Stuurgroep Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
Tweede Kamer der Staten-Generaal Vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG
Betreft: Actieplan mbo 2011-2015 Focus op vakmanschap
Zoetermeer, 12 april 2011
Kenmerk: bril -0449Lvd11 1.1 Geachte heer, mevrouw, Op 10 maart 2010 is de Gemeenschappelijke intentieverkLaring van georganiseerd bedrijfsleven, onderwijs en kenniscentra tot stand gekomen. De partijen die de Intentieverklaring hebben ondertekend, hebben met belangstelling kennisgenomen van het Actieplan mbo 2011-2015, dat het kabinet op 15 februari jl. heeft uitgebracht en dat op 20 april 2011 op de agenda staat van een ALgemeen Overleg in de Tweede Kamer. In de Stuurgroep Beroepsonderwijs Bedrijfsleven werken wij samen aan het realiseren van onze intenties en zoaLs u begrijpt toetsen wij het Actieplan ook aan de afspraken in de IntentieverkLaring. Vanuit dat perspectief vragen wij met deze brief uw aandacht voor het volgende. Eén aanspreekpunt, gemeenschappelijke verantwoordelijkheden We zijn bLij dat de minister van OCW de door ons ingezette koers ondersteunt. We juichen toe dat zij de door het (georganiseerd) bedrijfsleven en onderwijs voorgestelde rol en positie van de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven erkent. Wij gaan ervan uit dat de in de Intentieverklaring opgenomen afspraken om te komen tot gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de kwalificatiestructuur, de examinering, de beroepspraktijkvorming en het opleidingenaanbod in nadere wet- en regelgeving zullen worden geborgd. Eén van de essentiële afspraken in de IntentieverkLaring is de voLgende: “SociaLe partners en onderwijs maken met elkaar bindende sectorale afspraken binnen de kenniscentra in hun rol ter versterking van het primaire proces in het mbo. Het gaat dan over de kwalificatiedossiers, de examinering, de beroepspraktijkvorming en de verhouding sectoraal/regionaaL. Daarnaast wordt de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven voor de Minister hét politiek-strategische aanspreekpunt voor alle bovensectorale mbo vraagstukken. Het fundament onder Stichting is vertrouwen; de structuur is het middeL. Reductie van de hoeveelheid overleg- en vergadertafeLs waaraan onderwijs en bedrijfsleven elkaar treffen, kan alleen worden bereikt door
De Stuurgroep Beroepsonderwijs Bedrijfsleven houdt zich bezig met het doorvoeren van de Gemeenschappelijke Intentie verklaring van MBD Raad, sociale partners en Colo, gericht op gedeelde verant—
rBoris Pasterriaklaan 4 2719 DA Zoetermeer
woordelijkheid van onderwijs en Postbus 7259 2701 AG Zoetermeer
‘
T [079] 329 40 00
bedrijfsleven in het middelbaar
F [079] 351 54 78
beroepsonderwijs.
