Syllabus Omgevingswet Symposium Omgevingswet 1 december 2011 Beatrixgebouw Jaarbeurs Utrecht
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011
Syllabus Omgevingswet Symposium Omgevingswet 1 december 2011 Beatrixgebouw Jaarbeurs Utrecht
Opsteller(s): (allen werkzaam bij Advies- en Ingenieursbureau Oranjewoud) Caroline Clerx, Omgevingsrecht jurist Wouter Truffino, adviseur Infrastructuur Rick Rodrigues de Miranda, senior adviseur Milieu & Veiligheid Richard Hemmen, adviesgroepmanager Milieu & Veiligheid Robert Forkink, senior adviseur Beleid & Organisatie
2
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011
Voorwoord Afgelopen jaar vierden wij als Ingenieursbureau Oranjewoud ons 60 jarig bestaan. Een mooie gelegenheid om stil te staan bij het verleden, de oprichting en groei van ons bureau. Maar ook om naar de toekomst te kijken en stil te staan bij de ontwikkelingen. De in voorbereiding zijnde Omgevingswet is daar een mooi voorbeeld van. Eenvoudig Beter is het toepasselijke motto. Een nieuwe wet die bestaande wetten integreert, het aantal verschillende regels vermindert, en de regeldruk voor burgers, bedrijven en overheden reduceert. Dat is de uitdaging waarvoor het Ministerie van Infrastructuur en Milieu momenteel staat. Om onze opdrachtgevers mee te nemen in deze ontwikkelingen organiseerde Oranjewoud samen met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, op donderdag 1 december 2011 in het Beatrixgebouw in Utrecht, het symposium Omgevingswet. Op deze dag werd samen met de gebruikers van de toekomstige Omgevingswet uitvoerig stil gestaan bij de hoofdlijnen van de Omgevingswet. De centrale vraag daarbij was; welke dilemma's zijn er en bieden de hoofdlijnen van de Omgevingswet de gewenste oplossing en tenslotte wat missen we nog? In een drietal thematische workshops (Omgevingsmanagement, Bouw en Infra, Ruimtelijke Ontwikkeling) werden aan de hand van stellingen de hoofdlijnen doorgesproken. De antwoorden op de stellingen werden verzameld op een scorekaart. Alle kaarten zijn direct verwerkt tot een visualisatie van de reacties per workshop en de cumulatie. Met behulp van de visualisaties zijn per stelling de resultaten besproken. De resultaten van het symposium Omgevingswet zijn verzameld en beschreven in deze syllabus. Deze onderzoeksbundel is ook beschikbaar gesteld op de website van Oranjewoud www.oranjewoud.nl De hoofdlijnen klinken veelbelovend, sneller, eenvoudig, maar herbergen ook risico's en onzekerheden. De discussie hierover is nu gestart, zowel bij onze opdrachtgevers als binnen Oranjewoud uiteraard! Ik wens u veel leesplezier toe. Rob van Dongen, directeur Ingenieursbureau Oranjewoud
3
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011
Inhoud Syllabus Symposium Omgevingswet 1 Samenvatting presentatie ‘Hoofdlijnen Omgevingswet’ door de heer Arjan Nijenhuis namens het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. 2 Samenvatting workshops: a) Omgevingsmanagement b) Infra en Bouw c) Ruimtelijke Ontwikkeling 3 Samenvatting plenaire terugkoppeling workshops en bespreking stellingen. 4 Adviezen.
Bijlagen: a) b) c) d) e)
Overzicht deelnemers Symposium Programma Symposium Omgevingswet Presentatie in PowerPoint "Hoofdlijnen Omgevingswet" Presentatie in PowerPoint "Adviezen uit de praktijk" Stellingen Symposium
4
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011
1) Samenvatting presentatie Hoofdlijnen Omgevingswet Deze pagina’s geven een samenvatting van de presentatie van mr. Arjan Nijenhuis, plaatsvervangend directeur van het programma Eenvoudig Beter tijdens het symposium Omgevingswet. Reikwijdte van de Omgevingswet De scope van de Omgevingswet wordt ingrijpend veranderd. Met andere woorden een integratie van 60 wetten, 100 AMvB’s en honderden regelingen. De betreffende beleidsterreinen zijn: Ruimte, Milieu, Water, Bouwen, Infrastructuur, Natuur, Monumenten, Archeologie, Bodem, Mijnbouw etc…. Probleemschets De huidige wet- en regelgeving wordt veelal als te complex en te versnipperd beschouwd. Het gevolg daarvan is onoverzichtelijkheid, onvoorspelbaarheid en onvoldoende samenhang in de verschillende wetgevingsdelen. Daarnaast is er sprake van een onbalans tussen zekerheid en dynamiek wat leidt tot slepende besluitvormingsprocessen, hoge onderzoekslasten met als gevolg gedetailleerde plannen en normeringen. Niet alleen wetgeving! Ook de resultaten van de commissie Elverding [foto] (Versnelling besluitvorming Infrastructurele Projecten 2008) staan centraal in de nieuw te vormen Omgevingswet. Dit betreft de onderdelen ten aanzien van: wetgeving; bestuurlijke processen en de heersende bestuursculturen; kennis en kunde van participanten.
