen. Niet-gepubliceerd masteronderzoek, Universiteit Twente. Buiting, E. (2001). Verwijzingen vanuit het consultatiebureau: een onderzoek naar verwijzingen vanuit het consultatiebureau en het vervolg ervan. Leiden: TNO Preventie en Gezondheid. Breetvelt, A.M. (2003). Overgewicht bij kinderen van Turkse en Marokaanse afkomst; een literatuurverkenning naar de factoren die een rol spelen. Epidemiologisch bulletin 38 (4), 24-27. Carr, D. & Friedman, M.A. (2005). Is obesity stigmatizing? Body weight, perceived discrimination, and psychological well-being in the United States. J Health Soc Behav 46 (3), 244-259. Cole, T.J., Bellizzi, M.C., Flegal, K.M. & Dietz, W.H. (2000). Establishing a standard definition for Child overweight and obesity worldwide: international survey. British Medical Journal 320, 1240-1243. Contento, I.R., Basch, C. & Zybert, P. (2003). Body image, weight, and food choices of Latina women and their young children. J Nutr Educ Behav 35, 236-248. Cornette, R. (2008). The Emotional Impact of Obesity on Children. Worldviews on Evidence-Based Nursing 5 (3), 136–141.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
60
Crawford, D., Timperio, A., Telford, A. & Salmon, J. (2006). Parental concerns about childhood obesity and the strategies employed to prevent unhealthy weight gain in children. Public Health Nutr 9 (7), 889-895. De Hoog, M.L., Stronks, K., van Eijsden, M., Gemke, R.J. & Vrijkotte, T.G. (2012). Ethnic differences in maternal underestimation of offspring's weight: the ABCD study. Int J Obes 36 (1), 53-60. De Niet, J.E. & Naiman, D.I. (2011). Psychosocial aspects of childhood obesity. Minerva Pediatr 63 (6), 491-505. De Wilde, J.A., Middelkoop, B.J.C., van Buuren, S. & Verkerk, P.H. (2003). Overgewicht bij Haagse schoolkinderen. Epidemiologisch bulletin 38 (4), 12-23. De Wilde, J.A., van Dommelen, P., Middelkoop, B.J.C. & Verkerk, P.H. (2009). Trends in overweight and obesity prevalence in Dutch, Turkish, Moroccan and Surinamese South Asian children in the Netherlands. Arch Dis Child 94, 795–800. Dogan, G., van Dijke, A. & Terpstra, L. (2003). Wie zijn er 'moeilijk bereikbaar'? Aanknopingspunten voor ondersteuning en begeleiding van 'moeilijk bereikbare' gezinnen en jongeren. Utrecht: NIZW. Doove, B.M. & Visser, T.G. (2005). Niet verschenen zonder bericht. Welke factoren spelen een rol bij het niet verschijnen zonder bericht voor een periodiek gezondheidsonderzoek van de jeugdgezondheidszorg. Leiden: TNO Preventie en Gezondheid. Eckstein, K.C., Mikhail, L.M., Ariza, A.J., Thomson, J.S., Millard, S.C. & Binns, H.J. (2006). Parents' perceptions of their child's weight and health. Pediatrics 117 (3), 681-90. Fitzgibbon, M.L. & Beech, B.M. (2009). The role of culture in the context of schoolbased BMI screening. Pediatrics 124, S50-62. Fredriks, A.M., van Buuren, S., Wit, J.M. & Verloove-Vanhorick, S.P. (2000). Body index measurements in 1996-7 compared with 1980. Arch Dis Child 82, 107-112. Fredriks, A.M., van Buuren, S., Sing, R.A., Wit, J.M. & Verloove-Vanhorick, S.P. (2005). Alarming prevalences of overweight and obesity for children of Turkish, Moroccan and Dutch origin in The Netherlands according to international standards. Acta Pædiatrica 94, 496–498.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
61