Stuurgroep Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
verantwoordelijkheden helder te definiëren en ervoor te zorgen dat niet meer over maar mét elkaar wordt gesproken. Partijen herbevestigen met deze brief bovenstaande intenties en daarmee hun stellige voornemen om deze intenties tot uitvoer te brengen. De Intentieverklaring draagt naar onze overtuiging bij aan beter beroepsonderwijs waarbij partijen elkaar opzoeken, regie voeren, oplossingen vinden en één aanspreekpunt vormen voor de overheid. Dit past naar onze mening bij de in het plan genoemde zaken als: focus op vakmanschap, meer profilering van onderwijsinsteltingen, het benutten van sectorale netwerken en verbetering van examens voor beroepsgerichte vakken. Hiermee draagt uitvoering van de Intentieverklaring bij aan een aanzienlijke reductie van bestuurlijke drukte en vermindering van bureaucratie. Het voornemen van de minister van OCW om de verantwoordelijkheid voor de kwalificatiestructuur in de toekomst te beleggen bij de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven is dan ook grotendeels in Lijn met de Intentieverklaring en het advies van de commissie KwaLificeren en Examineren. Voor aLle helderheid benadrukken we dat de regievoering en vaststelling van bovensectorate afspraken rondom de kwalificatiestructuur (format, toetsingskader en arbitrage) zal worden belegd bij de Stichting. De verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van de sectoraLe kwaLificatiedossiers en hun onderlinge samenhang binnen een betreffende sector (danwel domein), blijft decentraaL de wettelijke taak van de kenniscentra. In dezelfde lijn wordt ook de verantwoordelijkheidsverdeLing voor examinering, bpv en opteidingenaanbod uitgewerkt. Op deze wijze kunnen sectorale sociale partners als mede-opleider en als afnemer van MBO gediplomeerden op decentraat niveau hun verantwoordelijkheid blijven nemen. Voor de voLLedigheid benadrukken wij nogmaals dat de intenties integraal aan elkaar verbonden zijn. Een onderdeeL dat de minister niet expliciet in haar actieplan benoemt, namelijk dat de paritaire verhouding onderwijs bedrijfsleven niet alleen in de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven tot uitdrukking komt, maar ook in alle kenniscentra, dient als borging van de nieuwe verhoudingen ook in aangepaste wetgeving te worden vastgelegd. -
Focus op vakmanschap betekent: focus op beroepsonderwijs De titel van het actieplan is Focus op Vakmanschap. De ambitie die uit de titel spreekt, ondersteunen we van harte. In het afschaffen van de drempetLoze instroom voor niveau 2 zien wij een erkenning voor het feit dat de verschillende niveaus binnen het mbo als volwaardige beroepsopleidingen worden gezien, waarvoor een gedegen vooropleiding noodzakelijk is. We delen het voornemen dat niveau 1 binnen het mbo-steLseL blijft. Tevens zijn we de minister erkentetijk voor het besluit om de 30+ maatregel op een andere en meer verantwoorde wijze in te richten. Wij gaan graag met haar in overleg over de uitwerking.
2
Stuurgroep Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
Wij waarderen de aandacht voor versterking van de professionatiteit van de leerkrachten. Daaronder verstaan wij ook zaken die de samenwerking met de leerbedrijven verbeteren. Het mbo is een co-productie van onderwijs en bedrijfsleven! Het bezitten en onderhouden van up-to-date kennis van de praktijk van de beroepen waarvoor wordt opgeteld is voor vakdocenten essentieel. Activiteiten op dit gebied, zoals docentenstages, moeten ook onderdeel uitmaken van de professionalisering.
Wat baart ons zorgen? Naast het uitspreken van onze steun voor deze elementen in het actieplan willen wij ook Laten weten dat het plan ons op een aantal andere punten zorgen baart. Wij hebben die hieronder verwoord. Aandacht voor de beroepspraktijk Bij de uitwerking in het actieplan zien we maatregelen waarbij het accent Ligt op het versterken van rekenen en taal, die zelfs de kernvakken worden genoemd en dat voor beroepsonderwijs! Dit stuurt het middelbaar beroepsonderwijs te ver een richting op waar het niet heen moet: de richting van avo-isering. Het kabinet lijkt vooral oog te hebben voor de algemeenvormende functie van het mbo en de doorstroming van het mbo naar het hbo en daardoor de kwatificerende functie voor de arbeidsmarkt minder belangrijk te vinden. Dit druist in tegen het belang van het bedrijfsleven bij goed beroepsonderwijs. Het bedrijfsleven hecht veeL waarde aan contextrijk leren, het inslijpen van vaardigheden in de beroepspraktijk en het aanleren van een goede beroepshouding. Wij erkennen enige noodzaak tot intensivering (inclusief taal en rekenen) en verbetering van kwaliteit van opleidingen. Dit mag echter niet ten koste gaan van aandacht voor vakkennis en vakvaardigheden of leiden tot drastische beperking van de beroepspraktij kvorming. -
Dat geldt ook voor het, waar mogelijk, inkorten van de opleidingen van vier naar drie jaar. De wijze waarop dat in het actieplan wordt vormgegeven is doorgeschoten en zal door de geformuleerde gedetailleerde vormgeving te ver gaan. We maken ons daar zorgen over. De mogelijkheden tot verkorting zulLen bovendien per opleiding verschillen. Bij verpleegkunde worden vanuit de Wet BIG eisen gesteld aan het aantal praktijkuren, en in de techniek kunnen obstakels voor verkorting aanwezig zijn vanwege de zwaarte van deze opleidingen. In de oplossing kan onderscheid worden gemaakt tussen leerlingen die door willen stromen naar het hbo (waarvan wij het belang zeker onderschrijven) en leerlingen die na het mbo aan het werk willen gaan. Echter altijd met inachtneming van de wettelijke vereisten die behoren bij een mbo diploma.