5
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011 Naar een Omgevingswet, aanpak Om te komen tot deze transitie is het noodzakelijk dat in de nieuwe aanpak; planstelsels/vormen integreren, dat de bestuurlijke afwegingruimte wordt vergroot, en dat de onderzoekslasten sterk worden verminderd. Dat gaan we doen door de bestaande wetten door te lichten, maar ook Europese richtlijnen en dan met name de daarop aanvullende wetten en regelingen worden opnieuw beoordeeld. Recente verbeteringen (zoals Wabo, Waterwet en Activiteitenbesluit) behouden we en worden verder uitgebouwd en benut. Doel van de Omgevingswet Met de Omgevingswet willen we efficiënt en doelgericht werken aan een duurzame leefomgeving. Onze slogan hierbij is; ruimte voor ontwikkeling, waarborgen voor kwaliteit. Deze nieuwe Omgevingswet dient bruikbaar te zijn voor burgers, het bedrijfsleven maar ook voor het bestuur. Vandaar ook onze nieuwe aanpak waarin we alle stakeholders ruim van te voren raadplegen, zo ook dit symposium. Ambities Omgevingswet De ambitie is om een eenvoudige Omgevingswet op te stellen die uitzicht geeft op een hogere omgevingskwaliteit. In bepaalde zin moet deze nieuwe Wet voorspelbaarder worden. De Omgevingswet is ontwikkelgericht en streeft naar het bevorderen van integrale en innovatieve oplossingen. Om deze innovaties ruimte te geven, wordt zoveel mogelijk gewerkt met doelvoorschriften. Ook de ontwikkel- en beheerscycli van de onderliggende planstelsels worden samengebracht tot een ontwikkel en beheerscyclus. Het gaat daarbij om de drieslag; normen stellen, monitoren en waar nodig maatregelen treffen en bijstellen. De set van instrumenten wordt beperkt gehouden en zo veel mogelijk gelijk voor alle overheden. Dit instrumentarium kent de volgende indeling: 1. Visie; overheden kunnen met dit instrument een integrale omgevingsvisie ontwikkelen die de huidige deelvisie vervangt. 2. Plannen; de basis is in beginsel alleen Europees verplichte plannen. 3. Algemene regels; waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van algemene regels en zorgplichten. 4. Omgevingsvergunning en projectbesluit; In de Omgevingswet worden huidige toestemmingsvarianten vervangen door de omgevingsvergunning en het projectbesluit. De toetsingskaders worden gestroomlijnd. Onderzoeksgegevens worden afgestemd op de fasering in een project en het bereik van de vergunning. De houdbaarheid van deze onderzoeksgegevens wordt verlengd. Het gebruik van het digitale loket (OLO) blijft gehandhaafd en wordt waar mogelijk uitgebouwd. Er is altijd sprake van een bevoegd gezag (een gezicht) voor het samenstel van activiteiten.