Garcia-Dominic, O., Wray, L.A., Treviño, R.P., Hernandez, A.E., Yin, Z. & Ulbrecht J.S. (2010). Identifying barriers that hinder onsite parental involvement in a school-based health promotion program. Health Promot Pract 11 (5), 703-13. Gemeente Den Haag, Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn. (2006). Gezondheidsmonitor 2006. Den Haag: Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn. Gezondheidsraad. (2010). Voor dik en dun: Preventie van overgewicht en obesitas en het risico op eetstoornissen. Den Haag: Gezondheidsraad. Goldfield, G.S., Moore, C., Henderson, K., Buchholz, A., Obeid, N. & Flament, M.F. (2010). Body dissatisfaction, dietary restraint, depression, and weight status in adolescents. J Sch Health 80 (4), 186-192. Howard, K.R. (2007). Childhood Overweight: Parental Perceptions and Readiness for Change. The Journal of School Nursing 23, 73-79. International Association for the Study of Obesity (IASO). IASO Prevalence Data. Geraadpleegd 25 maart 2012 op http://www.iaso.org/iotf/obesity/ Ikeda, J.P., Crawford, P.B. & Woodward-Lopez, G. (2006). BMI screening in schools: helpful or harmful. Health Educ Res 21 (6), 761-769. Lechner, L., Kremers, S., Meertens, R. & de Vries, R. (2007). Determinanten van gedrag. In J. Brug, H. Schaalma, G. Kok, R.M. Meertens & H.T. van der Molen (eds.), Gezondheidsvoorlichting en gedragverandering. Een planmatige aanpak. Assen: Koninklijke van Gorcum BV. Jain, A., Sherman, S.N., Chamberlin, L.A., Carter, Y., Powers, S.W. & Whitaker, R.C. (2001). Why don't low-income mothers worry about their preschoolers being overweight? Pediatrics 107 (5), 1138-1146. Janicke, D.M., Marciel, K.K., Ingerski, L.M., Novoa, W., Lowry, K.W., Sallinen, B.J., et al. (2007). Impact of Psychosocial Factors on Quality of Life in Overweight Youth. Obesity 15, 1799-1807. Jansen, W. & Brug, J. (2006). Parents often do not recognize overweight in their child, regardless of their socio-demographic background. Eur J Public Health 16, 645-647. Johnson, S.B., Pilkington, L.L., Lamp, C., He, J & Deeb, L.C. (2009). Parent reactions to a school-based body mass index screening program. J Sch Health 79, 216-223. Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
62
Kaczmarski, J.M., DeBate, R.D., Marhefka, S.L. & Daley, E.M. (2011). Statemandated school-based BMI screening and parent notification: a descriptive case study. Health Promot Pract 12 (6), 797-801. KPMG management Consulting NV. (1999). Het feitelijk gebruik van de JGZ voor 0-4 jarigen. Den Haag: KPMG management Consulting NV. Kubik, M.Y., Story, M. & Rieland, G. (2007). Developing school-based BMI screening and parent notification programs: findings from focus groups with parents of elementary school students. Health Educ Behav 34 (4), 622- 633. Maximova, K., McGrath, J.J., Barnett, T., O'Loughlin, J., Paradis, G. & Lambert, M. Do you see what I see? Weight status misperception and exposure to obesity among children and adolescents. Int J Obes 32 (6), 1008-1015. Murphy, M. & Polivka, B. (2007). Parental perceptions of the schools' role in addressing childhood obesity. J Sch Nurs 23 (1), 40-46. Nicolaou, M., Palsma, A.H. & Stronks, K. (2007). De voeding van jonge volwassenen van Turkse en Marokkaanse af komst: een probleemanalyse en aanbevelingen voor voedingsinterventies. Amsterdam: VU/AMC. Singels, L. & Drewes, M. (2008). De effecten van voorlichting in de eigen taal en cultuur in