3
Stuurgroep Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
Een exceUent en doelmatig opleidingenaanbod We missen samenhang met de kabinetsreactie op het rapport Veerman. De Lissabon-doelstelling van verhoging van de instroom in het hoger onderwijs verhoudt zich slecht met de toenemende krapte op de arbeidsmarkt. Uit alle rapporten en analyses blijkt dat er steeds meer sprake is van verdringing op de arbeidsmarkt: hoger opgeleiden op middelbare functies, middelbaar opgeLeiden op Lagere functies, lager opgeleiden op ongeschooLd werk. We zouden graag zien dat het kabinetsbeleid hier niet aan voorbij gaat en rekening houdt met de dubbeLe functie van het mbo: voorbereiding op de arbeidsmarkt en doorstroom naar hogere niveaus. Daarbij willen we toevoegen dat sommigen na een paar jaar alsnog terugkomen voor een hoger diploma in het kader van Leven Lang Leren. Wenkend perspectief voor 2015 is een mbo dat gekenmerkt wordt door een exceltent opleidingenaanbod, relevant voor arbeidsmarkt en vervolgonderwijs, bij financieel gezonde onderwijsinsteltingen. De commissie Hermans/Van ZijL heeft waardevolle voorstellen gedaan gericht op focus en massa: terugbrengen van verdunning bij grote opleidingen en het in stand houden van unieke, kleinschalige opleidingen. Dat moet Leiden tot kwaliteit èn doelmatigheid. Het bedrijfsLeven zal met het opleidingenaanbod van de instellingen uit de voeten moeten kunnen, ook aLs het gaat om de beschikbare bpv-plaatsen. Doelmatigheid moet primair in de regio worden opgelost door de besturen van onderwijsinstellingen in onderlinge afstemming en in nauw overleg met het afnemende bedrijfsleven. Om doelmatigheid in het beroepsonderwijs te bevorderen is betere onderlinge afstemming in de regio tussen de opleidingen onderling en met het regionaal en sectoraal georganiseerd bedrijfsleven noodzakelijk. Bij een nieuw te starten opleiding zou beter moeten worden bekeken of en in hoeverre deze opleiding wenseLijk is, onderzoek gedaan moeten worden naar de mate waarin deze al wordt aangeboden en de vraag beantwoord worden of scholen de opleiding kwalitatief hoogwaardig aan kunnen bieden. Daarnaast heeft het georganiseerd bedrijfsleven een eigen rol om regionale en sectorale ontwikkelingen en knelpunten te signaleren en om hierover te dialoog aan te gaan met de aanbieders en afspraken te maken over oplossingen. n gevaLlen waarbij het onderwijs en het sectoraat georganiseerde bedrijfsleven er niet in slagen heldere afspraken te maken over het opleidingenaanbod zal een onafhankelijke commissie verbonden aan de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven bindende uitspraken doen. -
Speciale aandacht vragen wij voor de kleine specialistische beroepsopleidingen. Qua omvang is dit circa een derde van alle kwalificaties. Deze vragen om maatwerkoplossingen tussen het onderwijs (één of meerdere roc’s) en het Landelijk sectoraal georganiseerde bedrijfsleven c.q. de branche. In het Crebo zou dit als een bijzondere categorie aangemerkt kunnen worden, waarvoor specifieke arrangementen gelden.
