SUBSIDIERING VAN INSTELLINGEN VOOR SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK Vastgesteld door de Provincieraad in vergadering van 16 december 2004 en nadien gewijzigd op 22 juni 2006. Hoofdstuk I - Algemene bepalingen Artikel 1 Binnen de perken van de kredieten die op de goedgekeurde begroting van de provincie Antwerpen worden voorzien, verleent de bestendige deputatie toelagen aan de Nederlandstalige bovenlokaal werkende sociaal-culturele vormingsinstellingen die onder hun beheer vorming organiseren en die geen leden werven. Artikel 2 Par. 1.: Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: a) sociaal-cultureel volwassenenwerk: omvat activiteiten die de ontplooiing van volwassenen en hun maatschappelijke participatie wil bevorderen. Personen nemen er vrijwillig deel aan, los van enig schoolverband en los van elke vorm van beroepsopleiding. Er zijn 4 functies te onderscheiden in het sociaal-cultureel volwassenenwerk : • de gemeenschapsvormende functie; • de culturele functie; • de maatschappelijke activeringsfunctie; • de educatieve functie; b) vormingsinstelling: een privaatrechtelijke organisatie die, vanuit haar eigen specifieke en statutair bepaalde doelstellingen, vormingsprogramma's aanbiedt aan personen, groepen of andere organisaties, vanuit een sociaal-culturele methodiek. c) programma: een door de instelling zelf opgezette en vooraf aangekondigde activiteit die een groep deelnemers in staat stelt, onder deskundige begeleiding, kennis, inzicht, vaardigheden of vermogen tot expressie te verwerven of te bevorderen inzake een duidelijk vooropgesteld onderwerp. Een programma is gekenmerkt door continuïteit in methodische programmaopbouw, deelnemersgroep en groepsbegeleiding. Programma's bevatten in hun totaliteit verschillende onderwerpen, hetzij betreffende persoonsontwikkeling, hetzij betreffende maatschappelijke integratie en participatie, hetzij beide. d) niet-formele educatie: volwasseneneducatie, los van enig schoolverband of elke vorm van functionele beroepsopleiding, waarbij de deelnemers leren kennis, inzicht en vaardigheden te vergroten voor zichzelf of voor anderen, met het oog op hun persoonsontplooiing en hun functioneren in de samenleving. Beroepsopleiding en -vervolmaking, therapeutische processen, evenals activiteiten die uitsluitend behoren tot de sector van de vrijetijdsbesteding, de welzijnsen gezondheidszorg komen niet in aanmerking. e) Sociaal-culturele methodiek: een wijze van denken en handelen, die gesteund is op reflectie, ervaringsdeskundigheid en wetenschappelijke inzichten; die methodiek wordt gebruikt om individuen en groepen aan te spreken en te activeren in één of meerdere bestaansdimensies en in hun diverse leefsituaties. Par. 2.: Voor de toepassing van dit reglement komen niet in aanmerking: a) de instellingen die door een commerciële organisatie zijn opgericht of in hoofdzaak de doeleinden van een commerciële organisatie dienen; b) de instellingen voor beroepsopleiding, -vervolmaking en/of -omscholing;
c)de instellingen uitsluitend opgericht met het oog op politieke of vakbondsvorming of de instellingen opgericht door politieke partijen, werkgevers, werknemers- of middenstandsorganisaties.