beeld. Resultaten van twintig jaar inzet van voorlichters eigen taal en cultuur en allochtone zorgconsulenten in de lokale gezondheidsbevordering en zorg. Woerden: NIGZ. Nihiser, A.J., Lee, S.M., Wechsler, H., McKenna, M., Odom, E., Reinold, C., et al. (2009). BMI measurement in schools. Pediatrics (124), S89-97. Olds, T., Maher, C., Zumin, S., Péneau, S., Lioret, S., Castetbon, K., et al. (2011). Evidence that the prevalence of childhood overweight is plateauing: data from nine countries. Int J Pediatr Obes 6 (5-6), 342-360. Pels, T. & Sproet, M. (2008). Opvoedingsondersteuning aan allochtone gezinnen: vraag en aanbod. JGZ 40 (3), 64-66. Prochaska, J.O. & Velicer, W.F. (1997). The transtheoretical model of health behavior change. Am J Health Promotion 12 (1), 38-48. Puhl, R.M. & Heuer, C.A. (2009). The stigma of obesity: a review and update. Obesity 17 (5), 941-964.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
63
Reilly, J.J. & Kelly, J. (2011). Long-term impact of overweight and obesity in childhood and adolescence on morbidity and premature mortality in adulthood: systematic review. Int J Obes 35 (7), 891-898. Rhee, K.E., De Lago, C.W., Arscott-Mills, T., Mehta, S.D. & Davis, R.K. (2005). Factors associated with parental readiness to make changes for overweight children. Pediatrics 116 (1), e94-101. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). (2011). Overgewicht en psychische problemen: hoe vaak komen ze samen voor? Bilthoven: RIVM. Rogers, R.W. (1975). A protection-motivation theory of fear-appeals and attitude change. J Personality and Social Psychology 91, 93-114. Rogers, R.W. (1983). Cognitive and physiological processes in fear appeals and attitude change: A revised theory of protection motivation. In J.T. Cacioppo & R.E. Petty (Eds.), Social psychophysiology: A sourcebook. New York: Guilford Press Russell-Mayhew, S., McVey, G., Bardick, A. & Ireland, A. (2012). Mental Health, Wellness, and Childhood Overweight/Obesity. J Obesity 2012, doi: 10.1155/2012/281801. Schafer, M.H. & Ferraro, K.F. (2011). The Stigma of Obesity: Does Perceived Weight Discrimination Affect Identity and Physical Health? Social Psychology Quarterly 74 (1), 76-97. Schönbeck, Y., Talma, H., van Dommelen, P., Bakker, B. & Buitendijk, S.E. (2011). Increase in Prevalence of Overweight in Dutch Children and Adolescents: A Comparison of Nationwide Growth Studies in 1980, 1997 and 2009. PLoS ONE 6 (11), e27608 doi:10.1371/journal.pone.0027608. Schreurs, H., Toet, J. & van Ameijden, E. (2007). Begin vroeg ... preventie van overgewicht bij peuters. Rapport Gezond Gewicht Overvecht. Utrecht: GG&GD Utrecht. Sonneville, K.R., La Pelle, N., Taveras, E.M., Gillman, M.W. & Prosser, L.A. (2009). Economic and other barriers to adopting recommendations to prevent childhood obesity: results of a focus group study with parents. BMC Pediatr 21 (9), doi: 10.1186/1471-2431-9-81. Soto, C. & White, J.H. (2010). School Health Initiatives and Childhood Obesity: BMI screening and reporting. Policy Polit Nurs Pract 11 (2), 108-114.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
64