6
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011
Hoofdlijnen Omgevingswet De structuur en invulling Omgevingswet is gezien de huidige status aan te merken als ‘werk in uitvoering’. Dit komt mede doordat politieke besluitvorming nog moet plaatsvinden. De onderstaande vijf hoofdlijnen geven inzage in de strekking en reikwijdte van de Omgevingswet. Hoofdlijn 1; Eenduidige kernbegrippen en doelstellingen Heldere definities van kernbegrippen als veiligheid, duurzaam en doelmatig gebruik van gebieden en netwerken (dijkkringen, energienetten, spoorwegen etc.). Hoofdlijn 2; Zorg voor de leefomgeving Hierin wordt specifiek aandacht besteed aan de zorg van overheden voor een goed leefomgeving. Iedere overheidslaag heeft zijn eigen verantwoordelijkheid. Deze zorg wordt op bepaalde onderwerpen vanuit de Europese regelgeving gestuurd. Hoofdlijn 3; Planvormen en programma’s In dit onderdeel wordt het instrumentarium van overheden beschreven. Grofweg zijn er twee soorten plannen: 1. Strategische plannen; gaan in op de omgevingsvisie (integrale langetermijnvisie met doelen en ambities voor de fysieke leefomgeving). 2. Operationele plannen; ofwel de uitvoeringsgerichte (multi)sectorale plannen voor de korte termijn. Deze plannen geven inzage in de middelen, instrumenten en maatregelen (zoal bijvoorbeeld het actieplan geluid). De Omgevingswet beperkt verplichte operationele plannen zoveel mogelijk tot de Europese verplichte planvormen (water/natuur/milieu/luchtkwaliteit en afvalbeheer). Dit onderdeel bevat ook de regels over de programmatische aanpak zoals gevolgd bij de NSL (aanpak van luchtkwaliteit). Hoofdlijn 4; Algemene regels voor de leefomgeving Dit zijn de regels gericht op de gebruikers van de omgeving. Hierbij valt te denken aan burgers, bedrijven en overheden die projecten uitvoeren. Deze regels regelen dat geen voorafgaande individuele toetsing door het bevoegde gezag (in het kader van vergunningen) noodzakelijk zijn, zoals bij bouwen, slopen e.d. Op wetsniveau worden voornamelijk de grondslagen geregeld voor de verschillende instrumenten (Activiteitenbelsuit, Bouwbesluit, maar ook het decentraal stellen van regels in een omgevingsverordening), naast een aantal zorgplichten en enkele algemene regels.
7
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011 De algemene regels uit de huidige wetten worden gereduceerd, samengevoegd, afgestemd en op onderdelen vernieuwd. Deze laatste stap is zeer bepalend in de reductie van wetgeving en algemene regels. Hoofdlijn 5; Vergunningen en projectbesluiten Dit onderdeel ziet toe op de activiteiten waarvoor voorafgaande toestemming van de overheid nodig is. Het geeft kaders voor de besluitvorming over projecten en daarmee samenhangend: het doelmatig onderzoek en verbrede afwegingsruimte bij de toepassing van toetsingskaders. De wet brengt de huidige hoeveelheid aan rechtsfiguren voor besluitvorming over projecten terug naar twee vormen: 1. Het projectbesluit is bedoeld als slagvaardige procedure voor projecten die voortvloeien uit de beheersverantwoordelijkheid van een overheid (aanleg van wegen of energievoorziening). Hierin worden de procedures toegepast vanuit ondermeer de Tracéwet, Waterwet, Spoedwet wegbreding en de Rijkscoördinatieregeling. In een projectbesluit kunnen activiteiten direct van een uitvoeringsvergunning worden voorzien (eventueel gefaseerd). 2. De omgevingsvergunning bestaat al in het kader van de Wabo en wordt verder verbreed. Met de omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de omgevingsverordening. Onderwerpen als toezicht en handhaving, financiële kaders en dergelijke, worden in een later stadium uitgewerkt. Risico’s voor bedrijven 1. Minder regels vanuit de Rijksoverheid opvulling door de lokale overheid? 2. Algemene regels opvulling inspectie, minder duidelijkheid? 3. Decentralisatie lokale verschillen tussen de diverse lokale overheden, minder duidelijkheid dan wel zekerheid? 4. Bestuurlijke afwegingsruimte afweging uiteindelijk als onderdeel vanuit het politieke domein? Planning Omgevingswet -
Najaar 2011 consultatie hoofdlijnen Omgevingswet middels 3 regionale bijeenkomsten. Begin 2012 start aanpak AMvB’s en regelingen. Maart – april 2012 consultatie voorontwerp Omgevingswet. Najaar 2012 indiening wetsvoorstel in de Tweede Kamer. Parlementaire behandeling in 2013. Inwerkingtreding 2014 en implementatietraject.
De heer A. Nijenhuis beantwoorde enkele vragen vanuit de zaal en rondde zijn bijdrage af.
8
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011
2) Samenvatting Workshops Het symposium kende een drietal workshops waarover de deelnemers naar rato van achtergrond/praktijk zijn ingedeeld. Deze drie workshops hadden de volgende thema’s: 1 2 3
Omgevingsmanagement. Infra en Bouw. Ruimtelijke Ontwikkeling.