Par. 3: a) De regionale volkshogescholen Antwerpen, Mechelen en Turnhout die werden opgericht volgens de bepalingen van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, kunnen enkel in aanmerking komen voor projectsubsidie. b) De instellingen die door de Vlaamse Gemeenschap worden gesubsidieerd volgens de bepalingen van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, kunnen in aanmerking komen voor een werkingssubsidie voor dat gedeelte van hun werking in de provincie Antwerpen dat niet door de Vlaamse Gemeenschap wordt gesubsidieerd en dat beantwoordt aan de voorwaarden van dit reglement. Zij kunnen verder ook in aanmerking komen voor projectsubsidie. Hoofdstuk II - Erkenning Artikel 3 De aanvraag moet ingediend worden bij de bestendige deputatie vóór 1 mei. Artikel 4 Om aanspraak te maken op subsidiëring moeten de instellingen aan volgende voorwaarden beantwoorden: a) opgericht zijn met het doel sociaal-cultureel volwassenenwerk te organiseren of te ondersteunen; b) op particulier initiatief opgericht zijn met het statuut van een v.z.w. of vennootschap met sociaal oogmerk (v.s.o.), of als instelling van openbaar nut, of als een geleding van een landelijke instelling met dergelijk statuut; c) hun zetel en hun secretariaat hebben op het grondgebied van de provincie Antwerpen, of als geleding van een landelijke instelling in de provincie Antwerpen over een eigen secretariaat beschikken; d) het bewijs leveren bovenlokaal te werken; e) geleid worden door een bestuurscomité waarvan ten minste twee leden wettelijk gedomicilieerd zijn in de provincie Antwerpen; f) een eigen boekhouding voeren en organiseren zodat de financiële controle door de provincie in verband met de aanwending van de provinciale toelage mogelijk is; g) de administratieve en financiële controle van de provincie aanvaarden, met inbegrip van het onderzoek van de werking ter plaatse; ter beschikking houden van presentie- en/of inschrijvingslijsten van de georganiseerde programma's; h) de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, die krachtens de artikelen 1382 tot en met 1386 van het Burgerlijk Wetboek ten laste kan gelegd worden van de organisatie en haar medewerkers, dient door een verzekering te worden gedekt. Artikel 5 De instellingen dienen op het grondgebied van de provincie in het jaar vóór de indiening van de aanvraag tot subsidiëring gedurende ten minste 200 uren programma's zoals bedoeld onder art. 2 par. 1 zelf georganiseerd te hebben. Indien elders georganiseerd moet uit de deelnemerslijsten blijken dat 90 % van de deelnemers in de provincie Antwerpen woont. Programma’s op aanvraag of in opdracht van derden komen niet in aanmerking. Deze 200 uren dienen te geschieden met open inschrijving, vooral deelnemers uit de provincie Antwerpen te hebben en de gemiddelde deelnemersbijdrage bedraagt maximum 10 euro per uur. Artikel 6
Voor de toekenning van toelagen aan de instellingen moeten de aangeboden programma's beantwoorden aan de volgende voorwaarden: a) de programma's zijn opgesteld vanuit een sociaal-culturele methodiek (cfr. art. 2 Par.1 e) b) de programma's vallen binnen niet-formele educatie. c) elk programma wordt gevolgd door eenzelfde deelnemersgroep, die ten minste uit 5 personen bestaat. d) de programma’s met open inschrijving die door de instelling zelf georganiseerd worden, dienen vooraf ter kennis gebracht van het provinciebestuur. Dat gebeurt door middel van aankondigingen of bekendmakingen die rechtstreeks bestemd zijn voor publiekswerving. Hiertoe behoren onder meer programmabladen, brochures, folders, afdruk van webpagina's of mailberichten, etc. De cursusleiding, de data, de plaats, het aantal uren en de spreiding ervan met opgave van begin- en einduur dienen bij elk programma vermeld te worden. e) de programma's worden georganiseerd in lokalen en ruimten die door hun situering, opzet, indeling en inrichting de instelling in staat stellen haar taak op een efficiënte wijze te vervullen. Artikel 7 Minstens 70 % van de programma's moet minstens zes volle uren bedragen, waarbij ieder onderdeel minstens twee volle uren duurt. De duur van de overige programma's bedraagt minstens negentig minuten. Artikel 8 Par. 1.: Een instelling kan slechts na één volledig werkjaar een eerste aanvraag tot subsidiëring indienen bij de bestendige deputatie. Par. 2.: Bij die aanvraag dienen volgende gegevens gevoegd te worden: a) een exemplaar van de statuten; b) de reglementen die op grond van de statuten zijn opgesteld om de organisatie en de werkzaamheden te regelen; c) de samenstelling van het bestuur met adressen en functie van de bestuursleden; d) een gedetailleerd werkingsverslag van het afgelopen kalenderjaar, met een omschrijving van de activiteiten waarbij aangeduid wordt dat voldaan wordt aan artikels 2, 4, 5-7; e) een werkingsplan van het lopende jaar; f) een financieel verslag met goedgekeurde balans over de werking van het voorbije jaar, alsmede een goedgekeurde begroting voor het lopende jaar; g) in voorkomend geval, een opgave van de bezoldigde educatieve en administratieve medewerkers, met voor elke medewerker de gegevens betreffende de voor deze functie gevolgde opleiding en/of beroepservaring. Artikel 9 Par. 1.: De bestendige deputatie beslist na advies van de Raad voor Cultuur en binnen een termijn van 6 maanden na indiening van de eerste aanvraag tot subsidiëring. Par. 2.: De bestendige deputatie kan, indien bijzondere sociaal-culturele omstandigheden daartoe naar haar oordeel aanleiding geven en na advies van de Raad voor Cultuur, geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van voorwaarden en bepalingen die in dit reglement zijn vervat. De instelling dient daartoe samen met haar aanvraag bij de bestendige deputatie een gemotiveerd verzoek in.
Hoofdstuk III - Subsidieregeling Artikel 10 De aanvraag voor subsidiëring moet jaarlijks vóór 1 mei bij de bestendige deputatie worden hernieuwd. Deze aanvraag omvat de volgende stukken of documenten:
a) een nota met de wijzigingen die zich zouden hebben voorgedaan wat betreft artikel 4; b) een gedetailleerd werkingsverslag van het afgelopen kalenderjaar, met een omschrijving van de activiteiten waarbij aangeduid wordt dat voldaan wordt aan artikels 2, 4, 5-7; c) een financieel verslag en een rekening van baten en lasten met bijbehorende balans over het afgelopen kalenderjaar. Ze zijn vergezeld van een accountantsverklaring of een verklaring van de commissarissen die door het bestuur van de organisatie daartoe gemachtigd zijn, waarin gesteld wordt dat de boekhouding gevoerd werd overeenkomstig de wettelijke bepalingen terzake; d) een overzichtelijke begroting. Artikel 11 De provinciale subsidie bestaat uit: 1. een vaste basistoelage; 2. een toelage voor de werking. Artikel 12 De vaste basistoelage bedraagt 1.250 EUR. Artikel 13 De werkingstoelage bedraagt 5 EUR per in aanmerking komend cursusuur. De cursusuren die hiervoor in aanmerking komen, zijn uit programma's gerealiseerd op het grondgebied van de provincie Antwerpen. Indien elders georganiseerd moet uit de deelnemerslijsten blijken dat 90 % van de deelnemers in de provincie Antwerpen woont. De toelage voor de werking blijft beperkt tot die programma's waarvan de maximum gemiddelde deelnemersbijdrage 10 euro per uur niet overschrijdt. Artikel 14 - Startsubsidie De bestendige deputatie kan, na advies van de Raad voor Cultuur, aan startende instellingen die nog niet voldoen aan alle voorwaarden, een startsubsidie toekennen om hen te helpen groeien naar een volwaardige erkenning. De startsubsidie kan gedurende maximum drie jaar worden gegeven, na een jaarlijkse positieve evaluatie. De startsubsidie bedraagt maximaal een halve basistoelage en een halve werkingstoelage. Artikel 15 De subsidie wordt aan de instellingen uitgekeerd overeenkomstig de wettelijke bepalingen inzake de provinciale comptabiliteit door overschrijving op post- of bankrekening op naam van de instelling. Artikel 16 Par. 1.: De subsidie aan instellingen die niet langer voldoen aan de gestelde voorwaarden wordt geschorst. De opschorting van betaling wordt aan de betrokken instelling binnen drie maanden meegedeeld. De bestendige deputatie neemt na advies terzake van de Raad voor Cultuur een beslissing over het al dan niet uitsluiten van de subsidiëring. Indien de instelling meent opnieuw in aanmerking te kunnen komen, kan zij, vanaf het volgende jaar, een nieuwe aanvraag tot subsidiëring indienen. Par. 2.: De bestendige deputatie kan op grond van deze regeling de toegekende subsidie van de betrokken organisatie geheel of gedeeltelijk terugvorderen en deze van verdere subsidiëring uitsluiten indien blijkt dat onjuiste gegevens zijn verstrekt. Dezelfde maatregel kan genomen worden indien blijkt dat de voorwaarden van dit reglement niet zijn nageleefd.