Taveras, E.M., Hohman, K.H., Price, S.N., Rifas-Shiman, S.L., Mitchell, K., Gortmaker, S.L., et al. (2011). Correlates of participation in a pediatric primary care-based obesity prevention intervention. Obesity 19 (2), 449-452. Taveras, E.M., Mitchell, K. & Gortmaker, S.L. (2009). Parental confidence in making overweight-related behavior changes. Pediatrics 124 (1), 151-158. Towns, N. & D'Auria, J. (2009). Parental Perceptions of Their Child's Overweight: An Integrative Review of the Literature. J Pediatric Nursing 24 (2), 115-130. Van Bergen, A., de Geus, G. & van Ameijden, E. (2005). Rapport Behoefte aan opvoedingsondersteuning bij Utrechtse ouders en verzorgers. Utrecht: GG&GD Utrecht. Van den Berg, R., van der Gun, T., Kierczak, M., van de Kooij, A. & Wulp, I. (2005). Alle ouders hebben vragen! Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders. Gouda: JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding. Van den Hurk, K., van Dommelen, P., van Buuren, S., Verkerk, P.H. & Hirasing, R.A. (2006). Prevalentie van overgewicht en obesitas bij jeugdigen 4-15 jaar in de periode 2002-2004. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven. Van der Pas, S. (2005). Hoe ervaren ouders overgewicht bij kinderen in de leeftijd van 2 t/m 8 jaar en welke mogelijkheden voor preventie zien zij? Den Bosch: GGD Hart voor Brabant. Van Dijk, A. & van Kesteren, D. (2005). Projectverslag Okido 2004-2005. Leiden: GGD Hollands Midden. Vanhala, M.L., Keinänen-Kiukaanniemi, S.M., Kaikkonen, K.M., Laitinen, J.H. & Korpelainen, R.I. (2011). Factors associated with parental recognition of a child's overweight status: a cross sectional study. BMC Public Health 11, 665-671. Van Yperen, T.A., Booy, Y. & van der Veldt, M.C. (2003). Vraaggerichte hulp, motivatie en effectiviteit jeugdzorg. Utrecht: NIZW. Van ‘t Riet, H., Dijkshoorn, H., Corstjens, R. & Brouwer, L. (2005). Gezonde leefgewoonten Westerpark: kwalitatief interventieonderzoek naar overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen van 25 tot 45 jaar. Amsterdam: GG&GD.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
65
Veen, A., van der Veen, I. & Koopman, P. (2003). Wie doen mee aan Capabel? Onderzoek naar de kenmerken van niet-deelnemers aan de activiteiten van Capabel in Bos en Lommer. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut van de Faculteit der Maatschappij- en Gedrags-wetenschappen, Universiteit van Amsterdam.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
66
Bijlage I.
Afkapwaarden BMI naar geslacht en leeftijd (Cole, T. J. et al, 2000).
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
Bijlage II.
Participanten van het project “De Gewichtige Vakleerkracht LO”.
Centrum, Transvaal:
Algemene Hindoe Basisschool
Yunus Emre Islamitische basisschool
Paul Krugerschool
De Springbok
Centrum, Schilderswijk:
Openbare Montessoribasisschool Prinses Marijke
Koningin Beatrixschool
Prinses Ireneschool
Shri Vishnu Hindoe Basisschool
‘t Palet
De Triangel
De Savelbergschool
Escamp, Bouwlust/ Vrederust:
Nutsschool Woonstede
Petrus Donders
Escamp, Moerwijk/ Morgenstond:
Ds. D.A. van den Boschschool
P. Oosterleeschool
Nutsschool Morgenstond
Laak, Laak Noord:
De Baanbreker
De ontmoeting
Segbroek, Regentessekwartier:
De Klimop
Segbroek, Valkenboskwartier:
Al Qoeba
Elout van Soeterwoudeschool
Scheveningen, Duindorp:
De Tweemaster
De Meerpaal
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
Bijlage III. Aanvraag van Onderzoek (AO) formulier om kinderen naar het JGZ te kunnen verwijzen.
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
Bijlage IV. Themalijst initiële interview.