Workshop 1; Omgevingsmanagement Door: Rick Rodrigues de Miranda
De workshop met de private partijen werd ingeleid met een casus. Het onderwerp van de casus was een uitbreiding van een bedrijf dat betonwaren produceert. Voor de uitbreiding met een langshaven dienen diverse procedures te worden doorlopen, zoals bijvoorbeeld een bestemmingsplanwijziging, een Waboprocedure en een procedure in het kader van de Waterwet. Als betrokken overheidsinstanties werden Rijkswaterstaat, het waterschap, de gemeente en de provincie genoemd. De casus illustreerde de complexiteit van integrale besluitvorming. Private partijen herkenden zich in de casus. Tijdens de workshop werden door bedrijven enkele voorbeelden en ervaringen uit de praktijk gedeeld, hetgeen leidde tot een levendige discussie. Bij de vraag of de invoering van de Omgevingswet zou kunnen leiden tot een verbetering van de besluitvorming werd wisselend gereageerd. Zo werd onder andere aangegeven dat eenduidigheid in de besluitvorming ten goede zou komen aan de onderlinge relatie tussen bedrijven en het bevoegd gezag. Aan de andere kant werden ook wel nieuwe problemen voorzien. Hierbij werden onder andere de volgende vragen gesteld: "Wie neemt het besluit", en….. kent dit bevoegd gezag mijn locale situatie wel voldoende"? Met name bij voorbeelden van boven regionale projecten ontstond een discussie over de complexiteit van integrale besluitvorming. Bijvoorbeeld bij buisleidingprojecten waarbij intensieve samenwerking is vereist tussen provincies, gemeenten, waterschappen en Rijkswaterstaat is ervaring van het bevoegd gezag een vereiste. De vraag werd gesteld of de expertise voor grote complexe projecten bij het bevoegd gezag wel aanwezig is en of deze op nationaal niveau niet gecentraliseerd zou moeten worden. De discussie die daarop volgende werd nog interessanter toen private partijen zichzelf de vraag stelden of zij hierin zelf niet het voortouw konden nemen. De inhoudelijke deskundigheid aanwezig bij de private partijen kan wellicht worden gebruikt om overheden te ondersteunen bij hun besluitvorming. Door middel van certificering zouden private partijen dan kunnen zorgen voor een continue bijdrage aan het besluitvormingsproces. Aan het einde van de workshop werd samengevat. Bedrijven ondersteunen de invoering van de Omgevingswet indien dit leidt tot verduidelijking van weten regelgeving voor private partijen. De implementatie dient weloverwogen plaats te vinden. De geuite zorg zit hem in de samenwerking tussen de verschillende overheden. Integrale besluitvorming mag er niet toe leiden dat het proces van besluitvorming/vergunningverlening langer gaat duren. Dit gaat in tegen de wens van de private partijen die gebaat zijn bij het snel kunnen inspelen op veranderingen in de markt. 9
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011
Workshop 2; Infra en Bouw Door: Wouter Truffino
Tijdens de workshop Infra en Bouw ontstonden diverse interessante discussies tussen de aanwezige marktpartijen en overheidsinstanties. Centraal in de workshop stonden de 11 stellingen. Deze zijn aan verschillende spreektafels besproken. Mede naar aanleiding van het inpassen van de adviezen van de Commissie Elverding is er gesproken over de "oplevertoets". Door de markt wordt deze toets als zeer positief ervaren, omdat er een aanzienlijke versnelling mogelijk is ten opzichte van de huidige procedures en de mogelijkheden voor inspraak. De oplevertoets resulteert in een berekening op basis van de daadwerkelijke eindsituatie. De eventueel benodigde compenserende maatregelen volgend uit deze toets zijn op voorhand goed in te calculeren. Daarbij dient wel rekening gehouden te worden dat de oplevertoets wel kan resulteren in een gang naar de Raad van State aan het einde van het project door bedrijfsleven en/of burgers. Het juridisch borgen van deze oplevertoets verdient verdere uitwerking en aandacht. Aan het einde van de workshop is de algemene indruk dat de invoering van een Omgevingswet positief is ontvangen door het merendeel van de deelnemers. Daarbij wordt wel aangegeven dat er graag wordt meegedacht en meegewerkt met het ministerie. "Een zorgvuldig en gedegen proces aan de voorkant levert een succes op tijdens de implementatiefase", was een van de belangrijkste reacties vanuit de deelnemers.