Hoofdstuk IV - Projectsubsidie Artikel 17 Par. 1 De bestendige deputatie kan, na advies van de Raad voor Cultuur, prioriteiten bepalen ter subsidiëring van, bij voorkeur, vernieuwende en/of streekgerichte projecten in de provincie Antwerpen. Alle door de provincie op dit reglement erkende instellingen, de regionale volkshogescholen en de instellingen zoals bedoeld in art. 2 par. 3, kunnen in aanmerking komen voor een projectsubsidie. Het totale budget besteed aan projectsubsidie kan maximaal 30 % bedragen van het totale subsidiekrediet voorzien voor de sociaal-culturele instellingen. Par. 2 De aanvragen moeten ingediend worden vóór 1 mei van het jaar waarin het project aanvangt. Elke aanvraag dient een uitvoerige inhoudelijke toelichting van het project te bevatten en een gedetailleerde begroting. Na afsluiting van het project dient er een financieel verslag en een werkingsverslag te worden ingediend. Voor langlopende projecten kan de projectsubsidie gedurende maximum drie jaar worden gegeven, na een jaarlijkse positieve evaluatie. Hiertoe dient jaarlijks een tussentijds financieel verslag en een werkingsverslag te worden ingediend.
Par. 3 De bestendige deputatie bepaalt het bedrag van de projectsubsidie. De projectsubsidie kan nooit meer bedragen dan het exploitatietekort van het project. De projectsubsidie wordt jaarlijks uitgekeerd, eventueel in twee schijven: een voorschot van maximum 50% van het toegekende bedrag bij de goedkeuring van het project, het saldo na indiening van het financieel verslag en het werkingsverslag.
Hoofdstuk V - Toepassings- en controlemaatregelen Artikel 18 De subsidietrekker moet voldoen aan de bepalingen van de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en de aanwending van sommige toelagen en aan de bepalingen van het provinciaal reglement van 12 december 1996 betreffende de subsidiëringen en het toestaan van reservevorming door subsidietrekkers. Inbreuken hierop kunnen, overeenkomstig artikel 7 van voornoemde wet, aanleiding geven tot terugvordering van de subsidie. Artikel 19 Het provinciebestuur van Antwerpen heeft het recht om ter plaatse de aanwending van de verleende subsidie te controleren door middel van een afgevaardigde.
Hoofdstuk VI - Overgangs- en/of slotbepalingen Artikel 20 Het reglement “Subsidiëring van instellingen voor sociaal-cultureel werk voor volwassenen”, vastgesteld door de Provincieraad in vergadering van 12 oktober 1999 en laatst gewijzigd op 25 april 2002, wordt opgeheven. Het reglement “Subsidiëring van kleinschalige vormingsinitiatieven in de culturele sector“ vastgesteld door de provincieraad in vergadering van 28 juni 2001 wordt opgeheven.
Artikel 21 Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2005.