4
Stuurgroep Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
Een transparante en uitvoerbare kwalificatiestructuur Bij de totstandkoming van een doelmatige kwalificatiestructuur moet de leidraad zijn dat het mbo in eerste instantie opleidt voor de arbeidsmarkt, waarbij de opleidingen ook kwalificeren voor doorstroom naar hogere opleidingsniveaus inclusief het hbo. In onze visie zijn we zelf aan zet om te komen tot transparantie en doelmatigheid. Dat doen we in nauwe samenwerking met elkaar binnen de Stichting. Het bedrijfsleven moet zich kunnen herkennen in de inhoud en aantaL kwalificaties. Voor de arbeidsmarkt in het algemeen en voor de onderwijsinstellingen moet de kwalificatiestructuur daarnaast voldoende flexibel en uitvoerbaar zijn. Indikking van het aantal kwalificaties kan dus nooit een doel op zich zijn maar wel de uitkomst van het proces dat onderwijs en georganiseerd bedrijfsleven de komende drie jaar met elkaar zullen doormaken. Kwaliteit van de beroepspraktijkvorming Er wordt al door ons gezamenlijk gewerkt aan de noodzakelijke verbetering van de beroepspraktijkvorming (bpv). Het BPV ProtocoL kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren door iedere partij binnen de bpv te houden aan de afspraken. Deze afspraken moeten gemaakt en onderhouden worden binnen paritair bestuurde kenniscentra, en vervolgens onderdeel moeten worden van de afspraken rond een bpv-periode, zodat iedere speler in dit proces weet wat van hem of haar verwacht wordt en wat men zelf moet Leveren. Kwalitatief goede en sectoraal herkenbare examinering De voorstellen op het terrein van examinering in het Actieplan behoren ook te vallen onder de in de Intentieverklaring geformuleerde uitgangspunten. Het is belangrijk dat de sectorale examenstandaarden, ontwikkeld in nauwe samenwerking tussen onderwijs en georganiseerd bedrijfsleven, ingebed worden conform deze afspraken. Dit betekent dat uitgangspunten en formats afgesproken worden binnen de Stichting en het maken van deze bindende afspraken sectoraal opgepakt wordt binnen paritair bestuurde kenniscentra. De afspraken zorgen dan voor meer sectorale uniformiteit en sectorale herkenbaarheid van de praktijk van examinering op de werkvloer en dus meer civiel effect. De ontwikkeling en toepassing van een landelijk kwaliteitskeurmerk voor de examens voor de beroepsgerichte vakken en het gebruik van landelijke examenbanken zijn voorstelLen voor verbetering van kwaliteit van examinering en behoud van het civiel effect van de diploma’s. De uitwerking moet niet leiden tot een onbetaalbare bureaucratie. Het keurmerk kan ontwikkeld en vastgesteld worden onder regie van de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven waarin het mbo en de sociale partners samenwerken. Daarbij gaan we ervan uit dat de minister ook de huidige sectorinitiatieven waardeert en honoreert.
5
Stuurgroep Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
Als het keurmerk er komt, vinden wij dat dit direct gevolgen moet hebben voor het inspectietoezicht. In pLaats van het huidige uitgebreide examentoezicht kan dan volstaan worden met een toets of examens aan het keurmerk voLdoen en het beoordelen van de examenprocessen. Dit geeft leerLingen, scholen en het bedrijfsLeven zekerheid over de kwaliteit van examinering voorafgaand aan het examen en niet achteraf. Als naast het keurmerk het huidige inspectietoezicht bLijft gehandhaafd voegt het niets toe en Leidt het sLechts tot verhoging van de bureaucratie en de administratieve Lastendruk.
Tot slot Wij gaan er van uit dat onze intenties ook de steun hebben van de minister van OCW en dat zij bereid is om het ActiepLan alsnog meer af te stemmen op de wijze waarop het werkveLd eLkaar in de Intentieverklaring heeft gevonden. Dat vergroot het draagvlak en daarmee de kans op het reaLiseren van de ambities van het kabinet. Met vriendelijke groet, namens de Stichting Beroepsonderwijs BedrijfsLeven i.o.
J.P.C.M. van ZijL voorzitter
M. van Straalen voorzitter
De Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven i.o. bestaat uit VNO-NCW/ MKB-NederLand, MBO Raad, FNV, CNV en Colo.
C.c.: Minister van OCW, mevrouw J.M. van BijsterveLdt-Vliegenthart
6