10
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011
Workshop 3; Ruimtelijke Ontwikkeling Door: Caroline Clerx
Uit de workshop Ruimtelijke Ontwikkeling kwam naar voren dat men nieuwsgierig is naar de Omgevingswet, aangezien de doelstellingen die het Ministerie voor ogen heeft met de wet, zoals vereenvoudiging en integraliteit, aanspreken. De vraag is wel of de doelstellingen ook worden gehaald met de nieuwe Omgevingswet. Op een "Wabo+" ofwel een ringband om 60 wetten zit men niet te wachten. Een vrees die leeft is dat de wet misschien eenvoudiger zal blijken voor de partijen die vergunningen verkrijgen, maar minder begrijpelijker is voor de organen die de vergunningen moeten verlenen. De overheid krijgt de druk van wederom een nieuwe wet met grote impact op de structuur en de inhoud van processen. Daarbij zijn er bezuinigingen gaande bij overheden terwijl de druk op het personeel groter wordt. Naast dit kwantitatieve aspect is ook de kwaliteit bij vooral de lagere overheden niet altijd in voldoende mate aanwezig om ook de complexere projecten efficiënt en vakkundig aan te pakken. Verder bestaat de vrees dat het belang van de rechtsbescherming wat ondergesneeuwd wordt als de nadruk wordt gelegd op de versnelling van procedures en vermindering van de onderzoekslasten. Waak voor schijnzekerheid en een gebrek aan afdwingbaarheid. Voorgesteld is om een specificering aan te brengen van de wetgeving voor de complexere projecten en de minder complexe projecten zodat de vereenvoudiging haalbaar is bij projecten waar dat ook nodig is. Ook wordt voorgesteld om de bestuurlijke afweging van het lokale bestuur alleen toe te staan bij projecten die omkeerbaar zijn en niet bij onomkeerbare projecten.
11
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011
3) Samenvatting plenaire terugkoppeling workshops Inleiding terugkoppeling De resultaten uit de drie workshops, op basis van een elftal stellingen en de daaruit volgende discussies zijn centraal besproken in een terugkoppelingssessie. De workshopleiders (Roel Eerden; Caroline Clerx; en Wouter Truffino) geven plenair een toelichting op vragen en opvallende resultaten. De sessie werd begeleid door Robert Forkink. Iedere deelnemer aan het Symposium Omgevingswet heeft een antwoordformulier op basis van de elf stellingen ingevuld. De antwoorden op die formulieren zijn direct verwerkt in een programma zodat de resultaten zichtbaar en vergelijkbaar zijn. Per stelling wordt in deze samenvatting de samengevoegde eindresultaten gevisualiseerd en tevens wordt een samenvatting gegeven van de meest opvallende reacties uit de visualisaties en/of uit de zaal. Stelling 1: Eindelijk krijgt Nederland een integrale benadering middels de Omgevingswet. Voor de het merendeel van de situaties, is een integrale benadering zeer wenselijk. Vandaar ook dat 2/3 van de reacties [eens tot geheel mee eens] waren. Meer logica, minder loketten en meer zicht op de procedures. Het risico (het nadeel) zit in bijzondere gevallen en de grensoverschrijdende situaties. Uit de zaal waren ook reacties dat het verder integreren van wetgeving, het gesprek met de ambtelijke organisaties en het daarbij horende vergunningproces bemoeilijkt. Dat zit vooral in meer onzekerheden en een afnemende kennis bij de vergunningverlenende instanties. Meer onzekerheid leidt tot op heden tot meer specifieke vragen naar waarden die tot ver achter de komma gaan. Dat biedt geen soelaas, vinden de aanwezigen.
12
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011 Stelling 2: Minder vergunningen en onderzoek is een lastenverschuiving naar handhaving. Een duidelijke tegenstelling, met een bijna gelijke verdeling van scores. Vanuit de Ruimtelijke Ontwikkeling vreest men deze verschuiving het meest. Terwijl toch met de inwerkingtreding van de Wabo, er meer mogelijkheden zijn gekomen voor vergunningsvrij bouwen, voor zowel burgers als bedrijven. Deze lastenverschuiving kan leiden tot grote onzekerheden die invloed op mogelijke investeringen in het ruimtelijk domein. De zaal heeft meer behoefte aan het opstellen van gedragsregels. Tevens gaat het meer over de verschillen tussen vergunningsvrij en regelvrij. Door de relatief recente inwerkingtreding van de Wabo, zijn er nog niet veel voorbeelden voorhanden inzake deze mogelijke lastenverschuiving. Stelling 3: Het advies van de commissie Elverding dient één op één overgenomen te worden in de Omgevingswet. De bespreking van deze stelling is op het symposium inhoudelijk niet plenair besproken. Wat opvalt, is dat vanuit het Omgevingsmanagement men wat sceptischer is ten aanzien van de adviezen van de Commissie Elverding (Sneller en Beter; Advies Commissie Versnelling Besluitvorming Infrastructurele Projecten, april 2008). In de onderliggende workshops bleek ook wel dat met name de Bouwen en Infrastructuur en de vertegenwoordigers vanuit het Ruimtelijk domein meer kennis en ervaring hebben met de adviezen van de Commissie Elverding. Onbekend maakt onbemind zegt men dan.