Inleiding Voorstellen Bedanken voor medewerking aan interview Duur interview Toestemming vragen voor het maken van geluidsopname Doel onderzoek vertellen en benadrukken dat bijdrage ouders belangrijk is voor deze evaluatie Geïnterviewde is vader / moeder / broer / zus van kind met overgewicht / ernstig overgewicht Interview Persoonskenmerken geïnterviewde Leeftijd geïnterviewde Gezinssamenstelling Geboorteland Geboorteland
Moeder
Vader
Kind
Nederland Suriname Nederlandse Antillen Aruba Nederlands Indië Turkije Marokko Overig, namelijk Geïnterviewde rekent zicht tot onderstaande bevolkingsgroep Nederlandse
Nederlands Indische
Arubaanse
Surinaams Hindostaanse
Turkse
Antilliaanse
Surinaams Creoolse
Marokkaanse
Overig
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
Project Folder ontvangen => van wie => wanneer => reden niet ontvangen Begeleidende brief => van wie => wanneer => reden niet ontvangen Begrip folder => Begrijpelijk taalgebruik => Meten en wegen => Ontbreek er informatie Verwijzing JGZ Ondertekening verwijsformulier JGZ => Belangrijkste reden om wel/niet te ondertekenen => Andere redenen Bespreken geconstateerd overgewicht => Hoe besproken => Ouder tevreden? => Alternatieve gespreksvorm Ervaring met JGZ => Ervaring in verleden => Verwachting ouder van JGZ Overgewicht als een probleem? Overgewicht kind => mening ouder over project meten en wegen => Is ouder verrast door uitkomst meten en wegen => Hoe kijkt ouder tegen overgewicht aan - Is het een probleem? - Mening verandert na gesprek op school - Reden overgewicht Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
- Heeft ouder zelf wat gedaan aan overgewicht - Behoefte aan hulp? Soort hulp Hoe te krijgen - Behoefte informatie overgewicht Soort informatie Waar te vinden => Opvattingen overige gezinsleden t.a.v. overgewicht kind - Weten ze ervan - Zien zij het als een probleem - Maken ze opmerkingen - Wat voor opmerkingen => Opvattingen anderen (vrienden, familie, buren) t.a.v. overgewicht kind aan - Maken ze opmerkingen - Wat voor opmerkingen => Wat vindt ouder/kind van gemaakte opmerkingen - Soort emoties - Afhankelijk van persoon die ze maakt?
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
Bijlage V.
Themalijst vervolginterview.
Inleiding Bedanken voor medewerking aan interview Duur interview Doel onderzoek vertellen en benadrukken dat bijdrage ouders belangrijk is voor deze evaluatie Toestemming vragen voor het maken van geluidsopname Interview Persoonskenmerken geïnterviewde Geïnterviewde is vader / moeder / broer / zus van kind met overgewicht / ernstig overgewicht Geïnterviewde is wel/niet naar de afspraak met de JGZ gegaan Tijd die verstreken is tussen invullen formulier en afspraak maken door JGZ Motivatie ouder Motivatie ouder wel of niet nakomen afspraak met JGZ => Belangrijkste reden om naar afspraak te gaan => Is deze veranderd sinds het eerste interview? Waardoor? => Belangrijkste reden om niet naar afspraak te gaan - Verminderde prioriteit overgewicht kind - Werk - Geen oppas voor overige kinderen - Reizen met openbaar vervoer - Wachttijd tussen ondertekenen en daadwerkelijke afspraak - Tijdgebrek door andere oorzaken - Anders, namelijk ……………………….. => Andere redenen om niet naar afspraak te gaan (zie vorige vraag voor opties) => Is er al een nieuwe afspraak gemaakt ter vervanging van de oude afspraak? Indien niet, waarom niet? => Is ouder gemotiveerd om naar die afspraak te gaan
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?
Verbeterpunten JGZ => Hoe kunnen ouders gemotiveerd worden om naar JGZ te gaan: - Ruimere openingstijden - Kinderopvang - Organiseren groepsbijeenkomsten voor het uitwisselen van ervaringen - Voorlichting over de gevolgen (psychisch en lichamelijk) van overgewicht - Anders, namelijk…..
Verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg, een gewichtige zaak?