13
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011 Stelling 4: De oplevertoets biedt voor mij als bedrijf vele voordelen, ik kan immers sneller starten en eventuele compenserende maatregelen incalculeren. Hierbij herhalen we deels wat ook de strekking van de vorige stelling was, dat niet iedereen de adviezen van de Commissie Elverding paraat heeft. Grotendeels delen de aanwezigen de stelling dat het werken vanuit het gedachtegoed van de “oplevertoets” een versnelling is ten opzichte van de huidige procedurele benadering. Pas zo laat mogelijk en op basis van een reëel beeld van de daadwerkelijke (milieu)belasting, inzetten van mitigerende maatregelen. Onmiddellijk werd vanuit de zaal de rechtszekerheid vanuit de burger aangehaald. Welke consequenties heeft deze ogenschijnlijke verbetering en versnelling voor het bedrijfsleven voor burgers dan wel omwonenden? Geadviseerd werd om deze oplevertoets ook aan de achterkant, juridisch te borgen.
Stelling 5: De integrale benadering van alle relevante regelgeving voor de fysieke leefomgeving in de Omgevingswet maakt het overzichtelijker en eenvoudiger. Overzichtelijker en eenvoudiger; als je alles onder een dak brengt krijg je meer overzicht maar het wordt zeker niet makkelijker, was een mening vanuit de zaal. Het is complexer want je hebt meer afstemming nodig en meer kennis van zaken vanuit diverse thematische achtergronden. Daarbij moet men vanuit het bedrijfsleven ervan uitgaan dat achter de schermen snel en soepel geschakeld wordt over de lopende aanvragen die meerdere thema’s beslaan. Dat is een veel geuit zorgpunt, ook in de onderliggende workshops. Het wordt wel overzichtelijker (1-loketgedachte) maar niet gemakkelijker.
14
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011 Stelling 6: De Omgevingswet past niet in de gelaagde overheidsstructuur zodat het effect van de Omgevingswet teniet wordt gedaan. De organisatie van de uitvoering van wetgeving op zowel Rijks- als op provinciaal- als lokaal niveau blijkt lastig te regelen. Met de invoering van de Wabo heeft ook de regisseursrol haar intrede gemaakt. Deze nieuwe vorm van regievoering is cruciaal zo blijkt nu. De instandhouding van deze gelaagdheid, zou de effectiviteit van de Omgevingswet kunnen afremmen. De zaal merkte op dat het aantal loketten niet altijd de belemmering is. Men heeft liever vijf loketten die effectief en efficiënt werken (op basis van routine) dan een centraal loket dat continu moet schakelen met de backoffice van de aangesloten organisaties. Dan zijn er nog opmerkingen over de bereikbaarheid van de loketten en de professionaliteit van de invulling daarvan. Denk daarbij aan achtervang bij afwezigheid, klantvriendelijkheid en dergelijke. Het is een "Markt wet", met de wet alleen ben je er niet, je moet het aan de achterkant integraal regelen, maar dat betekent dat ook de voorkant (de indieners) deze integrale benadering moeten hanteren!
Stelling 7: Zekerheid gaat boven snelheid! Deze stelling is niet plenair besproken in het symposium. De laatste jaren stranden nogal eens grote procedures vanwege onzekerheden in onderliggende onderzoeksrapportages, onbekende effecten of onvoorziene uitstralingen op gebieden. In hoeverre kunnen bepaalde onzekerheden leiden tot uitstel of mogelijk tot afstel? Een recent voorbeeld is de kolencentrale in Groningen waarover de Raad van State een uitspraak heeft gedaan. De vraag is dan ook hoe gaat de Omgevingswet om met deze onzekerheden? De aanwezige deelnemers aan het symposium zijn het gezien de scores niet helemaal met elkaar eens.
15
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011
Stelling 8: De Omgevingswet leidt tot een vermindering van de gang naar de Raad van State. De verdeling van de scores laat zien dat de aanwezigen op het symposium niet voorzien dat het aantal procedures van de Raad van State als gevolg van de Omgevingswet zal afnemen. Gezien het "natuurlijke" spanningsveld tussen ondernemers, overheid en burgers zal een afname niet logisch zijn, merkt een aanwezige helder op. Ook de oplevertoets in het kader van Elverding heeft gevolgen voor deze procedurele stap richting de Raad van State. Maar ook de vergroting van de bestuurlijke afwegingsruimte, een van de nieuwe uitwerkingen in de Omgevingswet zal zeker leiden tot behoefte aan meer duiding door de Raad van State.
Stelling 9: Burgers dienen bij elke fase betrokken te worden (e-participatie) om zodoende het proces uiteindelijk te versnellen. Deze stelling is niet besproken tijdens het symposium. Over het algemeen is men niet geneigd om burgers met behulp van digitale participatie toe te laten in het besluitvormingsproces. Hoewel de scoreverdeling niet eenduidig is.
16
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011 Stelling 10: Het lokale bevoegde gezag is uitstekend in staat om bestuurlijke afwegingen te maken op lokaal niveau. Een contradictio in terminis, dat is de eerste indruk als men deze scoreverdeling van de stelling ziet. Gezien het sentiment onder de aanwezigen hadden wij deze verdeling niet zien aankomen. Gezien het grote aantal vertegenwoordigers vanuit het bedrijfsleven is deze score zeer interessant. Men heeft, uitzonderingen daargelaten, vertrouwen in de bestuurlijke afweging op het lokale niveau. Juist dat lokale afwegingsniveau dat met de invoering van de Omgevingswet in (2014) meer ruimte krijgt voor lokale belangen specifieke omstandigheden. Je zou verwachten dat het juist meer onzekerheden zou oproepen, juist bij het bedrijfsleven. In deze situatie zou in de ene gemeente een aanvraag gehonoreerd worden, terwijl in een andere gemeente een exact de zelfde aanvraag geweigerd kan worden. Die mogelijke ongelijkheid van beslissen op (ambtelijk) bestuurlijk niveau zou voor het bedrijfsleven onacceptabel zijn. En dan praten we nog niet over de bescherming van de burger. Stelling 11: Aanvullende kwaliteitseisen voor vergunningverlening en handhaving zijn niet noodzakelijk! Vanuit de huidige wetgeving bestaan er kwaliteitseisen(sinds 2005) ten aanzien van het handhavingbeleid. Er zijn initiatieven om deze kwaliteitseisen aan te scherpen en uit te breiden naar de vergunningverlening. Toch zouden de aanwezigen op het symposium graag zien dat er aanvullend meer regels komen inzake kwaliteit op het gebied van vergunningverlening en handhaving. Het is geen kwestie van gebrek aan vertrouwen, maar men ziet graag transparantie en validatie in de voorbereidingsprocessen omtrent vergunningverlening en handhaving. Zie het als spelregels van behoorlijk bestuur.
17
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011
4) ADVIEZEN Het afsluitende deel van de plenaire bespreking van de workshops had betrekking op adviezen die men wou meegeven aan het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Adviezen die niet vergeten mogen worden. 1. Maak een realistische planning die gebaseerd is op de werkelijk inwerkingtreding. Als 2014 niet haalbaar is, communiceer dat helder en tijdig. Voorkom een traject als met de inwerkingtreding van de Wabo. 2. Betrek het bedrijfsleven nog meer in het totstandkomingproces van de Omgevingswet. Als je het aan de achterkant opnieuw gaat inrichten, betrek dan ook de voorkant (aanvragers, initiatiefnemers). 3. Regel het samenspel tussen de diverse betrokken overheden. Momenteel is dit een zorgpunt en vertragende factor binnen de Wabo. 4. Voorkom dat te veel milieuruimte wordt weggegeven in algemene regels. Denk hierbij aan het verschil in toegestane en werkelijke geluidsproductie van bedrijven. 5. Voorkom frictie in zoneringen op industrieterreinen. 6. Veelal zit het vertragende deel rond besluitvorming niet in procedurevorming, maar in de kwaliteit van het gevolgde proces en van de betrokken stakeholders. Met het aanpassen van een procedure, ben je er niet, ook de spelers moeten zich gedragen naar deze nieuwe spelregels. 7. Pas de (verruiming) van de bestuurlijke afweging alleen toe bij projecten die omkeerbaar zijn en niet bij onomkeerbare projecten. Al met al zijn er kansen en mogelijkheden om met de nieuwe Omgevingswet een bijdrage te leveren aan ruimte voor ontwikkeling en het waarborgen van kwaliteit.
18
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011
BIJLAGEN
19
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011
Programma Symposium Omgevingswet Tijdstip 12.30-13.00
Omschrijving Badges
Wie Selime Erdem
Gastenlijst 13.00-13.10 Doel van het symposium Programma Workshops 13.10-13.55 Uiteenzetting van de hoofdlijnen, achtergrond en verkenning van de mogelijkheden. 13.55-14.00
Dagvoorzitter drs. R. van Dongen directeur Ingenieursbureau Oranjewoud Ministerie I&M mr. A. Nijenhuis plv. directeur van het programma Eenvoudig Beter
Zalenindeling/route/wie/hoe/wat Dagvoorzitter
14.00-15.00 Workshops Thematisch Omgevingsmanagement private partijen/ semi-overheid Infra en Bouw
Forumbegeleiders Roel Eerden en Rick R. de Miranda; Wouter Truffino; Johan Apperloo en Caroline Clerx
Ruimtelijke Ontwikkeling 15.00-15.30
Koffie/thee
Jaarbeurs
Frisdrank Iets lekkers 15.30-16.15 Centrale discussie over de drie workshops Centrale terugkoppeling naar het ministerie van Infrastructuur en Milieu (reflectie/benoemen van uitdagingen) 16.15-16.20
Afsluiting, dankwoord en afsluiting en vervolg (syllabus)
16.20-17.00 Netwerken en napraten
Gespreksleider Robert Forkink Forumbegeleiders, Roel Eerden, Wouter Truffino en Caroline Clerx Ministerie I&M, Arjan Nijenhuis Richard Hemmen
Allen/jaarbeurs
20
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011
Overzicht deelnemende bedrijven en organisaties Ministerie Infrastructuur en Milieu Rijkswaterstaat Smals Bouwgrondstoffen B.V. VolkerInfra Stork Thermeq B.V. ProRail ARN B.V. Waterschap Rivierenland Brandweer Midden- en West-Brabant Gemeente Ede Dura Vermeer Divisie Infra BV Rijkswaterstaat IJsselmeergebied BAM infraconsult BV Kontour Vastgoed BV Gemeente Moerdijk CMS Advocaten TCN Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid de Vries & van de Wiel Breijn B.V. Provincie Flevoland Oranjewoud Port of Rotterdam Gemeente Tilburg Nederlandse Gasunie Wavin Diensten B.V. Vebin Unihorn Centric
21
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011
Presentatie in powerpoint ‘Hoofdlijnen Omgevingswet’ Presentatie door Arjan Nijenhuis tijdens het Symposium Omgevingswet 1 december 2011.
22
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011
23
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011
Presentatie in powerpoint ‘Adviezen uit de praktijk’ Presentatie door Arjan Nijenhuis en Janneke de Jong tijdens de workshops Symposium Omgevingswet 1 december 2011.
24
Syllabus Symposium Omgevingswet 1 december 2011
Stellingen Symposium Omgevingswet Stelling 1: Eindelijk krijgt Nederland een integrale benadering middels de Omgevingswet. Stelling 2: Minder vergunningen en onderzoek is een lastenverschuiving naar handhaving. Stelling 3: Het advies van de commissie Elverding dient één op één overgenomen te worden in de Omgevingswet. Stelling 4: De oplevertoets biedt voor mij als bedrijf vele voordelen, ik kan immers sneller starten en eventuele compenserende maatregelen incalculeren. Stelling 5: De integrale benadering van alle relevante regelgeving voor de fysieke leefomgeving in de Omgevingswet maakt het overzichtelijker en eenvoudiger. Stelling 6: De Omgevingswet past niet in de gelaagde overheidsstructuur zodat het effect van de Omgevingswet teniet wordt gedaan. Stelling 7: Zekerheid gaat boven snelheid! Stelling 8: De Omgevingswet leidt tot een vermindering van de gang naar de Raad van State. Stelling 9: Burgers dienen bij elke fase betrokken te worden (e-participatie) om zodoende het proces uiteindelijk te versnellen. Stelling 10: Het lokale bevoegde gezag is uitstekend in staat om bestuurlijke afwegingen te maken op lokaal niveau. Stelling 11: Aanvullende kwaliteitseisen voor vergunningverlening en handhaving zijn niet noodzakelijk!
25